2-119 | 2-119 |
M. Michel Barbeaux (PSC). - Il semble que le dépassement de la norme budgétaire de l'INAMI pour l'année 2000 soit estimé à 16,3 milliards de francs. Même si ce chiffre n'est pas encore définitif, on peut dés à présent dire que la norme budgétaire de 500,7 milliards pour l'année 2000 sera largement dépassée. En outre, le ministre du Budget nous a appris qu'il y aurait également des dépassements en matière de dépenses de santé pendant l'année 2001.
Si l'on observe le relevé de ces dépassements budgétaires, on constate que les dépassements les plus importants concernent des secteurs qui, de manière structurelle, débordent des enveloppes budgétaires qui leur sont imparties. Les honoraires des médecins et le financement des hôpitaux présentent un dépassement global de plus de 6,5 milliards. Parallèlement, les hôpitaux connaissent, de nouveau, d'importants problèmes de trésorerie liés au retard de remboursement des factures par l'INAMI. Le retard de paiement qui était de plus de 75 milliards à la fin de l'année 2000 - je vous avais d'ailleurs déjà interpellé sur cette matière à l'époque - était redescendu à quelque 53 milliards suite aux mesures d'avances que vous aviez décidées au début de l'année 2001.
Mais il est apparu, en avril 2001, que ce retard de paiement se chiffrerait à nouveau à 73 milliards. Et l'on ne peut s'empêcher de faire le rapprochement entre l'augmentation des retards de paiement aux hôpitaux par l'INAMI et le déficit budgétaire de celui-ci. Comment le ministre compte-t-il apporter une solution à ce problème de retard de paiement des hôpitaux, comme il l'a déjà fait en début d'année ?
Pour le secteur des médicaments, le dépassement budgétaire est de nouveau très important puisqu'il atteindrait, avant corrections techniques, 8,5 milliards, soit environ la moitié du déficit enregistré par l'INAMI. Le ministre a d'ores et déjà annoncé que pour l'année 2001, les mécanismes de correction étaient mis en place afin de maîtriser les dépenses et récupérer les dépassements. Ne doit-on pas craindre, dès lors qu'il s'agisse de dépassements structurels de la norme imposée et que ces mesures soient insuffisantes ?
Le ministre a annoncé que l'industrie pharmaceutique devra assurer, dès 2002, le remboursement de 65% du dépassement budgétaire de l'année 2001. Comment le gouvernement va-t-il procéder pour récupérer ces montants ? En France, une expérience similaire semble se heurter à de réelles difficultés. Chez nous, le secteur pétrolier conteste l'introduction du chèque mazout en faisant notamment valoir que la mesure serait discriminatoire au motif qu'une industrie déterminée serait soumise à un impôt particulier auquel les autres secteurs de l'économie échapperaient. Dès lors, on peut être dubitatif quant aux chances d'aboutir d'une mesure spécifique vis-à-vis de l'industrie pharmaceutique. Par ailleurs, même si l'on parvient à récupérer 65% du dépassement, tel que cela est prévu dans le cadre de l'accord établi avec l'industrie pharmaceutique, il restera toujours 35% du déficit à charge du budget de l'État. Dans le cadre de la responsabilité financière des organismes assureurs, ce dépassement budgétaire ne leur sera-t-il pas partiellement imputé ?
Ce qui nous inquiète également, c'est l'impact que va avoir ce dépassement budgétaire sur les initiatives nouvelles que le ministre des Affaires sociales a annoncées et qui ont créé certains espoirs dans la population. En effet, ne risque-t-on pas de se retrouver dans un budget trop étriqué pour poursuivre des politiques nouvelles ?
De heer Jan Remans (VLD). - Minister Vandenbroucke zal in zijn antwoord aan de heer Barbeaux ongetwijfeld uitleggen dat de overschrijding van het RIZIV-budget voor het jaar 2000 gecompenseerd wordt door besparingsmaatregelen en door het uitstellen van vooropgestelde meeruitgaven voor nieuwe initiatieven ten belope van een goede 2,5 miljard.
De overschrijding van het budget 2000 zal niet zonder gevolg blijven voor het budget 2001 en de volgende jaren. Om het financieel evenwicht te herstellen, om al te grote recuperaties a posteriori te voorkomen en om de realisatie van nieuwe initiatieven te garanderen dient te worden gezocht hoe en in welke mate drie grote structurele problemen kunnen worden aangepakt.
Ten eerste ontbreekt het ons vandaag aan middelen om de kosten in de gezondheidszorg te berekenen. Het is bijzonder moeilijk te zeggen of de stijgingen van de uitgaven legitiem zijn, het is te zeggen of ze gelijklopen met de stijgende behoeften. Daarom is een ernstige permanente monitoring nodig door een onafhankelijk waarnemer. Daarvoor bestaan firma's, daarvoor is kennis ter beschikking, daarvoor kunnen contracten worden opgemaakt. De verantwoording van de kosten voor thuiszorg of RVT-bedden, de forfaitaire systemen voor labs, medische beeldvorming en ziekenhuiszorg blijft discutabel.
