Nous les femmes, dit Rachel Labastie, portons le poids d’une histoire tissée de préjugés misogynes et de stéréotypes dépréciatifs, en particulier lorsque nous nous engageons dans la sphère publique, où notre place n’est jamais considérée comme acquise.

Présentées sur trois tapisseries, ses Vénéneuses, sont trois portraits de femmes révolutionnaires, qui ont eu l’audace de s’engager en politique à la fin du XVIIIe siècle. Comme sur les verdures traditionnelles, le fond des tapisseries est fleuri. Mais ici ce ne sont que des plantes vénéneuses, datura, cigüe, belladone, mandragore, laurier rose, patience sauvage...

Au bas des tapisseries, des navettes en porcelaine portant des fils de laine invitent à poursuivre le travail de tissage. Tout comme l’histoire des femmes doit continuer à s’écrire.

Les trois femmes (de gauche à droite) :

• Manon (dite Madame) Roland, roturière parisienne, se révèle très tôt doué pour les études et d’un esprit vif, volontaire et pugnace. Cultivée, enthousiasmée par les idées révolutionnaires, elle tient salon avec les élites vouées à la cause. Grâce à sa plume, elle ouvre même à son mari les portes du ministère de l’Intérieur dont il prend la tête. Il devra démissionner et se suicidera lorsqu’on dira de lui : « Nous avons besoin de ministres qui voient par d’autres yeux que ceux de leur femme ». Manon restera à Paris mais sera emprisonnée et montera sur l’échafaud le 8 novembre 1793. Sa dignité sera remarquée de tous.
• Olympe de Gouges est une femme de lettres d’origine roturière. En 1791, elle rédige une Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne sur le modèle de la Déclaration des droits de l’homme et du citoyen de 1789. Elle est de fait à l’avant-garde de la cause féministe et ne cessera de l’être, tout comme elle militera constamment contre l’esclavage. Elle disait : « La femme a le droit de monter sur l’échafaud ; elle doit avoir également celui de monter à la Tribune ». Elle n’en finira pas moins guillotinée le 3 novembre 1793.
• Théroigne de Méricourt, Liégeoise, habitant Versailles depuis mai 1789, féministe avant l’heure, est la seule femme à suivre les débats de l’Assemblée législative. Vêtue en amazone (longue jupe plissée, gabardine, bicorne), elle revendique la création de bataillons de femmes pour défendre la République au nom de l’égalité. Le 13 mai 1793, elle est prise à parti par des révolutionnaires radicaux qui la dénudent et la fessent en pleine Assemblée. Elle en restera profondément traumatisée et finira ses jours à la Salpètrière en 1817, après avoir été internée pendant 23 ans.

Rachel Labastie est née en 1978 en France. Sculptrice et performeuse, elle travaille la céramique, le tissage et de nombreux autres matériaux tels que l’argile brute, l’osier ou les cendres. Son art est à la fois profondément ancré dans la matière et très riche sur le plan conceptuel. Par sa pratique artistique, elle poursuit la recherche d’une vérité profonde de l’humanité, enfouie parfois sous le poids de l’histoire, et souvent sous les artifices de nos vies. A travers des univers et des matières très divers, Rachel Labastie nous invite à nous plonger dans ce qui relie l’humanité, dans ce qui nous relie dans le temps à notre histoire et à notre nature.
Elle travaille et vit en Belgique depuis 2011. Elle est représentée par la galerie La Forest Divonne.

Wij vrouwen, zegt Rachel Labastie, torsen het gewicht van een geschiedenis vol vrouwonvriendelijke vooroordelen en kleinerende stereotypen, vooral wanneer we de publieke sfeer betreden, waar onze plaats nooit als vanzelfsprekend wordt beschouwd.

Haar Vénéneuses, gepresenteerd op drie wandtapijten, zijn drie portretten van revolutionaire vrouwen die het lef hadden om zich aan het einde van de 18e eeuw politiek te engageren. Net als bij traditionele verdures is de achtergrond van de wandtapijten versierd met bloemen. Maar hier zijn het allemaal giftige planten: doornappel, scheerling, belladonna, alruin, oleander, ridderzuring, ...

Onderaan de wandtapijten nodigen porseleinen pendels met wollen draden ons uit om verder te gaan met weven. Net zoals de geschiedenis van vrouwen verder geschreven moet worden.

De drie vrouwen (van links naar rechts):

• Manon (bekend als Madame) Roland, een gewone Parisienne, ontpopte zich al op jonge leeftijd tot een begaafde studente met een levendige, vastberaden en strijdlustige geest. Ze was gecultiveerd en bevlogen over de revolutionaire ideeën en hield salons met de elite die zich inzette voor de zaak. Dankzij haar scherpe pen opende ze zelfs de deuren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor haar man, die er aan het hoofd kwam te staan. Hij werd gedwongen ontslag te nemen en pleegde zelfmoord toen men over hem het volgende zei: "We hebben ministers nodig met een andere blik dan die van hun vrouw". Manon bleef in Parijs maar werd gevangengenomen en op 8 november 1793 naar het schavot gebracht. Iedereen was getuige van haar waardigheid.
• Olympe de Gouges was een schrijfster van gewone komaf. In 1791 stelde ze een Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne (Verklaring van de rechten van de vrouw en van de burgeres) op naar het voorbeeld van de Déclaration des droits de l'homme et du citoyen (Verklaring van de rechten van de mens en de burger) uit 1789. Ze stond in feite in de voorhoede van de feministische zaak en zou dat ook altijd blijven, zoals ze ook voortdurend actie voerde tegen de slavernij. Ze zei: "Vrouwen hebben het recht om naar het schavot te gaan; ze zouden ook het recht moeten hebben om het spreekgestoelte te bestijgen". Niettemin belandde ze op 3 november 1793 onder de guillotine.
• Théroigne de Méricourt, een Luikse dame die sinds mei 1789 in Versailles woonde en feministe avant la lettre, was de enige vrouw die de debatten van de Wetgevende Vergadering volgde. Gekleed als een amazone (lange plooirok, gabardine, steekhoed) riep ze op om vrouwenbataljons op te richten om in naam van de gelijkheid de Republiek te verdedigen. Op 13 mei 1793 werd ze belaagd door radicale revolutionairen die haar uitkleedden en een pak slaag verkochten in het midden van de Assemblee. Ze was hierdoor diep getraumatiseerd en maakte in 1817 een einde aan haar leven in het Hôpital de la Salpêtrière, na 23 jaar geïnterneerd te zijn geweest.

Rachel Labastie werd in 1978 geboren in Frankrijk. Als beeldhouwster en performer werkt ze met keramiek, weefgetouwen en vele andere materialen zoals ruwe klei, wilgentakken en as. Haar kunst is zowel diep geworteld in de materie als conceptueel zeer rijk. Via haar artistieke expressie zoekt ze naar een diepe waarheid over de mensheid, die soms begraven ligt onder het gewicht van de geschiedenis en vaak onder de kunstmatigheden van ons leven. Door een grote verscheidenheid aan werelden en materialen nodigt Rachel Labastie ons uit om ons te verdiepen in wat de mensheid bindt, wat ons door de tijd heen verbindt met onze geschiedenis en onze natuur.
Ze woont en werkt sinds 2011 in België. Ze wordt vertegenwoordigd door galerij La Forest Divonne.