1-254/1

1-254/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

9 FEBRUARI 1996


Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tachtigste zitting


MEMORIE VAN TOELICHTING


Het verdrag dat de Regering u ter goedkeuring voorlegt, betreft de voorkoming van zware industriële ongevallen.

Het verdrag heeft tot doel de rol van de nationale overheden, de verantwoordelijkheid van de werkgevers en de rechten en plichten van de werknemers en hun afgevaardigden vast te leggen op het gebied van de voorkoming van zware industriële risico's.

Met dit doel legt zij voornamelijk de volgende verplichtingen op :

1) administratieve verplichtingen om de risico's te identificeren;

2) verplichting om aan de bevoegde overheid een kennisgeving van het risico over te maken;

3) technische maatregelen voor de installaties;

4) maatregelen betreffende de inwendige organisatie in de ondernemingen (procedures, vorming, vastlegging van de verantwoordelijkheden, enz.);

5) verplichting voor de werkgever om een veiligheidsrapport op te stellen voor elke onderworpen installatie;

6) verplichting om zware ongevallen te melden en een rapport over het ongeval op te stellen;

7) verplichtig voor de bevoegde overheden om externe noodplannen op te stellen en een globaal beleid uit te werken;

8) verplichting om de werknemers te raadplegen.

De aanbeveling heeft tot doel de volgende punten te bevorderen :

1) uitwisseling van informatie betreffende deze problematiek;

2) het gebruik van praktische richtlijnen, uitgaande van de B.I.T., betreffende de voorkoming van zware risico's;

3) het opstellen van systemen voor de schadeloosstelling van de werknemers en het opvangen van de gevolgen van deze ongevallen voor de bevolking en het milieu;

4) het uitwerken van een beleid om dit type van risico op te vangen in de sectoren of activiteiten die buiten het toepassingsgebied vallen.

Ons recht bevat reeds bepalingen betreffende de voorkoming van zware industriële risico's.

Inderdaad, de Europese Gemeenschap heeft reeds meer dan 10 jaar geleden een initiatief genomen om de wettelijke controle op installaties met zware risico's op punt te zetten.

Hiervoor werd de richtlijn van de Raad nr. 82/501/E.E.G., zogenoemde Seveso-richtlijn, betreffende de voorkoming en het beheren van industriële risico's aangenomen in 1982.

Deze richtlijn en de richtlijnen die er wijzigingen aan aanbrachten, werden omgezet in ons recht, zowel op federaal als op regionaal vlak.

Wat de bescherming van de werknemers aangaat gebeurde de omzetting op basis van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers. Door deze omzetting werd aan het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming het artikel 723quinquies toegevoegd, getiteld : « Bijzondere maatregelen in verband met bepaalde industriële activiteiten. »

Wat de andere aspecten van de richtlijn aangaat (milieu, informatie van de bevolking, noodplanning) heeft het Parlement de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten aangenomen.

Anderzijds hebben ook de regio's steeds wat de externe veiligheid aangaat, deze richtlijn omgezet door verscheidene decreten.

Men kan ook stellen dat het Verdrag nr. 174 van de O.I.T. in ruime mate geïnspireerd is door de Sevesorichtlijn. Zij neemt er de principes en de doelstellingen van over.

Er zijn echter twee essentiële verschillen.

Enerzijds legt het verdrag de nadruk op de deelname van de werknemers bij het beheer van de risico's, wat logisch is gelet op de samenstelling van de O.I.T. Deze verplichting stelt geen enkel probleem, aangezien zij reeds in algemene termen voorzien is in het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming en zij is opgenomen in de recente kaderrichtlijn betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk.

Anderzijds is het toepassingsgebied van het verdrag ruimer dan dat van de richtlijn, daar het verdrag ook de pipe lines viseert. De Lidstaten van de Europese Gemeenschap en de werkgevers hebben zich verzet tegen deze uitbreiding van het toepassingsgebied, die nochtans tijdens de stemming in de plenaire zitting werd aangenomen.

