2-218 | 2-218 |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1459/6.)
-Artikel 1 wordt aangenomen.
De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 1 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 1bis. - In artikel 43, §5, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) de woorden "tweederde van alle magistraten" worden vervangen door de woorden "respectievelijk tweederde van alle magistraten van de Franse taalgroep en tweederde van alle magistraten van de Nederlandse taalgroep";
B) het lid wordt aangevuld als volgt: "Ook de toegevoegde magistraten worden in deze berekening betrokken."
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 14 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt:
"Art. 1bis. - In artikel 4, §2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt de zin "De rechter doet op staanden voet uitspraak" vervangen door "De rechter beslist bij gemotiveerde beschikking binnen 8 dagen."
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ons amendement 14 strekt ertoe om een nieuw artikel in te voegen. Het luidt als volgt: "In artikel 4, paragraaf 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt de zin "De rechter doet op staande voet uitspraak" vervangen door "De rechter beslist bij gemotiveerde beschikking binnen 8 dagen."
De wet op het gebruik der talen in gerechtszaken voorziet in de mogelijkheid tot wijziging van de taal van de rechtspleging na de inleidende akte. Voor procedures voor de rechtbanken met zetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied, voor de vrederechters van Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem, of voor de rechtbanken in het Duitstalige gebied kan een taalwijziging worden aangevraagd door de verweerder.
Het is de taak van de rechter om de ernst van de vraag tot taalwijziging na te gaan en namelijk te onderzoeken of de verweerder al dan niet een "voldoende kennis" bezit van de taal die gebruikt werd in de inleidende akte.
In artikel 4 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken staat dat de rechter hierover "op staande voet uitspraak doet". Zijn vonnis moet bovendien gemotiveerd zijn. Op die wijze heeft de wetgever een vlugge afhandeling van de vraag tot taalwijziging mogelijk willen maken. De rechtsleer heeft hier terecht bedenkingen bij. De vraag rijst inderdaad of de wet op die wijze de rechter wel de mogelijkheid biedt om met volle kennis van zaken te oordelen over de taalwijziging. Uit de praktijk blijkt dat heel wat rechters ter zitting onmogelijk een gemotiveerd vonnis kunnen uitbrengen. Het ontbreekt hen aan de tijd en de mogelijkheid om de eventuele stukken te onderzoeken waardoor een motivering uitblijft. Uit de rechtspraktijk blijkt de noodzaak om de verplichting "op staande voet uitspraak te doen" uit de wet te lichten.
Teneinde de vraag tot taalwijziging toch op een snelle wijze te laten behandelen, willen we dat een gemotiveerd vonnis binnen 8 dagen na de inleidende zitting wordt geveld, waarbij de zaak alsdan opnieuw op rol wordt gebracht. Op die wijze wordt de mogelijkheid geboden om een motivering uit te schrijven en de nodige opzoekingen te doen in de rechtsleer en rechtspraak. Een verplichte uitspraak binnen 8 dagen zal evenmin een vertraging meebrengen op de rechtsgang. Een gemotiveerd vonnis biedt de zekerheid dat de procedure verloopt in de taal die zowel eiser als verweerder voldoende kennen, hetgeen de rechtszekerheid alleen maar ten goede kan komen.
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Ons amendement strekt ertoe een artikel 1bis (nieuw) in te voegen. Het luidt als volgt: "Artikel 1bis. In artikel 43, §5, eerste lid, van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht:
A) de woorden "twee derde van alle magistraten" worden vervangen door de woorden "respectievelijk twee derde van alle magistraten van de Franse taalgroep en twee derde van alle magistraten van de Nederlandse taalgroep";
B) het lid wordt aangevuld als volgt: "Ook de toegevoegde magistraten worden in deze berekening betrokken."
Tot op vandaag zijn het in hoofdzaak de Nederlandstalige magistraten die ervoor zorgen dat de twee derde-taalregel binnen de rechtbanken gehaald wordt. Zo leverden 31 van de 33 Nederlandstalige magistraten het bewijs van kennis van de andere landstaal, terwijl dat slechts bij 19 van de 50 Franstalige magistraten het geval is en bij geen enkele van de 17 toegevoegde magistraten. Ook bij de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel zorgen vooral de Nederlandstaligen voor de nodige taalkennis.
Dat onevenwicht wordt hersteld door voor elke taalgroep te bepalen dat er voldoende magistraten zijn met kennis van de andere landstaal. De Vlamingen zijn vandaag immers de dupe van het systeem: eentalige Nederlandstalige magistraten mogen niet meer worden aangesteld, terwijl er aan Franstalige kant vele tientallen eentaligen benoemd zijn. Nochtans hebben de Vlamingen meer redenen om eentaligen naar voren te schuiven: Halle-Vilvoorde is immers een eentalig gebied. Mocht daarvoor een apart gerechtelijk arrondissement bestaan, dan moesten er bijna geen rechters het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal.
Van de gelegenheid wordt tegelijk gebruik gemaakt om de verplichte verhouding van twee derde "tweetalige" magistraten ook toe te passen op de toegevoegde magistraten. Vandaag wordt het systeem van de toegevoegde magistraten immers misbruikt om de taalwetgeving te omzeilen.
De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 2 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1ter (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 1ter. - Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt:
"Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd."
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 15 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1ter invoegen, luidend als volgt:
"Art. 1ter. - Artikel 43, §5, lid 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met de woorden:
"Het overige derde moet het bewijs leveren van een hogere kennis van de andere taal door het afleggen van het tweede examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, vierde lid."
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Ons amendement 2 heeft tot doel de wantoestanden bij het Hof van cassatie recht te trekken. De regeling voor de lagere rechtbanken moet zeker toegepast worden voor het Hof van Cassatie. Het is de bedoeling een artikel 1ter (nieuw) in te voegen, luidende: "Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt: Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd."
Op die wijze wordt eindelijk komaf gemaakt met de schrijnende achterstelling van de Nederlandstaligen bij het Hof van Cassatie. De verhouding 60/40 bij de bevolking wordt zo doortrokken tot in het hoogste rechtscollege. Hierdoor zal de behandeling van Nederlandstalige dossiers versnellen, zodat we eindelijk tot een gelijkberechtiging van Nederlands- en Franstaligen kunnen komen. Door de democratisering van het Hof van Cassatie zullen de arresten van dat hof ongetwijfeld worden gekenmerkt door een meer rationele en pragmatische inslag.
Uiteraard impliceert een dergelijke wetswijziging dat alle benoemingen betrekking zullen hebben op Nederlandstaligen, tot het nieuwe evenwicht bereikt is.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Met amendement 15 willen we eveneens een artikel 1ter invoegen, luidende als volgt: "Artikel 43, §5, lid 1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met de woorden: Het overige derde moet het bewijs leveren van een hogere kennis van de andere taal door het afleggen van het tweede examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, vierde lid."
Het is niet alleen noodzakelijk dat twee derde van de Brusselse magistraten een beperkte functionele kennis van de andere taal heeft, die bewezen wordt door het afleggen van een eerste examen waaruit moet blijken dat ze anderstalige getuigen kunnen horen en anderstalige stukken kunnen begrijpen. Volgens de taalwet zijn er in Brussel ook magistraten nodig die de rechtspleging kunnen voortzetten in de andere taal en die een aanhoudingsbevel in de andere taal kunnen uitvaardigen. Daarom is het bewijs van een gevorderde functionele kennis door het afleggen van het tweede examen door een derde van de magistraten vereist. Het amendement sluit daarenboven aan bij de voorstellen van procureur des Konings, de heer Dejemeppe, die de behoeften van de Brusselse rechtbank als volgt formuleerde: "Tous les magistrats de première instance devraient, en effet, à Bruxelles disposer d'un bagage minimum", waarmee hij een veralgemeende tweetaligheid bedoelde.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik vind het onaanvaardbaar dat de commissie voor de Justitie waar ik lid van ben, vergadert op het ogenblik dat we uitgerekend dit belangrijk ontwerp behandelen. Ofwel moet de bespreking van dit ontwerp worden verdaagd, ofwel de vergadering van de commissie voor de Justitie. Ik vraag daarover een stemming.
