2-100 | 2-100 |
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Als land dat op een aantal belangrijke Europese verkeersassen ligt, wordt België bijzonder bezwaard door de doorvoer van kernafval. Hiervoor gelden zeer strenge veiligheidsnormen die worden gecontroleerd door de DBIS, de Dienst Bescherming tegen Ioniserende Stralingen, van het departement van Binnenlandse Zaken. Er worden zowel kerntransporten over de weg, via het spoor, in de lucht als over zee uitgevoerd, en dit meerdere keren per jaar. Dat de veiligheidsvoorwaarden daarbij niet steeds in acht worden genomen, is al vaker gebleken. Het meest spectaculaire voorbeeld was wellicht de "bezetting" door Greenpeace enkele jaren geleden van een vliegtuig op de Oostendse luchthaven dat kernmateriaal transporteerde.
Nog maar net enkele maanden geleden hoorden we over kerntransporten voor onze kust, of we worden alweer geconfronteerd met kerntransporten, deze keer niet vanuit het Nederlandse Dodewaard naar Sellafield, maar van Borssele naar Cogema in Frankrijk. We dachten dat deze transporten altijd in de veiligste omstandigheden verliepen, maar nu bleken de Belgische autoriteiten een aantal vraagtekens te plaatsen bij de veiligheid van het transport vanuit Borssele naar Cogema, gepland voor 10 januari. Door deze twijfel kon de doorvoervergunning niet tijdig worden verleend. De problemen bleken zich te situeren bij de Franse transporteur die over de veiligheid van de "verpakking" onvoldoende antwoorden gaf aan de DBIS. Daarnaast plande de Nederlandse milieu-inspectie ook een kernafvaltransport door België vanuit Dodewaard naar Sellafield rond 17 januari. Men wilde beide wegtransporten volledig gescheiden houden. Intussen is het maart en er zullen ongetwijfeld nog meer zaken zijn gebeurd.
Het ziet er dus naar uit dat er nogal wat kerntransporten over de weg door België plaatsvinden en dat niet steeds aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. We maken ons daarover heel wat zorgen. Onze snelwegen zitten immers nu al eivol met vrachtverkeer, waardoor we met de regelmaat van een klok zeer hallucinante beelden van ongevallen te verwerken krijgen. Bovendien is de winter op onze wegen niet bepaald de veiligste periode voor druk verkeer. Ongevallen met kerntransporten zijn dus geenszins uit te sluiten. Het laatste ongeval gebeurde woensdagochtend 27 december 2000 om 4.45 uur op de spekgladde Brusselse binnenring te Ophain-Bois-Seigneur, toen er een bestelwagen geladen met zes dozen radioactief krypton kantelde en op de middenberm terechtkwam. Gelukkig zonder gevolgen, maar het had ook anders gekund.
Op welke data, uren en reisroutes zijn er in de eerstkomende maanden kerntransporten gepland over onze wegen en eventueel ook onze spoorlijnen? Hoelang vooraf worden de begeleidende diensten daarvan op de hoogte gebracht?
Volgens welke reglementering en timing wordt een vergunning voor de doorvoer van kerntransporten gegeven?
Worden de burgemeesters en de hulpdiensten van de gemeenten die op de route van de transporten liggen, van de doorvoer verwittigd? Zo ja, hoelang vooraf? Hebben deze gemeenten ook specifieke rampenplannen en zijn deze ingeoefend? Beschikken ze over jodiumtabletten en wordt er aan de hulpdiensten gevraagd in alarmtoestand te blijven?
Moet niet worden gewacht met het uitreiken van verdere vergunningen tot het Telerad-systeem operationeel is en voor wanneer is dit gepland?
Wat waren de specifieke "problemen inzake de veiligheid van de verpakking" van het transport Borssele-Cogema en hoe werden deze problemen opgelost?
Wordt de radioactieve straling van deze transporten tijdens het transport permanent opgemeten? Hoe en vanop welke afstand van het transport? Wat waren de resultaten daarvan - zo die er al zijn - in het verleden en waar kunnen we ze raadplegen? Het gaat hier immers duidelijk om een milieuprobleem en zoiets valt onder de wet op de openbaarheid van bestuur. We weten echter allemaal dat gegevens over ioniserende straling opzettelijk uit de openbaarheid worden gehouden. Als er geen gevaren zijn, zoals de voorstanders van kernenergie en kerntransporten altijd beweren, waarom is deze geheimhouding dan eigenlijk nodig?
