1-151

1-151

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 11 DÉCEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 11 DECEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER GORIS AAN DE MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING OVER « DE COMMUNICATIEPROBLEMEN EN DE VERLOFREGELING VAN ONZE BELGISCHE MILITAIREN (BELCONDET III) IN BOSNIE »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. GORIS AU MINISTRE DE LA DÉFENSE NATIONALE SUR « LES PROBLÈMES DE COMMUNICATION ET LE RÉGIME DE CONGÉ DE NOS MILITAIRES BELGES (BELCONDET III) EN BOSNIE »

De voorzitter . ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goris aan de minister van Landsverdediging.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, op maandag 24 november jongstleden bracht ik ter afsluiting van mijn opdracht als OVSE-waarnemer bij de parlementsverkiezingen in de Bosnisch-Servische Republiek een onaangekondigd bezoek aan onze troepen in Visoko. Het Belgisch-Luxemburgs detachement binnen de Beluga-groep, waarvan naast België en Luxemburg ook Griekenland en Oostenrijk deel uitmaken, bestaat op het ogenblik uit 82 manschappen, 59 Belgen en 23 Luxemburgers.

Na gesprekken met een aantal officieren en manschappen ter plaatse, heb ik twee belangrijke problemen vastgesteld : de gebrekkige telefoonverbindingen met België en de rigide verlofregeling voor onze militairen in ex-Joegoslavië.

De enige mogelijkheid voor de Belgische manschappen om vanuit het Beluga-kamp contact op te nemen met hun familieleden in België is een simplex-lijn via teledata, waarlangs een normale communicatie onmogelijk is. Een simplex-lijn werkt slechts in één richting tegelijk, zodat sprekers aan elke zijde iedere zin met « over » dienen af te sluiten alvorens de gesprekspartner kan antwoorden. Men kan zich het gesprek van de vader-militair in Bosnië met zijn dochter van vijf in België voorstellen.

Bovendien is deze lijn regelmatig buiten dienst. In oktober is ze vier dagen onbruikbaar geweest. In een gesprek met de officieren te velde, werd me duidelijk dat de werksfeer erg onderhevig is aan de mogelijkheid om met de familie thuis te communiceren. Ze verslecht aanzienlijk als de manschappen hun familie helemaal niet kunnen bereiken. Dit geldt des te meer in de kerst- en eindejaarsperiode.

De andere detachementen binnen de Beluga-groep beschikken daarentegen over klassieke en betaalbare communicatiemiddelen om contact te houden met het thuisfront. Op het ogenblik heeft het Luxemburgse detachement een overeenkomst met de Luxemburgse PTT, zodat aan binnenlands tarief met familie kan worden getelefoneerd.

Ook de Oostenrijkers en de Grieken hebben via de PTT van Sarajevo een aparte telefoonlijn laten aanleggen naar hun detachement. Zij genieten van een speciale regeling voor de kosten. De frustratie van de Belgen is dus begrijpelijkerwijze erg groot.

Dit probleem kan worden opgelost door voor onze militairen een normale telefoonverbinding naar het Beluga-kamp tot stand te brengen. De kostprijs voor de aansluiting op de lijn bedraagt 26 000 frank en de aansluiting kan volgens onze transmissiespecialisten ter plaatse in enkele dagen worden uitgevoerd. De manschappen zijn bovendien bereid de gesprekskosten integraal zelf te betalen. Het probleem werd reeds gesignaleerd aan het Militair Operatiecentrum ­ C Ops ­ te Brussel dat wegens de kostprijs echter negatief heeft gereageerd.

Belcondet III, het huidige detachement, zal ongetwijfeld worden opgevolgd door bijkomende Belgische missies. Belcondet IV arriveert op 9 januari 1998 en Belcondet III beëindigt zijn missie op 14 januari 1998. Beide detachementen zijn vijf dagen samen ter plaatse teneinde de overgang te vergemakkelijken. Belcondet V wordt intussen voorbereid. Ik dring er bij de minister op aan te investeren in deze telefoonverbinding. Daarnaast verzoek ik hem te onderzoeken of er een regeling kan worden uitgewerkt met Belgacom, naar het voorbeeld van de Luxemburgse regeling. Op die manier zouden onze manschappen kunnen genieten van een betaalbare en vlotte communicatie met het thuisfront, wat de motivatie en de werksfeer volgens de officieren ten goede komt.