De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, voor de bespreking in de commissie is de aanwezigheid van de minister niet vereist. We wisten allemaal dat het vandaag zo kon lopen. U spreekt vooral voor uzelf.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik heb in de Senaat nog nooit meegemaakt dat de commissie voor de Justitie vergadert op het ogenblik dat in plenaire vergadering een ontwerp betreffende Justitie wordt behandeld. Onze vroegere collega Lallemand zou dat zeker nooit hebben geduld.
De voorzitter. - Ik begrijp uw bezorgdheid. Ik stel voor dat we in plenaire vergadering voortgaan met de twee wetsontwerpen betreffende Justitie en dat de vergadering in de commissie wordt geschorst tot we hier met de mondelinge vragen beginnen (Instemming).
De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 3 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1quater (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 1quater. - Artikel 43quater, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt:
"Bovendien moeten vijftien leden van de zetel, waaronder de eerste voorzitter en de voorzitter, en acht leden van het parket, waaronder de procureur-generaal en de eerste advocaat-generaal, het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal."
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 16 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1quater invoegen, luidend als volgt:
"Art. 1quater. - Artikel 43bis, §3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt:
"De overige raadsheren moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, derde lid."
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 3 heeft tot doel een artikel 1quater in te voegen luidende:
"Artikel 43quater, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken wordt vervangen als volgt:
"Bovendien moeten vijftien leden van de zetel, waaronder de eerste voorzitter en de voorzitter, en acht leden van het parket, waaronder de procureur-generaal en de eerste advocaat-generaal, het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal."
Vandaag moeten slechts zes op dertig leden van het hoogste rechtscollege en slechts drie leden van het parket-generaal het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal en dat terwijl juist van al de leden van dit hoogste rechtscollege mag verwacht worden dat zij het best geïnformeerd zijn omtrent de evoluties in rechtspraak en rechtsleer in beide landsgedeelten. Vanzelfsprekend moeten zeker ook de voorzitter en de ondervoorzitter de andere landstaal machtig zijn.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 16 heeft tot doel een artikel 1quater in te voegen luidende als volgt:
"Artikel 43bis, §3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt: "De overige raadsheren moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, derde lid."
Het is niet omdat ten minste een derde van de raadsheren van het Hof van Beroep te Brussel volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de ander taal moeten bewijzen, via het tweede examen, dat de overige raadsheren helemaal geen kennis zouden moeten hebben van de andere taal.
Vooral in het rechtsgebied Brussel is tenminste een minimale kennis van de andere taal, dus via het eerste examen, vereist om als raadsheer te functioneren, bijvoorbeeld om de rechtslitteratuur en de rechtsspraak in de andere taal te raadplegen, voor onderling overleg en discussie, en om voeling te hebben met het sociale gebeuren.
Het "eerste" eenvoudige examen bedoeld in het wetsontwerp maakt de veralgemening van die taalkennis mogelijk. Procureur des Konings Dejemeppe wees reeds op de noodzaak van een veralgemeende tweetaligheid te Brussel.
De voorzitter. - Mevrouw Staveaux-Van Steenberge heeft amendement 4 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1quinquies (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 1quinquies. - Artikel 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de talen in gerechtszaken, laatst gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid:
"De magistraten bij het Hof van Cassatie zetelen uitsluitend in de taal van hun diploma."
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 17 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1quinquies (nieuw) invoegen, luidend als volgt:
"Art. 1quinquies. - Artikel 43quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen als volgt:
"Veertig procent van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie en veertig procent van de leden van het parket bij dit hof moet, door het diploma, bewijzen de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten in het Frans te hebben afgelegd; zestig procent van de leden van het hof en van het parket moet, door het diploma, bewijzen de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten in Nederlands te hebben afgelegd."
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 4 heeft als doel een artikel 1quinquies (nieuw) in te voegen.
Zeker bij het Hof van Cassatie is het elementair dat de dossiers worden behandeld door magistraten die zitting hebben in de taal van hun diploma. Het gaat immers om een basisregel van onze taalwetgeving in gerechtszaken. Vanzelfsprekend moet deze maatregel gepaard gaan met het verhogen van het aantal Nederlandstalige magistraten. Niet alleen zal dit ervoor zorgen dat de werklast eerlijker tussen Nederlandstalige en Franstalige magistraten wordt verdeeld. Bovendien zal hierdoor de grote achterstand langs Nederlandstalige kant kunnen worden weggewerkt.
De rechtsonderhorigen hebben recht op een gelijke behandeling, ook inzake de duur van hun zaak.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 17 heeft als doel een artikel 1quinquies (nieuw) in te voegen.
De wet van 6 mei 1997 bracht het aantal raadsheren in het Hof van Cassatie op 28 en het aantal advocaten-generaal op 12. Het Hof van Cassatie vroeg 6 bijkomende raadsheren, waardoor het totaal op 30 zou komen. Dat is nodig, gelet op de grote gerechtelijke achterstand die nog toeneemt.
Het Hof ging aanvankelijk akkoord met het voorstel om 5 bijkomende raadsheren te benoemen, met een doorbreking van de taalpariteit tot gevolg. Dat is de logica zelve. De pariteit kan immers niet meer worden verantwoord. Zestig procent van de bevolking behoort tot het Nederlandstalige gedeelte, veertig procent tot het Franstalige. Ook bij het aantal ingeleide zaken is de verhouding per taalrol ongeveer 60% Nederlandstalig, 40% Franstalig. Bovendien is de huidige pariteit driemaal onrechtvaardig voor de Vlamingen: Nederlandstalige rechtzoekenden moeten veel langer - tot nu toe twee en een halve keer zo lang als de Franstaligen - op een uitspraak wachten. Nederlandstalige magistraten moeten veel harder werken dan hun Franstalige collega's. Vlamingen maken 60% van de bevolking uit en hebben toch minder kansen op een benoeming in een topfunctie in de magistratuur.
De voorzitter. - De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere hebben amendement 18 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 1sexies (nieuw) invoegen, luidend als volgt:
"Art. 1sexies. - In artikel 43quater, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken wordt, na de eerste zin, de volgende zin ingevoegd:
"De overige leden van de zetel en van het parket moeten het bewijs leveren van de eenvoudige kennis van de andere taal door het afleggen van het eerste examen bepaald in artikel 43quinquies, §1, derde lid."
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het is niet omdat zes leden van de zetel van het Hof van Cassatie op een totaal van dertig en slechts drie leden van het parket volgens het ontwerp de gevorderde kennis van de andere taal moeten bewijzen dat de overige leden niet de minste kennis zouden moeten hebben van de andere taal.
Het Hof van Cassatie kan zijn taak die voornamelijk bestaat in het bewaren van de eenheid in de rechtspraak, niet volbrengen zonder leden die dankzij hun kennis van de andere taal hun functie volwaardig kunnen uitoefen o.m. ook raadplegen van rechtsliteratuur en jurisprudentie in de andere taal.
De voorzitter. - Artikel 2 luidt:
Artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1974 en van 23 september 1985, wordt vervangen als volgt:
"Art. 43quinquies. - §1. - De kennis van de andere taal dan die waarin de examens van doctor of licentiaat in de rechten werden afgelegd, wordt bewezen door te slagen in een examen, aangepast aan de vereisten van de betrokken functie, al naar gelang deze al dan niet een geschreven actieve taalkennis inhoudt.
Daartoe wordt voorzien in twee soorten examens.