In ons land zijn de pipe lines gereglementeerd door een specifieke reglementering waarvan de basis de wet van 12 april 1965 is. Het basisprincipe van deze reglementering berust op een systeem van concessies of vergunningen die verleend worden aan een transporteur. Dit principe verschilt in belangrijke mate van dat van de conventie dat berust op de verantwoordelijkheid van een werkgever.

Dit heeft tot gevolg dat de conventie niet geschikt is om het vervoer per pijpleiding buiten het terrein van een inrichting te reglementeren.

In de Lidstaten van de Europese Gemeenschap verschillen de reglementeringen op dit gebied van land tot land. De Commissie van de Europese Gemeenschap is bovendien bezig met het opstellen van een ontwerp van een richtlijn die deze transportactiviteit behandelt.

Aangezien deze activiteit behandeld wordt in een specifieke reglementering aangepast aan de problematiek, aangezien de conventie geen geschikt instrument is om het vervoer per pijpleiding buiten het terrein van een inrichting te reglementeren, aangezien de specifieke reglementeringen betreffende het vervoer per pijpleiding ook rekening houden met de veiligheidsproblemen die deze activiteit met zich brengt, is de Regering van oordeel dat de pipe lines buiten het toepassingsgebied van het verdrag moeten gehouden worden.

Deze mogelijkheid wordt voorzien door de bepalingen van paragraaf 4 van artikel 1, die de Lidstaten toelaat onderdelen van de economische activiteit aan het toepassingsgebied te onttrekken, waar een gelijkwaardige bescherming verzekerd is.

Besluit :

1º De aanbeveling kan als dusdanig aangenomen worden daar ze geen bindend karakter heeft en de principes die zij bevat een harmonisatie op internationaal niveau betekenen.

2º Het verdrag kan door het Parlement geratificeerd worden, mits het toepassingsgebied aangepast wordt.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister van Tewerkstelling en Arbeid,

Miet SMET.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Tewerkstelling en Arbeid,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.

Art. 2

Het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tachtigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Gegeven te Brussel, 26 januari 1996.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister van Tewerkstelling en Arbeid,

Miet SMET.


(Vertaling)

INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE

Verdrag 174

VERDRAG

betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen door de Conferentie op haar tachtigste zitting

Genève, 22 juni 1993

Verdrag betreffende de voorkoming
van zware industriële ongevallen

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, bijeengeroepen in Genève door de Beheerraad van het Internationaal Arbeidsbureau en er bijeengekomen op 2 juni 1993 in zijn tachtigste zitting;

Nam nota van de pertinente internationale arbeidsconventies en -aanbevelingen, in het bijzonder het verdrag en aanbeveling betreffende de veiligheid en gezondheid van de arbeiders, 1981, alsook het verdrag en aanbeveling betreffende chemische produkten, 1990, en onderstreept de behoefte aan een globale en coherente aanpak;

Nam nota van de Bundel praktische richtlijnen ter voorkoming van zware industriële ongevallen, die het I.A.B. in 1991 publiceerde;

Hield rekening met de noodzaak te controleren of de gepaste maatregelen worden genomen om :

a) zware ongevallen te voorkomen;

b) de risico's op zware ongevallen tot een minimum te beperken;

c) de gevolgen van dergelijke ongevallen tot een minimum te beperken;

Overwoog de oorzaken van deze ongevallen, namelijk organisatiefouten, menselijke factoren, gebreken aan de bestanddelen, afwijkingen ten opzichte van de normale werkingsvoorwaarden, externe gebeurtenissen alsook natuurlijke fenomenen;

Verwees naar de noodzaak aan samenwerking, binnen het internationaal Programma over de veiligheid van chemische produkten, tussen de Internationale Arbeidsorganisatie, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie, alsook andere betrokken intergouvernementele organisaties;

Besloot om verschillende voorstellen betreffende de preventie van zware industriële ongevallen aan te nemen, vraag die het vierde punt vormde op de agenda van de zitting;

Besloot dat deze voorstellen de vorm van een internationaal verdrag zullen aannemen;

en neemt op tweeëntwintig juni negentien honderd en drieënnegentig volgend verdrag aan, dat « Verdrag betreffende de preventie van zware industriële ongevallen, 1993 » wordt genoemd.

