3-172

3-172

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 22 JUIN 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Christel Geerts au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la politique de remboursement en matière de TDAH» (nº 3-1727)

Mme la présidente. - M. Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État à la Simplification administrative, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - ADHD is een aandachtsstoornis, vooral bij jongeren. De voorbije jaren werd al heel wat informatie verstrekt over ADHD en werd er behoorlijk gesensibiliseerd. Toch blijft er nog een lange weg te gaan.

Zo wordt er nog veel te snel naar medicatie gevraagd - zowel door de jongeren zelf als door de ouders en de leerkrachten - als wondermiddel voor elk kind dat niet stil kan zitten, zich moeilijk kan concentreren of moeilijk studeert. Die trend moeten we hoe dan ook kritisch blijven volgen. Dat neemt niet weg dat ook een kritische opvolging van het terugbetalingsbeleid terzake aan de orde blijft.

Naast de klassieke vorm van Rilatine werd ook Rilatine MR terugbetaalbaar, weliswaar onder voorwaarden zoals de noodzaak van een diagnose. Dat is toe te juichen, maar de vraag om alle medicatie voor ADHD terugbetaalbaar te stellen blijft bestaan. Deze vraag is al enkele keren gesteld in de Senaat. Gezien de belangrijke financiële consequenties voor de betrokken gezinnen past het om ze opnieuw aan bod te laten komen.

De minister heeft op eerdere vragen over dit thema gemeld dat er een procedure loopt omtrent de terugbetaalbaarheid van andere medicatie voor ADHD dan Rilatine.

De aanvraag dateert van 29 juli 2004. De Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen formuleerde een voorlopig voorstel op 23 november 2004 en het betrokken bedrijf heeft, conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, meegedeeld dat het over een langere termijn wenste te beschikken om zijn opmerkingen op dit voorstel over te maken.

De procedures zijn, opnieuw conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 december 2001, sindsdien geschorst.

Wat is de stand van zaken in dit dossier?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister Demotte.

Om te voorkomen dat het enige geneesmiddel dat momenteel wordt terugbetaald, met name Rilatine en de vorm met verlengde afgifte, Rilatine MR, verkeerd wordt gebruikt, zijn er strikte voorwaarden voor de terugbetaling vastgelegd. Eén van deze voorwaarden is dat het geneesmiddel moet worden voorgeschreven door een specialist, hetzij een neuroloog, hetzij een psychiater.

De andere specialiteit, Concerta, werd reeds bij de eerste aanvraag tot terugbetaling, die eind 2003 werd ingediend, afgewezen. Deze eerste negatieve beslissing werd aan de firma meegedeeld in juni 2004. In juli 2004 werd een nieuwe aanvraag tot terugbetaling ingediend. Na een opschorting van de termijnen, op verzoek van de firma, werd de procedure opnieuw opgestart op 19 april 2006. De Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen heeft een advies uitgebracht over de terugbetaling van de specialiteit Concerta, tabletten met verlengde afgifte, in de behandeling van de aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Aangezien dat advies met minder dan twee derden van de stemmen is uitgebracht, heb ik zelf de beslissing moeten nemen en heb ik de firma die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van Concerta eind mei 2006 een negatieve beslissing meegedeeld.

Die negatieve beslissing is gebaseerd op de volgende punten: in het opnieuw ingediende dossier zijn geen relevante gegevens uit de klinische of dagelijkse praktijk aanwezig die de meerwaarde van Concerta tegenover Rilatine aantonen, zodat enkel een klasse 2 kan worden aanvaard.

De prijs die door het bedrijf is aangevraagd, is niet conform met artikel 8, 2º van het koninklijk besluit van 21 december 2001 omdat hij beduidend hoger ligt dan de prijs van het alternatief, zijnde Rilatine MR.

Artikel 8, 2º van het koninklijk besluit van 21 december 2001 bepaalt dat voor een geneesmiddel niet meer mag worden terugbetaald dan voor de referentiespecialiteit; daarbij wordt rekening gehouden met de farmaceutische vorm, de dosering van het werkzaam bestanddeel of van de werkzame bestanddelen, het aantal stuks per verpakking en de terugbetalingsvoorwaarden van de referentiespecialiteit.

Zoals reeds gezegd, is het alternatief geneesmiddel dat voor terugbetaling in aanmerking komt, sinds 1 november beschikbaar. Het wordt terugbetaald in categorie B.

Voor de sociale zekerheid en voor de belastingbetaler is het onaanvaardbaar dat voor een alternatief geneesmiddel waarvan de klinische superioriteit niet is aangetoond, meer zou worden terugbetaald.

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Als uit onderzoek blijkt dat het alternatief geneesmiddel geen relevante klinische meerwaarde heeft, dan kon de minister niets anders beslissen dan wat hij heeft beslist.

Misschien moeten we wel de gezinnen voorlichten die, trouw aan het voorschrijfgedrag van hun arts, ten onrechte het dure geneesmiddel blijven gebruiken.