Afhankelijk van het thema, bestaan er drie procedures voor het maken van federale wetten.

Voor wijzigingen aan de Grondwet en aan de wetten die de structuur, de bevoegdheden en de werking van de instellingen van ons land vastleggen, zijn de Senaat en de Kamer op voet van volledige gelijkheid bevoegd. Voor deze eerste categorie van wetten, die trouwens worden aangenomen met bijzondere meerderheden, moeten beide federale kamers akkoord gaan over precies dezelfde tekst.

Voor een aantal andere materies kan de Senaat een wetsontwerp dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen, via een "evocatieprocedure" naar zich toetrekken en wijzigingen voorstellen. De Kamer heeft evenwel het laatste woord.

Bij de zogenaamde "monocamerale" materies komt de Senaat helemaal niet tussen in de wetgevende procedure en stuurt de Kamer haar tekst meteen naar de Koning voor bekrachtiging en afkondiging.