5-72

5-72

Sénat de Belgique

Annales

MARDI 10 JUILLET 2012 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Discussion générale

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. - Op 21 juni 2012 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers drie ontwerpen aangenomen: het ontwerp tot invoeging van een artikel 157bis in de Grondwet, het verplicht bicameraal wetsontwerp betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel en het optioneel bicameraal wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ten gevolge van de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Deze drie ontwerpen vloeien voort uit twee voorstellen die op 4 april 2012 werden ingediend door vertegenwoordigers van de acht partijen die op 11 oktober 2011 het institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming hebben gesloten. De drie ontwerpen werden op 22 juni 2012 overgezonden aan de Senaat; het optioneel bicameraal ontwerp werd onmiddellijk geëvoceerd.

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft de drie ontwerpen samen met het wetsvoorstel van de heren Laeremans en Ceder besproken tijdens haar vergaderingen van 26, 27 en 29 juni en 3 juli 2012, in aanwezigheid van de staatssecretaris voor Staatshervorming. Het voorliggende verslag werd op 9 juli 2012 ter goedkeuring aan de commissie voorgelegd.

De verschillende wetsontwerpen werden door staatssecretaris Verherstraeten toegelicht. Hij verklaart dat het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011 een belangrijke hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel bevat.

Deze hervorming beoogt een functionele en efficiënte benadering van de justitie in het gerechtelijk arrondissement Brussel, zowel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad als in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, met specifieke waarborgen voor de rechten van zowel Nederlandstaligen als Franstaligen in dit arrondissement.

Bepaalde elementen van deze hervorming werden door de indieners van het oorspronkelijke wetsvoorstel als dermate essentieel geacht, dat ze in de toekomst slechts met een bijzondere meerderheid zullen kunnen worden aangepast. Deze grondwettelijke verankering wordt gerechtvaardigd door de vaststelling dat deze hervorming betrekking heeft op de kern van de grote evenwichten die ten grondslag liggen aan de communautaire vrede, naar analogie met andere bepalingen van de Grondwet die ook op die grote evenwichten betrekking.

De staatssecretaris wijst erop dat er al jaren werd gediscussieerd over de organisatie van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Het akkoord over de zesde staatshervorming wil deze discussie oplossen door het arrondissement grondig te hervormen. Deze hervorming raakt aan de kern van het grote evenwicht waarop de communautaire vrede steunt. Dat is de reden waarom de essentiële elementen van dit evenwicht krachtens artikel 157bis van de Grondwet, dat samen met de twee wetsontwerpen zal worden goedgekeurd, alleen gewijzigd kunnen worden door een wet aangenomen met een bijzondere meerderheid.

De huidige wetsontwerpen hebben tot doel het institutioneel akkoord nauwgezet te vertalen. Dat akkoord bevat volgende elementen: de ontdubbeling van de zetel voor alle 54 gemeenten die het huidige arrondissement Brussel vormen, de splitsing van het parket van Brussel in twee parketten, een parket bevoegd voor het administratief arrondissement Brussel en een parket bevoegd voor het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, en de aanpassing van bepaalde regels in de wet betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken.

Vervolgens was er een toelichting van de heer Laeremans bij zijn wetsvoorstel tot oprichting van een gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde, van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel en van het hof van beroep te Leuven. De heer Laeremans wenste in eerste instantie aan te tonen dat het perfect mogelijk is een billijke, redelijke en werkbare splitsing te realiseren die ervoor zorgt dat de Nederlandstaligen in Halle-Vilvoorde en in Brussel werkbare rechtbanken krijgen. Het eindresultaat is niet enkel voordelig voor de inwoners van Halle-Vilvoorde, maar ook voor alle inwoners van Brussel. Het voorstel gaat immers uit van een zeker status-quo en is bedoeld om een alternatief te formuleren waarmee de leden van de commissie zonder enig gezichtsverlies akkoord kunnen gaan. Aldus de heer Laeremans.

De heer Laeremans stelde voor hoorzittingen te organiseren om diverse instanties en stemmen de kans te geven zich te uiten, zo niet zal hij verplicht zijn alle argumenten van die diverse actoren te herhalen om de waardeloosheid van de voorliggende teksten aan te klagen. Het horen van de vertegenwoordigers van die instanties zou de efficiëntste wijze zijn om een inhoudelijk debat te voeren over de voorgestelde hervormingen.

De heer Vanlouwe sloot zich aan bij deze suggestie. De voorliggende bepalingen zijn volgens hem de allerzwakste schakel van de gehele staatshervorming, alleszins voor de Vlaamse partijen. Daarom vroeg hij aan de institutionele meerderheid het debat met de verschillende gerechtelijke actoren aan te gaan. Durft de meerderheid luisteren naar het werkveld? Wil ze ingaan op zijn vraag om hoorzittingen te organiseren? Kan de meerderheid daarenboven ook argumenteren waarom ze al dan niet voor of tegen hoorzittingen is? Dat waren zijn vragen.

De meerderheidspartijen waren van oordeel dat er geen voldoende argumentatie is om over te gaan tot hoorzittingen. Het is niet omdat er geen hoorzittingen worden georganiseerd dat de acht meerderheidspartijen het dossier niet kennen en onwetend zijn van het standpunt van deze personen. Zo werd aangetoond dat er briefwisseling en uitwisseling van informatie is geweest, onder meer met de Hoge Raad voor de justitie en de Nationale Federatie van de griffiers bij de hoven en rechtbanken. Het debat over deze wetsvoorstellen en -ontwerpen moet in het Parlement worden gevoerd. Beweren dat de indieners het standpunt niet kennen van degenen die niet werden gehoord, is onjuist. De indieners zijn formeel op de hoogte gebracht en men heeft geen enkele naam gehoord van een spreker die zijn standpunt niet voorafgaandelijk heeft doen kennen.

De commissie legde het voorstel van de heren Laeremans en Vanlouwe om hoorzittingen te organiseren ter stemming voor. Dit voorstel werd verworpen met 9 tegen 5 stemmen.

Tijdens de algemene bespreking heeft de oppositie veelvuldig citaten aangehaald van personen die niet werden gehoord. Ik licht die niet nader toe, omdat dit ons te ver zou leiden en beperk me ertoe mee te delen dat fundamentele opmerkingen werden gemaakt en dat grondig werd gediscussieerd, onder meer over de cijfergegevens.

De verhouding tussen het aantal Nederlandstalige en het aantal Franstalige dossiers is vanuit alle invalshoeken bekeken: de evolutie over verschillende jaren, de in- en de uitstroom, de verhouding op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel en de politierechtbanken.

Er is gediscussieerd over het aantal dossiers bij de parketten. Er is ook gedebatteerd over de nood aan eentalige dan wel tweetalige magistraten, over een vermindering van het aantal tweetalige zetelende magistraten en over de specifieke situatie bij de parketten. Er was een debat over een ontdubbeling dan wel een splitsing van de rechtbanken.

De oppositie heeft aangevoerd dat het aantal rechters en personeelsleden aan Nederlandstalige kant wordt verminderd, terwijl er aan Franstalige kant veel extra personeel wordt aangeworven. Daarover is ook langdurig gedebatteerd. Er is gesproken over de gerechtelijke achterstand en over de waarborgen voor de rechtsbedeling. Er is een debat gevoerd over de 20/80-verhouding, over de mogelijkheid het aantal Nederlandstalige magistraten op te trekken tot 27% en over de definitieve regeling. De werklastmeting is ter sprake gekomen en het objectieve verloop ervan. Er is gedebatteerd over de substituten, meer bepaald over de vijf Franstalige substituten in Halle-Vilvoorde. Ook de vraag of de taalwetgeving niet wordt aangetast kwam aan bod.

De artikelen en de amendementen van de N-VA en van Vlaams Belang zijn besproken. Het was een levendig debat. De oppositie en de meerderheid stonden vaak diametraal tegenover elkaar. De oppositie heeft talloze vragen gesteld aan de bevoegde staatssecretaris, die omstandig heeft geantwoord. Ik ben niet vooringenomen, maar durf toch te stellen dat in de Senaat een levendiger debat met vraag en antwoord is gevoerd dan in de Kamer.

Er kwamen ook een aantal specifieke punten aan bod: het statuut van de vijf Franstalige substituten bij het parket van Halle-Vilvoorde, de toepassing van de taalwetgeving, de toewijzing van zaken, de taalwijziging, de tweetaligheid, het territorialiteitsbeginsel, het statuut van de procureur des Konings en van de adjunct-procureur des Konings van Brussel, het statuut van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde, de situatie in de faciliteitengemeenten en in Brussel, het tuchtrecht en de werking van het coördinatiecomité. De opmerkingen van de Raad van State zijn grondig behandeld, evenals de planning van de werklastmeting en de opmerkingen ter zake van de Hoge Raad voor de justitie.

Kortom, alle aspecten zijn aan bod gekomen. Daar heeft de oppositie wel voor gezorgd.

De heer Laeremans en de heer Vanlouwe hebben in het totaal 89 amendementen ingediend op het wetsontwerp betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. De heer Laeremans heeft een amendement ingediend op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ten gevolge van de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Hij heeft ook een amendement ingediend op het ontwerp tot invoering van een artikel 157bis in de Grondwet.

Alle amendementen werden in de commissie verworpen. De tekst die de Kamer had overgezonden, werd inhoudelijk niet gewijzigd. Er zijn wel enkele tekstverbeteringen aangebracht, overeenkomstig de procedure ter zake.

De commissie heeft de respectieve ontwerpen goedgekeurd met twaalf stemmen tegen vijf.

Ik rond mijn verslag af met een dankwoord aan de Senaatsdiensten en aan de medewerkers die dit debat hebben mogelijk gemaakt. Als verslaggever ben ik ook de oppositie erkentelijk voor haar constructieve medewerking. Ten slotte gaat mijn dank uit naar de staatssecretaris en naar de commissievoorzitter, die de debatten objectief en krachtdadig heeft geleid.

Mme Muriel Targnion (PS), corapporteuse. - Bien plus brièvement que mon collègue, M. Anciaux, je voudrais rappeler que durant les deux dernières semaines, la commission des Affaires institutionnelles a consacré ses travaux à cette seconde phase du premier volet de la réforme de l'État. Les discussions ont essentiellement eu pour objet le projet de loi portant réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles ainsi que le projet d'insertion d'un article 157bis dans la Constitution, transmis par la Chambre des représentants.

Pour un compte rendu détaillé des discussions, je renvoie au rapport écrit de la commission des Affaires institutionnelles. Je tiens d'ailleurs à remercier les services pour l'excellent travail qu'ils ont accompli durant ces dernières semaines et qui nous a permis d'avancer vite et bien dans notre tâche. Le travail fut substantiel. Le projet de loi portant réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles comprend 72 articles et près de 90 amendements ont été déposés et largement défendus.

Je voudrais insister ici sur ce qu'un rapport écrit, même aussi fidèle que celui produit, ne peut rendre parfaitement, à savoir le climat d'écoute respectueux qui a prévalu lors des travaux en commission. Les désaccords, parfois profonds, ont pu s'exprimer dans un climat serein. Les raisonnements des orateurs ont pu être largement développés. Nous avons travaillé intensément, certes, mais en donnant à chacun le temps de s'exprimer. Nous n'avons évidemment pas pu nous mettre d'accord sur tout mais nous avons écouté les uns et les autres.

L'ensemble du projet de loi portant réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles a été adopté par la commission par douze voix contre cinq, tout comme le projet de loi modifiant la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police et le projet insérant un article 157bis dans la Constitution.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Net zoals de twee vorige sprekers, wil ook ik woorden van dank uitspreken. Ik wil de rapporteurs bedanken en zeker ook de diensten, die de voorbije vier dagen tot laat hebben gewerkt om ons de gelegenheid te bieden een goed en uitvoerig debat te voeren. Ik wil ook de collega's bedanken die het debat effectief ook zijn aangegaan: de heer Anciaux, staatssecretaris Verherstraeten, de heer Deprez, de heer Delpérée. Andere collega's heb ik jammer genoeg niet zo veel gehoord. Uit het verslag, dat ik gisteren nog eens heb doorgenomen, blijkt dat toch vooral de twee oppositiepartijen uit Vlaanderen het woord hebben genomen. In het Franstalig landsgedeelte is er immers geen oppositie en is iedereen bijzonder tevreden met de wetsontwerpen.

We behandelen nu het laatste van de drie hervormingspakketten. In zijn verslag verwees de heer Anciaux al naar mijn uitspraak dat dit de allerzwakste schakel in het geheel is. Daarmee wil ik benadrukken dat ook de andere hervormingen een geheel van toegevingen vormen, alleen is dit voor ons de meest zwakke, vage en onduidelijke schakel die dan ook het moeilijkst te verdedigen is. Ik heb het bij aanvang al gezegd: het onverdedigbare moest worden verdedigd. De commissie heeft het ontwerp goedgekeurd, vandaag behandelen we het in plenaire vergadering en ik hoop ook hier op een debat.

Vandaag bespreken we, voor alle duidelijkheid, niet de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, wel een hervorming. Toen enkele maanden geleden het vlinderakkoord werd gesloten, konden we al de verschillen zien tussen de ontdubbeling van de zetel en de splitsing van het parket. De Franstalige media - Le Soir, La Libre Belgique, RTBF, RTL - spraken duidelijk over een hervorming, de Nederlandstalige - De Standaard, De Morgen -, geïnformeerd door de Vlaamse onderhandelaars, hadden het over de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik vroeg me dan ook af of er twee versies van dat vlinderakkoord bestonden, een Nederlandstalige en een Franstalige. Eenzelfde akkoord werd inderdaad op een heel andere manier geïnterpreteerd.

Ook nu krijgen we dus een hervorming die de Vlamingen niet hebben gevraagd. Het rijtje is intussen gekend. Eén wetsontwerp om het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te hervormen en ongeveer tien wetteksten om bepaalde privileges toe te kennen als compensatie voor de bestaande teksten, die de Franstalige partijen kenden. Er waren destijds inderdaad wetsvoorstellen hangende, ingediend door alle Vlaamse partijen, waarvoor een gewone meerderheid voldoende was. We weten wat dat heeft meegebracht en op welke grendels, blokkeringen en veto's we zijn gestoten.

Daarnaast was er ook een wetsvoorstel over het gerechtelijk arrondissement van gewezen senator Hugo Vandenberghe, die nu de stafhouder van de Brusselse balie is. Met deze twee wetsvoorstellen was het dus mogelijk om de problemen met betrekking tot het kiesarrondissement en het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde met een eenvoudige meerderheid te regelen. Aan Nederlandstalige kant bestond een akkoord om langs deze weg een echte splitsing door te voeren. De feiten zijn echter wat ze zijn. Er kwamen lange onderhandelingen die in het vlinderakkoord uitmondden, met dertien wetsvoorstellen die de zaken alleen maar complexer maken.

Voor het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde kwam evenwel niet de oplossing die was gevraagd. In plaats daarvan werd een ingewikkelde en naar onze mening slechte regeling uitgewerkt. De commissie hield inderdaad lange en uitvoerige besprekingen over de hervorming van het gerechtelijk arrondissement. Collega Laeremans en ik hebben vele vragen gesteld, ook over de praktische uitwerking van de wijzigingen in verband met het gerechtelijk arrondissement en de taalwetgeving. De taalwetgeving wordt fundamenteel gewijzigd en op meerdere punten versoepeld. Op onze heel concrete vragen kwam helemaal geen antwoord ofwel een schijnantwoord. De staatssecretaris verwees alleen maar naar het verslag of antwoordde dat er helemaal niets zou veranderen. We werden dus met een kluitje in het riet gestuurd, wat ik betreur.

Tegelijk werd duidelijk hoe wankel en vaag dit akkoord wel is. Het is bovendien een wereldvreemd akkoord, want er werd geen rekening gehouden met wat in Vlaanderen leeft en met wat van de onderhandelaars en de parlementsleden wordt verwacht. De institutionele meerderheid was blijkbaar bang van haar eigen schaduw en bang om de hervormingen echt te verdedigen.

Wij waren vragende partij om hoorzittingen met de magistratuur en de balie te organiseren. Wij vroegen een grondige bespreking in aanwezigheid van de minister van justitie. Blijkbaar was de meerderheid bang om op onze vragen in te gaan. Mijnheer Delpérée ontkent dat, maar de stemmingen over het houden van hoorzittingen bewijzen het tegendeel. Sommigen beweerden dat het standpunt van de magistraten genoegzaam bekend was. Dat neemt niet weg dat het de moeite loont om in debat te gaan, zoals wij hebben geprobeerd om met amendementen de teksten bij te sturen. We wisten ook wel dat geen komma aan de bewoordingen mocht worden gewijzigd. De tekst over de aanvraag van een taalwijziging begint bijvoorbeeld met een zin over het tijdstip van de aanvraag, namelijk uiterlijk acht dagen vóór de inleidingszitting of op de inleidingszitting. Die eerste zin is juridisch volledig nutteloos. Beter zou zijn `Uiterlijk op de inleidingszitting'. Toch mocht die tekst niet worden gewijzigd.

Er bestaat dus een fundamentele vrees om het debat aan te gaan met mensen van het terrein: de magistraten, de griffiers, de orde van Vlaamse Balies en zelfs de Ordre des Barreaux francophones et germanophone. De vraag die door collega Laeremans en door mezelf werd gesteld, werd onmiddellijk weggestemd.

Het was nochtans nuttig geweest het debat aan te gaan met diegenen die dagelijks rechtspreken in Brussel, met de rechters van de arbeidsrechtbank en de rechters van de rechtbank van eerste aanleg, die een open brief hebben geschreven. Het Nationaal Verbond van Magistraten van Eerste Aanleg en de Conferentie van de Nederlandstalige voorzitters van de Arbeidsrechtbanken mochten hun verhaal niet in de commissie komen toelichten. Dan was het woord tegen wederwoord geweest, en niet oppositie tegen meerderheid, maar dan hadden mensen van het terrein toelichting kunnen geven bij de voorliggende wetteksten.

De commissie organiseert voor elk wetsvoorstel hoorzittingen, bijvoorbeeld met de Hoge Raad voor de Justitie of met ngo's. Voor een dermate fundamentele zaak als de hervorming van het gerechtelijk arrondissement, waarover zoveel discussie is, worden geen hoorzittingen gehouden. Welnu, mijn conclusie is dat er een fundamentele vrees bestaat om daarover in discussie te treden met mensen uit het werkveld.

M. Gérard Deprez (MR). - Je conteste radicalement qu'il y avait la moindre peur ou la moindre inquiétude dans le chef des partenaires de la majorité. Tout simplement, tous les organes et toutes les personnes que vous venez de mentionner avaient déjà eu l'occasion de faire connaître de manière personnelle leur position à l'ensemble de l'opinion publique et donc à tous les partenaires, tant par écrit que par des commentaires en radio ou en télévision. Vous vouliez tout simplement que nous perdions notre temps en les réécoutant alors que leurs avis avait été porté à la connaissance non seulement des parlementaires, mais de toute la population. Vous parlez de peur, il faudrait parler de superflu... Nous l'avons considéré comme tel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Wat hier wordt gezegd, moet ik formeel tegenspreken. Dit is onbegrijpelijk. Het gaat immers om zoveel meer dan om het ventileren van ideeën. Wij wilden bijvoorbeeld vragen stellen over de werking van het Brussels parket, over de wijze waarop het Brussels parket nu de zaken in Halle-Vilvoorde aanpakt. Over die pertinente vragen bestaat grote onduidelijkheid. We mochten die vragen niet stellen, er mocht geen debat zijn. Dat debat had verhelderend kunnen zijn en stommiteiten kunnen voorkomen, maar de leden van de meerderheid hebben elk debat verhinderd. Voor de minste prullen worden parlementaire hoorzittingen gehouden, maar voor iets zo fundamenteels, waarbij de belangrijke taalwet van 1935 op de helling wordt gezet en er verregaande hervormingen inzake het gerechtelijk arrondissement worden doorgevoerd, worden geen hoorzittingen toegelaten. Dat grenst aan het ongelofelijke, temeer daar advocaten en magistraten gesmeekt hebben om gehoord te worden. Die weigering is een parlement onwaardig.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Er bestaat inderdaad een fundamentele angst voor het woord en wederwoord. De meerderheid had kennis van de opmerkingen en vrije tribunes en wist dat de Orde van Vlaamse Balies, de Nationale Federatie van de Griffiers en verschillende verenigingen van magistraten vragende partij waren om over het geheel en de verschillende details te spreken waarover onduidelijkheid is. Mijn conclusie is duidelijk: er is een fundamentele vrees om met het werkveld in discussie te gaan. We hebben vorige week in de commissie voor de Justitie nog de Hoge Raad voor de Justitie gehoord. De leden van de Raad kwamen hun verslag en het verslag met betrekking tot de zaak Annick Van Uytsel toelichten. We kenden eveneens de tekst met betrekking tot die twee verslagen, maar de commissie voor de Justitie heeft toch geluisterd naar wat de leden van de Hoge Raad voor Justitie te zeggen hadden. Dezelfde vertegenwoordiger van de Hoge Raad is ook naar de Kamer gegaan. Over ieder verslag is woord en wederwoord mogelijk, maar over dit fundamentele punt, de hervorming van het gerechtelijk arrondissement, waarover zoveel ontevredenheid bestaat, had de institutionele meerderheid niet de moed om in discussie te treden met het werkveld.

Ik was werkelijk gechoqueerd door de uitspraken van de heer Delpérée: toen ik citeerde uit een rapport van de Nationale Federatie van de Griffiers, waarin hun visie duidelijk was geformuleerd, noemde hij mijn uitspraken fascistisch!

M. Francis Delpérée (cdH). - Je n'ai pas mis en cause la fédération des greffiers, j'ai simplement considéré que dans un pays comme le nôtre, il est inapproprié de se prévaloir des préoccupations de la société civile, en ce compris les membres de l'ordre judiciaire, pour contester la légitimité des assemblées parlementaires. C'est une façon de faire qui rappelle effectivement les régimes fascistes.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De reactie van de heer Delpérée is echt onvoorstelbaar. In verschillende commissies van de Senaat hebben we het ongenoegen gehoord van juristen, van de Hoge Raad voor de Justitie, van de Orde van Vlaamse Balies, de Nationale Federatie van de Griffiers. De meerderheid beseft dus dat er veel kritiek op haar voorstellen is.

Er is niet alleen angst voor de mensen op het terrein ...

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Collega Vanlouwe, we hebben in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden uitvoerig gedebatteerd over het al dan niet houden van hoorzittingen. Al degenen die u wou horen werden uitvoerig geciteerd, door uzelf, door collega Laeremans en door anderen. Elk detail is in de commissie aan bod gekomen. Zowel de zaken waarbij u vragen of bedenkingen had als de zaken waarmee u het grondig of minder grondig oneens was, zijn besproken. Over alles was er woord en wederwoord. De parlementsleden moeten in eerste instantie tot besluitvorming komen. Ik ben het met u eens dat het ook de taak van een parlementslid is zich goed te informeren, maar alle opmerkingen die u nu maakt, zijn in de commissie al uitvoerig besproken. Geen enkele van de aanwezige collega's van de meerderheid heeft er enig probleem mee om, eens de verantwoordelijkheid genomen, daarover verantwoording af te leggen. De Franstalige en Nederlandstalige collega's van de meerderheid en de staatssecretaris hebben hun verantwoordelijkheid opgenomen. De bewering dat zij uit angst handelen, neem ik niet. Er is helemaal geen angst, voor niemand. Als lid van de Balie van Vlaamse Advocaten van Brussel en als inwoner van Brussel word ik voortdurend geconfronteerd met allerlei opmerkingen. Ik neem dan telkens mijn verantwoordelijkheid, zoals ik dat hier doe en zoals ik dat in de commissie heb gedaan.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik blijf erbij dat er een fundamentele angst bestaat om in discussie te gaan met mensen die elke dag op het terrein actief zijn en die fundamentele kritieken hebben geuit op de hervormingsplannen voor het gerechtelijk arrondissement. De meerderheid heeft het nooit aangedurfd om met hen de confrontatie aan te gaan. Ik zal daaraan herinneren als in de toekomst in de commissie voor de Justitie of een andere commissie van de Senaat gevraagd wordt naar hoorzittingen met ngo's, met de Hoge Raad voor de Justitie of met een of andere vereniging. Elke dag zijn er in de Senaat hoorzittingen, maar over deze fundamentele hervorming heeft de meerderheid angst om in discussie te gaan met de magistraten, advocaten en griffiers.

Er was ook angst om heel precieze en concrete antwoorden te geven op specifieke vragen van de oppositie. Wat zal de hervorming betekenen op het terrein? Welke impact zal ze hebben op de gerechtelijke achterstand? Zal ze een effect hebben op de beoordeling van criminelen? Hoe zal de taalwijziging verlopen? Er waren heel wat concrete vragen, maar wij kregen alleen algemene antwoorden zoals `Ik verwijs naar het verslag; er zal niets veranderen; alles blijft zoals het was ...'. Ik kan alleen maar besluiten dat er inderdaad ook angst bestond om verkeerd geïnterpreteerd te worden langs Franstalige en Nederlandstalige kant. Als men immers een concreet antwoord zou vinden in de verslagen van de commissie voor de Justitie, zou dat wel eens een invloed op de rechtspraak kunnen hebben.

Het meest jammerlijke is de angst om van Brussel een echt tweetalige hoofdstad te maken, met voldoende tweetalige rechters die in staat zijn om uitspraken te doen in twee talen, om in de vele taalgemengde dossiers in Brussel kennis te kunnen nemen van Nederlandstalige en Franstalige stukken en om de rechtsleer en de rechtspraak langs beide kanten van de taalgrens te kennen.

Waar is het respect voor het principe dat je ook met een Nederlandstalig diploma moet kunnen worden benoemd als procureur des Konings en als arbeidsauditeur in Brussel? Het blijft onvoorstelbaar: men heeft angst en men wenst niet dat Brussel als hoofdstad van dit land een echte tweetalige stad zou worden, want anders zou men nooit maatregelen nemen waarbij een procureur en een arbeidsauditeur exclusief een Franstalige moet zijn. Dit is manifest discriminerend ten aanzien van de Nederlandstalige juristen en magistraten, die in Brussel, de hoofdstad van een land, niet eens de mogelijkheid hebben om door te stoten tot bepaalde topfuncties. De juridische topfuncties worden voorbehouden aan Franstaligen. Dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

We dachten dat we alles hadden gezien met de eerste BHV-teksten die we de voorbije weken hebben behandeld, maar de hervorming van het gerechtelijk arrondissement slaat alles. In de commissie somde ik tien cadeaus op die met dit wetsontwerp aan de Franstaligen worden gegeven, met een mooie, rode strik errond. Tijdens de debatten heb ik geleerd waarom de acht partijen met cadeaus strooien. Het is een gevolg van hun wankele, onduidelijke en zelfs wereldvreemde visie op het gerechtelijk landschap in en rond Brussel. De wettekst leest dan ook als een sprookjesboek, bijna als de Fabeltjeskrant. Het eerste fabeltje dat ik gehoord heb tijdens de besprekingen kwam van staatssecretaris Verherstraeten en luidde als volgt: `De hervorming komt tegemoet aan de jarenlange eis die er bestaat van Vlamingen en van de Vlaamse beweging'. Wat een fundamenteel ongeloofwaardig sprookje! Waarom wil Vlaanderen, waarom wil mijn partij het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde splitsen?

