2-284

2-284

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 AVRIL 2003 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Michiel Maertens au premier ministre sur «l'interprétation de l'accord bilatéral du 19 juillet 1971 conclu dans le cadre de l'OTAN» (nº 2-999)

Demande d'explications de M. Josy Dubié au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «le transit et le survol de la Belgique par des forces impliquées dans la guerre en Irak» (nº 2-1000)

Demande d'explications de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «le groupe de travail technique relatif aux transports d'armes» (nº 2-1006)

M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Er is de voorbije weken al veel verteld over het bilateraal akkoord van 16 juli 1971. De interpretatie van dit akkoord is één van de moeilijkste discussies die ik ooit heb meegemaakt. Met dit akkoord komt men immers op basis van dezelfde premissen tot totaal tegenstrijdige conclusies en dit vraagt om een oplossing.

Met het uitgangspunt van de regering, pacta sunt servanda, heeft niemand problemen. Deze zin werd hier al duizenden keer uitgesproken, maar zelden in haar oorspronkelijke vorm uit de zesde-eeuwse Pandectæ van Justinianus, waarin de Romeinse senator Gaius schreef: Pacta conventa, quae neque contra leges neque dolo malo inita sunt, omnimodo observanda sunt. Daarin staat dus neque contra leges en neque dolo malo, en vooral deze termen zijn in dit debat relevant.

De regering heeft volkomen gelijk als ze beweert dat we, als we de internationale rechtsorde bepleiten, we die rechtsorde zelf moeten respecteren. Maar dan moet ze er wel aan toevoegen dat dit uiteraard niet contra leges en niet dolo malo mag zijn. En dat is het jammer genoeg nu wel. Ik zal dat ook bewijzen.

De internationale rechtsleer bepaalt trouwens dat verdragen op unilaterale basis kunnen worden ontbonden, onder andere bij het in gebreke blijven van een contractant, hier de VS. In algemene zin twijfelt de regering daar niet aan, maar in juridische zin wel. Ze beweert immers dat ze niet anders kan dan het verdrag naleven.

En dat is nu net het punt. De VS zitten juridisch volkomen fout met hun aanval op Irak, die niet door de VN wordt gedekt en ook niet door artikel 5 van het NAVO-verdrag, waarop Robertson zich ten onrechte beroept. De aanval tegen Irak gebeurt immers noch in het VN- noch in het NAVO-kader. Er is geen bewijsbaar verband met de War on Terrorism die op 12 september 2001 werd afgekondigd. De aanval op de Twin Towers gebeurde immers niet door Irak. De aanval op Irak wordt ook niet door België gesteund.

De VS zijn door hun illegale opstelling zelf de oorzaak van de niet-toepasbaarheid van het verdrag van 1971! Dat is dolo malo. Ook uit de verdragen waarbij het verdrag van 1971 aansluit, blijkt dat de interpretatie van de regering niet klopt. Dat ze dus contra leges is.

Als we ervan uitgaan dat het verdrag van 1971 wel van toepassing kan zijn, dan moet ik de vice-eerste minister wijzen op artikel 102 van het VN-Handvest: "Elk verdrag en elke internationale overeenkomst, gesloten door een lid van de VN nadat dit Handvest in werking is getreden, wordt zo spoedig mogelijk geregistreerd bij en gepubliceerd door het secretariaat." Quod non. De geheimhouding inzake militaire veiligheid speelt uiteraard een rol. Dat verandert in deze situatie het VN-Handvest echter niet.

In artikel 102 staat voorts: "Een partij bij zulk verdrag of internationale overeenkomst die niet is geregistreerd overeenkomstig het in het eerste lid van dit artikel bepaalde, mag zich niet tegenover enig orgaan van de VN op dat verdrag of die overeenkomst beroepen."

Daarnaast lezen we in artikel 103: "In geval van strijdigheid tussen de verplichtingen van de leden van de VN krachtens dit Handvest en hun verplichtingen krachtens andere internatonale overeenkomsten, hebben hun verplichtingen krachtens dit Handvest voorrang."

Dat wordt ook erkend door artikel 1 van het NAVO-verdrag, waarvan het verdrag van 1971 is afgeleid, en volgens hetwelk "The Parties undertake, as set forth in the Charter of the United Nations, to settle any international dispute in which they may be involved by peaceful means in such a manner that international peace and security and justice are not endangered, and to refrain in their international relations from the threat or use of force in any manner inconsistent with the purposes of the United Nations."

