5‑94 Sénat de Belgique Session ordinaire 2012‑2013 Séances plénières Jeudi 7 mars 2013 Séance de l’après‑midi |
5‑94 Belgische Senaat Gewone Zitting 2012‑2013 Plenaire vergaderingen Donderdag 7 maart 2013 Namiddagvergadering |
Compte rendu provisoire
Non encore approuvé
par les orateurs. |
Voorlopig verslag
Nog niet
goedgekeurd door de sprekers. |
Sommaire |
Inhoudsopgave |
Question orale de M. Jacques Brotchi à la ministre de la Justice sur «la médecine légale» (n° 5‑889) Projet de loi relatif à la Coopération belge au Développement (Doc. 5-1908) (Procédure d’évocation) Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (II) ( Doc ° 5-1996) Décès de Hugo Chávez, président du Vénézuela. Prise en considération de propositions Projet de loi relatif à la Coopération belge au Développement (Doc. 5-1908) (Procédure d’évocation) Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (II) ( Doc ° 5-1996)
|
Wetsontwerp betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (Stuk 5-1908) (Evocatieprocedure) Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (I) (Stuk 5-1995) (Evocatieprocedure) Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (II) (Stuk 5-1996) Overlijden van Hugo Chávez, president van Venezuela Inoverwegingneming van voorstellen Wetsontwerp betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (Stuk 5-1908) (Evocatieprocedure) Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (I) (Stuk 5-1995) (Evocatieprocedure) Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (II) (Stuk 5-1996)
|
Présidence de Mme Sabine de Bethune (La séance est ouverte à 15 h 05.) |
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune (De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.) |
Mondelinge vragen |
|
Mondelinge vraag van de heer Wilfried Vandaele aan de vice-eerste minister en minister van Landsverdediging over «de zonevreemde militaire camping in Lombardsijde» (nr. 5‑886) |
|
|
Deze week is het Vlaams Gewest gestart met de sanering van de vroegere zonevreemde camping Eugène in Koksijde. Het gebied van 1,22 hectare wordt een onderdeel van het natuurgebied Hoge Blekker. Eerder had het Vlaams Gewest de voormalige camping Cosmos en camping Jacques Junior - het vroegere Crystal Palace - in Middelkerke aangekocht en hersteld in hun functie als zeewerende duinen. Er bestaan vandaag nog enkele zonevreemde campings, maar de meest opvallende is de militaire camping CDSCA in de duinen van Lombardsijde. Defensie is al enkele jaren bezig met het in de etalage zetten van militaire domeinen. Naargelang van het geval zoeken gemeenten, provincies of het Vlaams Gewest naar een planologische oplossing voor die domeinen. Vaak gaat het om een ecologische herbestemming. Vreemd genoeg wenst Defensie de militaire camping in Lombardsijde tot nu toe niet te verkopen, al is die zonevreemd en biedt hij ook vanuit toeristisch oogpunt een geringe meerwaarde. De camping zou trouwens jaarlijks zo’n 300.000 tot 500.000 euro verlies lijden. Ondertussen is Vlaams minister Crevits volop bezig met het uitvoeren van het masterplan Kustveiligheid, dat onze volledige kust moet beschermen tegen een duizendjarige storm. Het inrichten van zeewerende duinen is een van de beschermingsmaatregelen. Vlaams minister Schauvliege is intussen volop bezig met de sanering van campings in de duinen, zoals camping Eugène en de al eerder vermelde campings Cosmos en Jacques Junior. Het is nu het geschikte moment om een duurzame oplossing te zoeken voor de militaire camping. In de praktijk gaat het dan om verwerving door het Vlaams gewest en met het oog op een natuurtechnische herinrichting. Is de minister bereid de militaire camping Lombardsijde op korte termijn te sluiten. Is hij bereid hierover met zijn Vlaamse collega’s overleg te plegen over een mogelijke verwerving door het Vlaams Gewest? |
M. Pieter De Crem, vice‑premier ministre et ministre de la Défense. – |
De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. – Het vrijdetijds- en ontspanningscentrum van Lombardsijde ligt op het militair domein. Ik ken het goed, niet alleen als minister van Landsverdediging, maar ook omdat ik er, al sinds lang, geregeld voorbij fiets. Omdat het op het militair domein ligt, kan het niet worden onteigend. Defensie is bevoegd om te bepalen welke instanties installaties, materieel, uitrustingen en activiteiten mogen aanbieden die noodzakelijk zijn voor de krijgsmacht. De vakantie-instellingen van Defensie hebben uitsluitend een sociaal karakter en geen enkel commercieel winstoogmerk. Ze worden uitgebaat door de Centrale Dienst voor de sociale en culturele actie, CDSCA, een parastatale van het ministerie van Defensie. De vergelijking met campings die commercieel worden uitgebaat door privépersonen op een privédomein, gaat dus in feite niet op. Defensie is zelf bevoegd voor de uitbating. Een samenwerking met de toeristische sector aan de Belgische kust, die gelijkaardige verblijfformules biedt, werd door het CDSCA reeds bestudeerd, maar er is nog geen oplossing gevonden. Om deze redenen blijf ik achter het standpunt van Defensie staan, maar ik ben wel bereid tot overleg met mijn Vlaamse collega’s om te komen tot een oplossing die tegemoetkomt aan eventuele andere eisen in de kustzone. Met andere woorden, ik ben bereid te bekijken hoe we een oplossing kunnen vinden voor de problematiek die de heer Vandaele heeft aangehaald, maar het beheer en de uitbating van het terrein moeten wel volledig onder Defensie vallen. |
M. Wilfried Vandaele (N-VA). – |
De heer Wilfried Vandaele (N-VA). – Ik begrijp dat de minister vasthoudt aan het militair domein van Lombardsijde, dat waarschijnlijk ook een symboolfunctie heeft, ondanks de verliezen die tot 500.000 euro per jaar oplopen. De minister zegt dat we oog moeten hebben voor de domeinen die noodzakelijk zijn voor de krijgsmacht. Volgens mij hoort Lombardsijde echter niet in die reeks thuis, omdat het voor onze krijgsmacht geen rol van betekenis kan spelen. Iedereen zal het daarmee eens zijn. Wellicht kan samenwerking met de toeristische sector een uitweg bieden. Privécampings hebben trouwens al laten weten dat ook zij gunstige kampeervoorwaarden aan de militairen kunnen aanbieden. De minister beweert dat de vergelijking met de privésector niet opgaat. Dat is volgens mij louter theorie. De andere houders van campings in de duinen zijn intussen onteigend. Hun terreinen zijn aan de duinen teruggegeven. Zij wijzen terecht op de voorbeeldfunctie van Defensie. Ik heb begrepen dat de minister toch een oplossing wil zoeken. Ik moedig hem aan om daar samen met zijn Vlaamse collega’s werk van te maken. |
Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de voedselveiligheid» (nr. 5‑885) |
|
Mme Elke Sleurs (N-VA). – |
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). – In de voorbije weken kwam het ene na het andere voedingsschandaal aan het licht. In eerste instantie ging het om bewuste fraude waarbij paardenvlees als rundsvlees verkocht werd en zo via de distributie en de verwerking onder andere in bereide maaltijden terecht kwam. Het probleem breidde zich al snel uit over heel Europa. De meeste supermarktketens in ons land boden geen verdachte producten te koop aan. Enkele kleine supermarkten moesten preventief wel bepaalde bereide lasagnes uit de rekken halen. Niet veel later kwamen er opnieuw berichten over fraude met paardenvlees. Ditmaal zou vlees van dieren die met medicijnen werden behandeld, verkocht zijn als gezond vlees. Het FAVV zou daarvan op de hoogte geweest zijn, maar er geen ruchtbaarheid aan hebben gegeven. Vlaams minister-president Kris Peeters was niet op de hoogte. Hij wees erop dat het de taak is van de ministers Laruelle en Onkelinx om duidelijkheid te scheppen in de zaak. Nog enkele dagen later kondigde ook het Zweedse bedrijf Ikea aan dat het zijn populaire vleesballetjes voor onbepaalde tijd niet meer zou verkopen in de Europese vestigingen omdat er mogelijk paardenvlees in verwerkt was. Datzelfde bedrijf besloot gisteren dan ook nog in 23 landen, waaronder België, amandeltaartjes uit de rekken te nemen. Chinese gezondheidsautoriteiten hadden er immers bacteriën in teruggevonden die zouden kunnen wijzen op een fecale verontreiniging. Alsof al het voorgaande nog niet genoeg was, heb ik nog een andere zaak toe te voegen aan mijn opsomming. Deze week bleek dat in Duitsland 45.000 ton maïs vervuild is geraakt met aflatoxine, een zeer giftige schimmel. Tienduizend ton daarvan werd verwerkt tot veevoeder voor koeien, varkens en pluimvee. Het risico voor de consument zou klein zijn. In Nederland werd de stof reeds in de melk van twee zuivelbedrijven aangetroffen. Voorlopig is het nog niet duidelijk of het giftige veevoeder ook naar België is uitgevoerd. Volgens het FAVV zou er daarover meer informatie beschikbaar zijn na het weekend. Na dit hele verhaal lijkt het mij toch duidelijk dat de controle van ons voedsel voor verbetering vatbaar is. Daarom kreeg ik graag een antwoord op de volgende vraag: wat vindt de minister van die opeenstapeling van voedselschandalen en hoe zal ze daarop in haar beleid reageren? |
Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture. – |
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw. – De dossiers die collega Sleurs ter sprake brengt, hebben in feite niets met elkaar te maken. Het dossier over het paardenvlees in levensmiddelen waarvan men veronderstelde dat het rundsvlees was, is een geval van zuiver economische fraude zonder enig gevolg voor de voedselveiligheid. Daarom werd het onderzoek gevoerd door de FOD Economie en niet door het FAVV. Voor het besmette paardenvlees dat uit de voedselketen moest worden gehouden en er toch in terecht is gekomen, heeft het FAVV zich tot het gerecht gewend en de Europese Commissie in detail geïnformeerd. Dit type van fraude met paspoorten kan alleen worden vermeden als alle EU-landen het voorbeeld van België volgen en de Europese verordeningen ter zake correct toepassen. Het Agentschap heeft zijn vaststellingen gemeld aan de autoriteiten van de buurlanden. Ik heb volgende week een ontmoeting met commissaris Borg en ik zal bij die gelegenheid aandringen op een betere harmonisering van de controles in Europa. Ikea heeft zijn taartjes wereldwijd uit de rekken laten halen na een analyse van dit levensmiddel in China. In het huidige klimaat halen sommige distributeurs al in geval van twijfel levensmiddelen uit de rekken om de reputatie van het merk te beschermen, ook als er zelfs als nog geen risico is aangetoond. De kwestie van de met aflatoxines besmette maïs lijkt me wel een ernstig probleem voor de volksgezondheid. Duitsland en Nederland hebben in dit geval het Europese systeem voor snelle waarschuwingen, het RASFF, veel te laat geactiveerd. Ik wil ook de DG SANCO daarover om een reactie vragen. De eerste binnengekomen indicaties deden vermoeden dat België in die problematiek niet betrokken was, maar intussen is gebleken dat een beperkt deel van de besmette maïs toch in België is geleverd. Een niet te verwaarlozen tonnage werd door het FAVV in beslag genomen. Een ander deel is in voeder voor varkens en pluimvee terechtgekomen, evenwel zonder dat de Europese normen voor aflatoxines werden overschreden. Het onderzoek wordt voortgezet. Volgende maandag is er op het FAVV een vergadering gepland met APFACA-BEMEFA om de evolutie op te volgen. Op basis van de informatie waarover we nu beschikken, is maar een beperkt aantal melkveebedrijven bij de besmetting betrokken en zijn de nog aanwezige veevoeders in beslag genomen. De melksector heeft zijn waakzaamheid verhoogd en zal een vijftigtal melkstalen laten analyseren. De concentraties aflatoxines in maïs, die in België is terechtgekomen, lijken niet zo hoog te zijn als in Duitsland en in Nederland. Op basis van de informatie waarover ik vandaag beschik, durf ik dan ook te hopen dat het probleem bij ons niet zo’n omvang zal aannemen. |
|
Het FAVV voert het onderzoek en communiceert over de kwestie naarmate het informatie ontvangt en zodra die bevestigd is. Het controlebeleid moet niet worden aangepast omdat het Belgische Agentschap al zeer efficiënt werkt en dergelijke incidenten goed weet aan te pakken. Precies dankzij die efficiëntie, met name inzake de traceerbaarheid en de controle, blijven incidenten van dit soort beperkt, hebben ze meestal geen impact op de volksgezondheid en monden ze niet uit in een crisis met economische gevolgen of schade voor de volksgezondheid. |
Mme Elke Sleurs (N-VA). – |
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). – Ik ben het niet volledig eens met de minister. Er worden inderdaad controles uitgevoerd. Het is ook juist dat één dossier te maken had met fraude, maar de overige dossiers betroffen de voedselveiligheid. Ik dring er sterk op aan dat de minister met het FAVV overlegt om die controles onder de loep te nemen. |
Mondelinge vraag van mevrouw Cécile Thibaut aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de evaluatie van het centrale nummer 1733 voor alle medische wachtdiensten» (nr. 5‑882) |
|
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Depuis le 4 février 2012, deux zones pilotes participent à l’expérience de numéro d’appel unique pour la garde médicale : il s’agit de l’ensemble des communes du Luxembourg et de quelques communes de l’arrondissement de Dinant ainsi que de Bruges. Le projet appelé « 1733 » fait partie intégrante d’une solution à la problématique d’organisation des gardes en médecine générale. Cette solution globale repose sur la facilitation de la création de postes de garde de médecine générale, un soulagement dans les déplacements du généraliste par l’envoi des patients mobiles vers le poste de garde de médecine générale ou encore le déplacement de la responsabilité du généraliste vers les services d’urgence. Dans le cadre de ce projet, chaque cercle médical est libre de gérer le principe général du numéro unique à sa manière. Une étude récente de l’université d’Anvers révèle qu’à Bruges, la situation ne serait pas optimale : un appel sur dix serait sous-estimé et mal orienté du point de vue de son degré d’urgence. Ce constat contraste avec la satisfaction affichée par le coordinateur des postes médicaux de garde en province du Luxembourg, où l’on ne déplorerait que quelques cas de surévaluation du risque débouchant sur un transport en ambulance non nécessaire et quelques cas d’encombrement de lignes. Madame la ministre, voici mes questions : Après une année d’expérience pilote, j’aimerais savoir quelles sont les difficultés rencontrées. Un modèle optimal de gestion du numéro unique émerge-t-il des expériences pilotes ? Par ailleurs, la sécurité juridique de ce système vous paraît-elle optimale en cas de mauvaise orientation des patients ? |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Je préciserai d’abord que nous développons actuellement le projet de tri téléphonique des appels à la médecine générale dans trois zones. Dans la province du Luxembourg étendue à Dinant, en province de Namur, et à Lierneux, en province de Liège, les appels sont traités par le centre 112 d’Arlon sur la base des protocoles établis par les cercles de médecins généralistes avec la coopération d’un chef de projet local et expert en matière de régulation issu du SPF Santé publique. Après traitement, soit l’appel est requalifié en appel de médecine d’urgence et est pris en charge par l’aide médicale urgente, soit il est adressé à la médecine générale via un poste de garde préférentiellement, avec possibilité de taxi social pour le patient) ou vers un médecin mobile si le poste de garde est fermé ou si un déplacement est contre-indiqué en raison de l’état du patient. Il peut aussi être conseillé au patient de venir aux consultations normales si le cas est informatif ou ne revêt aucun caractère d’urgence. Pour le secteur de la province du Hainaut (actuellement Mons, La Louvière, Charleroi), élargi aux cercles de la région de Chimay, l’appel pris au centre 112 de Mons est trié en fonction du degré d’urgence. En cas d’identification d’un cas urgent, l’appel est requalifié en médecine d’urgence. |
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – |
Dans les autres situations, l’appel est transmis aux dispatchings mis en place par la médecine générale, dont le 3333 de Charleroi. Le projet se limite donc ici à un filtrage des cas vraiment urgents. Enfin, nous avons le projet centré sur Bruges. Ce projet, qui se développe d’ailleurs à présent sur le nord de la côte belge, est historiquement le plus ancien. Il a été initié par le cercle de médecine générale de Bruges, le HABO, et est soutenu par notre administration depuis de nombreuses années. Pour Bruges, lorsque le poste de garde est ouvert, son secrétariat prend les appels. En dehors des heures d’ouverture, le centre 112 prend tous les appels et applique un filtrage pour l’urgence. À présent que d’autres communes côtières se joignent au projet, leurs appels sont en permanence pris par le centre 112, d’une part, et nous allons passer au tri complet, d’autre part. Un seul bémol : à Bruges, le déménagement de la centrale est prévu en mars-avril et reporte dès lors certains sous-projets. Je souhaite que nous évoluions vers un mode optimal qui offre le meilleur tri et donc la meilleure garantie d’identification de l’urgence, tout en soulageant au maximum la garde de médecine générale. Le modèle appliqué au Luxembourg représente certainement celui qui s’approche le plus du mode optimal. Il implique un tri complet par du personnel formé à cet effet, rodé à l’urgence, supervisé médicalement par un infirmier spécialisé en soins d’urgence, et son action est contrôlée par un comité scientifique issu des cercles eux-mêmes. Il convient encore d’affiner les analyses et le coût d’un tel système avant de légiférer. En termes de leçons apprises, nous pouvons déjà retenir les sept éléments suivants : 1. Le nombre d’appels à la médecine générale a été plus important que prévu. Ainsi, nous avons dû augmenter au Luxembourg le cadre initialement sous-estimé. Un call-center professionnel doit donc être bien dimensionné. 2. Les appels de médecine générale ont lieu aux mêmes heures que les appels à la médecine d’urgence. Il n’y a donc malheureusement pas de réelle économie d’échelle au centre 112, même s’il y a bien un effet utile de synchronisation des réponses et de compétence des préposés. 3. Les premières analyses statistiques confirment qu’il y a un réel besoin de requalifier certains appels à la médecine générale en appels à l’aide médicale urgente. L’ordre de grandeur doit encore être affiné. 4. Le tri par nos préposés 112 est de bonne qualité. 5. Il importe que les données relatives à l’appel puissent être transmises de manière informatique au généraliste. La mise en œuvre de cette transmission est laborieuse. 6. La stabilité du service téléphonique offert par Belgacom n’est pas toujours optimale et nécessite dès lors une attention particulière. 7. Les préposés 112 formés offrent une meilleure réponse à un appelant – qui n’est pas toujours clair dans sa demande – qu’un secrétariat médical. Les résultats des analyses statistiques en cours devraient permettre de préciser ces points. Enfin, en ce qui concerne la sécurité juridique, le système d’appel 1733 est organisé par l’État pour les cercles et est contrôlé par ces derniers. Il entre bien dans le cadre des articles 8 et 9 de l’arrêté royal 78. Le préposé ne peut actuellement imposer sa décision au patient, pas plus que le médecin, en vertu des dispositions de la loi, et notamment l’interprétation par l’Ordre des médecins de l’obligation de porter secours. Le système actuel ne change donc aucunement les conditions, mais offre par contre une meilleure garantie d’identification des risques, notamment en faisant le lien rapide avec l’aide médicale urgente. |
|
Toutefois, pour améliorer le fonctionnement du système, il faut donner aux préposés des pouvoirs sur la base d’ordres permanents issus des médecins – les protocoles – comme c’est le cas dans l’aide médicale urgente. C’est la raison pour laquelle je prévois d’adapter la loi. Je termine en vous proposant de vous référer au volet juridique de l’étude After Hours, rédigée par les juristes du SPF pour le KCE, à la demande du Conseil fédéral des médecins généralistes. Sachez qu’en plus de cette étude, un document « Questions & Réponses » complet a été mis à la disposition des cercles participants. |
|
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète à mes nombreuses questions. Votre initiative devrait résoudre le problème de la pénurie médicale, tant dans les régions rurales que dans les zones urbaines. Vous projetez des adaptations de la loi, mais qu’en est-il de l’agenda ? |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Nous en discutons avec la Fédération des cercles de médecins généralistes. |
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – |
Mondelinge vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de Diane-35-pil» (nr. 5‑883) |
|
Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het geneesmiddel Diane 35” (nr. 5‑893) |
|
Mme la présidente. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment) |
De voorzitster. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming) |
Mme Dalila Douifi (sp.a). – |
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Begin januari ontstond in Frankrijk grote commotie nadat uit onderzoek was gebleken dat daar de afgelopen twintig jaar vier vrouwen zijn overleden aan bloedstolsels. De oorzaak van de trombose in de aders zou de anticonceptiepil Diane-35 zijn. Volgens het “Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen” zijn ook in Nederland mogelijks elf vrouwen overleden door het gebruik van de anticonceptiepil Diane-35. In bijna alle gevallen gaat het om zeer jonge vrouwen die overleden aan een trombose of een longembolie. De Diane-35 bestaat al sinds 1987, mag in 135 landen worden voorgeschreven en wordt verkocht in meer dan 116 landen. De autorisatie van geneesmiddelen verschilt echter naargelang van de Europese lidstaat. In Frankrijk bijvoorbeeld mag die pil alleen worden voorgeschreven om acne te bestrijden en tegen lichte overbeharing en een vette huid, in andere Europese landen wordt de pil veel vaker als anticonceptiemiddel gebruikt, aldus het Agence Nationale de Sécurité du Médicament, het Franse geneesmiddelenagentschap. Er komt een Europees onderzoek naar die anticonceptiepil, dat hopelijk in mei een antwoord zal kunnen geven inzake de balans tussen baten en risico van het geneesmiddel. In Frankrijk zijn inmiddels maatregelen getroffen: de pil wordt op verzoek van het Franse geneesmiddelenagentschap vanaf 30 april voorlopig uit de rekken gehaald en artsen mogen ze ook niet meer voorschrijven. In Nederland werden eveneens maatregelen genomen, maar niet dezelfde als in Frankrijk omdat men in Nederland vindt dat het risico van het overschakelen op een andere pil te groot is. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen heeft de Nederlandse huisartsen wel gevraagd de Diane-35-pil voorlopig niet meer voor te schrijven aan nieuwe patiënten, omdat het de eerste maanden van gebruik het risico van trombose het hoogst is. Wat heeft de minister ons en vooral de Belgische vrouwen hierover te zeggen? Hoe moeten artsen omgaan met het voorschrijven van die pil? Welke maatregelen worden in België genomen? Wordt de pil in België enkel voorgeschreven om acne te bestrijden of ook als anticonceptiemiddel? Is België betrokken bij het Europees onderzoek naar die pil? |
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik sluit mij aan bij de vraag die mijn collega zonet heeft gesteld. Omdat ik vind dat de feiten dermate verontrustend zijn, wens ik alles nog eens op een rijtje te zetten. We lezen in een onderzoek van een consumentenorganisatie dat slechts 1 op 5 huisartsen de anticonceptiepillen van de tweede generatie nog steeds voorschrijft. De koepel van de Vlaamse Huisartsen adviseert nochtans dat het beter is zoveel mogelijk pillen van de tweede generatie voor te schrijven omdat pillen van de derde en de vierde generatie een verhoogd risico op trombose zouden inhouden. Dat is het geval voor de Diane-35-pil. In Frankrijk kwam deze anticonceptiepil onlangs onder vuur omdat daar 4 jonge vrouwen gestorven zijn aan een veneuze trombose, die gelinkt was aan de Diane-35. In Frankrijk werd de Diane-35 dan ook onmiddellijk van de markt genomen. Ook in Nederland zijn op dit moment sterke aanwijzingen dat 10 gezonde Nederlandse vrouwen, mogelijk na het gebruik van Diane-35-pil, gestorven zijn. Ik denk dat dit belangrijke feiten zijn waaraan wij ook in België de nodige aandacht moeten besteden. In Nederland werd beslist de pil niet langer voor te schrijven aan nieuwe patiënten. Na deze aanwijzingen in twee van onze buurlanden is beslist het overleg daarover op Europees niveau voort te zetten. Ook Belgische vrouwen nemen de Diane-35-pil omdat ze ongemakken als menstruatie-klachten, haaruitval, ernstige acne, enzovoort, verminderen. Ik denk dat het belangrijk is dat we de twijfels rond deze pil wegnemen en dat we op zoek gaan naar middelen om ze te vervangen. Is de minister op de hoogte van de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met de inname van Diane-35-pil? Zijn er aanwijzingen van overlijdens in België, die mogelijk gelinkt kunnen worden aan deze pil? Zijn er klachten gemeld met betrekking tot de Diane-35-pil? Zal de minister de resultaten van het onderzoek en het overleg op Europees niveau afwachten vooraleer ze andere acties onderneemt? Zal ze, zoals mijn collega ook al vroeg, deelnemen aan het overleg op dat niveau ? Heeft ze reeds advies gevraagd aan het Federaal Agentschap van Geneesmiddelen aangaande acties die mogelijk kunnen worden ondernomen tegen deze pil? |
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – |
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – Ik ben ervan op de hoogte dat het gebruik van gecombineerde orale contraceptiva een heel klein risico op trombose inhoudt. Het gaat om een uiterst zeldzame bijwerking, waarbij het risico varieert naargelang van het type van gecombineerd oraal contraceptivum. Volgens het Europees Geneesmiddelenbureau EMA is er momenteel geen reden om de inname ervan te stoppen, ongeacht de generatie, dus ook als het gaat over een pil van de derde of vierde generatie, aangezien er geen nieuwe wetenschappelijke gegevens zijn die het veiligheidsprofiel van deze geneesmiddelen veranderen. Begin februari 2013 is een Europese arbitrageprocedure gestart door Frankrijk die momenteel door het EMA wordt geëvalueerd. Ik wacht die evaluatie af en volg dit dossier van nabij. Midden januari heb ik zelf de situatie in België geëvalueerd, samen met het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG). Volgens de jongste informatie van de databank bij het FAGG betreffende potentiële ongewenste bijwerkingen, werden sinds 2008, 29 meldingen geregistreerd met betrekking tot trombose voor de derde- en vierdegeneratiepil. In één van deze 29 gevallen is de patiënte overleden. Het FAGG kan op dit moment echter onmogelijk een direct causaal verband leggen tussen het overlijden en de inname van de pil. Het overlijden zou ook het gevolg kunnen zijn van de slechte evolutie van de patiënte na de trombose. In de bijsluiter van Diane worden patiënten en voorschrijvers gewezen op het risico van veneuze trombo-embolie. In afwachting van de herziening op Europees niveau worden vrouwen die momenteel Diane-35 of één van de generische vormen innemen geadviseerd om niet te stoppen met het geneesmiddel. Als een vrouw zich zorgen maakt, wordt haar aangeraden dit te bespreken met haar arts. Deze informatie is terug te vinden op de website van het FAGG en is voor iedereen toegankelijk. In januari 2013 ontvingen huisartsen en gynaecologen een brief van het FAGG over dit onderwerp. Daarin wordt aangeraden bij het voorschrijven van een contraceptivum bij elke individuele patiënte de baten-risicoverhouding te evalueren, de risicofactoren voor trombose, zoals familiale voorgeschiedenis, tabaksgebruik en arteriële hypertensie, na te gaan en een klinische opvolging te verzekeren, vooral tijdens het eerste jaar van de behandeling. Ik heb toen ook de ziekenfondsen gevraagd hun leden te sensibiliseren. Diane-35 en de generieken zijn in België vergund voor de behandeling van androgeenafhankelijke aandoeningen bij de vrouw, zoals acné, androgenetische haaruitval en overmatige haargroei bij vrouwen. Deze geneesmiddelen worden in de praktijk echter veel off-label gebruikt als contraceptiva. Het FAGG zal actief deelnemen aan de Europese arbitrageprocedure om de Diane-pil te evalueren. |
Mme Dalila Douifi (sp.a). – |
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Ik dank de minister van Volksgezondheid voor het uitgebreide en leerrijke antwoord. Het is duidelijk dat ze in januari reeds, toen de commotie in Frankrijk de kop opstak, in overleg met het FAGG is opgetreden. Samen met de ziekenfondsen heeft ze opgeroepen tot sensibilisering. Het is ook positief dat ons land aan het Europese onderzoek deelneemt. Ik hoop dat de vrouwen die om een of andere reden de Diane-35-pil nemen op de hoogte zijn van de risico’s en dat de artsen over voldoende informatie beschikken. Gelet op het antwoord van de minister ga ik ervan uit dat dit wel degelijk het geval is. Ook hoop ik dat de resultaten van het Europees onderzoek zo snel mogelijk worden meegedeeld, zodat we kunnen vernemen of er een oorzakelijk verband is tussen de inname van de pil en de embolieën en trombosegevallen die zich hebben voorgedaan, want vooralsnog werd dat causaal verband niet vastgesteld. |
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – De minister heeft uitdrukkelijk gezegd dat patiënten best niet zomaar stoppen met het innemen van de betrokken pil. Ze moeten dat in overleg doen met de huisarts of de gynaecoloog. Ook is het belangrijk dat de resultaten van het Europese onderzoek zo snel mogelijk bekend worden gemaakt zodat onmiddellijk de nodige conclusies kunnen worden getrokken. Daarbij moet vooral worden nagegaan of het causaal verband bewezen is. Dat is de essentie van dit onderzoek. |
Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de eerste minister over «de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de inspanningen van de gewesten in het kader van de begrotingscontrole, en de zogenaamde usurperende bevoegdheden» (nr. 5‑892) |
|
Mme Anke Van dermeersch (VB). – |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het voorbije weekend deed de minister van Buitenlandse Zaken enkele merkwaardige uitspraken over de budgettaire inspanningen die hij van de gewesten verwacht om de federale begrotingscontrole een stuk gemakkelijker te maken. Zo verwacht hij van de gewesten een bijdrage van minstens 350 miljoen euro. In dat verband is vooral sprake van de overname van de zogenaamde usurperende bevoegdheden, alsook van de financiering van de pensioenlasten van de gewestelijke ambtenaren. De minister sloeg een nogal dreigende toon aan. Als de gewesten op dat vlak niet toeschietelijk zijn, overweegt hij stappen van de federale regering om bijvoorbeeld bepaalde uitgaven of kortingen op fiscaal vlak te stoppen. Het hoeft niet te verbazen dat die forse uitspraken van vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Reynders gisteren aanleiding hebben gegeven tot een relletje in het Vlaams Parlement. De Vlaamse minister-president werd hierover dus – ook door onze partij – ondervraagd en heeft geantwoord dat de Vlaamse regering bij haar drie eerder ingenomen standpunten blijft. Ten eerste is de Vlaamse regering niet bereid extra inspanningen te leveren. Ten tweede is Vlaanderen wel bereid de usurperende bevoegdheden over te nemen als de federale regering die afstoot, maar dan wel exclusief de lopende engagementen van de federale overheid op dat vlak. Ten derde zal Vlaanderen op het vlak van pensioenen geen extra inspanningen leveren bovenop die welke het al heeft gedaan. Zijn volgens de minister van Begroting de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken, inclusief de dreiging om bepaalde uitgaven of kortingen op fiscaal vlak te schrappen, een regeringsstandpunt? Zo ja, welke uitgaven of kortingen overweegt de regering te schrappen om de gewesten te straffen als ze niet mee stappen in het verhaal van de federale regering? Is de federale regering eindelijk bereid de usurperende bevoegdheden over te dragen, zonder de gewesten te verplichten de lopende engagementen van de federale overheid over te nemen? |
M. Olivier Chastel, ministre du Budget et de la Simplification administrative. – |
De heer Olivier Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging. – Bij de begrotingscontrole, die vanaf morgen plaatsvindt, zal de regering zowel de usurperende bevoegdheden als het responsabiliseringsmechanisme in al hun aspecten bespreken. Samen met de minister van Financiën bereid ik ter zake een nota voor het kernkabinet voor. De federale regering zal op basis daarvan haar standpunt kunnen bepalen. Bijgevolg kan ik op dit ogenblik nog niet namens de regering antwoorden op de eerste vraag. Ik kan wel bevestigen dat, overeenkomstig het regeerakkoord, de verwachte besparingen voor het jaar 2013 driehonderd miljoen euro bedragen. De tweede vraag betreft duidelijk modaliteiten die moeten worden besproken tussen de federale staat, enerzijds, en de deelgebieden, anderzijds. |
Mme Anke Van dermeersch (VB). – |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Ik heb begrepen dat de minister bij de begrotingscontrole ter zake een nota zal voorleggen. Tegelijk kan de minister bevestigen, noch ontkennen dat bepaalde fiscale uitgaven en kortingen eventueel worden geschrapt. De minister houdt dus expliciet de optie open om de deelstaten te bestraffen. Dat verontrust me. In het raam van de begrotingscontrole kan alleen een constructieve dialoog tussen de federale regering en de deelstaten zinvol zijn. Dat zou ik toch willen beklemtonen, want na de uitspraken van minister Reynders overheerst bij veel Vlamingen het gevoel dat de federale regering van plan is om de deelstaten het begrotingsmes op de keel te zetten. Met dreigementen kan de regering onmogelijk waardige onderhandelingen openen. Wil de federale regering vermijden dat de Vlamingen uiteindelijk tot een betaalstaking overgaan, dan zou ze beter een meer loyale houding aannemen. Het Vlaamse volk is immers niet langer bereid de melkkoe te blijven voor dit land. In die context vind ik het heel onaangenaam dat de minister niet expliciet uitsluit dat de Vlaamse deelstaat zal worden gestraft. |
Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken en aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over «het toenemende protectionisme ten nadele van onze werkgelegenheid» (nr. 5‑891) |
|
a |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Volgens Ernst & Young staat België vierde op de landenlijst van de meest geglobaliseerde economieën. Nochtans noteerde de Europese Commissie tijdens de voorbije acht maanden niet minder dan 123 nieuwe handelsbelemmeringen, wat neerkomt op een stijging met meer dan 25 procent tegenover de voorgaande periode. Tot voor kort associeerden we protectionisme vooral met landen buiten de EU. Maar nu nemen ook steeds meer landen binnen die unie hun toevlucht tot handelsbelemmeringen om hun bedrijven van de concurrentie af te schermen. Volgens mij ondermijnt die ontwikkeling de grondvesten van de EU en is de prijs ervan zeer hoog. Ten eerste betaalt de consument meer dan nodig is. Ten tweede voelt de producent zich beschermd en is hij niet meer geneigd vooruit te kijken en mee te evolueren met nieuwe technieken. Daardoor dreigt zijn bedrijf uiteindelijk in problemen te komen en failliet te gaan. Enkele maanden geleden heeft Frankrijk zijn wijnmarkt ten koste van onze brouwers afgeschermd met protectionistische heffingen op bier. Nu wordt een bedrijf uit Herentals geconfronteerd met wat de vakbonden een zeer brutale vorm van protectionisme noemen en wel door toedoen van een land dat zich voorvechter van de vrijhandel noemt. Plastic Omnium Automotive levert namelijk bumperonderdelen aan, onder meer autofabrikant Vauxhall , een dochteronderneming van General Motors in het Verenigd Koninkrijk. Volgens de vakbonden heeft dat bedrijf van de Britse overheid subsidies gekregen voor de productie van de Astra in Groot-Brittannië op voorwaarde dat ook de onderdelen in dat land worden gefabriceerd. Dat zou dan een doorslaggevende reden zijn om de productie te verhuizen van België naar Groot-Brittannië. Neemt de minister het probleem ernstig en wil hij onmiddellijk nagaan of er inderdaad sprake is van een perfide vorm van subsidiëring, aangezien enkel onderaannemers uit het Verenigd Koninkrijk in aanmerking zouden komen? Wanneer zullen de resultaten van dat onderzoek bekend zijn? Welke concrete stappen zijn mogelijk? Zal de minister zo’n flagrante aantasting van de vrije markt aanvechten bij de Europese Commissie en bij Groot-Brittannië? Op die manier kan hij niet alleen de aanzet geven tot een verbod op dergelijke subsidiëring door de Britse overheid, maar ook een eventuele bedrijfssluiting alsnog afwenden. Hoe zal de minister meer in het algemeen het oplaaiende protectionisme in de EU op de agenda plaatsen? |
M. Didier Reynders, vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. – |
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. – Ik zal de aangekondigde sluiting van de bumperafdeling in Herentals van deze Franse onderneming met fabrieken wereldwijd verder laten onderzoeken. In de Europese Unie gelden er inderdaad regels voor interventies en subsidies door overheden, voor staatssteun en de voorwaarden waarop de Commissie deze kan toestaan. De subsidie die mevrouw Taelman aanhaalt en de precieze modaliteiten ervan zullen dan ook op hun wettelijkheid worden getoetst. Over verdere maatregelen kan ik meer duidelijkheid geven zodra ik alle elementen in mijn bezit heb en met mijn collega’s overleg heb gepleegd. Meerdere stappen zijn mogelijk, zowel bij de Britse overheden – bilaterale contacten via diplomatieke posten of rechtstreeks, demarches, verbale nota en dergelijke meer – als bij de Europese Commissie van informele contacten tot klachtenprocedure. De gepaste stappen zullen zo snel mogelijk worden genomen op basis van de resultaten van de analyse en in samenspraak met de bevoegde federale en gewestelijke collega’s. België speelt een actieve rol op het vlak van industrieel beleid en ondersteuningsmaatregelen. Op de Raad Concurrentievermogen van 18 en 19 februari jongstleden werd op vraag van België een punt toegevoegd over industrieel beleid en staal en nam mijn collega van Economie aan het debat deel, onder meer over de vraag hoe en in welke mate nationale steunmaatregelen bijdragen tot het economisch groeibeleid zonder de interne markt te fragmenteren of binnen de Unie deloyale concurrentie te creëren. Hiervoor moet een geschikter kader worden uitgewerkt. De Commissie en de Raad werken nu al aan nieuwe beleidsvoorstellen en een regelgevend kader voor de modernisering van staatssteun en industrieel beleid. België wil daarin een actieve rol spelen. Bij de behartiging van deze belangen, Belgische en Europese, werken we nauw samen met de regio’s die bevoegd zijn voor het sectoraal industriebeleid, en met de commissaris en vicevoorzitter van de Commissie Tajani. Ik probeer altijd tot een goede samenwerking te komen met mijn collega’s van de drie gewesten. |
Mme Martine Taelman (Open Vld). – |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Ik ben bijzonder blij met de aankondiging dat de minister werk zal maken van een onderzoek in deze zaak en snel het nodige zal doen om na te gaan of de sluiting inderdaad het gevolg is van ongeoorloofde subsidies in het Verenigd Koninkrijk. Ik hoop dat er snel duidelijkheid komt en dat de minister ons op de hoogte houdt, zodat we de betrokkenen misschien wat hoop kunnen geven en kunnen geruststellen. |
Mondelinge vraag van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Werk over «de toezicht-, controle- en onderzoekssystemen op de werkvloer en meer bepaald de whistleblowing» (nr. 5‑879) |
|
Mme Fabienne Winckel (PS). – Madame la ministre, les dirigeants d’entreprises décident de plus en plus fréquemment de mettre en place des systèmes de surveillance et de contrôle sur les lieux de travail. À la suite des scandales financiers qui ont ébranlé les États-Unis au début des années 2000, de nouvelles dispositions légales américaines imposent aux sociétés cotées en bourse une procédure d’alerte interne qui permet aux travailleurs de dénoncer de manière confidentielle et anonyme les irrégularités en matière comptable et d’audit dont ils auraient connaissance. Ces nouvelles dispositions seraient susceptibles de s’appliquer également aux sociétés européennes cotées aux États-Unis ainsi qu’aux filiales européennes de sociétés américaines. Les systèmes de surveillance doivent cependant respecter la directive européenne 95/46/CE du 24 octobre 1995 relative à la protection des personnes physiques à l’égard des traitements de données à caractère personnel, qui a été transposée dans notre législation. En Europe, la mise en place de ces nouvelles procédures d’alerte professionnelle, appelées « whistleblowing », pose toutefois des problèmes de compatibilité avec les règles fondamentales de protection de la vie privée. La Commission de la protection de la vie privée a d’ailleurs émis une recommandation rappelant les principes fondamentaux à respecter. Madame la ministre, une évaluation de l’application de ces systèmes de surveillance, de contrôle et d’investigation sur les lieux de travail a-t-elle été réalisée afin de déterminer si la loi relative à la protection de la vie privée à l’égard des traitements de données à caractère personnel est un garde-fou suffisant pour éviter les dérives ? |
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). – |
Mme Monica De Coninck, ministre de l’Emploi. – Il faut veiller au respect du droit à la vie privée du travailleur dans le cadre de la relation de travail. Je suis favorable à une meilleure conciliation de la vie privée et de la vie professionnelle, et non au renoncement de la première au profit de la seconde. Au cours des quinze dernières années, trois conventions collectives de travail ont été conclues au sein du Conseil national du travail. La CCT n° 68, tout d’abord, est relative à la protection de la vie privée des travailleurs à l’égard de la surveillance par caméras sur le lieu de travail. La CCT n° 81, ensuite, concerne la protection de la vie privée des travailleurs à l’égard du contrôle des données de communication électroniques en réseau. La CCT n° 89, enfin, porte sur la prévention des vols et les contrôles de sortie des travailleurs quittant l’entreprise ou le lieu de travail. Le « whistleblowing » est une pratique visant à éviter des fraudes ou irrégularités en matière comptable et financière. Certes, elle ne fait actuellement pas l’objet d’un encadrement spécifique. Cependant, l’introduction d’un tel système d’alerte ne peut donner lieu à des pratiques qui iraient à l’encontre des principes prévus par les trois CCT précitées. Il ressort de la jurisprudence que les éventuelles constatations obtenues par un système de contrôle ne respectant pas la loi du 8 décembre 1992 peuvent être considérées comme non valides à l’égard du travailleur concerné. De plus, afin de s’assurer que tout système de contrôle utilisant les données personnelles respecte bien le cadre légal, il doit, avant son installation, être déclaré à la Commission de la protection de la vie privée. Une couche de contrôle supplémentaire est donc ainsi posée. Le respect des règles prévues par les trois CCT et par la loi du 8 décembre 1992 est assuré par les inspecteurs du Contrôle des lois sociales du SPF Emploi, d’initiative ou sur la base d’une plainte. Le non-respect de ces règles est passible de sanctions pénales. |
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. – |
(M. Willy Demeyer, vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitter: de heer Willy Demeyer, ondervoorzitter.) |
Mme Fabienne Winckel (PS). – Il me semble, madame la ministre, que l’organisation d’une rencontre avec les partenaires sociaux serait tout indiquée, afin de clarifier le rôle de chaque acteur et de préciser quelles sont les conventions applicables et dans quel cadre. La mise en place de ce système d’alerte interne est susceptible de conduire à des dérives. Il est donc important de vérifier que les garde-fous sont suffisants. |
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). – |
Mondelinge vraag van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «het interministerieel overleg over gehandicaptenzorg» (nr. 5‑880) |
|
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). – De aanleiding voor mijn vraag is de berichtgeving over enkele recente familiedrama’s waarbij gehandicapte kinderen het slachtoffer werden van geweldmisdrijven en zelfs moord. Ik wil op die specifieke gevallen niet dieper ingaan, maar wil de slachtoffers en hun families mijn diepe medeleven aan betuigen. Volgens mij draagt ook de overheid via haar beleid hiervoor een stuk verantwoordelijkheid. Vorige week hebben we tijdens de plenaire vergadering het nieuwe grondwetsartikel 22ter goedgekeurd dat het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap verankert. Als voorzitter van het interministerieel overleg inzake gehandicaptenzorg, is de staatssecretaris het aanspreekpunt voor de implementatie van het VN-verdrag. Europa heeft België trouwens al op de vingers getikt omdat het personen met een handicap onvoldoende opvang en steun biedt. In dat verband wijs ik er ook op dat patiënten met een debiliserende of degeneratieve aandoening, zoals een hersentumor of een andere kanker, wier handicap het gevolg is van die ziekte, en die chronische zorg vereisen, dikwijls tussen wal en schip vallen. Zij horen immers niet langer in de acute zorg thuis en kunnen niet in de gehandicaptenopvang terecht. Hoe vordert het interministerieel overleg over gehandicaptenzorg met de implementatie van het VN-verdrag? Wat is de planning? Wordt minister Onkelinx bij de besprekingen betrokken zodat kan worden uitgesloten dat chronisch zieke gehandicapten met een debiliserende of degeneratieve ziekte veel langer op de wachtlijsten blijven? Kan de staatssecretaris ons op korte termijn een overzicht geven van de budgetten voor gehandicaptenzorg die de deelgebieden en de federale overheid ter beschikking stellen? Hoeveel opvangplaatsen zijn er in totaal? Welk bedrag werd uitgetrokken voor persoonlijke ondersteuning? Voor hoeveel nieuwe opvangplaatsen en persoonlijke budgetten trekt België geld uit op de volgende begroting zodat het aan de opmerkingen van Europa en aan de bepalingen van het VN-Verdrag kan tegemoetkomen? |
M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. – |
De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – België heeft het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het bijhorende facultatieve protocol op 2 juli 2009 geratificeerd. Met toepassing van artikel 33 van dit verdrag werd de FOD Sociale Zekerheid als federaal focal point aangeduid. Overeenkomstig de beslissing van de Interministeriële Conferentie Welzijn, Sport en Gezin, deel “Personen met een handicap”, van 9 maart 2010 kreeg de FOD ook de verantwoordelijkheid voor de coördinatie met de gemeenschappen en gewesten. Dat interfederaal coördinatiemechanisme speelt een belangrijke rol in de follow-up van het VN-verdrag op federaal en op interfederaal vlak. Namens de federale overheid zie ik nauwlettend toe op de uitvoering van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Zo werd in elke beleidscel conform het besluit van de Ministerraad van 11 mei 2012 een referentiepersoon “handicap” aangeduid. Die personen vullen de contactpunten aan die in alle federale overheidsinstellingen en -organisaties overeenkomstig artikel 33 van het VN-verdrag werden opgericht. Om het half jaar wordt er verslag uitgebracht bij de Ministerraad. Het is de bedoeling om de goede praktijken onder de aandacht te brengen en om de concrete uitvoering van het voornoemde internationale verdrag te evalueren. Over het beleid ten aanzien van personen met een handicap plegen de deelgebieden overleg via het overlegcomité dat de Interministeriële Conferenties organiseert. Sommige Interministeriële Conferenties, waaronder de Conferentie Welzijn, Sport en Gezin, hebben een alternerend voorzitterschap. |
|
Sinds die interministeriële conferentie op 19 november 2012 opnieuw werd samengesteld, neemt het Waals Gewest het voorzitterschap ervan waar; voor de afdeling “Personen met een handicap” is voorlopig nog geen voorzitter aangeduid. In de sub-interministeriële conferentie bestaan verschillende werkgroepen. Zo is er de Werkgroep “zware zorgbehoevendheid”, waarin ook het kabinet van minister Onkelinx via het RIZIV vertegenwoordigd is. Over de verdeling van de budgetten voor handicapten bij de deelgebieden, kan ik u geen details geven, vermits de gemeenschappen bevoegd zijn voor persoonsgebonden materies. Gezien de autonomie van de deelgebieden moet ik u in dat verband verwijzen naar de respectieve deelregeringen. |
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). –Ik leer uit het antwoord dat op federaal niveau verschillende overlegplatformen bestaan, vooral voor de rapportering aan de VN. Ik weet niet hoe we de halfjaarlijkse rapporten van het interministerieel comité kunnen bekomen. Worden die gepubliceerd? Staat daarin te lezen wat besproken werd? Staan daar cijfers in? De vraag is of u als coördinerende staatssecretaris de budgetten en de opvangplaatsen niet zou kunnen centraliseren; zodat vanop uw niveau een beleid kan worden uitgestippeld. De theorie is mooi, maar de afgelopen weken waren er toch maar een aantal familiedrama’s. De mensen hebben geen boodschap aan die overlegplatformen. Ze willen weten hoeveel opvangplaatsen er worden bij gecreëerd. Mijnheer de staatssecretaris, mag ik erop rekenen dat ik de cijfers krijg van uw kabinet? |
Mondelinge vraag van de heer Benoit Hellings aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «het vinden van een bom uit de Eerste Wereldoorlog bij de kerncentrale van Tihange» (nr. 5‑881) |
|
M. Benoit Hellings (Ecolo). – Electrabel a fait savoir, il y a huit jours, qu’un obus de la Première Guerre mondiale a été retrouvé lors de travaux d’excavation réalisés sur des terrains faisant partie du site d’exploitation nucléaire de Tihange. L’obus se trouvait près d’un bâtiment administratif, fort heureusement pas dans les environs immédiats d’un réacteur en fonctionnement ou à l’arrêt. Devant le danger potentiel d’explosion, les bureaux de la centrale ont été évacués préventivement et un périmètre de sécurité a été installé. Le Service d’enlèvement et de destruction d’engins explosifs s’est rendu sur place, en début d’après-midi, et a directement évacué l’objet. Cet énième incident dans la zone de Tihange me pousse, madame la vice-première ministre, à vous poser les questions suivantes. Vos services ont-ils entamé les recherches historiques et scientifiques adéquates pour déterminer si d’autres obus de la Première ou de la Seconde Guerre mondiale pouvaient encore se trouver dans les environs immédiats des réacteurs nucléaires de Tihange, et dans le cas contraire, envisagent-ils de le faire et selon quel calendrier ? On imagine que si ce vieil engin est resté presque cent ans au même endroit, d’autres pourraient s’y cacher. Cette histoire se termine heureusement bien, mais il semblerait fort insouciant de faire dépendre la sécurité nucléaire de la baraka. J’aimerais donc savoir si le même type de recherche de sites d’enfouissement d’obus datant des deux derniers conflits mondiaux a été initié sur d’autres sites nucléaires belges – Doel, Mol, Fleurus ou ... Kleine Brogel – mais aussi sur les sites voisins de Chooz en France et de Borssele aux Pays-Bas. L’impact d’un accident potentiel sur les populations belges y est important. Allez-vous tenir compte de cet incident hutois dans la rédaction des futures règles de sécurité nucléaire ? |