Ten eerste om de straffeloosheid die jammer genoeg nu in dit gerechtelijk arrondissement bestaat tegen te gaan, maar ook om het fundamentele probleem van de gerechtelijke achterstand in burgerlijke zaken aan te pakken. Daar moet een einde aan komen.

Een tweede reden waarom mijn partij het gerechtelijk arrondissement wil splitsen, was om duidelijk te maken waar een tweetalige hoofdstad stopt en waar een eentalig Vlaanderen begint. Duidelijk maken waar de taalgrens ligt die meer dan vijftig jaar geleden is vastgelegd in taalwetten, bijzondere wetten en de Grondwet. Er moet een duidelijk signaal komen aan de Franstaligen die in Vlaanderen wonen: ze mogen weten dat ze welkom zijn, maar dat er voor hen geen andere keuze bestaat dan zich in te burgeren in het Vlaams Gewest.

Wat krijgen we echter als antwoord op onze vraag? Er komt geen splitsing, maar enkel een ontdubbeling. Ceci n'est pas un splitsing. Ik heb verwezen naar het surrealistische schilderij van René Magritte, waarop staat `Ceci n'est pas une pipe'. Hetzelfde beeld kan hier worden gebruikt, we zijn in een surrealistische wereld terechtgekomen. De ontdubbeling is immers iets heel anders dan een splitsing. Franstalige magistraten zullen nog steeds kunnen handelen en werken in heel Halle-Vilvoorde. De splitsing komt er niet en Franstaligen krijgen bevoegdheden in Halle-Vilvoorde. Niet alleen in Brussel, zelfs niet alleen in de faciliteitengemeenten, maar wel in de vijfendertig gemeenten van Halle-Vilvoorde. Het signaal dat de meerderheid hiermee geeft is duidelijk: `u woont misschien in Vlaanderen, maar we zullen u behandelen alsof u in de tweetalige hoofdstad woont.'

Op geen enkele andere plaats in ons land bestaat een dergelijke regeling, maar wel in Halle-Vilvoorde. Er wordt een voorrecht gecreëerd dat nog niet bestond. Bovenop de niet-splitsing krijgen we ook Franstalige parketmagistraten in Halle-Vilvoorde. Daarmee zeggen de acht partijen eigenlijk dat Vlaamse rechters niet objectief kunnen zijn in hun vervolgingsbeleid. Het volstaat niet dat ze perfect tweetalig zijn om gedetacheerd te kunnen worden naar Halle-Vilvoorde, ze moeten van de Franse taalrol zijn.

In het verleden heeft de CD&V stoere verklaringen afgelegd en gezegd dat het niet kan dat er Franstalige rechters worden toegewezen aan Vlaamse rechtbanken. Toen hij nog Vlaams parlementslid was, zei de huidige gouverneur van West-Vlaanderen dat er in China toch ook geen Nederlandstalige rechters zijn. Ook staatssecretaris Verherstraeten was vorig jaar, vóór het vlinderakkoord, nog van mening dat de rechten die Franstaligen nu al hebben, lijken te volstaan. In het vlinderakkoord zien we echter een totale uitbreiding van hun voorrechten en privileges. Hoe kunnen die uitspraken in overeenstemming gebracht worden met het vlinderakkoord en de wetteksten die we nu bespreken?

Bovenop de Franstalige rechtbanken voor Halle-Vilvoorde en de Franstalige parketmagistraten krijgen we Franstalige schoonmoeders. De Franstaligen krijgen een blokkeringsrecht voor zuiver Nederlandstalige dossiers in Halle-Vilvoorde. De Franstalige rechters krijgen geen Nederlandstalige schoonmoeders. Zo zien we bijvoorbeeld in het vredegerecht van Lennik, waar vroeger geen faciliteiten bestonden, dat de Franstalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een vorm van toezicht krijgt over de Nederlandstalige magistraten. Hij heeft ook de mogelijkheid om beslissingen te blokkeren, aangezien gezocht moet worden naar een consensus. Nergens anders in Vlaanderen of Wallonië bestaat een dergelijke regeling.

De Nederlandstaligen daarentegen krijgen minder tweetaligheid in Brussel. Van de regeling dat twee derde van de magistraten in Brussel tweetalig moeten zijn, gaan we nu naar een regeling dat maar één derde tweetalig moet zijn. Opnieuw worden de Franstaligen beloond voor hun gebrek aan kennis van het Nederlands. In de commissie is gebleken dat meer dan de helft van de Nederlandstalige magistraten in Brussel wel degelijk een tweetaligheidsattest heeft, terwijl maar een zeer klein percentage Franstaligen dat attest heeft. In plaats van maatregelen te nemen om de tweetaligheid te verbeteren, in het belang van iedereen, wordt de taalregeling versoepeld. De tweederderegeling wordt een eenderderegeling. Minder tweetaligheid is een duidelijk signaal van de wereldvreemde visie van de acht partijen. Een tweetalige hoofdstad heeft net nood aan meer en echte tweetaligheid, niet aan minder tweetaligheid. Als we van Brussel daadwerkelijk de hoofdstad willen maken van een federaal land en van Europa, moeten we er voor zorgen dat meertaligheid wordt bevorderd en mogen we geen maatregelen nemen om de tweetaligheid te versoepelen. Het kan toch niet dat één taal dominant is in een hoofdstad met een internationaal karakter, met het grootste aantal diplomaten ter wereld, waar de zetels van de Europese Unie en de Benelux gevestigd zijn. Met deze maatregel zorgen we voor minder tweetaligheid en meer eentaligheid.

Dit is totaal onbegrijpelijk. Bovendien verwachten we dat handelaars in de Nieuwstraat wel inspanningen zouden doen om ons in twee talen te woord te staan, maar blijkbaar is dat niet nodig voor magistraten en voor bepaalde topjobs in dit land.

Het beleid van de institutionele meerderheid is symptomatisch. Het ademt een gebrek aan respect voor Nederlandstaligen uit, zeker ook in Brussel. Het meest frappante bewijs daarvan is dat de procureur des Konings en de arbeidsauditeur voortaan tot de Franse taalrol moeten behoren. Dat is onaanvaardbaar in de hoofdstad van een land met een meerderheid van Nederlandstaligen en in een stad waar dagelijks maar liefst 250 000 pendelaars uit Vlaanderen komen en ongeveer 180 000 uit Wallonië. Daar wordt nu beslist om de tweetaligheid verder af te bouwen. De invoering van een beroepsverbod, dat discriminerend is voor Nederlandstaligen, is een trieste primeur.

In de commissie kregen we het antwoord dat Vlamingen die jobs ook kunnen krijgen. Dat klopt, maar dan moeten ze wel in het Frans gaan studeren. Het doet me denken aan de toestand ten tijde van mijn grootvader die vanuit de Kempen zijn diploma van huisarts in het Frans moest behalen in Leuven. Uit die tijd stamt de uitspraak van een bisschop of een kardinaal dat het Nederlands geen taal was die aan de universiteit zou kunnen worden gebruikt. Het is dus een fabeltje dat deze hervorming tegemoetkomt aan de jarenlange eis van de Vlaamse beweging.

Een tweede fabeltje is dat er niets essentieels verandert, zoals de staatssecretaris meermaals antwoordde op heel concrete vragen. Ook collega Anciaux herhaalt dit keer op keer: de nieuwe regeling is niet perfect, maar het is tenminste geen stap achteruit, we behouden het status quo. Dat is pertinent onjuist. We krijgen niet de splitsing die werd gevraagd, maar we krijgen een ontdubbeling en een complexe regeling. Die ontdubbeling wordt in de Grondwet gebetonneerd. Dat is een enorme stap achteruit, want het betekent eigenlijk dat de gevraagde splitsing van het gerechtelijk arrondissement in de toekomst quasi onmogelijk wordt. Er wordt een nieuwe grendel toegevoegd, een nieuwe blokkering, een nieuw veto. Toenmalig premier Yves Leterme zei enkele jaren geleden dat de limieten van het federalisme waren bereikt. Hij verwees toen naar de verschillende blokkeringen en grendels die er bestaan. Welnu, de huidige institutionele meerderheid voegt er nog enkele grendels aan toe, ze maakt het geheel nog complexer en ze creëert meer moeilijkheden voor de toekomst. De splitsing van het gerechtelijk arrondissement, zoals ze destijds in het wetsvoorstel-Vandenberghe stond en zoals in Vlaanderen werd gevraagd, wordt nu quasi onmogelijk gemaakt.

Ook wat het beroepsverbod voor Nederlandstaligen betreft verandert er wel degelijk wat. Op dit ogenblik is de procureur des Konings in Brussel een Nederlandstalige die perfect tweetalig is, wat hij kan bewijzen met zijn Selor-attest. In de toekomst kan zo iemand geen procureur des Konings meer worden, omdat hij met zijn diploma behoort tot de andere taalrol. Ikzelf kan bijvoorbeeld ook nooit procureur des Konings meer worden in Brussel. Er komt dus een totaal beroepsverbod.

Taalwijzigingen zullen niet alleen worden versoepeld, ook de procedure om een taalwijziging aan te vragen verandert. Het tegensprekelijk debat en de beroepsmogelijkheid zijn toch een fundamentele wijziging in de huidige taalwetgeving.

Op mijn vraag naar het aantal aanvragen tot taalwijziging en betwistingen bij het Hof van Cassatie werd geantwoord dat men niet over dergelijke informatie beschikte. De versoepeling van het systeem zal waarschijnlijk leiden tot een waterval van aanvragen tot taalwijziging en betwistingen voor de gemeenschappelijke arbeidsrechtbanken.

De oprichting van een parket in Halle-Vilvoorde is een wijziging ten goede. Alleen krijgt het niet de macht zijn magistraten tot de orde te roepen. Daarvoor moet het rekenen op de Brusselse procureur des Konings. Opnieuw wordt een uitzondering ingevoerd. Vijf Franstalige magistraten worden van Brussel naar Halle-Vilvoorde gedetacheerd. Als ze weigeren het strafrechtelijke beleid van de procureur van dat arrondissement uit te voeren, kan die geen sanctie uitspreken en moet hij daarvoor rekenen op zijn Brusselse collega. Hierover hebben we langdurig gediscussieerd, maar een duidelijk antwoord is uitgebleven.

Een ander fabeltje is dat straffeloosheid eindelijk zal worden aangepakt in de Rand, omdat zowel Nederlandstaligen als Franstaligen voldoende rechters zullen krijgen. Een lid verklaarde dat de oppositie vooral op het negatieve focust, terwijl ook veel verandert in positieve zin.

De heer Deprez voegde er zelfs aan toe dat alles blijkbaar efficiënter zou worden pour les justiciables. Misschien geldt dat wel voor de Franstalige, maar niet voor de Nederlandstalige rechtsonderhorigen.

Er werd ook uitvoerig gediscussieerd over de juistheid van de cijfers en over de vraag of het kabinet van gewezen minister van Justitie De Clerck tijdens de onderhandelingen al dan niet verkeerde cijfers had aangeleverd. Wie draagt welke verantwoordelijkheid? Wie draagt welke schuld?

De staatssecretaris was ervan overtuigd dat de hervorming zal bijdragen tot de wegwerking van de gerechtelijke achterstand. Hij voegde eraan toe dat het geen rol speelt of het nu gaat om een achterstand bij Franstalige dan wel bij Nederlandstalige dossiers. Wie gelooft dat?

De feiten leren immers dat de gerechtelijke achterstand alleen bij de Nederlandstaligen zal toenemen. Daarvoor baseren we ons niet alleen op de cijfers van de Hoge Raad voor de Justitie, maar eveneens op die van de staatssecretaris zelf. De jaarlijkse achterstand bij de Nederlandstalige arbeidsrechtbank zal meer dan verdubbelen. Het aantal niet-behandelde dossiers bedraagt momenteel jaarlijks 1638 dossiers bij de negen arbeidsrechters. Zodra hun werk door slechts vijf arbeidsrechters moet worden verricht, zal de gerechtelijke achterstand toenemen tot 3368 Nederlandstalige dossiers. Of wordt in de wet misschien opgenomen dat ze harder moeten werken dan hun Franstalige confraters? De jaarlijkse achterstand bij de Nederlandstalige rechtbank van koophandel zal zelfs verdrievoudigen. Momenteel zijn er jaarlijks 439 niet-behandelde dossiers. Dat aantal zal oplopen tot 1265 dossiers.

Voor de nieuwe regeling zijn er elf rechters, na die regeling negen. Hoe is dat verschil te verklaren? Hoe zal, zowel aan Nederlandstalige als aan Franstalige kant, de gerechtelijke achterstand worden weggewerkt als er meer Franstalige, maar minder Nederlandstalige rechters overblijven voor hetzelfde aantal dossiers?

De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg doet het vandaag goed. Ze behandelt meer dossiers dan er binnenkomen; de uitstroom of het aantal vonnissen ligt hoger dan de instroom, het aantal zaken dat wordt ingeleid. Dat maakt dat de gerechtelijke achterstand grondig wordt ingekort.

Met de geplande hervorming zal dat niet langer het geval zijn. In plaats van de jaarlijkse achterstand weg te werken, zal de achterstand groter worden aan Nederlandstalige kant.

Aan Franstalige kant is het beeld volkomen anders. Daar vermindert de jaarlijkse achterstand met maar liefst 40% bij de rechtbank van koophandel, 70% bij de rechtbank van eerste aanleg en met bijna 80% bij de arbeidsrechtbank. Die cijfers verschillen dus fundamenteel met die aan Nederlandstalige kant. Nooit is mij uitgelegd hoe de gerechtelijke achterstand langs Nederlandstalige kant zou kunnen verminderen met minder rechters, terwijl er aan Franstalige kant rechters bijkomen. Waar is het evenwicht in dat fabeltje?

In budgettair moeilijke tijden moet zorgvuldig over elke euro worden nagedacht. Maar wat zien we? Aan Franstalige kant zullen er massaal aanwervingen gebeuren. Dat blijkt uit het verslag van de Hoge Raad voor de Justitie. Op zich is dat zeker niet slecht. Iedereen is immers gebaat met voldoende personeel en vlot werkende rechtbanken. Dat geldt zeker voor Brussel, maar dat moet dan ook aan Nederlandstalige kant gebeuren. Met de huidige cijfers ziet het er slecht uit voor de Nederlandstaligen.

Aanwervingen die niet objectief te rechtvaardigen zijn, onevenwichtig zijn en enkel Franstaligen betreffen, vormen hoe dan ook een probleem. Dat is zeker het geval in een periode waarin er geld te kort is voor cipiers en justitiehuizen. Wekelijks is er wel ergens een staking van cipiers die vragen dat meer mensen worden aangeworven. Voor die aanwervingen is er geen geld, maar wel voor een uitzonderlijke aanwerving van Franstalige magistraten. Daar knelt vandaag het schoentje. Ik ben benieuwd naar de uitleg op het volgende sociaal overleg met cipiers en vertegenwoordigers van justitiehuizen.

Een objectieve rechtvaardiging kan enkel steunen op objectieve cijfers en op een degelijke werklastmeting. Die zijn er op het ogenblik niet. Wat doen de acht partijen van de institutionele meerderheid? Ze hervormen eerst en zien daarna of een werklastmeting en bijsturing nodig is. Dat is de wereld op zijn kop. Normalerwijze meten we eerst de werklast en nemen we dan beslissingen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - De kritiek en commentaar van de heer Vanlouwe begrijp ik niet goed. De N-VA dweilt het land af in volle kiesperiode met de boodschap dat er onvoldoende hervormingen zijn. De heer Vanlouwe vraagt nu op de tribune waarom wij hervormingen aandurven zonder eerst metingen te hebben gedaan. Van twee dingen één.

Ofwel gaan volgens de N-VA de hervormingen te snel, ofwel vraagt de N-VA meer tijd en dringt ze aan op een werklastmeting. De oppositie moet zich geen zorgen maken. De regering heeft zich geëngageerd voor een werklastmeting. Dat zal in de Ministerraad worden overlegd. Als de N-VA in dit dossier aandringt op rustig de tijd nemen, dan moet ze consequent zijn en die aanpak ook bepleiten in andere domeinen.

De heer Vanlouwe heeft ook gesproken over Brussel, waar zijn partij een grote voorliefde voor heeft! De N-VA kondigt de Vlaamse onafhankelijkheid aan voor 2014. Ik ben zeer benieuwd hoe die partij op dat moment haar voorliefde voor Brussel op een realistische manier zal waarmaken.

Het gevoerde discours is dubbelzinnig en tegenstrijdig. De heer Vanlouwe benadrukt terecht het belang van Brussel. Ik onderschrijf de vele argumenten die hij daarvoor aanhaalt. Maar een bijkomende financiering van Brussel is voor de N-VA een grote schande. Nochtans had de N-VA destijds zelf 500 miljoen extra geld voor Brussel beloofd. Het is of het een of het ander. Ofwel is Brussel belangrijk voor het land, voor Vlaanderen en voor de Vlamingen die in Brussel wonen en werken. In dat geval is die extra financiering gerechtvaardigd. De N-VA heeft die destijds trouwens zelf toegezegd. Ofwel is Brussel niet belangrijk, en dan moet de heer Vanlouwe stoppen met zijn dubbelzinnig discours ter zake.

Wat de parketmagistraten in Halle-Vilvoorde betreft, zegt de N-VA dat ze tegen een gesplitst parket is. Maar in de huidige situatie zijn er ook Franstalige parketmagistraten in Halle-Vilvoorde. Het parket wordt nu gesplitst op vraag van alle burgemeesters uit Halle-Vilvoorde, die daarvoor veiligheidsargumenten inroepen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Er is geen enkele burgemeester die Franstalige magistraten vraagt in de Rand.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Er wordt een eigen veiligheidsbeleid gevraagd door de burgemeesters van Halle-Vilvoorde, specifiek voor hun gemeenten. Dat wordt nu mogelijk gemaakt, en de N-VA probeert dat te verhinderen.

De heer Vanlouwe heeft verwezen naar het wetsvoorstel van de heer Hugo Vandenberghe. Dat wetsvoorstel werd destijds mee ondertekend door partijgenoten van de heer Vanlouwe. De nota waar we niet meer over mogen spreken, verwees trouwens nog naar dat wetsvoorstel. Ik wil dat wetsvoorstel gerust eens bespreken, om de vergelijking te maken met hetgeen nu staat in de teksten die voorliggen.

De N-VA zegt dat het ontwerp dat vandaag besproken wordt, niet gaat om een echte splitsing maar om een ontdubbeling van de rechtbanken. Dat is correct, maar dat stond ook in het wetsvoorstel-Vandenberghe. Het principe dat de taalwetgeving bepalend is voor aanwijzing van de bevoegde rechtbank, stond ook al in datzelfde wetsvoorstel, net zoals het beginsel dat elke rechtbank haar eigen management moet hebben. Ik kan zo nog een hele reeks voorbeelden geven. Het wordt een lange tabel als ik de vergelijking maak tussen het ontwerp dat voorligt, en het wetsvoorstel van de heer Vandenberghe, dat destijds door de N-VA werd gesteund. Een parket voor Brussel en een parket voor Halle-Vilvoorde, ook dat stond in het wetsvoorstel-Vandenberghe. Hetzelfde geldt voor het bijzonder coördinatiecollege dat wordt opgericht.

De genese van de splitsing is terug te voeren op de voorstellen van de heer Vandenberghe. De heer Vanlouwe heeft zich afgevraagd of de CD&V-fractie die voorstellen wel kent. Ik ken die voorstellen, en wat vandaag voorligt, is erop gebaseerd. Als de N-VA nu zegt dat het wetsontwerp dat voorligt geen splitsing maar een ontdubbeling omvat, dan beaam ik dat. Maar ik zeg erbij dat die oplossing ook stond in het voorstel-Vandenberghe dat de N-VA destijds mee ondertekend heeft. Ik vraag dat de N-VA vandaag een duidelijk en consistent verhaal zou brengen, rekening houdend met wat de partij vroeger heeft verkondigd.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Volgens mij leest u het wetsvoorstel van Hugo Van de Berghe wel zeer selectief, mijnheer Beke. De basis ervan is een asymmetrische, horizontale splitsing die steunt op territorialiteit. Zo staat het in de algemene inleiding. Dat ligt volkomen in de lijn met wat men zes- of zevenentwintig jaar geleden in de Brusselse balie heeft gedaan: een perfecte splitsing die een oplossing bood voor de problemen die er toen waren. Zo'n splitsing op basis van territorialiteit vormt ook de basis van dat wetsvoorstel, maar dat zegt u gewoonweg niet.

Bovendien moet ik toch opmerken dat ik u in de commissie bijzonder weinig heb gezien, mijnheer Beke.

U beweert dat Halle-Vilvoorde een eigen veiligheidsbeleid zal kunnen voeren. Als dat inderdaad mogelijk is met het huidige aantal parketmagistraten, dan moeten er ook voldoende Nederlandstalige rechters zijn om de vonnissen uit te spreken. Zo niet worden parket en zetel gewoon losgekoppeld en is er, ook met een eigen parket, geen sprake van een eigen veiligheidsbeleid, omdat er geen veroordeling volgt. Daar knelt het schoentje. Dat is het fundamenteel probleem. U breekt die ketting.

Het is nu het moment om te discussiëren over werklastmeting. Er komen geen fundamentele hervormingen. De staatssecretaris heeft het meermaals gezegd: alles blijft zoals het is. Hier en daar worden er wat kleine wijzigingen aangebracht, maar geen fundamentele hervormingen. Wij wensen die fundamentele hervormingen wel én op basis van een werklastmeting die nu wordt uitgevoerd. We moeten daarvoor een budget vrijmaken en criteria en een methodologie bepalen, zodat we over één of twee jaar weten hoeveel magistraten er aan Nederlandstalige en Franstalige kant nodig zijn. Nu wordt de omgekeerde weg gevolgd. Het aantal magistraten aan beide kanten wordt vastgelegd, dan volgt een werklastmeting en misschien komt er dan een bijsturing. Dat is gewoon de wereld op zijn kop. Voer eerst de werklastmeting uit - we hebben daartoe ook een amendement ingediend - en bepaal dan hoeveel magistraten er werkelijk nodig zijn aan elke kant, in de plaats van nu selectief te voorzien in meer magistraten aan Franstalige kant. Wij willen grondige hervormingen, een echte splitsing omdat die het probleem oplost. De voorgestelde regeling creëert alleen meer problemen, zowel bij het parket als bij de zittende magistratuur, vooral langs Nederlandstalige kant.

Op basis van de cijfers die in de commissie zijn toegelicht, zou er volgens de magistraten aan Nederlandstalige kant mogelijk maar één strafrechter overblijven. Volg eens enkele dagen de zittingen van de Nederlandstalige en de Franstalige kamer. Vele tientallen dossiers passeren in de verschillende strafkamers. Men heeft er een `boulettakamer' waar dagelijks drugsdossiers worden behandeld. Meestal staan er mensen terecht die in Zaventem zijn aangekomen, in een Nederlandstalige procedure terechtkomen en worden veroordeeld door de Nederlandstalige strafrechtbank. Met de nieuwe regeling zullen er aan Nederlandstalige kant minder correctionele rechters zijn en komt alles terecht in één, mogelijk twee kamers. De gerechtelijke achterstand zal dus oplopen, de straffeloosheid zal toenemen.

Mogelijks zullen er aan Nederlandstalige kant zelfs minder jeugdrechters zijn.

Op basis van uw cijfers gaan we van vier naar twee jeugdrechters langs Nederlandstalige kant. Een kordate aanpak van de jeugdcriminaliteit zal dus onmogelijk worden, doordat er minder zetelende magistraten zullen zijn.

Hoe is de 80/20-verhouding, die later in 80/27 werd aangepast, tot stand gekomen? Eerst lazen we in de media dat er verkeerde cijfers waren aangeleverd. Dat zijn niet onze woorden, maar die van bepaalde magistraten en van sommige onderhandelaars van het vlinderakkoord zelf. Een onderhandelaar zei letterlijk dat `de kabinetschef van de voormalige minister van Justitie tijdens de onderhandelingen foute cijfers heeft gebruikt. Dat is echt vervelend, we voelen ons gepakt.' Stefaan De Clerck zei zelfs het volgende: `Met de cijfers die nu bekend geraken, zou het akkoord er anders hebben uitgezien. De verdeling 80/20 is een uitgangspunt van een politieke deal. Als er in het parlement cijfers opduiken die objectief tegen te spreken zijn, kan er nog worden gedebatteerd.' Intussen heeft de regering het verhaaltje van de foute cijfers grondig bijgestuurd. Sinds de plenaire vergadering van de Kamer luidt het nu dat de onderhandelaars niet alleen partiële en onjuiste cijfers hadden, maar blijkbaar ook andere tabellen en statistieken die uitwijzen dat er eigenlijk sprake is van 26% Nederlandstalige zaken. Dat maakt de situatie nog erger, want ondanks die cijfers ging staatssecretaris Verherstraeten akkoord met een verhouding van 80% Franstalige tegenover 20% Nederlandstalige magistraten.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik zal straks inhoudelijk repliceren, maar ik wil wel dat u mij correct citeert. Ik heb het in de plenaire vergadering van de Kamer en in de commissie van de Senaat over de cijfers gehad. De onderhandelaars beschikten over de cijfers die Justitie had doorgegeven. De parlementsleden hebben de cijfers van de magistratuur gekregen. Ik heb die aantallen rechtbank per rechtbank vergeleken met de aantallen waarover de onderhandelaars sinds 30 september 2011 beschikten. U mag geen algemeen cijfer van 26% Nederlandstalige zaken naar voren schuiven, maar dient naar de juiste cijfers te refereren, zoals ik ze in de Kamer en in de Senaatscommissie heb weergegeven.

We hebben de juiste conclusies getrokken, maar daar hebt u blijkbaar onvoldoende kennis van genomen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer de staatssecretaris, waarom maakt u het u niet gemakkelijk en begint u niet onmiddellijk met een werklastmeting? U kan de meting laten uitvoeren door een extern bureau, want er is blijkbaar niet voldoende vertrouwen in de magistraten zelf.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Dat is precies wat we van plan zijn. De minister van Justitie start een werklastmeting via een extern bureau, waarvan de resultaten binnenkort aan de Ministerraad zullen worden voorgelegd, conform de timing die in het wetsontwerp ter zake is opgenomen.