De premier heeft deze punten in de werkgroep van vorige vrijdag heel stiefmoederlijk op het einde van de vergadering behandeld. Het kwam erop neer dat we tot niets verplicht zijn en dat de verdragen in de NAVO-context passen. Ik kan de premier daarin even volgen, maar niet voor lang.

De regering interpreteert het verdrag van 1971 immers op een verkeerde wijze in de NAVO-context, meer bepaald in het Verdrag van Washington van 4 april 1949 en het daarop aansluitende Noord-Atlantisch Verdrag van Londen van 19 juni 1951 over het militaire personeel. Het NAVO-verdrag verwijst in de artikelen 1 en 5 echter zelf naar het VN-Handvest. Ook artikel 51 zegt dat bij een aanval op een NAVO-partner de tegenaanval moet gebeuren met akkoord van de partners. België keurde deze tegenaanval niet goed.

Artikel 7 van het Verdrag van Washington zegt voorts: "Dit verdrag heeft geen invloed, en mag niet uitgelegd worden als hebbende enige invloed op de rechten en de verplichtingen ingevolge het Handvest van de VN." Dat betekent niet dat de NAVO er helemaal niets mee te maken heeft en zomaar zijn zin kan doen, maar wel dat het NAVO-verdrag niet strijdig mag zijn met het VN-Handvest. De gevolgen van de interpretatie van de regering, de transporten, zijn echter wel strijdig met het Handvest van VN.

In de veronderstelling dat de regering dan nog blijft vasthouden aan haar interpretatie van het verdrag, verwijzen we naar de tekst van de preambule van het Handvest en naar artikel 1.2 van het verdrag, waaruit blijkt dat dit niet van toepassing is op de huidige militaire transporten voor de Irak-oorlog, omdat die buiten de Europese NAVO-context plaatsvinden. Het verdrag zegt immers dat de transporten moeten plaatsvinden "for the purpose of achieving the objectives of the North Atlantic Treaty" en "as long as each of the parties is bound by obligations resulting from the North Atlantic Treaty and the Supreme Allied Commander Europe (SACEUR)."

Het verdrag van 1971 geldt bijgevolg alleen voor transporten, depots en zo meer van de Amerikaanse troepen gelegerd in de centrale regio van het Geallieerde Commando in Europa en binnen het NAVO-kader en niet voor Amerikaanse troepen buiten Europa en buiten het NAVO-kader.

Dat de NAVO op 12 september 2001 een alarmfase heeft afgekondigd in het kader van de War on Terrorism heeft met de transporten naar Irak niets te maken. Overigens heeft niet Irak de VS en het VK aangevallen, maar omgekeerd. De regering hoeft dit verdrag dus niet op te zeggen of te annuleren.

De regering heeft onbedachtzaam de clearance gegeven op onwettelijke basis en kan juridisch niet anders dan die intrekken. Het zou de regering sieren en de bevolking vertrouwen schenken mocht de regering haar vergissing openlijk toegeven.

Hiermee volg ik het standpunt van vijf VUB-professoren Internationaal Recht, die dit trouwens schriftelijk hebben meegedeeld. Politici, die de burgers vertegenwoordigen, hebben de plicht naar die professoren te luisteren en hen te volgen, zeker als ze bewijzen dat de interpretatie van de regering niet de juiste is.

Dat is het standpunt van de Agalev-fractie. Ons standpunt verstrekt de regering de rechtsmiddelen om alle militaire transporten in het kader van de oorlog tegen Irak en ook de logistieke transporten uitgevoerd met burgervliegtuigen te verbieden.

We kunnen het akkoord van 1971 de jure opschorten, omdat we kunnen steunen op het sterke vermoeden dat de VS en het VK zowel het NAVO-verdrag als het VN-Handvest overtreden door gebruik te maken van valse bewijsvoering. Dat is precies wat senator Gaius in de Pandectæ bedoelde met neque contra leges en neque dolo malo. België kan de transporten verbieden, omdat de VS in de fout zijn gegaan.

De premier heeft verklaard bereid te zijn de tekst van het akkoord van 1971 te actualiseren en met de VS te overleggen. In welke zin wenst de regering het te actualiseren? Heeft ze daarover reeds met de VS onderhandeld? Welke voorstellen deden de VS in dit verband? De vice-eerste blijkt minister Powell, die vandaag in Brussel was, niet te hebben gesproken. Ik betreur dat.

