1-126 | 1-126 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU LUNDI 7 JUILLET 1997 |
VERGADERING VAN MAANDAG 7 JULI 1997 |
De voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goris aan de minister van Landsverdediging.
Het woord is aan de heer Goris.
De heer Goris (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat ik de minister om de ons welbekende redenen pas nu mijn vraag om uitleg kan stellen. Ik dank u evenwel dat u bent ingegaan op mijn verzoek om mijn vraag om uitleg toch zo snel als mogelijk te laten plaatsvinden.
Twee jaar geleden werd de aanbesteding uitgeschreven voor de aankoop van 54 nieuwe lichte pantserwagens op wielen, bestemd voor onze paracommandobrigade. De pantserwagen zal worden ingezet bij peace-keeping operaties. Onze ervaring met humanitaire en vredesondersteunende operaties iedereen zal zich de problematiek rond de operatie in Rwanda nog goed herinneren heeft ons immers geleerd dat we gepantserde voertuigen op wielen nodig hebben aangezien het vaak onmogelijk is om rupsvoertuigen in te zetten omwille van hun gewicht, hun gebrekkige mobiliteit of ook vanwege opgelegde wettelijke beperkingen of politieke opportuniteiten bij operaties in het buitenland.
Op 12 februari jongstleden besliste de regering om de Pandur van het Oostenrijkse Steyr aan te kopen. Het gaat om een aanbesteding ten bedrage van ongeveer 1,45 miljard frank, die buiten het PMT 1996-1999 valt, aangezien ze reeds in 1996 werd goedgekeurd. De paracommandobrigade krijgt 54 dergelijke voertuigen : 41 voor transport; 5 commandovoertuigen; 4 maintenance-bakken en 4 ziekenwagens. Deze dotatie gaat naar 1 bataljon. 37 van de 54 Pandurs worden in reserve gehouden en zullen in geval van nood onmiddellijk beschikbaar zijn.
Dit pantservoertuig heeft ongetwijfeld een aantal interessante kenmerken. De Pandur kan worden vervoerd in een C-130, biedt plaats aan 10 infanteristen, heeft een boordmitrailleur en raakt met zijn 6 wielen probleemloos over kleine hindernissen. Er zit ook een airconditioning in, wat natuurlijk zeer interessant is voor operaties bij tropische temperaturen.
Mijn eerste vraag aan de minister is de volgende. Kunnen deze lichte pantservoertuigen ook per parachute worden gedropt ? Ook had ik graag vernomen welke argumenten en kenmerken de doorslag hebben gegeven bij de beslissing om over te gaan tot de aankoop van de Pandur en niet van de 6×6 versie van de Piranha van de Zwitserse concurrent Mowag. Op welke manier is men tot de beslissing gekomen ?
Naar ik verneem, heeft ook Nederland beslist om 70 dergelijke APC's aan te kopen. Het is eigenaardig dat van de vijf offertes die in Nederland werden ingediend, precies drie andere dan degene die België verkozen heeft, in overweging werden genomen. Kan de minister dit verklaren ? Ik ga er toch van uit dat de voorwaarden voor de Nederlandse en de Belgische krijgsmacht gelijklopend zijn.
Kan de minister bevestigen of ontkennen dat de economische compensaties van doorslaggevend belang zijn geweest bij de beslissing tot deze aankoop ? Zo ja, om welke compensaties gaat het ? Indien het om directe compensaties gaat, welke is dan de bevoordeelde firma ? Om welk bedrag gaat het ? Is het zeker dat deze compensaties worden uitgevoerd rekening houdend met de aanbevelingen van de commissie ad hoc « Aankoop van leger-materiaal » ? Is deze aankoop wel onderzocht door deze commissie die op 9 mei 1996 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd opgericht ? Indien dit niet het geval is, zou ik graag vernemen waarom.
Ten slotte merk ik op dat de Pandur mijns inziens een degelijk voertuig is. Toch had ik graag enige uitleg gekregen over de aankoopprocedure, die mij nogal duister lijkt.
De voorzitter. Het woord is aan minister Poncelet.
De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. Mijnheer de voorzitter, ik zal in mijn antwoord op de vraag van de heer Goris een overzicht geven van het besluitvormingsproces met betrekking tot de aankoop van 54 gepantserde alle-terreinwielvoertuigen. Ik zal het achtereenvolgens hebben over de criteria kwaliteit, prijs, leveringstermijnen, waarborgen en economische compensaties.
Wat de kwaliteit betreft werden de Pandur van Steyr en de Piranha van Mowag op technisch, operationeel en logistiek gebied geëvalueerd. De ter evaluatie voorgestelde voertuigen legden gedurende een testperiode van 4 maanden elk ongeveer 12 000 km af. De evaluatiecommissie van de landmacht kwam tot het besluit dat beide voertuigen de testen goed hadden doorstaan en dat de Pandur vooral beter scoorde op conceptueel vlak wat duurzaamheid, veiligheid en betrouwbaarheid betreft. Dit is in grote mate een gevolg van het feit dat de Pandur een voertuig is dat reeds in serie wordt geproduceerd voor het Oostenrijks leger.
De Piranha heeft daarentegen een sterkere motor en een grotere binnenruimte. Dit levert voordelen op voor de mobiliteit, maar hij is nog niet in serieproductie en is in feite een verdere ontwikkeling van bestaande versies. Dit heeft tijdens de proeven geleid tot noodzakelijke oppuntstellingen na defecten.