De heer Benoit Hellings (Ecolo). – |
Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – J’ai été aussi surprise que vous en apprenant l’incident que vous relatez. L’AFCN a été directement informée de la découverte d’un objet métallique suspect lors de travaux d’excavation s’inscrivant dans un programme de remplacement de tuyauteries à Tihange. L’exploitant avait déjà eu le bon réflexe d’appeler le service de déminage pour identifier l’objet et par la suite l’évacuer avec toutes les précautions d’usage. Comme l’exploitant, nous nous sommes renseignés sur les questions que vous posez. Les premières informations reçues indiquent que l’objet a été identifié comme étant une bombe de la Première Guerre mondiale alors qu’il n’y a pas eu de combats dans cette région. De plus, à l’examen de la pièce, il est apparu qu’il s’agissait d’un obus non tiré, comme on en retrouve souvent à des endroits de stockage à l’époque, le long des routes et près de ponts. Géographiquement, il n’y avait rien de tel à cet endroit à l’époque. On se demande dès lors si l’obus n’a pas été amené avec de la terre de remblai prise à un autre endroit. On effectue donc une étude de traçabilité de cette bombe. S’agissant d’une ancienne munition, la prudence s’imposait et toutes les précautions d’usage ont été prises pour assurer la protection des personnes et des biens. Il faut savoir que nos centrales sont conçues pour faire face à des sollicitations majeures, jusqu’à la chute d’un avion et à des explosions de cet ordre-là. La robustesse de nos centrales est donc suffisante pour résister à un tel incident, ce qui ne veut pas dire que nous ne devons pas prendre des mesures plus importantes. Au-delà des tests de robustesse qui ont encore été validés dans le cadre des stress tests, j’ai demandé qu’on lance une procédure de détection d’objets métalliques sur tous les sites nucléaires pour éviter qu’une telle situation se reproduise. On étudie actuellement la manière de procéder dans les délais les plus rapides, pour l’ensemble des sites. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – |
M. Benoit Hellings (Ecolo). – Je suis d’autant plus heureux d’apprendre qu’une étude de traçabilité sera effectuée, que l’on présume que cet obus provient de terre excavée à un autre endroit et qu’il n’est dès lors pas impossible qu’une partie de cette terre, contenant d’autres obus, se trouve ailleurs sur le site de Tihange. Nous serons attentifs à cette étude de traçabilité. Je me réjouis aussi que vous ayez lancé une procédure de détection d’objets métalliques sur les autres sites, outre celui de Tihange. Cet énième incident qui, heureusement, n’a pas eu de conséquences, montre que le risque nucléaire n’est jamais de niveau zéro et que des dangers sont inhérents à la nature même de l’énergie nucléaire, indépendamment de toutes les circonstances improbables ou considérées comme impossibles. La catastrophe de Fukushima survenue il y a près de deux ans nous a montré que malheureusement, il arrive que l’impossible se produise. Dans notre pays aussi, nous avons été à deux doigts de l’impossible, en l’occurrence l’explosion d’une bombe dans le Condroz. Ces dernières années, les incidents s’accumulent, particulièrement à Tihange. La situation nécessite un vrai débat, que nos collègues de la Chambre réclament depuis de nombreuses semaines. Il serait réellement utile de mettre en place une vraie commission, sachant qu’actuellement deux réacteurs sont encore à l’arrêt en raison de fissures, l’un à Doel et l’autre à Tihange. |
De heer Benoit Hellings (Ecolo). – |
Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de invloed van de wereldwijde crisis op vrouwen» (nr. 5‑887) |
|
Mme Freya Piryns (Groen). – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen). – Morgen, 8 maart, is het internationale vrouwendag. Dit jaar wil men de aandacht vestigen op het feit dat de wereldwijde crisis in veel delen van de wereld vooral vrouwen en kinderen heeft getroffen. De financiële crisis, gevolgd door een slabakkende economie en versterkt door ingebakken genderongelijkheid en ingekrompen sociale budgetten maakt dat vrouwen en meisjes het extra moeilijk hebben. Ze hebben minder middelen, minder inkomen en minder toegang tot basisdiensten en sociale bescherming. De Belgische Vrouwenraad heeft naar aanleiding van de vrouwendag een perstekst verspreid. Daarin wordt duidelijk gemaakt dat ook in België vrouwen de dupe zijn van een aantal recente maatregelen die naar aanleiding van de crisis werden genomen. Het tijdskrediet werd verstrengd. Er worden meer loopbaanjaren vereist voor de toegang tot eindeloopbaanstelsels. Er is de afbraak van de wettelijke pensioenen, men moet een ononderbroken loopbaan hebben, enzovoort. Al die maatregelen treffen vooral vrouwen en zorgen ervoor dat vrouwen nog meer in armoede worden geduwd. De wet op de gender mainstreaming is al in 2007 goedgekeurd. Die wet stelt dat de regering bij elke politieke besluitvorming moet nagaan wat de effecten zijn op vrouwen en op mannen. De uitvoering van die wet laat wel al vijf jaar op zich wachten. |
|
De besparingsmaatregelen van deze regering werden dus niet getoetst aan de gevolgen ervan voor de gendergelijkheid. De zwaksten in onze maatschappij betalen de prijs van de crisis en vrouwen en hun gezinnen zijn daarbij de grootste groep. Daarom heb ik enkele vragen voor minister Milquet. Ik had ze ook aan de premier of aan haar collega’s van Werk of Begroting kunnen stellen, maar ik mag van mevrouw Milquet als minister van Gelijke Kansen verwachten dat ze hier een bijzondere aandacht voor heeft. Wanneer zal de wet op de gender mainstreaming uitgevoerd worden? Is de minister het eens met de stelling van de Vrouwenraad dat vrouwen wereldwijd, maar ook in België, door de globale economische crisis dubbel gediscrimineerd worden: een eerste keer door de bestaande structurele ongelijkheden tussen vrouwen en mannen en een tweede keer door de disproportionele gevolgen van de besparingsmaatregelen van de overheid? En zo ja, wat zijn de plannen van de minister om dit te verhelpen? |
Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake de administratieve vereenvoudiging bevat een hoofdstuk II rond het wetsontwerp betreffende de voorafgaande regelgevingsimpactanalyse dat de Ministerraad vorige vrijdag, 1 maart, heeft goedgekeurd. Dat ontwerp regelt voor het eerst de integratie van de gendertest. Dat is een belangrijke stap in de strijd voor de gelijkheid van mannen en vrouwen. Ik deel de bezorgdheid van collega Piryns over de impact van de crisis op vrouwen. Om die tegen te gaan neem ik het als minister van Gelijke Kansen op mij om de regeringsleden rond deze materie te sensibiliseren. Ik heb het federaal plan gender mainstreaming op de agenda van de Ministerraad van 6 juli 2012 gezet en alle ministers hebben minstens twee beleidslijnen op sociaaleconomisch vlak vastgelegd waarmee ze de genderdimensie in hun beleid willen integreren. Ik heb ook enkele nieuwe sociaaleconomische maatregelen voorgesteld. Een wetsontwerp tegen de loonkloof is al naar de Raad van State verzonden en zal binnenkort bij de Kamer worden ingediend. Het gaat om een belangrijk ontwerp met tal van nieuwe bepalingen. Daarnaast neem ik in het kader van het nieuwe interprofessioneel akkoord maatregelen inzake de inkomensgarantie voor uitkeringen en voor de verhoging van de laagste pensioenen, wat vooral vrouwen ten goede komt. Ik dring daar ook aan op het behoud van het gemotiveerd tijdkrediet en op een beter statuut voor de vrouw die instaat voor de zorg van haar partner. Ik besef dat het allemaal kleine maatregelen zijn, maar ze komen wel ten goede van de vrouwen. Samen met mijn vrouwelijke collega-ministers volg ik de verschillende dossiers met een bijzonder oog voor de gevolgen voor de vrouwen. |
Mme Freya Piryns (Groen). – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen). – Ik ben blij dat de minister erkent dat er nog werk aan de winkel is en dat ze intussen ook concrete stappen zet. Ik twijfel niet aan de oprechtheid van haar bezorgdheid, maar de sensibilisering van haar collega-ministers heeft in het verleden vaak niet het verhoopte resultaat opgeleverd. Ik zal enkele vragen die ik vandaag heb gesteld ook aan andere ministers stellen. Heel wat van de maatregelen die de regering de voorbije tijd heeft genomen hebben immers een zware impact gehad op vrouwen. Alleenstaande vrouwen met kinderen komen vaak in armoede terecht. Er zal meer moeten gebeuren dan het sensibiliseren van enkele ministers om dat te verhelpen. |
Mondelinge vraag van de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Justitie over «de impact van de problemen bij het Antwerpse parket op de fraudedossiers in de diamantsector» (nr. 5‑878) |
|
M. Ahmed Laaouej (PS). – Ces dernières semaines, la presse s’est très largement fait l’écho de conflits durs entre magistrats du Parquet d’Anvers. De nombreuses inquiétudes, que je partage, se font jour quant à l’effet de ces conflits sur le traitement des dossiers de fraude fiscale et de blanchiment, qui concernent notamment le secteur du diamant à Anvers. Certains n’hésitent pas à parler de conflits entre des magistrats concernés par ce secteur. Madame la ministre, pouvez-vous nous assurer que les conditions sont remplies pour que le traitement des dossiers de fraude dans le secteur du diamant puisse être mené à bien lorsque l’on sait l’importance sur le plan financier que représentent ces dossiers de fraude fiscale ? Personne ne comprendrait que l’on ne prenne pas toutes les mesures appropriées pour que le parquet d’Anvers puisse faire aboutir ces dossiers dans les meilleures conditions. |
De heer Ahmed Laaouej (PS). – |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Je suppose que vous faites allusion à l’information judiciaire concernant la banque HSBC. En mars 2012, le procureur du Roi d’Anvers avait déjà pris la décision de dissocier ce dossier du conflit et d’en confier la poursuite et l’examen à un autre substitut spécialisé en matière fiscale. Lorsque les résultats de l’instruction judiciaire à charge du substitut Peter Van Calster ont été connus et lorsque cette instruction a été clôturée, la décision a été prise de recommencer entièrement l’information judiciaire concernant la banque HSBC. Cette enquête a donc été confiée à un autre substitut spécialiste des matières fiscales et une nouvelle équipe d’enquêteurs a été mise en place. Les premiers devoirs d’enquête lui ont été confiés en juillet 2012 et l’information judiciaire est en cours. Vous comprendrez que le bon déroulement de l’instruction en cours concernant HSBC et le principe du secret de l’instruction ne me permettent pas de communiquer davantage de détails pour l’instant. Toutes les autres enquêtes en cours relatives à des fraudes dans le secteur du diamant sont jusqu’à présent restées confiées à leur titulaire initial. J’ose espérer que les substituts suivent les enquêtes qui leur sont confiées, comme il convient à un magistrat du ministère public. Dans le cadre du dossier relatif au substitut, la presse fait à tort régulièrement référence au procureur général lui-même. Dès le dépôt des plaintes contre ce dernier par le substitut, le procureur général a délégué ce dossier au premier avocat général afin de ne créer à aucun moment un semblant de partialité. Le procureur général n’intervient donc nullement dans ce dossier. |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – |
M. Ahmed Laaouej (PS). – Je remercie la ministre pour les quelques éléments de réponse qu’elle a apportés à ma question. Certains aujourd’hui n’hésitent pas à parler du parquet d’Anvers comme d’un « panier de crabes », excusez-moi de l’expression. J’espère simplement que les dossiers ne vont pas se transformer en surimi, parce que ces fraudes présumées sont particulièrement organisées dès lors que les montants fraudés transitent effectivement par un paradis bancaire. Par ailleurs, la ministre n’a pas évoqué un autre volet, celui du transfert de fonds occultes découvert à partir de la France. J’ose espérer que ce volet sera également traité comme il le faut. Je prends bonne note que les instructions et que les enquêtes sont en cours. Il ne nous appartient évidemment pas de porter un jugement sur le fond, séparation de pouvoirs oblige, mais je prends acte que tous les moyens nécessaires sont affectés à ces instructions. Je ne manquerai pas d’interroger Mme la ministre à échéances régulières si d’autres informations étaient portées à notre connaissance par voie de presse ou par un autre moyen. Je le répète : pour certains dossiers, on a mis le paquet en termes de moyens judiciaires et policiers pour faire aboutir les enquêtes, j’espère que ce sera également le cas dans ce dossier. |
De heer Ahmed Laaouej (PS). – |
Mondelinge vraag van de heer Armand De Decker aan de minister van Justitie over «het personeelsbestand en de middelen van de Staatsveiligheid» (nr. 5‑888) |
|
M. Armand De Decker (MR). – Nous savons que la Sûreté de l’État est en manque d’effectifs et de moyens. Nous savons aussi que les temps que nous traversons dans le monde, en Europe, dans le bassin méditerranéen, en Afrique, sont particulièrement dangereux à cause du terrorisme. L’affaire Mohammed Merha à Toulouse nous en a apporté une preuve flagrante. La guerre en Afghanistan, la guerre civile en Syrie et la crise et la guerre au Mali ont attiré sur ces terrains d’opérations de très nombreux djihadistes en provenance d’Europe, et plus de cent ressortissants ou résidents belges sont, semble-t-il, partis combattre récemment en Syrie et au Mali au départ de chez nous. Ces combattants sont tous potentiellement des auteurs d’actes terroristes sur notre territoire ou ailleurs en Europe, à leur retour de ces zones de guerre, ou au départ de notre territoire qui, selon certaines sources, est une plaque tournante et un lieu de recrutement de djihadistes. Il va de soi que les opérations françaises au Mali, auxquelles à juste titre nous participons au plan logistique, ont conduit à renforcer l’activité des services de police et de renseignement français sur le sol de la République française. Cela a pour conséquence que de nombreux islamistes actifs viennent se réfugier en Belgique, ce qui ne peut qu’entraîner une surcharge de travail pour la Sûreté de l’État. Dans ce contexte, je souhaite demander à Mme la ministre quelles mesures elle compte prendre pour renforcer les moyens de la Sûreté de l’État. Dans quel délai le gouvernement compte-t-il enfin confirmer l’administrateur de la Sûreté de l’État, M. Winants, dans ses fonctions ? Cette absence de confirmation est une source de déstabilisation de la Sûreté de l’État, d’autant plus que M. Winants a largement fait preuve de ses hautes qualités professionnelles et bénéficie d’une grande estime à l’étranger. Cela fait une dizaine d’années qu’en tant que membre du comité « R », je suis ce domaine et je pense que nous disposons d’un des meilleurs « patrons » des services de renseignement. Il est important de procéder au renouvellement de son mandat. |
De heer Armand De Decker (MR). – |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – En 2003, le budget réalisé de la Sûreté de l’État était de l’ordre de 23 millions d’euros ; fin 2010, il s’élevait à 43 millions d’euros, soit une augmentation de 82 % en sept ans. Dans les limites de ses budgets de personnel, la Sûreté de l’État peut déterminer elle-même leur affectation : remplir le cadre du personnel ou accorder des augmentations de traitement. Il ressort des derniers rapports annuels de la Sûreté de l’État que 82 personnes ont été recrutées en 2010, tandis que 32 personnes quittaient définitivement le service. Les chiffres pour 2011 font état de 21 arrivées pour 25 départs. La situation budgétaire contraint l’ensemble des services publics à poser des priorités et à agir en fonction de celles-ci. J’ai également demandé à la Sûreté de l’État d’élaborer une liste de priorités, par ordre d’importance, et de définir sur cette base lesquelles sont menacées par les restrictions et insuffisances budgétaires dénoncées en matière de ressources humaines. C’est la seule manière de prendre des décisions fondées. Tout cela pour dire que je prends chaque demande d’argent et de personnel supplémentaires au sérieux. Engageant systématiquement le dialogue avec le service concerné, j’essaie toujours d’objectiver autant que possible le dossier et de l’inscrire dans une approche qui permet au management désigné à cet effet de participer aux choix stratégiques. Même en ces temps budgétaires extrêmement difficiles, je redoublerai d’efforts pour dégager davantage de moyens, comme je suis déjà parvenue à le faire lors des récentes discussions budgétaires pour plusieurs de mes services qui avaient justifié leurs besoins. Concernant la désignation de l’administrateur général, l’arrêté royal réglant cette question est en ce moment à l’étude et j’espère pouvoir procéder prochainement à la désignation au mandat d’administrateur général et à l’attribution de la fonction d’administrateur général adjoint auprès de ce service. |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – |
Mondelinge vraag van mevrouw Helga Stevens aan de minister van Justitie over «het falend beleid rond de forensische geneeskunde» (nr. 5‑884) |
|
Question orale de M. Jacques Brotchi à la ministre de la Justice sur «la médecine légale» (n° 5‑889) |
Mondelinge vraag van de heer Jacques Brotchi aan de minister van Justitie over «de forensische geneeskunde» (nr. 5‑889) |
M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment) |
De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming) |
Mme Helga Stevens (N-VA). – |
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). – Niet enkel in de forensische psychiatrie schiet de overheid tekort, ook in de forensische geneeskunde is de situatie ronduit dramatisch. Op woensdag 6 maart 2013 verscheen er in de media een schokkend bericht over het falend beleid. De wetsdokters slaan alarm. Universiteiten moeten bijspringen om de kosten te betalen in plaats van Justitie, dat dan nog eens drie jaar wacht om terug te betalen, zonder verwijlinteresten. De dienst Gerechtskosten van Justitie beknibbelt daarenboven systematisch op het aantal gepresteerde uren, de kilometervergoeding, de nachtvergoeding enzovoort. De toestand is zo erg dat de wetsdokters onomwonden over een volledige uitroeiing van hun beroep spreken. Met nog amper een twintigtal actieve wetsdokters in België en een verwachte halvering door pensionering de komende vijf tot tien jaar dreigt een snelle leegloop, vooral als ook jong afgestudeerde specialisten ontmoedigd raken en afhaken, zoals nu gebeurt. Het college van procureurs-generaal wees in een brief aan Justitie op het problematische karakter van de toestand, maar blijkbaar sprak het college voor dovemansoren . De problemen werden immers niet aangepakt, integendeel. België dreigt een crimineel paradijs te worden. Het aantal gerechtelijke autopsieën ligt in België bedroevend laag: maximaal één procent, tegenover vijftien procent in Engeland vijftien procent en zelfs zeventien procent in Finland. Het aantal ontdekte dodingen ligt in Finland dubbel zo hoog als in België. Hoe meer autopsieën worden uitgevoerd, hoe meer dodingen worden ontdekt. Justitie beveelt echter aan om minder deskundigen aan te stellen. Ook in verkrachtingsdossiers wordt bespaard. Ik kan me alleen samen met de klokkenluiders afvragen waar we in godsnaam mee bezig zijn. Wil de overheid nog wel forensische geneeskunde? Wat zal de minister doen om op korte en op lange termijn de dramatische situatie aan te pakken? Wordt er in een budget voorzien? Zo ja, hoeveel zal dat budget bedragen? Zo neen, waarom niet? |
M. Jacques Brotchi (MR). – Selon certains experts, un meurtre sur deux ne serait jamais découvert en Belgique. Cela signifie que dans notre pays, 150 meurtres par an passeraient complètement inaperçus. Permettez-moi à ce sujet de reprendre les propos de mon collègue, Wim Van de Voorde, professeur de médecine légale à la KUL et vice-président néerlandophone de la Société royale belge de médecine légale. Il déclare, à l’instar d’autres, qu’à cause d’une gestion calamiteuse du secteur de la médecine légale, plusieurs dizaines de corps sont enterrés ou incinérés chaque année sans qu’on ait réussi à déterminer s’il s’agissait ou non de meurtres. Ce collègue, qui a sa propre unité de police scientifique à Leuven, tire franchement la sonnette d’alarme : l’université prend la moitié des coûts de fonctionnement de son unité à sa charge. L’université sponsorise donc, de facto, la Justice. La facture s’élève à plusieurs millions d’euros par an. Or, si l’on connaît bien le problème du coût des expertises judiciaires, on ne sera pas étonné d’apprendre que l’État met parfois trois ans à régler ses factures, et ce, sans payer d’indemnités de retard, sans compter que le département des Frais de justice chicane systématiquement sur le nombre d’heures prestées, les kilomètres parcourus par le personnel médico-légal, les indemnités liées aux horaires de nuit, etc. |
De heer Jacques Brotchi (MR). – |
La situation est à ce point déplorable que les médecins légistes redoutent une probable disparition de leur métier. Au mois de janvier, il en a été largement question lors d’un symposium organisé à l’Académie royale de médecine par la Société belge de médecine légale. Notre pays compte à peine une vingtaine de médecins légistes actifs. Une moitié d’entre eux partira à la pension d’ici dix à vingt ans. Sans oublier la jeune génération qui, ne voyant pas son avenir sous les meilleurs auspices, se décourage et jette l’éponge. Il y a donc urgence à revaloriser la médecine légale. Madame la ministre, vous ne pouvez ignorer le problème plus longtemps. Même le collège des procureurs généraux vous a adressé une lettre, le 5 décembre dernier, pour signaler l’ampleur du désastre. Le professeur Wim Van de Voorde est clair : « Il ressort des études qu’un meurtre sur deux ne serait jamais découvert. Cela est dû au fait que l’on n’ordonne pratiquement jamais d’autopsie en Belgique, à peine sur un pour cent des morts. Or ce n’est qu’en pratiquant davantage d’autopsies que l’on peut se permettre d’éclaircir les causes de la mort ». Que fait cependant la Justice ? Elle décourage le recours aux experts médico-légaux. Même dans les dossiers de viols, le mot d’ordre est « économies ». Madame la ministre, vous connaissez mon intérêt et ma préoccupation pour cette question. J’ai d’ailleurs déposé de longue date une proposition de loi en la matière. Au vu de l’état catastrophique de notre médecine légale, quelle en est votre approche et quelles sont vos solutions pour remédier à cette situation ? Dans un État de droit comme le nôtre, il est pour nous inadmissible qu’autant de meurtres restent impunis. Il faut réagir ! Je compte sur vous, madame la ministre. |
|
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Dat er een tekort dreigt aan wetsdokters die gerechtelijke opdrachten wensen te aanvaarden, is mij uiteraard bekend. Wetsartsen spelen een cruciale rol in de behandeling van moordzaken. Ze leveren op het gebied van bewijsgaring en waarheidsvinding buitengewone bijdragen in de oplossing van vele zaken die de maatschappij en ons allemaal beroeren. Wetenschappelijke bevindingen spelen vaak een cruciale rol. Het belang van materiële bewijsvoering wordt onderstreept in meerdere omzendbrieven van het College van procureurs-generaal en blijkt eveneens uit het Nationaal Veiligheidsplan. Ook op internationaal vlak is er sprake van een duidelijke ontwikkeling naar uitwisseling van forensische informatie en uniformering van bewijsgaring, bijvoorbeeld met het Verdrag van Prüm. |
La problématique des médecins légistes s’inscrit dans un débat plus vaste sur la gestion des frais de justice, débat qui est en cours. Ces frais ont considérablement augmenté ces dernières années. En 2000, ils s’élevaient à 47 millions d’euros. En 2011, ils atteignaient 110 millions d’euros. Mon département étudie les possibilités de mieux maîtriser les frais de justice à l’avenir. Cet examen n’est pas mené à la légère. Nous nous appuyons sur une foule d’études intéressantes et sur de nombreuses analyses pertinentes. Nous travaillons en équipe pluridisciplinaire sur tous les aspects de la question : la réglementation, la procédure, le monitoring, les technologies de l’information, la formation, etc. Dans le même temps, la réforme de la justice a officiellement pris son envol. Les axes de cette réforme sont davantage d’autonomie pour chaque juridiction et une affectation raisonnée des ressources disponibles. Cette réforme implique le développement d’un nouveau système de gestion et de contrôle des frais de justice. Il devra être plus moderne, plus efficace et, surtout, plus concret. |
|
|
Onlangs heb ik een aantal personen ontvangen die bezig zijn met de forensische geneeskunde en die voorstellen doen om het statuut en de opleiding te verbeteren, zodat we op termijn een kwalitatieve versterking krijgen van iedereen die met forensische geneeskunde bezig is. We zijn immers allen overtuigd van de cruciale rol van de forensische geneeskunde voor Justitie en voor de behandeling van bepaalde zaken. Die discussie is volop bezig, ook op het niveau van mijn beleidscel. We hopen daar de komende weken en maanden vooruitgang in te boeken. |
Mme Helga Stevens (N-VA). – |
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). – Het antwoord van de minister voldoet mij niet. Ik hoorde geen concrete engagementen. Wel heb ik begrepen dat zij de problematiek aan het bestuderen is. Binnen enkele weken, maanden of jaren, zoals in zoveel andere dossiers, komt er resultaat. Ik vrees dat ik daarover pas in 2015 iets zal vernemen. Het is nu al vijf over twaalf. Er zijn immers amper twintig wetsdokters en een deel ervan gaat binnen vijf of tien jaar met pensioen. Als men die expertise wil behouden, dan moet er nu gehandeld worden en geld worden vrijgemaakt. Iedereen weet dat het statuut moet worden verbeterd, dat er IT nodig is, dat er een betere opleiding nodig is. Doe er iets aan en doe het nu. |
M. Jacques Brotchi (MR). – Madame la ministre, je reste, moi aussi, un peu sur ma faim. Je prends bonne note du fait que vous avez établi des contacts et que la situation des médecins légistes ne vous est pas inconnue. Mais vous devez être bien consciente qu’à l’heure actuelle – et ce n’est pas nouveau, je le dénonce depuis longtemps déjà –, nous vivons une situation inacceptable. La police fait appel pour constater un décès à des médecins qui n’ont pas reçu la formation adéquate pour déterminer s’il s’agit d’une mort naturelle ou pas. Par conséquent, un certain nombre de morts par suite de violences nous échappent. Quand le dossier vient sur la table de la Justice et qu’elle se rend compte a posteriori qu’il y a un problème, que faut-il faire ? Quand le corps a été enterré, il faut l’exhumer, exhumation qui coûte plus cher que les frais de médecin légiste. Mais quand le corps a été incinéré, ce qui est de plus en plus fréquent, je vous souhaite bonne chance pour trouver une piste ! |
De heer Jacques Brotchi (MR). – |
Je voudrais aussi porter un autre point important à votre connaissance. Le professeur Van de Voorde, chef du service de médecine légale de la Katholieke Universiteit Leuven, déclare que le nombre de cas à traiter ne cesse de croître et que, par exemple, pour 75 % des échantillons contenant des traces de sperme utilisables, on n’effectue pas d’analyses ADN. La situation est déplorable et je souhaiterais vraiment que nous ne soyons pas en ligne de mire. Savoir qu’en Belgique, un meurtre sur deux ne serait pas découvert m’interpelle, me tracasse et m’angoisse. |
|
Projet de loi relatif à la Coopération belge au Développement (Doc. 5-1908) (Procédure d’évocation) |
Wetsontwerp betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (Stuk 5-1908) (Evocatieprocedure) |
Algemene bespreking |
|
M. le président. – Mme Arena et M. Vastersavendts se réfèrent à leur rapport écrit. |
De voorzitter. – Mevrouw Arena en de heer Vastersavendts verwijzen naar hun schriftelijk verslag. |
M. Benoit Hellings (Ecolo). – Je souhaiterais d’ores et déjà justifier mes amendements. À la lecture de ce projet de loi, Ecolo et Groen ont eu le sentiment qu’il inscrivait la coopération dans une logique strictement néolibérale du « tout à la croissance économique », surtout dans ses articles que je qualifierais de « très économicocentrés ». C’est la raison pour laquelle nous avons rédigé et déposé quatre amendements qui visent à y rendre une meilleure place à l’économie. Dans le premier amendement, nous demandons que l’aide humanitaire soit apportée uniquement pour la prévention civile des conflits, et non pour ses aspects éventuellement militaires. L’amendement n° 2 concerne l’article 3. Il précise que la Coopération belge au Développement doit viser l’éradication de la pauvreté, de l’exclusion et des inégalités. La croissance économique est évidemment souhaitable dans les pays du Sud, mais il faut qu’elle soit associée à une redistribution des richesses, clairement définie. Enfin, il vise à inscrire les objectifs de la Coopération belge au développement dans les objectifs de développement des Nations unies, dont nous débattrons d’ailleurs longuement lors du colloque organisé ici-même, la semaine prochaine. Cet amendement équilibre le paradigme de la croissance et l’aligne sur l’objectif de la coopération au développement. J’en viens à l’amendement n° 3. La coopération doit viser d’abord et avant tout à développer un commerce endogène, avant d’envisager une présence sur les marchés internationaux. L’idée de cet amendement est donc de privilégier le « commerce Sud-Sud ». L’amendement n° 4 concerne les informations communiquées au Parlement et la transparence des décisions prises. Il convient notamment d’assurer la transparence concernant les conflits qui surviennent entre les différentes politiques. Je pense notamment aux Affaires étrangères et à la Défense. |
De heer Benoit Hellings (Ecolo). – |
Mme Sabine Vermeulen (N-VA). – |
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). – Het wetsontwerp voegt nieuwe, goede elementen toe zoals de focus op mensenrechten en waardig werk. Dat juichen we toe. Maar op sommige essentiële vlakken schiet het ontwerp tekort. Zo is de tekst te vrijblijvend over mensen-, vrouwen-, en kinderrechten. Ook de opbouw van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie hadden we graag in het ontwerp gezien. We maken ons ook grote zorgen over de parlementaire controle en er zijn ook tekortkomingen inzake de opvolging en evaluatie van project- en begrotingsschuld. We hadden graag jaarlijks feedback daarover gekregen in het parlement. Zeker voor de landen waaraan België begrotingssteun geeft. Het parlement is evenmin betrokken in de keuze van de partnerlanden nochtans hebben die verreikende, diplomatieke en financiële gevolgen. Het wetsontwerp beknot ook danig de controle door het federale parlement op de uitvoerende macht. Collega Anciaux vond het ingediende N-VA-amendement inzake de ontbrekende criteria voor de erkenning van de ngo’s heel goed. Het politieke spel van meerderheid versus oppositie dwong hem er echter toe om in de commissie tegen dat amendement te stemmen. Als ultieme poging dienen we het amendement opnieuw in om iedereen nogmaals de kans te geven om het op te nemen in het wetsontwerp. |
M. Philippe Mahoux (PS). – Je ne comptais pas intervenir sur ce texte mais je ne peux laisser passer certaines outrances. Dire du texte soumis à notre vote qu’il est néolibéral est absolument déplacé. Ou l’intervenant n’a pas le sens de la démesure, ou il n’a pas lu correctement le document… Je rappellerai donc quelques règles que nous défendons depuis très longtemps. Nous prônons une politique de coopération au développement qui vise à réduire la fracture entre le Nord et le Sud et à permettre le développement des populations. Nous refusons toute confusion entre le commerce extérieur – compétence désormais très réduite au niveau fédéral – et la coopération au développement. Nous considérons qu’il est possible de mener des politiques de coopération au développement qui ne soient pas strictement liées, sans exclure certains liens, avec notre politique étrangère. Ces principes que nous avons toujours défendus sont basés sur les règles et valeurs qui sont les nôtres. De plus, nous veillons particulièrement à confier aux pays avec lesquels nous coopérons le rôle essentiel. Cette mise au point m’est apparue indispensable, après l’antépénultième intervention. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking |
|
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2465/8.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2465/8.) |
M. le président. – À l’article 2, M. Hellings propose l’amendement n° 1 (voir document 5‑1908/2). |
De voorzitter. – Op artikel 2 heeft de heer Hellings amendement 1 ingediend (zie stuk 5‑1908/2). |
À l’article 3, M. Hellings propose l’amendement n° 2 (voir document 5‑1908/2). |
Op artikel 3 heeft de heer Hellings amendement 2 ingediend (zie stuk 5‑1908/2). |
À l’article 6, M. Hellings propose l’amendement n° 3 (voir document 5‑1908/2). |
Op artikel 6 heeft de heer Hellings amendement 3 ingediend (zie stuk 5‑1908/2). |
À l’article 26, Mme Vermeulen propose l’amendement n° 8 (voir document 5‑1908/3). |
Op artikel 26 heeft de mevrouw Vermeulen amendement 8 ingediend (zie stuk 5‑1908/3). |
À l’article 35, M. Hellings propose l’amendement n° 4 (voir document 5‑1908/2). |
Op artikel 35 heeft de heer Hellings amendement 4 ingediend (zie stuk 5‑1908/2). |
– Le vote sur les amendements est réservé. |
