5‑98 Sénat de Belgique Session ordinaire 2012‑2013 Séances plénières Jeudi 18 avril 2013 Séance de l’après‑midi |
5‑98 Belgische Senaat Gewone Zitting 2012‑2013 Plenaire vergaderingen Donderdag 18 april 2013 Namiddagvergadering |
Compte rendu provisoire
Non encore approuvé
par les orateurs. |
Voorlopig verslag
Nog niet
goedgekeurd door de sprekers. |
Sommaire |
Inhoudsopgave |
Question orale de M. Louis Ide à la ministre de la Justice sur «l’internement» (no 5‑943) Commission parlementaire mixte sur la réforme fiscale Prise en considération de propositions
|
Gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming Inoverwegingneming van voorstellen
|
Présidence de Mme Sabine de Bethune (La séance est ouverte à 15 h 05.) |
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune (De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.) |
Mondelinge vragen |
|
Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de eerste minister over «het wapenembargo tegen Syrië en de politieke houding ten opzichte van het Syrische conflict» (nr. 5‑941) |
|
Mme la présidente. – Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture, répondra. |
De voorzitster. – Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw, antwoordt. |
M. Bert Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Eind mei loopt het wapenembargo tegen Syrië af. Frankrijk en Groot-Brittannië willen, eventueel vóór eind mei, een verregaande versoepeling van het embargo forceren, of als de andere EU‑landen daar niet voldoende toe bereid zijn, het embargo gewoon laten aflopen. Het EU‑embargo werd op 28 februari reeds door de Europese Raad aangepast: de levering van ‘semimilitair’ materiaal zoals pantserwagens en kogelvrije vesten is toegestaan. Als reden voor die versoepeling werd gesteld dat het de bedoeling was de oppositie beter te bewapenen zodat ze met gelijke wapens zou kunnen vechten. Daarnaast wou Europa de gematigde en seculiere vleugel binnen het verzet versterken ten opzichte van de jihadistische groeperingen. Op 23 april vindt een NAVO‑ top plaats. Daar zal het embargo ongetwijfeld verder worden besproken. Minister Reynders verklaarde eerder al dat hij persoonlijk geen voorstander van een versoepeling was. De argumenten voor een versoepeling wegen niet op tegen de nadelen. Er zijn al veel te veel wapens in Syrië. De toevoer van nog meer wapens zal het conflict waarschijnlijk alleen maar rekken en de kansen op een vreedzame oplossing nog verkleinen. De oppositie tegen Assad bestaat uit zeer diverse groepen, waaronder zeer sektarische groeperingen, met niet altijd duidelijke en soms zelf tegengestelde agenda’s. Militaire steun bieden aan die groepen kan de instabiliteit in Syrië nog vergroten. Het is onduidelijk waar de wapens uiteindelijk terecht komen. De wapens verdwijnen niet na de beëindiging van een conflict, maar ze duiken vaak op bij andere strijdgroepen, in Syrië zelf of in omringende landen, met langdurige negatieve gevolgen voor de regio. Er wordt een wapenwedloop gecreëerd. De tegenpartij zal op haar beurt op zoek gaan naar meer en betere wapens. Het conflict zit bijgevolg muurvast. Beide partijen, of beter gezegd heel veel partijen, beseffen dat ze bij een militaire nederlaag het gelag zwaar zullen betalen. Het maakt de strijdende partijen nog meer vastberaden en meedogenloos. Vanuit een humanitair perspectief is een militaire overwinning zelfs niet wenselijk meer. Een versterking van de gewapende oppositie betekent dat die oppositie wordt aangemoedigd om op een militaire overwinning, of minstens op een militair status quo, in te zetten eerder dan op een politieke uitweg, of zelfs op een politieke verbreding van de oppositie. Er moet volop worden ingezet op diplomatieke oplossingen. Er moet meer worden gedaan om met name Rusland ertoe te bewegen zijn steun aan het Syrische regime op te zeggen. De levering van wapens zal contraproductief werken. Bovendien is een wapenlevering voor jonge Belgische en Vlaamse strijders een perfect alibi om naar het Syrische conflict te trekken. Welk standpunt zal België innemen met betrekking tot het voorstel om het wapenembargo tegen Syrië te versoepelen of te laten aflopen? Is de premier het ermee eens dat meer wapens niet de oplossing zijn, maar integendeel tot een escalatie van het conflict zullen leiden? Beseft de eerste minister dat die strategie op zijn minst zeer kortzichtig kan worden genoemd, rekening houdend met de onduidelijkheid en de wisselvalligheid van de oppositiegroeperingen? Kan de Europese Unie zich daarom niet beter inzetten voor een breed gedragen wapenembargo en voor het begin van een diplomatieke oplossing, die door de gehele internationale gemeenschap wordt ondersteund? Zal de eerste minister bij gelijkgestemde naties steun zoeken om een tegengewicht te vormen tegen de druk vanuit het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk? Ik hoor sommige ministers zeggen dat jongeren die naar Syrië gaan strafrechtelijk moeten worden vervolgd. Ik hoor dat zelfs scholen worden ingeschakeld om met de Staatsveiligheid samen te werken. Het is dan ook bijzonder hypocriet om als land een wapenembargo op te zeggen en tegelijkertijd de wapenhandel pakken geld te laten verdienen met dit dramatische humanitaire conflict in Syrië. Ik hoop dat de minister namens de regering een forse uitspraak kan doen door te zeggen dat België zich achter het wapenembargo blijft scharen. |
Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture. – |
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw. – Ik lees het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb al meerdere keren de kans gehad om mij over deze kwestie uit te spreken en mijn standpunt is niet veranderd. Vanuit een humanitair oogpunt is de situatie in Syrië catastrofaal en ze verergert naargelang het conflict blijft duren. België en de Europese Unie hebben altijd de voorkeur gegeven aan een politieke oplossing en hebben via alle niet-militaire, dus diplomatieke en economische middelen druk uitgeoefend op het Syrische regime om het principe van een transitie na onderhandelingen te aanvaarden. Wij moeten erkennen dat onze demarches tot nog toe niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. We moeten onze inspanningen om de internationale gemeenschap ertoe aan te zetten een gemeenschappelijke actie te ondernemen, zeker niet stopzetten. We moeten echter realistisch zijn: Rusland en Iran zullen het Syrische regime niet laten vallen zolang dat een kans heeft om aan de macht te blijven. We weten dat op militair vlak wapens en technische assistentie blijven toestromen, zowel bij het regime als bij sommige rebellengroepen. Het lijkt erop dat de radicale groepen de voornaamste begunstigden zijn. Het conflict kristalliseert zich tussen enerzijds een regime dat zich schuldig maakt aan grootschalige oorlogsmisdaden en anderzijds een gewapende oppositie waarvan de meest efficiënte milities dicht bij Al Qaida aanleunen en de oprichting van een radicaal islamitisch regime als doel hebben. Net de gematigde groepen die de revolutie in naam van de democratische beginselen zijn begonnen, zijn de enige die niet over middelen beschikken. In die omstandigheden heb ik begrip voor het standpunt van degenen die een selectieve hulp wensen te bieden aan een aantal gematigde bewegingen die de bevolking kunnen beschermen en zo hopen te voorkomen dat die gematigde groepen door extremistische bewegingen worden gemarginaliseerd. Ik heb er echter ook al meermaals op gewezen dat we heel voorzichtig moeten zijn en erop moeten toezien dat mechanismen worden ingesteld die kunnen voorkomen dat de wapens, en vooral dan de gevaarlijkste wapens zoals raketten, in foute handen komen. Het debat is niet afgerond en de versplintering van de oppositie maakt het er niet makkelijker op. In dit stadium, nu er meer dan 70.000 doden zijn en heel het land is verwoest, zijn er geen goede opties meer. Ik moet vaststellen dat de Europese Unie eens te meer haar onvermogen heeft aangetoond om in haar directe nabijheid op te treden en een bevolking te beschermen. Indien tegen eind mei geen akkoord wordt bereikt over de selectieve opheffing van het embargo, dan zal het hele embargo waarschijnlijk niet worden verlengd. Verscheidene partners werken momenteel aan compromisvoorstellen waardoor het embargo kan worden gehandhaafd en er tegelijkertijd een zekere marge blijft om de gematigde oppositie te steunen. Die denksporen zijn verre van afgerond en ik kan nu nog niet zeggen wat het standpunt van België zal zijn. Mijn eerste prioriteit is de verdeeldheid binnen de Europese Unie over dit dossier weg te werken en ook te voorkomen dat een eventuele consensus alleen zou neerkomen op niets doen, wat helaas meestal de gemakkelijkste optie is. Het fenomeen van de Belgen die in Syrië gaan strijden, is een duidelijke illustratie van het gevaar dat is ontstaan doordat men dit conflict heeft laten verrotten. |
|
Elk geval is uniek en vraagt om een specifieke aanpak. Het kan echter niet worden betwist dat sommigen ongetwijfeld ontroerd zijn door het lijden van de bevolking en geschokt zijn door de onmacht van de internationale gemeenschap, terwijl anderen hierin een kans zien om een militaire opleiding te krijgen voor terroristische doeleinden. |
M. Bert Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik ga ervan uit dat minister Laruelle namens de voltallige regering heeft gesproken. Ik had mijn vraag immers aan de eerste minister gesteld, maar de minister zegt dat ze het antwoord van de vice-eersteminister leest. Ik ben het eens met de analyse van de minister. Het gaat immers om een heel complex en ernstig probleem. Ik begrijp de frustratie en de woede van de bevolking, die het gevoel heeft dat heel de internationale gemeenschap haar in de steek laat. Toch geloof ik niet dat de bewapening van al die fracties tot enig resultaat zal leiden. Ik ben er dan ook fundamenteel van overtuigd dat we alles in het werk moeten stellen om het embargo te handhaven, maar dat mag niet tot gevolg hebben dat we op het terrein niets doen. We moeten misschien ook over andere sporen nadenken. De internationale gemeenschap is nu al actief op het gebied van bewapening. Rusland en Iran, enerzijds, en Saudi-Arabië, Irak en Qatar, anderzijds, leveren massaal wapens en verdienen daar goed aan. Dat moet worden gestopt. Ik denk niet dat Europa een rol moet spelen in de wapenleveringen. Misschien moeten we iets meer doen dan alleen humanitaire acties opzetten en naar een politieke oplossing zoeken, maar ten gronde moeten we de bendes van elkaar scheiden en zorgen dat de bevolking in veiligheid is. Ik vraag de minister dan ook de regering erop te wijzen dat elke versoepeling van het embargo volgens mij tot grotere catastrofes aanleiding zal geven. |
Mondelinge vraag van mevrouw Sabine Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de etikettering van de producten uit de door Israël bezette gebieden» (nr. 5‑944) |
|
Mme la présidente. – Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture, répondra. |
De voorzitster. – Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw, antwoordt. |
Mme Sabine Vermeulen (N‑VA). – |
Mevrouw Sabine Vermeulen (N‑VA). – In mei 2012 engageerden de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie zich ertoe de relevante Europese wetgeving over nederzettingsproducten toe te passen. In overeenstemming met deze Europese richtlijn bepaalt de wet op de handelspraktijken en consumentenbescherming dat informatie die de beslissing van de consument om een bepaald product te kopen kan beïnvloeden, voorhanden moet zijn. De Europese Commissie heeft bevestigd dat deze richtlijn van toepassing is op producten uit Israëlische nederzettingen en dat het de verantwoordelijkheid is van de nationale autoriteiten en juridische instanties om ervoor te zorgen dat deze richtlijn nageleefd wordt. Een aantal lidstaten zette ondertussen stappen om een onderscheid te maken tussen producten uit Israël zelf en uit de illegale nederzettingen in bezet gebied op de Westelijke Jordaanoever, de Golanhoogten en Oost-Jeruzalem. Concreet namen zij maatregelen waardoor de consument het onderscheid kan maken tussen producten uit Israël zelf en producten uit de nederzettingen. Ook in buurland Nederland zullen in de toekomst de etiketten op producten duidelijk moeten aangeven of ze uit Israël dan wel uit de nederzettingen in Palestijns gebied afkomstig zijn. Vorig jaar stelde minister Reynders dat de consument met betrekking tot de nederzettingsproducten het recht heeft om geïnformeerd te zijn over de oorsprong van een product en om te weten waar het vervaardigd werd. Vorige maand zei minister van Consumentenzaken Vande Lanotte in een radio-interview dat producten uit de gebieden die Israël bezet volgens het internationaal humanitair recht niet onder het label “Made in Israël” kunnen worden verkocht, en vooral dat de Belgische regering een gezamenlijke labeling wenst voor de hele Benelux. Wat is het standpunt van de federale regering ter zake? Zal ons land het initiatief van Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken volgen? Heeft de minister al contact gehad met zijn Benelux-collega’s met betrekking tot een gezamenlijke labeling? Welke andere EU‑lidstaten houden dit initiatief in beraad? |
Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture. – |
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw. – In overleg met minister Vande Lanotte bestudeer ik het uitvaardigen van vrijblijvende richtlijnen voor de handelaars met betrekking tot de etikettering van producten uit de nederzettingen. Dit initiatief, dat gericht is op een goede voorlichting van de consument, zou deel moeten uitmaken van een gezamenlijk initiatief in een ruimer Benelux-kader. De werkzaamheden verlopen in nauw contact met mijn Nederlandse en Luxemburgse collega’s, maar er zijn ook contacten tussen de respectieve ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. Dit Benelux-overleg vindt plaats in een Europees kader. Er wordt dan ook geregeld gediscussieerd in de Europese Unie over de implementatie van de Raadsconclusies van mei 2012, waarnaar de spreker verwijst. Mevrouw Ashton heeft trouwens de ministers van Buitenlandse Zaken gevraagd om de aandacht van de andere ministers en departementen te vestigen op deze aangelegenheid. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de Commissie zijn ook bereid om samen te werken met de bevoegde nationale autoriteiten. De EU‑instellingen zijn ook vast van plan EU‑richtlijnen voor te bereiden in dit verband. Samen met de Benelux-partners zijn mijn diensten in contact met een tiental andere landen, die de inspanningen van de Hoge Vertegenwoordiger ook actief steunen. |