DEEL I

Toepassingsgebied en definities

Artikel 1

1. Onderhavig verdrag heeft tot doel zware ongevallen met gevaarlijke chemische produkten te voorkomen en de gevolgen van dergelijke ongevallen te beperken.

2. Het Verdrag is van toepassing op installaties die risico's op zware ongevallen inhouden.

3. Het Verdrag is niet van toepassing op :

a) nucleaire installaties en fabrieken die radio-actieve bestanddelen behandelen, met uitzondering van de lokalen van deze installaties waarin niet radio-actieve bestanddelen worden behandeld;

b) militaire installaties;

c) het vervoer buiten de site van de installatie, anders dan via pijplijn.

4. Een lid dat onderhavig Verdrag ratificeert kan, na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en met andere partijen die getroffen worden, installaties of economische takken waarin een equivalente beveoliging wordt verzekerd, uit het toepassingsgebied van de conventie schrappen.

Artikel 2

Bij specifieke belangrijke problemen die de onmiddellijke invoer van preventie- en beveiligingsmiddelen die het Verdrag voorziet, verhinderen, moet het lid, na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en met andere partijen die getroffen worden, plannen uitwerken voor de stapsgewijze toepassing van deze maatregelen, volgens een welbepaalde kalender.

Artikel 3

Voor dit Verdrag :

a) wijst de term « gevaarlijk produkt » op een zuiver of een gemengd produkt dat, door de aanwezige chemische, fysieke of toxicologische eigenschappen, afzonderlijk of in combinatie met andere produkten een gevaar vormt;

b) wijst de term « grenshoeveelheid » voor elk gevaarlijk produkt of produktcategorie, op de hoeveelheid die de nationale wetgeving onder bepaalde omstandigheden vaststelt en die bij overschrijding een installatie identificeert met risico op zware ongevallen;

c) wijst de term « installatie met risico op zware ongevallen » op deze die een of meerdere gevaarlijke produkten of produktcategorieën al dan niet permanent produceert, transformeert, behandelt, gebruikt, verwijdert of opslaat, in hoeveelheden die de grenshoeveelheid overschrijden;

d) wijst de term « zwaar ongeval » op een plotse gebeurtenis zoals emissie, brand of een grote explosie bij het verloop van een activiteit binnen een installatie met risico op zware ongevallen, waarbij een of meerdere gevaarlijke produkten zijn betrokken en die een ernstig gevaar ­ onmiddellijk of uitgesteld ­ betekent voor de werknemers, de bevolking of het milieu;

e) wijst de term « veiligheidsverslag » op een schriftelijk document dat technische informatie, informatie over het beheer en de werking betreffende de gevaren en risico's van een installatie met risico op zware ongevallen en op de beheersing van dergelijk gevaar en risico's geeft. Het rechtvaardigt verder de maatregelen die werden genomen voor de beveiliging van de installatie;

f) wijst de term « quasi-ongeval » op elke plotse gebeurtenis waarbij een of meerdere gevaarlijke produkten zijn betrokken die, zonder middelen, acties of systemen voor verzachting, tot een zwaar ongeval had kunnen leiden.

DEEL II

Algemene principes

Artikel 4

1. Elk lid moet, met het oog op de wetgeving, de omstandigheden en nationale gewoonten en in overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en met andere partijen die getroffen worden, een coherent nationaal beleid voor de bescherming van de werknemers, de bevolking en het milieu tegen de risico's op zware ongevallen formuleren, invoeren en regelmatig herzien.

2. Dit beleid moet worden ingevoerd via preventie en beveiliging van de installaties met risico's op zware ongevallen en, in de mate van het mogelijke, het gebruik bevorderen van de beste beveiligingstechnieken.