– De stemming over de amendementen wordt aangehouden. |
– Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats. |
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering (Stuk 5-1952) (Evocatieprocedure) |
|
Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (Stuk 5-1953) |
|
Wetsvoorstel tot bestraffing van sommige zware misdrijven met daadwerkelijk levenslange opsluiting (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heren Jurgen Ceder en Bart Laeremans; Stuk 5-658) |
|
Algemene bespreking |
|
M. le président. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment) Madame Khattabi se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitter. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming) Mevrouw Khattabi verwijst naar haar schriftelijk verslag. |
M. Bart Laeremans (VB). – |
De heer Bart Laeremans (VB). – Ik stel vast dat de rapporteur niet aanwezig is. In dat geval kunnen we de bespreking niet aanvatten. |
M. le président. – |
De voorzitter. – De commissie heeft de heer Vastersavendts als corapporteur aangesteld. Ik geef hem het woord. |
M. Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. – |
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. – Bij gebrek aan een schriftelijk verslag breng ik kort een mondeling verslag uit over het wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering. Daarbij verwijs ik ook graag naar het omstandige verslag van mevrouw Khattabi over het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006, dat inhoudelijk aansluit bij dit ontwerp. Artikel 2 van het wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering luidt als volgt: “Artikel 344 van het Wetboek van strafvordering vervangen bij de wet van 21 december 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende: “In voorkomend geval vermeldt het veroordelend arrest of de veroordeelde zich bevindt in de bij artikel 25, § 2, d) of e), of artikel 26, §2, d) of e), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten bepaalde voorwaarden.” In de commissie heeft mevrouw Faes negen amendementen ingediend, waarop de minister zeer omstandig heeft geantwoord. De amendementen werden niet aangenomen. |
M. Bart Laeremans (VB). – |
De heer Bart Laeremans (VB). – Ik stel vast dat de heer Vastersavendts zich beperkt heeft tot een heel kort verslag over het tweede ontwerp en ik vind het spijtig dat we mevrouw Khattabi niet hebben gehoord. |
|
Lege beurt |
Mme Christine Defraigne (MR). – Ces deux projets concernent des sujets sensibles qui ont fait couler beaucoup d’encre avant même que les discussions ne débutent au sein de notre commission. Il me paraît donc important de resituer ces deux textes. Ils visent les crimes les plus graves qui ont justifié une condamnation à trente ans de réclusion ou à perpétuité, ou encore les cas de récidive. Je ne trouve pas scandaleux que pour ces crimes les plus graves traités en cour d’assises, la société veuille savoir quel temps d’emprisonnement va être effectivement exécuté par le condamné. J’ai pu remarquer qu’il existait un décalage grandissant entre ce que les praticiens du droit, les éminents juristes, professeurs d’université et certains avocats exprimaient et ce que la société ressentait. Ce projet est la concrétisation d’un des points de l’accord de gouvernement qui constitue une priorité pour notre formation. Il doit toutefois s’inscrire dans un ensemble plus vaste prévoyant également la récidive, crime sur délit, considérée sous l’angle de la peine infligée. Il doit s’agir d’une réflexion globale touchant à une nécessaire réforme de notre Code pénal mais aussi de notre Code d’instruction criminelle, parce que notre procédure pénale qui, au fil du temps, a fait l’objet de modifications qui ont nui à sa cohérence, a besoin d’être non seulement toilettée, mais parfois aussi revue de fond en comble. Il faudra aussi prendre la peine de réfléchir à l’amélioration du sort des victimes dans le cadre des procédures de libération conditionnelle. La victime n’a pas un droit de véto, elle n’a pas voix au chapitre sur la peine dans les procès pénaux, même si elle fait valoir ses arguments. En l’occurrence, c’est plutôt par l’accès au dossier devant le tribunal de l’application des peines qu’il faudra améliorer la situation de la victime. Les modifications législatives qui nous sont proposées devront être évaluées. Il faudra voir dans quelle mesure elles influencent les magistrats, le verdict des jurés et la délibération sur la peine. Il faudra aussi travailler sur les plans de réinsertion pour les cas les plus graves. En effet, beaucoup de formations de réinsertion qui doivent en grande part être assurées par les communautés, ont été abandonnées par celles-ci. Ces plans de réinsertion devront être assortis d’obligations de résultats et les communautés devront davantage prendre leur part de responsabilités. J’ai entendu déplorer que certains plans de réinsertion ont été abandonnés par la Fédération Wallonie‑Bruxelles, ce qui n’est pas admissible. |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – |
Contrairement aux craintes qui ont été émises, je ne pense pas que les textes risquent d’entraîner une surpopulation carcérale. En effet, fort heureusement, cela concerne un minorité de cas, soit 275 à 300 détenus sur une population carcérale qui avoisine les 11 000 détenus. Pour diminuer la surpopulations carcérale, il y a lieu de travailler sur plusieurs facteurs, entre autres les peines alternatives, dans un certain nombre de cas. Il faut aussi absolument améliorer la situation des internés, qui est un véritable scandale de notre système carcéral : 10 % de la population est constituée par des personnes internées qui n’ont pas leur place en prison. Il faut se préoccuper aussi de l’exécution de certaines conventions bilatérales en vertu desquelles les détenus devraient pouvoir purger leur peine dans leur pays d’origine. La législation que nous sommes amenés à voter aujourd’hui n’est ni un accomplissement ni un aboutissement mais constitue une étape importante qui peut avoir une valeur symbolique dans cette indispensable adaptation de nos procédure pénales que j’appelle de mes vœux. |
|
(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.) |
M. Bart Laeremans (VB). – |
De heer Bart Laeremans (VB). – Het wetsontwerp over de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten is allicht het meest schitterende voorbeeld van wat men zou kunnen noemen schijnwetgeving, perceptiewetgeving of symboolwetgeving. De regering hoopt te kunnen rondbazuinen dat de wetgeving op de voorwaardelijke invrijheidsstelling eindelijk verstrengd is en dat de criminelen minder snel zullen worden vrijgelaten. De regering spreekt over de grootste verandering in 125 jaar van de wet Lejeune, maar niets is minder waar. Met de uitspraak zet de minister van Justitie de waarheid op haar kop. De wet Lejeune bestaat immers al zeven jaar lang niet meer. In 2006 werd ze onder impuls van minister Onkelinx immers integraal afgeschaft en vervangen door de wet op de externe positie van veroordeelden, die wel een fundamentele omslag inhield. Vanaf dat moment werd de voorwaardelijke invrijheidsstelling immers omgevormd van een uitzonderingsmaatregel of een gunst voor gedetineerden tot een vast recht voor veroordeelden, waarvan slechts uitzonderlijk en goed gemotiveerd kan worden afgeweken als er tegenindicaties zijn. De wet van 2006 was de meest fundamentele ingreep in 125 jaar, en niet de schijnhervorming van vandaag. Natuurlijk zijn er verzachtende omstandigheden voor minister Turtelboom. Ze is geen juriste en heeft zich in het verleden nauwelijks met Justitie beziggehouden. Dat is geen schande en dat verwijt ik haar dan ook allerminst. Van een minister mag evenwel worden verwacht dat ze zich, vooral in die omstandigheden, laat briefen. Het is immers behoorlijk pijnlijk als een minister van Justitie in het Parlement niet de waarheid spreekt of feiten verdraait. Onder minister Onckelinx is ons strafuitvoeringsbeleid, dat al het meest lakse in Europa was, met rasse schreden geëvolueerd naar het meest lakse van het westelijk halfrond of zelfs van de hele wereld. Waar elders dan hier wordt het merendeel van de veroordeelden die een straf hebben gekregen van maximum drie jaar effectieve cel, niet in de cel gestopt? In het beste geval wordt die straf uitgevoerd met enkele weken enkelband, gezellig aan de haard. Waar elders dan hier worden straffen tot maximum zes of acht maanden zelfs niet met een enkelband uitgevoerd? Binnenkort worden de straffen misschien uitgevoerd via een handig telefoonsysteem waarbij veroordeelden zich enkele dagen of hooguit enkele weken moeten melden. Waar elders in de wereld hebben alle gedetineerden met meer dan drie jaar effectieve celstraf het recht om al na een derde van de straf te hebben uitgezeten, hun vrijlating te mogen afdwingen, tenzij daar tegenindicaties voor zijn? Ik daag de criminologen uit daarover studiewerk te verrichten en ernstig vergelijkend onderzoek te doen naar de laksheid van de strafuitvoering. Dat zou interessanter zijn dan het zoveelste zeurderige gedram over de zogeheten detentieschade die een veroordeelde in de cel zou oplopen. Ik ben benieuwd of de linkse criminologen die ons strafsysteem steeds verder naar de afgrond hebben helpen duwen, kunnen meedelen waar de strafuitvoering nog lakser en lichtzinniger verloopt dan in dit onzalige land. Met de nieuwe wet verandert in de praktijk nagenoeg niets. Er verandert niets aan het feit dat het beperkt aantal gedetineerden dat toch een straf uitzit die korter is dan drie jaar, automatisch na een derde van hun straf vrijkomt, en dus nog altijd niet moet voorkomen voor de strafuitvoeringsrechtbank. De hervorming van 2006 met de invoering van de strafuitvoeringsrechtbanken zou ook gelden voor de veroordeelden met minder dan drie jaar straf, maar de vorige regering noch de huidige hebben ter zake iets ondernomen. Erger nog, de regering stelt de beslissing opnieuw uit, ditmaal tot 2015, een moment waarop de regering-Di Rupo hopelijk alleen nog in onze herinnering bestaat. |
|
Er verandert evenmin iets aan de hemeltergende draaimolenprocedure voor zware criminelen die een derde van hun straf hebben uitgezeten, waarbij ze jaar na jaar voor dezelfde strafuitvoeringsrechtbank moeten verschijnen, totdat ze uit medelijden of omdat ze de steeds weerkerende gezichten beu is, veel te vroeg tot vrijlating overgaat. Die draaimolen is een vreselijke, mensonterende martelgang voor de slachtoffers en hun nabestaanden. Ze worden gedwongen om alles jaar na jaar te herbeleven. Ze moeten zich telkens opnieuw verantwoorden. Ze moeten tijd en geld opofferen en ze moeten hun nek uitsteken om te verantwoorden waarom ze bepaalde criminelen in een cel willen houden. Zelfs de slachtoffers van Dutroux moeten telkens weer alle moed bijeenrapen om de gruwelmoordenaar van hun kinderen, hun broer of hun zus achter de tralies te houden. Het systeem zit helemaal verkeerd in elkaar. De slachtoffers moeten de samenleving niet beveiligen, maar de overheid moet de slachtoffers geruststellen. Ze moet alle burgers – die allen potentiële slachtoffers zijn – de zekerheid en de waarborg bieden dat gevaarlijke misdadigers achter de tralies blijven, waar ze thuishoren, en dat bepaalde gevaarlijke criminelen of daders van de meest vreselijke misdrijven voorgoed, dus voor heel hun leven, uit de samenleving worden verbannen. De overheid, dus de regering, moet ervoor zorgen dat de beslissing van de strafrechter op een fatsoenlijke en geloofwaardige wijze ten uitvoer wordt gelegd. Hiermee vragen we niets bijzonder, maar enkel dat de regels van de rechtsstaat worden nageleefd. Vonnissen en arresten zijn er om ten uitvoer te worden gelegd. Mocht de minister hier eindelijk hebben aangekondigd dat de regering datgene zou doen wat de bevolking vraagt, dan zou het om een echte verandering gaan. De bevolking heeft in 1996 met de grootste petitie ooit in dit onzalige land, die van de vzw Marc et Corinne, onsamendrukbare straffen geëist zodat de strafrechter de samenleving echt kan beschermen en eindelijk opnieuw terug het gevoel en het besef zou krijgen dat met zijn vonnissen rekening wordt gehouden en dat hij niet langer een bloempotrol vervult. Die meer dan gerechtvaardigde hoop van de strafrechters staat mijlenver van de tekst die hier vandaag voorligt. De wet op de voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt helemaal niet fundamenteel gewijzigd. Er wordt een uitzonderingswet ingevoerd voor uitzonderlijke gevallen. De verstrenging van de vrijlatingstermijn tot de helft van de straf in plaats van één derde is immers beperkt tot de kleine groep misdadigers die tot dertig jaar of levenslange hechtenis of opsluiting worden veroordeeld. Het zou op dit moment om slechts 365 veroordeelden gaan. Dat getal is puur hypothetisch want op hen is de nieuwe wet niet van toepassing. De verlenging van de minimale effectieve strafduur geldt enkel voor wie vandaag nog moet worden veroordeeld. In de praktijk zullen de eerste concrete gevolgen dus ten vroegste binnen tien jaar zichtbaar zijn. Dan nog is niet te voorspellen hoe veel, of beter hoe weinig impact deze wet zal hebben. Uiteraard zal de verstrenging gevolgen hebben voor de straftoemeting. Ik hoor de emo-pleiters zoals Jef Vermassen al pleiten om hun arme cliënt toch geen dertig jaar te geven omdat hij dan onder het vreselijke uitzonderingsregime valt. Vandaag zijn heel weinig gedetineerden veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 28 of 29 jaar. Daarin zal de komende jaren drastisch verandering komen. Dat is zeker. De enige categorie van misdadigers waarvoor de nieuwe wet echt verandering teweegbrengt, zij het slechts in beperkte mate, zijn de gedetineerden die vandaag een straf van dertig jaar of levenslang uitzitten en daarbovenop een terbeschikkingstelling kregen opgelegd. Voor die groep van veroordeelden wordt met onmiddellijke ingang bepaald dat de vijf leden van de strafuitvoeringsrechtbank unaniem moeten beslissen over een vrijlating of een andere strafuitvoeringsmodaliteit. |
|
Dat aantal is op enkele handen te tellen. Als het cijfer van de Hoge Raad voor Justitie juist is, gaat het over amper dertien personen. Tijdens de commissiebesprekingen in Kamer en Senaat was de minister niet eens in staat om dat aantal te bevestigen of te ontkennen, hetgeen op zich al veelzeggend is. Of misschien wilde de minister het gewoon niet bevestigen, omdat dat ongeluksgetal de irrelevantie van het wetsontwerp zo sterk in de verf zet. Ook vanuit legistiek oogpunt kunnen we als wetgever onmogelijk trots zijn op deze tekst. De bepalingen inzake recidive in de artikelen 4 en 6, zijn immers onleesbaar voor normale mensen en zelfs voor normale juristen. In plaats van recidive eenvoudigweg als recidive te omschrijven, wordt in het ontwerp een nutteloos onderscheid gemaakt tussen zware correctionele straffen, enerzijds, en criminele straffen, anderzijds. Dat onderscheid is hopeloos onoverzichtelijk, en leidt tot een eindeloze opsomming van wetsartikelen en zelfs delen van artikelen waarvoor recidive kan worden ingeroepen, in tegenstelling tot een reeks andere artikelen waarvoor dat niet kan. Zo’n onleesbare opsomming van artikelen biedt ongetwijfeld mooie perspectieven voor procedurepleiters à la Hans Rieder. De magistraten en de brave ambtenaren die die wet moeten toepassen, zullen zich echter over tien jaar de haren uit het hoofd rukken. Hoe hebben die onverantwoordelijke parlementairen dat voor mekaar gekregen, hoe hebben ze zoiets op papier durven te zetten, zullen ze zeggen. Het Vlaams Belang voelt zich niet verantwoordelijk voor dat broddelwerk. In de commissie heeft mijn fractie er alles aan gedaan om de minister op betere gedachten te brengen en om alternatieven naar voren te schuiven. Maar de minister heeft niet willen luisteren, en heeft zich gemakzuchtig tevreden gesteld met wat windowdressing die de mensen zand in de ogen strooit, met wat symboolwetgeving die van zeer slechte makelij is. De minister heeft namelijk niet de moed om het hoofd te bieden aan de Parti Socialiste, die gekant is tegen een echte verstrenging van het vrijlatingsbeleid. En die partij is nog altijd heer en meester in dit vreselijke land. |
M. Bert Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik ga het kort houden, in de wetenschap dat er ongetwijfeld nog sprekers zullen volgen die heel uitgebreid zullen ingaan op de inhoud van de twee wetsontwerpen. De sp.a-fractie zal de twee wetsontwerpen goedkeuren, omdat ze worden voorgelegd ter uitvoering van het regeerakkoord. Dat akkoord stipuleert uitdrukkelijk dat de voorgestelde wijzigingen moeten worden doorgevoerd. Bovendien bestaat er zonder enige twijfel een groot maatschappelijk draagvlak voor die wijzigingen. De minister heeft ontwerpen voorgelegd die op correcte wijze vertalen wat er tussen de meerderheidspartijen ter zake is afgesproken. Onze fractie zal dat engagement dus nakomen. Ik maak echter van de gelegenheid gebruik om mijn bezorgdheid te uiten. Het is een bezorgdheid die ingaat tegen de algemene en nadrukkelijke vraag vanuit de samenleving naar een verstrenging van de strafuitvoering. Die verstrenging zit wel degelijk in de voorliggende wetsontwerpen en het feit dat het voor sommigen niet ver genoeg gaat, stelt mij in zekere zin gerust dat dit ontwerp niet té ver gaat. Toch vraag ik de aandacht van de minister voor twee kleine bedenkingen, die, zoals ik juist zegde, ingaan tegen de algemene stroom en tegen de maatschappelijk overheersende overtuiging. |