Mme Sabine Vermeulen (N‑VA). – |
Mevrouw Sabine Vermeulen (N‑VA). – Ik veronderstel dat de door de minister vermelde vrijblijvende richtlijnen gewone richtlijnen zullen worden, want een duidelijke labeling is het logisch gevolg van het Europees standpunt dat de Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied illegaal zijn onder internationaal recht. Standpunten op papier moeten ook op het terrein worden uitgevoerd. Helaas bestaat er vaak nog een te grote discrepantie tussen algemene verklaringen en wat daarmee in de praktijk gebeurt. Ik hoop dat dit snel kan veranderen. |
Mondelinge vraag van mevrouw Fatiha Saïdi aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en aan de minister van Werk over «het inzetten van privédetectives door bedrijven in het kader van het aanwerven of het ontslaan van personeel» (nr. 5‑938) |
|
Mme Fatiha Saïdi (PS). – Un rapport de la commission de l’Intérieur de la Chambre relatif aux détectives privés fait état du recours croissant à ceux-ci par les entreprises en vue d’espionner leur personnel. Si cette pratique peut éventuellement se comprendre dans le cadre de l’espionnage industriel ou de la concurrence déloyale, elle n’est pas acceptable dans le cadre d’un recrutement lorsqu’elle vise à informer un employeur sur la vie privée d’un membre de son personnel. Pour parer à tout reproche, les entreprises justifient le plus souvent l’utilisation d’un détective par la nécessité, par exemple, de détecter les tromperies d’un futur candidat. Il s’avère cependant que les agences de détectives font état de prestations beaucoup moins louables, voire illégales : contrôle des emplois du temps du personnel ; contrôle des arrêts maladie ; renseignements, moralité des associés ou collaborateurs présents, passés ou futurs. Ces pratiques, menées à l’insu des travailleurs, deviennent inquiétantes lorsqu’elles ont pour finalité de se débarrasser à bon prix d’employés. J’aimerais dès lors savoir, d’une part, quelles sont les missions admissibles au sein d’une entreprise et, d’autre part, quelles dispositions éventuelles pourraient être prises pour freiner ces pratiques illégales. |
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – |
Mme Monica De Coninck, ministre de l’Emploi. – Comme je l’ai déjà indiqué précédemment dans un communiqué de presse consécutif à des articles de presse parus à ce sujet, la pratique consistant à engager un détective privé pour surveiller les travailleurs n’est pas toujours légale. Elle a en effet un impact sur la vie privée de ces derniers. Le droit à la vie privée ne peut être limité que selon les conditions prévues dans le Traité européen de protection des droits de l’homme et dans la Constitution. La limitation doit être prévue légalement, n’est possible que dans le cadre d’un objectif justifié et doit être proportionnelle. Dans la situation particulière d’une relation professionnelle, le contrôle n’est justifié que s’il est pertinent pour l’exécution de cette relation. Le droit à l’exercice d’autorité de l’employeur marque immédiatement la limite du droit fondamental à la vie privée du travailleur. L’autorité est présente dès qu’il existe un contrat de travail. En d’autres termes, le rapport d’un détective privé ne peut jamais concerner la vie privée du travailleur dans le cadre de la relation professionnelle. De plus, l’employeur doit également informer son personnel de cette possibilité de contrôle, comme dans le cas, par exemple, de l’installation de caméras de surveillance. Afin de rendre cette délimitation plus précise, car le concept « autorité patronale » est en effet assez vague, et de clarifier les discussions concernant le recours par l’employeur à des détectives à des fins de contrôle, j’ai demandé au CNT, le 28 mars dernier, de se pencher sur la question. Le but est de cadrer précisément ces pratiques dans la relation employeur-travailleur. |
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. – |
Mme Fatiha Saïdi (PS). – Je vous remercie de vos réponses, qui semblent aller dans le bon sens. Celles de Mme Milquet devraient m’être communiquées dans quelques instants. La législation ne devrait pas pouvoir permettre ce genre de pratiques. J’attends donc avec impatience que celles-ci soient interdites ou, à tout le moins, réglementées. Je suis tout aussi impatiente d’obtenir vos propositions et celles de vos services. |
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – |
Mme la présidente. – Je déplore que le gouvernement ne puisse fournir une réponse globale à cette question. En principe, chaque ministre est censé représenter le gouvernement. Nous allons nous pencher sur le règlement afin de nous assurer que cela ne se produise plus à l’avenir. |
De voorzitster. – Ik betreur het dat de regering geen globaal antwoord op deze vraag kan geven. Een minister wordt verondersteld de regering te vertegenwoordigen. We zullen het reglement bestuderen en nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat een dergelijke situatie zich niet meer voordoet. |
Mondelinge vraag van de heer Filip Dewinter aan de minister van Justitie over «de arrestatie van een radicale moslim» (nr. 5‑936) |
|
M. Filip Dewinter (VB). – |
De heer Filip Dewinter (VB). – Vorige dinsdag hebben de politiediensten om 6 uur ’s morgens de leider van Sharia4Belgium, Fouad Belkacem alias Abu Imran, voor de zoveelste keer opgepakt voor verhoor. Dat gebeurde met veel machtsvertoon en in aanwezigheid van heel wat cameraploegen, fotografen en journalisten. Op hetzelfde moment werden nog een aantal andere leden van Sharia4Belgium opgepakt voor verhoor. Ik heb begrepen dat de minister, in het kader van de antiterrorismewetgeving, van plan is om streng op te treden. Ik noteer ook dat de woordvoerder van het Antwerpse parket Sharia4Belgium tijdens een persconferentie bestempeld heeft als een terroristische organisatie. Het werd in mijn ogen hoog tijd dat dat gebeurde. De Marokkaanse overheid vraagt al geruime tijd om de uitlevering van Fouad Belkacem, die in Marokko veroordeeld is wegens drugsdelicten. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de Belgische nationaliteit af te nemen van de betrokkene, die op het ogenblik zowel de Belgische als de Marokkaanse nationaliteit heeft. Hoewel de minister dus aankondigt streng te willen optreden tegen Fouad Belkacem, stel ik vast dat tot op heden geen van beide mogelijkheden in de praktijk is gebracht om snel van de betrokkene af te geraken. Mijn vraag aan de minister is zeer eenvoudig. In hoeverre is de minister van Justitie van plan in te gaan op het Marokkaanse verzoek om uitlevering van Fouad Belkacem? Is de minister bereid om de procedure op te starten om hem zijn Belgische nationaliteit af te nemen, gelet op het feit dat het parket van oordeel is dat hij de leider is van een terroristische organisatie? Zal de minister in dat verband gebruik maken van haar positief injunctierecht? |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Begin vorig jaar is een federaal strafonderzoek naar inbreuken op de terrorismewetgeving opgestart door het federaal parket en het parket van Antwerpen. Met dat gerechtelijk onderzoek wordt nagegaan of de feitelijke groepering Sharia4Belgium deel uitmaakt van een terroristische groepering, wat strafbaar is op basis van de artikelen 137 tot 140 van het Strafwetboek. Daarnaast wordt ook onderzocht of, en in welke mate, de personen waaruit Sharia4Belgium bestaat, deelnemen aan de activiteiten van die groep, of er zelfs een leidende rol in hebben. Het parlement heeft recent op mijn aansturen een wetsontwerp goedgekeurd dat de terrorismewet nog uitgebreid en verstrengd heeft. Voortaan zijn ook de volgende daden strafbaar met een gevangenisstraf van 5 tot 10 jaar: het aanzetten tot het plegen van een terroristische daad; het rekruteren van mensen om een terroristische daad te plegen, of het rekruteren van mensen als lid van een terroristische organisatie; het opleiden van mensen of het volgen van een opleiding met het oog op terroristische doeleinden. Zoals steeds komt het finaal toe aan een onafhankelijke rechter om te beoordelen of die wet al dan niet van toepassing is. In opdracht van de gespecialiseerde Antwerpse onderzoeksrechter terrorisme, viel de federale gerechtelijke politie gisteren binnen op 48 plaatsen in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant, in Brussel en in Charleroi. Er werden 32 huiszoekingen verricht in de provincie Antwerpen, vooral in de stad Antwerpen. In Brussel en in Vlaams-Brabant zijn 15 huiszoekingen verricht. Bij die huiszoekingen werden zes personen van hun vrijheid beroofd en ter beschikking gesteld van de onderzoeksrechter. Vier personen werden onder aanhoudingsbevel geplaatst en zullen in de loop van de komende dagen voor de Raadkamer verschijnen. |
|
Bij die huiszoeking zijn computers, gsm’s en geld in beslag genomen, maar er zijn geen wapens of explosieven aangetroffen. Uit sommige elementen uit het onderzoek kan worden afgeleid dat Sharia4Belgium het jihadistische salafisme als ideologisch en militant referentiekader heeft. Het onderzoek heeft het bovendien mogelijk gemaakt de organisatiestructuur van Sharia4 Belgium nauwgezet in kaart te brengen; ook zijn zowel de harde kern van leidinggevenden als de sympathisanten in beeld gebracht. Fouad Belkacem, de woordvoerder van Sharia4Belgium, is een van de personen die gisteren zijn aangehouden. Hij zal de komende dagen voor de raadkamer verschijnen. In het verleden heeft hij reeds een aantal gevangenisstraffen opgelopen voor andere feiten, met name voor racisme en weerspannigheid. Op grond daarvan is hij op het ogenblik definitief veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. Volgende week kan daar nog een andere straf bijkomen. Een groot deel van de eerste straf, namelijk meer dan acht maanden, heeft hij reeds uitgezeten in de gevangenis. Ingevolge een verder onderzoek op twee niveaus draagt hij gedurende de resterende maanden een enkelband. Uiteraard ligt het ook voor de hand dat strafuitvoering nog iets anders is dan strafonderzoek. Voor de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit hoef ik mijn injunctierecht niet te gebruiken. Het parket-generaal is immers nog volop bezig met een dossier om de Belgische nationaliteit te kunnen afnemen. Het spreekt vanzelf dat uiteindelijk een onafhankelijke rechter zich zal moeten uitspreken. In hetzelfde verband is ook via rechtshulpverzoek informatie opgevraagd in Marokko. Het is ook mogelijk dat de huiszoekingen deze week nieuwe elementen hebben opgeleverd die aan het dossier moeten worden toegevoegd. Het parket-generaal onderneemt hoe dan ook al het nodige om tot een zo sterk mogelijk dossier te komen. In verband met Syrië heeft Justitie met de huiszoekingen die deze week zijn gebeurd, zeker verantwoordelijkheid opgenomen. Toch moet ook benadrukt worden dat de problematiek gelaagd is. De terrorismewet biedt ons wel meer middelen, maar dat belet niet dat we de komende tijd aandacht moeten hebben voor nog andere initiatieven én voor de verantwoordelijkheid van andere beleidsniveaus om te voorkomen dat Justitie zich telkens met de zaak moet bezighouden. |
ar |
De heer Filip Dewinter (VB). – Ik noteer dat de minister haar injunctierecht niet zal gebruiken omdat het parket-generaal van Antwerpen nog steeds bezig is met het onderzoek naar de mogelijkheid tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit. Daarvan was ik op de hoogte, maar dat onderzoek is al geruime tijd aan de gang. Misschien kan de minister erop aandringen dat het parket-generaal zijn onderzoek afrondt en tot conclusies komt. Ik heb de indruk dat men het onderzoek laat aanslepen opdat de minister op dat vlak haar verantwoordelijikheid niet zou hoeven te nemen. Voorts heeft de minister hetzelfde antwoord voorgelezen als op 17 april in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken. Dat is wellicht gebruikelijk bij soortgelijke vragen, maar aan de andere kant heeft de minister niet geantwoord op mijn vraag in verband met een Marokkaans verzoek dat al acht jaar loopt. Marokko heeft inderdaad om de uitlevering van Fouad Belkacem verzocht ingevolge een veroordeling die hij heeft opgelopen wegens drugsdelicten op Marokkaans grondgebied. Graag had ik het standpunt van de minister over die kwestie gehoord. Ook al heeft de betrokkene de dubbele nationaliteit, er doet zich immers nu een unieke mogelijkheid voor om in te gaan op het Marokkaanse verzoek. Daarmee zou ons land in één klap van een lastig sujet verlost zijn. . |
Question orale de M. Louis Ide à la ministre de la Justice sur «l’internement» (no 5‑943) |
Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de minister van Justitie over «de internering» (nr. 5‑943) |
M. Louis Ide (N‑VA). – |
