4-103

4-103

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 17 DÉCEMBRE 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Jurgen Ceder au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «l'annulation de l'instruction de régularisation par le Conseil d'État» (nº 4-995)

De heer Jurgen Ceder (VB). - Vorige vrijdag vernietigde de Raad van State de instructie tot regularisatie van illegalen. De staatssecretaris reageerde publiekelijk door te stellen dat de vastgelegde criteria, die dus vernietigd werden, toch gerespecteerd zullen blijven. Hij zegt dat hij elke dossier individueel zal behandelen in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid. Hij zal, met andere woorden, de instructie blijven toepassen, inclusief de vernietigde beperkingstermijn van 15 september tot 15 december.

Op de webstek van Vreemdelingenzaken staat dan ook dat de instructie werd vernietigd, maar ze wordt nog steeds bij het publiek verspreid. Ook wordt op de webstek nog steeds een vademecum bij de vernietigde instructie aangeboden. Men doet gewoon doodleuk alsof er niets aan de hand is.

Op de webstek lezen we ook nog het volgende: `De dienst Vreemdelingenzaken deelt mee dat hij loyaal de richtlijnen van de heer Melchior Wathelet, staatssecretaris bevoegd voor Migratie en Asielbeleid, in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid, zal volgen.'

Welke richtlijnen, vragen wij ons af. Heeft de staatssecretaris richtlijnen gegeven? Ik denk dat hij nog steeds niet begrepen heeft dat in deze zaak de woordkeuze er niet toe doet: een circulaire, een instructie of een richtlijn, het maakt geen verschil uit. Wanneer algemeen bindende regels worden uitgevaardigd die afwijken van artikel 9 van de vreemdelingenwet, is enkel de wetgever daartoe bevoegd.

De staatssecretaris is nu blijkbaar van mening dat hij zijn discretionaire bevoegdheid kan gebruiken om afwijkingen toe te staan op de bepaling dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning dient ingediend te worden in het buitenland. De Raad van State is daar nochtans zeer duidelijk over geweest: de minister of staatssecretaris mag daarvoor geen afwijking toestaan. Zijn discretionaire bevoegdheid betreft enkel de inhoudelijke gegrondheid van het dossier. De auditeur bij de Raad van State stelde dat de instructie berust `op een verwarring tussen de buitengewone omstandigheden die het onmogelijk of zeer moeilijk maken de aanvraag in het buitenland in te dienen en de omstandigheden die te maken hebben met de argumenten om ten gronde een verblijfsmachtiging te bekomen.' Dat betekent dat niet alleen de instructie onwettig is, maar ook de praktijk waarbij de staatssecretaris denkt zijn discretionaire bevoegdheid te mogen aanwenden om humanitaire redenen, lang verblijf in België, lange asielprocedure enzovoort te beschouwen als buitengewone omstandigheden die zouden verhinderen dat de aanvraag in het buitenland wordt ingediend. Het arrest van de Raad van State is zeer duidelijk op dat punt: `dat de aangevochten instructie bepaalde elementen, zoals bijvoorbeeld de lange duur van de asielprocedure en de duurzame lokale verankering in België, als buitengewone omstandigheden kwalificeert, terwijl deze als dusdanig geen beletsel tot tijdelijke terugkeer inhouden en bijgevolg ook niet kunnen verantwoorden waarom de aanvraag tot verblijfsmachtiging in België eerder dan het buitenland wordt ingediend.' Anders gezegd: de instructie is onwettig, maar ook elke praktijk van de staatsecretaris om de facto de instructie uit te voeren, al dan niet vermomd als het uitoefenen van zijn discretionaire bevoegdheid.

Zal de staatssecretaris de beslissing van de Raad van State blijven negeren?

Zal hij de vernietigde instructie blijven verspreiden onder het publiek?

Is hij er zich van bewust dat hij zijn discretionaire bevoegdheid niet kan gebruiken om af te wijken van de regel dat een aanvraag tot verblijfsvergunning in het buitenland moet worden ingediend? En dat hij de uitzondering van buitengewone omstandigheden, noch bij algemene richtlijn noch in de praktijk, kan invullen op basis van humanitaire overwegingen die te maken hebben met de gegrondheid van de aanvraag?