Ik wil nog even het volgende kwijt. Twee weken geleden stelde ik drie vragen om uitleg, waarop de minister van Binnenlandse Zaken namens zijn collega's moest antwoorden. Vandaag worden alweer twee vragen uitgesteld, omdat de ministers afwezig zijn. Het begint stilaan een beetje tragikomisch te worden. Ik wil de voorzitter vragen daaruit de nodige conclusies te trekken. Neemt de regering de Senaat nog wel ernstig? Ik begin daaraan te twijfelen.
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je suis un ancien sénateur et je prends tout à fait le Sénat au sérieux. Vous reconnaîtrez que je réponds aux questions plus souvent qu'à mon tour.
Voici ma réponse à votre première question. Les autorisations spéciales pour le transport de matières radioactives exigent que la date exacte du transport soit communiquée au moins 48 heures à l'avance au Service de protection contre les radiations ionisantes. Au moment de la demande d'autorisation, seule la période prévue est indiquée. De nombreuses demandes ont également trait à une campagne de transport pendant laquelle plusieurs transports sont organisés, s'étalant sur une période de trois ans maximum et pour laquelle les dates réelles des transports ne sont pas encore connues. Il s'agit du transport de toutes les quantités importantes de matières radioactives, y compris, par exemple, les matières fissiles irradiées. Pour les déchets radioactifs, ce délai est ramené à une semaine. Il est donc impossible de fournir les données précises au sujet de la nature et de l'envergure des transports prévus dans les prochains mois.
Compte tenu des installations nucléaires industrielles situées dans notre pays, il y a des transports routiers réguliers, notamment de produits semi-finis en vue de la fabrication d'éléments fissibles, essentiellement de la France à Dessel. Cela concerne, entre autres, le transport de ces éléments de Dessel vers des centrales nucléaires belges et étrangères, l'arrivage de nouvelles matières fissiles pour nos réacteurs nucléaires à Doel, Tihange et Mol, les cibles d'uranium pour la production de radio-isotopes vers Fleurus, en provenance de la France, des Pays-Bas ou de Mol, les déchets nucléaires vers les producteurs belges à Dessel.
Les principaux transports par chemin de fer comprennent ceux de matières fissiles irradiées de Borssele à La Hague, les transports entre la France et le port d'Anvers et, dans une moindre mesure, les transports, depuis Zeebrugge, d'uranium naturel et d'hexafluorure d'uranium naturel légèrement enrichi. Il appartient au transporteur de prendre les dispositions qui s'imposent pour l'accompagnement.
En réponse à votre deuxième question, je précise que les autorisations de transports sont délivrées conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 28 février 1963 portant règlement général de la protection de la population et des travailleurs contre le danger des radiations ionisantes. Le délai d'introduction pour une demande d'autorisation s'élève, pour l'obtention d'une autorisation spéciale, à un mois minimum pour le premier transport prévu.
Lorsqu'il faut, pour le transport en question, un agrément de l'emballage, cette période est plus longue et il a été demandé par lettre circulaire aux transporteurs de tenir compte d'un délai d'au moins six mois. Il va de soi que la période de traitement du dossier peut être plus longue s'il faut rechercher des informations supplémentaires.
J'en viens maintenant à votre troisième question. Comme cela a déjà été précisé dans des réponses précédentes, les bourgmestres et les services de secours communaux ne sont, sauf exception, pas informés des transports sur leur territoire. Il ne me semble d'ailleurs pas que les services de secours sont mis en état d'alerte lorsque des marchandises dangereuses sont transportées dans leur zone d'intervention. Ceci mènerait à un état d'alerte permanent, ce qui reviendrait à dire que ce dispositif perdrait rapidement toute efficacité. Ceci n'est pas non plus le cas pour les matières radioactives. En effet, les risques inhérents à ces transports ne sont pas de cette nature et ne sont donc pas plus importants que ceux liés au transport de nombreuses autres marchandises dangereuses. En cas d'accident, la procédure d'urgence prévoit que l'on doit avertir le service spécialisé et l'organisation de contrôle. En cas d'urgence, on peut faire appel aux moyens existants dans le cadre des plans de secours généraux des provinces. Le « terme source » en iodes radioactifs est soit, presque inexistant lors de ces transports, soit bien plus bas que pour un réacteur en fonctionnement car la matière fissile irradiée n'est transportée qu'après une longue période de refroidissement de sorte que l'inventaire d'iode a déjà bien diminué. Il ne faut donc pas prévoir des tablettes d'iode à l'occasion de tels transports. Je reviens sur la définition de « terme source ». Par cette expression, on entend la quantité de substances radioactives qui est libérée dans l'environnement et qui peut donc être la source d'une contamination ou d'une irradiation. Le cas envisagé est l'iode radioactif dont les principaux isotopes ont une demi-vie relativement courte, de 8 jours à 2 mois. Par conséquent, au bout de plusieurs années, ces isotopes ont pratiquement disparu.
