1-145 | 1-145 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 4 DÉCEMBRE 1997 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 4 DECEMBER 1997 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.
Het woord is aan de heer Verreycken.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mevrouw de voorzitter, in Algerije woedt sinds verschillende jaren een moordende burgeroorlog waarin moslimfundamentalisten een trieste vooraanstaande rol spelen.
In Egypte werden twee weken geleden 60 tot 80 toeristen vermoord door moslimfundamentalisten.
Op een televisie-uitzending hoorde ik dat in Frankrijk een meisje door haar vader werd vermoord omdat zij de eer van haar broer zou hebben bezoedeld door de fundamentalistische moslimregels niet te volgen.
In Roubaix niet ver van hier verklaarde een moslim met politieke ambities enkele weken geleden dat hij, aangezien er in Roubaix 60 % moslims wonen, na de volgende verkiezingen de Sharia zou invoeren, dit is de fundamentalistische wet die de burgerlijke wetten ondergeschikt acht aan de godsdienstige.
In eigen land is onder meer Milli Göruz actief, een organisatie die zonder enige terughoudendheid het moslimfundamentalisme predikt.
Gaag had ik van de vice-eerste minister vernomen welke maatregelen hij neemt teneinde situaties zoals in Algerije, Egypte en Frankrijk te voorkomen.
Worden godsdienstleraars, aangewezen door ambassades uit moslimlanden, onderworpen aan een onderzoek naar hun houding tegenover de Belgische wetten ?
In hoeverre worden de militanten van Milli Göruz gevolgd bij hun activiteiten? Zal de vice-eerste minister zich in de toekomst verzetten tegen massamanifestaties van deze vereniging, waarbij in het verleden ook buitenlandse fundamentalisten aanwezig waren ?
De voorzitter. Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mevrouw de voorzitter, de vraag van de heer Verreycken is erg vaag en bestaat uit twee delen.
Het antwoord op de vraag met betrekking tot Milli Göruz is even voorstelbaar als klassiek. De lijst van te volgen organisaties wordt door de minister van Binnenlandse Zaken nooit bekendgemaakt. Ik kan deze vraag dus negatief noch positief beantwoorden. De heer Verreycken is zich ongetwijfeld bewust van deze reglementering.
Het al dan niet toestaan van massamanifestaties hangt af van de concrete omstandigheden. Volgens de wet kan de minister van Binnenlandse Zaken in sommige gevallen een manifestatie of bijeenkomst verbieden. Elk geval moet echter individueel worden onderzocht, eerst door de gemeente en daarna eventueel door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik kan op deze zeer algemene vraag dus niet antwoorden.
Wij proberen met betrekking tot het fundamentalisme wel zo goed mogelijk geďnformeerd te zijn; een aantal personen volgen dat van zeer nabij.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Verreycken voor een repliek.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mevrouw de voorzitter, ik apprecieer het antwoord van de vice-eerste minister, maar vooral mijn vraag over de godsdienstleraars had toch een diepere grond. Vorige week publiceerde Het Parool in Nederland een verklaring van een Marokkaanse voorzitter van een radiostation, die beweerde dat de islamistische godsdienstleraars de grootste bedreiging vormen omdat niemand hen kan controleren of begrijpt. Zij prediken tijdens hun lessen de Sharia, zijnde de wet van het moslimfundamentalisme die de burgerlijke wetten ondergeschikt maakt aan de godsdienstige. Zonder mij te willen mengen in gemeenschapsbevoegdheden, lijkt het mij belangrijk dat wij op één of andere wijze het fundamentalisme aanpakken waar het te vinden is, bijvoorbeeld door te controleren wat leraars vertellen aan hun leerlingen. Overleg met de gemeenschapsministers is hier natuurlijk aangewezen. Mijn inleiding over de situaties in de buurlanden doet mij erop aandringen dat wij ten minste voorbereid moeten zijn en moeten weten dat dergelijke zaken ook bij ons kunnen gebeuren, indien wij hiertegen niet tijdig een dam opwerpen.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.