2-208

2-208

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 30 MAI 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Jan Remans au ministre de la Justice et au ministre de l'Économie et de la Recherche scientifique, chargé de la Politique des grandes villes, sur «les assurances automobiles, l'interdiction d'indexer et l'impact du tableau indicatif» (nº 2-795)

De heer Jan Remans (VLD). - De Europese richtlijn schadeverzekeringen van 18 juni 1992 legt de vrijheid van tarieven op. Als gevolg van deze richtlijn werd inmiddels de bonus-malus afgeschaft.

Nochtans is de vrijheid van tarieven door de wetgever nog niet volledig gerealiseerd. Het ministerieel besluit van 20 april 1993 houdende bijzondere bepalingen inzake prijzen werd genomen in uitvoering van de prijzenwet van 22 januari 1945. Het prijscontrolestelsel werd toen onder uitzonderlijke omstandigheden, na de Tweede Wereldoorlog, ingevoerd. Het werd later een instrument om de inflatie te bestrijden.

Het ministerieel besluit van 20 april 1993 liberaliseert de prijzenwet en maakt een groot aantal opheffingen mogelijk. Toch blijft ten gevolge van dat ministerieel besluit de strakke prijscontrole bestaan voor een aantal verplichte verzekeringen, waaronder de autoverzekering. De Europese richtlijn van 1992 was op dat ogenblik reeds van kracht.

Die richtlijn bepaalt in de artikelen 29, 3e en 39, 3e dat een lidstaat de voorgaande kennisgeving of goedkeuring van voorgestelde tariefverhogingen alleen als onderdeel van een algemeen prijscontrolestelsel kan handhaven. In ons land is er geen algemeen prijscontrolestelsel meer, aangezien het ministerieel besluit van 20 april 1993 de prijzenwet liberaliseerde en de inflatie onder controle is. Toch zegt de minister van Economie dat de afschaffing van de prijscontrole bij autoverzekeringen niet aan de orde is, zonder te motiveren waarom dit gehandhaafd blijft als onderdeel van een algemeen prijscontrolestelsel.

De Belgische Staat loopt het risico dat de kwestie aanhangig wordt gemaakt voor het Europees Hof van Justitie, nu de nationale overheid haar wetgeving niet in overeenstemming brengt met de Europese richtlijn. Het ministerieel besluit van 1993 is immers van een lagere rechtsorde en is strijdig met de Europese richtlijn.

Bovendien legt de wet van 30 maart 1976 een indexeringsverbod op, zodat de premies zelfs niet steeds kunnen worden geïndexeerd. Toch stijgen de prijzen voor het herstel van de schade aan auto's. Verder verhogen de magistraten de forfaitaire bedragen maar even met 25 procent. Ik verwijs naar de dagvergoeding voor morele schade die in 1996 600 frank, in 1998 800 frank en in 2001 liefst 1000 frank bedroeg.

Het kwaad van onverzekerd rondrijden wordt best aan de wortel aangepakt. Dit vereist een gezond evenwicht tussen schade-uitkeringen en premieontvangsten. De rendabiliteit komt echter in het gedrang omdat er een onevenwicht ontstaat. Er bestaat een kans dat de privé-ondernemingen die niet meer rendabel zijn in de tak auto, in de toekomst het risico `autoverzekeringen' zullen afstoten.

In ons land bestaat er een oververgoeding van kleine letseldossiers. Dat geldt zowel voor blikschade als voor lichamelijke schade, voor forfaitaire dagbedragen van morele schade als voor economisch verlies in huishouden en dergelijke. Dit bevordert het genezingsproces van de patiënten zeker niet. Er zijn slachtoffers die na een ongeval een groter inkomen uit de vergoeding voor lichamelijke schade verwerven dan ze tevoren met werken verdienden.

Het is interessant aan rechtsvergelijking te doen. In Nederland is het vergoedingssysteem bij wet geregeld. Er wordt bijvoorbeeld geen morele schade betaald.

Is het ministerieel besluit van 20 april 1993, dat van een lagere rechtsorde is, niet strijdig met de Europese richtlijn schadeverzekeringen van 18 juni 1992?

Waarom bestaat er nog steeds een indexeringsverbod op de premies in de tak auto? Het indexeringsverbod werd vastgelegd bij wet van 30 maart 1976 houdende economische herstelmaatregelen. Meer dan 25 jaar later is het nog steeds van toepassing, alhoewel er op het ogenblik geen sprake is van economische herstelmaatregelen. De inflatie is in ons land op het gewenste niveau. Premies indexeren wil zeggen ze aanpassen aan de inflatie, wat van belang is omwille van de kostprijsstijging van het herstel van de schade aan auto's.

Waarom laat de wetgever wat de letselschade naar gemeen recht betreft toe dat de forfaitaire bedragen in de indicatieve tabel tweejaarlijks worden herzien door het Nationaal Verbond van magistraten, waarbij de verhoging telkens meer bedraagt dan een zuivere indexatie? Wat is de impact hiervan op onze economie?

De indicatieve tabel die ook over lichamelijke letsels gaat, wordt, hoewel ze geen wet is, bijna als wet beschouwd. Eigent de rechterlijke macht zich niet te veel macht toe in een domein dat tot de bevoegdheid van de wetgever behoort? Waarom neemt de minister geen initiatief terzake waarbij tegelijkertijd aspecten en gevolgen beter kunnen worden ingeschat dan door de magistraten, en waarbij tevens rekening wordt gehouden met de doelstellingen op Europees vlak ter harmonisering van de vergoedingsstelsels?

