5-124 | 5-124 |
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA), corapporteur. - Het wetsontwerp werd oorspronkelijk op 1 juli 2013 door de heer Olivier Henry c.s. in de Kamer van volksvertegenwoordigers als wetsvoorstel ingediend. Het werd op 17 juli 2013 door de plenaire vergadering aangenomen en op 18 juli 2013 overgezonden aan de Senaat, die het nog dezelfde dag geëvoceerd heeft.
De commissie heeft het wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 5 november 2013.
In de inleidende uiteenzetting zei de minister van Ontwikkelingssamenwerking, de heer Labille, dat het wetsontwerp de regering uit de nood helpt aangezien het een sterkere wettelijke basis biedt aan de verschillende uitvoeringsbesluiten van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, in het bijzonder wat de subsidiëring van de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking en de humanitaire hulp betreft.
In het algemeen rechtvaardigt het ontwerp de draagwijdte van de algemene uitvoerende macht van de regering en waarborgt het de wettelijkheid van de besluiten die worden voorbereid.
Volgens de Raad van State bevatten de bepalingen van de wet van 19 maart 2013 geen voldoende nauwkeurige machtigingen om als grondslag te dienen voor de besluiten die de regering wil treffen om het subsidiëringsstelsel van de verschillende actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking te organiseren.
Volgens de minister vormt het voorliggend wetsontwerp een versteviging van de wettelijke basis van het koninklijk besluit met betrekking tot de subsidiëring van de programma's en projecten van de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking en van het koninklijk besluit met betrekking tot de humanitaire hulp.
Tijdens de algemene bespreking merkte ik zelf op dat we te maken hebben met een reparatiewet. Ze bewijst het slechte wetgevende werk van de vorige minister, de heer Magnette, die nog snel een wet betreffende de ontwikkelingssamenwerking op zijn palmares wilde schrijven.
Het huidige wetsontwerp moet de gebreken van de wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking van 19 maart 2013 verhelpen, vooral wat de financiering van de ngo's betreft. Ik verwees in dat verband naar mijn amendement nr. 26 op het wetsontwerp betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot de criteria voor erkenning van ngo's. Dat amendement werd destijds weggelachen en werd door de regerende meerderheid verworpen omdat ze verkoos de criteria in een koninklijk besluit vast te leggen. De heer Anciaux was mijn amendement toen nochtans genegen, maar zijn politieke kleur dwong hem om het af te keuren.
In het voorliggende wetsontwerp zijn die criteria wel gedeeltelijk opgenomen, maar door een gebrek aan transparantie wordt de politieke en ideologische verzuiling alleen maar versterkt.
Ik merkte ook op dat de ontwikkelingseducatie in het wetontwerp wordt verankerd, wat een schending betekent van het Lambermontakkoord van 2000, dat de overheveling van onderwijs en ontwikkelingssamenwerking naar de deelstaten bevat.
Er waren ook nog korte opmerkingen van de heer Hellings, mevrouw Douifi en mevrouw Zrihen.
Mevrouw Arena heeft een amendement ingediend, dat door mevrouw Zrihen werd toegelicht. Het amendement werd aangenomen met negen stemmen bij één onthouding.
Het aldus geamendeerde wetsontwerp werd aangenomen met negen stemmen bij één onthouding, afkomstig van de N-VA-fractie. Bij de stemming in de plenaire vergadering zal de N-VA-fractie zich eveneens onthouden.
Mme Olga Zrihen (PS), corapporteuse. - Ce projet de loi s'inscrit dans une procédure d'évocation et vise à préciser une partie de la loi du 19 mars 2013 relative à la Coopération au développement. On y a introduit des règles relatives aux subventions octroyées aux différents acteurs de ce secteur.
Adopté en commission des Relations extérieures du Sénat lors de sa réunion du 5 novembre dernier par neuf voix et une abstention, il remplace certaines habilitations trop láches par des conditions d'octroi d'agréments et de subventions pour les acteurs de la coopération non gouvernementale. Il donne donc un cadre légal aux arrêtés qui seront pris en exécution de la loi du 19 mars 2013, offrant ainsi une garantie d'objectivité, de continuité et de transparence.
Le chapitre 6 consacré à la coopération non gouvernementale a été revu, l'objectif étant d'y inscrire le régime juridique applicable aux subventions pouvant être attribuées aux différents acteurs.
De même, en matière d'aide humanitaire, les articles 29 et 30 prévoient désormais les bénéficiaires des subventions, les activités subventionnées et les conditions de subvention des programmes, projets et contributions.
Ce projet, qui répond notamment à un avis du Conseil d'État, est tout à fait dans l'intérêt de l'ensemble des acteurs et en particulier des ONG. Il en renforcera l'efficacité et la professionnalisation. Il vise aussi à favoriser les complémentarités et les synergies.
De même, ce projet permet d'identifier dans la loi les organisations et les activités bénéficiaires des subventions en matière d'aide et d'y prévoir les conditions d'octroi de subventions pour les programmes et projets.
Au cours de la discussion, Mme Vermeulen a notamment souligné que l'éducation ne devrait pas être une thématique abordée par le projet relatif à la Coopération au développement, dans la mesure où ce serait contraire aux accords du Lambermont.
Par contre, M. Hellings a fait part de sa préoccupation concernant le financement des coupoles, préoccupation rencontrée par le biais de l'amendement no 1 de Mme Arena et consorts.
Mme Douifi s'est enquise de la procédure de révision de l'arrêté royal du 19 novembre 1996 relatif à l'aide d'urgence. Le ministre a répondu que cette révision était en préparation, notamment au travers d'une concertation avec les ONG.
Au nom du groupe socialiste, j'ai insisté sur le fait que le présent projet de loi s'inscrivait dans une volonté de mettre en oeuvre un dispositif efficace de l'aide belge pour le développement et qui va dans le sens d'une plus grande professionnalisation du secteur, une fois encore en favorisant des synergies, même à travers la concentration géographique.
Le projet qui vous a été présenté a donc pour objectif de moderniser cette politique de coopération, d'en améliorer les performances, l'efficacité, la continuité et la transparence. J'espère que nous pourrons largement le soutenir aujourd'hui, en séance plénière.
-La discussion générale est close.