Het eerste examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de passieve schriftelijke kennis van de andere taal. Het bewijs van deze kennis wordt vereist, onverminderd hetgeen is bepaald in het volgende lid, in al die gevallen waarin deze wet de kennis van de andere taal vereist.
Het tweede examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere taal. Het bewijs van deze kennis wordt vereist in hoofde van de magistraten bedoeld in de artikelen 43, §4, eerste lid, 43, §4bis, tweede lid, 43bis, §4, eerste lid, 45bis en 49, §2, eerste en derde lid; evenals in hoofde van de magistraten die, overeenkomstig artikel 43, §5, vierde en vijfde lid, de procedure verder zetten, alsook in hoofde van de magistraten bedoeld in de artikelen 43bis, §1, tweede lid, 43bis, §3, derde lid, 43ter, §1, tweede lid, 43ter, §3, tweede lid, 43quater, derde lid, 46 en 49, §3, wanneer zij, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, zetelen in de andere taal dan de taal van hun diploma en in hoofde van de vrederechters bedoeld in artikel 7, §1bis van deze wet. Diezelfde kennis van het tweede type wordt vereist in de hoofde van de magistraten die tijdelijk de functie uitoefenen van de korpsoversten waarvan de kennis van de andere taal wordt vereist.
§2. Alleen de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid is bevoegd om de bewijzen uit te reiken van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van doctor of licentiaat in de rechten heeft afgelegd.
§3. De samenstelling van de examencommissies en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal mogen worden uitgereikt worden bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.".
Op dit artikel heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge amendement 5 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen door hoofdstukken II tot VI (nieuw), luidend als volgt:
"Hoofdstuk II
Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2. - In artikel 69 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt:
"Inzake de gerechtelijke kantons van het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad wint de Koning het advies in van de in het vorige lid vermelde personen, van de beide voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en van de beide procureurs des Konings."
Art. 3. - In artikel 72 van hetzelfde Wetboek wordt een tweede lid ingevoegd, luidende:
"In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank bepaald door de taal van de rechtspleging van de betrokken zaak."
Art. 4. - Artikel 73 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid:
"In afwijking van het eerste lid zijn er in het arrondissement Brussel twee rechtbanken van iedere in het eerste lid vermelde soort: Nederlandstalige en Franstalige. De Nederlandstalige zijn bevoegd voor het gehele grondgebied van het arrondissement; de Franstalige rechtbanken zijn bevoegd voor het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad."
Art. 5. - In artikel 150 van hetzelfde Wetboek wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt:
"In afwijking van het eerste lid zijn er in het arrondissement Brussel twee procureurs des Konings, die het ambt van openbaar ministerie respectievelijk bij de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken uitoefenen."
Art. 6. - In artikel 412, 1º, van hetzelfde Wetboek wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt:
"In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt de waarschuwing aan de vrederechters gegeven door de voorzitter van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, afhankelijk van de taal van het licentiaatsdiploma van de vrederechter."
Art. 7. - Artikel 3.5 van het Bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek wordt geschrapt.
Artikel 3 van hetzelfde bijvoegsel, wordt aangevuld met een §2, luidende:
"§2. In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden twee politierechtbanken opgericht: een Nederlandstalige en een Franstalige. Deze rechtbanken hebben rechtsmacht over het grondgebied van de twee kantons Anderlecht, van de negen kantons Brussel, van de twee kantons Elsene, van de kantons Etterbeek, Jette en Oudergem, van de drie kantons Schaarbeek en van de kantons Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Vorst."
Art. 8. - Artikel 4.4, tweede lid, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt:
"De zetels van beide rechtbanken van eerste aanleg, van beide arbeidsrechtbanken en van beide rechtbanken van koophandel zijn gevestigd te Brussel."
Art. 9. - Artikel 5, 2º, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt:
A) Het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling:
"2º te Brussel, waarvan het rechtsgebied de provincie Vlaams-Brabant en het administratief arrondissement Brussel omvat.";
B) Artikel 5, 5º, van hetzelfde Bijvoegsel wordt vervangen als volgt:
"5º te Bergen, waarvan het rechtsgebied de provincies Henegouwen en Waals-Brabant omvat."
Hoofdstuk III
Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 10. - Artikel 1 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Artikel 1 - Voor de burgerlijke rechtbanken, rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Henegouwen, Luxemburg en Namen, in de arrondissementen Nijvel, Luik, Hoei, en Verviers alsook voor de Franstalige rechtbanken van het arrondissement Brussel, wordt de gehele rechtspleging in het Frans gevoerd."
Art. 11. - Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 2. - Voor de burgerlijke rechtbanken, rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Limburg, in het arrondissement Leuven alsook voor de Nederlandstalige rechtbanken van het arrondissement Brussel wordt de gehele rechtspleging in betwiste zaken in het Nederlands gevoerd."
Art. 12. - Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 3. - De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en arrondissementsrechtbank, de Nederlandstalige arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel van het arrondissement Brussel zijn bij uitsluiting bevoegd voor alle zaken waarvan de bevoegdheid wordt bepaald door een plaats op het grondgebied van Halle-Vilvoorde."
Art. 13. - In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
"§1. Behoudens de gevallen van artikel 3 wordt de bevoegdheid van de rechtbanken in het Gerechtelijk arrondissement Brussel als volgt geregeld:
Een Nederlandstalige rechtbank is bevoegd, wanneer de verweerder woonachtig is in het Nederlandse taalgebied; een Franstalige rechtbank is bevoegd wanneer de verweerder woonachtig is in het Franse taalgebied; de eiser heeft de vrije keuze; wanneer de verweerder woonachtig is binnen Brussel-19 of geen gekende woonplaats heeft in België. In dat geval wordt de rechtspleging voor dezelfde rechtbank voortgezet, tenzij de verweerder, voor alle verweer en alle exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet."
B) Paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 14. - Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 15. - Artikel 7bis van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 16. - Artikel 15 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 17. - In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
"§1. De Nederlandstalige correctionele rechtbank van het arrondissement Brussel is bevoegd wanneer de verdachte in het Nederlandse taalgebied woont; de Franstalige correctionele rechtbank is bevoegd wanneer de verdachte in het Franse taalgebied woont. Indien de verdachte woonachtig is binnen Brussel-19, wordt de bevoegdheid van resp. de politierechtbank en de correctionele rechtbank bepaald door de taal waarin hij zijn verklaringen in het onderzoek en, bij ontstentenis hiervan, in het vooronderzoek, heeft afgelegd. In alle andere gevallen is volgens de noodwendigheden van de zaak, de Nederlandstalige of de Franstalige politierechtbank of correctionele rechtbank bevoegd.";
B) Paragraaf 2, vijfde lid, wordt vervangen als volgt:
"Wanneer de verdachte de taal niet verstaat, waarvan hij het gebruik voor de rechtspleging vraagt, zal dit feit worden vermeld in het proces-verbaal van de onderzoeksmagistraat of op het zittingsblad der terechtzitting, de zaak wordt dan ambtshalve naar de anderstalige rechtbank verwezen.";
C) Paragraaf 3 wordt opgeheven.
Hoofdstuk IV
Benoemingsvoorwaarden voor magistraten en griffiers inzake taalkennis
Art. 18. - In artikel 43, §1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) In §1 wordt het eerste zinsdeel vervangen als volgt: "Niemand kan in de rechtbanken vermeld in artikel 1 worden benoemd tot" en wordt de graad "doctoraat" vervangen door "licentiaat";
B) Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
"§2. Niemand kan in de rechtbanken vermeld in artikel 2 worden benoemd tot een der in §1 vermelde ambten, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd.";
C) Paragraaf 3 wordt geschrapt;
D) In §4, worden de woorden "werkend of plaatsvervangend rechter in een politierechtbank of van een toegevoegd rechter in een vredegerecht of een politierechtbank" vervangen door de woorden "van een toegevoegd vrederechter of van een voorzitter van een politierechtbank";
E) Paragraaf 4bis wordt geschrapt;
F) Paragraaf 5 wordt vervangen door de volgende bepaling:
"§5. Niemand kan worden benoemd in de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel die hun zetel hebben in Brussel, evenals in de parketten van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeurs bij die rechtbanken, indien hij geen kennis van de andere landstaal kan aantonen.".
