2-218

2-218

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 10 JULI 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot vervanging van artikel 43quinquies en tot invoeging van artikel 66 in de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (Stuk 2-1207)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1459/6.)

-Artikel 1 wordt aangenomen.

De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 1 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 14 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ons amendement 14 strekt ertoe om een nieuw artikel in te voegen. Het luidt als volgt: "In artikel 4, paragraaf 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt de zin "De rechter doet op staande voet uitspraak" vervangen door "De rechter beslist bij gemotiveerde beschikking binnen 8 dagen."

De wet op het gebruik der talen in gerechtszaken voorziet in de mogelijkheid tot wijziging van de taal van de rechtspleging na de inleidende akte. Voor procedures voor de rechtbanken met zetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied, voor de vrederechters van Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem, of voor de rechtbanken in het Duitstalige gebied kan een taalwijziging worden aangevraagd door de verweerder.

Het is de taak van de rechter om de ernst van de vraag tot taalwijziging na te gaan en namelijk te onderzoeken of de verweerder al dan niet een "voldoende kennis" bezit van de taal die gebruikt werd in de inleidende akte.

In artikel 4 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken staat dat de rechter hierover "op staande voet uitspraak doet". Zijn vonnis moet bovendien gemotiveerd zijn. Op die wijze heeft de wetgever een vlugge afhandeling van de vraag tot taalwijziging mogelijk willen maken. De rechtsleer heeft hier terecht bedenkingen bij. De vraag rijst inderdaad of de wet op die wijze de rechter wel de mogelijkheid biedt om met volle kennis van zaken te oordelen over de taalwijziging. Uit de praktijk blijkt dat heel wat rechters ter zitting onmogelijk een gemotiveerd vonnis kunnen uitbrengen. Het ontbreekt hen aan de tijd en de mogelijkheid om de eventuele stukken te onderzoeken waardoor een motivering uitblijft. Uit de rechtspraktijk blijkt de noodzaak om de verplichting "op staande voet uitspraak te doen" uit de wet te lichten.

Teneinde de vraag tot taalwijziging toch op een snelle wijze te laten behandelen, willen we dat een gemotiveerd vonnis binnen 8 dagen na de inleidende zitting wordt geveld, waarbij de zaak alsdan opnieuw op rol wordt gebracht. Op die wijze wordt de mogelijkheid geboden om een motivering uit te schrijven en de nodige opzoekingen te doen in de rechtsleer en rechtspraak. Een verplichte uitspraak binnen 8 dagen zal evenmin een vertraging meebrengen op de rechtsgang. Een gemotiveerd vonnis biedt de zekerheid dat de procedure verloopt in de taal die zowel eiser als verweerder voldoende kennen, hetgeen de rechtszekerheid alleen maar ten goede kan komen.

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Ons amendement strekt ertoe een artikel 1bis (nieuw) in te voegen. Het luidt als volgt: "Artikel 1bis. In artikel 43, §5, eerste lid, van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht:

A) de woorden "twee derde van alle magistraten" worden vervangen door de woorden "respectievelijk twee derde van alle magistraten van de Franse taalgroep en twee derde van alle magistraten van de Nederlandse taalgroep";

B) het lid wordt aangevuld als volgt: "Ook de toegevoegde magistraten worden in deze berekening betrokken."

Tot op vandaag zijn het in hoofdzaak de Nederlandstalige magistraten die ervoor zorgen dat de twee derde-taalregel binnen de rechtbanken gehaald wordt. Zo leverden 31 van de 33 Nederlandstalige magistraten het bewijs van kennis van de andere landstaal, terwijl dat slechts bij 19 van de 50 Franstalige magistraten het geval is en bij geen enkele van de 17 toegevoegde magistraten. Ook bij de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel zorgen vooral de Nederlandstaligen voor de nodige taalkennis.

