INTERPARLEMENTAIR COLLOQUIUM OVER "DE NATIONALE MECHANISMEN VOOR INTERETNISCHE, INTERCULTURELE EN INTERRELIGIEUZE STABILITEIT"

Brussel, 15 maart 2005

Gemeenschappelijke Verklaring

De deelnemers aan het Internationaal Parlementair Colloquium, in vergadering bijeen te Brussel op 15 maart 2005,

Herinnerend

aan de relevante verdragen van de Verenigde Naties inzake mensenrechten;

aan de Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 18 december 1992 over de rechten van personen die deel uitmaken van nationale of etnische, religieuze of taalminderheden;

aan de Beginselverklaring over tolerantie van de Unesco van 16 november 1996;

aan de CVSE/OVSE-verbintennissen opgenomen in de Slotakte van Helsinki, het Document van Kopenhagen uit 1990 en het Document van Moskou uit 1991;

aan de verklaringen van de Voorzitter in functie van de OVSE naar aanleiding van de OVSE-conferentie over antisemitisme, die plaatshad in Berlijn op 28 en 29 april 2004 en de OVSE-conferentie over tolerantie en de strijd tegen racisme, xenofobie en discriminatie, die plaatshad in Brussel op 13 en 14 september 2004 ;

aan de relevante Europese verdragen inzake mensenrechten;

Overwegende :

dat alle menselijke wezens vrij en gelijk in waardigheid en in rechten worden geboren (Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – Verenigde Naties, artikel 1);

dat de universele waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gerechtigheid, gelijkheid, solidariteit en eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden tot hun gemeenschappelijk erfgoed behoren;

dat eerbied voor de rechten van de mens kan worden beschouwd zowel individueel als collectief en dat het collectief aspect ervan een internationale en een nationale dimensie vertoont;

dat de verplichting om de mensenrechten te bevorderen en te beschermen in eerste instantie bij de Staten ligt;

dat de samenhang van een Staat gebaseerd is op het zoeken naar en het instandhouden van een evenwicht tussen de diverse culturele, religieuze of etnische groepen waaruit hij is samengesteld;

dat de grote uitdaging voor onze democratieën er thans in bestaat te zorgen voor het samenleven van verschillende volkeren binnen eenzelfde Staat, zelfs van verschillende bevolkingsgroepen binnen eenzelfde volk en moeilijkheden te vermijden zoals een overmatige versnippering van de publieke ruimte, het zich terugplooien op de eigen identiteit en een confrontatie tussen de verschillende godsdiensten in plaats van een onderlinge toenadering ermee rekening houdend dat zij het goede betrachten;

dat de overheid blijk moet geven van onpartijdigheid waar het gaat om filosofische en religieuze opvattingen die uitsluitend tot de persoonlijke levenssfeer behoren en de godsdienstvrijheid en de filosofische vrijheid moet waarborgen alsook de vrijheid van meningsuiting voor personen van elke al dan niet confessionele overtuiging;

dat overeenkomstig het Handvest van Parijs van 21 november 1990 de bescherming en de bevordering van de etnische, culturele, religieuze en taalidentiteit van de nationale minderheden een wezenlijk onderdeel vormen van de eisen die de democratische beginselen stellen;

dat de ouders het recht hebben te voorzien in de religieuze of filosofische opvoeding van hun kinderen overeenkomstig hun eigen overtuiging binnen een onderwijssysteem dat burgers wil vormen die in staat zijn bij te dragen aan de opbouw van een democratische samenleving die zich solidair en pluralistisch opstelt en openstaat voor andere culturen;

Veroordelen

Elke mogelijke vorm van onverdraagzaamheid alsook welke soort van discriminatie ook ongeacht of die gebaseerd is op ras, geslacht, politieke, religieuze of filosofische overtuiging dan wel op enig ander criterium;

Achten het nodig

Steun te verlenen aan elke poging tot toenadering tussen godsdiensten – zoals bijvoorbeeld het Congres van de Leiders van de wereldgodsdiensten en de traditionele godsdiensten – enerzijds; en aan elke poging tot toenadering tussen de uiteenlopende filosofische, religieuze of niet-confessionele gemeenschappen anderzijds;

De regeringen aan te moedigen om de internationale wettelijke verplichtingen inzake verdediging van de mensenrechten en de vrijheden onverkort na te leven en om hun samenwerking te versterken op het stuk van de strijd tegen de uiteenlopende vormen van discriminatie ongeacht of die gebaseerd zijn op ras, geslacht of politieke, filosofische en religieuze overtuiging dan wel op enig ander criterium waarvan het internet de drager kan vormen;

Initiatieven te bevorderen die de bevolking en meer bepaald de jongeren onder meer via het onderwijs, attent willen maken op waarden als verdraagzaamheid, eerbied voor de medemens en op de rijkdom van de culturele diversiteit;

Initiatieven te bevorderen die een reflectie op gang willen brengen over de voorwaarden om tot een evenwichtige, pluriculturele samenleving te komen via integratie en interculturele dialoog;

Onder hun assemblees op gezette tijden informatie, ervaring, reflectie en een gedragscode inzake interreligieuze, interetnische en interculturele harmonie uit te wisselen.