G) Paragraaf 11 wordt opgeheven;
H) Paragraaf 12, eerste en tweede lid, worden vervangen als volgt:
"Niemand kan tot notaris worden benoemd in één der vredegerechtskantons van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde indien hij niet bewijst, door zijn diploma, dat hij zijn examens van het licentiaat in het notariaat in het Nederlands heeft afgelegd. Niemand kan tot notaris worden benoemd in één der vredegerechtkantons van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad indien hij niet bewijst de Nederlandse en de Franse taal te kennen.".
Art. 19. - In artikel 43bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Luik, het hof van beroep te Bergen of de Franstalige afdeling van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Frans heeft afgelegd.".
B) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Gent, het hof van beroep te Antwerpen of de Nederlandstalige afdeling van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd.".
C) Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
"§3. Niemand kan benoemd worden tot een gerechtelijk ambt in het hof van beroep te Brussel indien hij geen basiskennis van de andere landstaal kan aantonen. Niemand kan tot voorzitter van het hof van beroep te Brussel worden benoemd, indien hij het bewijs niet levert, door zijn diploma, dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal.".
D) Paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
"§4. Niemand kan tot procureur-generaal worden benoemd bij het hof van beroep te Brussel indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal.".
Art. 20. - In artikel 43ter van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof te Luik, het arbeidshof te Bergen of de Franstalige afdeling van het arbeidshof te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Frans heeft afgelegd.".
B) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof te Gent, het arbeidshof te Antwerpen of de Nederlandstalige afdeling van het arbeidshof te Brussel worden benoemd, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd.".
C) §3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"§3. Niemand kan benoemd worden tot een gerechtelijk ambt in het arbeidshof of in het hof van beroep te Brussel, indien hij geen basiskennis van de andere landstaal kan aantonen. Niemand kan tot voorzitter van bet arbeidshof van Brussel worden benoemd, indien hij het bewijs niet levert, door zijn diploma, dat hij zijn licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd en indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal.".
Art. 21. - In artikel 43quater van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"Minstens 60% van de magistraten van de zetel van het Hof van cassatie en 60% van de leden van het parket bij dit Hof moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd; het overige gedeelte van de leden van het Hof en van het parket moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in de rechten in het Frans hebben afgelegd.".
B) Het derde lid wordt voorafgegaan door het volgende lid:
"Niemand kan benoemd worden tot magistraat in het Hof van cassatie, indien hij geen basiskennis bezit van het Frans en het Nederlands."
Art. 22. - In artikel 45 van dezelfde wet worden het eerste, derde en vierde lid vervangen als volgt:
"Minstens 60% van de advocaten bij het Hof van Cassatie moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in het Nederlands hebben afgelegd; het overige deel van deze advocaten moeten, door hun diploma, bewijzen dat zij hun licentiaatexamens in het Frans hebben afgelegd."
Art. 23. - In artikel 46 van dezelfde wet vervallen de volgende woorden: "en in de kantons Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem moeten de vrederechter en een plaatsvervangende vrederechter".
Art. 24. - In artikel 53 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een in artikel 1 vermelde rechtbank, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Franse taal.";
B) Paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;
C) Paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
"Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een in artikel 2 vermelde rechtbank, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse taal.";
D) Paragraaf 2, derde lid, wordt opgeheven;
E) Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
"§3. Niemand kan benoemd worden tot het ambt van griffier bij een rechtbank met zetel in het arrondissement Brussel-Hoofdstad, indien hij geen basiskennis bezit van het Nederlands en het Frans.
Niemand kan benoemd worden tot het ambt van hoofdgriffier bij het hof van beroep of het arbeidshof te Brussel of van hoofdgriffier bij een vredegerecht met zetel in het arrondissement Brussel-Hoofdstad, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van beide landstalen.";
F) In §5 vervallen de woorden "Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wolvertem".
Art. 25. - In artikel 54 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 december 1957, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) In §1, eerste lid, worden de woorden "of van het hof van beroep te Brussel" geschrapt;
B) In §1, tweede lid, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling:
"Zestig procent van de griffiers bij het Hof van Cassatie moeten het bewijs leveren van de kennis van het Nederlands; veertig procent van de griffiers bij het Hof van Cassatie moeten het bewijs leveren van de kennis van het Frans. Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij het Hof van Cassatie, indien hij het bewijs niet levert van de basiskennis van beide landstalen."
Hoofdstuk V
Kaders van rechtbanken en parketten
Art. 26. - In de bijlage bij de wet van 3 april 1953, betreffende de rechterlijke inrichting worden de vermeldingen in artikel 1 betreffende het hof van beroep te Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel: 1 eerste voorzitter, 1 procureur-generaal, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel - Nederlandstalige afdeling: 10 voorzitters, 21 raadsheren, 8 advocaten-generaal, 10 substituten-procureurs-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 12 griffiers, 5 klerkengriffiers;
Zetel Brussel - Franstalige afdeling: 7 voorzitters, 14 raadsheren, 6 advocaten-generaal, 8 substituten-procureurs-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 3 klerken-griffiers".
Art. 27. - In de bijlage bij dezelfde wet, worden de vermeldingen betreffende het arrondissement Brussel, tabel III, rechtbanken van eerste aanleg vervangen door de volgende getallen:
"Zetel Brussel-Nederlands: 1 voorzitter, 9 ondervoorzitters, 39 rechters, 15 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 47 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel-Frans: 1 voorzitter, 9 ondervoorzitters, 39 rechters, 15 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 47 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier."
Art. 28. - In de tabel "Aantal eerste-substituut-procureurs des Konings in de rechtbanken van eerste aanleg - Maximumaantal eerste substituut-procureurs des Konings" van de bijlage bij dezelfde wet, vervangen bij de wet van 11 juli 1994, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen:
"Zetel Brussel-Nederlands: 15;
Zetel Brussel-Frans: 15".
Art. 29. - In artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) in de tabel "Arbeidshoven", vastgesteld in artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken, worden de getallen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen:
"Zetel Brussel: 1 eerste voorzitter, 1 hoofdgriffier;
Zetel Brussel - Nederlandse afdeling: 1 voorzitter, 4 raadsheren, 2 advocaten-generaal, 1 substituut-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 4 griffiers, 3 klerken-griffiers;
Zetel Brussel - Franse afdeling: 1 voorzitter, 3 raadsheren, 1 advocaat-generaal, 1 substituut-generaal, 1 griffier-hoofd van dienst, 2 griffiers, 2 klerken-griffiers";
B) in de tabel "Arbeidsrechtbanken", vastgesteld in artikel 1 van dezelfde wet, worden de getallen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen:
"Brussel-Nederlands: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 10 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 12 griffiers, 4 klerken-griffiers; Brussel-Frans: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 10 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 11 griffiers, 4 klerken-griffiers."
Art. 30. - In de tabel vastgesteld in artikel 1 van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, worden de vermeldingen betreffende het arrondissement Brussel vervangen door de volgende getallen:
"Zetel Brussel-Nederlands: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 9 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier - hoofd van dienst, 8 griffiers, 5 klerken-griffiers;
Zetel Brussel-Frans: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 9 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 5 klerken-griffiers".