Een tweede probleem betreft de verlofregeling. De Belgische militairen zijn de enigen die verplicht zijn hun verlof op te nemen in ex-Joegoslavië. De militairen van alle andere detachementen van de Beluga-groep mogen hun verlof opnemen in hun eigen land. De minister verdedigt deze strenge verlofregeling in ex-Joegoslavië door te verwijzen naar een VN-nota, die met deze operatie echter niets te maken heeft en die volledig is achterhaald. Waarom is de regeling voor de Belgen zo streng ? De tijdsduur van de missie van de Belgen verschilt niet wezenlijk van die van de andere detachementen. De Belgen zijn vier maanden aanwezig in ex-Joegoslavië, terwijl de Grieken en de Oostenrijkers er gemiddeld vijf tot zes maanden verblijven.

Vorig jaar reeds, op 10 juli 1996, heb ik dit probleem bij de minister aangekaart. Toch werden er nog geen alternatieven of oplossingen voor dit sociaal probleem gezocht. Ik herhaal mijn verzoek aan de minister om de Belgische manschappen vanaf Belcondet IV, indien zij dit wensen, hun verlof te laten opsparen en te laten opnemen in hun eigen land, zoals het de gewoonte is bij de overige buitenlandse detachementen.

Ten slotte is er een personeelsprobleem betreffende de transmissiepermanentie. Op het ogenblik vermeldt de slagorde van het detachement slechts drie manschappen voor de transmissiepermanentie. Gezien de belangrijkheid en het permanent karakter van de militaire transmissie, verzoek ik de minister dit aantal zo spoedig mogelijk te verhogen tot ten minste vijf of althans een van de drie operatoren te vervangen door een technicus.

In de Rwanda-commissie werd herhaaldelijk gezegd dat de paraatheid van de troepen tot de verantwoordelijkheid van de generale staf en van het Militair Operatiecentrum behoort. Toch dring ik erop aan dat de minister van Landsverdediging, als politieke eindverantwoordelijke, deze sociale problemen grondig bestudeert en alles in het werk stelt om ze op te lossen. Met enige creativiteit en goede wil kan dit geen enkel probleem vormen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Poncelet.

De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. ­ Mijnheer de voorzitter, ik wens de heer Goris mijn waardering te betuigen voor zijn belangstelling voor een Belgisch detachement dat op zending is in Bosnië. De vragen die de heer Goris stelde, getuigen van een oprechte bezorgdheid voor de sociale aspecten van het uitsturen voor langere periodes van militairen naar het buitenland. Ik deel dan ook zijn bekommernis.

Na onderzoek blijkt dat de zogenaamde Calling Card van Belgacom de beste oplossing is voor de communicatiemogelijkheden van het detachement met het thuisfront. Om dit soort telefoonverbinding mogelijk te maken is een akkoord nodig tussen Belgacom en de Bosnische PTT. Wij rekenen erop dat Belgacom dit akkoord zo snel mogelijk tot stand kan brengen.

De vraag over de verlofregeling van de Belgische militairen en de mogelijkheid hun opgespaard verlof door te brengen in België, beantwoord ik allereest met een korte toelichting. De beslissing om geen verlof buiten de operatiezone toe te kennen, dateert van de UNOSOM-operaties in Somalië. Voor deze zendingen van vier maanden gold het verbod van de Verenigde Naties om verlof te nemen buiten de operatiezone. In dezelfde periode werden de UNPROFOR-opdrachten in ex-Joegoslavië teruggebracht van zes naar vier maanden. Die beslissing werd ingegeven door de wens van een groot aantal militairen om liever geen « groot verlof » in België te nemen tijdens een opdracht van zes maanden omdat het meer moeite kost de familie voor een tweede maal te verlaten. Er werd gekozen voor een kort verblijf van vier maanden in het buitenland zonder de mogelijkheid om verlof te nemen buiten de operatiezone.

