3-154 | 3-154 |
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Op een parlementaire vraag van 27 oktober 2005 antwoordde minister Reynders dat wanneer een gemeente een overeenkomst afsluit met een drinkwatermaatschappij om het vervuilde water in te zamelen en af te voeren en indien deze handeling als een transportdienst kan worden aangemerkt, zij BTW-plichtig wordt.
Begin februari antwoordde minister Reynders op een nieuwe vraag dat de betaalde BTW van vóór 2005 niet recupereerbaar zou zijn. Hij achtte een ander standpunt echter niet uitgesloten. Hij verwees onder meer naar een overleg dat op 18 januari plaatsvond en naar een onderzoek naar de concrete situatie van de verschillende gemeenten.
Twee maand later blijkt nog altijd onduidelijkheid te bestaan. De BTW-administratie wenst de reeds betaalde BTW niet terug te betalen. De administratie vraagt de gemeentebesturen een verklaring te ondertekenen. Die komt erop neer dat de gemeente geen teruggave krijgt van de betaalde BTW en dat de juridische fictie wordt geschapen dat het gemeentebestuur geen teruggave heeft gevraagd. Op die manier dient de BTW-administratie niet onmiddellijk een standpunt in te nemen. Bovendien verliest ieder gemeentestuur dat een dergelijke verklaring ondertekent, het recht op nalatigheidsinteresten van 0,8% per maand waarop het eventueel vanaf april 2006 recht zou hebben.
Bevestigt de minister dat de lokale BTW-kantoren momenteel niet overgaan tot een effectieve teruggave van de betaalde BTW?
Waarom doet de administratie moeilijk?
Wat is het resultaat van het overleg tussen de diensten van minister Reynders en het kabinet van staatssecretaris Jamar? Zijn de resultaten van het onderzoek naar de concrete situatie van de gemeenten reeds gekend?
Zal de minister nog met een standpuntbepaling voor de dag komen? Wanneer mag een standpunt worden verwacht?
(Mme Anne-Marie Lizin, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Indien de gemeenten zelf reeds de hoedanigheid van belastingplichtige hadden voor de levering van drinkwater, is vanaf de betrokken datum de saneringsverplichting een last van hun belastbare activiteit. Derhalve is de BTW op de vanaf die datum gemaakte kosten die er betrekking op hebben, aftrekbaar.
Gemeenten die zelf niet instaan voor de levering van drinkwater, worden belastingplichtige voor het inzamelen en afvoeren van afvalwater wanneer deze diensten kunnen worden aangemerkt als transportdiensten en zij deze diensten onder bezwarende titel verstrekken aan een derde, een drinkwatermaatschappij bijvoorbeeld. Zij verkrijgen de hoedanigheid van belastingplichtige vanaf het tijdstip waarop de overeenkomst met de drinkwatermaatschappij voor het vervoer van afvalwater effectief werd gesloten.
Wat de herziening in het voordeel van de gemeenten van de aftrek van de BTW geheven op bedrijfsmiddelen, in casu de rioolinfrastructuur, betreft, moet rekening worden gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Waterschap Zeeuws-Vlaanderen (zaak C-378/02 van 2 juni 2005). Op grond van dit arrest is het een persoon die een goed heeft gekocht of verworven in de hoedanigheid van niet belastingplichtige en die vervolgens de hoedanigheid van belastingplichtige verkrijgt, niet toegestaan om de belasting geheven op de verwerving van dat goed in aftrek te brengen.
Dit arrest moet worden toegepast vanaf 1 juli 2005. De gemeenten die de hoedanigheid van belastingplichtige verkregen vóór 1 juli 2005 kunnen zich nog beroepen op het vroegere administratieve standpunt dat aan belastingplichtigen de mogelijkheid bood om een gedeelte in aftrek te brengen van de belasting geheven op de verkrijging van een bedrijfsmiddel aangekocht of verkregen toen zij nog niet de hoedanigheid van belastingplichtige hadden.
De gemeenten die de hoedanigheid van BTW-plichtige verkregen vanaf 1 juli 2005 kunnen bijgevolg geen herziening in hun voordeel krijgen van de BTW geheven op de bedrijfsmiddelen die ze hebben aangekocht toen ze nog niet de hoedanigheid van belastingplichtige hadden.
De controlekantoren zullen instructies in die zin ontvangen. Ik meen dat deze oplossing een correcte toepassing van het arrest van 1 juli 2005 inhoudt.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De minister stelt dat de gemeenten de hoedanigheid van BTW-plichtige verkrijgen vanaf het tijdstip dat ze met de drinkwatermaatschappijen een overeenkomst sluiten. Veel van die overeenkomsten werden op het einde van 2005 gesloten, maar hadden wel betrekking op heel 2005. Nu worden die gemeenten retroactief geconfronteerd met de beslissing van de BTW-administratie dat voor het jaar 2005 niets wordt terugbetaald.
Dat getuigt allerminst van een correct en behoorlijk bestuur. De gemeenten hebben destijds met kennis van zaken een overeenkomst ondertekend in de overtuiging dat een teruggave voor het jaar 2005 nog mogelijk was.
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Alle controlekantoren hebben algemene instructies ontvangen. Het staat hen altijd vrij individuele dossiers geval per geval te onderzoeken.