3-57

3-57

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 13 MAI 2004 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Etienne Schouppe à la ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur «l'interprétation de la notion de service universel dans notre pays» (nº 3-259)

M. le président. - M. Marc Verwilghen, ministre de la Coopération au développement, répondra au nom de Mme Fientje Moerman, ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Uit een analyse van tien jaar interne markt in de Europese Unie is gebleken dat de vrijmaking van een reeks belangrijke markten voor goederen en diensten in Europa er door de bank genomen voor heeft gezorgd dat consumenten een betere kwaliteit van goederen en diensten krijgen tegen gemiddeld lagere prijzen. De vrijmaking, die al in vele markten een feit is, zou ook gezorgd hebben voor 2,5 miljoen banen sinds 1992 en een grotere economische groei.

In de Europese Unie is de vrijmaking van de markten in mindere of meerdere mate gepaard gegaan met het opzetten van een regelgevend kader voor de vrijwaring van het algemeen belang. Meestal gaat het dan om bepalingen die de lidstaten de mogelijkheid geven in te grijpen in het marktgebeuren teneinde bepaalde belangrijk geachte goederen of diensten aan de bevolking tegen bepaalde voorwaarden aan te bieden. Hierbij is vaak sprake van een beschikbaarheid voor de gehele bevolking tegen prijzen die beneden de marktprijs liggen. We noemen dat een universele dienst tegen kostprijs met een financiering of cofinanciering door de overheid.

Op het ogenblik is in Europa een debat aan de gang rond de invulling van de universele dienstverlening. De Europese Commissie nam het initiatief met een groenboek over diensten van algemeen belang, dat al in het najaar 2003 door het Europees Parlement werd besproken.

Het lijkt me raadzaam dat ook in ons land een breed debat op gang wordt gebracht rond de invulling van deze diensten van algemeen belang, zowel in het algemeen als in de diverse sectoren. De vele vragen die op dit punt door de Europese Commissie zijn opgeworpen, moeten een antwoord krijgen dat steunt op een ruime consensus binnen de samenleving.

Dit is des te meer prioritair omdat in het kader van de Doha-agenda op dit ogenblik de onderhandelingen rond een verdere vrijmaking van de mondiale dienstenmarkten - de GATS - voortlopen en in 2005 hun beslag zouden moeten krijgen.

Ik heb een hele reeks vragen over de diverse vrijgemaakte markten.

Wat is de reële prijsevolutie op de gas- en elektriciteitsmarkt sinds die markten in ons land gedeeltelijk vrijgemaakt werden? Waarom heeft de vrijmaking niet geleid tot de verwachte prijsverlagingen voor de consument?

Welke visie heeft de regering op de concrete invulling van de universele dienstverlening in de energiemarkten voor de toekomst?

Kort na haar aantreden heeft de regering ervoor geopteerd de huishoudelijke stookolie zwaarder te belasten, om de consument ertoe aan te zetten over te schakelen op gas. In dit verband werden door vooraanstaande politici uitspraken gedaan omtrent een versnelde uitbouw van het distributienetwerk voor gas.

Hoeveel procent van de Belgische gezinnen heeft op dit ogenblik toegang tot het gasnetwerk? Is er sprake van een versnelde uitbouw sinds de fiscale maatregelen? Moet er geen regeling voor universele dienstverlening komen nu de regering een strategische keuze voor aardgas heeft gemaakt?

Wat is de reële prijsevolutie op de markt van de vaste telecommunicatie - zowel residentieel, als voor de bedrijven - sinds de vrijmaking?

Hoe verliep de reële prijsevolutie op de mobiele markt sinds de openstelling van de markt?

Wat is de reële prijsevolutie op de internetmarkt, zowel voor de klassieke inbelverbindingen als voor het breedbandsegment?

Wat is de dekkingsgraad van de breedbandconnecties - zowel residentieel als voor de bedrijven - in de diverse regio's? Voor de toekomst is dat een erg belangrijke markt. Is de regering van plan om voor de komende jaren afspraken te maken over een vorm van universele dienstverlening voor de nieuwe, ultraperformante, breedbandnetwerken, zoals bijvoorbeeld de VDSL van Belgacom?

Overweegt de regering een regeling inzake universele dienstverlening voor het mobiele netwerk? Wat zal die regeling inhouden?

Houdt de regering vast aan het financieringsmechanisme van het Fonds voor universele dienstverlening? Wanneer zal dit fonds eindelijk operationeel worden? Het volstaat niet dat aan te kondigen; het moet ook worden verwezenlijkt.

