4-49 | 4-49 |
De heer Jurgen Ceder (VB). - Volgens een zopas vrijgegeven studie van de criminologen De Ruyver en Fijnaut lijkt het erop dat het huidige gedoogbeleid rond cannabis in zijn voegen kraakt. In geen enkel ander grensgebied binnen de Europese Unie zijn de problemen van drugsgerelateerde criminaliteit zo manifest als in de Euregio Maas-Rijn. Gouverneur Stevaert, die het gedoogbeleid altijd heeft verdedigd, stelt samen met de onderzoekers vast dat tot 70% van de criminaliteit in de regio te maken heeft met drugs en dat de hele regio in een criminele sfeer zit. Het bestaan van coffeeshops, die de legale van de illegale drugs moesten onderscheiden, heeft ertoe geleid dat sommige noordelijke arrondissementen de voorbije jaren overspoeld werden door cannabisplantages, dat er tientallen drugslaboratoria opduiken en dat er een fikse groei kan worden vastgesteld van het aantal drugsrunners en drugspanden, die deel uitmaken van criminele netwerken die reiken tot in Rotterdam. Bovendien gaat het hier paradoxaal genoeg niet alleen over de handel in cannabis, maar ook over cocaïne en heroïne. Zo valt het de onderzoekers op dat in steden als Tienen, Sint-Truiden en Diest berichten de ronde doen dat vele honderden jongeren verslaafd zouden zijn geraakt aan heroïne en dat ze allemaal bevoorraad zouden worden door Turkse, Marokkaanse en Nederlandse dealers. De problemen in dat landsgedeelte worden in het rapport ronduit ernstig genoemd en sommige gesprekspartners in het onderzoek spreken van een regelrechte noodsituatie. Zo zouden al tal van die criminele netwerken diep ingebed zitten in reguliere sectoren van onze economie.
De onderzoekers leggen voor een stuk de verantwoordelijkheid bij de coffeeshops en het gebrek aan beleid in Nederland, maar evenzeer bij het beleid in de hele Euregio Maas-Rijn. Zo concludeert men dat de betrokken autoriteiten van de drie landsgedeelten er nooit echt in geslaagd zijn het probleem gezamenlijk aan te pakken. De situatie is aldus onbeheersbaar geworden. Voor een deel heeft dat te maken met de `soms scherpe meningsverschillen over het beleid dat kan of moet gevoerd worden ten aanzien van de drugsproblematiek', waardoor het voeren van een gezamenlijk beleid ernstig werd bemoeilijkt.
De onderzoekers sparen ook het Belgische beleid niet en menen dat ons land aan de hand van een diep uitgewerkt actieplan bijkomende maatregelen moet nemen om deze ernstige problematiek het hoofd te bieden. Dit impliceert de oprichting van een gemeenschappelijke actie met recherches van de zonale en de federale politie, zodat meer diepgaande strafrechtelijke onderzoeken kunnen worden gevoerd, het betrekken van een tiental gespecialiseerde politiemensen om criminele groeperingen te traceren, de versterking van kleinere politiekorpsen met naar schatting twintig mensen om weerstand te kunnen bieden aan de drugsgerelateerde problemen en het opmaken van gezamenlijke actieplannen waarbij verschillende gemeenten en gerechtelijke arrondissementen betrokken worden.
De auteurs van het rapport lijken tussen de regels door ons land te willen waarschuwen om niet al te lang te talmen met maatregelen: zodra Nederlands Zuid-Limburg de drugsproblematiek op grote schaal gaat bestrijden, en daar lijkt het op, zal rekening moeten worden gehouden met een verplaatsingsdynamiek, waaraan kleinere gemeenten en arrondissementen in ons land ten prooi kunnen vallen en op slag geconfronteerd kunnen worden met zware drugsproblemen. Tot slot moet dit actieplan ook nagaan hoe op wetgevend vlak de strijd tegen drugs kan worden opgevoerd. Gouverneur Stevaert, die mede de studie heeft aangevraagd, stelt dat de bal nu in het kamp van de ministers ligt.
Welke conclusies koppelen de ministers aan dit rapport? Zien ze hierin een aanleiding om het gedoogbeleid inzake cannabis te herzien? Zo ja, in welke zin?
In hoeverre volgen zij de onderzoekers wanneer wordt gesproken van ronduit ernstige drugsproblemen aan de Belgische zijde van deze Euregio?
In welke mate zijn de ministers van plan de beleidsaanbevelingen in dit plan op te volgen? Hoe zullen ze tewerk gaan en binnen welke termijn?
De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - Het rapport van de professoren De Ruyver en Fijnaut werd voorgesteld op een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Euregio waarop ook een van mijn medewerkers aanwezig was.
Het rapport wordt nu grondig bestudeerd door collega Vandeurzen en mijzelf. Ik wens niet vooruit te lopen op alle conclusies. Ik stel alleen vast dat ook academici hun mening soms moeten bijstellen. Na de zachte aanpak pleiten ze nu uiteindelijk ook voor een meer repressief beleid.
Eind november vindt een Beneluxoverleg plaats waarop het rapport zal worden voorgesteld. Dat is dan ook het geschikte gremium om van gedachten te wisselen met onze Nederlandse en Luxemburgse collega's. Op termijn dringt een Euregionale aanpak zich op. Ook het Duitse Noordrijn-Westfalen moet daarbij dan worden betrokken.
