3-199 | 3-199 |
M. le président. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik heb deze vraag omgevormd tot een vraag om uitleg omdat ik geen antwoord kreeg op de schriftelijke vraag die ik drie maanden geleden heb ingediend. Als de minister binnen de vooropgestelde termijn zou antwoorden, zou het aantal vragen om uitleg kunnen worden gereduceerd.
Door het systeem van referentieterugbetaling en de controle op het voorschrijfgedrag is er de voorbije jaren een gestage stijging van het voorschrijven en het gebruik van generieken van geneesmiddelen waarvan het patent verstreken is.
Toch blijven vragen bestaan over de vervangbaarheid van sommige geneesmiddelen met een nauwe therapeutisch toxische grens, de zogenaamde critical dose drugs, door generische equivalenten, omdat de biodisponibiliteit verschillend kan zijn, vooral voor geneesmiddelen waarbij het belangrijk is dat de patiënt steeds dezelfde dosis inneemt of toegediend krijgt. Een kleine verandering in plasmaconcentratie kan aanleiding geven tot belangrijke wijzigingen in doeltreffendheid en ongewenste effecten.
Volgens een publicatie in de Folia Pharmacotherapeutica van februari 2006 is het veiliger voor dergelijke geneesmiddelen niet over te schakelen van het ene naar het andere middel, of het nu gaat om een originele specialiteit, een generiek of een kopie. Studies hebben aangetoond dat bijvoorbeeld bij orgaantransplantaties het overschakelen van een originele cyclosporine naar een generiek een significante verhoging kan veroorzaken van orgaanafstoting, waarbij dan moet worden overgegaan tot een nieuwe transplantatie, met alle risico's en kosten die daaraan verbonden zijn.
Om die reden zijn er landen die official warnings opnemen in hun formularium voor de noodzakelijke voorzichtigheid bij het omschakelen naar andere merken.
Zo hebben zowel het British National Formulary als het Danish Medicines Agency zo een waarschuwing opgenomen voor de omschakeling van cyclosporines.
De regering heeft al verschillende campagnes gevoerd om generieken te promoten. De boodschap daarbij is dat een generiek hetzelfde product is als het origineel geneesmiddel, maar wel goedkoper. Nochtans wordt bij de registratie van generieken wordt de bio-equivalentie enkel getest bij gezonde proefpersonen. Ook de hulpstoffen kunnen bij critical dose drugs een rol spelen bij de biologische beschikbaarheid.
Hierover wil ik de minister dan ook de volgende vragen stellen. Zijn er nog onderzoeken gedaan naar de bio-equivalentie en therapeutische equivalentie en de veiligheid van generieken? Zijn er geneesmiddelen waarvoor met het oog op de gezondheid van de patiënt, een speciale waarschuwing naar het medisch korps over de risico's bij omschakeling verantwoord is? Worden er bij de registratie van generieken voorwaarden gesteld aan de hulpstoffen of wordt onderzoek gedaan naar eventuele interferentie van die hulpstoffen? Is dat niet noodzakelijk voor een aantal kwetsbare patiëntengroepen zoals bijvoorbeeld transplantatiepatiënten? Kan hierover een advies worden gevraagd aan de Nationale Raad voor Transplantatie?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Alle geneesmiddelen die in de handel worden gebracht, voldoen aan dezelfde wetenschappelijke normen, zowel generieken als originelen. Ze worden goedgekeurd volgens de gecentraliseerde of de wederzijdse erkenningsprocedure, de gedecentraliseerde of de nationale procedure. De experts van de verschillende betrokken instanties evalueren de veiligheid, doelmatigheid en kwaliteit van de geneesmiddelen op grond van de wetenschappelijke gegevens van de firma en steunen hierbij op Europese wetenschappelijke normen. Die normen zijn opgenomen in de richtsnoeren uitgevaardigd door de verschillende werkgroepen van het Europees Geneesmiddelenagentschap.
De aanbevelingen over de bio-equivalentie en de therapeutische equivalentie staan in het document Note for Guidance on the Investigation of Bioequivalence and Bioavailability. Dit document wordt besproken en geregeld bijgewerkt door de relevante werkgroepen van het Europees Agentschap om de interpretatie van de aanbevelingen in alle lidstaten op een lijn te brengen. Er wordt ook rekening gehouden met de wetenschappelijke ontwikkelingen op dit vlak en met internationale contacten, meer bepaald met de Amerikaanse FDA en de Canadese instanties.