Art. 31. - In de tabel die voorkomt in het enig artikel van de wet van 16 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de politierechtbanken, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen:
"Zetel Brussel-Nederlands: 5 rechters, 1 hoofdgriffier, 5 griffiers, 2 klerk-griffiers;
Zetel Brussel-Frans: 5 rechters, 1 hoofdgriffier, 5 griffiers, 2 klerk-griffiers".
Art. 32. - In de tabel vastgesteld bij artikel 1 van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen:
""Brussel-Nederlands: 8 arbeidsrechtbanken, 12 rechtbanken van koophandel;
Brussel-Frans: 8 arbeidsrechtbanken, 12 rechtbanken van koophandel".
Art. 33. - In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 22 maart 1973 tot vaststelling van de formatie van de griffiers-hoofden van dienst van de rechtbanken van eerste aanleg, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen:
""Zetel Brussel-Nederlands: 2;
Zetel Brussel-Frans: 2".
Art. 34. - In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg, vervangen bij de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 27 december 1994, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen door de volgende getallen:
""Zetel Brussel-Nederlands: 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 30 griffiers, 10 klerk-griffiers;
"Zetel Brussel-Frans: 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 30 griffiers, 10 klerk-griffiers".
Hoofdstuk VI
Inwerkingtreding
Art. 35. - Deze wet treedt in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt."
Op amendement 5 heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge het subsidiair amendement 8 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat ertoe strekt dit artikel te schrappen.
Op amendement 8 heeft mevrouw Staveaux-Van Steenberge het subsidiair amendement 9 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen als volgt:
"Art. 2. - Artikel 43quinquies, derde en vierde lid van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1974 en 23 september 1985, wordt vervangen als volgt:
"Het eerste examen is een examen handelend over zowel de actieve en passieve mondelinge kennis als de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere taal. Het bewijs van deze kennis is vereist voor alle functies waarvoor de kennis van de andere landstaal als vereiste wordt vermeld.
Het tweede examen is een examen handelend over de passieve schriftelijke en passieve mondelinge kennis van de andere taal. Deze kennis is vereist voor alle functies bij de rechtbanken en parketten die hun zetel hebben te Brussel-Hoofdstad.".
Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 10 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Dit artikel vervangen door de hoofdstukken I tot IX (nieuw), luidende:
"HOOFDSTUK I
Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2. - In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 65ter ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 65ter. - §1. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde worden de adviezen van de procureur des Konings bedoeld in dit hoofdstuk ingewonnen bij de procureur des Konings bij de Nederlandstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden deze adviezen ingewonnen bij de beide procureurs des Konings.
§2. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde worden de opdrachten van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bedoeld in dit hoofdstuk vervuld door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg; voor de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden deze opdrachten vervuld in overleg door beide voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel."
Art. 3. - Artikel 73 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee arrondissementsrechtbanken, twee rechtbanken van eerste aanleg, twee arbeidsrechtbanken en twee rechtbanken van koophandel, telkens een Nederlandstalige en een Franstalige. Voor deze rechtbanken worden de in dit hoofdstuk bedoelde adviezen van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur ingewonnen bij de procureur des Konings of de arbeidsauditeur bij deze rechtbank."
Art. 4. - Artikel 74 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel, bestaan de Nederlandstalige en de Franstalige arrondissementsrechtbank, naargelang het geval uit de voorzitters van de respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel of uit de rechters die hen in deze rechtbanken vervangen."
Art. 5. - In artikel 88, §1, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, worden volgende wijzigingen aangebracht:
A. het derde lid wordt opgeheven;
B. het vierde lid wordt vervangen als volgt:
"Om de drie jaar brengt de voorzitter van elke rechtbank met zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel verslag uit bij de minister van Justitie omtrent de behoeften van de dienst, op grond van het aantal zaken die gedurende de laatste drie jaren zijn behandeld."
Art. 6. - Artikel 137 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel verricht of gelast het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige en bij de Franstalige rechtbanken de handelingen die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van opsporing, vervolging of gerechtelijk onderzoek enkel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, respectievelijk het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, onverminderd artikel 23 van het Wetboek van strafvordering."
Art. 7. - Aan artikel 150 van hetzelfde wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht:
A. Voor het eerste lid worden de woorden "§1" ingevoegd;
B. Het artikel wordt aangevuld met een §2, luidend als volgt:
"§2. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee procureurs des Konings. Een procureur des Konings oefent onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit bij de Nederlandstalige arrondissementsrechtbank, de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, de Nederlandstalige rechtbank van koophandel van het arrondissement en bij de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en in zaken voor de politierechtbanken in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wanneer de taal van de rechtspleging het Nederlands is.
Een procureur des Konings oefent onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit bij de Franstalige arrondissementsrechtbank, de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, de Franstalige rechtbank van koophandel van het arrondissement en bij de politierechtbanken van het arrondissement, wanneer de taal van de rechtspleging het Frans is. Deze procureur des Konings wordt bijgestaan door een eerste substituut-procureur des Konings, met het oog op het overleg bedoeld in artikel 150bis en de coördinatie van het opsporings- en vervolgingsbeleid en de strafvordering in het gerechtelijk arrondissement."
Art. 8. - In hetzelfde wetboek wordt een artikel 150bis ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 150bis. - §1. De procureurs des Konings van het gerechtelijk arrondissement Brussel vormen samen een coördinatiecollege, Bureau voor coördinatie genaamd, dat onder het gezag van de procureur-generaal staat.
Het Bureau voor coördinatie beslist bij consensus over alle maatregelen die nodig zijn voor:
1º de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid in het gerechtelijk arrondissement Brussel;
2º de goede algemene en gecoördineerde werking van het openbaar ministerie bij de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbanken en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel;
3º de opstelling en uitvoering van samenwerkingsakkoorden tussen beide parketten met het oog op de coördinatie van, enerzijds, de opsporing en het gerechtelijk onderzoek en, anderzijds, de uitoefening van de strafvordering en strafuitvoering in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Indien het Bureau voor coördinatie geen consensus bereikt, neemt de procureur-generaal de noodzakelijke maatregelen om de toepassing van de wet te waarborgen.
§2. Het Bureau voor coördinatie kan zich voor de uitvoering van zijn opdrachten laten bijstaan door leden van het openbaar ministerie bij de Franstalige of Nederlandstalige rechtbank.
§3. Het Bureau voor coördinatie vergadert minstens eenmaal per maand, op eigen initiatief of op verzoek van de procureur- generaal of van de minister van Justitie."
Art. 9. - Artikel 151bis, tweede lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986, wordt aangevuld als volgt:
"Wanneer zij hun ambt uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement Brussel, worden zij geplaatst onder het toezicht en de rechtstreekse leiding van de procureur des Konings die het openbaar ministerie uitoefent bij de rechtbank waarbij zij de strafvordering uitoefenen."
Art. 10. - Artikel 186bis, eerste lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, en vervangen bij de wet van 13 maart 2001, wordt aangevuld als volgt:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel treedt de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechters, de rechters in de politierechtbank, de toegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechters in de politierechtbank zetelend in de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. De voorzitters van de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in het gerechtelijk arrondissement Brussel treden gezamenlijk op als korpschef van de vrederechters, rechters in de politierechtbank, toegevoegde vrederechters en toegevoegde rechters in de politierechtbank zetelend in de vredegerechten en de politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art. 11. - Artikel 196 van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt opgeheven.
Art. 12. - Artikel 206, derde lid, van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 13. - Artikel 216 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met het volgende lid:
"Om tot werkend of plaatsvervangend raadsheer in sociale zaken te worden benoemd in het Arbeidshof met zetel te Brussel, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands of Frans onderwijs. De raadsheer mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of het diploma dat hij bezit."
Art. 14. - In artikel 259quater, §6, tweede lid, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, hernummerd en vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel te Brussel en procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel", vervangen door de woorden "voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel te Brussel en de procureurs des Konings bij de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel".