Moet er, gelet op de VN-context en het VN-Handvest, in het verdrag van 1971 geen clausule worden opgenomen waarin wordt bepaald dat België te allen tijde een communicatielijn kan sluiten als de transporten niet gebeuren in overeenstemming met de VN of met het Europees NAVO-commando.

De premier heeft de oprichting aangekondigd van een gemengde technische werkgroep van Kamer en Senaat die de Belgische houding in de Irak-oorlog tijdens de ontbinding van de Kamers moet opvolgen. Hoe is die werkgroep, die morgen voor de tweede maal vergadert, samengesteld en wat is de agenda?

Welke politieke conclusies trekt de regering uit deze dubieuze situatie van de transporten? Vallen deze transporten van logistieke militaire aard, meer in het bijzonder militaire ladingen in opdracht van militaire opdrachtgevers, maar uitgevoerd door civiele schepen of vliegtuigen via ons land, onder de toepassing van het akkoord van 1971? Welke sluitende juridische basis is er hiervoor?

M. Josy Dubié (ECOLO). - Ma question rejoint celle de mon collègue Maertens, c'est dire qu'elle concerne le transit des forces impliquées dans la guerre en Irak à travers le territoire belge ou le survol de celui-ci par ces mêmes forces.

La guerre américano-britannique contre l'Irak, que l'on ne peut que qualifier de guerre d'agression au regard du droit international, a donc commencé et les victimes sont malheureusement innombrables. Les images que nous voyons tous les soirs à la télévision nous laissent penser que cela n'est qu'un début.

Jusqu'au déclenchement de cette guerre, la position courageuse du gouvernement belge avait été massivement soutenue par notre population. Nous l'avons soutenue, notre groupe l'a soutenue, notre parti l'a soutenue, je l'ai soutenue personnellement et je vous ai même félicité pour votre courage. Cette position visait à éviter la guerre en privilégiant le soutien aux inspections de l'ONU. Vous vous êtes plusieurs fois publiquement exprimé, monsieur le ministre, en qualifiant cette guerre annoncée d'absurde et sans fondements.

Cependant, au pied du mur, lorsque la guerre a été déclenchée sans l'accord du Conseil de Sécurité des Nations unies, vous avez immédiatement donné votre autorisation pour le survol de notre territoire par des avions américains dont certains pourraient évidemment bombarder l'Irak. En agissant ainsi, vous faites en sorte que notre pays devient incontestablement complice de l'agression en cours. Par ailleurs, le transit de matériel et de troupes US n'a pas été interdit, ce qui, objectivement, renforce encore le caractère de complicité de notre pays dans cette guerre illégale.

Il est, en effet, indiscutable qu'une personne qui en aide une autre à commettre un crime devient complice de son forfait. Ce qui est vrai pour des individus l'est également, a fortiori, pour des États souverains.

Le premier ministre et vous-même avez justifié votre attitude par « le respect de nos obligations dans le cadre des accords internationaux que nous avons signés ». Cette position est indéfendable en droit. Je vais essayer de le démontrer.

En effet, le Traité de l'Atlantique Nord du 4 avril 1949, qui fonde l'OTAN, dit explicitement dans son article 1er : « Les parties s'engagent, ainsi qu'il est stipulé dans la Charte des Nations unies, à régler par des moyens pacifiques tous différends internationaux dans lesquels elles pourraient être impliquées, de telle manière que la paix et la sécurité internationales, ainsi que la justice, ne soient pas mises en danger, et à s'abstenir dans leurs relations internationales de recourir à la menace ou à l'emploi de la force de toute manière incompatible avec les buts des Nations unies. »

On ne peut être plus clair !

De plus, l'article 7 du Traité de l'Atlantique Nord dispose que : « Le présent traité n'affecte pas et ne sera pas interprété comme affectant en aucune façon les droits et obligations découlant de la Charte pour les parties qui sont membres des Nations unies ou la responsabilité primordiale du Conseil de Sécurité dans le maintien de la paix et de la sécurité internationale » !

Je crois inutile de vous rappeler que les États-Unis et la Grande-Bretagne ont attaqué l'Irak sans l'accord du Conseil de Sécurité des Nations Unies, dont la majorité des membres étaient, et sont d'ailleurs toujours, opposés à cette guerre.

