4-108

4-108

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 14 JANVIER 2010 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur «les effectifs et le volume de travail au Service des créances alimentaires» (nº 4-1351)

M. le président. - M. Carl Devlies, secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, répondra.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Volgens het evaluatieverslag 2008 van de evaluatiecommissie van de Dienst Alimentatievorderingen (DAVO), opgericht bij wet van 21 februari 2003, waren per 31 december 2008 97,70 voltijdse eenheden (VTE) werkzaam op het plaatselijke niveau. Daarvan zijn 40,2 VTE werkzaam in plaatselijke kantoren in Vlaanderen, 11, 3 VTE in Brussel, 36,2 VTE in Wallonië en 10 VTE in het Brusselse hoofdbestuur.

Het Brusselse hoofdbestuur niet meegerekend, betekent dit dat 46,8% van het plaatselijk personeel in Vlaanderen actief is, 41,2% in Wallonië en 12,9% in Brussel.

Volgens het evaluatieverslag worden 42,5% van de dossiers - en niet 43% zoals het verslag stelt - in Wallonië behandeld, 45% in Vlaanderen en 12, 4% in Brussel.

Hoewel het aantal dossiers en de personeelsverdeling per gewest gelijklopen, dient opgemerkt te worden dat de verdeling niet gelijkloopt met het aantal inwoners per gewest. In 10% van de dossiers is de onderhoudsplichtige echter in het buitenland gedomicilieerd.

Dit verslag leert eveneens dat 8 934 van de 17 912 dossiers, of ongeveer 50%, betrekking heeft op voorschotten en dat in 6 425 dossiers, of ongeveer 36%, effectief voorschotten worden uitbetaald. Voor het jaar 2008 alleen werd een totaalbedrag van 16 255 966,79 euro aan voorschotten op onderhoudsgeld uitbetaald, of een gemiddeld bedrag van 1 354 663,90 euro per maand. Dat bedrag gaat al sinds juni 2006 in stijgende lijn.

Nog volgens het verslag dient DAVO, de van het OCMW overgenomen dossiers meegerekend, een bedrag van 168 799 454, 18 euro in te vorderen, en werd tot op heden slechts 23 703 573,69 euro aan betalingen ontvangen. Dat is 14%. Tot nu toe kon 20 863 164,01 euro effectief worden doorgestort aan de rechthebbenden of aan derden. Zodoende konden de OCMW's, respectievelijk DAVO, een bedrag van 6 641 526,23 euro en 6 454 843,98 euro aan uitbetaalde voorschotten recupereren, of een totaal van 13 096 370, 21 euro.

Sinds zijn oprichting en tot eind 2008 heeft DAVO een bedrag van 48 813 481,43 euro aan voorschotten uitbetaald. Daarvan kon de dienst eind 2008 slechts 27% recupereren.

Wat de exploitatiekosten van DAVO betreft, 12 030 006,37 euro, kon slechts 1 505 948,21 euro, of 12%, worden gerecupereerd. De recuperatie van OCMW-rente en -kosten is verwaarloosbaar.

Eind 2008 bedroeg het totaal aan te innen achterstallen en maandelijkse onderhoudsgelden 123 616 642,21 euro. Er werd door DAVO een bedrag van 4 757 661,21 euro aan achterstallen en lopende onderhoudsgelden geïnd en betaald. Dat is dus 3,7%.

Om de uitbetaling van voorschotten mogelijk te maken, voorziet de Algemene Uitgavenbegroting sinds 2005 in een toegelaten debettoestand van het fonds betreffende de betaling van voorschotten inzake alimentatievorderingen. Eind 2008 bedroeg die debettoestand 52 450 000 euro. Het verslag vermeldt dat die debettoestand, alhoewel toegelaten, `principieel in strijd is met hetgeen bepaald is in artikel 45 van de Gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, dat bepaalt dat de uitgaven niet hoger mogen zijn dan de ontvangsten.'