|
Laat mij daar in alle bescheidenheid een bedenking aan koppelen. De voorwaardelijke invrijheidsstelling voor langgestraften wordt verstrengd. Die verstrenging steunt op de overtuiging dat sommige langgestraften te snel kunnen vrijkomen. Maar ook als een grote meerderheid van de bevolking het daar niet mee eens is, moeten we ons durven af te vragen of we nog altijd juist zitten, als het erom gaat de samenleving en de slachtoffers te beveiligen. Soms moeten we ons strafsysteem ter discussie stellen. Uiteraard houdt het ontwerp een verbetering in van de positie van het slachtoffer in de strafprocesprocedure. Ik juich dat toe en ben daar erg tevreden mee. Maar het ontwerp heeft ook andere consequenties. De langgestraften zullen bijvoorbeeld minder snel vrijkomen. Dat komt erop neer dat onze gevangenissen nog meer gevangenen zullen tellen. We zijn dus genoodzaakt, zoals mevrouw Defraigne daarnet heeft gezegd, nog meer aandacht te schenken aan diegenen die in de gevangenis zitten, maar daar niet op hun plaats zijn. Ik denk dan in de eerste plaats aan zieken en geïnterneerden. In totaal gaat het om meer dan 1100 gevallen. Het is absoluut prioritair met dat probleem komaf te maken. Sommige personen en organisaties, onder meer de Liga voor mensenrechten, menen zelfs dat het ontwerp op termijn een nieuwe gevangenis nodig zal maken. Hoe dan ook moeten we voorkomen dat gewone strafinrichtingen onbeheersbaar worden door langere verblijven in de gevangenis. Mijn tweede bedenking – en daar had collega Laeremans volledig ongelijk in – heeft te maken met het recht van gedetineerden om regelmatig en automatisch voor de strafuitvoeringsrechtbank te verschijnen. Op die manier kon de strafuitvoeringsrechtbank zicht houden op de reclassering en op de evolutie van de gedetineerden. Volgens het ontwerp is er evenwel geen automatische verschijning voor de strafuitvoeringsrechtbank meer. De betrokkene zal dat zelf moeten vragen. |
M. Bart Laeremans (VB). – |
De heer Bart Laeremans (VB). – Tot dusver is er een automatisme, maar voortaan zullen de gedetineerden nog wel automatisch elk jaar door de directie worden verwittigd en vervolgens een brief moeten indienen. De heer Anciaux weet perfect dat in de praktijk alles op hetzelfde zal neerkomen. De meeste gevangenen die nu automatisch zullen verschijnen, zullen immers ook in de toekomst elk jaar opnieuw kunnen verschijnen. |
M. Bert Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Is het nodig daarover nog te discussiëren? Het automatisme dat er vandaag is, zal wegvallen. De gedetineerde moet voortaan zelf het initiatief nemen, wil hij voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Dat zou de heer Laeremans gelukkig moeten maken, maar blijkbaar voelt hij zich liever ongelukkig. Maar mij baart deze bepaling enigszins zorgen. |
|
Tot nog toe kon de gevangenisdirectie verplicht worden om een advies te formuleren, maar nu is dat niet langer het geval. Voor deze wijzigingen zijn argumenten te geven, maar we moeten beseffen dat veel meer gedetineerden zullen vastzitten tot op het einde van hun straf. Daarbij heb ik dus een bedenking. Dat heeft immers één perfide gevolg: die gedetineerden zullen vrijkomen zonder enige voorwaarde of verdere begeleiding. Het strenger maken van de regels inzake vervroegde invrijheidstelling zorgt ervoor dat we minder greep hebben op het leven van de gedetineerden zodra ze in de samenleving terechtkomen. Gedetineerden die weer in de samenleving komen, moeten kunnen bijdragen tot die samenleving in plaats van haar te koeioneren. We moeten dus opletten dat gedetineerden die tot het einde van hun straf vastzitten, niet in de samenleving terugkomen zonder enige begeleiding of voorwaarden, want dan neemt de kans op recidive toe. Mijn bezorgdheid is de minister niet vreemd; ook anderen hebben ze al geuit. Volgende week ga ik de minister ondervragen over een gevangenisdirecteur die een aantal sporen aanreikt voor een andere strafuitvoering in bepaalde gevangenissen. De top van het Gevangeniswezen heeft hem daarover zwaar aangepakt. Het standpunt van de minister is veel genuanceerder. We moeten op zijn minst het debat kunnen voeren over de vraag of gevangenissen wel de beste beveiliging zijn voor onze samenleving. Ik weet dat ik daarmee tegen de stroom inga, maar ik wil het recht behouden om die bezorgdheid te uiten. Deze ontwerpen zijn een uitvoering van het regeerakkoord. De minister heeft het akkoord correct uitgevoerd. De sp.a-fractie zal de ontwerpen bijgevolg ook goedkeuren. |
Mme Martine Taelman (Open Vld). – |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat er al lang een roep is om de regels voor de voorwaardelijke invrijheidstelling te verstrakken. Na de stemming van vandaag zal de wet-Lejeune niet langer de wet-Lejeune zijn. Ik hoor de heer Laeremans iets mompelen, maar ik voel me behoorlijk gesteund in mijn uitspraak, meer bepaald door een artikel uit de Juristenkrant met als titel “Er komt meer duidelijkheid en scherpte in de regels rond de voorwaardelijke invrijheidstelling”. De heer Laeremans moet het dus niet van mij aannemen of zelfs niet van de minister, maar de uitspraak van een eminent jurist in de Juristenkrant is een gezagsargument dat respect verdient. Onze fractie is blij dat er eindelijk na zoveel jaren een doorbraak is. Twee opmerkingen wil ik wel nog maken. We hebben gediscussieerd over de vraag of we het toepassingsgebied in algemene bewoordingen moesten vastleggen dan wel of we een lijst moesten opstellen. De Raad van State adviseerde om te werken met een lijst en we hebben dat advies gevolgd. Het is een veiligheidsoplossing, die wel impliceert dat we als wetgever elke wijziging in de strafwetgeving toetsen aan de bepalingen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor de heer Anciaux is het niet logisch en vormt het mogelijk een probleem, voor mij is het belangrijk en logisch dat de procedureregels worden gewijzigd: voortaan komt een voorwaardelijke invrijheidstelling niet meer automatisch voor, de betrokkene moet erom vragen. Bij de uiteenzetting van de heer Laeremans moest ik terugdenken aan een ontmoeting van een paar weken geleden met twee Canadese parlementsleden. Het is een anekdote, maar wel een grappige. In Canada kan men senator worden na een lange en goede staat van dienst. De ene Canadees was senator, de andere was kamerlid en ook partner in een belangrijk advocatenkantoor. Hij stelde me zijn collega voor als volgt: “Mijn collega hier is een van de beste ministers van Justitie die Canada ooit heeft gekend. Nochtans is hij geen advocaat. Toen hij minister was, belde hij me bijna elke dag op om mijn advies te vragen in bepaalde dossiers. Ik moest telkens vaststellen dat hij daarna precies het tegenovergestelde deed. En volgens mij is dat de reden waarom hij zo’n goede minister van Justitie was.” Misschien zit daar wel een grond van waarheid in. Ik besluit. Globaal mogen we heel blij zijn met het ontwerp, omdat het opnieuw een belangrijke stap vooruit is in de manier waarop we met onze strafuitvoering omgaan. Onze fractie zal het ontwerp dan ook met heel veel overtuiging goedkeuren. |
Mme Inge Faes (N-VA). – |
Mevrouw Inge Faes (N-VA). – Onze fractie zal tegen de twee wetsontwerpen stemmen omdat we voor een globale aanpak van de voorwaardelijke invrijheidstelling pleiten. De fragmentarische aanpak in de ontwerpen is voor ons absoluut onvoldoende. Op beide ontwerpen hebben wij tal van amendementen ingediend, die allemaal werden weggestemd. In wezen hebben wij vier aandachtspunten. Om te beginnen moeten de slachtoffers en de maatschappij beter worden geïnformeerd. Wij vinden het belangrijk dat de rol van het slachtoffer in de procedure van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt versterkt. Slachtoffers moeten ook worden ingelicht over de voorwaarden die in hun belang worden geformuleerd. De strafrechter moet de partijen volgens ons ook beter inlichten over de concrete duur van de gevangenisstraf die een veroordeelde zal moeten ondergaan, alvorens hij voor een alternatieve straf in aanmerking kan komen. Tot slot pleit onze fractie voor een betere communicatie van het gerecht. We willen de rechtbanken binnen de grenzen van hun onafhankelijkheid meer instrumenten geven om met de pers te communiceren, door in de eerste plaats de rol van de persrechter op te waarderen. Helaas werden onze amendementen weggestemd. Ten tweede wijzen we op de lacune in de wet waardoor Michelle Martin als recidivist toch vroeger vrijkwam. Het nieuwe wetsontwerp biedt hiervoor geen oplossing. Wie eerst door een correctionele rechtbank wordt veroordeeld en vervolgens door een hof van assisen, is volgens de wet geen recidivist en kan dus nog steeds na een derde van de straf vrijkomen, en niet na twee derden zoals dat volgens de huidige regels zou moeten. Dit probleem wordt niet in alle gevallen opgelost. Het derde punt waarvoor we aandacht vragen, is de evaluatie van de werking van de strafuitvoeringsrechtbanken. De voorliggende teksten zijn een motie van wantrouwen aan hun adres. Toch zijn de strafuitvoeringsrechtbanken al vijf jaar aan de slag en verrichten ze goed werk. Uiteraard is er ruimte voor verbetering, zoals de strafuitvoeringsrechters trouwens zelf vragen. De zaken Amrani en Martin maken duidelijk dat het tijd is voor een evaluatie. Die evaluatie had moeten voorafgaan aan beide wetsontwerpen die nu het resultaat zijn van steekvlampolitiek. Ten vierde pleiten wij voor een behoud, maar verstrenging van de voorwaardelijke invrijheidstelling, namelijk pas na drie vijfden van de gevangenisstraf in plaats van een derde. In geval van recidive kan vrijlating volgens ons pas na drie vierden van de straf. Van de selectieve verstrenging die de regering beoogt, zijn wij geen voorstander. De voorgestelde verstrenging zal alleen gelden voor veroordeelden tot dertig jaar gevangenis, die een bepaald zwaar geweldmisdrijf hebben gepleegd. Het voorliggende ontwerp maakt de regels alleen maar complexer. Ernstige gevallen dreigen bovendien over het hoofd te worden gezien. In de commissie haalden we het sprekende voorbeeld aan van iemand die tot negenentwintig jaar wordt veroordeeld. Is zijn misdaad dan minder ernstig? Vereist die niet eveneens een strengere toepassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling? Volgens ons is dat het geval. Om die reden zullen we tegen de wetsontwerpen stemmen. |
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Sans aborder le fond du dossier, il est inquiétant qu’une fois encore, une réforme importante fasse suite à l’émoi suscité dans l’opinion publique par la libération de Michèle Martin et la demande de libération conditionnelle introduite par Marc Dutroux. Or, contrairement à ce que la presse a parfois titré, il n’est pas du tout correct de soutenir que Marc Dutroux pourrait être libéré. La mise à disposition du gouvernement qui a été prononcée lors de sa condamnation permet de prolonger la peine ; il n’est donc nullement nécessaire de modifier notre législation pour rassurer la population. On a donc nagé dans ce dossier en pleine « émocratie ». La ministre légifère donc sous le coup de l’émotion en suivant la vox populi. Par ailleurs, la ministre s’est obstinée à avancer dans ce dossier alors que tous les acteurs critiquaient unanimement cette réforme. Il est regrettable qu’ils n’aient pas du tout été auditionnés. La ministre s’est défendue, dans la presse, d’avoir légiféré sous le coup de l’émotion. Nous voulons bien la croire, mais nous n’avons reçu aucune raison objective justifiant que l’on procède, sans aucune évaluation conséquente, à une adaptation en profondeur de la loi de 2006 sur les tribunaux de l’application des peines. La seule réponse de la ministre a été de dire que les gens voulaient cela. Or, on le sait, le nombre de libérations conditionnelles est, depuis 2011, historiquement bas. Pourquoi le gouvernement préfère-t-il contraindre les détenus à exécuter leur peine complète alors que l’on sait que la libération sans encadrement de détenus à fond de peine pose davantage de problèmes de récidive. Promouvoir un système où l’on encourage les détenus à purger l’intégralité de leur peine ne revient-il pas à vider les tribunaux de l’application des peines de leur substance ? Différents éléments du texte posent question. Le projet de loi modifie les procédures de libération conditionnelle pour tous les condamnés. Les procédures ne seront en effet plus lancées automatiquement mais après une demande écrite du condamné qui aura été préalablement informé par le directeur de la prison. Nous craignons que cette nouvelle procédure ne pénalise certains détenus moins bien informés ou moins proactifs. Il modifie également la composition du tribunal de l’application des peines et prévoit que les décisions d’accorder une modalité d’exécution de la peine seront prises à l’unanimité plutôt qu’à la majorité. Pourquoi ajouter deux juges au tribunal correctionnel ? Faut-il y voir un signe de défiance à l’égard du tribunal de l’application des peines ? L’imposition de la règle de l’unanimité ne traduit-elle pas la volonté de voir une jurisprudence plus sévère en matière de libération conditionnelle ? Enfin, le projet ne contient aucune disposition améliorant la situation de la victime dans le cadre des procédures devant les tribunaux de l’application des peines. Nous regrettons que le gouvernement n’ait pas modifié le projet de loi pour donner une place aux victimes lors des procédures devant le TAP. Vous aurez compris que mon groupe ne soutiendra pas cette réforme. |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
M. Rik Torfs (CD&V). – |
De heer Rik Torfs (CD&V). – De CD&V-fractie zal, trouw aan het regeerakkoord, deze wet goedkeuren. Ik ben blij dat er gedurende de parlementaire behandeling een aantal wijzigingen konden worden aangebracht. De huidige tekst is beter dan de oorspronkelijke. Toch wil ik nog een paar opmerkingen formuleren. We gaan langzaam de weg op van een meer repressieve samenleving. Wat haalt dat uit? Ik ben de eerste om te zeggen dat we in het verleden misschien teveel de andere richting zijn uitgegaan. In de jaren zestig en zeventig pleitten criminologen, zoals Hulsman en Hoefnagels, en dan vooral de heer Hulsman, voor een abolitionistische visie op straffen. Hij ging ervan uit dat men moet praten met mensen. Als men blijft praten dan komt alles goed. Dat is natuurlijk onzin, want dan zou er ook in het parlement volstrekte eensgezindheid heersen. Zoeken we de andere weg, de meer repressieve? Laten we vooral het hoofd koel houden. Wie ook veroordeeld wordt, wat hij ook heeft gedaan, het blijft altijd een mens. Dat overstijgt zijn handelingen. Misschien moet eraan herinnerd worden op momenten dat het grotendeels door velen wordt vergeten. Als we het niet zo zien, gaan we één van de drie doelstellingen van een wet teveel belichten, namelijk de wraakgedachte, de minst nobele van de drie. Dat is misschien antropologisch niet te vermijden omdat de mens hoe dan ook genoegdoening nodig heeft. Wraak is zeker niet iets wat ons beschermt tegen een maatschappij die ontspoort. De twee andere doelstellingen, namelijk de algemene en de bijzondere preventie zijn wat mij betreft criminologisch gezien belangrijker. De bijzondere preventie is het afschrikken van de concrete persoon, de dader. We weten allemaal dat mensen die langer dan zeven jaar in de gevangenis zitten er gevaarlijk uitkomen. Het is maar een vaststelling, maar de vraag is hoe we daarmee kunnen omgaan. Soms is er misschien toch een grotere straf nodig. Sommige mensen moeten misschien levenslang in de gevangenis blijven, maar liefst niet al te veel. Ik zie ze liever hier in het parlement. Een derde punt is de algemene preventie. Algemene preventie betekent: in hoeverre gaan we erin slagen de samenleving te beschermen en te verhinderen dat andere mensen hetzelfde soort misdrijven gaan plegen. Zal deze maatregel bijdragen tot een verbetering van de algemene preventie? Gaan we daardoor bereiken dat mensen zich niet aan die misdrijven wagen, omdat er een kans is dat ze in theorie een paar jaar langer in de gevangenis zullen zitten? Mij lijkt het belangrijker ervoor te zorgen dat de bestaande wetten worden uitgevoerd, net zoals de straffen die worden opgelegd, en niet dat we een theoretisch kader uitwerken waarbij straffen almaar langer worden. Daar blijkt niet altijd een grotere visie uit. Laten we dus nadenken over een repressievere samenleving. Voor mij is het eerste doel: hoe beschermen we de maatschappij? |
|