Enfin, même si - ce qui, on vient de le voir, n'est pas le cas - des dispositions prises dans le cadre de l'OTAN allaient à l'encontre des décisions des Nations unies, elles seraient nulles et non avenues en vertu de l'article 103 de la Charte des Nations unies. À plus forte raison il en serait de même d'accords secrets comme ceux de 1971 invoqués par le premier ministre et vous-même pour justifier l'autorisation du survol et du transit.

L'article 103 de la Charte des Nations Unies stipule en effet : « En cas de conflit entre les obligations des membres des Nations unies en vertu de la présente Charte et leurs obligations en vertu de tout autre accord international, les premières prévaudront ».

On ne peut pas affirmer d'une part, comme le fait le premier ministre, et comme vous le faites vous-même, que l'on veut respecter et renforcer le rôle des Nations unies et, d'autre part, en violer l'une des dispositions essentielles affirmant la primauté de la Charte sur toute autre disposition, en l'occurrence une disposition secrète dont le parlement n'a même jamais eu connaissance !

Par analogie avec le droit privé, qui stipule qu'aucun contrat contenant une ou des clauses contraires à l'ordre public ne peut être considéré comme valable, l'accord secret conclu par la Belgique avec les États-Unis doit être considéré comme nul et non avenu s'il impose des pratiques contraires à l'ordre public international, ce qui est évidemment bien le cas s'il force notre pays à être complice d'une agression illégale.

Depuis, on a eu connaissance du fameux accord secret de 1971. Le décryptage de cette convention secrète démontre - excusez-moi de vous le dire messieurs Michel et Verhofstadt - que vous n'avez pas dit la vérité. Vous avez affirmé que la convention obligeait la Belgique à laisser passer les troupes et le matériel américains sur notre sol. Le préambule de la convention stipule que ces dispositions sont d'application pour permettre de réaliser des objectifs du Traité de l'Atlantique Nord. Comme je viens de le dire, ces objectifs sont clairement subordonnés, en vertu de l'article 7 de la Charte de l'OTAN, à la Charte de l'ONU, laquelle interdit évidemment la participation directe ou indirecte à une guerre d'agression.

En outre, le Traité de l'OTAN, auquel se réfère le traité secret américano-belge de 1971, n'est pas d'application en dehors de l'espace géographique qu'il définit et qui n'englobe absolument pas, évidemment, le territoire de l'Irak.

Tout cela démontre de manière évidente, me semble-t-il, ce qu'il y a de fallacieux, et je dirai même d'hypocrite, dans le fait de se retrancher derrière cet accord secret pour justifier le transit et le survol de notre territoire.

Monsieur le vice-premier ministre, ce que nous sommes en train de vivre avec cette guerre n'a rien de banal ni d'accessoire. Nous venons en effet d'entrer dans une nouvelle ère, celle de la guerre dite préventive, où un pays, en l'occurrence la seule hyperpuissance militaire existant sur la planète, se disant menacée, s'arroge le droit d'attaquer unilatéralement celui qu'il considère comme le menaçant.

Nous quittons donc l'ère de la prééminence du droit international, qui comportait certes des défauts et des insuffisances, pour entrer dans celle du droit du plus fort, lequel impose sa volonté au plus faible en recourant à la violence. Ces pratiques portent un nom : c'est la loi de la jungle.

Certes, le régime de Saddam Hussein est abominable. Je suis bien placé pour le savoir car je me suis rendu en Irak à plusieurs reprises. Mais ce caractère monstrueux ne date pas d'hier. Lorsque j'étais correspondant de guerre et que j'ai couvert la guerre entre l'Iran et l'Irak, j'ai pu me rendre compte sur place que Saddam Hussein utilisait massivement des armes chimiques depuis 1982 et des gaz de combat contre les forces armées iraniennes qui l'avaient attaqué en 1980. À l'époque, la communauté internationale n'avait pas fermement condamné ces actes.

Cela n'a pas empêché l'actuel secrétaire à la Défense américain, Donald Rumsfeld, aujourd'hui faucon notoire, alors envoyé spécial du président Reagan, de rencontrer, le 20 décembre 1983, le dictateur Saddam Hussein, pour préparer le rétablissement des relations diplomatiques des États-Unis avec ce régime abominable en 1984 et de contribuer à son armement, notamment en armes de destruction massive.

