2-202

2-202

Sénat de Belgique

Annales

MERCREDI 8 MAI 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Vincent Van Quickenborne à la ministre adjointe au ministre des Affaires étrangères, chargée de l'Agriculture, sur «les sanctions économiques éventuelles contre les États-Unis» (nº 2-779)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Op 6 maart 2002 kondigde president George Bush aan dat de Verenigde Staten invoerrechten van maximaal 30 procent zouden heffen op een reeks staalproducten om de eigen industrie te beschermen. De maatregel is ingegaan op 20 maart. De heffingen hebben betrekking op staal uit België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Turkije, Brazilië, Zuid-Korea, China, Japan en Australië.

De grote voorstander van de vrijhandel toont daarmee zijn ware gelaat. Nooit gezien protectionisme steekt de kop op. Daarvan wordt iedereen slechter, in de eerste plaats de Amerikaanse consument die meer moet betalen voor ingevoerd staal, de Europese markt die oneerlijke concurrentie tegemoet ziet, de markt van het Verre Oosten, die nog zwaarder wordt getroffen dan de onze en op termijn zelfs de Amerikaanse staalfabrikanten, aangezien ze kunstmatig in leven worden gehouden. Bovendien schijnen volgens de laatste geruchten nu ook de textielproducenten in de VS aan te dringen op importbeperkingen en heffingen, waarvan ook ons land de gevolgen zal dragen.

De Europese Unie heeft de Amerikaanse heffingen op staal onmiddellijk sterk afgekeurd en heeft klacht ingediend bij de Wereldhandelsorganisatie. Ook zal de Europese Unie tegenmaatregelen nemen om de Europese markt te beschermen. Het zou vooral gaan om producten uit gebieden waar de heer Bush electoraal sterk staat, zoals Harley-Davidsonmotorfietsen, Tropicana-vruchtensap van Pepsico, en textiel- en staalproducten.

Bovendien zou de Europese Unie ook van plan zijn zelf invoerrechten te heffen om de eigen markt te beschermen.

Een aantal Europese landen zoals Zweden en misschien ook Duitsland beginnen twijfels te uiten ten opzichte van die economische sancties. Ze hebben gelijk. Europa voert maar 3% van de staalproductie uit naar de VS. Tegenmaatregelen zijn misschien politiek interessant en geven misschien meer ademruimte aan de producenten, maar op korte termijn zullen de Europese consumenten de meerprijs betalen.

De Europese heffingen zouden er moeten komen vanaf 18 juni a.s. Nochtans laat de Unie een opening als de VS bereid zijn hun invoerrechten aan te passen.

1.Wat is het standpunt van de Belgische regering terzake?

2.Is er sprake van een verdeelde Europese houding of vergis ik mij?

3.Ten gronde: wat vindt de minister van het nemen van tegenmaatregelen of moet ze toegeven dat uiteindelijk de consument het gelag betaalt?

4.Dreigt er geen totale handelsoorlog ten gevolge van een opbod van heffingen?

5.Klopt het dat twee maatregelen werden voorbereid, enerzijds een onmiddellijke reactie op de Amerikaanse invoerrechten en anderzijds een ruimer pakket van sancties? Waaruit bestaat het totaalpakket van sancties en wat is de reden hiervoor?

6.Wat wordt verstaan onder de voorwaarde die commissaris Lamy stelt voor mogelijk uitstel of afstel van Europese tegenmaatregelen: "als de VS een of andere formule ontdekken die volledig voldoet aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie om de kalender te wijzigen"?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw. - De Belgische regering betreurt ten zeerste de beslissing van de Amerikaanse regering van 5 maart jl., die getroffen werd in het kader van section 201 van de American Trade Act om op bepaalde staalproducten invoerrechten van 8 tot 30 procent te heffen. De regering, net als de Europese Commissie, de EU-lidstaten en vele andere WTO-lidstaten zijn ervan overtuigd dat deze maatregelen in strijd zijn met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Het komt er voor de regering op aan om enerzijds de schade voor de betrokken sector tot een minimum te beperken en om anderzijds aan de Verenigde Staten duidelijk te maken dat de onderschreven multilaterale verdragen, in casu het WTO-verdrag, dienen gerespecteerd te worden. Daartoe dienen alle mogelijkheden die het WTO-verdrag biedt om deze maatregelen aan te vechten of te compenseren, aangewend te worden. De Belgische regering keurde dan ook het opstarten van een geschillenbeslechtingsprocedure bij de Wereldhandelsorganisatie door de Commissie goed, zodat op termijn deze Amerikaanse maatregel door de WTO veroordeeld kan worden en de Verenigde Staten deze op straf van vergeldingsmaatregelen zullen moeten intrekken.

De Belgische regering ondersteunde eveneens de vrijwaringsmaatregelen van de Commissie om de Europese staalmarkt te beschermen tegen staalproducten die, doordat ze geen afzet meer vinden op de Amerikaanse markt, de onze zouden overspoelen. België drong er bij de Commissie op aan dat deze maatregelen volstrekt WTO-conform zouden zijn. Tevens vraagt de Belgische regering dat de Commissie overeenkomstig de WTO-regels het nodige zou doen om de rechten van de Europese Unie op eventuele vergeldingsmaatregelen te vrijwaren. Daartoe moet de Commissie bij de Wereldhandelsorganisatie uiterlijk op 17 mei de lijsten neerleggen met de producten waarvoor de Europese Unie eventueel handelsvoordelen zou opschorten. De Belgische regering steunt de eis van de Commissie om compensaties te verkrijgen van de Verenigde Staten zoals voorzien in het akkoord op de vrijwaringsmaatregelen.

Indien er geen compensaties komen van de VS zal de Belgische regering, desgevallend na overleg met de Europese lidstaten, de opschorting van de handelsvoordelen ten overstaan van de Verenigde Staten overwegen en steunen.