Ondertussen zullen we met voorlopige kaders werken. Elke magistraat die niet met pensioen gaat of geen mutatie naar een andere rechtbank aanvraagt, zal blijven zitten en kan vonnis vellen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Het is bijzonder merkwaardig dat u nu al begint te werken met bepaalde kaders en zegt dat over enkele jaren kan worden bijgestuurd. Wij vragen nu een werklastmeting. Wij willen een objectieve en neutrale werklastmeting als basis voor een hervorming, die daadwerkelijk moet kunnen aantonen hoeveel magistraten er nodig zijn aan Nederlandstalige en hoeveel aan Franstalige kant.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De basis van dit akkoord is net dat de verdeling zal gebeuren op basis van de werklastmeting. Het gaat er niet om dat de splitsing op grond van een verhouding 80/20 of 27/80 moet gebeuren, maar wel op basis van een werklastmeting. Door het feit dat de rechtbank gesplitst wordt is de situatie anders dan vandaag. Nu zijn er zonder twijfel meer Nederlandstalige rechters dan verantwoord is op basis van de werklast van het aantal Nederlandstalige zaken. Dat is logisch, want de Nederlandstalige rechters treden ook vaak op als tweetalige rechter.

Omdat er momenteel in een tweetalige rechtbank meer tweetalige dan eentalige rechters zijn, twee derde tegenover een derde, zullen er als gevolg van een splitsing of ontdubbeling van de rechtbank meer eentalige rechters zijn. Bij de eentalige Nederlandstalige rechtbank Brussel-Halle-Vilvoorde en de meertalige Franstalige rechtbank Brussel-Halle-Vilvoorde zullen er inderdaad in de toekomst meer eentalige rechters zijn. De werklastmeting zal dat duidelijk maken.

In afwachting van een werklastmeting op basis van andere criteria dan degene die in het verleden werden gebruikt, zal er vrij snel een duidelijke werklastmeting kunnen gebeuren. Een splitsing of een ontdubbeling heeft steeds als gevolg dat er minder tweetalige rechters zijn. Er zijn meer Nederlandstalige tweetalige rechters dan Franstalige.

De Vlaamse Beweging heeft altijd de splitsing van het gerechtelijk arrondissement gevraagd, maar het gevolg zal zijn dat er, op basis van de werklastmeting, minder Nederlandstalige rechters zullen zijn omdat er minder eentalige Nederlandstalige zaken zijn. De Franstaligen zullen minder zaken hebben die ook onder de Franstalige noemer vallen. Dat is het logisch gevolg van een consequente keuze. We kunnen moeilijk geen flamingant willen zijn als het in ons nadeel is. Wat we nu meemaken in de gerechtelijke wereld is één van de gevolgen van het flamingantisme, van de splitsing. Het voordeel is, en hier ben ik het grondig met u oneens, dat de splitsing van het parket er zal toe leiden dat het aantal Nederlandstalige parketmagistraten en het aantal tweetalige parketmagistraten zal toenemen. Nu Halle-Vilvoorde een eigen parket krijgt, is er ruimte voor een betere rechtsbedeling en een beter vervolgingsbeleid.

Het klopt echter niet dat er te weinig Nederlandstalige rechters zullen zijn. In de commissie zijn we tot de conclusie gekomen dat een werklastmeting voor correctionele zaken wel eens zou kunnen opleveren dat we niet eens aan twintig procent voor Nederlandstalige zaken komen. Wie eerlijk is, moet toegeven dat er voor strafzaken en voor het parket een vooruitgang is gerealiseerd.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik wil een en ander met klem tegenspreken. Collega Anciaux zegt dat er meer tweetaligen zullen zijn bij het Brussels parket, terwijl in feite het aantal tweetaligen er zakt van twee derde naar een derde. Er worden wel meer tweetaligheidseisen gesteld aan het personeel, maar niet aan de magistraten. Bij hen verzwakt de tweetaligheid.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is niet correct, mijnheer Laeremans. Weet u welke taalverhouding er vandaag wordt opgelegd bij het personeel van het parket van Brussel?

De heer Bart Laeremans (VB). - Er is maar een klein percentage tweetaligen, dat weet ik ook wel.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Er wordt helemaal niets opgelegd. En wat zal het percentage Nederlandstalige medewerkers zijn na de hervorming?

De heer Bart Laeremans (VB). - Een derde.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Precies. We gaan van nul percent naar een derde.

Hoeveel parketmagistraten zijn vandaag Nederlandstalig?

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat kan ik niet uit het hoofd zeggen. Het is hier geen quiz.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ook niet, maar het is zeker geen dertig procent. En hoeveel Nederlandstalige parketmagistraten krijgen we met deze hervorming in Brussel en Halle-Vilvoorde? 36 procent!

De heer Bart Laeremans (VB). - Inderdaad, bij het parket wordt de tweederde/eenderderegel wel gerespecteerd, met inbegrip van de toegevoegde magistraten. Daar is er geen probleem.

Bij de magistraten in Brussel zal er wel een achteruitgang in de tweetaligheid zijn, namelijk van twee derde naar een derde, terwijl het Brussels parket tweetalig blijft. U hebt alleen gelijk als het gaat over het personeel, daar gaat de tweetaligheid naar omhoog.

U zegt dat er meer Nederlandstalige magistraten komen dan volgens de werklast nodig zal blijken. Dat is niet waar. De werklast bij de rechtbank van eerste aanleg bedraagt volgens de Hoge Raad voor de justitie 32 à 35% Nederlandstalige dossiers, terwijl er maar 28% Nederlandstalige magistraten zijn, omdat er veel te veel Franstalige toegevoegde rechters zijn.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik had het alleen over de correctionele zaken. Ik durf te wedden dat een werklastmeting zal uitwijzen dat we niet eens meer aan twintig procent Nederlandstalige zaken komen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Anciaux, dan had u er maar mee moeten instemmen dat er nu een werklastmeting worden gehouden. We zitten hier opnieuw te discussiëren op basis van foute cijfers.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik herhaal dat een werklastmeting in de toekomst wel eens zou kunnen uitwijzen dat we niet aan een vijfde Nederlandstalige correctionele zaken komen, terwijl er toch minimaal twintig procent Nederlandstalige rechters zullen zijn, want dat is nu eenmaal als ondergrens in dit akkoord vastgelegd. Dat is al wat ik zeg. Ik weerleg daarmee de voorspelling dat de criminaliteit gaat zegevieren, omdat er geen rechters meer zullen zijn om de Nederlandstalige zaken aan te pakken. Dat is een leugen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Eén rechtzetting. De heer Anciaux zit hier te goochelen met cijfers. Correctionele zaken in Brussel: 2009 27 procent Nederlandstalig; 2010 25 procent Nederlandstalig; 2011 26 procent.

Waar haalt hij de onzin dat het onder de 20 procent zakt? Dat is quatsch. Qua magistraten is het een grote rechtbank Brussel-Halle-Vilvoorde, Nederlands en Frans. We zitten daar over het kwart en niet op minder dan twintig procent van de zaken. Hij zou zijn dossiers beter moeten kennen! Dit zijn de cijfers van de Hoge Raad voor Justitie.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik kan slechts vaststellen dat er met cijfers wordt gegoocheld. Er waren foute cijfers. Er zijn nadien nieuwe cijfers opgedoken, dan nog eens nieuwe cijfers. Men heeft dan tijdelijke personeelsformaties vastgelegd en men durfde gewoonweg niet de werklastmeting afwachten. Zelfs met de werklastmeting begon men met bepaalde percentages hoe dan ook zouden moeten worden gerespecteerd na die werklastmeting!

Er is nog iets wat onduidelijk en onrechtvaardig is in die aangekondigde werklastmeting. Volgens ons kan die werklastmeting niet objectief zijn. Men zal immers rekening moeten houden met de bevolkingstoename. Dat lijkt correct te zijn, maar dat is het niet. We zitten namelijk in een hoofdstad. We zitten in een stad waar dagelijks honderdduizend mensen komen werken. Waar de zetel is van bedrijven, van nutsbedrijven, telecombedrijven, bedrijven die diensten verlenen in het hele land. Waar de federale overheidsdiensten gevestigd zijn, de Vlaamse overheidsdiensten, de Brusselse overheidsdiensten. Dagelijks worden hier procedures gevoerd die we niet terugvinden in andere arrondissementen. Hier worden verhoudingsgewijs meer procedures gevoerd.

Men moet dan niet alleen kijken naar de demografie en naar de enorme bevolkingstoename die er inderdaad te verwachten is, maar die ook te verwachten is in Antwerpen, in Gent, in Luik en in andere steden. Hier moeten we rekening houden met andere criteria.

Er staat inderdaad in de tekst dat er onder andere rekening moet worden gehouden met de werklastmeting. De politieke deal is dus duidelijk: de institutionele meerderheid heeft niet de intentie om een objectieve, rechtvaardige werklastmeting door te voeren en al helemaal niet om rekening te houden met de resultaten. Hier zijn tijdelijke personeelsformaties afgesproken die ook in de toekomst zullen gelden. In plaats daarvan kondigt men nu aan dat er een objectieve werklastmeting komt, maar het is overduidelijk dat we die binnen enkele jaren niet zullen krijgen. We verwachten willekeur. We hebben meermaals aangedrongen om dit bij te sturen, omdat we met een hoofdstad te maken hebben. Probeer een objectieve werklastmeting uit te voeren.

Ik wil ook reageren op het argument van de heer Anciaux, die het woord splitsing wel gebruikt, maar weet dat het om een ontdubbeling gaat. Hij stelt: `Zorg ervoor dat er minder tweetalige rechters nodig zijn'. Ik blijf dat betwisten. In een tweetalige hoofdstad waar er altijd taalgemengde dossiers zijn, waar in een dossier dat voor de Franstalige rechter komt misschien de helft van de stukken in het Nederlands en het Frans zal zijn, waar in Nederlandstalige dossiers ook de helft van de stukken mogelijk in het Nederlands of het Frans zullen zijn, moet men er voor zorgen dat men naar meer, in plaats van naar minder, tweetaligheid evolueert. Zelfs al gaan we over tot de splitsing, al gaan we over tot een slechte ontdubbeling, in een hoofdstad zullen we altijd worden geconfronteerd met taalgemengde dossiers.

U kent de stelling die professor Depauw destijds meermaals heeft verdedigd: twee derde was voor hem zelfs niet voldoende. Hij vond dat in Brussel alle magistraten tweetalig moeten zijn, zelfs na een splitsing van het gerechtelijk arrondissement. Voor het arrondissement Brussel moest die tweetaligheid vooropstaan.

Er wordt echter een lachertje gemaakt van de aangekondigde werklastmeting. Er is zelfs op aangedrongen dat met de resultaten geen rekening zou worden gehouden. Tachtig procent van de magistraten zullen Franstalig zijn en dat zal ook zo blijven na de overgang, wat de cijfers ook mogen zijn.

Dat zijn allemaal veronderstellingen. We kunnen niet weten hoe het in de toekomst zal zijn, daarom moest nu een werklastmeting worden gerealiseerd. Die werklastmeting is een mooie belofte; volgens staatssecretaris Verherstraeten en minister Turtelboom zal ze tegen 2014 worden doorgevoerd. Volgens de Hoge Raad voor de Justitie kan dat onmogelijk vóór 2017. We kennen de ervaringen van de werklastmeting die nu wordt uitgevoerd: in Mons wordt al 15 jaar gediscussieerd, zonder resultaat.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Dat het cijfer van tachtig procent waarover de heer Vanlouwe het heeft, niet zal verminderen, klopt niet. Het aantal magistraten zal niet verminderen, maar de procentuele verhoudingen kunnen wel veranderen aan de hand van de werklastmeting.

De heer Vanlouwe heeft, terecht, gezegd dat de Brusselse rechtbanken specifieke bevoegdheden hebben, die andere rechtbanken niet hebben. Als ze inderdaad meer bevoegdheden hebben, lijkt het mij logisch dat de werklast er hoger is en dat ze meer magistraten nodig hebben. De acht partijen die hebben onderhandeld, hebben dan ook terecht beslist dat de aantallen niet worden verlaagd, gelet op die specifieke noden.

Wat de einddatum voor de werklastmeting betreft, 2014 of 2017, heb ik in de commissie geciteerd uit het ambtshalve advies van de Hoge Raad voor de Justitie. In dat advies is geen sprake van 2017. De heer Vanlouwe stelt nu in plenaire vergadering dat de werklastmeting niet in 2014 zal worden afgerond, maar in 2017, omdat het zo in het advies van de Hoge Raad voor de Justitie staat. Dat is niet juist. In zijn amendement nr. 1 suggereert hij zelf een werklastmeting tegen 1 juni 2014. Hij gelooft dus zelf dat de werklastmeting er zal zijn in juni 2014, terwijl hij zegt dat dit volgens de Hoge Raad voor de Justitie niet mogelijk is.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Hoge Raad voor de Justitie citeert uit een ander rapport. Daarin staat dat, indien de klassieke werklastmeting gehanteerd wordt, ze maar tegen 2017 kan worden verwacht. De Hoge Raad voor de Justitie doet echter een hele reeks concrete voorstellen om de werklastmeting tegen 2014 te kunnen realiseren. De heer Vanlouwe heeft dat ook gelezen en toch blijft hij beweren dat de Hoge Raad voor de Justitie van mening is dat de werklastmeting er ten vroegste in 2017 zal komen. Dat is formeel onjuist, en de heer Vanlouwe weet dat. De Hoge Raad geeft de meerderheid en de minister van Justitie concrete tools om de werklastmeting tegen 2014 te realiseren.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De discussie die we vorige week in de commissie hebben gevoerd en die we nu opnieuw voeren, hadden we volledig kunnen vermijden. Er wordt opnieuw met cijfers gegooid, maar tot op heden is nog geen meting uitgevoerd. Meten is weten: een meting had dus de basis kunnen zijn voor een correcte verdeling van het aantal magistraten die nodig zijn langs Nederlandstalige en Franstalige kant. Dan hadden we ook geen overgangsmaatregelen moeten nemen. Blijkbaar heeft de meerderheid liever een tijdelijke formatie en een werklastmeting op basis van niet objectieve criteria, om dan mogelijk in de toekomst bij te sturen. Het was correcter geweest om nu een werklastmeting uit te voeren. We hebben de staatssecretaris gevraagd of de overheidsopdracht hiervoor reeds is uitgeschreven. We hebben gevraagd of er reeds een budget is uitgetrokken. Op die vragen hebben wij geen antwoord gekregen.

Mijn conclusie is dan ook dat de bewering dat de straffeloosheid en de gerechtelijke achterstand eindelijk zal worden aangepakt eigenlijk een fabeltje is. We krijgen wel een eigen parket om te vervolgen, maar we krijgen geen rechters in strafzaken of in burgerlijke zaken die zullen oordelen en uiteindelijk veroordelen.

Het is dus opnieuw een fabeltje.

Het vierde sprookje dan: de regeling is een eerbaar compromis waarbij de Vlamingen ook belangrijke punten binnenhalen. Om te besluiten wil ik even stilstaan bij de positieve punten van dit akkoord. We zouden blij moeten zijn dat het parket wel wordt gesplitst. Er zal in Halle-Vilvoorde mogelijk een strafrechtelijk beleid kunnen worden gevoerd, maar er zullen geen strafrechters zijn voor een daadwerkelijke aanpak en om veroordelingen uit te spreken. In plaats van een eigen strafbeleid krijgen we dus straffeloosheid, een maat voor niets, want zowel op het vlak van het strafrecht als van het burgerlijk recht zullen er minder Nederlandstalige rechters zijn. Het parket zal geen volwaardig parket zijn, de procureur zal niet de baas zijn over al zijn magistraten. Over tuchtsancties voor de gedetacheerde Franstalige magistraten in Halle-Vilvoorde zal enkel in Brussel kunnen worden beslist. De procureur des Konings uit Halle-Vilvoorde zal geen beslissingen kunnen nemen over een belangrijk deel van zijn magistraten.

We zouden blij moeten zijn met het feit dat de rechtbanken worden opgedeeld in Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, maar de Franstalige mogen wel handelen in gans Halle-Vilvoorde. Waar zit de verbetering?

We zouden blij moeten zijn dat er eindelijk een werklastmeting komt. Nu staat echter al vast dat de werklastmeting niet objectief zal zijn en dat rekening zal moeten worden gehouden met heel concrete criteria, die enkel voordelen kunnen hebben voor de Franstaligen, niet voor de Nederlandstaligen.

We zouden blij moeten zijn met een overgangsmaatregel met 27% Nederlandstaligen in plaats van de verhouding 20/80. Nu is echter al duidelijk dat die 27% niet volstaat en dat de achterstand zal oplopen. Van de arbeidszaken zijn bijvoorbeeld 29 tot zelfs 40% Nederlandstalig. Daar is tijdens de discussie meermaals op gewezen en dat ook door de arbeidsrechters die dagelijks met die dossiers bezig zijn.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Waar haalt u dat cijfer van 40%?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik heb de cijfers nu niet bij me, maar ze zijn in de commissie voldoende bediscussieerd. Wij vroegen een werklastmeting om over correcte cijfers te kunnen beschikken. Meten is weten en dan hoefden we heel die cijferdiscussie niet te voeren.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik zal de cijfers nog eens herhalen die op 30 september aan de acht onderhandelende voorzitters zijn gegeven en die door de magistraten aan de commissies in de Kamer en in de Senaat zijn gegeven. Het aantal Nederlandstalige zaken in de arbeidsrechtbank was 26, 02% in 2009 en 26,83% in 2010. Hou op met improviseren over de cijfers, want een percentage van 40% is nergens terug te vinden.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik blijf erbij dat ik de voorkeur geef aan een werklastmeting alvorens hierover te beslissen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het cijfer van 40% slaat op het werkvolume van de griffie van de arbeidsrechtbank.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik baseer mij op de cijfers over de instroom en de uitstroom van dossiers en van vonnissen. Dat zijn objectieve cijfers.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ten slotte zouden we blij moeten zijn dat er een Nederlandstalige procureur zal komen in Halle-Vilvoorde, terwijl dat de logica zelf is. Tegelijkertijd zullen de procureur des Konings en de arbeidsauditeur in Brussel altijd tot de Franse taalrol behoren. Hebt u daar nog een antwoord op? Die discriminatie zal mogelijk door het Grondwettelijk Hof worden vernietigd. Immers, waarom zijn de topjobs voor de Franstaligen en die van de adjuncten voor de Nederlandstaligen?

De diverse amendementen die we hebben ingediend zijn gebaseerd op het wetsvoorstel-Vandenberghe dat destijds de steun had van de Vlaamse partijen en een horizontale asymmetrische splitsing op basis van territorialiteit beoogde. Dat wetsvoorstel verschilt fundamenteel van het thans voorliggende document.

Onze amendementen beogen verschillende doelstellingen. Het ene strekt tot een objectieve werklastmeting: eerst meten en dan pas hervormen. Met het andere wordt terug vertrouwen gegeven aan de Nederlandstalige rechters in Halle-Vilvoorde en worden ze niet door Franstalige magistraten vervangen. Een derde heeft tot doel dat de Brusselse procureur des Konings en arbeidsauditeur Nederlandstalig kunnen zijn in de hoofdstad van een tweetalig land.

Deze hervorming zal aanleiding geven tot straffeloosheid en niet tot de wegwerking van de gerechtelijke achterstand bij de Nederlandstalige dossiers. Ze bewijst ook hoe weinig respect de acht partijen van de institutionele meerderheid voor de Vlamingen hebben. Hun wensen worden gewoon van tafel geveegd. Iedere hoorzitting en iedere discussie met mensen van het werkveld worden verboden.

Terwijl de Franstaligen met tien cadeaus worden overladen, zijn de Nederlandstaligen het kind van de rekening, of ze nu in Brussel of in Halle-Vilvoorde wonen. De meerderheid gelooft misschien in sprookjes en fabeltjes, maar wij niet. Dit verhaal durf ik alleszins nooit voor te lezen voor het slapengaan. Nachtmerries loeren om de hoek.

Ik wil dan ook eindigen met een surrealistische zin die de realiteit verwoordt: `Ceci n'est pas une scission, ceci n'est pas une solution.'

(M. Armand De Decker, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Mme Caroline Désir (PS). - La partie de réforme que nous abordons aujourd'hui est une pièce importante du premier ensemble de textes que nous adopterons dans les deux chambres fédérales avant les vacances parlementaires.

Nous avons examiné ces textes de manière conjointe, car c'est ensemble qu'ils constituent une réforme équilibrée, une réforme dont chacun peut se satisfaire et qui favorise la paix communautaire.

Je rappelle cet élément important car je constate que d'aucuns cherchent toujours, dans chaque texte de cette réforme pris isolément, à compter les points, à dénoncer une victoire des uns ou une défaite des autres.

S'il y a une victoire à consacrer, c'est celle des femmes et des hommes de bonne volonté qui ont oeuvré à un accord global entre les grandes communautés de ce pays. En apaisant les tensions, cet accord permet à tous les niveaux de pouvoir de se consacrer pleinement aux défis économiques et sociaux auxquels il faut faire face.

Parmi les textes consacrant cet accord global, deux portent réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles. Il s'agit tout d'abord de la révision de l'article 157bis de la Constitution. Les huit partis formant la majorité institutionnelle ont voulu garantir qu'à l'avenir, les éléments essentiels de cette réforme judiciaire ne puissent être modifiés qu'à la majorité spéciale.

Ce bétonnage des éléments essentiels, véritable coeur de la réforme de l'arrondissement judiciaire de BHV, garantit aux justiciables l'exercice de leurs droits les plus élémentaires.

Tout d'abord, des règles relatives aux changements de langue seront instaurées. Les règles sur l'emploi des langues en matière judiciaire, notamment, sont aujourd'hui améliorées dans le cadre d'une comparution volontaire ou d'une demande de renvoi devant une autre juridiction.

Je pense ensuite au dédoublement des juridictions du siège en tribunaux unilingues sur l'ensemble de l'actuel arrondissement, soit les dix-neuf communes bruxelloises et les trente-cinq communes de Hal-Vilvorde, ainsi qu'à la scission du parquet en deux parquets, dont l'un est compétent pour l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale et l'autre, pour celui de Hal-Vilvorde.

Je citerai encore le détachement de magistrats bilingues fonctionnels francophones du parquet de Bruxelles vers celui de Hal-Vilvorde pour le traitement par priorité des affaires francophones.

Sans vouloir citer l'ensemble de ces éléments essentiels, je pointerai encore la possibilité d'un droit de recours devant une instance bilingue et paritaire en vue d'assurer le respect de ces droits linguistiques et garanties procédurales.

Pour le groupe PS, cette réforme se devait d'améliorer le fonctionnement de la justice au profit du justiciable. Il fallait lui garantir ce droit fondamental de comprendre et d'être compris de ses juges ainsi que celui d'être jugé dans sa langue.

La difficulté à laquelle les huit partis ont été confrontés était de prévoir une entrée en vigueur rapide de la réforme, tout en garantissant la continuité du service rendu au justiciable. Pour nous, il était indispensable que ces nouvelles juridictions fonctionnent rapidement avec des magistrats et du personnel en suffisance.

Il était important pour le PS que l'on procède aujourd'hui à un rééquilibrage qui devrait permettre de juger plus rapidement et plus efficacement à Bruxelles. L'arriéré judiciaire existant à Bruxelles depuis de nombreuses années, surtout du côté francophone, pourra ainsi enfin être résorbé grâce au recrutement de magistrats et de personnel francophone. À cet égard, la fixation définitive des cadres des juridictions bruxelloises se fera par l'intermédiaire d'une évaluation de la charge de travail. Il s'agit d'un exercice important qui nécessitera toute notre attention.

À la suite de ce vote au parlement, un important travail de mise en oeuvre de la réforme devra encore être accompli. Le PS restera attentif à ce que les objectifs fixés puissent être rencontrés.

Les textes que nous nous apprêtons à adopter sont le fruit d'un accord, certes complexe, mais équilibré. Cet accord dépasse les positions dictées par de pures considérations communautaires ; il résulte du courage et du sens des responsabilités dont les négociateurs ont fait preuve.

Pour le PS, l'objectif était de préserver l'harmonie entre les communautés de notre pays et de soutenir chaque citoyen. Qu'il soit électeur ou justiciable, c'est maintenant chose faite.

De heer Bart Laeremans (VB). - We staan aan de vooravond van 11 juli. Voor elke Vlaming is dat normaal gesproken een moment om zich te bezinnen en zeker ook om feest te vieren. Dat geldt ook voor ons, hoewel we die dag vaak toespraken moeten aanhoren waarin enkel lippendienst wordt bewezen aan de Vlaamse zaak, of waarin steeds opnieuw geprobeerd wordt om het streven naar Vlaamse autonomie te verzoenen met het Belgische kader. Het zijn dan keuterboeren en tuinkabouters die ons in het Brusselse stadhuis sprookjes proberen te verkopen over de geleidelijke en vanzelfsprekende verdamping van België. Het is dan zaak om zich zo weinig mogelijk te ergeren aan dat naïeve gezwets.

Vandaag smaakt de vooravond van 11 juli wel bijzonder bitter. De capitulatie waar we nu voor staan, is van een zodanige omvang dat we ver in de geschiedenis terug moeten om een vergelijkingspunt te vinden. In de Kamer wordt deze week de kieskring BHV gesplitst, op een manier die van Brussel op politiek vlak een Franstalige stad maakt zonder Vlaams-Brabant te vrijwaren van het Brusselse imperialisme. Wat die splitsing betreft, kan de meerderheid nog wijzen op een kleine, symbolische overwinning in 29 van de 35 gemeenten van Halle-Vilvoorde.

In het dossier van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement dat de Senaat vandaag bespreekt, is echter ieder evenwicht zoek. Die hervorming is een opeenstapeling van Franstalige overwinningen, zonder dat er aan Vlaamse kant iets ernstigs tegenover staat. De heren Doomst en Van Rompuy zwaaien wel met de oprichting van het langverwachte Vlaamse parket in Halle-Vilvoorde. De vraag is of het gaat om een vooruitgang ten opzichte van de bestaande situatie. Op dit moment is er een Nederlandstalige procureur in Brussel, en bestaat er binnen het Brusselse parket een sectie die zich specifiek met Halle-Vilvoorde bezighoudt. Die sectie bestaat uit louter Nederlandstalige magistraten, die naar verluidt nuttig werk verrichten. Over de huidige werking van dat parket hadden we graag meer vernomen, om ons te behoeden voor stommiteiten bij de hervorming. Maar er mochten geen hoorzittingen worden georganiseerd.

Het nieuwe parket voor Halle-Vilvoorde zal manifest minder Vlaams zijn dan de huidige sectie Halle-Vilvoorde binnen het Brusselse parket. De dossiers van anderstaligen uit Halle-Vilvoorde zullen voortaan worden behandeld door Franstalige substituten, die die verdachten systematisch zullen voorleiden voor Franstalige rechters en die onder het toezicht zullen staan van een steeds Franstalige procureur van Brussel. Meer nog dan vroeger betekent dat een voorkeursbehandeling voor Franstaligen uit Halle-Vilvoorde. Het risico op een justitie van twee maten en twee gewichten wordt groter dan vroeger. Dat leidt tot een onrechtvaardige justitie, waarbij het interessanter is een Franstalige verdachte te zijn dan een Nederlandstalige. De discriminatie zit van meet af aan in het systeem ingebakken.