Wat is de penetratiegraad van het PC-bezit in ons land? Hoe verhoudt de toestand in ons land zich tot die in de andere Europese landen?

Hoe verloopt de reële prijsevolutie op de markt van de kabeldistributie?

Wat is de reële prijsevolutie in de vrijgemaakte segmenten van de postmarkt?

Welke visie heeft de regering aangaande de universele dienstverlening in de postmarkt voor de komende jaren?

Hoe verliep de voorbije tien jaar de reële prijsevolutie op de markt van de watervoorziening?

Heeft de regering reeds een standpunt ingenomen over de verschillende vragen die worden opgeworpen in het groenboek van de Europese Unie. Wat zijn de krachtlijnen hiervan? Is de regering voorstander van een algemeen regelgevend kader voor universele dienstverlening?

De heer Marc Verwilghen, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Het antwoord van minister Moerman is vrij uitgebreid, gelet op de verschillende onderdelen van de vragen. Soms wordt erin verwezen naar grafieken die het antwoord moeten ondersteunen. Ik zal straks de betrokken documenten overhandigen. Ik lees het antwoord voor dat begint met de invulling van de universele dienstverlening in ons land.

Alvorens in te gaan op het antwoord op die vraag, wil ik de heer Schouppe attenderen op de volgende elementen. Ten eerste heeft de vrijmaking van de markt in feite geleid tot een grotere transparantie van de prijzen. De toegenomen transparantie blijkt uit het feit dat we duidelijk zicht krijgen op de diverse componenten van de prijs: productie, transmissie, distributie, en heffingen en toeslagen. In de niet-vrijgemaakte markt was het niet mogelijk een dergelijk onderscheid te maken. Dit impliceert dat het niet eenvoudig is om zonder meer een overzicht te geven van de prijsevolutie. In de niet-vrijgemaakte markt was er alleen een zogenaamde `all-in'-prijs en kon men niet uitmaken welk deel van de prijs was bestemd voor de productie en welk deel voor het transport van elektriciteit of gas.

Ten tweede moet erop worden gewezen dat het reglementaire kader in België bepaalt dat de tarieven voor transport en distributie worden gereglementeerd. Kort gezegd, komt het hierop neer dat de federale regulator, de CREG, de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, de tarieven voor transport en distributie van zowel elektriciteit als gas controleert en goedkeurt.

Dat brengt me bij het antwoord op de vraag. Tot op heden werd bij mijn weten voor de Belgische verbruikers nog geen systematische studie uitgevoerd naar de reële prijsevolutie in de vrijgemaakte Belgische gas- en elektriciteitsmarkt. Ik heb de CREG een hele tijd geleden, namelijk op 10 december 2003, een studie gevraagd over de evolutie van de diverse componenten van de elektriciteitsprijs. De resultaten van die studie zullen een gedetailleerd antwoord kunnen geven op de vraag.

Dit neemt niet weg dat reeds een aantal gegevens beschikbaar zijn. Zo heeft de CREG afgelopen jaar een studie gemaakt over de evolutie van de elektriciteitsprijs voor de eindafnemers van 1999 tot 2002. Uit die studie kunnen twee zaken worden afgeleid. De eerste conclusie luidt dat voor de in aanmerking komende klanten een daling van de prijzen is vastgesteld in de periode 1999-2000. Nadien zijn de prijzen gestegen. De CREG wijt deze stijging in belangrijke mate aan de evolutie van de brandstofprijzen op de internationale markten, de zogenaamde Nc-parameter. De CREG heeft vastgesteld dat die Nc-parameter in de bestudeerde periode een aantal fluctuaties vertoonde waardoor hij in december 2002 wel 16,5% hoger lag dan in januari 1999. De evolutie van de Nc-parameter hangt volgens de CREG samen met de evolutie van de gasprijs die in 1999 een zeer laag peil bereikte, maar dan tegen 2001 meer dan verdubbelde. In feite blijkt hieruit de gevolgen van de evolutie van de brandstofprijzen op de internationale markten op de prijzen van de Belgische verbruikers.

Een tweede conclusie die door de CREG in de studie wordt getrokken, is de stijging van diverse belastingen en toeslagen. Zo verwijst de CREG naar de openbare dienstverplichtingen op het federale niveau en naar de verplichtingen op het Vlaamse niveau inzake rationeel energiegebruik en de groenestroomcertificaten. De CREG concludeert dat de impact van de openbare dienstverplichtingen stijgt.