De heer Louis Ide (N‑VA). – In 1964 en 2007 werden interneringswetten gepubliceerd. Die voorzagen in twee nieuwe forensische psychiatrische centra, één in Antwerpen en één in Gent. In Gent is de bouw ervan al bezig, maar in Antwerpen moet die nog beginnen. Voor het centrum in Gent wordt nog een uitbater gezocht. Minister Onkelinx kon eerder deze week in de commissie wel, in antwoord op een vraag van de heer Anciaux, het geplande verloop van de openbare aanbesteding voor de toewijzing van een uitbater schetsen, maar ze antwoordde niet op mijn bijkomende vraag hoe men ervoor zal zorgen dat bij de bouw van het centrum rekening zal worden gehouden met de visie van de toekomstige uitbater. Een uitbater wil nu eenmaal ook mee bepalen hoe de instelling er uitziet. Men kan het centrum bouwen als een gevangenis, maar ook als een zorginstelling. Aangezien de infrastructuur van de gevangenissen onder de bevoegdheid van de minister van Justitie valt, ben ik benieuwd naar de menig van de minister daarover. Het is niet alleen mijn bezorgdheid trouwens, maar ook die van Henri Heimans, de voorzitter van de Commissie ter bescherming van de maatschappij in Gent. Ook hij wijst op de vele onduidelijkheden. Tijdens de paasvakantie kreeg ik het nieuwe wetsvoorstel van collega Anciaux betreffende de internering onder ogen. Het viel mij op dat het voorstel gesteund wordt door senatoren van alle meerderheidspartijen behalve van de partij van de minister van Justitie. Dat doet mij de wenkbrauwen fronsen en wekt enige wrevel. Ik wil absoluut niet dat er een nieuwe interneringswet komt waarvoor er, zoals voor de wet van 2007, geen uitvoeringsbesluiten worden gepubliceerd. Dan is er immers enkel het effect van een statement in de krant, maar gebeurt er verder niets. Dat wil ik niet. Daarom wil ik van de minister van Justitie formeel horen of ze het voorstel van de heer Anciaux steunt en of ze bereid is bij de komende begrotingsbesprekingen de interneringsproblematiek als een prioriteit op de agenda te plaatsen en ervoor te zorgen dat er middelen worden vrijgemaakt. Dan pas heeft het voorstel van de heer Anciaux waarde. |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Het gebeurt jammer genoeg dat wetten worden goedgekeurd, maar pas na jaren ook uitgevoerd. Dat komt vooral voor wanneer de wetten grote budgettaire implicaties hebben of wanneer er nog uitvoeringsbesluiten, bijsturing of verfijning nodig is. Een combinatie van beide factoren is natuurlijk ook mogelijk. Om die reden is de interneringswet uit 2007, die dus twee legislaturen geleden werd goedgekeurd, vooralsnog onuitgevoerd gebleven. Ook al is dit een korte legislatuur en zijn de budgettaire middelen beperkt, toch hebben we de ambitie om ook op dit vlak stappen vooruit te zetten. We zijn al bezig met de overheidsopdracht tot oproeping van de kandidaturen voor het forensisch psychiatrisch centrum. Die loopt en uit dat dossier zullen we ook lessen kunnen trekken voor de opening van het forensisch psychiatrisch centrum in Antwerpen. |
|
Voor de selectie van de geïnterneerden is enkel de commissie ter bescherming van de maatschappij of de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd. Dat alleen deze instellingen geïnterneerden in een forensisch psychiatrisch centrum, FPC, kunnen plaatsen is een welbewuste keuze. Volgens de wetgeving kunnen beide in eer en geweten oordelen welke geïnterneerden en profielen in aanmerking komen voor de FPC’s die opengaan. Aan de verankering van het FPC in het zorgnetwerk wordt heel veel belang gehecht om de rehabilitatie en de re-integratie van geïnterneerden in de maatschappij te waarborgen, maar ook om de uitstroom van geïnterneerden te garanderen. Dat laatste is natuurlijk minstens even belangrijk. Op het ogenblik dat mensen naar het normale zorgcircuit kunnen overgaan, moeten we er ook voor zorgen dat ze het FPC kunnen verlaten. De totale kostprijs voor de exploitatie van het FPC van Gent wordt op verschillende tientallen miljoenen euro geraamd, ongeveer gelijk verdeeld tussen de departementen van Justitie en van Volksgezondheid. De budgetten hiervoor zullen worden aangevraagd bij de opmaak van de begroting voor 2014. De problematiek van de internering is voor een groot deel ook een zorgproblematiek. Het mag dan ook niet verwonderen dat daar kosten aan verbonden zijn. Bij de inwerkingtreding van de interneringswet zal ook een budget moeten worden uitgetrokken voor de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken internering, voor de gerechtskosten die voortvloeien uit de deskundigenonderzoeken met forensische specialisatie en voor de subsidiëring van de externe zorginstellingen die instaan voor de opname van de geïnterneerden. Dat budget moet dienen om de kosten van bepaalde administratieve taken en het levensonderhoud van de geïnterneerden te dekken, maar ook voor een uitbreiding van het personeel van de psychosociale dienst in de gevangenissen, dat meer zal moeten rapporteren aan de strafuitvoeringsrechtbanken over geïnterneerden binnen de gevangenismuren, en voor de oprichting van observatiecentra in de zin van de wet. Het spreek voor zich dat de wetgeving op zich van belang is. Ik ben dan ook blij met elke politieke steun die er voor dit dossier is, want we weten allemaal hoe moeilijk de situatie en problematiek van geïnterneerden in de gevangenis is. Dat heb ik onlangs tijdens mijn bezoek aan de gevangenis in Brugge nog kunnen vaststellen. |
M. Louis Ide (N‑VA). – |
De heer Louis Ide (N‑VA). – De minister had het in haar antwoord vooral over de beslissingen die al zijn genomen, bijvoorbeeld over de centra van Gent en Antwerpen. Mijn specifieke vraag was eigenlijk of de minister en haar partij het wetsvoorstel Anciaux steunen en of ze er de nodige financiële middelen willen voor uittrekken. Het kostenplaatje van dat voorstel schommelt vermoedelijk rond tien miljoen euro, te verdelen over de budgetten van volksgezondheid en justitie. Alle meerderheidspartijen hebben het wetsvoorstel Anciaux ondertekend, behalve Open Vld. Komt dat door vergetelheid of wil de partij een statement maken? |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Elk dossier dat de interneringen vooruithelpt, is een goed dossier en moet worden gesteund. We moeten er wel voor zorgen dat tegenover onze intenties de nodige budgettaire middelen staan. Ik herhaal dat ik met die bedoeling bij de begrotingsopmaak voor 2014 een dossier zal op tafel leggen. |
M. Louis Ide (N‑VA). – |
De heer Louis Ide (N‑VA). – Ik neem daar nota van. In het verleden zijn er nog dossiers ingediend, zonder succes. Ik zal de begrotingsopmaak afwachten, maar vrees dat het voorstel bij gebrek aan middelen een lege doos zal zijn. |
Mme la présidente. – |
De voorzitster. – Ik geef het woord aan de heer Anciaux voor een persoonlijk feit. |
M. Bert Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik vind het niet abnormaal dat de partij die de bevoegde minister levert, zich niet onmiddellijk uitspreekt, maar de reactie van die minister afwacht. De begrotingsopmaak is de verantwoordelijkheid van de volledige regering. Wij vragen dus aan alle ministers om het nodige te doen voor de budgetten van Justitie en Volksgezondheid. Verder hoorde ik de minister zeggen dat ze alle punten van het wetsvoorstel steunt. |
Mondelinge vraag van mevrouw Marie Arena aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over «de expertengroep die zich over de toekomst van de pensioenen zal buigen» (nr. 5‑939) |
|
Mme Marie Arena (PS). – Monsieur le ministre, vous avez annoncé la semaine dernière le lancement d’un groupe de travail, en collaboration avec votre collègue Sabine Laruelle, au sujet des pensions pour la période 2020‑2040. En 2010, votre prédécesseur avait installé le même groupe de travail. Composé d’une douzaine d’experts, celui-ci avait formulé un certain nombre de constats ainsi que des priorités d’action pour l’avenir et le caractère durable des pensions. Un Livre vert avait été publié à cette occasion. Je voulais vous interroger sur les priorités émises dans le cadre de ce Livre vert, d’une part, et sur la plus-value apportée par votre groupe d’experts à propos de l’avenir des pensions, d’autre part. |
Mevrouw Marie Arena (PS). – |
M. Alexander De Croo, vice-premier ministre et ministre des Pensions. – Je remercie Mme Arena de me donner l’occasion d’évoquer devant le Sénat l’installation de la commission pour la réforme des pensions 2020‑2040. Ma collègue Sabine Laruelle, compétente pour les pensions des indépendants et moi-même avons installé cette semaine une commission d’experts chargée d’une mission très précise et très claire, à savoir élaborer d’ici au début de l’année prochaine des scénarios de réforme concrets et détaillés dont les effets se feront sentir entre 2020 et 2040. Ces réformes doivent être les garantes de la durabilité sociale et financière des régimes de pension belges. Sa mission n’est donc pas – je tiens à le souligner – d’établir une énième analyse ou de dresser l’état des lieux ou de formuler de vagues recommandations. Cela a déjà été fait dans le passé, notamment dans le Livre vert des pensions, et le Comité d’études sur le vieillissement actualise chaque année le coût du vieillissement. À ce propos, la présidente de ce comité, Mme Masai, fait partie de la commission que nous venons d’installer, ce qui permettra d’assurer une certaine continuité dans le travail. La tâche qui incombe à cette commission d’experts est tout autre. Les professeurs et experts vont en effet mettre au point des scénarios en tenant compte de la spécificité des régimes de pension belges, pour que les réformes décidées au cours de ces derniers mois et à présent mises en œuvre puissent être poursuivies dans les années à venir. Je tiens à souligner que les membres de la commission pourront travailler en toute indépendance. Je leur ai d’ailleurs demandé de ne pas faire de déclarations dans la presse, tout comme je me suis engagé à ne pas faire de commentaires sur des questions relatives à notre système de pension à long terme. Ils travailleront parallèlement à la trajectoire de réformes que je maintiendrai dans les prochains mois. Les membres de la commission connaissent ma note politique pour les pensions et nous avons bien défini les sujets que nous allions encore traiter jusqu’à la fin de la législature. Je m’attèle actuellement à la réforme de la pension de survie, pour la transformer en une allocation d’insertion qui doit permettre à l’avenir aux personnes qui perdent leur partenaire de ne plus être poussées hors du marché du travail. Je prépare aussi une harmonisation accrue des différentes pensions minimales en vigueur aujourd’hui. Cet aspect est particulièrement important à l’heure où de plus en plus de personnes présentent une carrière mixte. Je m’attacherai aussi aux pensions complémentaires et à la rupture dudit principe « unité de carrière », de manière que chaque jour de travail – même s’il est presté après une carrière de 45 ans – compte pour la pension. Plusieurs de ces réformes sont d’ailleurs basées sur des éléments du Livre vert finalisé en 2010. J’insiste sur le fait que l’analyse réalisée par mes prédécesseurs dans le Livre vert a constitué une base pour l’accord de gouvernement en ce domaine. |
De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen. – |
Comme vous le constatez, le travail se poursuit. En tant que ministre, ma tâche ne consiste pas seulement à mettre en œuvre, au mieux, le train de réformes prévu dans l’accord gouvernemental. Il m’appartient aussi de veiller à ce que ce train reste sur les rails et à ce que toutes ces réformes soient préparées rigoureusement. Elles pourront ainsi être menées de manière réfléchie et raisonnée. Certains oublient parfois que les grandes réformes des pensions s’appliquent toujours à des milliers de gens, avec un impact certain sur leur futur financier. Il me semble tout à fait raisonnable d’utiliser l’expérience pratique et académique qui existe dans notre pays. |
|
Mme Marie Arena (PS). – Je note que le travail réalisé par les prédécesseurs constitue une base pour la réflexion actuelle. On pourra en dégager des scénarios concrets pour l’avenir des pensions et surtout pour le financement de celles-ci. C’est en effet là que réside la principale difficulté. Nous serons bien sûr attentifs aux résultats des travaux du groupe d’experts. Les équilibres entre les systèmes de répartition et de capitalisation sont un sujet délicat qui mérite un vrai débat parlementaire. Nous en reparlerons donc certainement dans les prochaines semaines. |
Mevrouw Marie Arena (PS). – |
M. Alexander De Croo, vice-premier ministre et ministre des Pensions. – J’insiste sur la soutenabilité financière et la soutenabilité sociale de notre système de pensions. Celles-ci doivent rester finançables mais doivent aussi permettre d’éviter des situations de précarité pour le maximum de personnes. |
De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen. – |
Mondelinge vraag van mevrouw Vanessa Matz aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden over «de plaatsing van een snelheidsbegrenzer op lijn 42» (nr. 5‑937) |
|
Mme la présidente. – M. John Crombez, secrétaire d’Etat à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, répondra. |
De voorzitster. – De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, antwoordt. |
Mme Vanessa Matz (cdH). – Il y a plus de deux mois, des échanges de vues étaient organisés avec les administrateurs délégués du groupe SNCB et le ministre afin de débattre du contenu du projet de Plan pluriannuel d’investissement (PPI) 2013‑2025. Celui-ci avait été validé par les trois conseils d’administration des sociétés du groupe SNCB, bien que les administrateurs cdH aient voté contre. Dans ce PPI figuraient des éléments inacceptables pour le cdH, dont j’ai déjà eu l’occasion d’en faire part aux administrateurs délégués et au ministre Labille. Un des éléments que nous nous refusons d’accepter est prioritairement le sort réservé aux lignes classées en catégorie C, à savoir des lignes traversant des régions à faible densité de population et qui se trouvent majoritairement en province de Luxembourg et dans le sud de la province de Liège. Lors des différentes réunions de commission, M. Lallemand, administrateur délégué d’Infrabel, nous a affirmé qu’aucune ligne ne serait sacrifiée, que l’« entretien zéro » n’avait jamais été envisagé pour aucune ligne et que les lignes A, B et C recevraient le même niveau d’entretien nécessaire. Qualifiant de « bobard » la classification des lignes et le fait que les lignes C seraient vouées à une mort certaine en raison d’un arrêt des investissements et des entretiens, M. Lallemand a toutefois avancé qu’une solution pour 2013 et 2014 avait été trouvée pour l’entretien de tout le réseau ferroviaire, preuve s’il en est qu’il n’en avait pas toujours été ainsi. Or j’apprends que des limitations de vitesse ont été mises en place depuis le 8 avril sur la ligne 42, entre Rivage et Gouvy sur les voies A et B, ainsi qu’entre Vielsalm et Gouvy sur la voie A. Je m’en étonne fortement. Voici un mois, le ministre et les responsables du groupe SNCB nous assuraient en commission de l’Infrastructure que l’entretien et les investissements étaient maintenus, que c’était mensonge d’affirmer le contraire. Aujourd’hui, on ralentit la vitesse sur une ligne internationale C en raison de traverses ferroviaires en mauvais état, et donc non entretenues ! Dès lors, voici mes questions. Le ministre confirme-t-il l’instauration de ces limitations de vitesse sur la ligne 42 ? Ces limitations sont-elles dues au mauvais état des voies ferroviaires ? Si oui, comment se fait-il que celles-ci n’aient pas été entretenues, comme promis ? Ces panneaux sont-ils temporaires en attendant une réparation rapide des voies ? Le ministre a-t-il une idée du retard que causeront ces panneaux sur le trajet vers Liège et vers Luxembourg ? Où en sont les contacts du ministre avec le groupe SNCB, notamment en ce qui concerne son courrier sur l’avenir des lignes C, qui faisait suite à celui de son prédécesseur, M. Magnette ? Concernant ces lignes C, le ministre avait demandé au groupe SNCB de revoir sa copie. J’espère que les réponses du ministre rassureront les navetteurs qui sont rudement mis à l’épreuve depuis de très longs mois et qui, une fois de plus, voient leur moyen de transport de référence très fortement compromis. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). – |