We krijgen bovendien een parket waar de Vlaamse procureur over een deel van zijn magistraten niets te zeggen heeft, en dus op dat vlak volledig afhankelijk is van de goodwill van de procureur van Brussel. Nergens anders in het land is het mogelijk dat een procureur zich zo verregaand kan bemoeien met een andere procureur, en die zo kan saboteren. De heer Jos Colpin, de gewezen woordvoerder van het Brusselse parket, zegde daarover in De Juristenkrant van 26 oktober het volgende: `Hoe halen ze het in hun hoofd? Die mensen hangen af van de procureur in Brussel. Hoe zal de korpschef in Halle-Vilvoorde dan een deftig personeelsbeleid kunnen voeren? Dit alles geeft de indruk dat men in feite een veredelde adjunct van de procureur des Konings van Brussel wil creëren (...). Bovendien, we hebben die Franstaligen in Halle-Vilvoorde niet nodig. De Nederlandstaligen hebben er voldoende kennis van het Frans om zelf Franstalige zaken te behandelen, zoals dat nu al het geval is, en de laatste tientallen jaren altijd geweest is. Ik vermoed hier een politieke bedoeling achter, namelijk een (steeds grotere voet) tussen de deur houden in Halle-Vilvoorde als stap naar de uitbreiding van Brussel'. Dat zijn niet de woorden van het Vlaams Belang, maar van de ervaren en bezadigde oud-woordvoerder van het Brusselse parket.

Overigens wordt Halle-Vilvoorde op vele vlakken met Brussel gelijkgeschakeld, alsof het om een verlengstuk ging. De tweetaligheidsverplichtingen zijn daarvan een voorbeeld. In Brussel wordt de tweetaligheidsverplichting van de magistraten van het nochtans tweetalige parket beperkt tot amper een derde van de magistraten. In het eentalige Halle-Vilvoorde wordt ook een derde van de magistraten verplicht Frans te kennen, bovenop de vijf gedetacheerde magistraten van Brussel. Begrijpe wie kan. Ik zou nog kunnen leven met een derde voor de magistraten in Halle-Vilvoorde, als bij het parket van Brussel minstens voor twee derde van de magistraten tweetaligheid zou vereist zijn; Brussel is immers tweetalig. Het kan toch niet zijn dat iedere politieagent in Brussel wettelijk tweetalig moet zijn, maar dat hetzelfde niet wordt gevraagd aan mensen die universitair zijn geschoold, rechten hebben gestudeerd en in principe Nederlandstalige vonnissen hebben moeten leren begrijpen en analyseren. De Vlamingen gaan er dus in de praktijk op achteruit.

Dan hebben we het nog niet gehad over de betonnering in de wet van de francofone suprematie in Brussel. De Brusselse procureur moet en zal altijd, net zoals de Brusselse auditeur, Franstalig zijn, terwijl zijn adjunct altijd Nederlandstalig moet en zal zijn. Hier wordt de discriminatie voor het eerst openlijk en onverbloemd ingebakken in de wetten. Het gaat werkelijk om een precedent. In het allerbelangrijkste parket van het land, het parket dat bevoegd is voor Brussel en alle internationale instellingen, zal de leiding per definitie altijd in handen zijn van een Franstalige. Een Vlaming kan niet meer opklimmen naar het hoogste ambt, tenzij hij zijn diploma in het Frans heeft behaald. Het hoge woord is gevallen in de commissie en het was Gérard Deprez die het uitsprak. Wie het hoogste ambt in onze hoofdstad wil bereiken, moet Frans hebben gestudeerd. Dan gaan alle deuren weer open. We belanden daarmee tachtig jaar terug in de tijd en dachten dat we zulke uitspraken alleen nog zouden tegenkomen in de geschiedenisboeken. Maar neen, dit soort van verwerpelijke ideeën, dergelijke minachting voor de Nederlandstaligen, leven vandaag nog altijd voort.

De meerderheid heeft niet willen luisteren naar het duidelijke advies van de Raad van State. In dat advies werd het parlement verzocht de taalvereisten te verantwoorden. Die verantwoording is er niet gekomen. Integendeel, de verantwoording die de staatssecretaris uit zijn hoge hoed had getoverd in de Kamer, hebben we in de Senaatscommissie doorprikt. Volgens die uitleg van de staatssecretaris moest het coördinatiecomité paritair zijn. Voor het fameuze coördinatiecomité tussen de parketten is wettelijk helemaal geen pariteit voorgeschreven. De meerderheid staat hier met de billen bloot. Ze heeft geen verantwoording voor deze anti-Vlaamse discriminatie. Wees maar zeker dat wij daarvoor naar het Grondwettelijk Hof zullen stappen en we zullen niet alleen zijn.

Vele malen erger dan de regeling voor het parket is de perfide regeling voor de hervorming van de rechtbanken. Drie modellen waren voorhanden. Het eerste model is daarnet al ter sprake gekomen. De heer Beke heeft het vermeld en ik ga er even op door.

Het eerste model is dat van oud-senator Vandenberghe, waarbij de Nederlandstalige rechtbanken bevoegd worden voor Brussel en Halle-Vilvoorde en de Franstalige rechtbanken voor de negentien Brusselse gemeenten. Dat is de asymmetrische splitsing volgens het model van de balie. Dat voorstel verdedigen we al vele jaren niet meer omdat het een autonome Vlaamse justitie verhindert, maar het had wel de verdienste fundamenteel te verschillen van wat de heer Beke verklaarde. Volgens hem houdt het voorstel-Vandenberghe de ontdubbeling in, maar dat is absoluut niet waar. Ik heb het voorstel nog eens opgevraagd om hem te kunnen tegenspreken.

Ik citeer wat de heer Vandenberghe zelf heeft geschreven: `Aldus worden alle Nederlandstalige zaken behandeld door een Nederlandstalige rechtbank die territoriaal bevoegd is voor het grondgebied Halle-Vilvoorde-Brussel Hoofdstad, de Franstalige zaken door een Franstalige rechtbank die territoriaal bevoegd is voor het grondgebied Brussel Hoofdstad. Een horizontale, asymmetrische splitsing'. Bij het artikel zelf schreef hij: `Binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde worden op het niveau van eerste aanleg Nederlandstalige rechtbanken opgericht voor de Nederlandstalige zaken in het gebied Brussel-Halle-Vilvoorde en Franstalige rechtbanken voor de Franstalige zaken in het gebied Brussel 19.'

Dat is fundamenteel verschillend van het huidige wetsontwerp, dat een ontdubbeling inhoudt en geen asymmetrische splitsing. Met het huidige ontwerp wordt heel Brussel-Halle-Vilvoorde het territorium van beide rechtbanken.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - De territoriale gebiedsomschrijving van de Nederlandstalige rechtbanken in het voorstel-Vandenberghe bleef niet beperkt tot Halle-Vilvoorde, maar omvatte ook de negentien Brusselse gemeenten.

De heer Bart Laeremans (VB). - Precies, dat zeg ik ook. Maar de territoriale bevoegdheid van de Franstalige rechtbank blijft in het voorstel-Vandenberghe beperkt tot de negentien Brusselse gemeenten en bestrijkt in het voorliggende ontwerp heel Brussel-Halle-Vilvoorde. De heer Vandenberghe stelde een asymmetrische splitsing volgens het model van de balie voor en het ontwerp doet het tegenovergestelde; het is gebaseerd op het model-Maingain. Dat is het grote verschil.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - We baseren ons niet op het voorstel-Maingain. Tijdens de besprekingen in de Senaatscommissie heb ik uit het verslag van de Kamer onder meer de kritieken van de heer Maingain geciteerd, tot ergernis van sommige Vlaamse senatoren. Daarmee kan ik meteen een van de vorige sprekers tegenspreken: er is niet alleen aan Nederlandstalige kant kritiek op het wetsontwerp, die is er ook aan Franstalige kant. Ze wordt alleen vandaag niet geuit, omdat de betrokken partijen geen senatoren hebben.

Hét grote verschil met het voorstel-Maingain is dat de heer Maingain het personaliteitsbeginsel in de taalwetgeving als uitgangspunt neemt en dat wij dat totaal niet doen. Het territorialiteitsbeginsel in de taalwetgeving is helemaal overeind gebleven. Het is dus niet correct te zeggen dat het voorstel-Maingain als voorbeeld voor het ontwerp heeft gediend.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik moet de staatssecretaris helaas tegenspreken. Het is niet omdat Maingain kritiek heeft op het ontwerp, dat zijn basismodel hier niet wordt gehanteerd. Ik heb drie modellen onderscheiden: Maingains dédoublement, Vandenberghes asymmetrische splitsing en de verticale splitsing van mijzelf en mijn partij. Ik had het daarnet over het model-Maingain, niet over het voorstel-Maingain. Natuurlijk gaat het voorstel-Maingain verder dan wat we nu bespreken, maar het is wel gebaseerd op een dédoublement en dat vinden we ook terug in het huidige ontwerp. Met het ontwerp worden de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank gelijkwaardig bevoegd voor het hele territorium van Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat staat letterlijk in de toelichting bij artikel 5 van het ontwerp.

Dat is toch de dédoublement van het voorstel-Maingain, dat twee rechtbanken in gelijke mate bevoegd maakt voor volstrekt hetzelfde grondgebied, inclusief alle 54 gemeenten van Brussel-Halle-Vilvoorde, alsof die een onderdeel van Brussel vormen en een gelijke behandeling moeten krijgen.

Het gekozen basismodel verschilt in elk geval fundamenteel van het voorstel van Hugo Vandenberghe, die zowel in de toelichting als in de wettekst zelf uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Franstalige rechtbank beperkt tot de negentien Brusselse gemeenten. Dat is een fundamenteel verschil, maar dat wil de meerderheid blijkbaar niet inzien.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Mijnheer Laeremans, u bent tenminste intellectueel correct. U zegt dat het voorstel van de heer Maingain veel verder gaat dan de tekst van het ontwerp. De hervorming van de zetel kon gebeuren op basis van de taalwetgeving of op basis van een territoriale bevoegdheidsomschrijving. De heer Maingain maakt een duidelijke keuze voor de taalwetgeving en het personaliteitsbeginsel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer de staatssecretaris, u moet mij correct citeren. Het voorstel van Olivier Maingain gaat inderdaad verder, maar niet veel verder.

Het fundamentele verschil tussen het voorstel van Olivier Maingain en dat van Hugo Vandenberghe is dat de Franstalige rechtbank in het voorstel-Maingain voor alle 54 gemeenten van Brussel-Halle-Vilvoorde bevoegd wordt, terwijl dat in het voorstel-Vandenberghe alleen voor de negentien Brusselse gemeenten het geval is. Het voorliggend ontwerp haalt de taalwetgeving onderuit.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Kan u een concreet voorbeeld geven van een zaak die door het voorstel-Vandenberghe bij een andere rechtbank zou belanden dan door het huidige voorstel?

De heer Bart Laeremans (VB). - Natuurlijk. Vandaag moeten twee inwoners van Dilbeek, bijvoorbeeld, zich nog tot de Nederlandstalige kamer van de tweetalige rechtbank wenden. Ze kunnen alleen nadien, met motivatie, een taalwijziging naar de Franstalige kamer krijgen. Dit verandert. Voortaan zullen alle inwoners van Halle-Vilvoorde rechtstreeks naar de Franstalige rechtbank kunnen stappen, namelijk met de procedure van de vrijwillige verschijning. Er kan alleen nog niet in het Frans worden gedagvaard. Dat is de principiële en vergaande vooruitgang die de Franstaligen met dit ontwerp boeken en die niet mogelijk was met het voorstel-Vandenberghe. Ik ben blij dat ik dat onderscheid kan duidelijk maken.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Het gemeenschappelijk akkoord is geen nieuw gegeven, want ze bestond al bij de eentalige rechtbanken. We maken deze regeling nu ook toepasselijk voor de tweetalige rechtbanken. Wat de vrijwillige verschijning betreft, blijft er nog een klein onderscheid bestaan, omdat de vrijwillige verschijning in Brussel-Halle-Vilvoorde alleen na het ontstaan van het geschil mogelijk is. Mijnheer Laeremans, u spreekt in negatieve bewoordingen over de mogelijkheid van vrijwillige verschijning, maar een vrijwillige verschijning vereist ten minste het akkoord van beide partijen om naar een bepaalde rechtbank te stappen. Dat is de essentie.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De vraag van de heer Van Rompuy is: in welk opzicht verschilt de huidige situatie ten opzichte van de toekomstige.

Nu bepaalt de taalwetgeving welke kamer van de tweetalige rechtbank bevoegd zal zijn.

De heer Bart Laeremans (VB). - Niet alleen de taalwetgeving.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In de toekomst zal de taalwetgeving bepalend zijn om uit te maken of de Franstalige dan wel de Nederlandstalige rechtbank bevoegd is. Wat dat betreft wordt de taalwetgeving niet aangepast

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik moet u helaas tegenspreken, mijnheer Anciaux. Ik probeer het uit te leggen, want dit aspect werd in de commissie onvoldoende uitgeklaard.

Ik heb basiswerken opgehaald op mijn voormalig advocatenkantoor. In Taalgebruik in rechtszaken van Leo Lindemans staat een fundamentele passage over de praktijk in Brussel. `Vandaag wordt Halle-Vilvoorde door de Brusselse rechtbanken beschouwd als een eentalig Nederlands gebied, waarvoor de procedures in het Nederlands verlopen, alsof het gaat om een eentalige Nederlandstalige rechtbank.' En verder `De Brusselse rechtbanken krijgen een dubbele taalregeling, naarmate ze kennis nemen van een zaak waarvoor ze territoriaal bevoegd zijn, intra muros of extra muros. In het tweede geval worden Brusselse rechtbanken beschouwd alsof ze behoren tot de Nederlandse taalgroep en geschiedt de rechtspleging er van in het begin tot het einde in het Nederlands. De bevoegdheid intra muros is de territoriale bevoegdheid bepaald door een gemeente van de Brusselse agglomeratie. De bevoegdheid extra muros is de territoriale bevoegdheid bepaald door een gemeente van het arrondissement Brussel, gelegen buiten de Brusselse agglomeratie'.

Het onderscheid is overduidelijk. Het gaat om meer dan taal, want het gaat over de bevoegdheid. Het gaat om twee soorten bevoegdheden. Buiten Brussel is die Brusselse rechtbank Nederlandstalig. Dat is de situatie tot op vandaag. Dat is de realiteit in Halle-Vilvoorde. Dat wordt nu in het ontwerp onderuitgehaald. Voortaan worden beide rechtbanken gelijk bevoegd voor zowel de negentien gemeenten van Brussel als voor de vijfendertig gemeenten van Halle-Vilvoorde. Zo staat het in de toelichting bij artikel vijf. Dat is een fundamentele nieuwigheid die onvoldoende wordt onderkend. Ik hoop nog altijd dat iemand mij zal tegenspreken. Ik blijf hopen dat mijn stelling wordt onderuitgehaald, maar ik kan niet anders dan te lezen wat in deze wet staat.

De Franstaligen hebben een magistrale strategische zet gedaan. Dat blijkt meteen uit de volgende artikelen uit het wetsvoorstel. Waar de taalwijziging van de hangende dossiers tot op vandaag de grote uitzondering is en goed gemotiveerd moet worden, wordt dat in de toekomst zowel voor de partijen als voor de rechter een formaliteit. Nog veel belangrijker is de wijziging van de regeling voor vrijwillige verschijning. Als dit ontwerp wet wordt, zullen twee inwoners van Dilbeek of Zaventem met een burgerlijk geschil voortaan rechtstreeks naar de Franstalige rechtbank kunnen stappen, zonder enige controle en zonder dat nog een taalwijziging gevraagd moet worden. Het strafste van al is dat die twee inwoners van Dilbeek perfect Nederlandstalig kunnen zijn, met een Nederlandstalig dossier. Vlamingen kunnen in dat geval een Franstalige advocaat onder de arm nemen en naar een Franstalige rechter stappen, bijvoorbeeld omdat die rechtbank een andere rechtspraak hanteert of gewoon maar omdat het aan Franstalige kant sneller vooruitgaat dan aan Nederlandstalige kant.

Dat wordt de realiteit. Er staat geen enkele rem meer op. De macht van de Franstalige magistraat over Halle-Vilvoorde wordt veel groter dan ze vandaag al is. En dan horen we de staatssecretaris in zijn gespeelde naïviteit zeggen dat er eigenlijk niets verandert, dat de taalwet ongewijzigd blijft!

In werkelijkheid maken we een echte dijkbreuk mee. Vroeger was de verzending naar de Franstalige kamers de uitzondering, nu is de bevoegdheid van de Franstalige rechtbank in Halle-Vilvoorde de regel, zowel in strafzaken als in burgerlijke zaken. De enige uitzondering is dat men bij een dagvaarding nog verplicht via een Nederlandstalige rechtbank moet passeren. Een gedaagde uit een faciliteitengemeente zal echter veel gemakkelijker eenzijdig de verwijzing naar de Franstalige rechtbank kunnen eisen. En wanneer de twee partijen samen de verwijzing naar de Franstalige rechtbank vragen, komt er zelfs geen inhoudelijke rechterlijke beoordeling meer aan te pas.

Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, wordt de voorzitter van de Franstalige rechtbank in grote mate bevoegd voor de vrederechters in Halle-Vilvoorde. De voorzitter van de Franstalige rechtbank krijgt, samen en op gelijke voet met de voorzitter van Nederlandstalige rechtbank, het toezicht op de vrederechters van de kantons met de faciliteitengemeenten, te weten de kantons Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Meise. Alsof het om tweetalige Brusselse kantons gaat. Ook voor alle andere vredegerechten van Halle-Vilvoorde krijgt de voorzitter van de Franstalige rechtbank een bemoeiingsrecht en zelfs een vetorecht. Als een consensus tussen de beide voorzitters hem niet aanstaat of als die voorzitters niet tot een consensus komen, dan hakt de voorzitter van het hof van beroep de knoop door en dat is in een op de twee gevallen een Franstalige. Ook hier wordt Halle-Vilvoorde duidelijk niet langer beschouwd als een Nederlandstalig gebied, maar wel als een aanhangsel van Brussel waar Franstalige magistraten in belangrijke mate en nog meer dan vandaag de lakens uitdelen.

Voor de advocaten is de wet vandaag duidelijk: de balie is op asymmetrische wijze gesplitst, Nederlandstalige advocaten kunnen zich vestigen in Brussel en in Halle-Vilvoorde, Franstalige alleen in Brussel. Dat is perfect logisch, want deze regeling komt overeen met de verschillende bevoegdheid van de Brusselse rechtbank op dit moment intra muros en extra muros. De grote vraag is of die regel de toets van het Grondwettelijk Hof zal doorstaan, nu de nieuwe Franstalige rechtbank uitdrukkelijk bevoegd is voor heel Halle-Vilvoorde. Uiteraard hoop ik dat alles blijft zoals het nu is, maar de sluwheid en de ambities van de Franstalige orde zijn bekend.

De Franstaligen krijgen nu heel sterke argumenten om de muren rond Brussel definitief te slopen. Waar de Franstalige rechtbank vandaag maar uitzonderlijk bevoegd is voor inwoners uit Halle-Vilvoorde, worden de Nederlandstalige en de Franstalige rechtbank in Halle-Vilvoorde in de toekomst bijna volledig gelijkgeschakeld. Daarmee verglijdt Halle-Vilvoorde juridisch van een eentalig Nederlandstalig naar een tweetalig gebied. De juridische verfransing van heel Halle-Vilvoorde wordt hiermee op gang getrokken. We krijgen een regelrechte concurrentiesituatie van de beide rechtbanken, niet alleen in Brussel, waar dat nog begrijpelijk en logisch zou zijn, maar ook in Halle-Vilvoorde zal de Franstalige rechtbank zaken naar zich toetrekken die vandaag door de Nederlandstalige rechtbank worden behandeld.

Het erge is dat deze strijd niet met gelijke wapens mag worden gevoerd. Integendeel. Het meest absurde, schandelijke, onrechtvaardige, abjecte van deze splitsing is dat de Franstalige rechtbank direct kilometers voorsprong krijgt, omdat ze onmiddellijk, zonder behoefteraming of werklastmeting en tegen alle objectieve gegevens van werkvolume in, een personeelsuitbreiding krijgt die gebaseerd is op de waanzinnige 80/20-verhouding. Die verhouding breekt met de huidige wettelijke verdeling van een derde Nederlandstaligen versus twee derde Franstaligen, ook al sluit die verhouding voor de rechtbank van eerste aanleg als een bus. De Hoge Raad voor de justitie heeft de cijfers bekendgemaakt en in de commissie voor de Justitie heeft niemand ze ooit gecontesteerd. Nu pas zegt de staatssecretaris dat het cijfer van 33 procent niet klopt. Om er zeker van te zijn dat ze in de Handelingen komen, citeer ik ze hier. Volgens de Hoge Raad bedroeg de totale instroom bij de rechtbank van eerste aanleg in 2009 31,8 procent, in 2010 31,4 procent en in 2011 liefst 32,27 procent. Daar zijn de correctionele zaken, waar het minste werk aan is, al inbegrepen. Die cijfers benaderen dus heel sterk de 33 procent. Bij de uitstroom zitten we zelfs aan 35 procent. Dat zijn de cijfers voor de rechtbank van eerste aanleg volgens het enige orgaan dat daar echt voor bevoegd is.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - In de Kamer heb ik rechtbank per rechtbank de cijfers overlopen die de onderhandelende partijen en ook de commissieleden kregen van de magistraten en de FOD Justitie. We hebben die vergeleken met de cijfers van de Hoge Raad voor de justitie. Welnu, de cijfers over de politierechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbank stemden nagenoeg overeen. Dat was echter niet het geval voor de cijfers over de rechtbank van eerste aanleg. Volgens de jaarverslagen 2010 bedroeg het aantal Nederlandstalige zaken in de rechtbank van eerste aanleg 28,99%, volgens de stuurgroep Gerechtelijk Arrondissement BHV 28,5% en volgens de Hoge Raad voor de justitie, die de heer Laeremans citeerde, 31,41%. We hebben getracht te onderzoeken waar dat verschil, van nog geen 3%, vandaan kwam. We menen het antwoord gevonden te hebben: de cijfers over het onderzoek, de raadkamer, de jeugdrechtbank en de strafuitvoeringsrechtbank zijn niet opgenomen in het document van de Hoge Raad.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat kan zijn, maar ik ben nog altijd geneigd om meer geloof te hechten aan de cijfers van de Hoge Raad dan aan die van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die een heel subjectieve rol heeft gespeeld in dit verhaal en met leugenachtige verklaringen naar buiten is gekomen. De Hoge Raad heeft trouwens de voorzitter van die rechtbank bij herhaling gevraagd zijn gegevens ter beschikking te stellen, maar hij heeft dat geweigerd. Dat is het grote probleem.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - De heer Laeremans stelt vertrouwen in wie hij wil. Ik tracht iedereen te vertrouwen. De cijfers die de commissieleden van Kamer en Senaat hebben gekregen van de stuurgroep Gerechtelijk Arrondissement BHV komen uit de jaarverslagen die goedgekeurd zijn door de Algemene Vergadering. Ze zijn niet van één individuele voorzitter.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat klopt. Maar de cijfers die de Hoge Raad heeft opgezocht en samengebracht, zijn ook op die jaarverslagen gebaseerd en ze zijn samengebracht door een orgaan dat bevoegd is om rechtbanken door te lichten. Daarom ken ik die cijfers het hoogste gewicht toe. Ze liggen dicht bij het één derde waarover wij het hebben.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verdedigde in een interview in De Standaard de 20/80-verdeling. Hij zei dat die verhouding gebaseerd is op de werklast. Die bewering is niet gefundeerd. Ook in Terzake had hij het onlangs over een 20/80-verhouding in strafzaken en een 27/73-verhouding in burgerlijke zaken. Ook die bewering is fout en druist manifest in tegen de feiten. Dat kan men dit niet kan aanvaarden van een rechtbankvoorzitter. Als er iemand geloofwaardig moet zijn, zeker over zijn eigen rechtbank, is het wel de voorzitter van een rechtbank.

We hebben dan ook een klacht ingediend bij zijn tuchtoverste, omdat het niet kan dat de voorzitter van de belangrijkste rechtbank van het land liegt om een 20/80-verhouding geloofwaardig te maken. Ik heb de minister van Justitie daarover trouwens een vraag gesteld.

Wij zijn hoe dan ook van oordeel dat de wettelijke eenderderegeling die nu bestaat zeer dicht ligt bij de werklast die we tot op heden kennen en waarvan het tegendeel niet bewezen is. De werklast moet nog echt gemeten worden en zelfs dan zou kunnen blijken dat de dossiers die het meeste werk vergen, namelijk de burgerlijke dossiers, uiteindelijk zwaarder doorwegen. We stellen ook vast dat 35% van de vonnissen drie jaar na mekaar Nederlandstalig zijn, terwijl slechts 64% van de vonnissen Franstalig zijn.

De Vlamingen hebben daarvoor amper 28% van de magistraten. Het aantal Vlaamse magistraten wordt dus nu al bewust gereduceerd tot 28%, terwijl de wet één derde voorschrijft. Die verhouding wordt nageleefd voor de arbeidsrechtbank en voor het parket, maar bij de rechtbank van eerste aanleg waren er in december 2010 amper 5 Nederlandstalige toegevoegde magistraten tegenover 31 Franstaligen. Van de effectieve magistraten waren er 35 Nederlandstalig en 70 Franstalig, daar wordt de verhouding dus perfect nageleefd. Bij de toegevoegde magistraten wordt het evenwicht dus totaal ongedaan gemaakt, zodat er nu maar 28% Nederlandstalige magistraten zijn bij de rechtbank van eerste aanleg.

Er is geen enkele noodzaak om iets te veranderen, want de werklast komt nu al overeen met de huidige verhouding bij de magistraten. Het is dan ook volkomen absurd een cijfer van 20/80 te blijven handhaven, zoals nu in de wet wordt gedaan. De Franstaligen willen echter 80% van de magistraten, een cijfer dat extreem ver staat van het reële werkvolume, dat op geen enkel objectief element gebaseerd is, tenzij op de taalverhoudingen die vandaag worden toegepast in de 19 Brusselse gemeenten.

De budgetten voor gemeenschapsmateries, zoals onderwijs, worden verdeeld volgens een verhouding 20/80. Heel Brussel-Halle-Vilvoorde wordt dus gelijkgesteld met Brussel. Niet alleen worden de rechtbanken er gelijk bevoegd alsof de 54 gemeenten Brusselse gemeenten zijn, maar er worden ook taalverhoudingen toegepast die overeenkomen met de Brusselse taalverhoudingen en dus haaks staan op de werkelijke behoeften in BHV.