Andere gegevens werden recent gepubliceerd en hebben betrekking op een ander deel van de totale prijs, namelijk de transport- en distributienettarieven.

Voor wat betreft de transport- en distributienettarieven in de elektriciteitsmarkt blijkt uit het recent gepubliceerde Jaarverslag 2003 van de CREG dat in de periode 1999-2003 een duidelijke daling is vast te stellen in de transmissienettarieven voor elektriciteit. De CREG bewijst dit aan de hand van de evolutie van de jaarlijkse kosten van twee typeklanten die rechtstreeks op het transmissienet van Elia zijn aangesloten. Voor de twee typeklanten zijn de jaarlijkse kosten teruggelopen van respectievelijk 237.000 euro in 2001 tot 166.000 euro in 2003 en van 449.000 euro in 2001 tot 308.000 euro in 2003.

Ook in de tarieven van de elektriciteitsdistributie kan een dalende trend worden vastgesteld. Uit het zonet aangehaalde jaarverslag blijkt dat de controle van de CREG op de distributienettarieven ertoe heeft geleid dat 19% van de distributiekosten werden verworpen.

Het jaarverslag van de CREG maakt ook melding van een algemene daling van de transporttarieven voor aardgas tussen 6 en 29%.

Specifiek wat de residentiële verbruiker betreft, blijkt uit het rapport van de Vlaamse Regulator - de VREG - van 4 februari 2004 met betrekking tot de situatie van de elektriciteitsprijzen voor particulieren in januari 2004 dat het voordeel van een huisgezin om van leverancier te veranderen, tussen 35 en 86 euro per jaar schommelt.

Dat is slechts een eerste aanzet. Verscheidene categorieën van verbruikers blijken immers nog niet te kunnen profiteren van de voordelen van de vrijmaking van de markt. Om die reden is er onlangs een vergadering geweest over hun prijzenbeleid. Electrabel werd gevraagd de prijsdalingen toe te passen voor al zijn klanten.

Electrabel stelt momenteel aan zijn klanten een nieuw prijsbeleid in het vooruitzicht dat voor sommige categorieën verbruikers goedkoper zou uitvallen. Toch blijft het een feit dat, hoe kleiner de klant, hoe meer hij betaalt. Een dergelijke politiek van ongelijke prijzen door een onderneming met een duidelijke machtspositie roept vragen op met betrekking tot het bestaan van echte concurrentie.

Het beleid moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik ben dan ook vastbesloten dit te doen door de wettelijke middelen waarover ik beschik, in dit dossier aan te wenden. Dat betekent dat ik de maximumprijs zal laten dalen voor klanten die nog geen vrije keuze hebben, de zogenaamde captieve klanten in Brussel en Wallonië. Voorts zullen er mededingingsrechtelijke procedures worden ingesteld indien zou blijken dat Electrabel misbruik maakt van zijn machtspositie in het vrijgemaakte deel van de markt.

Overeenkomstig de elektriciteitsrichtlijn en de gasrichtlijn van 26 juni 2003 wordt onder universele dienstverlening verstaan: het recht op levering van elektriciteit en gas van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke, eenvoudige en duidelijk vergelijkbare en doorzichtige prijzen.

Een analyse van deze definitie toont aan dat op basis van het huidige reglementaire kader de Belgische elektriciteits- en gasverbruikers reeds kunnen profiteren van deze universele dienstverlening. Op grond van artikel 21 van de elektriciteitswet kunnen aan de producenten, tussenpersonen, leveranciers en netbeheerder openbaredienstverplichtingen worden opgelegd, inzonderheid inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die niet in aanmerking komen voor prijsberekeningen. Deze bepaling is uitgevoerd door het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 met betrekking tot de openbaredienstverplichtingen in de elektriciteitsmarkt. Dit koninklijk besluit legt onder meer aan producenten, tussenpersonen en netbeheerder openbaredienstverplichtingen op inzake de regelmaat en de kwaliteit van elektriciteitsleveringen. Deze verplichtingen hebben bijvoorbeeld betrekking op het toegelaten niveau van storingen op het net veroorzaakt door aansluitingsinstallaties en op het leveren van elektriciteit aan een spanning die aan welbepaalde technische eisen voldoet.

Een analoge bepaling is ingeschreven in artikel 15, 11º van de gaswet. Op grond van deze bepaling kunnen aan de houders van een vervoersvergunning openbaredienstverplichtingen worden opgelegd inzake economisch verantwoorde investeringen. Daarnaast kunnen aan de houders van een leveringsvergunning openbaredienstverplichtingen worden opgelegd inzake regelmaat en kwaliteit van leveringen van aardgas en inzake bevoorrading van distributieondernemingen en van andere afnemers.