Artikel 5

1. De bevoegde overheid of een door de overheid goedgekeurd of erkend organisme moet, na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en met andere partijen die getroffen worden, een systeem uitwerken voor de identificatie van installaties met risico's op zware ongevallen zoals deze in artikel 3, c) , werden gedefinieerd, op basis van een lijst van gevaarlijke produkten of categorieën gevaarlijke produkten, of beide, met hun respectieve grenshoeveelheden, conform de nationale wetgeving of de internationale normen.

2. Het systeem dat in paragraaf 1 hoger werd vermeld, moet regelmatig worden herzien en bijgewerkt.

Artikel 6

Na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en met andere partijen die getroffen worden, moet de bevoegde overheid speciale schikkingen treffen om het vertrouwelijk karakter te beschermen van de informatie die wordt doorgegeven of geleverd conform een van de artikelen 8, 12, 13 of 14 en waarvan de onthulling de activiteiten van een werkgever schade zou berokkenen, op voorwaarde dat deze schikkingen geen grote risico's inhouden voor de werknemers, de bevolking of het milieu.

DEEL III

Verantwoordelijkheid van de werkgever

Identificatie

Artikel 7

De werkgevers moeten elke installatie met risico op zware ongevallen die ze beheren, identificeren op basis van het systeem dat in artikel 5 werd besproken.

Officiële kennisgeving

Artikel 8

1. De werkgevers moeten de bevoegde overheid officieel op de hoogte brengen van elke installatie met risico op zware ongevallen die ze identificeerden :

a) volgens een bepaalde kalender bij een bestaande installatie;

b) vóór de indienststelling bij een nieuwe installatie.

2. De definitieve sluiting van een installatie met risico op zware ongevallen moet eveneens vooraf aan de bevoegde overheid gemeld worden door de werkgevers.

Schikkingen te nemen op het vlak van de installatie

Artikel 9

Voor elke installatie met risico op zware ongevallen moeten de werkgevers een gedocumenteerd preventie- en beveiligingssysteem voor deze risico's invoeren en onderhouden, met :

a) de identificatie en de analyse van de gevaren, alsook de evaluatie van de risico's, inclusief de overweging van mogelijke interacties tussen de produkten;

b) technische maatregelen betreffende het ontwerp, de veiligheidssystemen, de bouw, de keuze van de chemische produkten, de werking, het onderhoud en de systematische inspectie van de installatie;

c) organisatie van de opleiding en de instructie van het personeel, de levering van beveiligingsuitrusting, de grootte van het personeelsbestand, het uurrooster, de verdeling van de verantwoordelijkheden, alsook het toezicht op externe ondernemingen en tijdelijke werknemers die op de site van de installatie werken;

d) de noodplannen en -procedures, met :

i) de uitwerking van doeltreffende noodplannen en -procedures, inclusief dringende medische procedures, die moeten worden toegepast bij zware ongevallen of bij dreigende ongevallen; de regelmatige controle en evaluatie van de doeltreffendheid van vermelde plannen en procedures en hun revisie telkens wanneer nodig;

ii) het verstrekken van informatie over mogelijke ongevallen en over de interventieplannen op de site aan de overheden en de organen die interventieplannen en -procedures moeten opstellen ter beveiliging van de bevolking en het milieu buiten de site van de installatie;

iii) het vereist overleg met overheid en organen;

e) maatregelen die de gevolgen van een zwaar ongeval moeten beperken;

f) overleg met de werknemers en hun vertegenwoordigers;

g) schikkingen ter verbetering van het systeem, inclusief maatregelen voor het inzamelen van informatie en het analyseren van ongevallen en quasi-ongevallen. De lessen die eruit worden getrokken, moeten met de werknemers en hun vertegenwoordigers worden besproken en genoteerd, conform de wetgeving en de nationale praktijk.

Veiligheidsverslag

Artikel 10

1. De werkgevers moeten een veiligheidsverslag opstellen, volgens de voorschriften van artikel 9.

2. Het verslag moet worden opgesteld :

a) voor de bestaande installaties met risico's op zware ongevallen, in de termijn na de betekening die door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven;

b) voor elke nieuwe installatie met risico's op zware ongevallen, voor de inwerkingstelling.