Monsieur le vice-premier ministre, comme vous l'avez plusieurs fois déclaré, cette guerre est absurde et n'a rien à voir avec la lutte, justifiée, contre le terrorisme. De plus - je crois l'avoir dit et vous êtes d'accord sur ce point - elle est illégale, illégitime et surtout cruelle.

Il est fallacieux, comme je crois l'avoir démontré, de se réfugier derrière des accords secrets conclus dans le cadre de l'OTAN et qui lient la Belgique aux États-Unis pour justifier ce qu'il faut bien appeler « une complicité » avec la guerre d'agression en cours.

Ma question est donc simple et claire. Quand allez-vous enfin renouer avec la cohérence de vos nombreuses déclarations précédentes - que j'ai soutenue et pour laquelle je vous ai félicité - et interdire le transit et le survol de notre territoire, afin de mettre un terme à la complicité de la Belgique avec cette guerre que vous même avez qualifiée d'illégale ?

Pour le surplus, je vous soumets une proposition constructive que notre pays pourrait faire : n'estimez-vous pas que la Belgique devrait, comme le lui autorise l'article 11, paragraphe 2, de la Charte des Nations unies, demander la convocation de l'Assemblée générale des Nations unies afin de qualifier et, éventuellement, si l'assemblé en décidait ainsi, de condamner la guerre en cours ?

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Tijdens de vorige discussie over de Iraakse kwestie, enkele weken geleden, heb ik het standpunt van onze fractie naar voren gebracht en ben ik ingegaan op de vraag of een preventieve oorlog al dan niet aanvaardbaar was. Ik heb daarover toen trouwens een motie ingediend, maar de meerderheid heeft de eenvoudige motie goedgekeurd, terwijl een stemming over mijn motie de senatoren de gelegenheid zou hebben gegeven om hun afkeuring te laten blijken. Ik kom daarop niet terug.

Het verwondert me van de regering dat ze voor een politieke beslissing, namelijk het toestaan van bepaalde transporten, de verkeerde argumenten gebruikt. De afgelopen vier jaar heeft de regering haar politieke standpunten, om het vriendelijk uit te drukken, meestal niet met juridische argumenten onderbouwd. Dat ze die nu wel inroept, namelijk de juridische verplichting om een bilaterale overeenkomst uit 1971 uit te voeren, zien we dan ook eerder als een vluchtheuvel omdat de regering over de grond van de zaak intern politiek verdeeld is.

De vice-eerste minister is voldoende beslagen om de draagwijdte van juridische argumenten te kunnen afwegen. Zelfs als de bilaterale overeenkomst van 1971 rechtsgeldig zou zijn, dan nog is ze in het Iraakse conflict hoe dan ook niet inroepbaar. Indien men er, zoals de Belgische regering, vanuit gaat dat de oorlog tegen Irak strijdig is met het internationaal recht, kan men duidelijk geen beroep doen op andere juridische afspraken om in dit internationaal conflict te treden. Het is niet omdat een aannemer een leveringsverplichting heeft tegenover iemand, dat hij ook moet leveren op het ogenblik dat de betrokkene een bankoverval pleegt. Het lot van de bijzaak wordt hoe dan ook bepaald door de juridische draagwijdte van de hoofdzaak. Ik weet wel dat de liefde van de regering voor het recht niet zo groot is, maar het verwondert me toch dat ze een dergelijke fout begaat.

Bovendien is het zogenaamde geheime akkoord, dat nu gepubliceerd is, volgens mij juridisch niet bindend. Het werd niet goedgekeurd door Kamer en Senaat; het is een bilaterale militaire afspraak in het raam van de NAVO en het staat los van de vraag of het in deze situatie al dan niet van toepassing is. Ik denk niet dat geheime akkoorden, afgesloten in 2003 en van die draagwijdte, in een militair conflict kunnen worden aangezien als een juridische verbintenis. Vele professoren internationaal recht zijn die mening toegedaan en ook ik denk dat dit de correcte opvatting is.