Art. 15. - In hetzelfde wetboek wordt een artikel 287quinquies ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 287quinquies. - Voor de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de in deze titel bedoelde adviezen van de procureur des Konings enkel ingewonnen bij de procureur des Konings bij de in dezelfde bepaling bedoelde rechtbank."
Art. 16. - Artikel 288, achtste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, wordt aangevuld als volgt:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel geschiedt de installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, hun plaatsvervangers, hun hoofdgriffiers, griffiers en adjunct-griffiers voor een kamer van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg-, de installatie van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, hun plaatsvervangers, hun hoofdgriffiers en adjunct-griffiers geschiedt voor een kamer van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten dan wel naargelang de bewezen taalkennis."
Art. 17. - Artikel 357, §1, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, wordt aangevuld met een 7º, luidende:
"7º een weddebijslag van 2 602,89 EUR voor de magistraten bedoeld in artikel 43, §5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, die het bewijs leveren van de kennis van de andere taal dan diegene in welke zij hun examens van licentiaat in de rechten hebben afgelegd, op grond van een examen georganiseerd overeenkomstig artikel 43quinquies of artikel 43septies van diezelfde wet."
Art. 18. - Artikel 398 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 maart 1997, wordt aangevuld als volgt:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel heeft enkel de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg een recht van toezicht op de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde."
Art. 19. - Artikel 412, §2, 1º, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld ais volgt:
"aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel; aan de vrederechters en de rechters in de politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, door de voorzitter van de Nederlandstalige of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taalrol waar deze rechters toe behoren."
Art. 20. - Artikel 515, eerste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 april 1992, wordt aangevuld als volgt:
"In het gerechtelijk arrondissement Brussel wordt het advies ingewonnen van beide procureurs des Konings."
Art. 21. - In het tweede deel, boek IV, van hetzelfde wetboek wordt een hoofdstuk XI ingevoegd met als opschrift "Algemene bepaling", dat een artikel 555quinquies bevat, luidend als volgt:
"Art. 555quinquies. - In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de adviezen en opdrachten van de procureur des Konings zoals bedoeld in dit boek, verricht door de procureur des Konings bij de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten van de betrokken gerechtsdeurwaarder, plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder."
Art. 22. - In artikel 569, tweede en derde lid, van hetzelfde wetboek, respectievelijk vervangen bij de wet van 22 april 1999 en ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden "is alleen de rechtbank van eerste aanleg te Brussel" vervangen door de woorden "Zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te Brussel."
Art. 23. - In hetzelfde wetboek wordt een artikel 622bis ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 622bis. - De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank, rechtbank van koophandel en arrondissementsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn bij uitsluiting bevoegd voor alle zaken waarvoor de bevoegdheid wordt bepaald door een plaats in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, alsmede voor alle zaken binnen het rechtsgebied dat hun door de wet is toegekend, wanneer de taal van de rechtspleging het Nederlands is.
De Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank, rechtbank van koophandel en arrondissementsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn bevoegd voor alle zaken binnen het rechtsgebied dat hun door de wet is toegekend, wanneer de taal van de rechtspleging het Frans is."
Art. 24. - In artikel 627 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. in het 11º, ingevoegd bij de wet van 11 april 1989, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel" vervangen door de woorden "voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel";
B. in het 10º en het 14º, respectievelijk ingevoegd bij de wetten van 24 april 1970 en 10 februari 1998, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel" telkens vervangen door de woorden "voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van koophandel te Brussel".
Hoofdstuk II
Wijziging van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek
Art. 25. - In artikel 4, punt 7, tweede lid, van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek. - Gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken - worden de woorden "rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel" vervangen door de woorden "rechtbanken van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbanken en van de rechtbanken van koophandel".
Hoofdstuk III
Wijziging van de wet van 7 mei 1999, houdende wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 26. - Artikel 408bis, tweede lid, vierde streepje, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 mei 1999, wordt aangevuld als volgt: "de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel ten aanzien van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van de Nederlandse taalrol van dit arrondissement; de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Brussel ten aanzien van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van de Franstalige taalrol van ditzelfde arrondissement;"
Hoofdstuk IV
Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 27. - In artikel 1 van de wet van 15 juni 1915 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord "Verviers," en het woord "wordt" de woorden "alsook voor de Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel," ingevoegd.
Art. 28. - In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden tussen het woord "Leuven," en het woord "wordt" de woorden "alsook voor de Nederlandstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel," ingevoegd.
Art. 29. - In artikel 3, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden "Hij is eveneens van toepassing op de vorderingen die worden ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel en, wanneer de vordering het bedrag vastgesteld in artikel 590 van het Gerechtelijk Wetboek overschrijdt," vervangen door de woorden "Hij is eveneens van toepassing op de vorderingen die het bedrag vastgesteld in artikel 590 van het Gerechtelijk Wetboek overschrijden en die worden ingesteld voor".
Art. 30. - In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1963, 10 oktober 1967, 23 september 1985 en 11 juli 1994, worden volgende wijzigingen aangebracht:
A) in §1, derde lid, worden de woorden "dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet" vervangen door de woorden "dat de rechtspleging voor de anderstalige rechtbank wordt voortgezet dan wel, indien de zaak aanhangig is voor de vrederechter of de politierechtbank, in de andere taal wordt voortgezet";
B) in §3 worden de woorden "Dezelfde aanvraag tot voortzetting in de andere taal" vervangen door de woorden "Dezelfde aanvraag, tot voortzetting voor de anderstalige rechtbank dan wel in de andere taal".
Art. 31. - Artikel 6, §2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt aangevuld als volgt: "Indien deze taal verschilt van de taal die werd gebruikt voor het opmaken van de akte tot inleiding van het geding, verwijst de rechter de zaak naar de anderstalige rechtbank, tenzij deze zaak aanhangig is voor de vrederechter of de politierechtbank."
Art. 32. - Artikel 12 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt:
"De ambtenaren van het openbaar ministerie bij de Franstalige rechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel maken voor hun daden van rechtsvervolging en van onderzoek gebruik van het Frans, indien de verdachte in het Frans taalgebied woonachtig is; van het Nederlands, indien de verdachte in het Nederlands taalgebied woonachtig is; van het Frans of het Nederlands, indien de verdachte woonachtig is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, naar gelang hij zich, voor zijn verklaringen, in het onderzoek, en bij ontstentenis hiervan, in het vooronderzoek, van een of andere dezer talen heeft bediend. In alle andere gevallen wordt, volgens de noodwendigheden der zaak, het Frans of het Nederlands gebruikt."
Art. 33. - Artikel 21, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt aangevuld als volgt:
"In voorkomend geval verwijst de rechter de zaak naar de anderstalige rechtbank, tenzij deze zaak aanhangig is voor de politierechtbank."
Art. 34. - In artikel 43 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) in §4, eerste lid, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank" vervangen door de woorden "voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel of de arbeidsrechtbanken" en de woorden "procureur des Konings, arbeidsauditeur" door de woorden "procureur des Konings of arbeidsauditeur bij deze rechtbanken";
B) paragraaf 4, tweede en derde lid, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2000, wordt vervangen als volgt:
"In de Nederlandstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel in het arrondissement Brussel kan niemand benoemd worden tot het ambt van voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter, van procureur des Konings of substituut-procureur des Konings, van arbeidsauditeur of substituut-arbeidsauditeur bij deze rechtbanken, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van het licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. In de Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel in het arrondissement Brussel kan niemand benoemd worden tot het ambt van voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter, indien uit zijn diploma niet blijkt dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans heeft afgelegd."