Dat onevenwicht wordt hersteld door voor elke taalgroep te bepalen dat er voldoende magistraten zijn met kennis van de andere landstaal. De Vlamingen zijn vandaag immers de dupe van het systeem: eentalige Nederlandstalige magistraten mogen niet meer worden aangesteld, terwijl er aan Franstalige kant vele tientallen eentaligen benoemd zijn. Nochtans hebben de Vlamingen meer redenen om eentaligen naar voren te schuiven: Halle-Vilvoorde is immers een eentalig gebied. Mocht daarvoor een apart gerechtelijk arrondissement bestaan, dan moesten er bijna geen rechters het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal.

Van de gelegenheid wordt tegelijk gebruik gemaakt om de verplichte verhouding van twee derde "tweetalige" magistraten ook toe te passen op de toegevoegde magistraten. Vandaag wordt het systeem van de toegevoegde magistraten immers misbruikt om de taalwetgeving te omzeilen.

De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 2 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 15 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Ons amendement 2 heeft tot doel de wantoestanden bij het Hof van cassatie recht te trekken. De regeling voor de lagere rechtbanken moet zeker toegepast worden voor het Hof van Cassatie. Het is de bedoeling een artikel 1ter (nieuw) in te voegen, luidende: "Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt: Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd."

Op die wijze wordt eindelijk komaf gemaakt met de schrijnende achterstelling van de Nederlandstaligen bij het Hof van Cassatie. De verhouding 60/40 bij de bevolking wordt zo doortrokken tot in het hoogste rechtscollege. Hierdoor zal de behandeling van Nederlandstalige dossiers versnellen, zodat we eindelijk tot een gelijkberechtiging van Nederlands- en Franstaligen kunnen komen. Door de democratisering van het Hof van Cassatie zullen de arresten van dat hof ongetwijfeld worden gekenmerkt door een meer rationele en pragmatische inslag.

Uiteraard impliceert een dergelijke wetswijziging dat alle benoemingen betrekking zullen hebben op Nederlandstaligen, tot het nieuwe evenwicht bereikt is.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Met amendement 15 willen we eveneens een artikel 1ter invoegen, luidende als volgt: "Artikel 43, §5, lid 1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met de woorden: Het overige derde moet het bewijs leveren van een hogere kennis van de andere taal door het afleggen van het tweede examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, vierde lid."

Het is niet alleen noodzakelijk dat twee derde van de Brusselse magistraten een beperkte functionele kennis van de andere taal heeft, die bewezen wordt door het afleggen van een eerste examen waaruit moet blijken dat ze anderstalige getuigen kunnen horen en anderstalige stukken kunnen begrijpen. Volgens de taalwet zijn er in Brussel ook magistraten nodig die de rechtspleging kunnen voortzetten in de andere taal en die een aanhoudingsbevel in de andere taal kunnen uitvaardigen. Daarom is het bewijs van een gevorderde functionele kennis door het afleggen van het tweede examen door een derde van de magistraten vereist. Het amendement sluit daarenboven aan bij de voorstellen van procureur des Konings, de heer Dejemeppe, die de behoeften van de Brusselse rechtbank als volgt formuleerde: "Tous les magistrats de première instance devraient, en effet, à Bruxelles disposer d'un bagage minimum", waarmee hij een veralgemeende tweetaligheid bedoelde.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik vind het onaanvaardbaar dat de commissie voor de Justitie waar ik lid van ben, vergadert op het ogenblik dat we uitgerekend dit belangrijk ontwerp behandelen. Ofwel moet de bespreking van dit ontwerp worden verdaagd, ofwel de vergadering van de commissie voor de Justitie. Ik vraag daarover een stemming.

De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, voor de bespreking in de commissie is de aanwezigheid van de minister niet vereist. We wisten allemaal dat het vandaag zo kon lopen. U spreekt vooral voor uzelf.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik heb in de Senaat nog nooit meegemaakt dat de commissie voor de Justitie vergadert op het ogenblik dat in plenaire vergadering een ontwerp betreffende Justitie wordt behandeld. Onze vroegere collega Lallemand zou dat zeker nooit hebben geduld.

De voorzitter. - Ik begrijp uw bezorgdheid. Ik stel voor dat we in plenaire vergadering voortgaan met de twee wetsontwerpen betreffende Justitie en dat de vergadering in de commissie wordt geschorst tot we hier met de mondelinge vragen beginnen (Instemming).