Dat betekent dat het fonds sedert jaren een door de wetten op de Rijkscomptabiliteit verboden verlies van meer dan 50 miljoen euro vertoont.

Dat alles doet een aantal vragen rijzen.

Wat is de verdeling onder taalrol van de 10 VTE van het Brusselse hoofdbestuur?

Acht de minister de verdeling van het aantal VTE per gewest, wat ab initio al niet gebeurde op grond van het bevolkingsaantal, maar klaarblijkelijk op grond van de structuur van de Administratie voor de Patrimoniumdocumentatie, verdedigbaar en zo ja, waarom?

Op het niveau van de gewestelijke directies beschikt de directie Luik sedert 2007 over 1 VTE en kreeg Aarlen een halve VTE in 2008. Wat zijn op dit niveau ondertussen de bijkomende VTE, die blijkbaar toch noodzakelijk zijn?

Acht de minister het verdedigbaar dat standplaats Brussel 1 met 890 dossiers een totaal van 4,8 VTE telt, wat overeenstemt met Antwerpen en Luik samen, waar respectievelijk bijna 2 100 dossiers worden behandeld?

Hoe zijn de 10% dossiers, waarvan de onderhoudsplichtige zijn domicilie in het buitenland heeft, verdeeld over de gewesten? In welke landen zijn die personen hoofdzakelijk gedomicilieerd? Hoeveel voorschotten werden er in die dossiers uitbetaald per gewest? Wat is per gewest het inningspercentage van de voorschotten waarvan de debiteurs in het buitenland wonen?

Kan de minister het totaal van de uitbetaalde voorschotten en het respectieve inningspercentage meedelen per gewest en per jaar, alsook de bedragen van de recuperatie van de werkingskosten per gewest?

Is het inderdaad zo dat er op het einde van 2008 een door de wet niet toegelaten debet was van 52 450 000 euro? Hoeveel bedraagt dit debet op dit ogenblik? Vindt de minister die toestand toelaatbaar?

Vindt de minister het opportuun, gelet op de in het verslag geschetste en hierboven besproken financiële toestand van het fonds, de zeer beperkte recuperatie van uitbetaalde voorschotten en de zeer beperkte inning en doorbetaling van achterstallen en lopende onderhoudsgelden, dat de wettelijke basis voor het verkrijgen van voorschotten wordt uitgebreid tot de ex-partners, of dat de inkomensgrens voor tegemoetkoming van DAVO wordt uitgebreid?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van minister Reynders.

In het hoofdbestuur beschikt de dienst nu over twaalf medewerkers: vier Nederlandstaligen en acht Franstaligen. Als we ook rekening houden met de leidende ambtenaren, komen we aan zes Nederlandstaligen en negen Franstaligen.

Bij de oprichting van de Dienst voor Alimentatievorderingen kende de administratie het aantal dossiers per kantoor uiteraard nog niet. Om het aantal medewerkers te ramen, werd rekening gehouden met het aantal inwoners in het ambtsgebied van de kantoren, het aantal echtscheidingen en het aantal voorschotaanvragen bij de OCMW's. Uiteindelijk werd beslist te starten met een honderdtal medewerkers. Die werden dan in de mate van het mogelijke verdeeld op basis van de vermelde criteria. Inmiddels heeft een aantal medewerkers de DAVO verlaten. Het gaat onder meer om vrijwillig vertrek en pensionering. Die afvloeiingen hebben nadelige gevolgen voor het dossierbeheer en vooral voor de invorderingen. Bij de vervanging van medewerkers wordt uiteraard gekeken naar het aantal dossiers in de kantoren. De vervanging gebeurt door een beroep te doen op medewerkers van de andere administraties. Het is echter moeilijk om medewerkers te vinden, in het bijzonder aan Nederlandstalige zijde en voor bepaalde locaties.

Op het niveau van de gewestelijke directies veranderde er niets.

