5-59

5-59

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 10 MAI 2012 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Filip Dewinter à la ministre de la Justice sur «la mise hors-la-loi de Sharia4Belgium» (no 5-550)

De heer Filip Dewinter (VB). - Belkacem, alias Abu Imran, de woordvoerder van Sharia4Belgium, is vorige week opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar effectief, en een geldboete, wegens belaging en het aanzetten tot haat tegenover niet-moslims.

In het verleden heeft de minister daarover al merkwaardige uitspraken gedaan. Naar aanleiding van een vraag van collega Logghe stelde ze dat ze zou laten onderzoeken of de mogelijkheid bestaat om, op basis van artikel 23, §1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, de nationaliteit van de betrokkene af te nemen. Op 10 februari 2012 vroeg ze de Antwerpse procureur-generaal bij het hof van beroep naar zijn standpunt hierover. Heeft de minister al een antwoord gekregen op die vraag? Zo ja, wat is de inhoud ervan?

Op 18 april kondigde de minister een voorontwerp van wet aan die het mogelijk moet maken om organisaties die aanzetten tot terroristische activiteiten, buiten te wet te plaatsen. Hoever staat het daarmee? Gisteren werd immers weer een filmpje op het internet gepost met bedreigingen aan het adres van onze fractieleidster. Ooit loopt dit fout af en voegen mensen de daad bij het woord, zoals in Frankrijk gebeurde. Welke initiatieven en concrete maatregelen kan ze in dit verband nemen, zeker nu de correctionele rechtbank in Antwerpen, de stad die de minister na aan het hart ligt, vorige week een gerechtelijke veroordeling heeft uitgesproken?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Belkacem werd op 4 mei bij verstek veroordeeld tot 2 jaar cel en een geldboete. Hij heeft verzet aangetekend en de straf werd bevestigd.

Het parket-generaal van Antwerpen zal, nadat de beroepstermijn verstreken is, kunnen oordelen of er voldoende elementen aanwezig zijn om te kunnen overgaan tot een procedure van vervallenverklaring van de nationaliteit van betrokkene en ik heb ook duidelijk gezegd dat ik dat initiatief zal steunen.

De beroepstermijn dient dus te worden afgewacht alsook de eventuele behandeling in hoger beroep.

Ter voorbereiding van de afname van nationaliteit vraagt de procureur-generaal van Antwerpen alle informatie op over diverse andere vonnissen en over een vonnis in Marokko, waar de betrokkene tot zes jaar is veroordeeld voor handel in verdovende middelen.

Het grondwettelijke beginsel van de vrijheid van vereniging is terecht een fundamenteel principe in onze Belgische democratische rechtsstaat. Dat wordt door niemand in twijfel getrokken. Toch is het voor onze samenleving onaanvaardbaar dat er organisaties zijn die met hun standpunten, discours en acties systematisch onze fundamentele vrijheden bestrijden en willen uithollen, onder meer door het oproepen tot of suggereren van het gebruik van geweld. Het huidige wettelijke arsenaal kan de burgers evenwel niet afdoende beschermen tegen dergelijke initiatieven. Wetgevend werk is op dit terrein dus wenselijk. Ik wijs erop dat het verbod op een organisatie ook kan dienen als leidsnoer voor bijvoorbeeld opvoeders en betrokkenen in het maatschappelijke veld.

Gelet op het gevoelige karakter van deze discussie en de moeilijke zoektocht naar een evenwichtige balans tussen het efficiënt aanpakken van extremistische organisaties en het respecteren en vrijwaren van onze fundamentele rechten en vrijheden, kunnen we niet over één nacht ijs gaan.

Om in overeenstemming te zijn met bepaalde internationale en Europese verplichtingen wordt in de regering een voorontwerp van wet besproken tot strafbaarstelling van bepaalde handelingen die tot het plegen van terroristische misdrijven kunnen leiden.

Dat zal het geval zijn voor misdrijven in verband met terroristische activiteiten, zoals het openbaar aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven, de rekrutering en de opleiding van terroristen.

Voorts gaat mijn administratie na op welke wijze deze problematiek in de ons omringende landen wordt benaderd.

De heer Filip Dewinter (VB). - Ik dank de minister voor haar antwoord, hoewel ze niet veel toegevoegd heeft aan wat ze in het verleden al heeft verklaard. Het wordt dus wachten op verdere initiatieven. Soms krijg ik daardoor de indruk dat de heer Belkacem in ons land een beschermde status geniet. In 2008 vroeg Marokko al zijn uitlevering om hem daar een gevangenisstraf te laten uitzitten van zes jaar wegens drugshandel. België levert geen Belgen uit. Mochten we dat wat meer doen, dan zouden onze gevangenissen wat minder vol zitten.

Het gevolg is dat dergelijke mensen denken dat ze hier straffeloos hun ding kunnen doen. Dat is in het verleden herhaaldelijk gebleken wanneer ze juichend en `Allahu akbar' roepend de rechtszaal verlieten, de spot drijvend met onze lakse justitie en met de bijzonder hoffelijke manier waarop ze worden behandeld.

Het zou anders moeten, maar helaas is dat niet zo.