4-83 | 4-83 |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). - Het ABVV heeft aangekondigd zelf bewijzen te verzamelen tegen bedrijven die geen allochtone werknemers willen aanwerven. De bond neemt het recht in eigen hand uit misnoegdheid met de beslissing van de Brusselse raadkamer, die besliste het uitzendbedrijf Adecco niet te vervolgen voor discriminatie van allochtone werknemers.
Het ABVV wijst de uitzendsector met de vinger na omdat die door de uitspraak het racisme in de sector kan blijven ontkennen. Daarom speelt de vakbond zelf voor politie en gaat hij op zoek naar werkgevers die allochtonen discrimineren. Wie zondigt tegen de regels wordt met naam en toenaam bekendgemaakt.
Enerzijds kan bezwaarlijk worden ontkend dat er problemen zijn. Uit een steekproef van De Standaard blijkt dat twee op de drie uitzendbureaus melden dat hen geregeld gevraagd wordt geen allochtonen te selecteren. Als reden geven bedrijven op dat allochtonen niet passen in de bedrijfscultuur of dat hun klanten dat niet appreciëren. Anderzijds is het niet logisch dat een enkele organisatie beslist het recht in eigen handen te nemen uit misnoegdheid met de rechtspraak.
Ook de werkgevers zijn zich bewust van het probleem en hebben reeds heel wat acties ondernomen om meer gelijke kansen te scheppen voor allochtone werknemers. Op Vlaams niveau kunnen we verwijzen naar Jobkanaal. De vakbonden, waaronder het ABVV, zijn bij de meeste van deze initiatieven overigens meestal actief betrokken. Opmerkingen of problemen kunnen ze ventileren via het sociaal overleg.
Het ABVV schept met zijn initiatief een gevaarlijk precedent. Wat is de impact voor werkgevers die door één vakbond worden gebrandmerkt als racistisch? Welke criteria zullen worden gehanteerd? Welke garantie is er dat al de gegevens waarover de vakbonden beschikken volledig correct zijn? Welk verhaal hebben werkgevers tegen vakbonden die hen schade berokkenen? Vakbonden hebben immers geen rechtspersoonlijkheid, dus het wordt erg moeilijk om aangerichte schade op hen te verhalen.
Ik had graag vernomen of de minister het initiatief steunt van het ABVV om zelf het recht in eigen handen te nemen. Zo neen, welk initiatief neemt de minister om de vakbond hiervan te doen afzien? In bevestigd geval, aanvaardt de minister dan ook dat werkgevers soortgelijke acties zullen ontwikkelen als het hen goed uitkomt?
Welke verhaalmogelijkheid krijgen werkgevers om zich te verweren tegen een publieke schandpaaloefening van een vakbond?
Is er een probleem omdat de vakbonden niet over de rechtspersoonlijkheid beschikken?
Vreest de minister voor contraproductieve effecten van de ABVV-actie, waardoor werkgevers minder bereid zullen zijn hun steun te verlenen aan diversiteitsacties?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - Alvorens de vraag concreet te beantwoorden, wil ik er graag op wijzen dat ik als minister niet bevoegd ben om me uit te spreken over een rechterlijke beslissing waartegen de vakbond overigens nog beroep kan aantekenen.
Mijns inziens is de bewering dat het ABVV `zelf voor rechter' wil spelen niet terecht. Natuurlijk hebben de andere vakbonden een totaal ander standpunt ingenomen. In een latere reactie heeft het ABVV nuances aangebracht bij de manier waarop zijn initiatief werd voorgesteld. De vakbond heeft inderdaad gezegd dat het de bedoeling is eerst de materiële bewijzen van discriminatie te verzamelen via zijn vakbondsafgevaardigden, en zich vervolgens via overleg tot de directie van de onderneming te richten. Het ABVV heeft duidelijk gezegd dat het pas naar de rechtbank stapt als de zaak niet met sociaal overleg kan worden opgelost.
Ik ga nu in op de vragen.
Ik kan dus bevestigen dat mevrouw Lijnen niet moet vrezen dat de actie contraproductieve gevolgen zal hebben. Integendeel, het moet duidelijk zijn dat de werkgevers meer en meer een diversiteitsbeleid voeren, niet alleen uit sociale overwegingen, maar ook omdat ze de belangrijke voordelen van een dergelijk beleid, meer bepaald op concurrentieel vlak, hebben ingezien. Werkgevers worden bovendien financieel gesteund door de gewestelijke overheden wanneer ze met een diversiteitsbeleid van start gaan.
Anderzijds pleitte het IPA 2007-2009 ervoor dat `de sociale partners alle sectoren en bedrijven oproepen om, in overleg tussen werkgevers en werknemers, afspraken te maken en acties te ondernemen voor een sterkere diversiteit'. In dat kader verheugt het me dat de sociale partners, verenigd in de Nationale Arbeidsraad, op 10 oktober 2008 een `Gedragscode betreffende de gelijke behandeling bij de werving en selectie van werknemers' hebben goedgekeurd. Deze code is toegevoegd aan de collectieve overeenkomst nr. 38.
Ik wil ook graag onderstrepen dat de werkgeversorganisaties niet nalaten te vermelden dat discriminatie op zich een ondoordachte benadering was met het oog op de lange termijn. Het lijkt me dus wenselijk dat de sociale partners en de werkgeversorganisaties het samen eens worden over bepalingen die moeten worden ingevoerd om te werken op basis van overleg en niet van vooringenomenheid en wederzijdse beschuldigingen.
Inzake de problematiek van de rechtspersoonlijkheid van de vakbond ten slotte, herinner ik eraan dat zowel het Grondwettelijk Hof als de Raad van State zich in hun rechtspraak altijd positief hebben uitgesproken over de mogelijkheid voor de vakbonden om een rechtszaak aan te spannen.