Een ander probleem bij de Mowag is dat het voertuig slechts door de lucht kan worden vervoerd in een C-130 de heer Goris heeft gewezen op de noodzaak hiervan indien er bij het in- en uitladen nauwkeurig wordt gegidst. Dit heeft ook tot gevolg dat het personeel zich in het vliegtuig niet meer kan verplaatsen langsheen het voertuig. Dit was voor mij om veiligheidsredenen uitgesloten.
De Pandur kreeg van de evaluatiecommissie een score van 80 %, de Piranha behaalde 70 %. De stafchef van de landmacht sloot zich in zijn advies aan bij de keuze van de Pandur.
Op financieel vlak bood Mowag de laagste prijs. Steyr was volgens de koers van de Belgische frank in 1996, 1,9 % duurder. Geëxtrapoleerd naar de leveringsdata werd dit verschil in lopende franken in het voordeel van Mowag op 5,9 % geraamd.
Wat de leveringstermijnen en de waarborgen betreft, scoorde Steyr dan weer beter.
Na afweging van de vier criteria stelde de aankoopdienst de aankoop van de Pandur van Steyr voor. De Inspectie van Financiën kwam tot een gelijkaardig besluit.
Wat de aankoopprocedure in Nederland betreft, waren de Nederlandse en Belgische behoeften aanvankelijk gelijk. De Nederlandse landmacht was later echter van oordeel dat er onder meer voor meer bescherming en dus voor meer bepantsering moest worden geopteerd. Dit heeft tot gevolg dat deze voertuigen niet meer kunnen worden vervoerd met een C-130, wat juist een basisvereiste is voor de Belgische landmacht. De technische specificaties in het lastenboek zijn dan ook verschillend.
Mijn tweede reeks opmerkingen gaat over de economische aspecten. De economische compensaties zijn niet doorslaggevend geweest bij de beslissing tot aankoop van de Pandur. De minister van Economische Zaken meende dat beide offertes een relatief gering economisch belang vertoonden en dat geen voorkeur kon worden uitgedrukt voor één van beide offertes.
Wat de op 9 mei 1996, in uitvoering van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie voor de legeraankopen, geïnstalleerde commissie ad hoc « aankoop van legermateriaal » betreft, heeft het Rekenhof op 16 april 1997 een verslag uitgebracht over het aan Landsverdediging en Economische Zaken voorgelegd protocol. Dit protocol strekt ertoe de aanbevelingen van de onderzoekscommissie voor de legeraankopen ook in de praktijk toe te passen.
Naast de opmerkingen van het Rekenhof op het aan Landsverdediging voorgelegde protocol heeft ook Landsverdediging opmerkingen geformuleerd tijdens de vergadering van de commissie ad hoc van 4 juni laatstleden. Het Rekenhof zal een nieuw ontwerp van protocol voorleggen, waarover ik dan mijn standpunt zal bepalen. Dit neemt niet weg dat alle noodzakelijke parlementaire controles die betrekking hebben op dit dossier, kunnen worden uitgevoerd. Het volledige dossier werd aan het Rekenhof bezorgd. De vraag om uitleg van de heer Goris bewijst dit overigens.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Goris.
De heer Goris (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik had graag nog vernomen of de minister weet welk voertuig Nederland uiteindelijk heeft gekozen.
De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. Ik zal dat schriftelijk mededelen.
De heer Goris (VLD). Ik vond het ook vreemd dat Nederland uit een andere lijst van voertuigen zou kiezen dan ons land. De bijkomende uitleg van de minister dat Nederland uiteindelijk opteerde voor meer bepantsering, heeft al heel wat opgehelderd.
Ik wou het nog hebben over de economische compensatie. Er waren aanwijzingen dat Cockerill Mechanical Industries geïnteresseerd was in de assemblage van deze voertuigen. Ook het Waalse Meckart, dat samen met Saudi-Arabië en de Verenigde Staten instaat voor de productie van granaten, was kandidaat voor economische compensaties. De minister heeft hierover blijkbaar geen gegevens. Kan de minister mij meedelen of deze firma's zullen deelnemen aan de assemblage van de voertuigen ?
De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. De economische compensaties vallen onder de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken.
De heer Goris (VLD). Inderdaad, maar aangezien het gaat om legervoertuigen, dacht ik dat de minister van Landsverdediging misschien ook op de hoogte was van de economische compensaties.
Het Rekenhof verplicht de minister een nieuw protocol op te maken. De minister heeft blijkbaar nagelaten de bevoegde Kamercommissie over deze aangelegenheid te consulteren en met de commissie een debat aan te gaan. Het Parlement beschikt inderdaad over andere middelen om terzake de nodige informatie te bekomen. Nochtans reken ik erop dat de minister zelf het initiatief neemt en zich, wanneer het bedrag van de aanbestedingen wordt overschreden, tot de commissie voor de Legeraankopen richt ten einde de vastgestelde procedure te volgen. De eerste voertuigen zullen weldra worden geleverd. Hoewel het contract reeds is afgesloten, moet er post factum een akkoord worden opgesteld omdat het Rekenhof oordeelt dat de procedure niet correct is verlopen. Ik hoop dat de minister zich in de toekomst zal houden aan de procedure en dat hij zich zal richten tot de commissie voor de Legeraankopen in de Kamer.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.