M. John Crombez, secrétaire d’Etat à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale. – Le ministre Labille tient à confirmer la volonté exprimée devant la commission de l’Infrastructure de maintenir en état le réseau de catégorie C afin que chacun ait droit à la mobilité, y compris dans les zones reculées. En ce qui concerne la ligne 42, Infrabel a informé le ministre qu’elle a dû imposer un avis de ralentissement temporaire depuis le 8 avril 2013. Cette situation résulte de l’état des traverses. La vitesse a donc été réduite de 90 km/h à 60 km/h. Cela entraîne pour l’instant des retards de cinq à dix minutes. Les traverses seront remplacées en 2014 car une autre priorité budgétaire est la sécurisation des parois rocheuses sur cette ligne. En effet, si une chute de rocher se produisait, le trafic serait complètement interrompu. Un ralentissement temporaire est donc préférable à une fermeture de ligne. Les travaux de sécurisation des parois sont techniquement très lourds et très coûteux. Ils peuvent être estimés à 1,5 million d’euros. Ces investissements constituent un gage très clair de la volonté d’Infrabel d’assurer le maintien de la ligne. Ce dernier n’est absolument pas remis en cause. Ces travaux seront réalisés dès août 2013, avec circulation des trains sur une seule voie. Le dernier éboulement rocheux sur la ligne date de février dernier et est toujours visible. Il convient aussi de souligner que les avis de ralentissement temporaire sont une pratique courante dans l’exploitation ferroviaire et sont basés sur un diagnostic précis quant à l’état des voies et sur une surveillance constante. En ce qui concerne le tronçon entre Vielsalm et Gouvy, les ralentissements sont dus à une zone boueuse qui s’est formée à cause des conditions hivernales que nous avons connues. Les travaux d’assainissement sont prévus dès le retour de conditions atmosphériques plus favorables, c’est-à-dire maintenant. En ce qui concerne le temps de parcours vers Liège et vers Luxembourg, des marges de sécurité sont prévues dans les horaires afin de résorber ce genre de perturbation. En fonction des minutes de retard prévues à cause des travaux, les horaires seront réaménagés. Les entretiens de la voie ne doivent pas être confondus avec le renouvellement des voies elles-mêmes. Les entretiens s’effectuent couramment tandis que le renouvellement intervient en fin de vie des infrastructures. Il n’est donc pas exact de dire que ces dernières ne sont pas entretenues. |
De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. – |
(M. Armand De Decker, vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.) |
Le ministre peut assurer que son cabinet a des contacts réguliers avec le groupe SNCB, notamment dans le cadre des réunions de concertation relatives au plan pluriannuel d’investissement (PPI). Des solutions sont activement recherchées pour répondre aux demandes formulées par les membres du gouvernement ainsi que par les instances régionales à propos des thèmes importants repris dans le PPI. Le maintien en état du réseau C constitue une des priorités que le ministre entend voir respectées. |
|
Mme Vanessa Matz (cdH). – Je remercie M. Crombez d’avoir répondu au nom du ministre Labille. Le ministre a à nouveau exprimé son intention de maintenir le réseau en état. Je ne comprends toutefois pas comment il est possible d’être à ce point dépassé par les événements. Je peux comprendre que les parois rocheuses doivent être entretenues de manière inopinée à cause des éboulements. Par contre, le remplacement des traverses n’est pas le résultat d’une usure anormale. Les navetteurs craignent qu’après le ralentissement à 60 km/h, on passe dans six mois à 40 km/h avant la suppression temporaire puis définitive des trains parce qu’ils accusent trop de retard. Je reviendrai régulièrement sur ce dossier extrêmement important pour la région d’où je viens. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). – |
Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude over «het gebruik van valse documenten om sociale uitkeringen te bekomen» (nr. 5‑946) |
|
Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude over «de nepwerklozen en de nepinvaliden» (nr. 5‑949) |
|
M. le président. – Je vous propose de joindre ces demandes d’explications. (Assentiment) |
De voorzitter. – Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming) |
Mme Christine Defraigne (MR). – L’auditorat du travail de Bruxelles souhaite renvoyer quinze organisateurs d’une vaste fraude devant le tribunal. En effet, il semble que quelque deux mille faux chômeurs aient perçu indûment pendant des années des allocations, en achetant notamment de faux C4 auprès de sociétés fantômes. Le réseau de criminalité organisée vendait également de fausses attestations d’invalidité, mais il est aussi question de fraudes aux allocations familiales et aux allocations de vacances annuelles. Le montant d’allocations indûment versé s’élèverait à dix millions d’euros au moins. La période infractionnelle a duré plusieurs années jusqu’à 2011. La Justice fera son travail évidemment. Toutefois, monsieur le secrétaire d’État, dans le respect de la séparation des pouvoirs, pouvez-vous nous donner des informations complémentaires sur ce type de fraude et sur la manière de fonctionner de ces sociétés fantômes ? Ce commerce ayant quand même pu fonctionner pendant plusieurs années, quelles mesures avez-vous pu ou comptez-vous prendre pour mieux détecter l’utilisation de ce type de faux documents et réduire ainsi à néant ce type de sociétés nuisibles ? |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – |
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik deel de verontwaardiging van mevrouw Defraigne. In 2009 bracht de regering een rapport uit rond uitkeringsfraude met diverse verwezenlijkingen, waaronder het oprollen van 561 bedrijven die valse C4‑attesten uitschreven. Het ging om 20.000 afnemers. Uit eerdere vragen blijkt dat in 2009 151 bedrijven tegen de lamp zijn gelopen en dat er 603 afnemers van attesten rond C4‑fraude waren. In 2010 ging het om respectievelijk 133 bedrijven en 490 fraudeurs en in 2011 respectievelijk 166 bedrijven en 196 fraudeurs. Vandaag vernemen we dat bij een netwerk van 40 bedrijven, dat in 2006werd opgerold, 2000 valse C4‑attesten werden afgeleverd en in het totaal 3000 valse attesten. Het gerecht is geschrokken van het hoge aantal afnemers van deze attesten. Dit aanvoelen lijkt terecht. Ik vrees dat in het licht van die informatie het totaal aantal fraudeurs veel hoger zal liggen dan de 20.000 die in het rapport van 2009 werden vermeld. Ik ben zeer verontwaardigd, vooral over de zogenaamde sanctie, of veeleer het gebrek aan sancties ten aanzien van de nepwerklozen en nepinvaliden. Zij moeten het onterecht uitgekeerde bedrag terugbetalen en als ze nu nog werkloos zijn worden ze voor 52 weken geschorst. Deze zogenaamde zware sancties zijn veel te laag, temeer daar deze fraude zeer bewust werd gepleegd. Ik bepleit dan ook, naar het Nederlandse voorbeeld, dat fraudeurs naast het terugbetalen van de uitkering hetzelfde bedrag aan boete opgelegd krijgen. Bovendien moet de boete worden verrekend met de uitkering, waardoor zij tijdelijk minder of geen uitkering ontvangen. Deze fraude ondermijnt immers het solidariteitsmechanisme. Kan de staatssecretaris gedetailleerd aangeven in hoeverre zijn diensten deze georganiseerde C4‑ fraude en invaliditeitsfraude sneller detecteren? Kan hij de recentste cijfers geven wat betreft het totaal aantal bedrijven, het totaal aantal nepwerklozen die hiervan gebruik maakten, alsook het totaalbedrag aan onterecht uitgekeerde werkloosheidsgelden? Graag had ik vernomen of hij het er ook mee eens is dat frauderende uitkeringsontvangers de ten onrechte verkregen uitkering moeten terugbetalen én daarnaast hetzelfde bedrag aan boete opgelegd moeten krijgen, die wordt verrekend op de uitkering? Kan hij toelichten wat de wetgevende initiatieven zijn? |
M. John Crombez, secrétaire d’Etat à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale. – |
De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. – Dat dit soort fraude verontwaardigheid oproept, is logisch. Georganiseerde sociale fraude is pure diefstal. Degenen die het organiseren moeten serieus gesanctioneerd worden. De C4‑fraude in Gent werd vaak als voorbeeld aangehaald bij het uitleggen van het actieplan fraudebestrijding. In eerste aanleg kregen de hoofdbeklaagden in deze zaak tot vijf jaar gevangenisstraf. Twee van hen zitten momenteel effectief achter de tralies. De mededaders kregen tot twee jaar effectief. De gebruikers kregen in sommige gevallen werkstraffen en straffen tot zes maanden. Ik vind dit één van de meest verwerpelijke, maar ook één van de moeilijkst te detecteren vormen van fraude. |
Le mécanisme frauduleux dont question dans la presse de ce matin remonte au milieu des années 2000. Vous comprendrez que, s’agissant d’un dossier judiciaire, il ne m’est pas possible de vous donner des détails sur les mécanismes frauduleux. Je ne veux pas mettre en péril l’action de la Justice. Sachez cependant qu’il s’agissait de réseaux d’entreprises fictives à ramifications multiples, utilisant divers procédés pour fournir à leurs clients de faux documents de différentes natures, leur permettant ainsi de prétendre, de manière frauduleuse, soit à un emploi régulier soit à des prestations et à des interventions de la sécurité sociale. Ces sociétés fictives sont constituées avec l’aide d’intermédiaires. Souvent elles ne possèdent aucune réalité physique. Les contrôleurs ne peuvent dès lors que constater par exemple qu’à l’adresse de leur siège, il y a un terrain mais pas de bâtiment. Il est difficile d’identifier ce qui n’existe pas. Les différents services concernés sont nombreux : l’ONSS, l’Inspection sociale, le Contrôle des lois sociales, l’Onem, l’Inami, l’Onva et l’Onafts, mais aussi la police locale et d’autres administrations. Il est important dès lors de disposer de banques de données permettant de vérifier l’exactitude des documents. |
|
|
In het algemeen, en niet alleen voor C4‑formulieren en werkloosheid, worden steeds meer databanken aan elkaar gekoppeld omdat de regering, nu de budgettaire toestand moeilijk is, alle misbruiken wil voorkomen. Wat ik heb gezegd, geldt dus eveneens voor werkloosheids- en ziekte-uitkeringen en kinderbijslag. Door de koppeling van databanken wil de regering op zoek gaan naar gegevens die administratief niet juist kunnen zijn. Daardoor kunnen meer onterecht uitgekeerde bedragen worden opgespoord. In samenspraak met het auditoraat werden de procedures voor de terugvordering van de onterecht ontvangen uitkeringen opgestart en werden bestaande administratieve sancties toegepast. Naar mijn mening mogen de sancties fors worden verhoogd. De prioriteit is echter de organisatoren van de fraude op te sporen en te sanctioneren. Als de organisatie van fraude zeer winstgevend blijft, en de pakkans klein is, zullen de fraudeurs blijven frauderen. Er kan niet worden gefraudeerd als dat soort verwerpelijke systemen niet wordt georganiseerd. In de werkloosheid voorzien de bestaande administratieve sancties in een schorsing van de uitkering gedurende maximaal 52 weken. Dat is vaak efficiënter dan de toepassing van een geldelijke boete omdat de invordering van boetes niet altijd gemakkelijk is. Wat de arbeidsongeschiktheid betreft, bestaat er eveneens een systeem van schorsing voor een periode van maximaal 200 dagen. In de gezondheidszorg bestaat er momenteel geen schorsingsmechanisme, maar er kunnen wel administratieve boetes van 50 tot 500 euro worden opgelegd. In het kader van de strijd tegen dat soort fenomenen werden nieuwe werkprocedures ingevoerd bij de betrokken openbare instellingen voor de sociale zekerheid en werd een ad hoc-taskforce opgericht. Er werden nieuwe geïnformatiseerde gegevensuitwisselingen opgezet om de gegevens te kruisen. |
À titre indicatif, le nombre de dossiers d’assujettissement fictif transmis par l’ONSS à l’Inami s’élevait à 2 049 en 2008, à 2 678 en 2009, à 2 678 en 2010 et 2 676 en 2011. Sur le plan législatif, les institutions publiques de sécurité sociale ont suggéré diverses adaptations de leurs législations. La dernière en date émane de l’Onafts puisque lors du contrôle budgétaire, le gouvernement s’est entendu sur la mise en place de nouveaux flux informatiques entre l’ONSS et l’Onafts ainsi qu’entre l’Onem et l’Onafts. Il est également prévu – et ceci me semble très important – d’adapter les règles de prescription applicables dans ce secteur afin de pouvoir mieux appréhender ce type de mécanisme frauduleux. Enfin, la loi-programme de décembre contient une disposition générale anti-abus qui doit permettre de lutter contre ce type de phénomène mais aussi contre des variantes de ce dernier. |
|
|
Ik geloof zeer sterk in het gebruik van databanken voor zeer moeilijk opspoorbare fenomenen. De fraude verloopt soms via fictieve bedrijven en tussenpersonen. De straffen die worden uitgesproken zijn hoog, zeker voor de hoofdbeklaagden, maar ook voor de gebruikers van het systeem. Ik verwijs naar het recente geval van de C4‑fraude in Gent. De verwijzing naar de schattingen van 2009 illustreert het eeuwige probleem hoe de schade van fraude aan de economie te meten. Ik ben het ermee eens dat het probleem veel uitgebreider is dan momenteel uit de statistieken blijkt. De aanpak van fraude moet een absolute prioriteit blijven voor de regering. |