Artikel 11

De werkgevers moeten het veiligheidsverslag reviseren, bijwerken en aanpassen :

a) bij wijzigingen die een betekenisvolle invloed hebben op het veiligheidsniveau in de installatie of zijn procédés, of in de aanwezige hoeveelheden gevaarlijke produkten;

b) wanneer de vooruitgang van de technische kennis of de evaluatie van de gevaren dit rechtvaardigen;

c) volgens de intervallen die de nationale wetgeving voorschrijft;

d) op verzoek van de bevoegde overheid.

Artikel 12

De werkgevers moeten de veiligheidsverslagen, bedoeld in de artikelen 10 en 11 overdragen aan de bevoegde overheid of tot haar beschikking stellen.

Verslag bij ongeval

Artikel 13

Zodra een zwaar ongeval zich voordoet, moeten de werkgevers de bevoegde overheid en andere instanties die hiervoor zijn aangeduid, inlichten.

Artikel 14

1. Na een zwaar ongeval en binnen een vooraf bepaalde tijdsspanne moeten de werkgevers de bevoegde overheid een gedetailleerd verslag overhandigen met een analyse van de oorzaken van het ongeval en de aanduiding van de onmiddellijke gevolgen op de site, alsook de maatregelen die werden getroffen om de gevolgen te verzachten.

2. Het verslag moet de gedetailleerde aanbevelingen bevatten betreffende de maatregelen die moeten worden getroffen opdat dergelijk ongeval zich niet meer zou voordoen.

DEEL IV

Verantwoordelijkheden van de bevoegde overheid

Noodplan buiten de site

Artikel 15

Rekening houdend met de door de werkgever verstrekte informatie moet de bevoegde overheid ervoor zorgen dat noodplannen en -procedures met beschikkingen voor de bescherming van de bevolking en het milieu buiten de site van elke installatie met risico's op zware ongevallen, worden opgesteld, op gepaste tijdstippen worden bijgewerkt en gecoördineerd met de betrokken overheid en instanties.

Artikel 16

De bevoegde overheid moet ervoor zorgen dat :

a) de informatie over de te nemen veiligheidsmaatregelen en het gedrag bij zware ongevallen verspreid wordt onder de bevolking die door een zwaar ongeval zou kunnen worden getroffen, zonder dat deze het moet vragen, en dat ze op gepaste tijdstippen wordt bijgewerkt en opnieuw verspreid;

b) dat het alarm zo snel mogelijk gegeven wordt bij zware ongevallen;

c) dat, indien de gevolgen van zware ongevallen grensoverschrijdend zijn, de informatie vereist in alinea's a) en b) hoger aan de betrokken Staten wordt geleverd, om bij te dragen tot de samenwerkings- en coördinatiemaatregelen.

Vestiging van installaties met risico's op zware ongevallen

Artikel 17

De bevoegde overheid moet een globaal vestigingsbeleid uitwerken dat een degelijke scheiding voorziet tussen de installaties met risico's op zware ongevallen en residentiële wijken, werkzones alsook de openbare voorzieningen en, bij bestaande installaties, alle mogelijke maatregelen ter zake nemen. Dit beleid moet steunen op de algemene principes van deel II van onderhavige conventie.

Inspectie

Artikel 18

1. De bevoegde overheid moet over gekwalificeerd, opgeleid en bekwaam personeel beschikken en steunen op voldoende middelen, technici en specialisten om inspecties, onderzoek, evaluaties te verrichten en raad te geven betreffende de problemen die in het Verdrag worden behandeld en om de naleving van de nationale wetgeving te verzekeren.

2. Vertegenwoordigers van de werkgever en de werknemers van een installatie met risico's op zware ongevallen moeten de mogelijkheid hebben om de inspecteurs te begeleiden terwijl deze de toepassing nagaan van de maatregelen die krachtens onderhavig verdrag zijn voorgeschreven, behalve indien deze laatsten in het licht van de algemene richtlijnen van de bevoegde overheid vinden dat dit de doeltreffendheid van hun controle in het gevaar kan brengen.