De toename van de Franstalige formaties gaat ten koste van de Nederlandstalige, terwijl er geen enkele reden is om de Vlamingen te discrimineren. Die 20/80-verhouding is een groteske anti-Vlaamse operatie: de Vlamingen hebben zich op een onvoorstelbare wijze laten rollen, niet alleen tijdens de onderhandelingen, maar ook en zeker nadien. Tijdens de onderhandelingen hebben de Vlamingen zich als kerstekinderen in de doeken laten doen. Ze waren ook politieke kerstekinderen. Het was onvergeeflijk fout compleet onervaren groentjes als De Croo junior, Beke en Van Besien en een hoogst onbetrouwbare Caroline Gennez te laten onderhandelen over deze zware en ingewikkelde materie.

Ik durf er gif op innemen dat die jonge onderhandelaars niet eens het onderscheid kenden tussen de bevoegdheid van rechtbanken intra muros en extra muros. Ze hadden tegenover zich dragonders van het kaliber van Milquet en Onkelinx, die deze materie als Brusselaars natuurlijk bijzonder goed kenden en die met hun geschreeuw en getier aan tafel zo goed de indruk kunnen wekken dat de Franstaligen in Brussel achtergesteld worden, ook al zijn ze dat in de verste verte niet.

De Vlaamse onderhandelaars zijn in de open val getrapt. Ze waren op de koop toe foutief gebriefd, met verkeerde cijfers over de actuele werklast, zodat ze van oordeel waren dat dat de 20/80-verhouding overeenstemde met de realiteit. De staatssecretaris heeft dat proberen te ontkrachten en hij doet dat vandaag opnieuw met de uitspraak dat de onderhandelaars over alle noodzakelijke cijfers beschikten.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Laeremans, overdrijf toch niet in de karikatuur. De ene keer bestempelt u de Franstaligen als luieriken en dommeriken en de andere keer draagt u ze haast voor de Nobelprijs.

De heer Bart Laeremans (VB). - Waar heb ik dat gezegd? Mevrouw Milquet en mevrouw Onkelinx verdienen die prijs wel als het over onderhandelen gaat!

Op die boutade ga ik niet in. Ik herhaal wel dat ik vragen heb bij de betrouwbaarheid van de cijfers die de staatsecretaris heeft gegeven. Ik werd wel getroffen door een artikel in De Tijd van 20 oktober 2011: `Het is dan ook de kabinetschef van De Clerck die alle cijfers heeft aangeleverd tijdens de onderhandelingen', vertelt een onderhandelaar. `Alleen voor de rechtbank van koophandel heeft de kabinetschef de 20/80-verdeling betwist. Dat hebben we dan ook aangepast', zegt de onderhandelaar. `Maar nu hoor ik dat de cijfers voor de arbeidsrechtbank zijn verward met die voor het arbeidsauditoraat, wat natuurlijk een wereld van verschil is. Hadden we geweten dat de cijfers fout waren, hadden we zelf navraag gedaan. Dit is echt vervelend. We voelen ons gepakt.'

Mij maakt men niet wijs dat de enige journalist die over dit dossier in de krant heeft mogen publiceren, Lars Bové, de feiten zou hebben verdraaid. Ik hecht honderd keer meer geloof aan zijn woorden dan aan die van de staatssecretaris, die het blijkbaar als zijn opdracht beschouwt om recht te praten wat krom is en daarvoor zijn eigen geloofwaardigheid op het spel zet.

Ik lees in het artikel ook nog het volgende: `Ook minister van Justitie, Stefaan De Clerck (CD&V), geeft toe dat "met de cijfers die nu bekendraken, het akkoord er anders zou hebben uitgezien". Al wil hij niet spreken van een "fout". "Bij mijn weten zijn er alleen corrigerende cijfers voor de arbeidsrechtbank. Kijk je naar de Brusselse politierechtbank dan zijn er maar 10% Nederlandstalige zaken," relativeert De Clerck. "De verdeling 80/20 is een uitgangspunt van een politieke deal en de weg naar definitieve goedkeuring in het parlement is nog lang. Als er in het parlement cijfers opduiken die objectief tegen te spreken zijn, dan kan er nog worden gedebatteerd."'

Die uitspraak van 19 oktober 2011, daags voor de publicatie, bewijst dat de minister van Justitie, zelfs een volle week na het akkoord, niet eens de moeite heeft gedaan om de cijfers te achterhalen van de rechtbank van eerste aanleg en dat zijn diensten al evenmin contact hebben opgenomen met de deken van de politierechtbank om meer uitleg te vragen over het werkvolume daar, want zelfs bij de politierechtbank in Brussel is de 80/20-verdeling onrechtvaardig omdat er in Brussel nu eenmaal een paar duizend burgerlijke zaken terechtkomen uit heel het land, dus ook in belangrijke mate uit Vlaanderen, die ervoor zorgen dat de echte werkverhouding minstens 25/75 is. Een telefoontje naar de Nederlandstalige deken van de politierechtbank had volstaan!

Veel belangrijker was dat de minister aankondigde dat er een parlementair debat zou kunnen komen over de cijfers en dat de fouten rechtgezet zouden kunnen worden. Helaas was dat niet het geval omdat van een normaal parlementair debat geen sprake was. Magistraten hebben haast gesmeekt om gehoord te worden in het parlement, maar het heeft niet mogen zijn. De doldwaze, vernederende 80/20 werd als wettelijke norm gehandhaafd, ondanks de zeer krachtige waarschuwingen van de voorzitter en de ondervoorzitter van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg, en van alle andere Nederlandstalige magistraten uit Brussel en van zoveel magistraten daarbuiten, ondanks de harde taal van de orde van Vlaamse balies, ondanks de scherpe kritiek van de griffiers, ondanks de Raad van State die ons verplicht om de cijfers te motiveren en ondanks de duidelijke analyse van de tweetalige adviescommissie van de Hoge Raad voor Justitie.

Ik citeer de Raad van State: `De toelichting bij het wetsvoorstel bevat geen inlichtingen over de wijze waarop deze verdeelsleutels zijn vastgelegd. Indien het wetsvoorstel, zoals zijn opzet is verwoord in de toelichting bij het artikel, de gerechtelijke achterstand poogt te bestrijden, moeten de wetgevende Kamers kunnen aantonen dat de gekozen percentages in een redelijk verband staan met de nagestreefde doelstelling, zowel wat betreft de Franstalige en de Nederlandstalige rechtbanken als wat betreft de parketmagistraten en het ondersteunend personeel.' In dit verband wordt gewezen op de eventuele aansprakelijkheid van de wetgevende macht. Ik citeer even de Hoge Raad voor de Justitie: `De vastgelegde verhoudingen Nederlands/Frans zijn evenmin in overeenstemming met de vastgestelde instroom en uitstroom per taalrol, dit zowel voor de magistratuur als voor het gerechtspersoneel. Een verkeerde invulling van de personeelsformatie is van aard om tot problemen te leiden voor de goede werking van de rechtbanken.'

Ondanks die opeenvolgende heldere waarschuwingen weigert de regering af te wijken van de 80/20-verhouding. Integendeel, de 80 wordt al vastgelegd. Zelfs een werklastmeting zal aan het numeriek aantal Franstaligen niets meer kunnen veranderen.

De Franstaligen hebben de buit binnen en weigeren er nog over te praten, zelfs al is intussen overduidelijk gebleken dat die 80/20-verhouding volkomen ongerechtvaardigd is. In ons land is het dus mogelijk dat de taalverhoudingen in Brussel-Halle-Vilvoorde tijdens een nachtelijke onderhandeling ongefundeerd en in strijd met het werkvolume veranderen van 1 versus 2, 33% versus 66%, naar 1 versus 4, met bovendien de garantie dat het aantal Franstalige magistraten nooit meer zal verminderen. Voor de Vlamingen daarentegen is er geen enkele garantie. Alleen kan het aantal Nederlandstalige magistraten niet dalen onder wat ze door de armzalige 20%-regel wordt toegemeten.

De Franstaligen hebben wat ze willen. De Vlamingen zullen alles uit de kast moeten halen om aan te tonen dat ze recht hebben op meer dan die 20%. Dat zal dan moeten worden gerealiseerd met ondoorzichtige criteria van een zogeheten werklastmeting, waarin zelfs demografische elementen een rol zouden spelen.

Omdat het debat over die werklastmeting nog moet aanvangen en nog niet de minste duidelijkheid bestaat over hoe die meting zal geschieden, is de kans behoorlijk groot dat die werklastmeting nooit wordt uitgevoerd. Wie wordt dan gestraft? De Vlamingen, want als die werklastmeting niet binnen het jaar na de inwerkingtreding van artikel 61 is voltooid, kunnen we ernaar fluiten en vallen we onherroepelijk terug op de 80/20-verhouding. Zo staat het in de wet. Dat kan niemand tegenspreken.

Of de Vlamingen uiteindelijk meer magistraten krijgen dan 20%, ligt dus in handen van de Franstaligen, want van hen hangt af of de werklastmeting tot resultaten leidt. De Franstaligen zijn in de mogelijkheid de werklastmeting te saboteren, wat zij trouwens al veel jaren doen. Waarom zou het in de toekomst anders zijn? De Franstaligen krijgen alle lekkers toegeschoven, terwijl het lot van de Vlaamse magistraten en hun personeel afhangt van de goodwill van diezelfde Franstaligen. Il faut le faire. Het is werkelijk onbegrijpelijk dat de Vlaamse onderhandelaars met zo'n totaal onevenwichtige regeling hebben kunnen instemmen.

De bijzondere 27-regeling is niets meer dan een ersatz-oplossing, een doekje voor het bloeden. Ook dit percentage is nog steeds onrechtmatig klein en niet in overeenstemming met de bestaande wetgeving. Bovendien is het slechts tijdelijk, want slechts toegestaan gedurende welgeteld één jaar vanaf de inwerkingtreding.

De Vlaamse magistraten waarschuwen terecht dat de kans reëel is dat de meeste bepalingen van de wet, waaronder die 27-regeling, nooit in werking zullen treden. De krankzinnige 80/20-verhouding blijft hoe dan ook in de wet opgenomen en wordt definitief als de werklastmeting niet tijdig wordt gerealiseerd. Dat cijfer was aanvankelijk allicht gestoeld op vergissingen en geklungel, maar nu de juiste cijfers bekend zijn, is het gebaseerd op een groteske leugen. Rechtbankvoorzitter Luc Hennart hanteerde in De Standaard en onlangs nog op televisie in Terzake wetens en willens verkeerde cijfers, maar werd daarvoor tot op heden helaas niet ter verantwoording geroepen.

(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

Zover is het inderdaad gekomen in dit land: de voorzitter van de grootste rechtbank kan voor de camera's openlijk leugens vertellen, zonder dat iemand hem durft terug te fluiten.

Dit dossier toont bij uitstek aan dat België een apenland is waar niet het streven naar rechtvaardigheid centraal staat, maar wel het zoeken naar formules om de Franstaligen te bevoordelen ten koste van de Vlamingen. Dit dossier bevestigt op een nooit geziene wijze de suprematie van de francofonie tegenover de extreme zwakheid van Nederlandstaligen.

Het resultaat is spectaculair: de Franstaligen mogen in een klap 276 nieuwe mensen in dienst nemen. Dat zijn de officiële cijfers van de FOD Justitie: 50 nieuwe magistraten en 226 andere personeelsleden. Dat zijn voldoende mensen om een geheel nieuwe rechtbank uit de grond te stampen, terwijl op hetzelfde moment er volop bespaard moet worden bij de justitiehuizen. In die justitiehuizen, met hun belangrijke bevoegdheden inzake veiligheid, wordt steen en been geklaagd, terwijl men in Brussel feest viert. Daar worden een paar honderd mensen in overtal aangenomen, omdat men mordicus blijft vasthouden aan de 80/20-verdeling en men bovendien onvoldoende in overgangsmaatregelen voorziet voor het huidige Nederlandstalige personeel. Van verkwisting van overheidsgeld gesproken! Men plaatst 23 Nederlandstalige magistraten en 198 Nederlandstalige griffie- en parketbedienden in een uitdovend kader. De Vlamingen in Brussel moeten uitdoven! Zelfs in het tweetalige parket van Brussel worden 65 personeelsleden in een uitdovend kader ondergebracht, louter omdat ze een Nederlandstalig diploma hebben. Het gaat hier wellicht om de meest grootschalige anti-Vlaamse zuiveringsoperatie in Brussel sinds de naoorlogse periode. Die zuivering is gebaseerd op stuitend onrechtvaardige verdeelsleutels, waarvan iedereen weet dat ze leugenachtig zijn maar die toch behouden blijven.

Ik kom tot het besluit dat de voorliggende hervorming van het gerechtelijk arrondissement een regelrecht schandaal is. Er is niet alleen de onrechtvaardige taalverhouding bij de nieuwe rechtbanken, maar ook een verregaande uitbreiding van de bevoegdheid van de Franstalige rechtbank over de 35 gemeenten van Halle-Vilvoorde, op basis van het model-Maingain. Er komt een vetorecht van de Franstalige rechtbankvoorzitter over alle Vlaamse vrederechters. Brussel en Halle-Vilvoorde worden gelijkgesteld op het vlak van de tweetaligheidsvereiste. Franstalige parketmagistraten uit Brussel worden gedetacheerd naar Halle-Vilvoorde, terwijl ze hiërarchisch ressorteren onder de Brusselse Franstalige procureur. Er komt een hoogst discriminatoir verbod voor Nederlandstaligen om in Brussel procureur of arbeidsauditeur te worden. Ten slotte wordt de procedure tot taalwijziging drastisch vereenvoudigd, zodat voortaan in heel Vlaanderen met een minimum aan formaliteiten een taalwijziging en een verzending naar een anderstalig arrondissement kan worden afgedwongen. Daardoor wordt voorgoed verhinderd dat Vlaanderen inzake justitie ooit echt autonoom wordt. Justitie wordt immers op die wijze voor altijd geblokkeerd op het Belgische niveau. Ooit zegde de heer Marc Van Peel terecht dat de splitsing van justitie nog dringender was dan de splitsing van BHV. Vandaag wordt alvast het gerechtelijk arrondissement niet gesplitst, en wordt tegelijk de splitsing van justitie voorgoed begraven, althans binnen een Belgische context.

De meerderheid kan er trots op zijn! Deze wet is een absolute triomftocht voor de francofonie, die al haar voorrechten gevrijwaard en zelfs versterkt ziet. Daarom verbaast het mij - en ik richt mij hier speciaal tot de collega's van de N-VA - dat de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement dat alles zo lijdzaam ondergaan. Zelfs de organisatie van hoorzittingen in het kader van een belangenconflict werd door de N-VA verhinderd.

Ten slotte wil ik nog eens wijzen op het model van de verticale, volledige splitsing van BHV waarvan Vlaams Belang voorstander is. We hebben dat model uitvoerig toegelicht in de commissie en we leggen het vandaag via onze amendementen ter stemming voor.

Ons model was uiteindelijk het meest realistische en sloot aan op de plannen tot gerechtelijke hervorming van de regering. De regering wil immers de rechtbanken en parketten herinrichten op provinciale basis. Daar zijn wij ook voorstander van, want dat kan leiden tot meer specialisatie bij de parketten en meer efficiëntie bij de rechtbanken. Wij vinden dat dus zeker goed, maar waarom kan zo'n hervorming in het hele land, behalve in Vlaams-Brabant? In Leuven bijvoorbeeld is dat niet mogelijk. Leuven blijft een bijzonder klein arrondissement waar we de trein van de modernisering moeten missen. Hetzelfde geldt voor Halle-Vilvoorde dat een aanhangsel van Brussel dreigt te worden.

Ik heb een ongelooflijk déjà vu-gevoel. Ook in 2003 zei men dat er overal provinciale kieskringen moesten komen, behalve in Vlaams-Brabant en Halle-Vilvoorde.

Het is een heroïsche strijd geweest om Brussel-Halle-Vilvoorde uiteindelijk gesplitst te krijgen, met alle zware toegevingen van dien. Andermaal weigert de meerderheid heldere beslissingen te nemen en consequent te zijn. Ze weigert Vlaams-Brabant als een volwaardige provincie te zien. Neen, Vlaams-Brabant wordt een afgeleide van Brussel, een ondergeschikt gebiedje met een soort adjunct-procureur des Konings. In werkelijkheid is die adjunct ondergeschikt aan de procureur van Brussel en hangt hij op alle mogelijke manieren van hem af. Hij is volkomen op diens willekeur aangewezen. Dat is het grote probleem.

De meerderheid trekt dus opnieuw de logica niet door. Er komen overal provinciale structuren, behalve in Vlaams-Brabant. Waarom moet onze provincie opnieuw de pineut zijn? Hoe kan u dat aan de Vlaams-Brabanders uitleggen?

Mijn laatste woord is voor de Vlaamse pers. Die pers heeft me nog meer ontgoocheld dan de collega's van de meerderheidspartijen die deze dramatische wet gaan goedkeuren Met name de geschreven pers is compleet afzijdig gebleven en daardoor kunnen die parlementsleden doen wat ze vandaag doen. Er is een belangrijke uitzondering, de krant De Tijd met haar gedreven journalist Lars Bové. De man kan tegen een stootje, dit bloemetje zal hij er wel bijnemen. Bij herhaling heeft De Tijd de verregaande en onrechtmatige gevolgen van de wet onder de loep genomen. Die krant stond jammer genoeg alleen. Een andere uitzondering was John De Wit die op zijn expertenpagina enkele diepgravende analyses heeft gepleegd; in zijn krant kreeg hij geen toelating daarover wat dan ook te berichten. Daarmee was in de geschreven pers de kous af. De kranten waren niet geïnteresseerd en hebben zelfs bewust mist gespuid en aan desinformatie gedaan.

Vroeger was over dit soort zaken een echt debat mogelijk, met uitgebreide interviews en tal van meningen voor en tegen. Ik heb hier eerder al herinnerd aan de periode van het Egmontpact toen ik als twaalfjarige dat soort zaken begon te lezen; ik was amper twaalf jaar. In die tijd publiceerde een krant als De Standaard volop opinies voor en tegen, uitgebreide artikelen over de gevolgen van het Egmontpact voor Vlaams-Brabant en Brussel.

Vandaag maken we precies het tegenovergestelde mee. Aan het hoofd van de opiniepagina van De Standaard staat een rode fanatica die doelbewust elk debat over Brussel-Halle-Vilvoorde onmogelijk maakt. Aan de telefoon heeft ze me uitdrukkelijk verteld dat ze het debat niet wenste te openen. Op die manier wordt elk publiek debat in de kiem gesmoord. De bevolking weet zelfs niet waarover we hier bezig zijn.

Dit verwijt geldt zowel voor De Standaard als voor Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws en de Concentrakranten. Er zijn zelfs hoofdredacteuren die mij letterlijk zeggen dat ze van hun chefs niet mogen, want dat het niet past in de commerciële lijn van de kranten. Het brengt niets op en daarom mag men er niets over brengen. Het is volslagen onbegrijpelijk dat al die kranten zich te buiten gaan aan schuldig verzuim, door hun stilzwijgen aan desinformatie doen en de mensen doelbewust dom houden. Door het debat te fnuiken, wordt de democratie zelf geweld aangedaan.

Ik voel plaatsvervangende schaamte als ik dat allemaal zie. Morgen wordt in Brussel en in Vlaanderen 11 juli gevierd. Wij zijn echter van oordeel dat er morgen niets te vieren valt. Gaat u maar klinken op deze capitulatie zonder voorgaande. Gaat u maar klinken op deze verregaande uitbreiding van de macht van de Franstalige magistraten in Vlaams-Brabant en de verfransing van Halle-Vilvoorde. Bewijst u maar verder lippendienst aan de Vlaamse zaak. Wij kunnen niet anders dan beschaamd de andere kant opkijken. Ons zal u morgen niet zien. Wij doen aan dat soort fratsen niet mee.

M. Armand De Decker (MR). - Je voudrais d'abord dire que le débat que nous avons eu en commission et qui a été largement répété aujourd'hui, presque mot pour mot, fut malgré tout un débat démocratique qui s'est déroulé entre mandataires talentueux de la majorité comme de l'opposition. Je les salue tous car il est incontestable que le débat a été riche et complet même si, à mon sens, il a malheureusement beaucoup trop porté sur les obsessions linguistiques des partis nationalistes, voire séparatistes en ce qui concerne le Vlaams Belang, et trop peu sur le fonctionnement de la justice à Bruxelles et dans l'arrondissement de Hal-Vilvorde, comme l'ont souvent rappelé en séance de commission MM. Gérard Deprez et Bert Anciaux. Or, améliorer ce fonctionnement me paraît être en soi un but bon, naturel, indispensable après tant d'années de blocage de la situation de la justice bruxelloise pour des raisons linguistiques qui pèsent fort peu en contrepartie du préjudice subi par les habitants de l'arrondissement.

Monsieur Laeremans, les Flamands ne sont pas des « singes », comme vous le dites. J'ajouterai que les francophones ne « triomphent » pas aujourd'hui comme vous aimeriez qu'ils le fassent. Nous avons une vision de ce dossier beaucoup plus objective, beaucoup plus sereine, beaucoup plus calme.

Le parquet de Bruxelles a été scindé. J'avais compris durant les trente dernières années de ma carrière politique qu'il s'agissait d'une grande revendication du mouvement flamand. Hal-Vilvorde aura son parquet. Bruxelles aura le sien.

Je crois que c'est légitimement que nous avons répondu à cette revendication flamande, surtout parce que le parquet unitaire fonctionnait sur la base d'une répartition linguistique des magistrats entre deux tiers de bilingues et un tiers de francophones, ce qui avait eu pour conséquence un manque massif de magistrats du siège et de magistrats du parquet à Bruxelles. Le cadre du parquet de Bruxelles comprend cent vingt procureurs du Roi et substituts mais aujourd'hui, il en manque quarante. Il était temps d'apporter une réponse à ce problème. C'est ce qui a été fait en faisant droit en même temps à la demande flamande de voir le parquet scindé.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer De Decker, ik moet u even tegenspreken. Er is geen tekort van 40 magistraten, wel van 18 Franstalige en een zestal Nederlandstalige.

De heer Armand De Decker (MR). - Ik heb het u in de commissie al gezegd. Vorige week ontmoette ik de heer Bulthé die me verklaarde dat er vandaag in het parket van Brussel precies 41 magistraten ontbreken. Daar zijn verschillende redenen voor en die hebben niet alleen met taal te maken, maar ook met de evolutie van de magistratuur.

La fonction de magistrat s'est féminisée. Les femmes magistrats sont, me dit-on, - excusez-moi, chères collègues - davantage absentes et les substitutes sont souvent jeunes et prennent dès lors des congés de maternité, ce que nous respectons tous avec énormément d'intérêt pour l'évolution de notre population.

On a répondu au souhait de la Flandre de scinder l'arrondissement de BHV. Vous avez dès lors, chers collègues flamands, des raisons de vous en réjouir ; durant de longues années, nous vous avons en effet entendus défendre la nécessité de cette scission.

C'est vrai, le tribunal de première instance est dédoublé, non scindé. On a beaucoup évoqué ici la formule préconisée par Hugo Vandenberghe, où les Flamands conservaient la compétence sur tout l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde, les francophones gardant la leur sur les dix-neuf communes.

Je voudrais dire à M. Laeremans que la proposition déposée par M. Vandenberghe n'a jamais été discutée ; elle n'aurait jamais été adoptée par les deux chambres. Tel est le fondement de cette aventure politique et institutionnelle. Figurez-vous, Monsieur Laeremans, que la Belgique compte trois composantes : des Flamands, des francophones et des germanophones, qui ont tous leur mot à dire. Eh bien, ils ont dit ce qu'ils avaient à dire, et voici le résultat.

Vous n'arrêtez pas d'expliquer à vos collègues flamands des partis de la majorité qu'ils auraient pu obtenir la mise en oeuvre de votre modèle à vous, et parce qu'ils n'ont pas obtenu la réalisation de votre modèle à vous, ils seraient de mauvais Flamands. Non, ils sont simplement de bons démocrates qui respectent tout le monde et qui visent aussi à ce que le résultat final soit dans l'intérêt de l'ensemble de la population.

Tout ce que vous avez dit sur la répartition « un tiers/deux tiers » est modulé par l'étude de la charge de travail qui va être réalisée. Bien entendu, Monsieur Laeremans, nous veillerons à ce qu'on tienne compte des résultats. Si cette étude démontre qu'il faut davantage de magistrats flamands, je serai le premier à le revendiquer pour éviter que naisse un arriéré judiciaire du côté flamand. Je ne voudrais pas que les Flamands subissent ce que les francophones de Bruxelles ont enduré ces trente dernières années, c'est-à-dire un arriéré judiciaire délirant et unique en Europe.

Voilà ce que je voulais dire sur l'aspect judiciaire de la discussion. Chers collègues, c'est sans doute la dernière fois que je prendrai la parole dans ce débat puisque notre chef de groupe interviendra ce jeudi, avec le talent qu'on lui connaît, lors de la justification des votes. Je voudrais dès lors encore ajouter quelques considérations globales.

Par les votes qui interviendront jeudi à la Chambre et au Sénat, nous allons régler la question de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde qui a mené à la plus longue crise politique de toute l'histoire des démocraties du monde moderne. Peut-être les Grecs et les Romains en ont-ils connues, mais elles se terminaient de manière plus brutale ; nous sommes des démocrates et des parlementaires et nous réglons nos problèmes par la négociation, même si celle-ci ne plaît pas à tout le monde.

Curieusement, nous allons voter dans une assez grande indifférence, ce qui m'étonne. C'est plutôt la Flandre qui devrait faire des bonds de joie ; or il n'en est rien. Les partis traditionnels acceptent les modalités fixées par l'accord, mais les nationalistes les plus obtus considèrent ces modalités comme la plus grande capitulation de l'histoire du mouvement flamand. Cette déclaration est insensée. L'attitude du Vlaams Belang et de la N-VA rejoint d'ailleurs celle du FDF, lequel estime qu'il s'agit au contraire de la plus grande capitulation francophone ! Où donc se trouve la vérité ? Où se trouvent la justice, l'équité, l'intérêt général bien compris ? À nos yeux, cette vérité se trouve dans les textes que nous allons adopter jeudi.

Il y a tout d'abord la scission de la circonscription électorale et de l'arrondissement judiciaire de BHV. La première est très douloureuse pour les francophones car ceux de la grande périphérie seront séparés des Bruxellois lorsqu'ils iront voter. Mais l'accord intervenu est équilibré. Il permettra de stabiliser le pays puisque les habitants des six communes à facilités voient leur lien avec Bruxelles confirmé, et c'est bien là pour nous l'essentiel.

Plus jamais les francophones ne donneront l'impression de maintenir des revendications politiques au-delà des six communes à statut spécial. Cette vérité, cette réalité décrispera la vie politique belge, très certainement au grand dam des partis séparatistes flamands qui ont besoin de la tension pour justifier un discours anti-francophone souvent basé sur la désinformation.