Alle Europese lidstaten steunen de klacht die de Commissie heeft ingediend bij de WTO, de vrijwaringsmaatregelen die de Commissie heeft getroffen om de Europese staalmarkt te beschermen en de neerlegging vóór 17 mei van de lijsten met producten afkomstig uit de Verenigde Staten, waarvoor desgevallend handelsvoordelen zullen worden opgeschort. Over de effectieve opschorting van handelsvoordelen voor Amerikaanse producten zal echter slechts in een later stadium, waarschijnlijk in de raad Algemene Zaken van 11 juni, worden beslist.

Ik vind het jammer dat we tegenmaatregelen moeten nemen, maar het is noodzakelijk. Ik kan niet aanvaarden dat de VS eenzijdig en in strijd met de regels van de Wereldhandelsorganisatie, een aantal niet te rechtvaardigen maatregelen heeft genomen, te meer omdat het niet alleen bij staal zou kunnen blijven. De maatregelen zijn er gekomen ondanks het feit dat ik verschillende Amerikaanse autoriteiten ervoor gewaarschuwd heb dat Europa met alle mogelijke middelen zou reageren. Niet alleen zijn de maatregelen inzake staal er gekomen, er is zelfs sprake van maatregelen in verband met katoen, tuinmeubelen en andere producten. Als we nu niet reageren, dreigen we geconfronteerd te worden met gelijkaardige maatregelen in andere sectoren. Het handelsgeschil dreigt dan uit te groeien tot een handelsoorlog.

Een Amerikaans journalist vertelde me dat men in Washington uitermate verbaasd is over de houding van de Europese Unie. Daar werd gedacht dat Europa niet zou durven reageren. We moeten tonen dat dit niet zo is en dat ook de VS zich moeten houden aan de regels van de WTO, net als wij. We zullen er angstvallig voor waken om binnen de WTO-regels te blijven. Dat we ons tot nu toe beperken tot het neerleggen van de lijst van producten waarvoor eventueel hogere tarieven zullen worden toegepast, wijst voldoende op onze bereidheid om te blijven praten met de VS in de hoop dat de maatregel wordt gemilderd of ingetrokken.

Dit brengt me bij de vraag over de voorwaarden die commissaris Lamy stelt voor mogelijk uitstel. Volgens artikel 8, punt 2, van het akkoord aangaande vrijwaringsmaatregelen, afgesloten te Marrakech op 15 april 1994, dient de beslissing om handelsvoordelen op te schorten genomen te worden ten laatste 90 dagen nadat de betwiste maatregel van kracht is geworden. Aangezien de betwiste Amerikaanse maatregelen van kracht werden op 20 maart, dient de Europese Unie de hare ten laatste op 18 juni 2002 af te kondigen.

De Verenigde Staten hebben verzocht om deze termijn bilateraal te verlengen. De Commissie is van oordeel dat dit niet met de WTO-regels overeenstemt aangezien een dergelijke verlenging een wijziging inhoudt van de rechten en de verplichtingen van lidstaten, iets waarvoor speciale procedures moeten worden gevolgd.

Ik vermoed dat commissaris Lamy nog altijd de hoop koestert dat de Amerikanen werkelijk bereid zullen zijn te spreken en te onderhandelen over het staal zodat de gemoederen aan beide kanten tot bedaren kunnen worden gebracht en kan worden voorkomen dat het handelsconflict zou escaleren. Daar hebben geen van beide partijen baat bij. We moeten echter ook beseffen dat de Europese Unie beschikt over een BNP dat ongeveer even groot is als het Amerikaanse. Er is dus geen enkele reden dat de Unie zich eenzijdig zou laten bestraffen.

Bovendien wordt tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten dagelijks voor 30 miljard dollar verhandeld. Dit is zowel in het voordeel van Europa als in dat van de VS. We moeten deze geschillen op grond van gelijkheid bespreken. Vandaar onze reactie.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De minister probeert mij natuurlijk te overtuigen. Deze discussie overstijgt de dagdagelijkse politiek en gaat eerder over economische inzichten en overtuigingen. Over protectionisme en maatregelen tegen protectionisme zijn bibliotheken volgeschreven.

De minister stelt dat de Europese Unie met de aankondiging van tegenmaatregelen een handelsoorlog tracht te voorkomen en de Amerikanen tot redelijkheid tracht te brengen. Dat is natuurlijk mogelijk, maar ondertussen treffen de invoerrechten die de Amerikaanse regering instelt in de eerste plaats de Amerikaanse consument. Die moet een hogere prijs betalen. Tegenmaatregelen zullen bijgevolg in de eerste plaats de Europese consument treffen. De vraag is dan ook of dit een geschikte manier is om een handelsconflict op te lossen.

Er kan ook van worden uitgegaan dat de Amerikaanse consument het beu wordt meer te moeten betalen voor textiel en staal, wat zich op termijn tegen de Amerikaanse regering zal keren.

Ik verwijs hierbij naar het Duitse Holzmann. Dat bedrijf heeft op een gegeven ogenblik bijkomende subsidies van de Duitse regering gekregen. Uiteindelijk heeft het de tol moeten betalen. Holzmann is failliet gegaan, ondanks het feit dat er miljarden aan belastinggeld werd ingepompt, geld dat veel nuttiger had kunnen worden besteed. Zolang de Europese Unie binnen het kader van de WTO-regels blijft, is weinig discussie mogelijk. Wat de Unie doet is wettelijk, alleen is de vraag of het opportuun is.

-L'incident est clos.

M. le président. - L'ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

Les prochaines séances auront lieu le jeudi 16 mai 2002 à 10 h 00 et à 15 h 00.

(La séance est levée à 17 h 05.)