Mme Christine Defraigne (MR). – L’ampleur de ce phénomène, que je qualifie de criminalité organisée, est absolument énorme. Lorsqu’une société ne paye pas de cotisations à l’ONSS mais délivre un C4, le croisement de données doit permettre de détecter la fraude. Il faut réfléchir à l’allongement de la prescription, qui n’est certes pas une réponse automatique à ces délits un peu compliqués mais, face à une criminalité aussi internationale, il est difficile pour les parquets d’organiser les poursuites dans les délais. Je pense que nous n’avons vu que la partie émergée de l’iceberg. Il n’est pas aisé de lutter contre cette pieuvre tentaculaire, mais nous pouvons le faire de plusieurs manières. |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – |
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik ben het met de minister eens dat fraude een verwerpelijke manier is om centen te stelen van mensen die het vandaag in onze maatschappij moeilijk hebben. Ik ben het niet helemaal eens met de keuze om zich in de eerste plaats te richten op de organisatoren van fraude. Het is inderdaad essentieel om de organisatoren heel zwaar te straffen, maar ook de gebruikers moeten zwaar worden gesanctioneerd. Dat zal ontradend werken. Als de vraag naar fraude niet meer bestaat, zullen fraudeurs hun systemen niet meer verkocht krijgen. De verlenging van de verjaringstermijn voor ingewikkelde constructies is inderdaad noodzakelijk. Aan ons heeft de minister een partner om de strijd tegen uitkeringsfraude aan te gaan. |
M. Philippe Moureaux (PS). – J’espère qu’on sera aussi sévère avec les riches et qu’on ne fera pas comme avec la Kredietbank, qui n’a jamais été sanctionnée. |
De heer Philippe Moureaux (PS). – |
Mondelinge vraag van de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van de inkomstenbelastingen betreffende het stelsel van de definitief belaste inkomsten voor de vennootschapsbelasting» (nr. 5‑940) |
|
M. le président. – M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, répondra. |
De voorzitter. – De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, antwoordt. |
M. Ahmed Laaouej (PS). – J’observe une fois de plus que le secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics répondra pour le ministre des Finances. C’est la troisième fois que cela se produit depuis l’entrée en fonction du nouveau ministre des Finances. Aujourd’hui, quatre questions orales lui sont adressées mais, à ce jour, nous n’avons pas encore eu l’honneur de pouvoir les lui poser directement. J’estime, monsieur le président, que cela commence à bien faire. Nous souhaiterions avoir un débat parlementaire avec le nouveau ministre des Finances. J’en viens à ma question. L’hebdomadaire Le Vif L’Express a récemment fait état, sous le titre « Paradis fiscaux : l’arrêté fantôme », d’une information stupéfiante concernant l’arrêté d’exécution qui doit établir la liste des pays considérés comme ayant un régime fiscal notablement plus avantageux – comprenez paradis fiscal – pour l’application du régime des dividendes déductibles. Selon l’hebdomadaire, l’arrêté n’aurait jamais été publié alors qu’il aurait été adopté par le Conseil des ministres le 27 janvier 2010. Le Vif L’Express se réfère de manière tout à fait explicite à un communiqué de presse du Conseil des ministres. Un réel problème se pose lorsque l’on connaît le coût budgétaire de cette mesure qui se chiffre en milliards et qui concerne pour l’essentiel de très grandes sociétés holdings. Comment les services de vérification pourraient-ils travailler sérieusement sans ce texte ? On dit même que ce régime, qui coûte plusieurs milliards d’euros par an aux caisses de l’État, ne fait malheureusement pas l’objet de suffisamment de vérifications approfondies par les services. Mais comment ces derniers pourraient-ils travailler s’ils ne disposent pas d’un arrêté leur permettant d’identifier les pays considérés comme des paradis fiscaux ? J’aimerais savoir ce qu’il en est. Cet arrêté a-t-il été publié ? Quand peut-on attendre sa publication afin de permettre aux services de procéder aux vérifications légitimes et nécessaires pour garantir la viabilité de nos finances publiques ? |
De heer Ahmed Laaouej (PS). – |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – Je tiens à préciser à M. Laaouej que le ministre des Finances est actuellement à l’étranger. |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – De minister van Financiën is in het buitenland. |
M. Ludo Sannen (sp.a). – Le ministre n’est pas encore venu en commission alors qu’il est entré en fonction depuis quelque temps. |
De heer Ludo Sannen (sp.a). – De minister is nog nooit in de commissie geweest. Hij is nochtans al een tijdje minister van Financiën. |
|
Hij doet uitspraken over zijn departement en zijn beleid, maar we krijgen de man niet naar de commissie. We kunnen niet eens van gedachten wisselen over het beleid dat hij gaat voeren. Dat is een schande, een schande voor de Senaat, maar vooral een schande voor de minister! |
M. Ahmed Laaouej (PS). – Président, j’appuie les mots du president de la Commission Finéco. |
De heer Ahmed Laaouej (PS). – Mijnheer de voorzitter, ik sluit me aan bij de woorden van de voorzitter van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – Ik zal de boodschap overbrengen. |
En ce qui concerne le communiqué de presse, je peux vous confirmer que le Conseil des ministres du 27 janvier 2010 a traité en première lecture un avant-projet d’arrêté royal relatif à une actualisation de la liste des pays, en exécution de l’article 203, paragraphe 1er, du Code des impôts sur les revenus 1992. À la suite de la chute du gouvernement le 22 avril 2010, ce dernier n’est pas parvenu à procéder à une seconde lecture de ce dossier techniquement complexe. L’arrêté royal en question avait pour objet l’actualisation de la liste des pays telle qu’elle figure actuellement dans l’arrêté royal d’exécution du Code des impôts sur les revenus. Cette liste est détaillée et comprend cinquante-trois pays ou juridictions. Étant donné l’évolution internationale en matière de lutte contre les pays qui ont un régime fiscal notablement plus avantageux, il est vraisemblable que certains aient adapté leur régime. En ce sens, il est peu probable qu’un coût budgétaire puisse exister. |
|
Comme vous, je reconnais que bien des choses ont changé depuis octobre 2005 sur le plan de la fiscalité internationale. L’actualisation présentée le 27 janvier 2010 au Conseil des ministres était déjà dépassée le 6 décembre 2011, lors de l’installation du nouveau gouvernement. L’administration a donc décidé de mener une nouvelle enquête. Dès que cette enquête sera terminée, je soumettrai aussi rapidement que possible la nouvelle liste au Conseil des ministres pour approbation. |
|
M. Ahmed Laaouej (PS). – La réponse que nous venons d’entendre est ahurissante ! Depuis la mise en place du gouvernement, on a laissé choir ce dossier. Cela veut dire que l’on a rendu impossible la tâche des services de vérification. Je ne parle pas ici d’une petite PME, mais d’une grande société holding qui déduit ses dividendes venant de l’étranger, éventuellement de paradis fiscaux. C’est tout à fait inadmissible. J’espère que vous allez accélérer la cadence et que vous proposerez très rapidement au gouvernement, comme la loi vous le demande, un arrêté royal reprenant la liste des paradis fiscaux. C’est tout à fait inadmissible monsieur le président. |
De heer Ahmed Laaouej (PS). – |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – Je comprends la réaction de M. Laaouej. Je demanderai que l’on prenne d’urgence les mesures qui s’imposent pour résoudre ce problème. |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – |
Mondelinge vraag van de heer Ludo Sannen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «het risico van sparen en de invoering van de bankenunie» (nr. 5‑942) |
|
M. le président. – M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, répondra. |
De voorzitter. – De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, antwoordt. |
M. Ludo Sannen (sp.a). – |
De heer Ludo Sannen (sp.a). – Ik ben echt kwaad en ik hoop dat de staatssecretaris dat aan de minister laat weten. We hebben een regeerakkoord goedgekeurd. Daarin is sprake van een herstructurering van de banken, van een beter risicobeheer, van een grotere solvabiliteit voor de banken, van een bankentestament, van een onderscheid tussen deposito- en zakenbanken, van andere wegen om de spaarders bij de banken te beschermen. Over al die thema’s willen we in het parlement met de minister van gedachten wisselen, want tot op heden zien we hiervan niets gerealiseerd. We willen ook graag van gedachten wisselen over de stand van zaken van een Europees bankenfonds, over de kapitaalratio van Basel III, die verlaagd en versoepeld werd, over het uitblijven van een echte bankenunie. Allemaal dingen die er moeten zijn om de banken beter te controleren, de spaarders te beschermen en te zorgen dat spaarders en belastingbetalers niet meer moeten opdraaien voor het mankement dat de banken in de voorbije jaren veroorzaakt hebben. In het parlement kunnen we daar met de minister niet over praten. Hij vindt het echter wel nodig om in de media positief te reageren op de uitlatingen van van Olli Rehn. Hij vindt het maar logisch dat spaarders mee opdraaien bij herstructurering of ontmanteling van een bank. Ik heb het niet over een faillissement, maar over een herstructurering of ontmanteling. In feite is wil hij de spaarders een extra belasting opleggen voor spaargeld boven 100.000 euro. Je zal het maar meemaken! In de jaren tachtig ging je als jong paar bij het Gemeentekrediet een hypothecaire lening aan. Je bent een brave spaarder en je werkt allebei hard. Je hebt twee kinderen. Als je lening afbetaald is, ga je wat sparen. Soms steek je wat geld in een kasbon en soms zet je wat geld op een termijnrekening of op een gewoon spaarboekje. Je bent nu tegen de zestig en hoopt je kinderen te helpen wanneer ze een woning kopen. Je zit inderdaad boven die 100.000 euro, want je bent bij de bank en de kantoorhouder gebleven waar je in de jaren tachtig terechtkwam. Inmiddels is Gemeentekrediet wel Dexia geworden en op tien jaar tijd heeft de bank de Belgische belastingbetaler 16 miljard gekost, met daarbovenop een waarborg van 54 miljard. De personen bij de overheid die toezicht moesten uitoefenen op de banken, hebben dat allemaal laten gebeuren. De personen die controle konden uitoefenen, ook in de raden van bestuur, hebben laten begaan. Maar volgens de redenering van de minister is het wel logisch dat je mee opdraait wanneer de bank het slecht doet en geherstructureerd moet worden. Dat maakt me kwaad! Het maakt me kwaad dat we in het regeerakkoord zoveel zaken hebben opgenomen om de spaarder te beschermen, om de banken meer solvabel en transparant te maken. Daar is niets van gebeurd, maar inmiddels vertel de minister wel dat hij de spaarder wil aanpakken! Ik heb in deze zaak een onverwachte bondgenoot gevonden: econoom Van de Cloot. Hij hoort niet meteen thuis in mijn ideologisch gedachtegoed, maar ik citeer hem hier toch. “De essentie blijft dat banken solide genoeg gemaakt moeten worden zodat we niet voor de keuze geplaatst worden tussen de pest en de cholera en te moeten kiezen om het vergokte geld te laten ophoesten door spaarders dan wel belastingbetalers. Daarvoor moet echter een strijd gevoerd worden tegen de aan de gang zijnde normvervaging in financiële aangelegenheden.” Vandaar de voorstellen in het regeerakkoord, waar niets mee gebeurd is. Vandaar de voorstellen op Europees niveau, die telkens afgezwakt en uitgesteld worden. Eigenlijk ben ik meer geïnteresseerd in het standpunt van de regering. Denkt de regering ook dat we de spaarder moeten aanpakken? Wat is het standpunt van de regering over het voorstel van deze richtlijn? De emotionele en individuele uitlatingen van een minister die tot op heden niet eens de moed gehad heeft om zijn standpunten in het parlement te komen verkondigen, interesseren mij minder. |
(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.) |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – Ik begrijp de heer Sannen wel, want ik ben ook parlementslid geweest en ik voel mij nog altijd parlementslid. Minister Geens is echter vertrokken naar de lentetop van het IMF en de Wereldbank. Ik zal hem in elk geval de boodschap overbrengen. De eerste doelstelling van alle Europese en nationale initiatieven blijft dat het redden van banken nooit meer nodig zal zijn. Daarvoor is een versterkt toezicht van essentieel belang en staat de verwezenlijking van de bankenunie centraal. De collectieve wil is aanwezig om snel een bankenunie op te richten. Alle EU‑lidstaten zijn daar immers bij gebaat. Een bankenunie is opgebouwd uit drie hoofdbestanddelen: een gemeenschappelijk toezichtmechanisme, een gemeenschappelijk afwikkelingssysteem en een uniform systeem dat spaartegoeden beschermt. Met deze drie bestanddelen wil de bankenunie de koppeling tussen de banken en de nationale begrotingen doorsnijden. Ik verheug me dan ook over het akkoord dat op de Raad Ecofin van 13 december vorig jaar werd bereikt omtrent de oprichting van een Europees toezichtmechanisme: de Europese Centrale Bank wordt vanaf 2014 rechtstreeks verantwoordelijk voor de belangrijkste kredietinstellingen binnen de eurozone. Indien, ondanks de versterking van het toezicht, toch nog een kredietinstelling in een situatie zou terechtkomen waarbij de continuïteit niet meer gewaarborgd kan worden, moet de redding worden georganiseerd op een manier die zowel de belangen van de spaarders als die van de belastingbetalers vrijwaart. In geval van een bankfaling zijn er, behalve een gewoon faillissement, op dit moment twee mogelijkheden: een nationalisatie, zoals Belfius, en een vrijwillige of gedwongen verkoop, zoals Fortis. De laatste twee sporen, die de Belgische regering van Premier Leterme met succes toepaste, bestaan formeel pas sinds de wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector. Bij een gewoon faillissement, zoals dat van Lehman Brothers, verliezen de aandeelhouders hun inleg en worden de depositohouders als gewone chirografaire schuldeisers van de bank beschouwd, met dien verstande dat ze, indien er onvoldoende activa overblijven na betaling van de bevoorrechte schuldeisers, hun tegoeden tot 100.000 euro kunnen recupereren door tussenkomst van het bijzonder beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. De nationalisatie of gedwongen verkoop zijn bail-outs waarbij enkel de aandeelhouder geld verliest. Alle schuldeisers en spaarders behouden integraal hun vordering. Tot nog toe is er geen op EU‑niveau geharmoniseerd kader voor de begeleiding van bankenfalingen. Midden 2012 heeft de Europese Commissie een voorstel van richtlijn uitgewerkt dat voorziet in een waaier van instrumenten waaruit de bevoegde autoriteiten kunnen putten om de bankenfalingen, zo die zich nog zouden voordoen, op een georganiseerde wijze af te wikkelen. Basisdoelstelling daarvan is te vermijden dat het beroep op de overheid, met alle gevolgen vandien voor de overheidsschuld en de belastingbetaler, een verworvenheid wordt; dit houdt immers ultiem een risico in op deresponsabilisering van de banken, de zogenaamde moral hazard. Een van die instrumenten is de zogenaamde bail-in, waarover de Finse commissaris Olli Rehn het gisteren had. Bail-in betekent dat de schuldvordering van gewone schuldeisers van banken wordt omgezet in kapitaal, dus in aandelen van de bank. Alles staat en valt natuurlijk met de waardering van die deposito’s ten opzichte van de waarde na een bail-in van de aandelen van de bank. Dit houdt een verbetering in van de positie van de schuldeisers ten opzichte van de situatie waarin ze zich zouden bevinden in geval van faillissement. Tegelijk wordt de kapitaalbasis en het eigen vermogen van de bank versterkt. Het is nog maar een voorstel en de conversie van schuldvordering in kapitaal, al dan niet in combinatie met andere instrumenten, zou volgens het voorstel enkel gelden indien de autoriteit bevoegd voor het begeleiden van de faling de mening is toegedaan dat er een reële kans bestaat dat de instelling leefbaar is en de aandeelhouders op termijn dus een return on investment kunnen verwachten. |