Le FDF ne se réjouit pas non plus de cette solution équilibrée. La tension entretenue beaucoup trop longtemps par la non-scission de BHV composait l'essentiel de sa raison d'être.

Ayant été chargé par le Roi, avec Herman Van Rompuy, de réconcilier les politiques belges, ou la politique belge, après le vote tragique quasi unilatéral des députés flamands intervenu sur BHV en commission de l'Intérieur, je ne peux que me réjouir profondément de l'accord équilibré et respectueux de tous intervenu sur BHV tant sur le plan électoral que sur le plan judiciaire.

Les Flamands voulaient la scission de la circonscription électorale et celle du parquet. Ils l'ont. Les francophones voulaient renforcer, ou en tout cas confirmer, les liens électoraux entre Bruxelles et les six communes à facilités ; ils voulaient aussi le renforcement du droit de chacun d'être jugé dans sa langue. Ils ont obtenu tout cela. C'est ce que l'on appelle un compromis démocratique.

Ceux parmi nous qui espéraient une scission de BHV sans compensation équilibrée niaient les fondements mêmes de la démocratie et de notre Constitution, rejetaient le débat démocratique, se mentaient à eux-mêmes et à leurs électeurs. On ne construit pas une politique en Belgique, au coeur de l'Europe, par de la désinformation, par le mensonge, par le non-respect d'une des composantes de notre pays.

La Constitution s'impose à tous, en toutes circonstances. Et il en sera toujours ainsi dans un État de droit qui abrite la capitale de l'Union européenne. Nous devons d'ailleurs nous en réjouir. L'histoire politique de notre pays est complexe, nous le savons, car la Belgique a été constituée en 1830 comme un État administrativement francophone d'Ostende à Arlon. Il n'aurait d'ailleurs pas pu en être autrement puisqu'à l'époque, le néerlandais n'avait pas encore été réglementé et les classes dirigeantes de la Belgique et des Pays-Bas - je fais référence à « je maintiendrai » - n'utilisaient que la langue française dans la gestion de la chose publique.

C'est cette réalité historique dont nous ne sommes pas responsables, dont nous ne sommes que les héritiers, qui a mené à la naissance d'un mouvement flamand légitime et compréhensible, et aux soubresauts politiques du second siècle de l'histoire de notre pays. Je me réjouis que la Belgique ait pu une fois de plus montrer sa sagesse, et que les Belges, par l'intermédiaire des huit partis, aient pu une fois encore démontrer leur volonté de vivre ensemble.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - De voorbije weken is al heel veel gezegd over de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Het is ongetwijfeld een onderwerp met een bijzonder hoge techniciteit, een onderwerp ook waarbij voor sommigen de symboliek van een woord soms belangrijker lijkt te zijn dan de inhoud. Voor mijn fractie en mijn partij draait het echter om de essentie en vanwege die essentie zullen we het wetsontwerp ook goedkeuren.

Zoals reeds eerder aangegeven bestaat de kern van de hervorming uit drie elementen. Ten eerste krijgt Halle-Vilvoorde de mogelijkheid een eigen strafrechtelijk beleid te ontwikkelen, los van het beleid in Brussel met zijn hoofd- of grootstedelijke context. Ten tweede wordt de actuele taalwetgeving in gerechtszaken maximaal behouden. Ten derde zal elke rechtbank, op basis van een werklastmeting, het aantal magistraten krijgen die ze nodig heeft. Die drie elementen vinden we inderdaad in het huidige ontwerp terug.

Ik begin met het strafrechtelijke beleid in Halle-Vilvoorde. Door de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel wordt het bestaande tweetalige parket van Brussel territoriaal opgesplitst in twee parketten: het eentalige parket Halle-Vilvoorde en het tweetalige parket Brussel. Elk parket zal zijn eigen territorium hebben en zijn eigen procureur des Konings, die meester zal zijn over het vervolgingsbeleid op zijn grondgebied. Niemand kan dat ontkennen of heeft dit de voorbije weken ontkend.

Een eigen strafrechtelijk beleid is volgens ons ook nodig. Door de hoofdstedelijke of grootstedelijke context is het huidige beleid van het parket te vaak georiënteerd op de bestrijding van de specifieke criminaliteit in Brussel. Daardoor worden de eigen noden van de regio Halle-Vilvoorde verwaarloosd. De terechte klachten hierover van burgemeesters en politiediensten in de Rand kent iedereen. Reeds eerder voerde mijn partij hierover in het parlement discussies. De conclusie was steeds dat Halle-Vilvoorde, maar ook Brussel nood hebben aan een eigen recherche- en politieoverleg en een eigen, aangepast vervolgingsbeleid voor de verschillende soort misdrijven in beide arrondissementen.

Een eigen parketbeleid is als het ware het sluitstuk van dat aangepaste vervolgingsbeleid. Met een eigen parketbeleid kan worden vermeden dat de naar Brusselse normen `kleine' criminaliteit van Halle-Vilvoorde altijd wordt geseponeerd doordat het parket, zoals vandaag het geval is, een te verscheiden gebied moet bestrijken. Door de territoriale opsplitsing in een parket Halle-Vilvoorde en een parket Brussel-Hoofdstad, elk met een eigen procureur des Konings, wordt een gerichter vervolgingsbeleid mogelijk en zal rekening kunnen worden gehouden met de noden van de hoofdstad enerzijds en van de Rand anderzijds.

Ik wil dit deel over de organisatie niet afsluiten zonder iets te zeggen over de regeling voor de zetel. Ik heb het over de ontdubbeling van het Brusselse gerecht in autonome Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken, met uitzondering van de vredegerechten. Door die ontdubbeling zullen beide rechtbanken een eigen beheer op poten kunnen zetten om de werking te verbeteren. In de huidige mastodont die de Brusselse rechtbank is, werden stappen in die richting om verschillende redenen steeds moeilijker. Het is onze hoop dat door de ontdubbeling de Nederlandstalige rechtbanken in het bijzonder verder zullen kunnen uitgroeien tot voorbeelden van goed beheer ten dienste van de rechtzoekenden. Er zal voldoende personeel ter beschikking moeten worden gesteld. Daarom is het van het grootste belang dat de definitieve formaties op basis van een werklastmeting worden vastgelegd. Daar kom ik straks nog even op terug.

De ontdubbeling zoals ze nu voorligt en de daarbij horende mogelijkheid om de rechtbanken zelf te beheren, onder andere met het oog op de specifieke noden en context van elke rechtbank, zijn voor ons steeds een reden geweest om een hervorming van de rechtbanken te vragen. De voorstellen van eresenator Vandenberghe kaderden hierin, net als de voorgestelde ontdubbeling. Wat men ook moge beweren, de voorstellen van collega Vandenberghe kwamen in de praktijk op een ontdubbeling neer. Zijn voorstel voor een horizontale splitsing had immers dezelfde gevolgen. In dit wetsontwerp kiezen we echter voor een bevoegdheid op grond van de huidige taalwetgeving, en niet op basis van een bevoegdheidsregeling in het Gerechtelijk Wetboek.

Ik kom tot mijn tweede punt: het maximale behoud van de bestaande taalwetgeving in gerechtszaken. Het hoeft eigenlijk niet te worden herhaald, maar de taalwet van 1935 wordt in se niet gewijzigd, maar alleen op een aantal punten verfijnd en aangepast aan het feit dat met deze hervorming twee afzonderlijke rechtbanken in het arrondissement Brussel worden gecreëerd. Het siert de oppositie in de Kamer en de Senaat dat ze af en toe erkent dat de taalwet niet echt wordt gewijzigd. Deze hervorming respecteert de verworven rechten van eenieder en voegt daar in se niets aan toe. Door te kiezen voor een status-quo op het vlak van verwijzingsregels in de taalwetgeving, met uitzondering van een paar wijzigingen die de kwaliteit van de wet ten goede komen, houden we ook rekening met de moeilijke structuur waarin Brussel en Halle-Vilvoorde zijn ingebed. Zo biedt de hervorming eenieder de zekerheid dat hij of zij in burgerlijke en in strafzaken dezelfde rechten behoudt als vandaag.

Tot slot wil ik het over de werklastmeting hebben. Over de verdeling van de tijdelijke kaders is al heel veel gezegd, zodat de rest van de hervorming, zelfs de elementen die iedereen als goed erkent, erdoor wordt ondergesneeuwd. Het is de bedoeling de tijdelijke kaders zo snel mogelijk te vervangen door definitieve kaders, vastgesteld op basis van een werklastmeting, waarvan iedereen het nut en belang onderkent. De regering zal in de persoon van de minister van Justitie deze taak aanvatten, eventueel met externe hulp, zodat we snel over een betrouwbare meting zullen kunnen beschikken.

Mijn fractie is dan ook heel blij dat vandaag alle partijen van de noodzaak van een spoedige werklastmeting zijn overtuigd en er hun schouders willen onder zetten. Het is voor Halle-Vilvoorde en voor Brussel belangrijk dat de rechtbanken in hun definitieve kaders het nodige personeel hebben. Ook dat is een element van een goede rechtsbedeling. CD&V ondersteunt dan ook de doelstelling van dit wetsontwerp en staat achter de krachtlijnen ervan. Door de splitsing van het parket wordt immers de mogelijkheid gecreëerd om een eigen strafrechtelijk beleid vorm te geven, dat op de lokale noden is toegespitst. Ook biedt de ontdubbeling van de rechtbanken kansen om gestalte te geven aan een eigen autonoom beheer dat tot efficiëntere rechtbanken kan leiden.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Je souhaiterais insister sur le titre du projet de loi dont nous discutons et qui porte réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles. Nous espérons que le texte qui sera voté contribuera à faire en sorte que la justice soit mieux exercée.

J'ai rappelé en commission l'arrêt de la Cour de cassation qui, en 2006, avait condamné l'État belge qui était en défaut par rapport à l'arriéré judiciaire.

De tous les textes qui concernent la sixième réforme de l'État dont nous avons débattu pendant de nombreux jours en commission et en séance plénière, ce texte revêt une importance particulière en ce sens qu'il touche aux droits de nos concitoyens quelle que soit leur langue ou leur situation. Par rapport à l'ensemble des droits dont nous débattons, qu'ils soient électoraux, administratifs ou judiciaires, j'accorde une attention particulière à celui-ci.

Certes, les textes sont compliqués et je suis en pleine sympathie avec le secrétaire d'État, la ministre de la Justice et tous ceux qui, ici ou ailleurs, devront contribuer à leur mise en oeuvre. Malgré l'opposition institutionnelle, nous serons là, monsieur le secrétaire d'État, pour faire en sorte que cette réforme aboutisse. Il y va de l'intérêt des partis politiques et, surtout, des justiciables dans cette zone centrale du pays.

Le défi sera de résoudre en peu de temps des réformes qui, d'habitude, prennent des mois voire des années. De ce point de vue c'est une accélération de l'histoire qui, nous l'espérons, sera profitable à tous les justiciables.

Voilà qui justifie notre appui.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De voorbije weken kregen we een stortvloed aan verwijten over ons heen. Ze werden hier kort samengevat door collega Laeremans. Hij had het over een capitulatie, een zuivering, een formele verfransing van Halle-Vilvoorde. Ik ben van nature empathisch en wil altijd begrijpen waar het op staat. Ik wil altijd meegaan met diegene waar ik het niet mee eens ben om te begrijpen waarom hij bepaalde zaken zegt.

Voor zover ik weet is de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde altijd een eis geweest van de Vlamingen. Ik ken geen Franstalige partijen die in het verleden eisten of in het heden eisen om het kiesarrondissement of het gerechtelijk arrondissement te splitsen. We creëren een Nederlandstalige rechtbank en een Franstalige rechtbank in Brussel-Halle-Vilvoorde. Om het even hoe men het noemt, een ontdubbeling of een splitsing, het resultaat is dat er twee volwaardige rechtbanken worden opgericht.

We verwezenlijken een splitsing van het parket. Er komt een eentalig parket in Halle-Vilvoorde en tweetalig parket in Brussel. Er zal dus een vervolgingsbeleid kunnen worden gevoerd, dat is gericht op de noden van Halle-Vilvoorde en op de noden van de grootstad Brussel. Waar is de capitulatie? Waar is de zuivering? Waar is de verfransing van Halle-Vilvoorde? Hier worden gratuit en zonder enige fond leugens de wereld ingestuurd. Er wordt gezegd dat de taalwetgeving fundamenteel wordt aangetast en dat de Franstalige rechtbank in Halle-Vilvoorde voor iedereen toegankelijk is. Voor Halle-Vilvoorde verandert er niets ten opzichte van de huidige situatie. Er is slechts één aanpassing: als beide partijen het eens zijn, krijgen ze het recht een taalwijziging aan te vragen of bij verzoekschrift rechtstreeks te kiezen in welke taal hun geschil wordt behandeld. De Vlamingen hebben de splitsing van het kiesarrondissement en van het gerechtelijk arrondissement van Brussel-Halle-Vilvoorde nooit gevraagd om anderen te koeioneren. Ze hebben het gevraagd om discriminaties te voorkomen en ervoor te zorgen dat hun taal wordt gerespecteerd.

Dat is de ziel, de diepe reden waarom de splitsing van het kiesarrondissement en van het gerechtelijk arrondissement altijd werd gevraagd. Een correcte rechtsbedeling in Brussel en in Halle-Vilvoorde garanderen is altijd het doel van het voorstel dat we vandaag bespreken geweest.

Er kan misschien nog worden opgeworpen dat twee Franstalige partijen ook in Halle-Vilvoorde nog altijd te gemakkelijk een zaak in het Frans kunnen aanspannen. Hoe schaadt dit de belangen van de Vlamingen? Hoe schaadt dit de belangen van de Nederlandstaligen, waar ook in België? Ik zie het niet. Mij hindert het totaal niet dat er een rechtsbedeling komt die beter is voor iedereen. Kunnen we daar echt niet mee leven? Zitten we nog altijd vast in een flamingantisme waarin de Vlamingen worden gediscrimineerd en gekoeioneerd, waar alle beslissingen in dit land maar één doel hebben, namelijk de zuiverheid van de Vlamingen aantasten? Is dat het enige verwijt dat de oppositie nog kan naar voren brengen?

Hier worden fundamentele zaken beslist, die in het voordeel zijn van de Vlamingen in Halle-Vilvoorde. De splitsing van het parket komt de rechtsbedeling daar ten goede.

Zeker, het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Persoonlijk vraag ik mij ook af waarom we vandaag vastleggen dat de procureur des Konings in Brussel - voor mij nog altijd een tweetalige stad - altijd een Franstalige moet zijn. In feite beslissen we iets anders, namelijk dat de procureur des Konings van Brussel een Franstalig diploma moet hebben. Wie dat idee verdedigt, wordt plots afgeschilderd als het prototype van de middeleeuwse of ouderwetse aristocraat en van la Belgique de papa waarin de Nederlandstaligen alleen maar carrière kunnen maken als ze in het Frans studeren. Dat is niet correct.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Anciaux, als u dan toch vragen hebben bij het feit dat van de procureur des Konings in Brussel voortaan in de wet staat dat hij behoort tot de Franse taalrol, waarom steunt u dit voorstel dan? Bent u het ermee eens dat het discriminerend is en dat uw en mijn rechten, en uiteraard ook die van de vele Nederlandstaligen die in de hoofdstad van dit land carrière willen maken, erdoor worden geschonden? Is dat discriminerend of niet? Of vindt u dat die functie in de hoofdstad inderdaad aan een Franstalige toekomt en in de andere arrondissementen in Vlaanderen aan een Nederlandstalige?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ga niet antwoorden op de vraag of het discriminerend is. Ik zal echter heel duidelijk zijn: ik ben daar niet zo gelukkig mee. Het past echter in een compromis. Mevrouw Piryns heeft de redenen gegeven; ik ga ze niet herhalen. Er kunnen vragen worden gesteld over het feit dat in de wet wordt bepaald dat het een Franstalige moet zijn. De politieke verantwoording daarvoor is volgens mij te zoeken in het evenwicht met de twee Nederlandstalige topfuncties die worden gecreëerd: een Nederlandstalige procureur des Konings in Halle-Vilvoorde en een Nederlandstalige adjunct-procureur des Konings in Brussel. Ik weet dat dit geen echte verantwoording is.

Ik zeg niet dat daarover geen vragen kunnen worden gesteld. Wie juridisch denkt dat dit een discriminatie is, moet daarmee doen wat hij denkt te moeten doen. Globaal genomen is dit akkoord echter geen kaakslag, geen vernedering, geen zuivering, geen capitulatie of geen onvoorstelbare Vlaamse nederlaag.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Is dit de oplossing voor de problemen?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ja, ik denk dat dit een oplossing is voor veel problemen. De splitsing van het parket is zonder enige twijfel een oplossing voor een van de belangrijkste vragen, namelijk een eigen vervolgingsbeleid in Halle-Vilvoorde, dat los staat van het vervolgingsbeleid van Brussel. Dat wordt verwezenlijkt.

Dat gaan wij doen met die twee verschillende rechtbanken, zonder dat de taalwetgeving en de verwijzingsregels worden gewijzigd. Voor de rest geldt ook voor de Franstalige rechtbank in Brussel-Halle-Vilvoorde de intra muros en extra muros. De taalwetgeving verandert wat dat betreft niet, behalve wat er vandaag bestaat voor de zes faciliteitengemeenten en behalve het feit dat twee anderstaligen of twee partijen kunnen overeenkomen om een bepaalde zaak eenvoudiger in een andere taal te behandelen. Daarover heb ik mijn gedacht al gezegd. Voor de rest wordt de taalwetgeving niet gewijzigd.

Ik denk dat daarmee een goede oplossing mogelijk is.

Men heeft het hoofdzakelijk over het aantal mensen dat al dan niet in die rechtbank actief blijft. Het spijt me, maar vandaag is er geen werklastmeting. Ik ben er persoonlijk niet van overtuigd dat alle rechters, parketmagistraten of personeelsleden van die rechtbanken en parketten allen even hard werken. Overal zullen profiteurs en harde werkers zijn. Dat heeft op zich niet zoveel met taal te maken. Met betrekking tot de cijfers die de parketten en de Hoge Raad voor de Justitie aan de staatssecretaris hebben bezorgd, kunnen zowel aan Franstalige als aan Nederlandstalige kant vragen worden gesteld over de werkdruk en de activiteitsgraad van al die mensen.

Het gaat in dit debat niet over sociaal dienstbetoon. Het gaat niet over de bediening van bepaalde mensen die daar vandaag rechter, parketmagistraat of personeelslid zijn. De vraag is of we naar een correct systeem gaan. Daarop zeg ik volmondig ja.

We gaan naar een systeem dat op een werklastmeting is gebaseerd. We zullen er met deze meerderheid alles aan doen - de Hoge Raad heeft ons daarin ondersteund - om zo snel mogelijk een werklastmeting uit te voeren.

Ondertussen is er een overgangsperiode. Ook daarover wordt systematisch gelogen. Er wordt gesuggereerd dat, zodra we donderdag het stemknopje hebben ingedrukt, de Nederlandstalige personeelsleden en magistraten in Brussel-Halle-Vilvoorde, en vooral in Brussel, geliquideerd, gezuiverd worden.

De heer Bart Laeremans (VB). - In uitdoving gesteld, hebt u daarnet gezegd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ja, maar u spreekt over zuivering, over liquidatie. Er zijn twee correcties op de uitdoving ingebouwd. Voor de eerste periode is een verhouding van 27% afgesproken. Dat is veel meer dan 20% en stemt beter overeen met de voorlopige cijfers van vandaag. Over die positieve correctie op de 20/80-verhouding, die geldt tot de werklastmeting gerealiseerd is, hoor ik amper iets.

Voor de werklast is niet alleen de instroom en de uitstroom bepalend, want niet elk vonnis vereist even veel werk. Daarom is een werklastmeting nodig. De personeelssterkte zal worden vastgesteld op basis van een objectieve werklastmeting. Het kan mij dan niet meer schelen of die personeelssterkte groter of kleiner is dan in de huidige situatie, want het zal een correcte situatie zijn. Een correcte verhouding is het enige criterium dat we mogen hanteren.

De splitsing van een tweetalige rechtbank in een eentalig Nederlandstalige en een eentalig Franstalige rechtbank heeft gevolgen voor de mensen die er vandaag werken. Zij die het meest geijverd hebben voor die splitsing, maar ze niet durven goedkeuren omdat anders hun programma grotendeels verwezenlijkt wordt, zeggen nu dat ze de negatieve aspecten ervan niet willen. Ik heb collega Vanlouwe horen zeggen dat de Franstaligen bevoegdheden krijgen in Halle-Vilvoorde. Maar in België kunnen Duitstaligen bevoegdheden hebben in Oostende, kunnen Franstaligen bevoegdheden hebben in het Duitse taalgebied of in Limburg, kunnen Nederlandstaligen bevoegdheden hebben in Charleroi bijvoorbeeld. Het is typisch Belgisch, want vandaag zijn bepaalde bevoegdheden nog niet gesplitst. Dat heeft als gevolg dat anderstaligen ook bevoegdheid kunnen hebben buiten hun taalgebied. Is dit dan zo dramatisch? Is dit zo in strijd met wat de Vlaamse beweging gevraagd heeft, namelijk respect voor de eigen taal en de eigen cultuur en het aanpakken van discriminaties? Deze regeling is daar toch niet mee in strijd. Ik ben er dan ook van overtuigd dat we al drie weken geconfronteerd worden met een discours dat erop gericht is de samenleving tussen Vlamingen en Franstaligen zo snel mogelijk op te heffen. Ik kan niet begrijpen waarom sommigen onder u zo negatief over deze zaak berichten, tenzij ze geen samenwerking meer willen tussen verschillende volkeren in ons land.

Mijn conclusie uit dit debat is: jullie willen geen België, jullie willen niet dat Franstaligen nog iets met Vlamingen te maken hebben, jullie willen helemaal niet meer dat dit nog goed functioneert. Dit gaat niet over correcte rechtsbedeling of Vlaamse vernederingen, maar enkel over een politiek project dat erop gericht is dit land te laten uiteenvallen.

Al is deze regeling niet ideaal, het is wel een forse stap voorwaarts, en ik raak er hoe langer hoe meer van overtuigd dat het een eerlijke poging is om een oud probleem van de baan te krijgen en een goede rechtsbedeling te garanderen voor meer mensen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer Anciaux, U moet wel in een glazen stolp leven als u de scherpe kritiek van advocaten en magistraten niet heeft gehoord. We vertolken ze hier en we doen dat niet met het oog op de ontbinding van het land. Mijn voorstel van een verticale splitsing gaat niet uit van de ontbinding van het land en houdt zelfs rekening met het behoud van de faciliteiten. Ik wou alleen aantonen dat er een alternatief is.

In de wet staat dat indien de werklastmeting niet binnen de gestelde termijn is voltooid, er naar de 20/80 verdeling wordt teruggegrepen. Waarom staat dat daarin? Dat is het wapen om de werklastmeting te saboteren.

Voorts zegt u dat het u niet kan schelen dat er meer of minder magistraten zijn, als het maar correct is. Dat is wel tegenstrijdig: als die 80% niet overeen stemt met de behoeften, dan moet ze ook niet gegeven worden. Eens het percentage vastligt, althans numeriek, kan het niet worden verlaagd. Waarom geeft men nu die 80% al aan de Franstaligen, terwijl de behoeften nog niet zijn aangetoond?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Anciaux, soms heb ik de indruk dat u de goednieuwsshow die u brengt zelf niet langer gelooft.

Hoewel u verkondigt dat er geen fundamentele wijziging is aan de taalwet, weet u dat artikel 54 van het wetsvoorstel een reeks belangrijke wijzigingen bevat die betrekking hebben op de taalwet. U doet ze af als details. U zei ook dat sommigen vrezen dat hun programma zou uitgevoerd worden. Dit staat mijlenver van wat in ons programma staat en van wat u in het verleden ook nastreefde. Wij vragen in ons programma enkel respect. Ik heb het nooit gehad over zuivering.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat woord is hier wel gebruikt en dat heeft u toch ook gehoord. Ik heb niet gezegd dat het door u is gebruikt.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Voor mij is het principe van de territorialiteit van belang, en dat verschilt fundamenteel van het begrip uitzuivering.

De heer Anciaux verklaarde daarnet geen probleem te hebben met de ontdubbeling van de rechtbanken en gaf het voorbeeld van twee Franstalige inwoners uit Dilbeek die een procedure in het Frans voeren. Ik op mijn beurt heb er geen bezwaar tegen dat de Franstaligen die in Dilbeek wonen het Frans gebruiken in hun privéleven, maar wel dat ze voor het openbaar leven voorwaarden opleggen. Heeft de heer Anciaux er dan ook geen bezwaar tegen dat twee Franstaligen uit Aalst of uit Oostende de mogelijkheid zouden krijgen een zaak in het Frans te laten behandelen, dat inwoners uit Aalst of Oostende bepaalde voorrechten zouden krijgen?

De essentie is of er respect is voor het Nederlandstalig karakter van de gemeente waar een Franstalige zich gaat vestigen. De heer Anciaux en ik wonen beiden in een tweetalig gewest, waar het tweetalig karakter van dat gewest niet door iedereen wordt gerespecteerd. Nederlandstaligen vormen er de minderheid, wat een probleem vormt. De heer Anciaux is zich daarvan ongetwijfeld bewust, vermits hij zijn hele politieke loopbaan heeft gewijd aan het respect voor het tweetalig karakter van Brussel.

Wij vragen respect voor het Nederlandstalig karakter van Halle-Vilvoorde en meer algemeen van Vlaanderen. Wij vragen enkel respect van burgers, van inwijkelingen. Dat heeft niets te maken met uitzuivering, kaakslagen of achteruitgang.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben op de hoogte van de kritiek van sommige magistraten en rechtbanken. De beoordeling van betrokkenen is nu eenmaal niet altijd de meest objectieve. Ze reageren alsof de 80-20%-regeling definitieve cijfers zijn, maar er volgt nog een werklastmeting. Sinds ze dat weten, is hun kritiek enigszins verminderd. Ik heb er geen probleem mee dat langs Franstalige kant de gerechtelijke achterstand op een goede wijze kan worden weggewerkt. Een eventuele aanpassing van het percentage komt de Nederlandstaligen alleen maar ten goede. Het te hanteren criterium is de rechtsbedeling. Misschien zullen er wat meer Franstalige magistraten zijn, maar ik heb vandaag het gevoel dat ze met te weinig zijn om de rechtsbedeling tot een goed einde te brengen. De rechtsachterstand is langs Franstalige kant net iets groter dan bij de Nederlandstaligen. Daarmee heb ik dus geen problemen.

De taalwetgeving wordt fundamenteel niet gewijzigd. De wijze waarop ze thans als spelverdeler wordt gehanteerd, blijft behouden. Ik heb er geen bezwaar tegen dat twee mensen een persoonlijk geschil willen beslechten in hun eigen taal, in het geval van Dilbeek in het Frans.