De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 3 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 16 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 3 heeft tot doel een artikel 1quater in te voegen luidende:

"Artikel 43quater, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt:

"Bovendien moeten vijftien leden van de zetel, waaronder de eerste voorzitter en de voorzitter, en acht leden van het parket, waaronder de procureur-generaal en de eerste advocaat-generaal, het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal."

Vandaag moeten slechts zes op dertig leden van het hoogste rechtscollege en slechts drie leden van het parket-generaal het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal en dat terwijl juist van al de leden van dit hoogste rechtscollege mag verwacht worden dat zij het best geïnformeerd zijn omtrent de evoluties in rechtspraak en rechtsleer in beide landsgedeelten. Vanzelfsprekend moeten zeker ook de voorzitter en de ondervoorzitter de andere landstaal machtig zijn.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 16 heeft tot doel een artikel 1quater in te voegen luidende als volgt:

"Artikel 43bis, §3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt: "De overige raadsheren moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, derde lid."

Het is niet omdat ten minste een derde van de raadsheren van het Hof van Beroep te Brussel volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de ander taal moeten bewijzen, via het tweede examen, dat de overige raadsheren helemaal geen kennis zouden moeten hebben van de andere taal.

Vooral in het rechtsgebied Brussel is tenminste een minimale kennis van de andere taal, dus via het eerste examen, vereist om als raadsheer te functioneren, bijvoorbeeld om de rechtslitteratuur en de rechtsspraak in de andere taal te raadplegen, voor onderling overleg en discussie, en om voeling te hebben met het sociale gebeuren.

Het "eerste" eenvoudige examen bedoeld in het wetsontwerp maakt de veralgemening van die taalkennis mogelijk. Procureur des Konings Dejemeppe wees reeds op de noodzaak van een veralgemeende tweetaligheid te Brussel.

De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 4 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 17 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 4 heeft als doel een artikel 1quinquies (nieuw) in te voegen.

Zeker bij het Hof van Cassatie is het elementair dat de dossiers worden behandeld door magistraten die zitting hebben in de taal van hun diploma. Het gaat immers om een basisregel van onze taalwetgeving in gerechtszaken. Vanzelfsprekend moet deze maatregel gepaard gaan met het verhogen van het aantal Nederlandstalige magistraten. Niet alleen zal dit ervoor zorgen dat de werklast eerlijker tussen Nederlandstalige en Franstalige magistraten wordt verdeeld. Bovendien zal hierdoor de grote achterstand langs Nederlandstalige kant kunnen worden weggewerkt.

De rechtsonderhorigen hebben recht op een gelijke behandeling, ook inzake de duur van hun zaak.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 17 heeft als doel een artikel 1quinquies (nieuw) in te voegen.

De wet van 6 mei 1997 bracht het aantal raadsheren in het Hof van Cassatie op 28 en het aantal advocaten-generaal op 12. Het Hof van Cassatie vroeg 6 bijkomende raadsheren, waardoor het totaal op 30 zou komen. Dat is nodig, gelet op de grote gerechtelijke achterstand die nog toeneemt.

Het Hof ging aanvankelijk akkoord met het voorstel om 5 bijkomende raadsheren te benoemen, met een doorbreking van de taalpariteit tot gevolg. Dat is de logica zelve. De pariteit kan immers niet meer worden verantwoord. Zestig procent van de bevolking behoort tot het Nederlandstalige gedeelte, veertig procent tot het Franstalige. Ook bij het aantal ingeleide zaken is de verhouding per taalrol ongeveer 60% Nederlandstalig, 40% Franstalig. Bovendien is de huidige pariteit driemaal onrechtvaardig voor de Vlamingen: Nederlandstalige rechtzoekenden moeten veel langer - tot nu toe twee en een halve keer zo lang als de Franstaligen - op een uitspraak wachten. Nederlandstalige magistraten moeten veel harder werken dan hun Franstalige collega's. Vlamingen maken 60% van de bevolking uit en hebben toch minder kansen op een benoeming in een topfunctie in de magistratuur.