Voor mij is het duidelijk dat de regering teruggrijpt naar een juridische uitleg omdat ze politiek verdeeld is en ik begrijp dat wel. De regering heeft inhoudelijk een standpunt ingenomen over het Iraakse conflict, maar de geschiedenis en de tijd gaan verder. België is de hoofdstad van de NAVO en van de Europese Unie. België is een knooppunt van relaties. Het is dan ook duidelijk dat we in het raam van een bondgenootschap niet zomaar kunnen voorbijgaan aan een vraag van de Verenigde Staten of van Groot-Brittannië en dat er politieke argumenten kunnen zijn om op die vraag in te gaan. Juridisch afdwingbaar is dat volgens mij echter niet. Ondanks de kracht van de verklaringen van de eerste minister en van de minister van Buitenlandse Zaken, toont de besluitvorming dan ook nogmaals de verdeeldheid van de regering en haar gebrek aan duidelijkheid en slagkracht aan.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik kan zeer kort zijn, aangezien de vragen die hier worden gesteld, allemaal slaan op onderwerpen die al werden behandeld in de commissie of tijdens het platform, dat vorige vrijdag bijeenkwam. De eerste minister heeft de naar voren gebrachte punten daar uitvoerig toegelicht. De commissie of het platform vergadert morgen vrijdag opnieuw en is het geëigende forum om dergelijke vragen te stellen.

Deze bijzondere procedure werd trouwens in overleg met het parlement in het leven geroepen. Ze geeft het platform het voorrecht om ook na de ontbinding van de Kamers regelmatig op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen rond de oorlog in Irak.

Je reste persuadé que l'on pouvait parvenir à l'élimination des armes de destruction massive de l'Irak par la voie des inspections, sans intervention militaire. Cette position a toujours été défendue par la Belgique dans les enceintes internationales. D'emblée, j'insiste sur le fait qu'il faut continuer à croire que l'ONU est et demeure l'organisation fondamentale pour un meilleur ordre mondial et qu'il faut agir en ce sens.

À mon sens, les actions ne sont pas légitimes, la légalité n'étant qu'un des éléments déterminant la légitimité. Je sais également - vous le savez aussi, monsieur Dubié - que d'autres défendent avec vigueur et conviction la légalité de ces actions à la suite des résolutions du Conseil de sécurité des Nations unies. Comme vous, je crois effectivement que cette action n'est pas légitime. Vous savez très bien qu'une controverse existe en la matière, mais je ne sais pas très bien quelle est l'instance qui pourra trancher cette question.

Prétendre que votre thèse - ou la nôtre - est juste et en faire un élément qui vous autorise à rompre un traité, me paraît assez curieux sur le plan du droit. Je voudrais ajouter que nous n'avons malheureusement pas le temps d'attendre la fin de ces débats complexes sur le plan juridique. Je ne désire d'ailleurs pas courir après les réalités d'hier, mais contribuer, dans la limite de nos capacités, à améliorer celles de demain.

Par ailleurs, je m'opposerai à ceux qui appellent à abandonner l'Otan, qui n'est en aucune façon incompatible avec nos efforts tendant à renforcer la politique extérieure et la politique de sécurité et de défense de l'Union européenne. Cette politique européenne renforcée contribuera d'ailleurs à crédibiliser notre participation et notre action à l'Otan.

Ce qui m'importe surtout maintenant, c'est l'après-guerre, c'est de réussir la paix, d'améliorer la situation des victimes sur place à court et à long termes, de rétablir la démocratie et l'État de droit.

J'ai passé une bonne partie de ma journée à l'Otan. Je peux vous dire qu'on aura encore besoin de votre grande capacité de révolte, que je salue d'ailleurs, pour convaincre les États-Unis. J'ai évidemment défendu le point de vue que vous connaissez, qui est de faire jouer un rôle central aux Nations unies dans la reconstruction. Je me suis appuyé sur la déclaration de Tony Blair qui, manifestement, a adopté cette position. C'est le premier pas dans la bonne direction depuis longtemps. Je dois observer que la réponse de Colin Powell sur cette question est tout sauf claire. Nous n'avons pas pu établir tout à l'heure que les États-Unis étaient sur la même longueur d'ondes que la Grande-Bretagne. Nous aurons donc encore du pain sur la planche pour essayer de les convaincre.

Vous parlez aussi d'une convocation de l'assemblée générale. Sur ce plan, il convient de noter que le débat reste ouvert et est toujours en cours au Conseil de sécurité des Nations unies. C'est pour moi l'endroit où il doit être mené et où il doit aboutir.