Doet dit afbreuk aan het Nederlandstalige karakter van Dilbeek? Doet dit afbreuk aan het publieke karakter van Dilbeek? Ik weet dat niet.

Als zij anderen zouden verplichten om hun rechtszaken in het Frans te voeren, dan zou dat fundamenteel in strijd zijn met het territorialiteitsbeginsel. Als het echter in heel België in de toekomst eenvoudiger wordt om de taal te wijzigen waarin een rechtszaak wordt behandeld, dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Dat is dan immers louter een zaak van de betrokken partijen.

Ik besluit. Ik ben blij dat de onderhandelaars geopteerd hebben voor een horizontale splitsing. Als Brusselaar kan ik mij niet vinden in een verticale splitsing zoals die door Vlaams Belang wordt voorgesteld. De Nederlandstaligen zouden in dat scenario immers opnieuw afgesneden worden van een rechtsbedeling zoals die in Halle-Vilvoorde kan worden georganiseerd.

De heer Vanlouwe heeft er bij het begin van zijn tussenkomst op gealludeerd dat het hier vandaag over sprookjes en over schilderijen van Magritte gaat. Welnu, sprookjes zijn misschien een beetje naïef, maar meestal positief en ze bevatten gewoonlijk een grote wijsheid. Vandaag hadden we het in elk geval niet over een nachtmerrie, over een verfransingsmachine die in gang wordt gezet. En het schilderij van Magritte dat we vandaag bekeken hebben, vind ik in ieder geval mooi. Of het een pijp is of niet, dat is voer voor discussie. Of het hier over een splitsing gaat of niet, kan mij eigenlijk ook niet schelen. Ik weet wel dat de rechtsbedeling er onmiskenbaar op vooruitgaat.

M. Francis Delpérée (cdH). - Madame la Présidente, monsieur le Secrétaire d'État, chers collègues, j'ai eu l'occasion de dire à cette tribune quels étaient mes sentiments - ils restent partagés - à l'occasion de la scission de l'arrondissement électoral de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Je n'en suis que plus à l'aise dans le débat actuel pour vous faire part de ma satisfaction. En effet, quoi que certains en disent, le projet de loi qui nous est soumis n'entend pas scinder l'arrondissement judiciaire de Bruxelles.

L'arrondissement de Bruxelles n'est pas scindé, ni de manière dure, ni de manière souple. Il comporte toujours un ressort couvrant les cinquante-quatre communes de Bruxelles-Hal-Vilvorde. La base géographique ne change pas d'un centimètre carré.

Il est vrai que dans cet arrondissement, en son sein et pour tout son ressort, la loi en projet organise le dédoublement des tribunaux, un francophone et un flamand. Et la loi organise par ailleurs la scission du parquet. Il y aura un parquet pour les dix-neuf communes de Bruxelles et un autre pour les trente-cinq communes de Hal-Vilvorde.

Attention, je ne suis pas de ceux qui mettent dans les plateaux de la balance le BHV électoral et le BHV judiciaire. Je ne me demande pas quel est le plateau qui pèse le plus. Tous les droits de l'homme sont importants. Aucun droit de l'homme ne mérite d'être galvaudé. C'est d'ailleurs ce qui explique un certain désenchantement de ma part au vu des solutions appauvrissantes qui sont intervenues sur le plan électoral.

Je veux, par contre, me réjouir d'une réforme qui apporte des améliorations incontestables dans la vie quotidienne de chacun de nos concitoyens et aussi dans l'activité de chacune de nos entreprises. Je veux me féliciter d'une réforme qui, si elle est appliquée avec intelligence et souplesse, simplifiera leur existence.

Il y a assez de conflits juridiques comme cela ! Il ne faut pas les doubler de querelles entre les juges ou entre les juridictions sur la manière d'appliquer les lois. Je constate, en passant, que les lois sur l'emploi des langues en matière judiciaire deviennent, de plus en plus illisibles. Je me félicite donc des mesures de simplification qui sont à l'ordre du jour. Tant pis pour ceux dont le métier est d'empoisonner la vie de nos concitoyens, tant pis pour ceux qui veulent cultiver, jusque dans les prétoires, leurs fantasmes ou leurs obsessions !

La loi en projet reçoit notre adhésion pour trois raisons. Tout d'abord, elle respecte un principe essentiel du débat en justice, les droits de la défense. Ensuite, elle instaure un nouveau principe, le consensualisme en matière judiciaire. Enfin, elle contribue à instaurer, au coeur du pays, de nouveaux équilibres linguistiques dans l'organisation de la justice.

Je m'explique sur ces trois points. Sur le plan répressif, le principe des droits de la défense s'impose à tous. Il est inscrit dans des normes de droit belge et dans des instruments internationaux qui engagent la Belgique. Une personne poursuivie doit pouvoir s'exprimer dans la langue de son choix. Une personne inculpée a le droit de participer effectivement au débat judiciaire et d'être jugée par un tribunal qui l'entendra dans sa langue. L'organisation de tribunaux francophones et de tribunaux flamands dans l'arrondissement judiciaire de Bruxelles permettra de réaliser pleinement cet objectif.

Le deuxième principe est le consensualisme, le respect de la volonté des parties. Les parties au litige, le bailleur et le locataire, le commerçant et le client, l'employeur et le travailleur, se disputent. Ils se disputent sur tout. Ils se disputent peut-être comme des chiffonniers. Leurs avocats aussi. Mais ils sont au moins d'accord sur une chose : que le litige soit porté devant un juge et que le débat se déroule dans la langue qui a leur préférence commune.

Ce choix est respectable. Les parties sont les meilleurs juges de leur intérêt à cet égard et ces solutions libérales valent mieux que les diktats imposés au nom d'une conception politique de l'unilinguisme territorial.

Les parties comparaîtront donc volontairement devant le tribunal F ou devant le tribunal N et peu importent les motifs, linguistiques ou autres, qui les animent. Peut-être seront-elles attentives à l'importance de l'arriéré de chaque juridiction. Si on leur demande d'expliquer les raisons de leur choix, elles ne seront pas obligées de se justifier.

J'ajouterai deux éléments. D'une part, ce choix ne doit pas faire l'objet de contrôles suspicieux. Il doit être entériné par le juge bruxellois, qui n'a pas à s'interroger, par exemple, sur le domicile ou sur le lieu d'activité de l'une ou l'autre partie. Le choix des parties doit être privilégié.

D'autre part, la solution consensualiste est une solution heureuse. Elle simplifie la vie des justiciables. Elle doit être valable, non seulement pour les habitants des 54 communes de ce qui reste l'arrondissement judiciaire de Bruxelles, mais aussi pour l'ensemble de nos concitoyens, ceux qui vivent dans les 589 communes de Belgique.

J'en arrive au troisième thème. Qu'en est-il de l'organisation équilibrée des institutions de justice ? La réorganisation de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles, son dédoublement, constitue, nous en sommes bien conscients, une opération qui ne se réalise pas d'un simple claquement de doigts : les personnels, les dossiers, les budgets, les bâtiments doivent être pris en compte.

Il faut, Monsieur le Secrétaire d'État, mettre sur pied un processus qui permettra de réaliser sur le terrain, notamment sous l'égide du ministre de la Justice, les objectifs inscrits dans la loi en projet. Bien entendu, cela prendra du temps. Il faudra notamment mettre en oeuvre les dispositifs, les monitorings, qui permettront de suivre pas à pas l'avancement de cette réforme importante.

La loi en projet trace le chemin à suivre. Elle fixe les étapes. Elle assigne des méthodes de calcul. Elle invite à réaliser progressivement cette réforme judiciaire. C'est peut-être sur ce terrain-là, en particulier, que les oppositions les plus vives se sont manifestées. Certains n'ont pas manqué de relayer les préoccupations exprimées, souvent sans beaucoup de nuances, par des avocats, des magistrats, des associations professionnelles, comme si le fait de s'engager résolument sur le terrain politique les dispensait de tout devoir de réserve, les contraignait à éviter toute nuance, et les autorisait à utiliser un vocabulaire que l'on entend plus souvent dans les meetings que dans les palais de justice. Le langage politique, mes chers collègues, cela s'apprend !

Et il ne suffit pas de se lancer dans une guerre des chiffres pour se convaincre que l'on a nécessairement raison. Les réactions politiques ont, elles aussi, pu surprendre. Il est tout de même assez étonnant d'entendre ceux qui, hier, s'opposaient fermement à l'organisation de toute forme de recensement des citoyens, à Bruxelles et autour de Bruxelles, réclamer aujourd'hui à cor et à cri des études immédiates sur la charge de travail des magistrats bruxellois.

Un autre fait est étonnant. Nombreux sont ceux qui, hier, revendiquaient l'établissement de quotas dans l'organisation du gouvernement, du Parlement et de l'administration de Bruxelles, sans aucune corrélation avec les dossiers à traiter, d'ailleurs. Aujourd'hui, les mêmes s'émeuvent, et le terme est faible, de l'instauration à titre transitoire de forfaits pour l'affectation des magistrats bruxellois.

Nul besoin de rappeler ici que les chiffres retenus dans la loi en projet le sont à titre provisoire - il fallait bien partir d'une base chiffrée - et demanderont, dans les années à venir, des affinements, des précisions, des accommodements.

Mes chers collègues, ne nous trompons pas de débat. Pour certains d'entre nous, la discussion sur l'arrondissement judiciaire de Bruxelles n'est qu'un galop d'essai. La préoccupation qu'ils expriment de scinder - pas de dédoubler - cet arrondissement cache mal une autre préoccupation plus radicale : scinder la fonction de juger et les institutions de justice, séparer les autorités de justice, pas seulement au coeur du pays mais dans son ensemble.

En refusant la scission, en acceptant le dédoublement des tribunaux de Bruxelles, nous pouvons avoir le sentiment d'avoir mis un cran d'arrêt à cette volonté politique délétère. C'était, de notre part, un réflexe de précaution. Nos assemblées parlementaires ont été bien conscientes de la menace. Elles n'ont pas voulu mettre le plus petit doigt dans cet engrenage. C'est un motif supplémentaire de satisfaction. C'est la raison pour laquelle le groupe cdH votera ce projet comme ceux qui, avec lui, forment le premier paquet de la sixième réforme de l'État.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Het ontwerp en de grondwetswijziging die vandaag worden besproken, zijn het sluitstuk van de zogenaamde `eerste beweging' van de zesde staathervorming.

Ik overloop enkele hoofdlijnen van de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ten eerste worden de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de arrondissementsrechtbank ontdubbeld in een Franstalige en een Nederlandstalige rechtbank; die rechtbanken hebben hun zetel in Brussel en zijn bevoegd voor het hele gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ook de politierechtbank van Brussel wordt ontdubbeld. Een derde van de magistraten van beide rechtbanken moet functioneel tweetalig zijn. De kaders zullen in principe bestaan uit 20% Nederlandstalige en 80% Franstalige magistraten. Binnen de rechtbank van koophandel zal de verdeling komen op 40% Nederlandstalig en 60% Franstalig van het huidige kader, met inbegrip van de toegevoegde magistraten.

Tijdens het eerste jaar na de inwerkingtreding geldt een overgangsmaatregel; dat jaar zullen er 27% Nederlandstalige en 80% Franstalige magistraten zijn, dat wil zeggen 107% in totaal.

Het is uiteindelijk de bedoeling om zo snel mogelijk het aantal magistraten aan te passen aan de hoeveelheid werk. Dat is de juiste benadering.

Tijdens de bespreking van voorliggend ontwerp heeft staatssecretaris Servais Verherstraeten, die ik bij deze wil danken voor de geleverde inspanning, de vele vragen en opmerkingen rond dit ontwerp uitvoerig beantwoord en uitgeklaard.

Ik overloop even de verduidelijkingen.

De staatssecretaris is ingegaan op de voorlopige verdeelsleutel en heeft erop gewezen dat elke magistraat op post zal blijven. De feitelijke toestand zal dus helemaal niet overeenkomen met de tijdelijke verdeelsleutel.

Nogmaals werd bevestigd dat de werklastmeting verworven is en er dus ook zeker komt vóór 1 juni 2014.

De rechtsbedeling zal tijdens de overgangsperiode op geen enkel moment in het gedrang komen.

Ten tweede wordt het huidige tweetalige parket gesplitst. De Open Vld-fractie beschouwt die splitsing als het belangrijkste onderdeel van het gerechtelijk luik van het akkoord. Er komt een eigen parket voor Halle-Vilvoorde. Dat is cruciaal. In vistermen zou ik zo een pakket omschrijven als `een grote en vette kabeljauw'.

Met het ontwerp komt er eindelijk een eigen parket voor Halle-Vilvoorde komt, met een eigen procureur. Die Nederlandstalige procureur des Konings met een grondige kennis van het Frans zal het parket van Halle-Vilvoorde leiden.

Voor de gewone burger wordt die hervorming geen ver-van-mijn-bed-show. De positieve gevolgen zullen heel concreet zijn. De burgers van onder meer Halle-Vilvoorde krijgen nu een volwaardig parket dat een eigen veiligheidsbeleid kan voeren op maat van de criminaliteitsfenomenen in Halle-Vilvoorde. Met de stemming van aanstaande donderdag wordt een jarenlange verzuchting werkelijkheid: een eigen `Vlaams' parket voor Halle-Vilvoorde met een Nederlandstalige procureur. Velen hebben geloofd of misschien zelfs stiekem gehoopt dat zo'n parket er nooit zou komen wegens te grote politieke weerstand aan Franstalige kant. Tenslotte is de inzet van een staatshervorming te komen tot een beleid op maat, en dat is wat hier eindelijk bewerkstelligd wordt, tot spijt van wie het benijdt.

Samen met dit ontwerp wordt een grondwetswijziging doorgevoerd waarbij de essentiële onderdelen van de hervorming slechts met een bijzondere meerderheid kunnen worden gewijzigd. Het gaat hier om de regels betreffende de wijziging van taal of de verwijzing naar een rechtscollege van de andere taalrol, de regels betreffende de vrijwillige verschijning voor de rechtbank van de taal waarvoor gekozen wordt, de detachering van functioneel tweetalige Franstalige magistraten van het parket van Brussel naar dat van Halle-Vilvoorde met het oog op het prioritair behandelen van Franstalige zaken, het onmiddellijke beroepsrecht in geval van schending van die rechten, het behoud van het territoriale rechtsgebied van de rechtscolleges van het gerechtelijk arrondissement Brussel, het behoud van het territoriaal rechtsgebied van de twee parketten van het gerechtelijk arrondissement Brussel en de oprichting van het coördinatiecomité.

Terwijl de klagers aan de kant staan, bouwen de doeners voort aan de invulling van het confederale model. Het valt overigens op dat voor dit luik van het akkoord de traditionele klagers aan Nederlandstalige kant zij aan zij staan met de ook al traditionele klagers aan Franstalige kant, in casu het FDF. Zo heeft FDF-voorzitter Olivier Maingain het in dat verband over een slecht akkoord voor de Franstaligen.

De etterende wonde van Brussel-Halle-Vilvoorde wordt definitief gezuiverd, ook op gerechtelijk vlak.

Ieder van ons moet nu een invulling geven aan de vele hefbomen waarover Vlaanderen nu beschikt om een beleid te voeren op maat van de burger.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Om te beginnen dank ik de rapporteurs voor hun verslag. Ik dank ook u, mevrouw de voorzitster, voor de zeer deskundige manier waarop u de debatten hebt geleid en ik dank de collega's voor het debat. Het was soms geanimeerd, soms geëmotioneerd, soms langdradig, maar ik heb er heel wat uit opgestoken.

Je prie mes collègues francophones de m'excuser mais je m'exprimerai en néerlandais car le débat a eu lieu essentiellement entre collègues néerlandophones.

Dat is niet het geval, mijnheer Vanlouwe, en daar heb ik daarstraks al op gewezen. Ik weet dat ik u in de commissie heb geïrriteerd. Ik zag uw irritatie toen ik uit het verslag van de Kamer collega Maingain citeerde, wiens kritiek zeer scherp was. Het FDF is echter niet vertegenwoordigd in de Senaat.

La critique des milieux francophones n'a pas été exprimée au sein du Sénat. C'est la raison pour laquelle je tiendrai mon discours en néerlandais.

Het was een leerrijk debat, want vaak leren we het meest van onze tegenstrevers. Tijdens het debat heb ik geleerd dat ook de Nederlandstalige institutionele oppositie het soms met ons eens was. Vele zaken die ik in de commissie heb gehoord, heb ik jammer genoeg vandaag tijdens het plenaire debat niet meer gehoord. Dat het eigen parket voor Halle-Vilvoorde zijn voordelen heeft bijvoorbeeld, al worden die nu wel wat genuanceerd. We komen daar straks nog op terug. Dat de institutionele oppositie het goed vindt dat het parket van Brussel wordt versterkt. Ik heb in de commissie al mijn oprechte appreciatie uitgedrukt voor sommige uiteenzettingen van de heer Laeremans. Ik heb ook de moeite gedaan zijn nota `Strikakkoord en gerechtelijk arrondissement BHV' door te nemen. Hij heeft op dit terrein zeer veel inspanningen geleverd, buiten en binnen het parlement, en als ex-parlementslid apprecieer ik dat enorm. Ik heb in die nota over het aantal parketmagistraten onder meer gelezen: `De omvang van het nieuwe parket van Halle-Vilvoorde lijkt op zich redelijk, ook in verhouding met Brussel. Een parket van 24 leden, onnodig met 5 Franstalige gedetacheerden, lijkt inderdaad voldoende. Brussel behoudt op die manier een kader van 97 personen, wat vier maal hoger ligt dan de 24 van Halle-Vilvoorde. Gezien de zeer hoge criminaliteitscijfers, de bendevorming, het zware banditisme en de vele illegalen in de hoofdstad lijkt dat een correcte verdeling.' Ook over de voorlopige kaders, die echt wel voorlopig zijn, heb ik van de institutionele oppositie op sommige vlakken geen kritiek gehoord. De voorlopige kaders van de politierechtbank: geen probleem. De voorlopige kaders van de rechtbank van koophandel: geen probleem. We komen straks terug op de zaken die de oppositie wel als een probleem beschouwt. Zelfs het medetoezicht op sommige vredegerechten in faciliteitengemeenten werd principieel niet verworpen. Wel hebben we gediscussieerd over de omvang ervan.

Over de werklastmeting hebben we het daarstraks al gehad. Uit amendement nummer 1, dat onder andere over de werklastmeting gaat, leid ik af dat de oppositie er inderdaad in gelooft dat we tegen 1 juni 2014 een werklastmeting rond krijgen. Dat is inderdaad onze vaste ambitie.

We hebben uren en dagen gediscussieerd over voorlopige kaders. Over de cijfers en hun correctheid werd veel gezegd. Enerzijds vond ik het een semantische discussie, want de wetsvoorstellen volgden maar zeven à negen maanden na de cijfers. De acht partijen verschuilen zich niet achter die cijfers, maar ik herhaal dat de partijvoorzitters op 30 september 2011 correcte gegevens van Justitie hebben gekregen, met onder meer bevolkingscijfers, de bestaande kaderopdeling voor de rechtbanken en parketten en met cijfers uit de activiteitenverslagen. Voor de arbeidsrechtbank, waar zoveel om te doen was, kwamen de cijfers uit de jaarverslagen van het auditoraat, maar ook van de zetel. De senatoren hebben die cijfers ook gekregen, net zoals de volksvertegenwoordigers.

Wij verschuilen ons echter niet achter die cijfers. De kaders zijn voorlopig en forfaitair bepaald. Ze zijn hoe dan ook in tijd beperkt in afwachting van de werklastmeting. Cijfers zijn trouwens een dynamisch gegeven, dat bleek ook tijdens de debatten. De percentages evolueren over de jaren heen, soms met een of twee percent per jaar.

De cijfers worden verschillend geïnterpreteerd. Wanneer de Nederlandstalige voorzitster en de Franstalige auditeur van dezelfde rechtbank beiden beweren dat ze benadeeld zijn, is het duidelijk dat dezelfde cijfers tot verschillende interpretaties kunnen leiden. Het ambtshalve advies van de Hoge Raad voor de Justitie, dat zowel door de Franstalige als de Nederlandstalige leden werd goedgekeurd, toont aan dat het soms niet evident is om cijfers te krijgen. Hopelijk is dit debat een aanleiding om in alle rechtbanken volgens dezelfde methode jaar- en activiteitenverslagen te maken.

Tot 6 december was ik beroepsactief in Justitie. Ik heb enorm veel respect voor de autonomie van parket- en zetelmagistraten. Ze zijn vrij in hun rechtspraak en in hun functioneren, maar als ze cijfers aan de FOD Justitie moeten meedelen, moet dat spontaan, snel en methodologisch correct gebeuren, zodat we ook in hun belang snel en soepel kunnen inspelen op dynamische fluctuaties van cijfers.

Er werd heel veel gesproken over de 20%-80% van de bestaande kaders, maar de institutionele oppositie had het nauwelijks of nooit over de 27%-regel. Er is wel veel gezegd dat we geen oor hadden voor wat op het werkveld leefde. Samen met collega Wathelet, in samenwerking met de eerste minister en met de acht fracties-initiatiefnemers van dit voorstel, fungeer ik als de notaris die de akte opstelt van het compromis. Er werden zestien wetsvoorstellen ingediend. Ik nodig u uit de tekst van het compromis en de tekst van de akte met elkaar te vergelijken.

U zal er niet buiten kunnen dat het ontwerp dat vandaag voorligt niet identiek hetzelfde is van wat werd ingediend. De tekst werd licht aangepast, precies omdat we geluisterd hebben naar wat op het werkterrein leeft. De Franstaligen en de Nederlandstaligen hebben dat samen gedaan, met de 27%-norm als gevolg. Die is, net zoals de voorlopige kaders, beperkt in de tijd omdat we de werklast voor ogen hebben. In de toelichting staat de vooropgestelde timing. De hervorming moet, zodra de kaders voor 90% zijn ingevuld, uiterlijk tegen 1 januari 2014 inwerking treden. De taskforce kwam al bijeen en er waren contacten met de FOD Personeel & Organisatie, Selor en met de Hoge Raad voor de Justitie.

De teksten zullen na goedkeuring zo snel mogelijk in het Staatsblad worden gepubliceerd en alle vacatures zullen open worden verklaard, zodat de inwerkingtreding snel kan worden gerealiseerd. Dat zal tijd vergen. De werklastmeting moet uiterlijk tegen 1 juni 2014 voltooid zijn. Als de wet in werking treedt en de 27%-norm van toepassing is, dan moet een jaar later de werklastmeting op het terrein van toepassing zijn. Het ene kan perfect in het andere overvloeien.

We hebben nog geluisterd naar het werkveld, vandaar de oprichting van het monitoringcomité. Er werd verwezen naar de verklaringen en het relevante persbericht van de eerste minister. We zullen het op de voet volgen. Het gemeen recht blijft van toepassing. Artikel 86bis van het Gerechtelijk Wetboek blijft van toepassing op de toegevoegde rechters. Dat artikel werd niet gewijzigd, met het oog op een enorme toevloed van toegevoegde rechters. Dat is niet de bedoeling. We volgen het op. Als deze hervorming aanleiding zou geven tot problemen op het terrein, kan het aantal toegevoegde rechters op het parket of op de zetel worden uitgebreid.

Zoals in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden al is gezegd, speelt de magistratuur daar zelf een belangrijke rol in. De magistraten maken zich zorgen. We hebben hen echter gehoord, de acht onderhandelaars hebben naar hen geluisterd en ikzelf wil dat, spijts al hun kritieken, in de toekomst blijven doen. Als er problemen zijn, kunnen ze de minister van Justitie adviezen geven en kunnen ze toegevoegde magistraten doen benoemen, conform het Gerechtelijk Wetboek.

Ik wil graag overlopen wat de hervorming voor elke rechtbank en voor elk parket betekent. Over het parket van Halle-Vilvoorde heeft collega Laeremans cijfers geciteerd. Hij vindt de cijfers over het aantal magistraten bij dat parket redelijk en ook de 80/20-verhouding bij het parket van Brussel zijn voor hem redelijk. Ook de voorlopige kaders van de politierechtbank en van de rechtbank van koophandel vindt hij geen probleem. Ik apprecieer dat, want zo krijg je een intellectueel correct debat.

Er is heel wat kritiek gekomen op de bezetting van de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg. Laatstgenoemde telt 39 magistraten. Als daarop onmiddellijk de 20%-norm wordt toegepast, kom je tot 28. Maar zo werkt het niet. We moeten ons baseren op de realiteit, op de wet en op de Grondwet. Alle teksten, zowel de wijzigingen als de teksten die behouden blijven, moeten in aanmerking worden genomen. Als op basis daarvan de 27%-norm wordt toegepast, komt men op 38 magistraten. Als de vermindering van 39 naar 38 problemen geeft, dan is er nog altijd de mogelijkheid magistraten toe te voegen. Ik begrijp niet dat sommigen daarnet in het debat durfden te stellen dat we naar één correctionele rechter en naar één, hooguit twee, correctionele kamers gaan, en naar veel minder jeugdrechters. Ik bewonder de collega's niet alleen voor hun inzet met betrekking tot dit dossier, maar ook voor hun gave om in een glazen bol te kijken en de toekomst te voorspellen.

Ik heb in sommige uiteenzettingen ook veel wantrouwen gevoeld tegenover mensen op het terrein, politici en andere, die een andere taal spreken. Vandaag constateerde ik zelfs een gebrek aan vertrouwen in de toekomstige voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel. Van de 38 magistraten die verkregen worden op basis van de 27%-norm, gaat de voorzitter maar één correctioneel rechter maken en nauwelijks een jeugdrechter. Denken de critici echt dat de toekomstige Nederlandstalige voorzitter zijn eigen rechtbank disfunctioneel wil maken? Hij of zij is bevoegd om de kamers samen te stellen en voor bijzondere mandaten als jeugdrechter is onder andere de minister van Justitie bevoegd. Dat is vandaag toevallig een Nederlandstalige, waarvan ik aanneem dat ze, niet alleen bekommerd is om de Franstalige rechtbanken, maar ook wel om de Nederlandstalige rechtbanken, en de toekomstige Nederlandstalige rechtbank in Brussel.

Sommige commentaar begrijp ik dan ook niet. Het woord `fabeltje' is hier gevallen. Wel, ik heb heel wat fabeltjes gehoord.

De cijfers die de partijvoorzitters hebben gekregen voor de arbeidsrechtbank zijn exact dezelfde als de cijfers die de kamerleden en senatoren ontvingen. Ze wijken lichtjes af van die van de Hoge Raad voor de Justitie. Voor de kleine verschillen wat de eerste aanleg betreft, heb ik na wat studiewerk een verklaring gegeven.

Wat de instroom betreft - de uitstroom is een klein beetje anders - komen we voor de Nederlandstalige zaken toch in de buurt van 27 procent. Als straks de wet in werking treedt, vermoed ik dat we ook bij 27 procent gaan uitkomen en ik ga er vanuit dat we over een jaar als we klaar zijn met de werklastmeting op het terrein ook zullen uitkomen in de buurt van 27 procent.

