5-219COM | 5-219COM |
M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Mijn eerste vraag gaat over de MiFID-vragenlijst.
Uit het antwoord van de toenmalige minister van Financiën, Didier Reynders, op een parlementaire vraag van 2008 van Kamerlid François-Xavier de Donnea, blijkt dat de fiscus in het kader van de invordering bij de bankinstellingen inzage kan vorderen van de vragenlijst die ze ter uitvoering van de MiFID-richtlijn aan hun cliënten moeten voorleggen. Met andere woorden, de fiscus kan vorderen dat hem inlichtingen worden verstrekt met betrekking tot de omvang van het vermogen van deze cliënten.
Aangezien de MiFID-richtlijn op 1 november 2007 van kracht werd en het fiscale bankgeheim in de inkomstenbelastingen werd versoepeld, had ik graag het volgende vernomen.
Hoeveel keer hebben de ambtenaren belast met de invordering van de inkomstenbelastingen en de btw, gebruik gemaakt van de mogelijkheid de door de cliënt beantwoorde MiFID-vragenlijst op te vragen?
Kunnen de ontvangers van de successierechten in het kader van een bankonderzoek de door de cliënt beantwoorde MiFID-vragenlijst opvragen?
Gebeurt dat systematisch in het kader van een bankonderzoek? Zo ja, hoeveel keer hebben de ontvangers de afgelopen vijf jaar van die bevoegdheid gebruik gemaakt?
Mogen of moeten de ontvangers van de inkomstenbelastingen en de btw de gegevens met betrekking tot de MiFID-vragenlijst spontaan aan de collega's van de taxatiediensten bezorgen?
Kunnen, in het kader van de vestiging van de inkomstenbelastingen en de heffing van de btw, de gegevens met betrekking tot de MiFID-vragenlijst door de taxatieambtenaren worden opgevraagd bij de bevoegde ontvangers inzake inkomstenbelastingen, btw en successierechten?
Mijn tweede vraag gaat over de verschillende aanpak van de MiFID-beleggersprofielen door de banken.
Uit een onderzoek van De Tijd, gepubliceerd op 16 maart jongstleden, blijkt dat het risicoprofiel van de beleggers een terugkeer naar de beurs in de weg staat.
Het gros van de Belgen mag, wegens hun risicoprofiel, niet in individuele aandelen beleggen. Uit het onderzoek blijkt dat de Belgen voorzichtige beleggers zijn, wat op zich niet verkeerd is. Merkwaardig is wel dat het percentage van het cliënteel dat in aandelen mag beleggen sterk uiteenloopt.
Voor AXA gaat het om 0,1%, voor KBC om 0,5%, voor Belfius om 22,0%, voor BNP Paribas Fortis om 37,9% en voor ING om 91,3%. Dat roept toch vragen op.
Beschikt de minister zelf over deze cijfers? Zo ja, bevestigen die de bovenstaande mini-bevraging door De Tijd?
Heeft de minister een verklaring voor de grote verschillen tussen de banken onderling? Het lijkt me vrij onwaarschijnlijk dat het cliënteel van KBC zo verschillend is van dat van ING.
Zijn er cijfers beschikbaar over het aantal bankklanten die nog geen beleggersprofiel hebben en het aantal bankklanten met meer dan één beleggersprofiel?
Zijn er cijfers beschikbaar over klanten die hun beleggersprofiel aanpassen uit eigen beweging dan wel op vraag van de financiële instelling?
Hoe gaat dat in zijn werk voor internetbanken?
Welke controle wordt door de FSMA uitgeoefend op deze beleggersprofielen?
Zijn er plannen om enige structuur te brengen in de verschillende begrippen en categorieën die de banken hanteren, of moeten we niet evolueren naar één beleggersprofiel dat geldt voor alle Belgische financiële instellingen?
De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Op de eerste vraag heb ik al een schriftelijk antwoord gegeven.
Niettemin wil ik benadrukken dat de met de invordering belaste ambtenaar de door een cliënt ingevulde MiFID-vragenlijst bij een bankinstelling zou kunnen opvragen. We hebben geen gegevens over dergelijke verzoeken bijgehouden. Ook de door een overledene beantwoorde MiFID-vragenlijst zou kunnen worden opgevraagd. Ook hierover zijn geen cijfers beschikbaar; wel is het zo dat dit slechts zeer sporadisch gebeurt.
Ten slotte moet de taxatieambtenaar die inlichtingen vraagt in het kader van de vestiging of invordering van een bepaalde belasting er steeds voor zorgen dat hij handelt binnen de onderzoeksbevoegdheden van de voor die belasting toepasselijke specifieke wetgeving. De betrokken ambtenaar mag de grenzen van zijn bevoegdheid met andere woorden niet overschrijden, want dat zou machtsoverschrijding zijn.