De oorsprong van die verlofregeling was een toegeving, maar de aanpassing van deze regelgeving wordt thans bestudeerd en zal leiden tot meer soepelheid. Voor bepaalde operaties zou de chef van de generale staf of de stafchef van het krijgsmachtdeel kunnen beslissen om verlofperiodes toe te staan buiten het operatiegebied. Indien de operationele omstandigheden het toelaten, zou het personeel van Belcondet IV reeds van die maatregel kunnen genieten.

Inzake de versterking van de transmissiepermanentie oordelen de militaire hiërarchische chefs dat de werklast van de huidige ploeg geen verhoging van het aantal manschappen rechtvaardigt.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, de Belgische regering en het Parlement laten zich terecht in met de problemen van de Belgische militairen in het buitenland. Ik ben dan ook blij dat er schot komt in een aantal zaken waarover reeds verscheidene vragen werden gesteld.

De invoering van de Calling Card betekent inderdaad een verbetering voor de communicatie met het moederland. Ik zou echter graag vernemen of deze kaart nog vóór de feestdagen door de militairen ter plaatse in gebruik zou kunnen worden genomen. Men heeft mij verzekerd dat de technische ingreep vrij eenvoudig is en zeer snel kan worden uitgevoerd.

Welke prijs zal voor de communicaties tussen Bosnië en België worden aangerekend ? Zou Belgacom gedurende bepaalde uren een voorkeurtarief kunnen toepassen voor het telefoonverkeer van het detachement ? De militaire verantwoordelijken kunnen zelf een regeling uitwerken waarbij elke militair wekelijks het recht krijgt op een aantal eenheden tegen het voorkeurtarief. Op die manier wordt een sociale oplossing voor het communicatieprobleem gevonden.

De richtlijn voor de verlofregeling van de UNOSOM blijft officieel van kracht. Toch hoop ik dat zij tijdig kan worden aangepast, zodat ook de manschappen van Belcondet IV er nog van kunnen genieten. Door druk uit te oefenen op de functionele en hiërarchische oversten van de vredesmacht te Bosnië is Luxemburg er inmiddels in geslaagd de nieuwe verlofregeling vervroegd ingang te laten vinden. Ook België kan de toestemming vragen en zal ze wellicht bekomen. De enige voorwaarde waaraan dient te worden voldaan is dat maximum 25 % van de militairen van de Beluga-groep gelijktijdig afwezig mogen zijn. De andere detachementen putten nu voordeel uit de nagenoeg permanente aanwezigheid van de Belgen.

Het behouden van drie personeelsleden binnen de transmissie-eenheid kan wellicht volstaan. Als ik het goed heb begrepen, zal een operator door een technicus worden vervangen. Voor dit militair-technisch probleem zal het C Ops wellicht zelf een oplossing uitwerken.

Vooral voor de eerste drie problemen dring ik aan op een snelle oplossing : de samenwerking tussen Belgacom en de Bosnische PTT, het voorkeurtarief en de uniformisering van de verlofregeling.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Poncelet.

De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben bereid bij Belgacom aan te dringen op een snelle oplossing, maar de tarieven vallen volkomen onder de bevoegdheid van Belgacom.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, de hamvraag betreft uiteraard niet het akkoord van Belgacom, maar wel het budget. Wie zal de sociale tegemoetkoming betalen ? Ik ben van mening dat het departement van Landsverdediging in de vereiste middelen moet voorzien en dat Belgacom de uitgewerkte regeling vervolgens operationeel moet maken.

De minister mag geen verstoppertje spelen. Ik zou van hem graag vernemen of hij het onze soldaten mogelijk zal maken om tegen een sociaal tarief met het thuisfront te telefoneren.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.