|
Depositohouders zijn, zoals gezegd, gewone schuldeisers van de bank. Sowieso zou de bail-in enkel de deposito’s betreffen die niet worden gedekt door de depositobescherming. Deze laatste blijft integraal behouden. Naar aanleiding van de situatie in Cyprus werd luidop gevraagd of spaartegoeden boven 100.000 euro moeten kunnen worden aangesproken voor een bankredding, eerder dan de belastingbetaler hiervoor te laten opdraaien. Deze discussie zorgde voor enige ongerustheid bij het grote publiek, terwijl in de praktijk helemaal niets is veranderd tegenover vroeger. Vandaar dat momenteel binnen de eurozone wordt nagedacht over een betere bescherming van de grote spaarders om het vertrouwen van alle spaarders in het financieel stelsel te consolideren. Daarbij wordt overwogen hen in geval van bail-in voorrang te verlenen boven de andere schuldeisers van de bank. Ik benadruk dat de voorwaarden van de concrete tenuitvoerlegging van de bail-in geval per geval zullen worden beoordeeld en het dus steeds mogelijk blijft in een concreet geval te beslissen enkel de vorderingen van de obligatiehouders en van de houders van kortetermijnschuldpapier, en niet die van de grote spaarders, in kapitaal om te zetten. |
M. Ludo Sannen (sp.a). – |
De heer Ludo Sannen (sp.a). – De doelstelling moet zijn om zowel een bail-in als een bail-out te voorkomen. Daartoe werden in het regeerakkoord dan ook bepalingen opgenomen, want de regering wil de spaarder maximaal beschermen en de toezichthouders en de controle op Europees niveau alsook in België versterken. Zodoende zullen we een bail-in en een bail-out bij gewone spaarbanken waarschijnlijk kunnen voorkomen. Wie meer risico wil nemen of meer wil investeren, kent het risico dat daaraan verbonden is. Een gewone spaarder weet dat niet. Het antwoord stemt me tevreden, in die zin dat de minister de situatie goed schetst en een beeld geeft van een bail-in en een bail-out en de Europese regelgeving. Jammer genoeg is er nog steeds geen bankenunie. Ik weet ook niet hoever de oprichting van een bankenfonds op Europees niveau gevorderd is. De minister heeft echter met geen woord gerept over wat in ons land zal gebeuren, hoewel daaraan heel wat paragrafen in het regeerakkoord zijn gewijd. Dat frustreert me. De tijd dringt en dus wil ik van de minister vernemen welke maatregelen hij zal nemen om te voorkomen dat de spaarder in België wordt geconfronteerd met een bail-in of een bail-out. |
Mondelinge vraag van de heer François Bellot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «de stijging van het aantal aanvragen van fiscale regularisatie» (nr. 5‑948) |
|
Mme la présidente. – M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, répondra. |
De voorzitster. – De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, antwoordt. |
M. François Bellot (MR). – La presse relate une augmentation soudaine des demandes de régularisation fiscale en Belgique ces deux dernières semaines. En effet, de nombreuses personnes ayant dissimulé des avoirs à l’étranger craignent les amendes plus fortes annoncées pour le 2 juillet prochain. Il semble que le fisc ait reçu, depuis le 1er avril, 243 demandes de régularisation pour un montant total de 52 millions d’euros, soit quatre fois plus qu’en avril 2012. On nous annonce que depuis le début de 2013, le nombre de demandes a atteint 1.292, soit plus de la moitié du nombre total de personnes ayant bénéficié d’une régularisation fiscale l’an dernier. La somme totale en jeu est de 240 millions d’euros ou, en moyenne, 185.000 euros par dossier ! Monsieur le ministre, connaît-on le profil des personnes qui demandent à être régularisées et quels sont les types de fraude les plus rencontrés ? Au vu des 243 demandes introduites sur deux semaines, peut-on dire, selon vous, que l’on a atteint un sommet ou faut-il s’attendre à ce que d’autres demandes soient déposées en grand nombre ? Vos services sont-ils en mesure d’assumer cette charge de travail supplémentaire ? |
De heer François Bellot (MR). – |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – Je vous lis la réponse du ministre des Finances. La majorité des revenus régularisés sont des revenus mobiliers générés par des comptes personnels. Le Point de contact-régularisations n’est pas en mesure de dire si l’on a atteint un sommet en ce qui concerne le nombre de demandes mais il constate qu’en moyenne, environ 30 déclarations sont déposées quotidiennement. Un appel à candidats a été lancé au département afin de renforcer le point de contact. En date du 26 avril 2013, le service des Décisions anticipées procèdera aux interviews des candidats. Les agents sélectionnés pourront ensuite entrer en fonction. |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – |
M. François Bellot (MR). – À question précise, réponse précise ! |
De heer François Bellot (MR). – |
Mondelinge vraag van de heer Rik Daems aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «de Tobintaks» (nr. 5‑950) |
|
Mme la présidente. – F, répondra. |
De voorzitster. – De heer Hendrik Bogaert, Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare diensten, antwoordt. |
M. Rik Daems (Open Vld). – |
De heer Rik Daems (Open Vld). – Ik stel vast dat opnieuw staatssecretaris Bogaert zal antwoorden in plaats van de minister van Financiën. Zoals een aantal collega’s voel ik me gefrustreerd omdat het onmogelijk blijkt de nieuwe minister van Financiën naar de Senaat te laten komen, al moet ik toegeven dat hij vandaag wel een geldig excuus heeft. Zelfs op de Oude Markt in Leuven slaag ik er niet in hem te ontmoeten! Misschien kan Vincent Van Quickenborne me nog raad geven en me uitleggen hoe hij destijds tot bij minister van Binnenlandse Zaken Tobback in Leuven is geraakt. Kortom, als minister Geens binnenkort niet verschijnt in de Senaat, krijgt hij wel een probleem, denk ik. Mijn vraag gaat over de financiële transactietaks, en omdat het een veeleer polemische vraag is, had ik ze graag aan de minister zelf gesteld. Iedereen weet intussen dat ik een zeer koele minnaar ben van de financiële transactietaks, met dien verstande dat ik uiteraard plichtsgetrouw respecteer wat het regeerakkoord daarover bepaalt. Recente berekeningen van zowel de Nationale Bank als van de bankenfederatie Febelfin tonen aan dat de invoering van een financiële transactietaks de Belgische banken zowat 8 miljard euro per jaar zal kosten. Dat is in mijn ogen een groot bedrag. Kan de minister van Financiën de orde van grootte van dat bedrag bevestigen? Kan de minister van Financiën bevestigen dat die hoge kost een element van bezorgdheid is? Vreest hij niet dat als de financiële transactietaks slechts in een deel van de Europese Unie wordt ingevoerd, dat aanleiding kan geven tot massaal ontwijkingsgedrag? Ons land is op het ogenblik een financieel centrum, onder meer door de aanwezigheid van clearinghuizen zoals Swift en Euroclear. Deelt de minister van Financiën de bezorgdheid dat de invoering van een financiële transactietaks enkele duizenden jobs in ons land in gevaar kan brengen? Moet ons land in die omstandigheden wel het voortouw nemen bij de invoering van die taks? In mijn ogen staat in het regeerakkoord niet dat wij voorop moeten lopen. |
M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’Etat à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – |
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – Sta mij toe even terug te gaan in de tijd. Het regeerakkoord van 1 december 2011 bepaalt dat de regering er op Europees vlak voor zou pleiten om een taks op financiële transacties in te voeren. In overeenstemming daarmee heeft de vorige minister van Financiën in de Ecofin-ministerraad een ontwerp van richtlijn gesteund voor de invoering van een financiële transactietaks (FTT) in de Europese Unie. Dat ontwerp was door de Europese Commissie ingediend kort voor de totstandkoming van de regering. Zeer vlug bleek dat er tussen de 27 lidstaten geen overeenstemming kon worden gevonden over de invoering van een FTT in de Europese Unie. Aangezien het gaat over een fiscale aangelegenheid, is er echter unanimiteit vereist voor het invoeren van een dergelijk taks. Een aantal lidstaten, waaronder ons land, heeft daarop aan de Europese Commissie gevraagd om een voorstel in te dienen om te komen tot een Raadsbeslissing waardoor het mogelijk zou worden om een FTT in te voeren onder het regime van de versterkte samenwerking. De Europese Commissie heeft dan een dergelijk voorstel ingediend, dat door de Raad van ministers is goedgekeurd op 22 januari 2013. Daardoor kregen de 11 lidstaten die het verzoek tot versterkte samenwerking hadden geformuleerd, de toelating van de Raad om over te gaan tot een versterkte samenwerking voor de invoering van de FTT. |
|
De Europese Commissie heeft dan op 14 februari 2013 een nieuwe ontwerprichtlijn voor een financiële transactietaks ingediend, ditmaal onder het stelsel van de versterkte samenwerking. Op het ogenblik dat mijn voorganger, namens de Belgische regering de idee van een versterkte samenwerking steunde in een brief aan de Europese Commissie, wist niemand hoeveel lidstaten zouden meedoen. Het was ook niet duidelijk in welke mate de Europese Commissie in haar nieuwe ontwerprichtlijn oog zou hebben voor het verschil dat er nu eenmaal is tussen het invoeren van een gemeenschappelijke taks in de hele unie, dan wel in een deel van de lidstaten. Inmiddels is binnen de organen van de Raad van ministers van de Europese Unie de bespreking over de ontwerprichtlijn begonnen. Ik heb mijn administratie gevraagd een impact-assessment te maken van de ontwerprichtlijn. Die oefening houdt uiteraard rekening met alle elementen die worden aangereikt, ook door stakeholders vanuit de financiële sectoren en andere sectoren van het bedrijfsleven. Alle input, ook die van Febelfin wordt met dank aanvaard en aandachtig bestudeerd door de diensten van Financiën. Bovendien gaan heel wat ramingen die de regering ontvangt uit van ongewijzigd gedrag van de marktoperatoren. De financiële transactietaks heeft precies tot doel dat ze hun gedrag wel zouden wijzigen. Uit de permanente analyse die ik samen met mijn administratie zal maken, zou kunnen blijken dat de bepalingen van de ontwerprichtlijn, mede aangezien slechts elf van de binnenkort achtentwintig lidstaten deelnemen, hetzij hun doel voorbijschieten, hetzij onvoldoende effectief zijn. In dat geval zal Financiën de onderhandelingen uiteraard bijsturen. Naar verwachting is nu elk van de elf lidstaten bezig met de studie van de voorstellen en van de gevolgen ervan. In dat verband stip ik aan dat alle zevenentwintig, binnenkort achtentwintig lidstaten van de Europese Unie debatteren over de ontwerprichtlijn. Ten slotte moeten de deelnemende lidstaten die unaniem goedkeuren. Ons land moet er rekening mee houden dat financiële dienstverlening een belangrijke activiteit is in onze economie. De impact op die economie zou dus voor België weleens groter kunnen uitvallen dan voor andere lidstaten, te meer daar onze buurlanden wellicht niet zullen meedoen. De heer Daems wijst in dat verband terecht op de aanwezigheid in ons land van een aantal instellingen op het vlak van de marktinfrastructuur. Daarnaast zal ik bij de onderhandelingen onder meer in het achterhoofd houden dat België onderdak biedt aan een hoog aantal treasury centers van grote multinationals en een zeer open economie heeft. |
M. Rik Daems (Open Vld). – |
De heer Rik Daems (Open Vld). – Het is een heel mooi antwoord. Ik ben er wel niet helemaal tevreden mee en ik had graag met de minister wat langer over het onderwerp gedebatteerd. Ik zal er dan ook binnenkort in de commissie op terugkomen. Het antwoord is nogal genuanceerd en het bevestigt mijn idee dat het geen zin heeft met de fanfare voorop te lopen, snel principieel te handelen en de FTT in te voeren om daarna de schade op te meten. Ik hoor nu de minister van Financiën bij monde van de staatssecretaris aangeven wat ik van bij het begin heb gezegd. Met andere woorden, we moeten kunnen nagaan wat de effecten op onze economie zijn van de invoering van de FTT, ook op de clearinghouses en vooral de 104 treasury centers van de grote multinationals. Die dreigen immers weg te lopen als ze enige onzekerheid ter zake aanvoelen. Als alle 28 EU‑lidstaten de richtlijn over de versterkte samenwerking moeten goedkeuren dan ben ik enigszins gerustgesteld, hoewel ik me ook kan indenken dat landen die aan ons land grenzen en die niet meedoen, wel eens voorstander zouden kunnen zijn van een invoering onder het regime van de versterkte samenwerking, om redenen die de staatssecretaris en ikzelf best kunnen begrijpen! Nogmaals dank aan de staatssecretaris voor het antwoord dat hij heeft gegeven namens de minister van Financiën die ik binnenkort in de Senaat hoop te kunnen begroeten. |
Mondelinge vraag van mevrouw Cécile Thibaut aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over «de steun aan het gecombineerd en verspreid vervoer per spoor» (nr. 5‑947) |