Op het eerste gezicht lijkt het aantal voltijdse equivalenten (VTE) in het kantoor Brussel I niet in verhouding te staan tot het aantal VTE in de kantoren Antwerpen en Luik. Uit de tabellen van het evaluatieverslag blijkt echter niet dat Brussel I verschillende soorten dossiers behandelt: de dossiers ingediend in het kantoor door klanten, de invorderingsdossiers van de door de OCMW's toegekende voorschotten, de invorderingsdossiers ten laste van onderhoudsplichtigen die in een van de negentien Brusselse gemeenten zijn gedomicilieerd en de invorderingsdossiers in het buitenland. Dat wil zeggen dat alle andere kantoren de dossiers met onderhoudsplichtigen in het buitenland ter invordering doorsturen naar Brussel I. Dat kantoor is aangeduid als centraliserend kantoor om de contacten te vereenvoudigen tussen de DAVO en de bevoegde dienst bij de FOD Justitie die optreedt in het kader van de internationale verdragen.

De verdeling over de gewesten van de dossiers waarin de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in het buitenland heeft, is als volgt: Vlaams Gewest 400, Waals Gewest 426 en Brussels Hoofdstedelijk Gewest 118 dossiers.

De verdeling over de gewesten van de dossiers waarin de onderhoudsplichtige zijn woonplaats in het buitenland heeft en waarin voorschotten worden uitbetaald, is als volgt: Vlaams Gewest 269, Waals Gewest 271 en Brussels Hoofdstedelijk Gewest 71 dossiers.

In Nederland, Frankrijk, Duitsland en Spanje zijn de meeste onderhoudsplichtigen gedomicilieerd.

In die dossiers werden per gewest en per jaar de volgende bedragen als voorschotten uitbetaald. Ik zal u de cijfers voor de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 schriftelijk mededelen. Voor 2009 gaat het om volgende bedragen: Vlaams Gewest 723 028,89 euro, Waals Gewest 676 682,70 euro en Brussels Hoofdstedelijk Gewest 205 620,47 euro.

Een inningspercentage met betrekking tot die dossiers is niet beschikbaar.

Hierna volgt een overzicht van het totale bedrag van de voorschotten die per gewest en per jaar werden uitbetaald. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor het inningspercentage van de terug te vorderen voorschotten of van de in te vorderen werkingskosten. De cijfers voor de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 zullen u schriftelijk worden meegedeeld. Voor het jaar 2009 gelden de volgende bedragen: Vlaams Gewest 8 281 521,63 euro, Waals Gewest 6 749 368,65 euro en Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2 492 150,57 euro.

De laatst bekende toestand van het fonds is die van eind november 2009. De debettoestand bedroeg toen 44 881 238,58 euro.

Ik spreek mij nog niet uit over de opportuniteit van een uitbreiding van de tegemoetkoming van de DAVO. Een uitbreiding van de tegemoetkoming is een vraag die door parlementsleden van alle partijen geregeld wordt gesteld. De regering negeert die vraag niet, integendeel. Er werden budgettaire maatregelen genomen om een overheidsopdracht uit te schrijven voor een universitaire studie over de ontwikkeling van een model van parameters waarmee de budgettaire impact van de toekenning van voorschotten door de Dienst Alimentatievorderingen kan worden geraamd. Als de resultaten van de studie bekend zullen zijn, zal ik mij uitspreken over de opportuniteit van een uitbreiding van de tegemoetkoming van de DAVO.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het uitgebreide antwoord dient verder te worden onderzocht.

Uit het antwoord blijkt dat de inningspercentages, een delicate kwestie, niet bekend zijn. Het is uiteraard de bedoeling dat de voorschotten worden gerecupereerd. In het verleden werd vastgesteld dat drie vierden of vier vijfden van de alimentatievergoedingen niet worden teruggevorderd. Ik vind dat een politiek probleem waarvoor we in de toekomst alerter moeten zijn.