C) in §5, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 15 juli 1970 en 23 september 1985 en 4 augustus 1986, worden het eerste en het derde lid vervangen door de volgende leden:
"In de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel die hun zetel hebben te Brussel, zijn ten minste een derde magistraten die het bewijs leveren van ten minste een voldoende kennis van respectievelijk de Franse of de Nederlandse taal. Elk alleenzetelend magistraat in deze rechtbanken dient een voldoende kennis te bewijzen van de andere taal dan diegene in welke hij zijn examens van licentiaat in de rechten heeft afgelegd; in kamers met drie rechters dient ten minste een van de rechters deze voldoende kennis van de andere taal te bewijzen. De procureur des Konings en de arbeidsauditeur bij de Franstalige rechtbanken dienen door hun diploma te bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd. In het parket van de procureur des Konings en het parket van de arbeidsauditeur bij deze rechtbanken, zijn ten minste een derde magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd, en ten minste een derde magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd. Bovendien moeten twee derden van alle magistraten van deze parketten het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. In elke sectie van het parket bij de Franstalige rechtbanken met zetel te Brussel, is ten minste een eerste substituut-procureur des Konings of een substituut-procureur des Konings werkzaam die door zijn diploma bewijst dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd. Bovendien moeten twee substituut-procureurs des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten, de ene in het Nederlands, de andere in het Frans, hebben afgelegd. De eerste substituut-procureur des Konings bedoeld in artikel 150 van het Gerechtelijk Wetboek dient door zijn diploma te bewijzen dat hij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands heeft afgelegd, en moet tevens het bewijs leveren van de kennis van de Franse taal op grond van een examen door de Koning georganiseerd overeenkomstig artikel 43quinquies."
Art. 35. - In dezelfde wet wordt een artikel 43septies ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 43septies. - Voor de magistraten bedoeld in artikel 43, §5, wordt het bewijs van de voldoende kennis van de andere taal dan die waarin zij de examens van licentiaat in de rechten hebben afgelegd, geleverd door te slagen voor een door de Koning georganiseerd examen.
Art. 36. - In artikel 53 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1957, 15 februari 1961, 9 augustus 1963, 23 september 1985, 11 juli 1994 en 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A) paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij een in artikel 1 vermeld rechtscollege, indien hij het bewijs niet levert van de kennis van het Frans.";
B) paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;
C) paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Niemand kan worden benoemd tot het ambt van griffier bij een in artikel 2 vermeld rechtscollege, indien hij bewijs niet levert van de kennis van het Nederlands.";
D) in §2, tweede lid, worden de woorden "van het hof van beroep te Gent of" opgeheven;
E) paragraaf 3, eerste lid, wordt aangevuld als volgt:
"Bij de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel dient een derde van de griffiers bij deze rechtbanken het bewijs te leveren van de kennis van beide landstalen."
Hoofdstuk V
Wijzigingen van de wet van 3 april 1953 betreffénde de rechterlijke inrichting
Art. 37. - In tabel III van de bijlage bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994, 27 december 1994, 21 november 1996, 20 juli 1998 en 28 maart 2000, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt: "Zetel Brussel-Nederlandstalig: 1 voorzitter, 10 ondervoorzitters, 30 rechters, 9 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 31 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier.
Zetel Brussel-Franstalig: 1 voorzitter, 10 ondervoorzitters, 55 rechters, 17 plaatsvervangende rechters, 1 procureur des Konings, 60 substituut-procureurs des Konings, 1 hoofdgriffier."
Art. 38. - In de tabel "Aantal eerste-substituut-procureurs des Konings in de rechtbanken van eerste aanleg" van de bijlage bij dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 juli 1998, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 10;
Zetel Brussel-Franstalig: 20."
Art. 39. - In de tabel "Aantal substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden in de rechtbanken van eerste aanleg - begrepen in het aantal substituutprocureurs des Konings" van de bijlage bij dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1998, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 1;
Zetel Brussel-Franstalig: 3."
Hoofdstuk VI
Wijzigingen van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken
Art. 40. - In artikel 1 van de wet van 7 juli 1969 tot vaststelling van de personeelsformatie van de arbeidshoven en -rechtbanken worden in de tabel "Arbeidsrechtbanken", vervangen bij de wet van 6 juli 1967 en gewijzigd bij de wetten van 13 november 1979, 23 september 1985, 23 juni 1989, 28 december 1990 en 12 januari 1993, de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 7 rechters, 1 arbeidsauditeur, 2 eerste substituten-arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 8 griffiers, 3 klerken-griffîers; Zetel Brussel-Franstalig: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 13 rechters, 1 arbeidsauditeur, 3 eerste substituten-arbeidsauditeurs, 6 substituten-arbeidsauditeurs, 1 hoofdgriffier, 2 griffiers-hoofd van dienst, 16 griffiers, 5 klerken-griffiers."
Hoofdstuk VII
Wijzigingen van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek
Art. 41. - In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 15 Juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 25 juli 1974 en gewijzigd bij de wetten van 23 september 1985, 28 december 1990, 30 maart 1994 en 20 juli 1998, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 7 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffierhoofd van dienst, 6 griffiers, 4 klerken-griffiers; Zetel Brussel-Franstalig: 1 voorzitter, 2 ondervoorzitters, 11 rechters, 1 hoofdgriffier, 1 griffier-hoofd van dienst, 11 griffiers, 7 klerken-griffiers."
Art. 42. - In de tabel voorkomend in artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 juli 1997, wordt het getal betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 56.
Zetel Brussel-Franstalig: 98."
Hoofdstuk VIII
Wijzigingen van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel
Art. 43. - In het enig artikel van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel worden de getallen betreffende de zetel Brussel in de tabel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 5 arbeidsrechtbanken, 8 rechtbanken van koophandel. Zetel Brussel-Franstalig: 10 arbeidsrechtbanken, 15 rechtbanken van koophandel."
Hoofdstuk IX
Wijzigingen van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg
Art. 44. - In de tabel die voorkomt in artikel 1 van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg, vervangen bij de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 27 december 1994, worden de getallen betreffende de zetel Brussel vervangen als volgt:
"Zetel Brussel-Nederlandstalig: 1 hoofdgriffier, 3 griffiers-hoofd van dienst, 25 griffiers. Zetel Brussel-Franstalig: 1 hoofdgriffier, 4 griffiers-hoofd van dienst, 43 griffiers."
Op amendement 10 hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere subamendement 13 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
Een artikel 34bis invoegen, luidend als volgt:
"Art. 34bis. - Artikel 43quinquies, derde lid tot vijfde lid, wordt vervangen als volgt:
""Alleen de afgevaardigd bestuurder van Selor - Selectiebureau van de Federale Overheid - is bevoegd om de bewijzen uit te reiken van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van doctor of licentiaat in de rechten heeft afgelegd.
De samenstelling van de examencommissie en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal mogen worden uitgereikt, worden bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad."
Op artikel 2 van het wetsontwerp hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 19 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
In de voorgestelde tekst van artikel 43quinquies, §1, eerste lid, in fine, de woorden "al naargelang deze functie al dan niet een geschreven actieve taalkennis inhoudt" vervangen door de woorden "al naar gelang deze functie een eenvoudige of een gevorderde taalkennis inhoudt".
Op hetzelfde artikel hebben de heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere amendement 20 ingediend (zie stuk 2-1207/2) dat luidt:
De voorgestelde tekst van artikel 43quinquies aanvullen met een §4, luidend als volgt:
"§4. De gegevens over de door een taalexamen bewezen kennis van de andere taal die een magistraat heeft, worden beschikbaar gehouden op de griffies van de betrokken rechtbanken. Zij worden jaarlijks bekendgemaakt in de reglementen van de hoven en rechtbanken en in de jaarboeken van het Hof van cassatie."