Is hij op de hoogte van het feit dat de Raad van State duidelijk gesteld heeft dat het begrip buitengewone omstandigheden als uitzonderingsbepaling restrictief moet worden geïnterpreteerd? Hoe kan hij die bepaling dan gebruiken om tienduizenden te regulariseren?

Welke richtlijnen heeft hij gestuurd naar de dienst Vreemdelingenzaken? Kan ik die richtlijnen inkijken?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Wat de eerste vraag betreft, kan ik zeggen dat ik de mening van senator Ceder niet deel. Ik heb nooit verklaard dat ik het arrest zou negeren en ik doe dat in de praktijk ook niet. In mijn persbericht van vrijdag 11 december staat duidelijk te lezen dat ik kennis heb genomen van het arrest en dat ik met inachtneming van het arrest, de criteria die werden opgesteld in uitvoering van het regeerakkoord, zal blijven respecteren. In zijn vraag zegt senator Ceder zelf dat ik mijn discretionaire bevoegdheid over de inhoudelijke gegrondheid van het dossier behoud. Van die bevoegdheid zal ik dan ook gebruik maken.

De instructie en het vademecum staan niet langer op de website van de DVZ.

Wat het aantal personen betreft die geregulariseerd zullen worden, is nog steeds niet duidelijk hoeveel personen een aanvraag hebben ingediend. Ik kan mij dan ook niet uitspreken over het aantal beslissingen dat zal worden genomen. Ik kan alleen vaststellen dat in het verleden jaarlijks ongeveer 10 000 mensen geregulariseerd werden na lange asielprocedures of omdat ze een Belgisch kind hebben. Dat gebeurde volledig wettelijk binnen de grenzen van artikel 9bis.

Op de website van de dienst Vreemdelingenzaken staat te lezen dat mijn administratie mijn richtlijnen zal volgen. Hieruit afleiden dat ik die richtlijnen al heb gegeven, is voorbarig. Ik heb wel nu reeds aan de DVZ gevraagd om de dossiers geval per geval te blijven behandelen op grond van artikel 9bis en met inachtneming van het arrest.

Ik bevestig ook dat er rechtszekerheid is voor alle dossiers die van 15 september tot en met 15 december werden ingediend. Bij de behandeling van die dossiers zal ik gebruik maken van mijn discretionaire macht. Op basis van criteria ten gronde zal ik de betrokken personen al dan niet regulariseren.

De heer Jurgen Ceder (VB). - Het antwoord van de staatssecretaris klinkt voorzichtiger en genuanceerder dan wat hij in het verleden in de pers heeft gezegd en ook dan wat hij daarnet in de Kamer heeft verklaard. Mag ik daaruit afleiden dat hij het ermee eens is dat een aanvraag ingediend in toepassing van artikel 9, derde lid, vanwege de overheid een dubbel onderzoek vereist? De eerste voorwaarde is dat de aanvraag in het buitenland wordt ingediend, behalve in buitengewone omstandigheden die een bijna fysieke verhindering met zich brengen. Het tweede onderzoek betreft de gegrondheid van het dossier. De staatssecretaris kan alleen zijn discretionaire bevoegdheid gebruiken wat de tweede voorwaarde betreft. De instructie zal niet kunnen worden toegepast in 90% van de gevallen. De Raad van State is immers zeer duidelijk over het feit dat niet van de eerste voorwaarde kan worden afgeweken.

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. - Ik begrijp het parlementaire spel dat gespeeld wordt. Maar beweren dat ik hier iets anders heb gezegd als in de Kamer, is onjuist. Ik zal niet toelaten dat iemand mij woorden in de mond legt die ik zelf niet heb uitgesproken. Ik heb hier bevestigd wat ik in de Kamer heb gezegd. Door mijn discretionaire macht te gebruiken kan ik rechtszekerheid bieden voor alle ingediende dossiers.