Artikel 19

De bevoegde overheid moet het recht hebben om elke operatie die een onmiddellijk gevaar op zware ongevallen vertegenwoordigt, te laten stopzetten.

DEEL V

Rechten en plichten van de werknemers
en hun vertegenwoordigers

Artikel 20

In een installatie met risico's op zware ongevallen moeten de werknemers en hun vertegenwoordigers worden geraadpleegd, volgens de gepaste samenwerkingsprocedures om een vast werksysteem op te stellen. De werknemers en hun vertegenwoordigers moeten meer bepaald :

a) op afdoende en gepaste wijze worden ingelicht over de gevaren, verbonden met deze installatie en de mogelijke gevolgen;

b) worden ingelicht over alle instructies of aanbevelingen, afkomstig van de bevoegde overheid;

c) worden geraadpleegd voor de uitwerking van volgende documenten en deze kunnen inkijken :

i) veiligheidsverslag;

ii) noodplannen en -procedures;

iii) verslagen bij ongevallen;

d) regelmatig instructies en een opleiding krijgen betreffende de praktijken en procedures ter voorkoming van zware ongevallen en het beheer van gebeurtenissen die tot dergelijke ongevallen kunnen leiden, alsook betreffende de noodprocedures die bij zware ongevallen moeten worden gevolgd;

e) binnen de grenzen van hun functie en zonder dat dit op enige wijze in hun nadeel kan worden gebruikt, corrigerende maatregelen nemen en zonodig de activiteit stilleggen indien ze, op basis van hun opleiding en ervaring, een aanvaardbare reden hebben om te denken dat er een onmiddellijk gevaar op een zwaar ongeval bestaat en hun chef inlichten of, afhankelijk van het geval, alarm slaan vóór of zo snel mogelijk na het nemen van vermelde maatregelen;

f) elk potentieel gevaar dat volgens hen een zwaar ongeval kan veroorzaken, bespreken met de werkgever en het recht hebben om deze gevaren aan de bevoegde overheid mee te delen.

Artikel 21

De werknemers op de site van een installatie met risico's op zware ongevallen moeten :

a) zich schikken naar de praktijken en procedures betreffende de preventie van zware ongevallen en het beheer van gebeurtenissen die tot dergelijke ongevallen kunnen leiden;

b) zich bij zware ongevallen schikken naar alle noodprocedures.

DEEL VI

Verantwoordelijkheid van de exporterende landen

Artikel 22

Indien het gebruik van gevaarlijke produkten, technieken, of procédés in een exporterende lid-Staat verboden is als bron van potentiële zware ongevallen, moet deze Staat informatie betreffende dit verbod, alsook de redenen die het motiveerden, ter beschikking stellen van de importerende landen.

DEEL VII

Eindbeschikkingen

Artikel 23

De formele ratificaties van onderhavig verdrag zullen worden meegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, die deze registreert.

Artikel 24

1. Onderhavig verdrag verbindt enkel de leden van de Internationale Arbeidsorganisatie, wier ratificatie door de Directeur-generaal werd geregistreerd.

2. Ze treedt in werking twaalf maanden nadat de ratificatie van twee Leden door de Directeur-Generaal werd geregistreerd.

3. Daarna geldt het verdrag voor elk lid, twaalf maanden na de datum waarop de ratificatie werd geregistreerd.

Artikel 25

1. Elk lid dat onderhavig verdrag ratificeerde, kan het opzeggen na afloop van een tienjarige periode na de oorspronkelijke datum waarop het verdrag van kracht werd, door een akte die wordt meegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, die deze registreert. De opzegging wordt pas effectief een jaar na registratie.