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Het subsidiair amendement 8 op amendement 5 wil artikel 2 doen vervallen. Deze wetswijziging komt op een volstrekt eenzijdige manier tegemoet aan de desiderata van de Franstalige partijen, waarbij de tweetalige rechtbank van Brussel-Halle-Vilvoorde meer dan ooit wordt teruggebracht tot een rechtbank van eentaligen.
Door op eenzijdige wijze de Franstalige belangen te dienen, wordt bovendien het breekijzer weggeworpen om de splitsing van het gerechtelijk arrondissement te forceren, nochtans een eis van de Vlaamse regering. Het ligt trouwens in de logica van een verminderde tweetaligheid dat de huidige tweetalige rechtbank in Brussel zou worden opgesplitst in twee eentalige rechtbanken.
Ook op andere vlakken blijven de Vlamingen in de kou staan. Zo is er de gerechtvaardigde eis langs Vlaamse kant om van alle nieuwe magistraten minstens een receptieve kennis van de andere landstaal te eisen. Ook zou het niet meer dan logisch zijn dat de twee derden die bewijs moeten leveren van de kennis van de andere landstaal, binnen elke taalgroep worden gevonden, zodat het niet langer de Franstaligen zijn die het gros van de eentaligen kunnen leveren.
Tenslotte blijft een wijziging van de taalwetgeving in gerechtszaken voor ons onaanvaardbaar wanneer niet tegelijk de onrechtvaardigheden bij het Hof van Cassatie worden rechtgezet.
Amendement 5 en de toelichting ervan beslaan 20 bladzijden, ik verwijs dus naar stuk 1207/2.
Het amendement 9 behoudt het huidige niveau van taalkennis dat vandaag vereist is voor alle functies waarvoor de kennis van de andere landstaal wordt gevraagd.
Tegelijk voert het een veel lichtere, passieve taalkennisvereiste in voor alle kandidaat-magistraten die willen werken bij een parket of een rechtbank die in Brussel gevestigd is. Het gaat immers niet op dat er magistraten benoemd of tewerkgesteld kunnen worden, ik denk hier aan de toegevoegde rechters, in een tweetalig arrondissement die geen enkele notie hebben van de andere landstaal. Zij worden immers verondersteld de vergaderingen van de rechtbank of het parket te kunnen volgen en minstens de rechtspraak van de eigen rechtbank te kunnen begrijpen. Dit betekent dat in de toekomst geen enkele magistraat meer benoemd of aangesteld mag worden bij het Hof van Cassatie, het federaal parket, het hof van beroep van Brussel, het parket-generaal bij dit hof en bij Cassatie, de rechtbanken van eerste aanleg, het parket, het arbeids-, en het krijgsauditoraat, zonder minimale, passieve kennis van de andere landstaal. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor toegevoegde magistraten, de aanvullende kamers bij het hof van beroep en de bijzitters in de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 10 is het enige alternatief op middellange termijn voor de oplossing van alle problemen in verband met de werking van de rechtbank van Brussel. Ik denk daarbij niet alleen aan de taal, maar ook aan de complexiteit van de criminaliteit in enerzijds Brussel en anderzijds Halle-Vilvoorde. Dit zijn immers twee verschillende entiteiten. We stellen bijgevolg geen geografische, maar een functionele splitsing van de rechtbank voor, naar analogie met de functionele splitsing van de balie, die perfect werkt. De Nederlandstalige rechtbank zou de zaken van Halle-Vilvoorde en de Nederlandstalige zaken van Brussel krijgen en de Franstalige rechtbank de Franstalige zaken van het Brussels hoofdstedelijk gewest en de zaken van de Franstalige burgers die in de rand van Brussel wonen en een beroep kunnen doen op de faciliteitenregeling.
In het openbaar ministerie zou er een parket komen voor Halle-Vilvoorde en een parket voor Brussel met het oog op de specifieke criminaliteit, de veiligheidspolitiek en taalvereisten van de twee gebieden. Dat is een oplossing van het gezond verstand. De balie heeft al meer dan vijftien jaar bewezen dat dit een zeer goede oplossing is wanneer beide taalgemeenschappen elkaar begrijpen. Ik denk dan ook dat ze te verkiezen is boven een eenzijdige wijziging van de taalwetgeving.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Met subamendement 13 op amendement 10 willen wij invoegen dat alleen de afgevaardigde bestuurder van Selor, het selectiebureau van de federale overheid, bevoegd is voor het toekennen van de bewijzen van de kennis van de andere taal dan die waarin de kandidaat examens van de graad van dokter of licentiaat in de rechten heeft afgelegd.
De samenstelling van de examencommissie en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal mogen worden uitgereikt, worden bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.
Met amendement 19 wensen wij duidelijk te maken dat bepaalde magistraten een gevorderde kennis van de andere taal moeten hebben om bij wijze van uitzondering op de algemene regel in de andere taal recht te spreken, maar dat er voor de andere magistraten niet de minste reden is om van het grondprincipe, namelijk dat men altijd recht spreekt in de taal van het diploma, af te wijken.
De lijst van de magistraten die het examen van gevorderde kennis van de andere taal moeten afleggen, maakt dit onderscheid niet.
Amendement 20 strekt ertoe een verduidelijking in te voegen. In paragraaf 4 willen wij bepaald zien dat de gegevens over de door een met taalexamen bewezen kennis van de andere taal van een magistraat, beschikbaar worden gehouden op de griffies van de betrokken rechtbanken. Zij moeten jaarlijks bekend worden gemaakt in de reglementen van de hoven en rechtbanken en in de jaarboeken van het Hof van Cassatie. Het invoeren van het nieuwe systeem van functionele kennis van de andere taal geeft aanleiding tot drie onderscheiden niveaus van taalkennis, namelijk de grondige, de gewone en de eenvoudige kennis van het type II. Het is voor de rechtzoekende van groot belang dat hij weet in welke mate de magistraat die over hem oordeelt, hem kan begrijpen. Daarom moeten de taal van het diploma en de aard van het afgelegde taalexamen openbaar worden gemaakt.
De voorzitter. - Artikel 3 luidt:
Een artikel 66 wordt ingevoegd in de wet van 15 juni 1935 betreffende de taalwetgeving in gerechtszaken:
"Art. 66.- De magistraten die op de datum van inwerkingtreding van artikel 43quinquies zoals gewijzigd door de wet van ..., de kennis van de andere taal dan deze waarin zij hun doctoraat of licentie in de rechten hebben behaald, bewezen hebben, worden geacht geslaagd te zijn voor het taalexamen bedoeld in artikel 43quinquies, §1, vierde lid".
Mevrouw Staveaux-Van Steenberge stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 6, zie stuk 2-1207/2).
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere stellen eveneens voor dit artikel te schrappen (amendement 11, zie stuk 2-1207/4).
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 6 strekt ertoe artikel 3 te doen vervallen. Dat is het logische gevolg van amendement 5 dat handelt over de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Wij gaan evenwel verder en pleiten voor de territoriale splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 11 strekt ertoe artikel 3 te doen vervallen. Dat is mogelijk op voorwaarde dat de glasheldere oplossing van ons amendement 10 wordt aanvaard.
De voorzitter. - Artikel 4 luidt:
Deze wet treedt in werking op de datum bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na beraadslaging in de ministerraad.
Mevrouw Staveaux-Van Steenberge stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 7, zie stuk 2-1207/2).
De heer Vandenberghe en mevrouw De Schamphelaere stellen eveneens voor dit artikel te schrappen (amendement 12, zie stuk 2-1207/2).
Mevrouw Gerda Staveaux-Van Steenberge (VL. BLOK). - Amendement 7 op artikel 4 is het logische gevolg van amendement 5. Als dat amendement wordt aanvaard, vervalt artikel 4.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 12 heeft dezelfde motivatie als amendement 11.
-De stemming over de amendementen en over de artikelen 2, 3 en 4 wordt aangehouden.
-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.