Wat de tweede vraag betreft, heb ik net als mevrouw Maes kennis genomen van het artikel in De Tijd. Ik heb de FSMA om toelichting gevraagd.
Algemeen kan worden gesteld dat de bewering dat het risicoprofiel van de beleggers de terugkeer naar de beurs in de weg staat, moet worden genuanceerd. Cliënten kunnen steeds op eigen initiatief beslissen om in aandelen te beleggen. Banken zijn niet verplicht om voor dergelijke verrichtingen een beleggingsprofiel op te stellen. Ze zijn daartoe enkel verplicht als de verrichting gebeurt op initiatief van de bank zelf, desgevallend in het kader van een beleggingsadviescontract of een vermogensbeheercontract. Sommige banken geven er de voorkeur aan om aandelenfondsen aan te bieden, eerder dan individuele aandelen.
Het is moeilijk om de door De Tijd geciteerde cijfers te bevestigen aangezien het om een korte bevraging van een journalist gaat en we niet weten hoe de vraag werd gesteld, aan wie ze werd gesteld, op welk segment van het cliënteel ze betrekking had en in het kader van welke dienstverlening. Er is geen systematische rapportering over individuele samenstelling van de cliënten portefeuilles en de door De Tijd geciteerde cijfers kunnen dus niet worden bevestigd.
Zoals eerder gezegd is een beleggersprofiel niet verplicht wanneer de cliënt op eigen initiatief in aandelen wenst te beleggen. Er is geen systematische rapportering over beleggersprofielen en er zijn dus geen cijfers beschikbaar over hoeveel cliënten geen beleggersprofiel hebben.
Het is mogelijk dat cliënten meerdere profielen hebben. Ze kunnen immers diverse doelstellingen nastreven voor de onderscheiden portefeuilles die ze aanhouden. Zoals eerder gezegd is er geen systematische rapportering over beleggersprofielen en zijn er dus ook geen cijfers beschikbaar over hoeveel cliënten meerdere beleggersprofielen hebben.
De opmaak van het profiel is de exclusieve verantwoordelijkheid van de bank, die dit moet doen op basis van de informatie die ze bij de cliënt inwint. Aanpassingen van de beleggersprofielen zijn mogelijk, maar moeten volgens dit principe gebeuren. Een bank moet dus zelf voldoende toezicht houden op de aanpassingen van de profielen. Dat is zeker het geval voor de internetbanken, waar de cliënten een profiel online kunnen aanmaken zonder fysieke controle door de betrokken bank zelf. Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal cliënten die hun beleggersprofiel aanpassen.
De FSMA oefent op diverse manieren toezicht uit op de naleving van de MiFID-regels. In het kader van de vergunningsaanvragen controleert ze de aangepastheid van de procedures en de voorgenomen organisatie van de betrokken instelling. Indien het een bank betreft, is de NBB verantwoordelijk voor de toekenning van die vergunning; zij kan de FSMA ter zake om een advies vragen. Verder zal de FSMA vanaf dit jaar een specifieke rapportering ontvangen van de gereglementeerde ondernemingen, waardoor zij een beter zicht zal krijgen op de aangeboden beleggingsdiensten, de betrokken cliënten, hun beleggersprofielen, de performance van de portefeuilles, de partijen met wie ze samenwerken, enzovoort. Tot slot voert de FSMA specifieke inspecties uit op de MiFID-verplichtingen. In dit kader zullen in 2013 specifieke inspecties worden uitgevoerd op de naleving van de zorgplicht, met inbegrip van de opmaak van de beleggersprofielen.
De Europese richtlijn bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor de opmaak van het beleggersprofiel bij de gereglementeerde ondernemingen zelf ligt. Noch de Belgische wetgever, noch de Belgische toezichthouder kan een geüniformeerd beleggersprofiel opleggen. Dat druist immers in tegen MiFID-richtlijn die de lidstaten verbiedt om in hun wetgeving strengere normen te hanteren en op die manier het beginsel van de eengemaakte markt te ondergraven. Dit wordt het verbod van `gold-plating' genoemd.
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Mijn vragen zijn ingegeven door het idee dat de MiFID-richtlijn ertoe strekt de belegger te beschermen. Het feit dat het document door de fiscus voor een controle kan worden opgevraagd, zet sommige cliënten er blijkbaar toe aan de vragenlijst niet correct in te vullen. Hierdoor gaat het beschermingsaspect toch wat verloren. Vandaar ook mijn tweede vraag.
Ik heb echter begrepen dat de MiFID-richtlijn ter zake weinig bewegingsruimte laat. Ik blijf dan ook een beetje op mijn honger.