La possibilité de convoquer une session spéciale de l'assemblée générale sous la résolution Uniting for Peace reste cependant ouverte. Comme je l'ai mentionné à la Chambre, je ne suis absolument pas opposé à un échange de vues en assemblée générale. J'ai plus de doutes quant à la capacité de cette assemblée générale d'arriver à une résolution équilibrée et acceptable. Je suis favorable à ce dialogue ; cette idée ne doit pas nécessairement être rejetée, mais sa faisabilité n'est pas établie.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Het antwoord van de minister was niet zo kort, maar wel duidelijk.

Het verwijzen naar de technische commissie volstaat niet. De drie collega's die eveneens een vraag om uitleg hebben gesteld zijn geen lid van deze commissie. Vorige week heeft de eerste minister wel alle punten behandeld, maar het belangrijkste punt heeft hij niet in detail besproken. Ik heb dat trouwens in mijn uiteenzetting vermeld. Hij beweerde dat we tot niets verplicht zijn en dat de verdragen stroken met de NAVO-tekst. Dat is natuurlijk een bekende techniek, maar het is niet ernstig. Met een verwijzing naar de commissie wordt de zaak op de lange baan geschoven. Over enkele dagen wordt het parlement ontbonden. We kunnen niets meer doen, tenzij wat adviseren.

Dit was mijn afscheidstoespraak. Renoncer au Sénat, c'est mourir un peu. Het is mijn zwanenzang, zoals Plato het beschreef en zoals Camille Saint-Saëns het op muziek zette in `De stervende zwaan'.

M. le président. - Merci pour votre exposé, monsieur Maertens, et pour tout ce que vous avez fait pour le Sénat.

M. Josy Dubié (ECOLO). - J'ai écouté très attentivement le vice-premier ministre. Je précise d'emblée que je n'ai jamais suggéré d'abandonner l'OTAN. Par ailleurs, même si je ne suis pas membre de la commission en question, je crois avoir droit à des réponses.

M. le ministre a déclaré, à juste titre, qu'il considérait la guerre comme illégale mais, pour les Américains, elle ne l'est pas : ceux-ci estiment en effet que la résolution 1441 leur donnait ce droit de guerre. Les approches sont donc différentes en la matière.

Cependant, ce type de position engendre toute une série de conséquences : il est tout à fait incohérent de déclarer cette guerre illégale tout en y participant et en étant, d'une certaine manière, complice. Je veux bien comprendre les arguments avancés en ce qui concerne le survol de la Belgique mais certaines questions de principe me paraissent fondamentales. À mes yeux, l'argumentation juridique n'est pas défendable. J'aurais pu comprendre que le ministre invoquât des arguments politiques et économiques mais il ne nous a fourni aucune réponse sur ce point. Peut-être considère-t-il qu'en l'état actuel des choses, on ne peut aller plus loin.

Quoi qu'il en soit, il ne me semble pas fondé que le gouvernement défende, sur le plan juridique, l'autorisation de survol et de transit par la Belgique. Malheureusement, cette guerre que nous n'avons pas souhaité voir commencer ou, à tout le moins, que nous avons espéré comme devant être d'une durée aussi courte que possible, va effectivement durer.

On parle d'un afflux de renforts auxquels d'aucuns s'opposent, ce qui risque de produire des incidents. Des gens essaieront d'empêcher ces transits et, pour ma part, je les soutiendrai : ces transits me paraissent en effet illégaux car ils rendent notre pays complice d'une agression.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Als de regering haar standpunt publiek verantwoordt met juridische argumenten, is het vanzelfsprekend dat daarover een openbaar debat wordt gevoerd.

Een andere vraag is of de regering al dan niet met de transporten instemt. De toestemming voor die transporten is de verantwoordelijkheid van de regering; ze moet de beslissing daarover nemen op politieke gronden. De vraag is of de hele regering een uitdrukkelijke toestemming wil geven voor de transporten. Ik heb immers de indruk dat sommige regeringspartijen tegen de wapentransporten zijn. Als dat zo is, heeft de regering een probleem. Ze kan zich niet beroepen op de bilaterale akkoorden, want die zijn niet dwingend. Er moet dus een uitdrukkelijk akkoord zijn. De regering dreigt verlamd te raken in een zeer moeilijke periode. Dat was de reden voor mijn vraag om uitleg.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Al de regeringsbeslissingen over de kwestie Irak zijn genomen met de instemming van de vertegenwoordigers van alle coalitiepartijen.

-L'incident est clos.

M. le président. - Nous poursuivrons nos travaux ce soir à 20 h 00.

(La séance est levée à 19 h 20.)