Ten tweede, de technologische vooruitgang in de geneeskunde is niet noodzakelijk een kostengenererende factor. Technologische vooruitgang kan ook kostenbesparend werken. Vandaag is het echter nog steeds nattevingerwerk bij het vellen van een oordeel over nieuwe technieken en geneesmiddelen. Wat is hun waarde? Nog steeds is er een verticale benadering: wie het hardst lobbyt krijgt het eerste terugbetaling. We hebben absoluut nood aan een technology health assessment centre. Dat bestaat al overal in Europa, behalve in België. Het ZIV-budget wordt nog te veel met economische parameters bijgestuurd. Wij moeten af van de vraag hoeveel vorig jaar werd uitgegeven en hoeveel de stijging dit jaar mag bedragen.
Het is de bedoeling van deze regering om de problematiek horizontaal te benaderen, overeenkomstig de besluiten van het rapport-Peers, dat we hopelijk nog niet zijn vergeten. Bij een horizontale studie van de verschillende ziektecategorieën worden de kosten berekend over het hele verloop van de aandoening en over het geheel van de verschillende zorgenverstrekkers met evaluatie van de outcome in levenskwaliteit. Niet de actoren van zorgbesteding staan centraal, wel de patiënt. Wat kost het benefiet van de behandeling?
Ten derde, de verplichte ziekteverzekering kan niet alles dekken. Sinds meer dan tien jaar worden steeds meer delen van de ziekteverzekering geprivatiseerd, ook al geven we dat niet graag toe. Getuige hiervan zijn de hospitalisatieverzekeringen. We moeten dringend vastleggen wat thuishoort in het verplichte systeem en wat in een aanvullend systeem. Enerzijds zitten er nu terugbetalingen in het verplichte systeem die niet in het basispakket thuishoren. Anderzijds zijn er geneesmiddelen en technieken die wel in het basispakket thuishoren en die er niet in geraken. Dat is een sociale onrechtvaardigheid die noch de minister noch ik kunnen aanvaarden.
M. Frank Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales et des Pensions. - Les montants cités en ce qui concerne les dépassements effectués en 2000 sont exacts. Par conséquent, il convient de tenir compte du fait qu'à défaut de nouvelles interventions, l'objectif budgétaire 2001 pourrait également être dépassé.
Étant donné que la Gestion globale octroie ses avances en fonction de l'objectif budgétaire global établi, le montant des factures en souffrance pourrait également augmenter à nouveau en 2001. Afin de limiter autant que possible cette augmentation, j'insisterai auprès de l'INAMI pour clore les comptes 2000 dans les meilleurs délais, de façon à pouvoir procéder à leur apurement. Il sera examiné si la gestion globale peut mettre à disposition le montant dû comme avance.
On peut supposer qu'une partie de l'augmentation des dépenses dépassant la norme légale a un caractère structurel. Je signale que l'objectif budgétaire pour 2001 prévoit un montant de 22,3 milliards de francs au-dessus de la norme légale, dont une partie - 8,5 milliards - doit compenser ces dépenses structurelles supplémentaires, notamment en matière de médicaments.
Indien blijkt dat de werkelijke uitgaven in 2001 toch boven de algemene begrotingsdoelstelling uitstijgen, zullen de volgende wettelijke en reglementaire mechanismen in werking worden gebracht. Ten eerste, de in artikelen 59 en 69 van de ZIV-wet opgenomen correcties voor klinische biologie en medische beeldvorming, waarbij eventuele meeruitgaven twee jaar later volledig worden gerecupereerd. Ten tweede, de bepalingen van artikel 51, §2, waarbij correctiemechanismen in werking moeten treden wanneer vastgesteld wordt dat in een bepaalde sector de uitgaven een risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling vertonen. Ten derde, de in voorbereiding zijnde wet op de gezondheidszorgen, waarbij de eventuele meeruitgaven voor geneesmiddelenspecialiteiten bij de industrie voor 65% worden gerecupereerd.
Bij dit alles komt nog dat de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen vanaf 2001 nog toeneemt. Ze moeten dan 25% van de eventuele meeruitgaven boven hun inkomstenaandeel vanuit eigen middelen inbrengen. Ten slotte moet erop gewezen worden dat de nieuwe initiatieven van de regering niet in het gedrang hoeven te komen. In toepassing van artikel 51, §4, van de ZIV-wet, is immers in een afzonderlijke opvolging- en correctieprocedure voorzien voor de nieuwe initiatieven en voor de uitgaven die vallen onder de wettelijke norm.
Ik ben het met de heer Remans eens dat we een onderscheid moeten maken tussen wat moet thuishoren in de verplichte verzekering en wat in de aanvullende verzekering. In de commissie voor de Sociale Aangelegenheden werden hierover interessante debatten gevoerd. Dat is inderdaad een centrale uitdaging in het beleid.
-L'incident est clos.