De voorzitter. - De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 18 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het is niet omdat zes leden van de zetel van het Hof van Cassatie op een totaal van dertig en slechts drie leden van het parket volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de andere taal moeten bewijzen dat de overige leden niet de minste kennis zouden moeten hebben van de andere taal.

Het Hof van Cassatie kan zijn taak die voornamelijk bestaat in het bewaren van de eenheid in de rechtspraak, niet volbrengen zonder leden die dankzij hun kennis van de andere taal hun functie volwaardig kunnen uitoefen o.m. ook raadplegen van rechtsliteratuur en jurisprudentie in de andere taal.

De voorzitter. - Artikel 2 luidt:

Op dit artikel heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge amendement 5 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Op amendement 5 heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge het subsidiair amendement 8 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat ertoe strekt dit artikel te schrappen.

Op amendement 8 heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge het subsidiair amendement 9 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 10 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Op amendement 10 hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere subamendement 13 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Op artikel 2 van het wetsontwerp hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 19 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 20 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Het subsidiair amendement 8 op amendement 5 wil artikel 2 doen vervallen. Deze wetswijziging komt op een volstrekt eenzijdige manier tegemoet aan de desiderata van de Franstalige partijen, waarbij de tweetalige rechtbank van Brussel-Halle-Vilvoorde meer dan ooit wordt teruggebracht tot een rechtbank van eentaligen.

Door op eenzijdige wijze de Franstalige belangen te dienen, wordt bovendien het breekijzer weggeworpen om de splitsing van het gerechtelijk arrondissement te forceren, nochtans een eis van de Vlaamse regering. Het ligt trouwens in de logica van een verminderde tweetaligheid dat de huidige tweetalige rechtbank in Brussel zou worden opgesplitst in twee eentalige rechtbanken.

Ook op andere vlakken blijven de Vlamingen in de kou staan. Zo is er de gerechtvaardigde eis langs Vlaamse kant om van alle nieuwe magistraten minstens een receptieve kennis van de andere landstaal te eisen. Ook zou het niet meer dan logisch zijn dat de twee derden die bewijs moeten leveren van de kennis van de andere landstaal, binnen elke taalgroep worden gevonden, zodat het niet langer de Franstaligen zijn die het gros van de eentaligen kunnen leveren.

Tenslotte blijft een wijziging van de taalwetgeving in gerechtszaken voor ons onaanvaardbaar wanneer niet tegelijk de onrechtvaardigheden bij het Hof van Cassatie worden rechtgezet.

Amendement 5 en de toelichting ervan beslaan 20 bladzijden, ik verwijs dus naar stuk 1207/2.

Het amendement 9 behoudt het huidige niveau van taalkennis dat vandaag vereist is voor alle functies waarvoor de kennis van de andere landstaal wordt gevraagd.

Tegelijk voert het een veel lichtere, passieve taalkennisvereiste in voor alle kandidaat-magistraten die willen werken bij een parket of een rechtbank die in Brussel gevestigd is. Het gaat immers niet op dat er magistraten benoemd of tewerkgesteld kunnen worden, ik denk hier aan de toegevoegde rechters, in een tweetalig arrondissement die geen enkele notie hebben van de andere landstaal. Zij worden immers verondersteld de vergaderingen van de rechtbank of het parket te kunnen volgen en minstens de rechtspraak van de eigen rechtbank te kunnen begrijpen. Dit betekent dat in de toekomst geen enkele magistraat meer benoemd of aangesteld mag worden bij het Hof van Cassatie, het federaal parket, het hof van beroep van Brussel, het parket-generaal bij dit hof en bij Cassatie, de rechtbanken van eerste aanleg, het parket, het arbeids-, en het krijgsauditoraat, zonder minimale, passieve kennis van de andere landstaal. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor toegevoegde magistraten, de aanvullende kamers bij het hof van beroep en de bijzitters in de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 10 is het enige alternatief op middellange termijn voor de oplossing van alle problemen in verband met de werking van de rechtbank van Brussel. Ik denk daarbij niet alleen aan de taal, maar ook aan de complexiteit van de criminaliteit in enerzijds Brussel en anderzijds Halle-Vilvoorde. Dit zijn immers twee verschillende entiteiten. We stellen bijgevolg geen geografische, maar een functionele splitsing van de rechtbank voor, naar analogie met de functionele splitsing van de balie, die perfect werkt. De Nederlandstalige rechtbank zou de zaken van Halle-Vilvoorde en de Nederlandstalige zaken van Brussel krijgen en de Franstalige rechtbank de Franstalige zaken van het Brussels hoofdstedelijk gewest en de zaken van de Franstalige burgers die in de rand van Brussel wonen en een beroep kunnen doen op de faciliteitenregeling.