Deze openbaredienstverplichtingen worden gefinancierd via een heffing of een toeslag op het transmissienettarief. In België zijn reeds heel wat openbaredienstverplichtingen van kracht. De verplichtingen hebben zeker hun nut, maar ze hebben ook een prijskaartje. Het is dan ook de vraag of ze nog dienen te worden uitgebreid.

Volgens de cijfers van het jaarverslag 2003 van FIGAS, het Verbond der Gasnijverheid, zijn ongeveer 75% van de Belgische gezinnen aan het aardgasnet gehuisvest. Bovendien blijkt uit het document Feiten en Tendensen 2003 van FIGAS dat in 2003 2100 kilometer distributieleidingen werden aangelegd en dat de uitbreiding van de distributienetten zal worden voortgezet om bijkomende particulieren en bedrijven met aardgas te kunnen bevoorraden.

In dat verband wil ik erop wijzen dat de uitbreiding van het distributienet van aardgas een bevoegdheid is van de gewestelijke overheden.

Voor het antwoord op de eerste vraag over de vaste telecommunicatie verwijs ik naar de grafieken in bijlage 1. Uit de prijsevolutie voor de nationale gesprekken blijkt dat België gemiddeld beter scoort dan de Verenigde Staten en Japan en boven het Europese gemiddelde ligt.

Ten gevolge van de Belgacom-uniformering van de tarieven voor nationale gesprekken betalen de Belgen gemiddeld iets meer voor lokale gesprekken dan burgers in de ons omringende landen. Voor de interzonale en internationale gesprekken is de Belg beter af dan zijn buren. In België is de concurrentie nog steeds het felst op interzonale en internationale telefonie.

Wat vraag 2B betreft, behoort België tot de categorie waarin de meest landen zich bevinden, namelijk die van 60 tot 80 euro per maand.

De kosten die gepaard gaan met een inbeltoegang tot het Internet zijn over een aantal jaren licht duurder geworden, terwijl de kosten voor een breedbandtoegang gestaag afnemen, met uitzondering van de operator Telenet die zijn tarieven heeft opgetrokken. Uiteraard zijn niet alle producten en diensten met mekaar vergelijkbaar.

Op basis van de gegevens van Telenet en Belgacom blijkt dat 98% van de Belgische huisgezinnen een breedbandaansluiting kan krijgen. Belgacom zegt echter een aantal aansluitingen om technische redenen niet te kunnen verwezenlijken. Alle transmissielijnen kampen met verlies. Hoe groter de afstand, hoe meer verlies op het signaal. Telenet vraagt in uitzonderlijke gevallen een bijdrage van de klant of van de gemeente om een moeilijke aansluiting te verwezenlijken. Het opnemen van nieuwe, in ontwikkeling zijnde technologieën en dito markten in universele dienstverlening, in de zin van het aanduiden van een operator die aan iedereen die erom vraagt een aansluiting aanbiedt tegen een zogenaamd betaalbaar tarief, wat nefast zal zijn voor de concurrentie en voor de verdere ontwikkeling van de met elkaar concurrerende technologieën, is uiteindelijk op het conto van de consument. Ik onderzoek wel, in het licht van de evaluatie die de commissie zal houden tegen 2005, hoe de universele dienstverlening van de nabije toekomst moet worden ingevuld. Daarbij gaat mijn aandacht in het bijzonder naar mobiele telefonie en toegang tot het Internet.

In het voorontwerp van wet dat op 7 mei door de ministerraad werd goedgekeurd, is voorzien dat alle operatoren verplicht worden een sociaal tarief aan te bieden aan de klanten die daar recht op hebben. Dit houdt in dat ook mobiele operatoren een sociaal tarief moeten aanbieden. Dat tarief bestaat uit een korting en is bij mobiele telefonie nominaal gelijk aan de korting die de klant zou krijgen indien hij op een vaste lijn aanspraak zou maken. Het betreft een korting van 6,20 euro per maand op het abonnement en van 6,20 euro per twee maanden op de verbruikskosten.

Wat vraag 2F betreft, kan het Fonds pas worden geactiveerd wanneer de rationaliseringen die in de nieuwe wet worden voorzien, worden geïmplementeerd.