En voor alle duidelijkheid, er gaan geen magistraten meteen verdwijnen. De magistraten blijven zitten, zoals de grondwet dat terecht vereist. Ik heb geen zicht op de pensioneringen bij de eerste aanleg. Maar ik ga er niet vanuit dat er van de 39 magistraten op een jaar tijd elf gaan verdwijnen. Zoals ik reeds in de commissie heb vermeld, gaan er bij de arbeidsrechtbank twee magistraten met pensioen tegen 2014.

Heb ik hier gezegd dat er geen verschuivingen zijn? Neen dat heb ik niet gezegd! Er zullen lichte verschuivingen zijn, maar het zullen geen aardverschuivingen zijn. We zullen de verschuivingen met het monitoringcomité opvolgen en als er problemen zijn, zullen we bijsturen. De acht partijen gaan voor de uitvoering van het overeengekomen akkoord. Iedere rechtbank, elk parket in het land krijgt de magistraten die ze nodig hebben, in Wallonië, in Vlaanderen en in Brussel. Justitie verdient dat ook.

Persoonlijk betreur ik dat er in het debat zo weinig aandacht was voor het griffie- en parketpersoneel. De institutionele oppositie heeft dagenlang over de magistraten gesproken. Terecht! Daardoor zijn sommige zaken duidelijker geworden. Nogmaals de oppositie had schrijnend weinig aandacht voor het griffie- en parketpersoneel. Nochtans zijn ook zij belangrijke actoren van justitie.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De staatssecretaris zal zich toch nog herinneren dat wij meermaals gevraagd hebben om ook de griffiers te horen? Hij zegt dat ik minachting heb voor de griffiers en voor de parketmagistraten. Wat moet ik dan denken van de beslissing van de institutionele meerderheid om hen niet te horen? Ik heb geciteerd uit hun verslagen, uit hun aanbevelingen. Ik heb daaraan de nodige aandacht besteed, maar hij oordeelde dat hij hen niet moest horen.

Hij moet ons niet komen vertellen dat wij geen respect hebben voor de griffiers en de parketmagistraten. Dat is manifest strijdig met alles wat gezegd is in de commissie en hier in de plenaire vergadering.

De heer Bart Laeremans (VB). - De staatssecretaris heeft verwezen naar de nota die ik in november van vorig jaar over het hele akkoord heb opgesteld. Daarin heb ik de gevolgen voor de griffies heel uitvoerig berekend.

Ik had de gevolgen nog onderschat, want er komen aan Franstalige kant 226 griffiebedienden bij en aan Nederlandstalige kant verdwijnen er 198. Ik had eerst berekend dat aan Vlaamse kant 160 verdwijnen. Ik heb daarover tijdens de bespreking in de commissie heel veel vragen gesteld. De staatssecretaris moet selectief doof zijn geweest.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik heb het woord minachting niet uitgesproken. Het is trouwens niet omdat er geen hoorzittingen waren met de griffiers, dat de meerderheid er niet naar geluisterd heeft en er geen contact mee heeft gehad. Uit de teksten blijkt duidelijk dat we met de griffiers rekening hebben gehouden. Er komen geen ontslagen. We zullen inzetten op vrijwillige mobiliteit en alleen mobiliteit eisen als dat nodig is voor de dienst en als het betrokken personeelslid korter bij zijn woonplaats aan het werk zal worden gezet.

Wat voor mij een belangrijk winstpunt is van dit ontwerp, is dat we met acht partijen definitieve afspraken hebben gemaakt en een definitieve planning hebben vastgelegd voor de werklastmeting. Dat zal goed zijn voor de justitie in Brussel en in heel het land. Zij die beweren dat de meting niet objectief zal verlopen, spreek ik tegen.

Er is veel te doen geweest over de woorden `onder andere', die in het vlinderakkoord staan, maar niet in de definitieve tekst die we nu bespreken. We hebben ze niet alleen niet opgenomen omdat de Raad van State daarover een opmerking heeft gemaakt, maar ook omdat ze twijfels gezaaid hebben bij de Nederlandstalige magistraten. Die twijfels waren niet nodig, want die woorden waren bedoeld om enigszins tegemoet te komen aan bepaalde verzuchtingen bij het toekomstige parket van Halle-Vilvoorde.

We hebben ze dus geschrapt maar de werklastmeting blijft objectief. Tijdens het debat heb ik gehoord dat bevolkingscijfers en sociaaleconomische gegevens objectieve elementen zijn bij het berekenen van de werklast. De acht onderhandelaars willen ook op die objectieve elementen wijzen; ze zijn impliciet vervat in de werklastmeting. Tijdens het debat werd verwezen naar de nota van de gouverneur van Vlaams-Brabant, die blij is met de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Hij maakt zich wel enige zorgen over de vraag of hij voldoende magistraten zal hebben, niet alleen Nederlandstalige magistraten, want hij denkt zelfs dat de vijf Franstalige magistraten bij het parket van Halle-Vilvoorde het werk niet zullen aankunnen. Maar ook hij verwijst naar bevolkingscijfers en sociaaleconomische gegevens als elementen van de werklast.

Een akkoord is een compromis en een compromis is een evenwicht. Er is zeer veel kritiek gegeven op het feit dat vijf magistraten van het parket van Brussel gedetacheerd worden bij het parket van Halle-Vilvoorde. Ze zullen daar echter werken onder leiding van de Nederlandstalige procureur van Halle-Vilvoorde, die de krijtlijnen van het veiligheidsbeleid binnen zijn parket autonoom en met volle bevoegdheid zal uittekenen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer de staatssecretaris, u citeert niet volledig. De tekst vervolgt: `onder het hiërarchisch gezag van de procureur des Konings van Brussel'. U citeert uit de wettekst wat in uw kraam past, en u citeert niet wat niet in uw kraam past.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is altijd zo met gedetacheerden.

M. Francis Delpérée (cdH). - Le magistrat détaché se trouvera dans la même situation, que ce soit à Ostende, à Bruxelles ou à Vilvorde. Il n'y a rien de nouveau !

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Collega Vanlouwe, u weet toch wat een detachering is. De acht partijvoorzitters hebben niets uitgevonden. Een gedetacheerde blijft altijd onder het hiërarchisch gezag van het parket waartoe hij behoort en waarnaar hij eventueel kan terugkeren. Dat zal gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de procureur des Konings en in overleg met het coördinatiecomité.

Er is trouwens wel gediscussieerd over de voorrang. De procureur des Konings van Brussel zal de prioriteiten bepalen in het parket in Brussel en de Nederlandstalige procureur des Konings in Halle-Vilvoorde zal in zijn parket bepalen welke dossiers, welk misdrijven, welke vorm van criminaliteit bij voorrang vervolgd worden.

Er is ook gesproken over de taalaanhorigheid van de procureur des Konings in Brussel. Daarover is onderhandeld en de regeling kadert in het evenwicht. Sommigen hadden graag een Franstalige adjunct-procureur in Halle-Vilvoorde gezien. Anderen hadden graag een `wisselende' procureur in Brussel gezien. Het is geen van beide geworden. Het compromis is dat er een Nederlandstalige adjunct komt bij het parket van Brussel, en dat er een coördinatiecomité komt.

Er werd gezegd dat het advies van de Raad van State de taalregeling voor het coördinatiecomité heeft doorprikt. Dat is helemaal niet zo, het taalevenwicht in het coördinatiecomité blijft bestaan. Er zal alleen, in de praktijk, van dit principe uitzonderlijk worden afgeweken, wanneer bijvoorbeeld de Franstalige procureur des Konings van Brussel verhinderd is en bijgevolg vervangen zal worden door de Nederlandstalige adjunct-procureur. Op dat ogenblik zullen er in het coördinatiecomité twee Nederlandstaligen zitten. Als er al eens een uitzondering is op dat taalevenwicht, dan is het enkel in het voordeel van de Nederlandstaligen. Maar het uitgangspunt blijft het taalevenwicht.

Er is ook veel gediscussieerd over de - complexe - taalwetgeving. Sommige senatoren waren verstoord omdat ik zegde dat in essentie aan de fundamenten van de taalwetgeving niets is veranderd.

Er is helemaal geen uitbreiding van voorrechten of privileges. Ik heb evenwel nooit beweerd dat er niets is gewijzigd. Die wijzigingen zijn een logisch gevolg van de keuzen van de acht partijen. We hebben de wetgeving verfijnd. We hebben het gemeenschappelijk akkoord in gevoerd, we hebben de vrijwillige verschijning ingevoerd en ook de appreciatiemogelijkheid van de rechter op basis van documenten en arbeidsverhoudingen.

Voor die arbeidsverhoudingen hebben we ons gealigneerd met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Niet iedereen was het daarmee eens. Ik citeer een verklaring hierover van de heer Maingain.

Le fait nouveau particulièrement grave et que je ne peux pas comprendre de la part des partis qui se disent proches du milieu du travail, c'est que si la langue de la relation de travail est déterminée en fonction notamment du décret de septembre, qui impose le néerlandais et l'usage exclusif du néerlandais, le changement de langue sera impossible devant les juridictions. C'est un recul incontestable pour la protection des travailleurs en justice.

Daar werd nog aan toegevoegd dat de maatregel het begin was van de splitsing van de sociale zekerheid.

Ik stel vast dat wat voorligt, gevoelig ligt bij sommige Nederlandstaligen en bij sommige Franstaligen, maar wel om totaal tegenstrijdige redenen. De betrokkenen hebben slechts een ding gemeen, ze behoren namelijk allemaal tot de institutionele oppositie.

Als het al waar zou zijn dat dit ontwerp de zwakste schakel is uit de eerste sequentie van de staatshervorming, dan hebben de acht partijen een heel stevige ketting aan elkaar geregen! Er zijn eindelijk afspraken gemaakt inzake werklast. Er wordt eindelijk een antwoord aangereikt voor rechtszaken die door een anderstalige rechtbank worden behandeld. Ook Nederlandstaligen kunnen vragen om hun zaak in hun eigen taal te laten behandelen, niet alleen Franstaligen. Welke taal men ook spreekt, iedereen heeft het recht om snel en goed bediend te worden door justitie.

Er zijn inderdaad in Brussel problemen op het vlak van de rekrutering van griffie- en parketpersoneel, enerzijds, en van magistraten, anderzijds. Daar wordt nu een antwoord op geboden, en dat is een flinke stap voorwaarts. Daartoe zijn realistische en tijdelijke overgangsmaatregelen uitgewerkt.

Het compromis is volgens mij evenwichtig. Van sommigen kan ik de geformuleerde kritiek begrijpen, van anderen minder.

Mijnheer Laeremans, ik vind dat de woorden die u gebruikt hebt schandalig zijn, in verhouding tot de teksten die voorliggen.

Mijnheer Vanlouwe, in tegenstelling tot de N-VA-fractie in de Kamer, hebt u de woorden capitulatie en crapuleus niet gebruikt. Dat apprecieer ik. Uw collega's in de Kamer verwezen wel naar wetten in het Zuid-Afrika van de jaren vijftig, naar het verdrag van München en naar Chamberlain. Toch hebt u hier geen enkel goed woord over het akkoord gezegd. U hebt kort verwezen naar de splitsing van het parket, die volgens u positief is maar geen gevolgen zou hebben omdat er nauwelijks nog een Franstalige magistraat of Franstalige strafkamer zou zijn binnen de Nederlandstalige rechtbank. Dan vraag ik mij toch af hoe uw fractie in het Vlaams parlement samen met alle andere meerderheidspartijen kan beweren dat dit ontwerp in overeenstemming is met de Octopusnota en met het Vlaamse regeerakkoord.

Voor mij is dit een evenwichtig akkoord waar zowel de Nederlandstalige als de Franstalige rechtsonderhorigen bij winnen en mochten er problemen rijzen op het terrein, dan zal de regering de gepaste maatregelen nemen om bij te sturen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Spreken over een evenwichtig akkoord is bijna kolder. De opsomming van alle punten waar de Franstaligen grote vooruitgang boeken, volstaat. Zo kunnen ze op korte termijn 276 personen aanwerven, waaronder 50 magistraten. Die aanwervingen zijn niet objectief te verantwoorden en steunen ook niet op een behoefteraming. Dat beschouw ik als een zeer groot probleem.

Het woord `zuivering' heb ik niet lukraak gekozen. Bij de griffies mogen de Nederlandstaligen nog tot één derde opvullen, omdat de Franstaligen zelf niet voldoende tweetaligen hebben. Maar bij het parket is dat niet eens het geval. Daar worden 65 Nederlandstalige parketbedienden in overtal geplaatst louter omdat ze een Nederlandstalig diploma hebben. Hun job verdwijnt en ze kunnen niet terugvallen op een overgangsmaatregel. Tegelijkertijd worden er meteen 65 Franstaligen aangeworven. Dat is een verspilling. Als justitiehuizen geen middelen krijgen voor het beveiligen en controleren van ex-gedetineerden, moet de overheid bij het Brusselse parket geen 65 Franstaligen benoemen, louter omdat ze Franstalig zijn. Wie zo handelt, is echt verkeerd bezig en bezondigt zich niet alleen aan verspilling, maar ook aan zuivering. Het is de meest collectieve zuivering die ik sinds de Tweede Wereldoorlog in Brussel waarneem. Die 65 Vlamingen worden zonder reden op de schopstoel gezet. Als zij nu bij het tweetalig parket van Brussel functioneren, kunnen ze daar ook de komende jaren nog functioneren.

M. Francis Delpérée (cdH). - Je me permets de rappeler qu'en commission des Affaires institutionnelles, M. Laeremans en a remis une couche supplémentaire puisqu'il a même parlé d'épuration ethnique. Cela figure dans le rapport.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer Delpérée, dat is ook in de Kamer door leden van andere partijen gezegd. Ik heb het woord `etnisch' trouwens teruggenomen en gezegd dat het een `taalzuivering' is. Maar ik heb het verslag er niet meer op nagelezen.

De staatssecretaris apprecieert het dat ik voor de rechtbank van koophandel de verhouding 40-60 aanvaard. Aanvankelijk, toen ik de eerste cijfers van de voorzitter van de rechtbank van koophandel had gekregen, vond ik 45-55 correcter, maar blijkbaar is de verhouding toch 40-60 en dat kan ik ook aanvaarden. Dat ligt anders bij de politierechtbank. Daar gaan we naar een heel sterke terugval van het aantal Nederlandstaligen. Nu zijn 11 van de 14 magistraten Nederlandstalig. Dat wordt teruggebracht tot 3 of 4. Dat klopt helemaal niet met de werklast. De burgerlijk zaken vormen een enorm deel van het werk. Een verhouding 25-75 zou correcter zijn. Ik heb me dan ook niet akkoord verklaard, ook niet in mijn nota, met een verhouding 20-80.

Ik blijf echter aanstoot nemen aan de zeer belangrijk zin in het ontwerp: `Indien de werklastmeting niet binnen deze termijn is afgerond, worden de magistraten die de 20% overschrijden, in een uitdovingskader geplaatst.' Ik blijf dit onaanvaardbaar vinden en ik heb er ook nog altijd geen uitleg voor gekregen. Het blijft immers nog altijd mogelijk dat die werklastmeting er niet tijdig komt of niet tijdig klaar is. Wie de werklastmeting wil saboteren, wordt op deze manier beloond. Als u het werkelijk meent met de werklastmeting, mijnheer de staatsecretaris, en als u ze binnen de bepaalde termijn ook wil afronden, had u deze zin er moeten uithalen. Zo niet wordt de verhouding 20-80 definitief en dat is absoluut onaanvaardbaar.

Ik heb ook geen ernstige verantwoording gekregen wat de taalrol betreft van de Brusselse procureur en de auditeur. Het is een compromis, een akkoord zegt men dan. Dat weten we allemaal, maar de Raad van State heeft een objectieve verantwoording gevraagd en die is niet gegeven. We hebben hierover amendementen ingediend en hopen dat ze alsnog worden goedgekeurd.

Volgens de staatssecretaris is dit geen aardverschuiving en is het allemaal niet zo spectaculair.

Als er 276 Franstalige personeelsleden en magistraten bij komen, noem ik dat een aardverschuiving, zeker als het niet gebeurt op basis van correcte verdeelsleutels en cijfers, maar zomaar, op basis van de 20-80-fetisj.

Wij betreuren dat. Wij vinden het veel te ver gaan, een van de zovele cadeaus aan de Franstaligen, zomaar zonder dat daar iets tegenover staat. Nogmaals, ik zie geen grote winst voor de Nederlandstaligen. Zelfs op het vlak van het parket zie ik zeer grote problemen en stel ik een toename van de macht van de Franstaligen vast. U woont niet in Halle-Vilvoorde, mijnheer de staatssecretaris. U kent de gevoeligheden niet. U hebt dit heel abstract bekeken en u moet dat hoe dan ook verdedigen. Dat hebt u ook met veel verve, overtuiging en dossierkennis gedaan. Dat moet ik u nageven. Maar de realiteit in Halle-Vilvoorde is dat de macht van de Franstalige magistraten, zowel de parketmagistraten als de zittende magistraten, toeneemt. Daar hebben wij niet om gevraagd en het heeft ook nooit op tafel gelegen. Het wordt zomaar cadeau gegeven. Vooral het belangrijke onderscheid tussen extra en intra muros, waarbij Halle-Vilvoorde als eentalig werd gezien, wordt in zeer belangrijke mate doorbroken. We krijgen een verschuiving naar meer tweetaligheid in Halle-Vilvoorde en minder tweetaligheid in Brussel. Wij blijven dat fundamenteel onaanvaardbaar en bijzonder onrechtvaardig vinden.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik heb de staatssecretaris enkele uitspraken van de heer Maingain horen citeren uit het verslag van de Kamercommissie. Ik vind het uitzonderlijk dat de staatssecretaris op die manier de rol van de niet bestaande oppositie aan Franstalige kant overneemt. In heel de discussie tijdens de commissievergaderingen en het debat van vandaag heb ik van Franstalige kant geen weerwerk gehoord. Er was geen enkele kritiek, alleen un débat flamand-flamand zoals in Le Soir stond. Aangezien het FDF niet in de Senaat zetelt, zijn alle Franstaligen het in deze plenaire vergadering blijkbaar volmondig eens met het akkoord en verwijst de staatssecretaris naar de verklaringen van de Franstalige oppositie in een andere assemblee. Dat is toch wel heel merkwaardig.

M. Philippe Mahoux (PS). - Comme cela a été dit à plusieurs reprises, le texte nous paraît équilibré. Pensez-vous que l'on arrive à un accord équilibré sans avoir fait de concessions ? À partir du moment où cet accord équilibré existe, nous le défendons. Je vous renvoie au processus. À vous entendre, on pourrait penser qu'une seule des parties est entièrement satisfaite de cet accord. Telle n'est pas le cas. Notre attitude est différente de celle que vous avez adoptée dans tous les dossiers institutionnels dont nous avons traité jusqu'à présent et qui démontre que vous ne voulez pas trouver de solution. Les huit partis, eux, avaient la volonté de trouver une solution et d'atteindre un équilibre. Aussi, vous ne pouvez affirmer que le texte qui est soumis à notre assemblée et auquel effectivement les partis francophones adhèrent, est exactement celui qu'ils souhaitaient voir développé. Ce que vous décrivez n'est pas la réalité.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik stel enkel vast dat de Nederlandstalige magistraten en advocaten uit Brussel en de Nederlands- en Franstalige griffiers uit het hele land dit akkoord absoluut niet evenwichtig vinden.

De staatssecretaris werd meermaals gevraagd naar de stand van zaken inzake de werklastmeting. Is reeds een overheidsopdracht uitgeschreven? Is reeds een budget uitgetrokken?

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik heb tijdens de besprekingen al op die vragen geantwoord. Eerstdaags zal de minister van Justitie aan de Ministerraad een dossier voorleggen waarin zal worden voorgesteld een beroep te doen op een privéfirma die de dingen moet bespoedigen. Uiteraard worden de twee partijen die niet tot de meerderheid behoren, maar wel het institutioneel akkoord steunen, hier via het Uitvoeringscomité voor de Staatshervorming bij betrokken. Zodra de Ministerraad het voorstel formeel heeft goedgekeurd, zal een aanbestedingsprocedure worden opgestart.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Gisteren hebben de acht partijvoorzitters die het institutioneel akkoord begeleiden, een principiële afspraak over de werklastmeting gemaakt en de voorwaarden vastgelegd zodat de minister zo snel mogelijk een voorstel over de aanbesteding aan de regering kan voorleggen. Hopelijk kan dit de heer Vanlouwe geruststellen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De staatssecretaris verwees ook naar de timing inzake de werklastmeting. Hij is ervan overtuigd dat die meting tegen 2014 zal zijn uitgevoerd. Wij nemen de staatssecretaris op zijn woord en gaan ervan uit dat hij ons amendement over de timing dus zal steunen.

De staatssecretaris zegt dat hij naar het werkveld heeft geluisterd. Hij zou met meerdere magistraten en griffiers hebben gesproken. Dat blijkt volgens hem uit het compromis van het Vlinderakkoord en de wetsvoorstellen die minutieus zouden zijn aangepast aan de wensen van de mensen van het terrein. Ik hoor nochtans totaal andere geluiden van de magistraten, de Nederlandstalige advocaten en de griffiers. Zij vinden het geen goed akkoord. Volgens hen zal het de gerechtelijke achterstand aan Nederlandstalige kant vergroten.

De staatssecretaris heeft blijkbaar maar naar een deel van het werkveld geluisterd, met name naar de Franstalige magistraten en advocaten, die wel degelijk tevreden zijn. Dat is echter aan Nederlandstalige kant absoluut niet het geval. De staatssecretaris zegt ook dat de vacatures zo snel mogelijk zullen worden uitgeschreven. Het zal gaan om een massale aanwerving van magistraten, griffiepersoneel en parketmagistraten. Dat is onvoorstelbaar. De voorbije jaren vragen verschillende sectoren binnen Justitie om extra aanwervingen. Iedereen kent de problemen in de gevangenissen, iedereen weet dat de werkdruk van cipiers enorm is. In de verschillende sociale akkoorden staat telkens dat grootschalige aanwervingen niet mogelijk zijn.

Voor de Franstalige magistratuur is dat blijkbaar wel mogelijk. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris dat kan verantwoorden ten aanzien van de cipiers en de sociale assistenten van de justitiehuizen, die recent nog hebben betoogd. Er zijn wekelijks stakingen in de gevangenissen over het hele land.

De staatssecretaris zegt ook dat we een wantrouwen vertonen tegenover magistraten die een andere taal spreken. Welnu, ik vraag me af waarom hij in dit wetsontwerp, net als in het wetontwerp met betrekking tot de bevoegdheden van de Raad van State, inschrijft dat Franstalige, gedetacheerde parketmagistraten actief zullen zijn in Halle-Vilvoorde. Is het niet voldoende dat ze tweetalig zijn en hun grondige kennis van beide landstalen bewijzen aan de hand van een Selor- taalattest? Het wantrouwen ten aanzien van de Nederlandstalige magistraten die in het bezit zijn van het tweetaligheidsattest blijkt uit de wettekst, net zoals uit de wettekst over de staatsraden bij de Raad van State. Er is geen vertrouwen in het vervolgingsbeleid van de Nederlandse magistraten.

Ten slotte verwijt de staatssecretaris ons dat we cijfers aanhalen over het aantal strafrechters. Op basis van mijn ervaring aan de Brusselse balie heb ik inderdaad op het beperkte aantal Nederlandstalige strafrechters gewezen. De Nederlandstalige magistraten hebben zelf berekend dat aan Nederlandstalige kant minder strafrechters en jeugdrechters beschikbaar zullen zijn.

De staatssecretaris verwijt ons geen respect te hebben voor wat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg heeft gedaan. Nochtans lees ik in het advies van de Hoge Raad voor de Justitie dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bepaalde cijfergegevens niet heeft willen meedelen.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik heb het niet over de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bij de tweetalige rechtbank van Brussel gehad. De heer Vanlouwe heeft in zijn interventie reeds vooraf berekend welke Nederlandstalige magistraten straks deel uitmaken van de zetel van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, hoe de zetel wordt opgedeeld, wie in de strafkamer zetelt en wie jeugdrechter wordt.

Dat is een bevoegdheid van de voorzitter van de toekomstige Nederlandstalige rechtbank en hij of zij zal die opdeling op de optimale wijze maken. Ik heb daar het volste vertrouwen in. Ik heb nooit commentaar willen geven op de huidige magistraten of op de huidige voorzitter van de tweetalige rechtbank van Brussel. Ik heb alleen opgemerkt dat collega Vanlouwe ervan uitging dat die toekomstige voorzitter de opdeling over de kamers op een slechte manier zou uitvoeren.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer de staatssecretaris, de vermindering van het aantal magistraten zal ontegensprekelijk een invloed hebben op de werking van die toekomstige Nederlandstalige rechtbank in Brussel. Naast de strafkamers zijn er ook de jeugdkamers, er is de beslagrechter, er zijn de familiekamers, de bouwkamers ... allemaal verzuipen ze in het werk. Er is de afgelopen jaren aan Nederlandstalige kant al enorm hard gewerkt om de gerechtelijke achterstand weg te werken, zowel op strafrechtelijk als op burgerrechtelijk gebied. Volgens de cijfers van de staatssecretaris zal de instroom die achterstand opnieuw doen toenemen. Om dat te voorkomen heeft de N-VA-fractie bij amendement gevraagd dat onmiddellijk een werklastmeting zou worden uitgeschreven en dat op basis van het principe `meten is weten' een beslissing zou worden genomen.

Mij stoort ook de schandelijke wijze waarop een procureur des Konings in een tweetalige stad koste wat het kost tot de Franse taalrol moet behoren. De staatssecretaris heeft dat verdedigd en geen enkele fractie heeft zich daar tegen uitgesproken. Nochtans is dit een echt beroepsverbod voor de Nederlandstalige juristen, die deze functie niet kunnen uitoefenen en zelfs niet kunnen ambiëren, en dat nota bene in een tweetalige stad en de hoofdstad van het land. Zij kunnen alleen in een ander gerechtelijk arrondissement terecht. Het enige antwoord daarop is dat dit deel uitmaakt van een politiek compromis. Het wordt op geen enkele manier verantwoord, omdat er geen redelijke verantwoording bestaat voor die discriminerende en ongelijke behandeling. In de commissie voor de Justitie van de Kamer werd verwezen naar het Apartheidsregime, waar sommige mensen ook geen toegang hadden tot bepaalde jobs. Die vergelijking is zeer terecht.

Ik heb geen enkele fractie horen bevestigen dat dit discriminerend is. De meerderheid moet beseffen dat dit onderdeel de toets van het Grondwettelijk Hof niet zal doorstaan. Binnen enkele jaren zullen problemen rijzen bij de uitvoering van het akkoord dat nu is gesloten.

-La discussion générale est close.