In het openbaar ministerie zou er een parket komen voor Halle-Vilvoorde en een parket voor Brussel met het oog op de specifieke criminaliteit, de veiligheidspolitiek en taalvereisten van de twee gebieden. Dat is een oplossing van het gezond verstand. De balie heeft al meer dan vijftien jaar bewezen dat dit een zeer goede oplossing is wanneer beide taalgemeenschappen elkaar begrijpen. Ik denk dan ook dat ze te verkiezen is boven een eenzijdige wijziging van de taalwetgeving.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Met subamendement 13 op amendement 10 willen wij invoegen dat alleen de afgevaardigde bestuurder van Selor, het selectiebureau van de federale overheid, bevoegd is voor het toekennen van de bewijzen van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van dokter of licentiaat in de rechten heeft afgelegd.

De samenstelling van de examencommissie en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal mogen worden uitgereikt, worden bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.

Met amendement 19 wensen wij duidelijk te maken dat bepaalde magistraten een gevorderde kennis van de andere taal moeten hebben om bij wijze van uitzondering op de algemene regel in de andere taal recht te spreken, maar dat er voor de andere magistraten niet de minste reden is om van het grondprincipe, namelijk dat men altijd recht spreekt in de taal van het diploma, af te wijken.

De lijst van de magistraten die het examen van gevorderde kennis van de andere taal moeten afleggen, maakt dit onderscheid niet.

Amendement 20 strekt ertoe een verduidelijking in te voegen. In paragraaf 4 willen wij bepaald zien dat de gegevens over de door een met taalexamen bewezen kennis van de andere taal van een magistraat, beschikbaar worden gehouden op de griffies van de betrokken rechtbanken. Zij moeten jaarlijks bekend worden gemaakt in de reglementen van de hoven en rechtbanken en in de jaarboeken van het Hof van Cassatie. Het invoeren van het nieuwe systeem van functionele kennis van de andere taal geeft aanleiding tot drie onderscheiden niveaus van taalkennis, namelijk de grondige, de gewone en de eenvoudige kennis van het type II. Het is voor de rechtzoekende van groot belang dat hij weet in welke mate de magistraat die over hem oordeelt, hem kan begrijpen. Daarom moeten de taal van het diploma en de aard van het afgelegde taalexamen openbaar worden gemaakt.

De voorzitter. - Artikel 3 luidt:

Mevrouw Staveaux-Van Steenberge stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 6, zie stuk 2-1207/2).

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere stellen eveneens voor dit artikel te schrappen (amendement 11, zie stuk 2-1207/4).

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 6 strekt ertoe artikel 3 te doen vervallen. Dat is het logische gevolg van amendement 5 dat handelt over de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Wij gaan evenwel verder en pleiten voor de territoriale splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 11 strekt ertoe artikel 3 te doen vervallen. Dat is mogelijk op voorwaarde dat de glasheldere oplossing van ons amendement 10 wordt aanvaard.

De voorzitter. - Artikel 4 luidt:

Mevrouw Staveaux-Van Steenberge stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 7, zie stuk 2-1207/2).

De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere stellen eveneens voor dit artikel te schrappen (amendement 12, zie stuk 2-1207/2).

Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 7 op artikel 4 is het logische gevolg van amendement 5. Als dat amendement wordt aanvaard, vervalt artikel 4.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 12 heeft dezelfde motivatie als amendement 11.

-De stemming over de amendementen en over de artikelen 2, 3 en 4 wordt aangehouden.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.