|
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Monsieur le secrétaire d’État, cette semaine, un quotidien néerlandophone relayait le rapport de la Région flamande sur l’environnement montrant que l’industrie n’était plus la première source de pollution au nord du pays et que le transport routier était passé maître-pollueur dans cette catégorie. Le calcul économique est simple et pousse les entreprises à choisir la route plutôt que le rail, avec toutes les conséquences négatives que nous connaissons – encombrement des routes, production de gaz à effet de serre, particules fines – alors qu’elles pourraient être évitées. Pour minimiser les effets de la distorsion de concurrence entre la route et le rail, la Commission européenne autorise des aides d’État au transport ferroviaire combiné et diffus. Le programme belge en cours actuellement prenait fin le 31 décembre dernier. Il a été prolongé via une proposition de loi portant dispositions diverses en matière de santé jusqu’à fin février 2013. Lors des débats, vous faisiez remarquer que la prorogation de deux mois était nécessaire en attendant une réforme approfondie. La dernière prorogation étant arrivé à échéance, quels sont les montants réservés au budget 2013 afin de continuer à soutenir les transports ferroviaires diffus et combinés ? La Belgique a-t-elle introduit une nouvelle demande de dérogation auprès de la Commission européenne en vue de poursuivre le soutien financier à ce mode de transport ? |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles. – Il n’est pas nécessaire de souligner l’importance du fret par le rail. Ce mode de transport de marchandises répond à un certain nombre d’enjeux environnementaux tout en améliorant la mobilité globale sur nos routes. Le rail ne résoudra pas tout mais il faut lui laisser sa chance. Il doit pouvoir être un des modes de transport de nos marchandises sur le marché belge. Le volonté du gouvernement est d’essayer d’assurer la transition, c’est-dire de permettre au rail d’avoir sa propre vie en matière de fret. À la faveur de l’ajustement budgétaire, il vient d’ailleurs de prolonger les mécanismes de soutien au transport combiné et au transport diffus jusqu’au 30 juin 2013 Entretemps, les initiatives visant à rendre ce soutien superflu sont presque d’application. Les modifications réglementaires liées aux mouvements à l’intérieur même des ports, par exemple, ont été déposées au Conseil des ministres. Elles devraient être adoptées demain ; je l’espère en tout cas. Nous avons optimalisé la manière dont les ports peuvent faire en sorte d’intensifier le transport par le rail. Nous avons eu des contacts avec les gouvernements régionaux pour améliorer le marché en vue de soutenir au mieux le transport ferroviaire en matière de fret. Enfin, le ministre Labille est en train de piloter une réforme de la SNCB Logistics. Tous ces éléments doivent nous permettre d’avoir un transport par fret optimalisé et bénéficiant de meilleures conditions sur le marché belge tout en réduisant progressivement les subsides dont il bénéficie, étant entendu qu’ils prendront fin le 30 juin de cette année. Le 8 avril dernier, la Commission européenne a accusé réception du courrier par lequel nous lui annoncions la prolongation des soutiens au transport combiné et diffus. Nous avançons donc en bonne entente avec la DG Move de la Commission européenne, qui reste totalement informée. En attendant le terme de la prolongation, les éléments relatifs aux solutions structurelles ayant pour objectif de donner une véritable chance au transport de fret par train sont en bonne voie. Nous les aurons mises en œuvre avant le 30 juin, c’est-à-dire avant la fin du soutien au transport ferroviaire combiné et diffus. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – |
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Je remercie le secrétaire d’État de sa réponse. Je suis effectivement rassurée par cet ajustement budgétaire qui prolonge les soutiens au transport ferroviaire combiné et diffus jusqu’au 30 juin. Il aurait toutefois été intéressant de connaître les montants exacts. |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles. – Il s’agit de cinq millions d’euros pour le transport diffus et de trois millions trois cent mille euros pour le combiné. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – |
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Je suis aussi rassurée par rapport à l’évolution vers des solutions structurelles pour que le rail vive de manière autonome. J’attendrai l’adoption des réglementations pour les ports et la finalisation de la réforme de la SNCB Logistics pour me faire une opinion plus approfondie. |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
Mondelinge vraag van mevrouw Fatiha Saïdi aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en aan de minister van Werk over «het inzetten van privédetectives door bedrijven in het kader van het aanwerven of het ontslaan van personeel» (nr. 5‑938) |
|
Mme la présidente. – Mme De Coninck ayant déjà répondu à Mme Saïdi, je donne à présent la parole à Mme Milquet pour le volet de la réponse qui la concerne. |
De voorzitster. – |
Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – J’ignore le contenu de la réponse de Mme De Coninck à votre question relative aux détectives privés, mais j’espère qu’en l’occurrence, le gouvernement sera cohérent. Comme vous le savez, cette ancienne loi mérite d’être largement réformée car elle n’offre pas suffisamment de garanties. J’ai consacré quelques jours des vacances de Pâques à la finalisation d’un projet de loi qui sera confié, dans les dix jours, au groupe de travail ad hoc. J’ai donc analysé les différents points de réforme, dont certains sont particulièrement délicats, le but étant d’accroître le professionnalisme, la transparence et le nombre de garde-fous. Jusqu’à présent, les règles sont relativement floues en ce qui concerne le recours par les employeurs à certains services de détectives privés. Je signale au passage qu’une autre dénomination est prévue dans le projet. Heureusement, certains garde-fous existent d’ores et déjà. Selon l’article 5 de la loi, en effet, il est défendu au détective privé de recueillir des informations relatives aux convictions politiques et syndicales des travailleurs, à leurs penchants sexuels, à leur santé et à leurs origines sociales ou ethniques. Ces garde-fous seront non seulement maintenus mais aussi renforcés. Selon une disposition de l’avant-projet, le travailleur doit donner son accord concernant un certain type de screening effectué au moment du recrutement. Cette règle s’ajoute à toutes les interdictions liées au respect de la vie privée, etc., qui s’appliquent à tout le monde et, a fortiori, aux travailleurs dans le cadre d’un contrat de travail. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – |
Mme Fatiha Saïdi (PS). – Vous pouvez être rassurée, madame Milquet : le gouvernement est cohérent. Comme je l’ai indiqué dans ma question, le recours à des détectives privés pose vraiment problème à plusieurs égards : collusion avec la Justice, violation du droit à la vie privée, etc. Par ailleurs, des entreprises pourraient être tentées de se débarrasser de membres de leur personnel jugés trop gênants, comme des délégués syndicaux, ce qui pose un réel problème de démocratie. Comme Mme De Coninck, vous avez souligné la nécessité de formaliser davantage ces pratiques. Je m’en réjouis et attends impatiemment les textes légaux qui vont dans ce sens. |
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – |
Wetsontwerp betreffende de door de advocaten van de partijen medeondertekende onderhandse akte (Stuk 5‑1936) (Evocatieprocedure) |
|
Algemene bespreking |
|
M. Yoeri Vastersavendts (Open Vld), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking |
|
(Le texte adopté par la commission de la Justice. est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑1498/7.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑1498/7.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (Stuk 5‑1922) (Evocatieprocedure) |
|
Wetsontwerp tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen (Stuk 5‑1923) |
|
Algemene bespreking |
|
Mme la présidente. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment) |
De voorzitster. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming) |
Mme Inge Faes (N‑VA), corapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
Mevrouw Inge Faes (N‑VA), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
M. Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (Stuk 5‑1922) (Evocatieprocedure) |
|
(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 5‑1922/4.) |
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5‑1922/4.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen (Stuk 5‑1923) |
|
(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2464/3.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2464/3.) |
– Les articles 1er à 4 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 tot 4 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Wetsontwerp tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren (Stuk 5‑62) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
|
Algemene bespreking |
|
Mme la présidente. – La parole est à Mme Franssen pour un rapport oral. |
De voorzitster. – Het woord is aan mevrouw Franssen voor een mondeling verslag. |
Mme Cindy Franssen (CD&V), corapporteuse. – |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V), corapporteur. – Op 13 december 2012 keurde de Senaat het geamendeerde wetsvoorstel van mevrouw Tilmans c.s. goed met 44 stemmen voor bij 16 onthoudingen. Het werd dezelfde dag aan de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden. De Kamer amendeerde het ontwerp met 95 stemmen voor, bij 39 onthoudingen tijdens haar plenaire vergadering van 21 maart 2013. Het geamendeerde ontwerp werd op 22 maart 2013 naar de Senaat teruggezonden. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden besprak het geamendeerde wetsontwerp tijdens haar vergadering van 16 april 2013. Minister Onkelinx preciseerde dat tijdens de bespreking van het ontwerp in de Kamer van volksvertegenwoordigers een nieuw artikel 13 werd ingevoegd, dat bepaalt dat de huisarts die zich in de niet-heelkundige esthetische geneeskunde wil specialiseren, de huisartsgeneeskunde kan blijven uitoefenen tijdens zijn opleiding en nog twee jaar nadat hij de beroepstitel van geneesheer-specialist in de niet-heelkundige esthetische geneeskunde heeft verkregen. Na die periode van twee jaar moet hij kiezen. Ofwel beoefent hij voortaan uitsluitend de huisartsgeneeskunde, ofwel uitsluitend de niet-heelkundige esthetische geneeskunde. Tevens werd in artikel 18 een bepaling toegevoegd die tot doel heeft het administratieve werk van de beoefenaars te verlichten door te stipuleren dat, de inlichtingen over meerdere identieke handelingen die deel uitmaken van eenzelfde behandeling, in één en hetzelfde verslag mogen worden opgenomen. Ten slotte werd aan artikel 24 een tweede paragraaf toegevoegd die bepaalt dat de artsen die op de dag van de inwerkingtreding van de wet een rechtmatige praktijkervaring van meer dan vijf jaar in de niet-heelkundige esthetische geneeskunde kunnen aantonen, die praktijk mogen blijven uitoefenen op voorwaarde dat ze binnen een jaar na de inwerkingtreding van het artikel een aanvraag tot bevoegdverklaring indienen. Verschillende collega’s hebben aan de discussies deelgenomen, onder wie ook de “moeder” van de wet, mevrouw Tilmans. De commissie heeft met 13 stemmen voor, bij 1 onthouding, beslist in te stemmen met de tekst zoals hij door de Kamer werd teruggezonden. |
Mme Dominique Tilmans (MR). – À l’heure où l’on pense à « émasculer » le Sénat, le bicaméralisme vient encore de montrer toute sa pertinence : la Chambre a en effet proposé trois amendements tout à fait judicieux auxquels je me rallie. Comme ma collègue vient de le dire, les jeunes médecins généralistes auront quatre ans pour déterminer si, oui ou non, ils vont se tourner vers l’esthétique médicale. Le deuxième amendement permet aux médecins expérimentés qui le souhaitent de continuer la pratique de l’esthétique médicale. Enfin, on a veillé à réduire la pression administrative : lorsqu’il s’agit d’un même acte répétitif, il ne faudra plus rédiger un compte rendu signé et daté. Contrairement à la France, qui a été excessivement restrictive quant à l’esthétique médicale puisqu’elle a supprimé définitivement le statut de médecin esthéticien, nous mettons en valeur ces médecins en créant un titre de médecin spécialiste en esthétique médicale non chirurgicale. Il s’agit-là d’une première mondiale qui réjouit l’ensemble des médecins généralistes pratiquant l’esthétique médicale. Je pense que nous pouvons être très fiers de la création de ce titre car, à côté des chirurgiens, il était possible d’autoriser les médecins esthéticiens à pratiquer. Cela répond même à un besoin car les chirurgiens ne pratiquent pas tout le temps des actes de médecine esthétique. En conclusion, ces deux lois n’ont pas été un long fleuve tranquille, le parcours a été long mais il arrive maintenant à son terme. Grâce à la collaboration de la ministre qui a joué franc jeu avec le Sénat, ce qui mérite d’être salué, nous avons pu « faire la peau » à la dérive commerciale de l’esthétique médicale et si la guerre n’est pas encore définitivement gagnée dans ce domaine, nous avons déjà remporté 80 à 90% du combat. Il reste bien sûr du travail à accomplir, notamment sur les établissements privés. Je salue encore cette belle avancée dont le principal objectif est largement atteint : la sécurité et la protection du patient. Je terminerai en remerciant mes collègues et les services pour leur patience et leur compréhension. |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR). – |