De veiligheid van generieke middelen wordt in bio-equivalentiestudies getest op vrijwilligers, ervan uitgaande dat het gaat om een welbekende molecule waarvan het innoverende bedrijf al jaren geleden heeft aangetoond dat ze onschadelijk is. De eigenlijke bio-equivalentie, namelijk de doeltreffendheid en veiligheid, van generieke geneesmiddelen met een smalle therapeutische marge wordt gecontroleerd volgens aangepaste, strikte en strenge criteria die de andere geneesmiddelen doelmatigheid, veiligheid en een evenwaardige kwaliteit garanderen.
Zoals in de Folia Pharmacotherapeutica van februari 2006 stond, zijn originele specialiteiten, generieken en kopieën met eenzelfde sterkte en eenzelfde farmaceutische vorm in vele gevallen zonder problemen onderling uitwisselbaar. Toch zijn er situaties waarbij overschakelen van de ene specialiteit naar de andere beter niet gebeurt, of voorzichtig moet gebeuren. Voor geneesmiddelen met een smalle therapeutisch-toxische marge en voor geneesmiddelen met een niet-lineaire kinetiek kan zelfs een kleine wijziging in de plasmaconcentratie aanleiding geven tot grote veranderingen in de doeltreffendheid en de bijwerkingen. Voor zulke geneesmiddelen is het veiliger niet over te schakelen van de ene specialiteit naar de andere, ongeacht of het een originele specialiteit, een generiek of een kopie betreft. Indien toch wordt overgeschakeld, moet de patiënt tijdens de overgangsperiode van nabij worden gevolgd en moet de dosis eventueel worden aangepast. Bij het starten van een behandeling bestaat dit probleem vanzelfsprekend niet.
Er moet bovendien op worden gewezen dat bij sommige patiënten het overstappen van een product waarin een bepaald excipiens ontbreekt, naar een merkgeneesmiddel dat dit wel bevat ook problemen kan veroorzaken. Het gaat dan bijvoorbeeld om overgevoeligheid voor een bepaald bewaarmiddel of een kleurstof, problemen veroorzaakt door aspartaam bij patiënten met fenylketonurie. De vulmiddelen staan steeds in de bijsluiter.
De invloed van veelgebruikte excipientia op de darmabsorptie en -permeabiliteit wordt door talloze onderzoeksgroepen bestudeerd, onder meer door de Biopharmaceutics Classification System Working Group van de FDA. Sommige excipientia kunnen inderdaad de absorptie van het geneesmiddel beïnvloeden. Indien de bio-equivalentie tussen twee medicamenten is bewezen, betekent dit dat ze tot dezelfde concentraties in het organisme leiden. Met andere woorden, hun biologische beschikbaarheid, en bijgevolg hun absorptie, is gelijk en wordt niet beïnvloed door de vulmiddelen.
Interne experts belast met het evalueren van geneesmiddelen werken samen met externe deskundigen, hoogleraars en andere Belgische of buitenlandse wetenschappers om relevante adviezen te verstrekken over de kwaliteit, de doeltreffendheid en de veiligheid van geneesmiddelen. Samenwerking met en overleg tussen de instanties van Volksgezondheid en de leden van de Nationale Transplantatieraad kan er inderdaad toe bijdragen dat wordt geanticipeerd op de vragen van voorschrijvers van generische immunosuppressors voordat die middelen verkrijgbaar zijn.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik stel vast dat de minister voor een deel mijn bezorgdheid deelt. Vooral bij kwetsbare groepen, transplantatiepatiënten met immunosuppressie, is voorzichtigheid geboden. Bij een omschakeling van het ene geneesmiddel naar het andere kunnen kleine wijzigingen ernstige gevolgen hebben.
Mijn concrete vraag of dat niet op een of andere manier aan de zorgverleners moet worden meegedeeld, werd evenwel niet beantwoord. Ik zal die vraag dus opnieuw moeten stellen.