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Ik zal het eerst en vooral hebben over het probleem van de prijscontrole. Er zijn twee procedures bij prijsverhogingen: de procedure betreffende de toestemming tot prijsverhoging en die betreffende de kennisgeving van de prijsverhoging.

De procedure betreffende de toestemming tot tariefverhoging heeft betrekking op de verplichte verzekeringen van massarisico's. De verzekeraar kan de verhoging toepassen die hij wil; maar hij moet de verhoging vooraf rechtvaardigen. Daartoe kan hij de elementen gebruiken die hij relevant acht. Het is dus niet de bedoeling een maximumprijs op te leggen, zoals bijvoorbeeld voor de broodprijs. Als de verhoging gerechtvaardigd is, kan de minister van Economie ze niet weigeren.

De procedure betreffende de kennisgeving van de prijsverhoging heeft betrekking op alle andere verzekeringen, zowel de verplichte als de niet-verplichte verzekeringen voor grote risico's. De verzekeraar kan de verhoging toepassen die hij wenst, maar moet dat eerst meedelen aan de minister van Economie. De minister kan de verhoging niet weigeren.

Er is dus wel degelijk een veralgemeende prijscontrole. Bij een prijsverhoging moet immers voor alle verzekeringsproducten ofwel de toestemmingsprocedure ofwel de kennisgevingsprocedure worden gevolgd.

Bovendien zijn deze procedures van toepassing op alle verkoopsprijzen in België. Vele mensen weten dat niet. De enige voorwaarde is dat de omzet van de onderneming hoger ligt dan 300 miljoen frank of 7,44 miljoen euro. De Belgische reglementering is dus conform de Europese richtlijnen. De Europese Commissie is overigens op de hoogte van het Belgisch recht. In 1976 werd de indexering van verzekeringscontracten verboden. In beperkte gevallen is een indexering echter mogelijk. Ze is dan aan twee voorwaarden verbonden. Ze mag maar betrekking hebben op 80% van de eindprijs van het product, in dit geval de verzekeringspremie, en ze moet gebaseerd zijn op objectieve parameters.

De minister van Economie kan afwijkingen per sector toekennen. De indexering van de autoverzekeringspremies werd tot op heden om verscheidene redenen geweigerd. Sinds 1992 bedraagt de duur van de contracten één jaar. De verzekeraar kan dus een contract vervangen door een ander met een hogere premie. Het is bovendien moeilijk om voor elke verzekeringstak een specifieke index te vinden. Het indexcijfer van de consumptieprijzen is geen weerspiegeling van de evolutie van de kosten van de verkeersongevallen. Ten slotte maakte de mededinging van de laatste jaren de indexering nutteloos. In de sector van de autoverzekeringen heeft de vrijheid inzake tarieven de prijzen voor de meeste verzekerden doen dalen.

Mijn administratie bestudeert samen met de verzekeraars een specifieke index voor de autoverzekeringen. Deze index zou niet in de contracten worden gebruikt, maar wel in de procedure van de aanvraag tot prijsverhoging. Concreet is het de bedoeling de toestemmingsprocedure te versnellen wanneer de vraag beantwoordt aan de evolutie van de index. De bijzondere situatie van de onderneming die de aanvraag doet, moet echter worden onderzocht. Deze techniek maakt eveneens een geleidelijke evolutie van de premies van de autoverzekering mogelijk.

Ik ben geen voorstander van een beperking van de schadevergoedingen in de autoverzekering. Dat zou namelijk betekenen dat een persoon die niet aansprakelijk is voor een ongeval en die geen autobestuurder is, bijvoorbeeld een voetganger of een fietser, maar ten dele zou worden vergoed. Dat is moeilijk aanvaardbaar. Een beperking zou eveneens leiden tot een verschillende behandeling van de slachtoffers. De verstandigste en rijkste burgers kunnen zich immers bijkomende verzekeringen veroorloven tegen ongevallen, verlies van inkomen, ziekenhuisopnames, enzovoort.

Ik ben evenmin voorstander van het afschaffen van de vergoeding voor geleden morele schade, want in sommige gevallen is dat de enige mogelijke schadevergoeding. Ik denk bijvoorbeeld aan het verlies van een minderjarig kind. Al deze beperkingen zouden alleen maar de verzekeraars ten goede komen. Ze zullen minder betalen in de aansprakelijkheidsverzekeringen, maar wel meer schadeverzekeringen verkopen, die makkelijker kunnen worden beheerd en dus winstgevender zijn.

Het is juist dat sommige landen zulke beperkingen toepassen, maar op Europees niveau bestaat de tendens om de minimumbedragen voor de schadevergoedingen te verhogen. We kunnen eventueel nadenken over een barema voor niet-economische schade zoals het bestaat voor morele of esthetische schade. Elke magistraat kan van de indicatieve tabel afwijken. We zouden echter een specifieke aanpassingsindex moeten kunnen bepalen. Het indexcijfer van de prijzen is misschien niet representatief voor de schade die men wenst te herstellen.

Ook hierover worden discussies gevoerd op Europees niveau, die we aandachtig volgen. De besprekingen moeten alleszins worden voortgezet. Het is immers niet gemakkelijk een rechtvaardige oplossing voor dit probleem te vinden.

De heer Jan Remans (VLD). - Ik vraag me af of de rechterlijke macht niet te veel bevoegdheden naar zich trekt door zelf de indicatieve tabel op te stellen. Behoort dat niet tot de bevoegdheid van de wetgever? Het verheugt me dat er momenteel besprekingen worden gevoerd om naar verbeteringen te zoeken en een oplossing op Europees niveau uit te werken.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Het is niet uitgesloten dat de wetgever een initiatief neemt.

-L'incident est clos.