2. Elk lid dat onderhavig verdrag ratificeerde en, binnen een periode van een jaar na de afloop van de in vorige paragraaf vermelde tienjarige periode, geen gebruik maakt van de opzeggingsmogelijkheid, voorzien door onderhavig artikel, is verbonden voor een nieuwe tienjarige periode en kan onderhavig verdrag vervolgens telkens na afloop van een tienjarige periode opzeggen, conform de voorwaarden van onderhavig artikel.

Artikel 26

1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau betekent de registratie van alle ratificaties en opzeggingen die hem door leden van de Organisatie worden meegedeeld aan alle leden van de Internationale Arbeidsorganisatie.

2. Bij het betekenen aan de leden van de Organisatie, van de registratie van de tweede ratificatie die hem werd meegedeeld, zal de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie vestigen op de datum waarop onderhavig verdrag van kracht wordt.

Artikel 27

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties conform artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties complete inlichtingen verstrekken over alle ratificaties en opzeggingen die hij conform vorige artikelen registreerde, met het oog op hun registratie.

Artikel 28

Telkens wanneer hij het nodig acht, zal de Beheerraad van het Internationaal Arbeidsbureau de Algemene Conferentie een verslag voorleggen over de toepassing van onderhavig verdrag en onderzoeken of de totale of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie moet worden geplaatst.

Artikel 29

1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanvaardt houdende de totale of gedeeltelijke herziening van onderhavig verdrag, en behoudens andere beschikking van het nieuwe verdrag :

a) zal de ratificatie door een lid van het nieuwe verdrag houdende herziening, van rechtswege en niettegenstaande artikel 25 hoger aanleiding geven tot de onmiddellijke opzegging van onderhavig verdrag, op voorwaarde dat het nieuwe verdrag houdende herziening reeds van kracht is;

b) vanaf de datum waarop het nieuwe verdrag houdende herziening van kracht wordt, kan onderhavig verdrag niet meer geratificeerd worden door de leden.

2. Onderhavig verdrag blijft in ieder geval in zijn actuele vorm en inhoud van kracht voor de Leden die ze ratificeerden en het verdrag houdende herziening niet ratificeren.

Artikel 30

De Franse en Engelse tekst van dit verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.

Voorafgaande tekst is de authentieke tekst van het verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie op haar vierentwintigste zitting die werd gehouden te Genève en die op 22 juni 1993 werd afgesloten.

TEN BEWIJZE WAARVAN volgende personen hun handtekening hebben aangebracht op drieëntwintig juni 1993 :

De Voorzitter van de Vergadering,

ASEM ABDEL-HAK.

De Directeur-Generaal van het
Internationaal Arbeidsbureau,

Michel HANSENNE.


VOORONTWERP VAN WET VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tachtigste zitting


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.

Art. 2

Het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tachtigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 18 december 1995 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tachtigste zitting », heeft op 11 januari 1996 het volgend advies gegeven :

Het op 22 juni 1993 te Genève aangenomen Verdrag nr. 174, waarvan het voor advies voorgelegde voorontwerp van wet de goedkeuring beoogt, is naar zijn inhoud een gemengd verdrag en raakt zowel federale bevoegdheden als gewestbevoegdheden. Zie, wat die laatste betreft, onder meer artikel 17, dat een vestigingsbeleid voorschrijft ten aanzien van installaties met risico's op zware ongevallen, hetgeen de aan de Gewesten toebehorende bevoegdheid inzake leefmilieu en inzake ruimtelijke ordening raakt. Het verdrag kan derhalve, wat België betreft, geen volkomen uitwerking hebben dan nadat ook de Gewestraden ermee hebben ingestemd (zie artikel 16, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993).

Voor het overige zijn bij het ontwerp geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit :

De heer J. DE BRABANDERE, kamervoorzitter;

De heren M. VAN DAMME en D. ALBRECHT, staatsraden;

De heren G. SCHRANS en Y. MERCHIERS, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw A. BECKERS, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. VAN DAMME.

Het verslag werd uitgebracht door de heer W. VAN VAERENBERGH, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door mevrouw M.-C. CEULE, eerste referendaris.

De Griffier, De Voorzitter,
A. BECKERS. J. DE BRABANDERE.