En réponse à votre quatrième question, et comme j'ai déjà eu l'occasion de le mentionner à plusieurs reprises au Parlement, le réseau TELERAD est opérationnel. Mais il faut remarquer que ce réseau n'est pas destiné à enregistrer le passage de transports de matières radioactives sur nos routes, mais à surveiller la radioactivité ambiante autour des centrales et sur l'ensemble du territoire, sauf exception liée à la très grande proximité d'une balise par rapport à la voie routière empruntée par le transport. Ce réseau n'a pas pour objectif de donner des informations sur les transports de matières radioactives.
Pour répondre à votre cinquième question, je dirai qu'il serait anormal que l'examen d'un énorme dossier de sécurité de l'emballage n'entraînerait pas des questions supplémentaires visant à clarifier les analyses de sécurité présentées aux autorités afin d'obtenir l'approbation du modèle d'emballage. Le fait qu'une étude approfondie réalisée par mes services entraîne de telles questions n'a donc aucune valeur indicative quant à l'existence de problèmes de sécurité. La délivrance de l'approbation signifie que l'emballage répond à toutes les exigences de sécurité. La période assez longue indique simplement que l'on applique le principe de précaution, afin d'être sûr que l'autorisation est délivrée en parfaite connaissance de cause des risques et que les précautions nécessaires sont donc prises.
Je répondrai à votre sixième question en disant qu'il ne sert à rien de mesurer continuellement la radioactivité lors du transport. En effet, même en cas d'accident, l'intégrité de l'emballage et sa capacité d'enfermer en permanence le contenu radioactif doivent être conservées. Des tests de résistance sont d'ailleurs réalisés. Il n'y a donc aucune raison pour que le niveau de radiation à l'arrivée soit différent de celui au départ. La concordance avec les normes réglementaires exige des mesurages de la rapidité de doses en contact avec l'emballage et la paroi externe du véhicule, à deux mètres de celui-ci et à la place du conducteur. L'expérience du passé nous montre que les normes fixant le maximum absolu, ne pouvant même pas être transgressées localement, sont respectées avec une marge très large. Toutes les précautions nécessaires sont donc vraiment prises.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Mijn kritiek aan het adres van de regering sloeg zeker niet op minister Duquesne. Hij is een van de weinige ministers die we hier vaak zien.
Als volgens de minister transporten van kernafval niet gevaarlijker zijn dan die van andere gevaarlijke stoffen dan hoop ik toch dat hij niet het MOX- of plutoniumtransport bedoelt. Volgens organisaties die het kunnen weten - ik denk aan Greenpeace bijvoorbeeld - zijn zulke transporten risicovol. Mocht een gevaarlijke MOX-lading van een brug donderen, dan is de schade niet te overzien en wie kan uitsluiten dat een brug nooit zal instorten? In Portugal is deze week een brug over de Douro ingestort en in België hebben we dat ook al meegemaakt. Zelfs als alle veiligheidsvoorwaarden vervuld zijn, is het onmogelijke nog altijd mogelijk. Toch kan extra waakzaamheid bij gevaarlijke transporten nooit kwaad. Daarom zou ik de minister willen vragen de gemeenten het gevaarlijk transport te melden zodat de plaatselijke brandweer stand-by is.
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - J'ai simplement dit que beaucoup de transports nucléaires n'étaient pas plus périlleux que des transports de marchandises dangereuses. Cependant, certains d'entre eux peuvent représenter un risque important. Dans ce cas, nous prenons des précautions particulières. Dois-je rappeler les trois rapatriements de déchets depuis La Hague ? Ne serait-ce que parce qu'il y avait des craintes subjectives plus importantes, j'ai pris des mesures de contrôle plus sévères et j'ai eu des contacts avec les bourgmestres des communes concernées.
La situation en général ne justifie pas que l'on suscite une inquiétude particulière dans l'opinion publique mais cela ne peut signifier que, dans certains cas, il ne faille pas être particulièrement attentif. Mais dans toutes les situations, nous devons prendre toutes les garanties nécessaires et appliquer le principe de précaution en l'adaptant à la mesure du risque.
-L'incident est clos.