3-152

3-152

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 23 FÉVRIER 2006 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Hugo Vandenberghe à la vice-première ministre et ministre du Budget et de la Protection de la consommation et au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique Scientifique sur «le service de mobilité bancaire» (nº 3-1392)

Mme la présidente. - M. Hervé Jamar, secrétaire d'État à la Modernisation des finances et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances, répondra.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Uit recente cijfers blijkt dat amper een paar honderd klanten gebruik hebben gemaakt van de verhuisdienst van de banken die op 1 oktober 2004 van start ging. De verhuisdienst vloeit voort uit een akkoord met de banksector. Volgens het akkoord mogen consumenten niet ontmoedigd worden door de praktische rompslomp als ze van bank veranderen.

Het geringe succes van de verhuisdienst van banken zou voor een deel kunnen worden verklaard door het feit dat de consument zeer tevreden is over zijn bank. Dat blijkt ook uit een tevredenheidsenquête uitgevoerd door Test-Aankoop in maart 2005.

Dat de dienst niet aanslaat, zou echter ook te wijten kunnen zijn aan het geringe gebruiksgemak. Niet de bank, maar de klant zelf moet het werk doen. Het persoonlijke verhuisdossier is niet meer dan een uitgebreide checklist die de klant als huiswerk meekrijgt, aangevuld met een map praktische richtlijnen. De klant moet daarenboven zijn `oude' bank op de hoogte brengen van zijn nieuwe rekeningnummer.

In Nederland kent het systeem meer succes. In 2005 maakten 65.000 particulieren gebruik van de interbancaire overstapservice.

Welke conclusies trekt de minister uit de cijfergegevens aangaande het beperkte gebruik van de verhuisdienst van de banken?

Acht de minister het wenselijk om het huidige systeem aan te passen en gebruiksvriendelijker te maken?

Indien dit het geval is, binnen welke termijn zullen dan effectief maatregelen genomen worden?

Zijn er meer exacte statistische gegevens beschikbaar over het gebruik van de verhuisdienst van de banken sedert oktober 2004?

De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - Ik lees het antwoord van de minister van Economie.

Een van de zes punten van het herenakkoord was het bevorderen van de mobiliteit van de klanten door het vereenvoudigen van de administratieve lasten en een transparant en redelijk prijsniveau te hanteren. De concrete uitvoering van dat punt maakte geen deel uit van het akkoord zelf.

Overeenkomstig het akkoord voerde de banksector een verhuisdienst in, die operationeel is sinds oktober 2004. Deze verhuisdienst bestaat hoofdzakelijk uit praktische richtlijnen, een checklist, een limitatieve lijst van openstaande opdrachten tot domiciliëring en permanente opdrachten.

De klant vraagt zijn persoonlijk bankverhuisdossier aan bij zijn vroegere bank en stapt ermee naar zijn nieuwe bank. De betalingsopdrachten worden niet automatisch doorgegeven aan de nieuwe bank, zoals gebruikelijk is in Nederland. Dat element kan inderdaad wegen op het succes.

Volgens Febelfin zou een systeem zoals in Nederland in België niet nodig zijn, omdat bij ons in tegenstelling tot in Nederland het systeem van incasso's niet bestaat. In dat systeem weet de bank niet wie de klant machtigt om zijn rekening te debiteren. In België weet de bank precies ten gunste van wie er domiciliëringen en permanente opdrachten uitstaan en kan ze de klant er een lijst van bezorgen.

Op grond van meer gedetailleerde gegevens over de mobiliteit van bankklanten en over de werking van de bankverhuisdienst moeten we onderzoeken of extra maatregelen moeten worden genomen in overleg met de minister van Consumentenzaken die het herenakkoord heeft medeondertekend.

In Europese context moeten we ook rekening houden met de richtlijn over het nieuw rechtskader voor betalingen in de interne markt. Die richtlijn beoogt de eenvormigheid van de regels inzake het aanbieden van betalingsdiensten in Europa, de bescherming van de consument en een billijke regelgeving voor de concurrentie tussen de banken en andere betalingsdienstenverleners. Artikel 34 van die richtlijn voorziet in de mogelijkheid om een rekening kosteloos af te sluiten. Over dat principe bestaat eensgezindheid. Consumenten genieten zodoende een grotere mobiliteit.

De overheid beschikt niet over verdere cijfergegevens.