Het was de bedoeling de PC-penetratie eind 2001 op 45% van de huisgezinnen te brengen. Uit een studie blijkt dat die penetratie in 2002 reeds 55% en in 2003 63% bedroeg. Deze cijfers worden door de telecomsector tegengesproken. Die beweert dat er eind 2003 slechts een penetratie van 55% was. Conclusie is in elk geval dat een gebrek aan PC-penetratie momenteel niet noodzakelijk één van de sterkst remmende factoren is en dat onze aandacht ook moet gaan naar andere mogelijke factoren.

Het jaarabonnement teledistributie kende een evolutie. Ze bedroeg nog 100 in 1996. Ze bedraagt 118,66 in 2004.

Ik kom tot de vragen over de postmarkt. De prioritaire post is de laatste tien jaar gestegen met 25%. Voor de non-prior is een achteruitgang merkbaar. Voor de intracommunautaire post is het tarief de laatste tien jaar gestegen met 50%, terwijl het tarief voor de niet-intracommunautaire post is gedaald met 10%. De tarieven voor de zwaardere gewichtscategorieën tussen 50 en 350 gram zijn in dezelfde periode meer dan verdubbeld.

De tarieven voor de niet-prioritaire grensoverschrijdende post, voorheen drukwerk, zijn de jongste tien jaar gestegen met ongeveer 50% voor de laagste gewichtscategorie en voor zwaardere gewichtscategorieën zijn ze meer dan verdubbeld.

Voor de pakjes zijn de prijzen de jongste tien jaar met gemiddeld 60% gestegen. Voor de spoedbestellingen, bijvoorbeeld de kwaliteitsgarantie D+1, zijn de tarieven gestegen met minder dan 10%.

De standaardtarieven voor prioritaire brieven zijn dus gestegen met ongeveer 25% terwijl de prijsstijgingen voor de niet-prioritaire brieven hoger zijn: het product is echter niet volledig vergelijkbaar meer, namelijk non-prior versus drukwerk.

De standaardtarieven voor intercommunautaire grensoverschrijdende post zijn in de laagste gewichtscategorie verhoogd met 50% en verdubbeld in de hogere gewichtscategorieën.

De regering houdt bij de ontwikkeling van haar visie in het bijzonder rekening met de voortdurende opmars van de telecommunicatie, onder meer de steeds hogere penetratie van mobiele telefonie, SMS, elektronische berichten en wenskaarten en binnenkort de telecommunicatie waarbij zowel stilstaande als bewegende beelden zullen worden doorgestuurd. Dat zal een bijzondere impact hebben op de brievenpost.

Inzake telecommunicatie streeft de regering naar een zo breed mogelijke universele dienstverlening opdat België goed voorbereid zijn visie kan voorstellen aan Europa.

Wat de watervoorziening betreft heb ik een reeks cijfers, die telkens gemeten werden aan de hand van het indexcijfer watertarieven. In 1994 bedroeg dat nog 145,69, in 1997 188,06. Dan is er een aanpassing gebeurd en is er een nieuw basistarief gekomen. Dat is van 104,58 in 1998 gestegen tot 147,19 in 2004. Ik zal u daarvan de grafieken bezorgen.

Door de beslissing van de ministerraad van 5 mei jongstleden om de telecomrichtlijn om te zetten in Belgisch recht werd uitvoering gegeven aan de bepaling van het regeerakkoord. Die bepaling stelt dat in de sector van de telecommunicatie een universele dienstverlening geherdefinieerd en gegarandeerd zal worden die de technische vooruitgang volgt en beantwoordt aan de noden van de burger.

Dit was een vrij uitgebreid antwoord, maar het was ook een vrij uitgebreide vraag. Ik zal u dan ook de verschillende bijlagen waarnaar wordt verwezen, samen met het antwoord op de vraag bezorgen.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik dank de minister voor dit omstandige antwoord.

Er zijn twee punten die ik nog nader moet bekijken en waarvan het antwoord mij de wenkbrauwen deed fronsen. Het eerste gaat over het feit dat de operatoren in België zeggen dat wat de breedband betreft, een dekkingsgraad van 98% mogelijk is. Ik woon nochtans niet in the middle of nowhere, maar ik heb toch problemen gehad om een ADSL-aansluiting te krijgen bij Belgacom.

Over de verhouding van het PC-bezit bij ons in vergelijking met de andere Europese landen heb ik geen antwoord gekregen. In de vele vragen kan dat misschien uit het oog verloren zijn. Ik zal het antwoord bekijken. Ik zou immers willen weten in welke mate het e-government en de elektronische uitwisseling van de gegevens tussen het bestuur van het land en de bestuurden kan worden doorgevoerd.