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik dank de initiatiefneemster, collega Tilmans, voor het doorzettingsvermogen waarmee ze al die jaren haar schouders onder dit voorstel heeft gezet. Ook de minister heeft het voorstel voluit gesteund en geamendeerd. Na enkele terechte opmerkingen van de Kamer kunnen we vandaag in de Senaat wereldgeschiedenis schrijven. Met dit wetsvoorstel kunnen we de wantoestanden van de invasieve medische cosmetiek aan banden leggen. Kwakzalvers en charlatans kunnen worden opgespoord en veroordeeld. De wetgeving hinkte in dit dossier duidelijk achterop tegenover de maatschappelijke tendensen. Ondanks de gestage groei van het aantal medische cosmetische ingrepen bestond tot vandaag geen wettelijk kader. Die tekortkoming hield in dat een tandarts perfect legaal een borstvergroting kon uitvoeren. In heel wat schoonheidsinstituten werden medische ingrepen verricht, zoals inspuitingen met botox of permanente make-up en huidbehandelingen met laserstralen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een dergelijk wettelijk vacuüm tot wanpraktijken aanleiding geeft. Denken we maar aan de schoonheidskliniek in Maldegem waar personen zonder tandartsopleiding tanden bleekten en aan de kliniek voor esthetische chirurgie in Wemmel waar een man in 2005 zonder opleiding 300 borstoperaties uitvoerde, of aan de lekkende PIP‑implantaten. Dankzij de nieuwe wet zullen we veel kordater tegen dergelijke wantoestanden kunnen optreden. Esthetische geneeskunde en chirurgie zullen aan dokters worden voorbehouden. Er zal tevens een opdeling gebeuren die zal bepalen welke specialist met welke kwalificaties bevoegd is om invasieve esthetische ingrepen te doen. Esthetische heelkundige ingrepen blijven voortaan voorbehouden voor geneesheren met een specialisatie in esthetische ingrepen. Meer ingrijpende verstrekkingen mogen alleen worden uitgevoerd door chirurgen die in die materie zijn gespecialiseerd. Ook aan de rechten van de patiënt werd gedacht. De wet voorziet namelijk ook in een informed consent, waardoor de patiënt op een begrijpbare wijze over de mogelijke risico’s van de ingreep dient te worden ingelicht. Daarnaast wordt een bedenktijd van vijftien dagen ingevoerd en is voor medische cosmetische ingrepen bij minderjarigen het verslag van een psycholoog vereist. Het wetsvoorstel beoogt dus niet alleen een verstrenging van de kwalificaties van de verstrekker, maar heeft ook oog voor de patiënt zelf. Vaak is een cosmetische ingreep puur psychologisch ingegeven. Daarom is een goede omkadering en een voldoende en correcte informatie noodzakelijk. Ik ben oprecht verheugd met het verrichte werk en bedank alle collega’s, en de minister en mevrouw Tilmans in het bijzonder. |
Mme Dominique Tilmans (MR). – Je voudrais remercier ma collègue, Nele Lijnen, qui m’a offert un magnifique bouquet tout à l’heure. |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR). – |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking |
|
(Le texte adopté par la commission des Affaires sociales est identique au texte du projet renvoyé par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2577/7.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers teruggezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2577/7.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek met het oog op het verduidelijken en het uitbreiden van de definitie van mensenhandel (Stuk 5‑711) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
|
Algemene bespreking |
|
M. le président. – La parole est à M. Deprez pour un rapport oral. |
De voorzitter. – Het woord is aan de heer Deprez voor een mondeling verslag. |
M. Gérard Deprez (MR), rapporteur. – Le présent projet de loi a été examiné par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives ce mardi 16 avril, sous la présidence de notre très honorable collègue Philippe Moureaux. Aucune discussion n’a eu lieu, les groupes politiques ayant eu l’occasion d’examiner le texte transmis par la Chambre et ayant marqué leur accord. Le projet de loi a été adopté à l’unanimité des neuf membres présents. |
De heer Gérard Deprez (MR), rapporteur. – |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking |
|
(Le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives est identique au texte du projet renvoyé par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2607/6.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers teruggezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2607/6.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming |
|
Mme la présidente. – Après concertation avec la Chambre des représentants, le Bureau propose de créer une commission parlementaire mixte – Chambre et Sénat – sur la réforme fiscale composée de vingt parlementaires effectifs désignés sur proposition des groupes politiques de la Chambre des représentants et du Sénat suivant le principe de la représentation proportionnelle appliquée aux deux assemblées prises conjointement, et dans le respect de la parité entre députés et sénateurs. |
De voorzitster. – Na overleg met de Kamer stelt het Bureau voor een gemengde parlementaire commissie – Kamer en Senaat – belast met de fiscale hervorming op te richten die samengesteld zou zijn uit twintig vaste leden op voorstel van de politieke fracties van de Kamer en de Senaat volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging toegepast op de beide vergaderingen samen, en met naleving van de pariteit tussen kamerleden en senatoren. |
La répartition des sièges pour la Chambre et le Sénat sera la suivante : |
De verdeling van de zetels voor Kamer en Senaat is de volgende: |
N‑VA : 4 membres PS : 4 membres MR : 2 membres CD&V : 2 membres sp.a : 2 membres Ecolo-Groen : 2 membres Open Vld : 2 membres VB : 1 membre cdH : 1 membre |
N‑VA: 4 leden PS: 4 leden MR: 2 leden CD&V: 2 leden sp.a: 2 leden Ecolo-Groen: 2 leden Open Vld: 2 leden VB: 1 lid cdH: 1 lid |
En ce qui concerne la mission de cette commission, il est renvoyé à la déclaration de politique générale du 21 novembre 2012. |
Wat de aan deze commissie toegewezen opdracht betreft, wordt verwezen naar de formulering in de algemene beleidsverklaring van 21 november 2012. |
La commission mixte rédigera son règlement d’ordre intérieur. En ce qui concerne le Sénat, la commission mixte sera présidée temporairement par la présidente de l’Assemblée. |
De commissie zal haar huishoudelijk reglement opstellen. Wat de Senaat betreft, zal de gemengde commissie tijdelijk worden voorgezeten door de voorzitster van de Assemblee. |
Le Sénat pourra décider ultérieurement sur proposition de la commission mixte : |
De Senaat zal later op voorstel van de gemengde commissie kunnen beslissen: |
– qu’un membre par groupe politique non représenté en commission, ou un membre qui ne fait partie d’aucun groupe politique, puisse siéger sans voix délibérative dans la commission mixte ; |
– dat één lid per fractie die niet in de commissie vertegenwoordigd is of één lid dat niet tot een fractie behoort zonder stemrecht zitting kan hebben in de gemengde commissie; |
– de nommer des membres suppléants sur la base de la répartition proportionnelle susmentionnée. |
– plaatsvervangers te benoemen op grond van de voormelde evenredige verdeling. |
Les présidents des groupes politiques m’ont fait parvenir les candidatures des membres de leur groupe qui siègeront pour le Sénat dans cette commission. |
De voorzitters van de politieke fracties hebben mij de kandidaturen doen toekomen van de leden van hun fractie die zitting voor de Senaat zullen hebben in deze commissie. |
N‑VA : Mme Lieve Maes et Mme Sabine Vermeulen PS : Mme Marie Arena et M. Ahmed Laaouej MR : M. François Bellot CD&V : M. Etienne Schouppe sp.a : Mme Fauzaya Talhaoui Ecolo : M. Benoit Hellings Open Vld: M. Rik Daems VB: – cdH : Mme Vanessa Matz |
N‑VA: mevrouw Lieve Maes en mevrouw Sabine Vermeulen PS: mevrouw Marie Arena en de heer Ahmed Laaouej MR: de heer François Bellot CD&V: de heer Etienne Schouppe sp.a: mevrouw Fauzaya Talhaoui Ecolo: de heer Benoit Hellings Open Vld: de heer Rik Daems VB: – cdH: mevrouw Vanessa Matz |
Le nombre de candidats étant égal au nombre de mandats à conférer, les sénateurs susdits sont nommés membres de cette commission. |
Aangezien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal mandaten worden de bovengenoemde senatoren benoemd tot lid van deze commissie. |
Inoverwegingneming van voorstellen |
|
Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée. Y a-t-il des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. |
De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
Stemmingen |
|
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
Wetsontwerp betreffende de door de advocaten van de partijen medeondertekende onderhandse akte (Stuk 5‑1936) (Evocatieprocedure) |
|
Vote no 1 |
Stemming 1 |
Présents: 62 |
Aanwezig: 62 |
Mme Inge Faes (N‑VA). – |
Mevrouw Inge Faes (N‑VA). – Onze fractie heeft zich onthouden omdat er in de praktijk niet veel verandert. De onderhandse akten hebben nu al bewijskracht. Enkel de bewijslast wordt omgekeerd. |
– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (Stuk 5‑1922) (Evocatieprocedure) |
|
Vote no 2 |
Stemming 2 |
Présents: 63 |
Aanwezig: 63 |
Mme Inge Faes (N‑VA). – |
Mevrouw Inge Faes (N‑VA). – Onze fractie steunt het idee van het ontwerp, want een modernisering van deze materie was dringend noodzakelijk. De N‑VA heeft in de commissie enkele technische amendementen ingediend, die de deskundigen ondersteunden. Ze werden evenwel verworpen. Daarom heeft onze fractie zich onthouden. |
– Le projet de loi est adopté. – Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
Wetsontwerp tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen (Stuk 5‑1923) |
|
Vote no 3 |
Stemming 3 |
Présents : 63 |
Aanwezig: 63 |
– Le projet de loi est adopté. – Il sera soumis à la sanction royale. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
Wetsontwerp tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren (Stuk 5‑62) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
|
Vote no 4 |
Stemming 4 |
Présents: 62 |
Aanwezig: 62 |
M. Louis Ide (N‑VA). – |
De heer Louis Ide (N‑VA). – In de eerste plaats wens ik mevrouw Tilmans te feliciteren. De N‑VA is voorstander van een vooruitgang op het vlak van kwaliteit. We hebben ons bij de stemming onthouden omdat we liever hadden gezien dat er ook contextueel kwalitatief zou worden gewerkt. Op gemeenschapsniveau is minister Vandeurzen daarmee bezig. Onze fractie heeft in de Kamer een aantal opmerkingen gemaakt, maar die werden helaas niet meegenomen. We betreuren dit. Vandaar de onthouding. Elk initiatief dat bevorderlijk is voor de patiënt juichen we uiteraard toe. |
– Le Sénat a adopté le projet de loi sans modification et s’est rallié dès lors au texte tel qu’il a été amendé par la Chambre des représentants. Le projet sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen en derhalve ingestemd met de tekst zoals die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd geamendeerd. Het ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek met het oog op het verduidelijken en het uitbreiden van de definitie van mensenhandel (Stuk 5‑711) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
|
Vote no 5 |
Stemming 5 |
Présents: 64 |
Aanwezig: 64 |
– Le Sénat a adopté le projet de loi sans modification et s’est rallié dès lors au texte tel qu’il a été amendé par la Chambre des représentants. Le projet sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen en derhalve ingestemd met de tekst zoals die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd geamendeerd. Het ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Regeling van de werkzaamheden |
|
Mme la présidente. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
De voorzitster. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
Jeudi 25 avril 2013 à 15 heures Débat d’actualité et questions orales. Procédure d’évocation Projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, la loi du 12 janvier 2007 sur l’accueil des demandeurs d’asile et de certaines autres catégories d’étrangers et la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale ; Doc. 5‑1999/1 à 3. Projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, et modifiant la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses ; Doc. 5‑2000/1 et 2. Prise en considération de propositions. À partir de 17 heures : Votes Scrutin pour la nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants pour le Comité permanent de contrôle des services de renseignements (Comité R) (Pour mémoire) Votes nominatifs sur l’ensemble des projets de loi dont la discussion est terminée. |
Donderdag 25 april 2013 om 15 uur Actualiteitendebat en mondelinge vragen. Evocatieprocedure Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn; Stuk 5‑1999/1 tot 3. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen; Stuk 5‑2000/1 en 2. Inoverwegingneming van voorstellen. Vanaf 17 uur: Stemmingen Geheime stemming over de benoeming van de twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I) (Pro memorie) Naamstemmingen over de afgehandelde wetsontwerpen in hun geheel. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le jeudi 25 avril à 15 h. |
De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 25 april om 15 uur. |
(La séance est levée à 17 h 35.) |
(De vergadering wordt gesloten om 17.35 uur.) |
Berichten van verhindering |
|
Mme Vogels et M. Morael, pour raison de santé, M. De Gucht, en mission à l’étranger, Mme Sleurs, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Vogels en de heer Morael, om gezondheidsredenen, de heer De Gucht, met opdracht in het buitenland, mevrouw Sleurs, wegens andere plichten. |
– Pris pour information. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
Bijlage |
|
Naamstemmingen |
|
Vote no 1 |
Stemming 1 |
Présents : 62 |
Aanwezig: 62 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Contre |
Tegen |
Yves Buysse, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Inge Faes, Louis Ide, Lies Jans, Lieve Maes, Danny Pieters, Wilfried Vandaele, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 2 |
Stemming 2 |
Présents : 63 |
Aanwezig: 63 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Inge Faes, Louis Ide, Lies Jans, Lieve Maes, Danny Pieters, Wilfried Vandaele, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 3 |
Stemming 3 |
Présents : 63 |
Aanwezig: 63 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Inge Faes, Louis Ide, Lies Jans, Lieve Maes, Danny Pieters, Wilfried Vandaele, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 4 |
Stemming 4 |
Présents : 62 |
Aanwezig: 62 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Inge Faes, Louis Ide, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 5 |
Stemming 5 |
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Yves Buysse. |