Ik stel ook vast dat burgemeester Leers van Maastricht met zijn standpunt steeds meer geïsoleerd staat, ook in Nederland zelf. De Nederlandse politici verlaten steeds meer het pad van het gedoogbeleid en de coffeeshops. In het Nederlandse regeerakkoord was al een signaal in die richting gegeven. Heel wat Nederlandse burgemeesters, waaronder die van Terneuzen, sluiten de coffeeshops in hun gemeente. Zelfs burgemeester Leers had het ooit over zeven of acht shops, maar spreekt nu nog maar over één shop. Zelfs één coffeeshop is er voor mij nog altijd een te veel. We beschikken over politieke, diplomatieke en zelfs juridische instrumenten om dat aan te vechten. We hebben die instrumenten in het verleden ook gebruikt, maar blijkbaar is de burgemeester `hardleers'. Hij heeft zijn oorspronkelijke plannen hoe dan ook al drastisch teruggeschroefd.
Op 3 december zal ik mijn Nederlandse collega, bevoegd voor Binnenlandse Zaken, duidelijk meedelen dat de Belgische regering en de burgemeesters van de Belgische grensgemeenten die shops niet beschouwen als daden van goed nabuurschap en dat we de Schengenovereenkomsten kunnen inroepen om ons hiertegen juridisch te verzetten. Tot op heden hebben we die ultieme stap nog niet gezet omdat we altijd voor politiek overleg hebben gekozen.
De lokale politiekorpsen uit de grensgemeenten spelen volop hun rol. In de provincie Limburg zijn verleden jaar meer dan tachtig gemengde patrouilles met de Nederlandse politie de baan opgegaan. Ook waren er ongeveer zestig gecoördineerde acties waarbij naast Nederlandse politieagenten ook Luxemburgse en Franse collega's meededen. De grensoverschrijdende politiesamenwerking werkt dus wel degelijk.
Ook werden 35 federale politieagenten ondergebracht in het interventiekorps in Limburg. We stellen evenwel vast dat dit korps hoofdzakelijk opereert vanuit de lokale politiezones, terwijl ik meen dat ze beter voor bepaalde prioriteiten van het veiligheidsplan zouden kunnen worden ingezet, zoals de aanpak van de drugscriminaliteit.
Het is tevens belangrijk dat de federale politie op geregelde tijdstippen bijstand verleent bij de zogenaamde Full Integrated Police Actions. Tijdens dergelijke acties worden op initiatief van de DirCo's gedurende een nacht of een aantal nachten controles gedaan; de federale politie levert hierbij indien nodig extra mensen, voertuigen, honden, helikopters. Dergelijke acties zijn succesvol.
Het is mijn bedoelding om het team van dertig mensen van de algemene reserve die werden opgeleid om de bewijsteams bij te staan voor de administratieve verwerking van de processen-verbaal die naar aanleiding van dergelijke acties worden opgesteld, volgend jaar uit te breiden tot zestig mensen. De lokale korpsen doen immers heel wat politieacties. Hierbij worden veel processen-verbaal opgesteld die allemaal administratief moeten worden verwerkt. De kwaliteit van die processen-verbaal is zeer belangrijk om justitie in staat te stellen zeer kort op de bal te spelen en onmiddellijk tot vervolgingen over te gaan. De verwerking van de politiële gegevens in kwalitatief hoogstaande processen-verbaal is dus zeer belangrijk.
Ik zal ook antwoorden namens minister Vandeurzen. Hij staat voor een lik-op-stukbeleid op het vlak van justitie en wil snel ingrijpen tegen wie overlast bezorgt, onder meer door inbeslagname van voertuigen en boetes. De parketten van Luik, Verviers, Tongeren en Hasselt en hun politiediensten krijgen daarover een sensibiliserende briefing. De samenwerking tussen het federaal parket en het Nederlands landelijk parket moet leiden tot het oprollen van de criminele netwerken en het droogleggen van de financiële stromen.
Wat de situatie in Maastricht betreft, stelt minister Vandeurzen vast dat een poging wordt gedaan om unilaterale spreidingsplannen door te drukken. Hij steunt de Belgische en Nederlandse burgemeesters in hun verzet daartegen. Het idee van de coffeecorner stemt volgens hem niet overeen met een van de belangrijkste conclusies uit het rapport van de professoren, namelijk dat het Nederlandse gedoogbeleid met betrekking tot de coffeeshops heeft gefaald en heeft geleid tot een onbeheersbare situatie. Wat legaal in een coffeeshop wordt verkocht, komt illegaal binnen via de achterdeur en is het resultaat van cannabisplantages en dergelijke, wat grote criminelen aantrekt en overlast bezorgt.
De heer Jurgen Ceder (VB). - Als ik de minister goed heb begrepen, heeft hij tussen de regels door laten verstaan dat bij de academici een verschuiving in de geesten valt op te merken met betrekking tot tolerantie bij drugsgebruik, drugsverkoop en dergelijke. Dat is ongetwijfeld juist, maar in de Belgische politiek doet zich eenzelfde verschuiving voor op het vlak van de aanpak van drugs, getuige hiervan het antwoord van de minister.