Een tweede opmerking die ik wil maken is dat we niet genoeg kunnen zeggen hoe belangrijk de liberale democratische rechtsstaat, met rechten en vrijheden, wel is. Er is vandaag geen mens die nog openlijk durft te zeggen dat rechten en vrijheden hem worst zullen wezen. Dat mensen die dat denken, dat niet meer durven te zeggen is misschien een verworvenheid, ofschoon ik eigenlijk vind dat ook afschuwelijke ideeën moeten kunnen worden verwoord. Het gevaar is de slippery slope, hoe we stilaan via kleine maatregelen alsmaar verder de rechtsstaat op een geruisloze, sluipende manier afbouwen. De heer Laeremans hoorde ik daarnet nog spreken van procedurepleiters à la Rieder, maar mijn antwoord daarop is dat procedures niet zomaar regeltjes zijn die gerechtigheid in de weg staan. Procedures zijn de enige weg om tot gerechtigheid te komen. Anders komen we terecht in een lynching-maatschappij en dat moeten we te allen prijze voorkomen. Procedure is inhoud, dat wil ik heel sterk benadrukken. |
M. Bart Laeremans (VB). – |
De heer Bart Laeremans (VB). – Opnieuw zie ik niet echt een tegenspraak. Ook ik ben niet tegen een strikt naleven van procedures, ook ik vind procedures wel degelijk belangrijk. Alleen maakt u het wel erg onoverzichtelijk met uw ellenlange opsomming van alle mogelijke artikels. Mevrouw Taelman vroeg zich daarnet ook al af of we bij iedere nieuwe bestraffingsmaatregel die we goedkeuren, niet moeten nagaan of wij die in het Wetboek willen invoegen of niet. Er zijn zelfs artikels waarvan bij sommige delen de recidiveregel van toepassing is en bij andere niet. Dat is totaal ondoorzichtig. Ik waarschuw alleen dat procedurepleiters, advocaten die daarop focussen, daar misbruik van maken. Ik vind die waarschuwing nog altijd van belang. |
M. Rik Torfs (CD&V). – |
De heer Rik Torfs (CD&V). – Ik verwelkom uw toevoeging met veel sympathie, want daaruit blijkt dat u niet tegen goede procedureregels bent en dat u vooral meer helderheid wil. Ik heb daar uiteraard geen enkel bezwaar tegen. In die zin staan wij wellicht dichter bij elkaar dan we denken, wat voor u een gruwelijke vaststelling moet zijn… Een ander element waar we aandacht voor moeten hebben is de non-retroactiviteit, die niet alleen mag liggen in de formulering van de wet maar ook in de uitvoering ervan. Wat dit betreft blijf ik gelukkig dat we in een land leven dat godzijdank nog altijd het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens erkent. Daardoor heeft iedereen die zich door deze wetgeving geschaad voelt, nog altijd de mogelijkheid om het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te consulteren. Maar nogmaals, laten we ons hoeden voor het afglijden op de slippery slope. Ik weet ook wel dat ik met een pleidooi als dit bij verkiezingen geen stemmen haal. Daarom juist moet je dit soort ideeën toch formuleren. Ik ben het hierover helemaal eens met mijnheer Anciaux dat we hiermee ingaan tegen belangrijke evoluties in de samenleving. Het antwoord daarop is dat we terug moeten gaan naar de bron van onze systemen, van onze ideeën. De bron vind je alleen maar door tegen de stroom in te gaan. Dat is de moeilijkste weg, maar daarmee alleen kom je bij de bron die ons allemaal heeft geïnspireerd, niet door mee te drijven met de rivier, op weg naar zee, waar het water zout is. |
(Applaudissements) |
(Applaus) |
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Dit wetsontwerp geeft uitvoering aan de hervorming van de wet Lejeune, zoals in het regeerakkoord was aangekondigd. Ik citeer onder meer volgende passage: “Voor dezelfde inbreuken kan de rechter op het ogenblik van de veroordeling vaststellen dat de dader zich in staat van wettelijke herhaling bevindt wanneer deze werd veroordeeld tot een effectieve correctionele straf van minimum drie jaar in de voorbije tien jaar.” Het ontwerp dat vandaag ter stemming voorligt kadert in een verdere differentiatie van de straftoemeting en de strafuitvoering met het oog op een strengere, meer aanvaardbare benadering van sommige categorieën van veroordeelden. Immers, in het regeerakkoord heeft de regering duidelijk haar intentie geformuleerd om beduidend strenger op te treden ten aanzien van diegenen die bijzonder zware misdrijven plegen. Ik heb inderdaad positief gereageerd op de voorstellen in verband met een ander soort gevangeniswezen, waarnaar de heer Anciaux verwees, omdat ik ervan overtuigd ben dat er veel meer differentiatie in de strafuitvoering moet komen: voor de zwaargestraften moeten we zwaar durven en kunnen optreden, maar de strafuitvoering moet op een gedifferentieerde manier gebeuren. En er moeten ook meer straffen worden uitgevoerd dan vandaag het geval is. De eerste versie van dit ontwerp was al klaar in juni vorig. In september was er een eerste lezing in de ministerraad. Het advies van de Raad van State en van de Hoge Raad voor Justitie werd gevraagd. Het resultaat blijft wat het regeerakkoord beoogde: een verstrenging van de regels voor de vervroegde invrijheidsstelling. |
Ce renforcement s’opérera de deux manières. D’une part, la partie minimale de la peine à purger par un condamné sera revue à la hausse. Les condamnés devront donc rester plus longtemps en prison avant de pouvoir demander une surveillance électronique ou une libération conditionnelle. D’autre part, la procédure devant de tribunal de l’application des peines sera plus stricte pour les condamnés à de lourdes peines qui ont été mis à disposition, c’est-à-dire les personnes pour lesquelles le juge a estimé que les faits ont eu un impact important sur la société. Voyons d’abord le renforcement de la partie minimale de la peine à purger. Les condamnés à des lourdes peines devront en purger la moitié au lieu d’un tiers. La procédure sera encore plus stricte pour les récidivistes. La personne déjà condamnée à une peine correctionnelle de trois ans au moins et qui sera de nouveau condamnée, au cours d’une période de dix ans après la fin de cette peine, à trente ans de réclusion ou à perpétuité, devra rester presque deux fois plus longtemps en prison. |
|
|
Daarnaast wordt ook het beslissingsproces voor de strafuitvoeringsrechtbank verstrengd. Uiteraard betreft het toekomstige veroordeelden. De verstrenging treedt in werking zodra het wetsontwerp is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Zoals ik in de commissie heb gedaan, verwijs ik naar de studie van het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie van de zomer 2012, waaruit blijkt dat de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbanken strenger zijn dan de beslissingen die vroeger door de uitvoerende macht werden genomen. De uitvoerende macht weigerde slechts tien procent van de aanvragen; de strafuitvoeringsrechtbank weigert veertig procent van de aanvragen. Tot op vandaag wordt het dossier van een veroordeelde die in aanmerking komt om vervroegd vrij te komen automatisch overgezonden aan de strafuitvoeringsrechtbank. Dat zal nu veranderen. |
Un condamné qui souhaite introduire une demande de libération conditionnelle ou de surveillance électronique, devra expressément en faire la demande. |
|
|
Ik ben het niet eens met de senatoren die zeggen dat dit niets zal veranderen. Het is logisch dat iemand die vervroegd wil vrijkomen, zelf de aanvraag hiervoor doet. Uiteraard zullen we de betrokkenen informeren en moeten wij hen op hun rechten wijzen. Bovendien zullen we voor de zwaar veroordeelden de strafuitvoeringsrechtbank uitbreiden naar vijf rechters - drie professionele en twee andere - die eenparig zullen moeten beslissen. Het wetsontwerp wijzigt de toekenningsprocedure van een strafuitvoeringsmodaliteit voor personen die tot de zwaarste straffen veroordeeld zijn, namelijk tot een vrijheidsstraf van dertig jaar of tot een levenslange vrijheidsstraf, en ten aanzien van wie de strafuitvoeringsrechtbank ook een terbeschikkingstelling heeft uitgesproken. Het gaat derhalve om de beperkte categorie van de gevaarlijksten of zwaarst veroordeelden in onze samenleving. Dit is een van de belangrijkste hervormingen van wat ooit een zeer open en progressieve wetgeving was. We volgen echter het voorbeeld van al onze buurlanden. Het moment waarop een veroordeelde vervroegd kan vrijkomen wordt strenger bepaald voor wie de zwaarste straffen heeft opgelopen. Ook de procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank wordt aangepast, waardoor rechters met unanimiteit moeten beslissen. Op die manier voeren we het regeerakkoord uit en komen we tegemoet aan de vaste wil van vele partijen. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering (Stuk 5-1952) (Evocatieprocedure) |
|
(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2603/6.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2603/6.) |
Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (Stuk 5-1953) |
|
(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 5‑1953/4.) |
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5‑1953/4.) |
Les articles 1er à 23 sont adoptés sans observation. Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
De artikelen 1 tot 23 worden zonder opmerking aangenomen. De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering (Stuk 5-1952) (Evocatieprocedure) |
|
(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2603/6.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2603/6.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (Stuk 5-1953) |
|
(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 5‑1953/4.) |
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5‑1953/4.) |
– Les articles 1er à 23 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 tot 23 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (I) (Stuk 5-1995) (Evocatieprocedure) |
|
Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (II) ( Doc ° 5-1996) |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (II) (Stuk 5-1996) |
Algemene bespreking |
|
Mme la présidente. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment) |
De voorzitster. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming) |
M. Jacques Brotchi (MR). – Le projet de loi qui nous est soumis comporte de nombreuses dispositions importantes pour la santé publique. Mon intervention se limitera à commenter deux chapitres qui revêtent pour moi une importance toute particulière, à savoir les pratiques non conventionnelles et les bio-banques. La disposition relative aux pratiques non conventionnelles supprime la procédure actuelle qui prévoit que les arrêtés royaux d’exécution de la loi du 29 avril 1999 doivent être confirmés par une loi. Il est regrettable que le verrou de la confirmation des arrêtés royaux par la loi soit supprimé. Néanmoins la ministre s’est engagée en commission à procéder à des auditions au parlement avant de prendre tout arrêté royal en la matière et de travailler par étapes successives sur chaque pratique. Le parlement restera ainsi associé au débat, ce qui était pour moi fondamental. Il conviendra à cet égard de déterminer dans quelle assemblée auront lieu les auditions. Je plaide pour un partage entre la Chambre des représentants et le Sénat. Le Sénat pourrait dans un premier temps se saisir de l’ostéopathie, ou éventuellement d’une autre discipline, si tel était le souhait de la commission. Concernant l’encadrement des pratiques non conventionnelles par les futurs arrêtés royaux, je tiens à insister sur l’importance du diagnostic médical préalable. C’est la raison pour laquelle je suis partisan d’un accès aux pratiques non conventionnelles, soit effectuées par des médecins, soit fondées sur une prescription médicale à l’instar de ce qui existe pour la kinésithérapie. En vue des discussions à venir, je rappelle également que l’Académie de médecine a remis un avis le 16 juin 2011 au sujet des pratiques non conventionnelles. Dans cet avis, l’Académie recommande que la pratique de l’acupuncture soit réservée aux médecins ayant suivi une formation complémentaire de post-graduat. Je voudrais en venir à un autre chapitre de la loi portant des dispositions diverses, à savoir les bio-banques. Le projet de loi modifie la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à la recherche scientifique. Il règle en particulier la structure des bio-banques, structure destinée au stockage et à la mise à la disposition de matériel corporel humain à des fins scientifiques. En l’absence d’applications humaines dans ce type de structure, une réglementation plus souple est prévue afin de ne pas entraver la recherche scientifique. Cet assouplissement est compréhensible. Du reste, les experts recommandaient que la situation évolue et que l’industrie puisse également se lancer dans le « bio-banking » sous certaines conditions. Les nouvelles dispositions ambitionnent de parfaire le travail législatif entamé en 2008. À titre personnel, je continue à considérer que la voie à privilégier est celle d’un adossement du secteur industriel au secteur académique sous la forme d’un partenariat public-privé. Cela permettrait à mon avis d’optimiser la recherche et d’avancer dans les meilleures conditions en garantissant un élément essentiel : le respect de la dignité humaine, de la vie privée et de la protection des patients. Le groupe MR relève que la réflexion doit encore être poursuivie avant de prendre les arrêtés d’exécution les plus adéquats et les plus performants possibles. Nous serons évidemment très attentifs aux actes réglementaires qui seront adoptés dans la foulée de ce texte, notamment en ce qui concerne le rôle des bio-banques qui est un élément tout à fait essentiel. Des questions fondamentales doivent encore être examinées. Des questions éthiques aussi. Des enjeux financiers doivent également être pris en considération et être discutés avec le secteur. Vu l’importance du présent projet de loi, mon groupe le soutiendra. |
De heer Jacques Brotchi (MR). – |
M. Louis Ide (N-VA). – |
De heer Louis Ide (N-VA). – Ik pik in op wat collega Brotchi als eerste punt heeft aangehaald. Ik zal niet alles herhalen wat in de commissie gezegd is, want er is een goed verslag opgesteld. Met betrekking tot de niet-conventionele praktijken raad ik iedereen aan akte te nemen van het verslag over de bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid. De discussie ging voornamelijk daarover. Ik deel de bezorgdheid van collega Brotchi, die vindt dat de discussie best in het parlement gehouden wordt. We worden enigszins ingehaald door de realiteit. Net vandaag werd het voorstel van resolutie betreffende de alternatieve geneeswijzen uitgedeeld, dat collega Elke Sleurs en ikzelf hebben ingediend. Die resolutie is een initiatief van de Senaat en het zou dan ook goed zijn dat het hier wordt besproken. Ik stel echter vast dat collega’s in de Kamer gisteren of eergisteren het initiatief genomen hebben om op 20 maart hoorzittingen te organiseren rond homeopathie. We werken dus parallel, terwijl het de intentie van de commissie was om de werkzaamheden samen te organiseren en ook de minister dat voorstel genegen was. Misschien kan de voorzitster bemiddelen bij de collega’s van de Kamer om na te gaan of we deze werkzaamheden samen kunnen organiseren. |
Mme la présidente. – |
De voorzitster. – Ik neem nota van uw vraag. Ik zal contact opnemen met de Kamer, maar ook de bevoegde commissiediensten moeten hun verantwoordelijkheid op zich nemen. |
M. Louis Ide (N-VA). – |
De heer Louis Ide (N-VA). – Op het niveau van de voorzitter en voorzitster van de commissies wordt contact gelegd, maar het kan geen kwaad dat ook anderen dat doen. |
Mme la présidente. – |
De voorzitster. – Geen probleem. Ik steun uw vraag. |
Mme Mieke Vogels (Groen). – |
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). – Ik deel de visie van de heer Ide over alternatieve geneeswijzen principieel niet, maar ik verwijs wel naar het verslag van onze discussie daarover. Ik ben het wel met hem eens dat we die aangelegenheid in een gezamenlijke commissie moeten kunnen bespreken. Mevrouw de voorzitster, ik vraag u dan ook vriendelijk hierin te bemiddelen. |
M. Philippe Mahoux (PS). – Sans vouloir réserver ce débat à des médecins, je ne peux m’empêcher de m’exprimer comme médecin et comme chef de groupe. En ce qui concerne les médecines alternatives, j’attire l’attention sur l’élément diagnostic et la différence entre celui-ci et la prise en charge thérapeutique. Par ailleurs, je voudrais rappeler l’importance des règles de Claude Bernard sur la médecine expérimentale et de la mise à l’épreuve de la technique pour déterminer son efficacité éventuelle. Pour le reste, par rapport à l’intervention de mon doublement collègue M. Brotchi sur les bio-banques, nous restons attachés au débat de 2008 sur la conservation de tissus humains ; une bonne manière de les protéger est de les confier à des centres reconnus, pour la plupart universitaires. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – |
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (I) (Stuk 5-1995) (Evocatieprocedure) |
|
(Le texte adopté par la commission des Affaires sociales est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2600/8.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2600/8.) |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (II) (Stuk 5-1996) |
|
(Le texte adopté par la commission des Affaires sociales est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2600/7.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2600/7.) |
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
Regeling van de werkzaamheden |
|
M. Philippe Mahoux (PS). – Juste avant le vote, j’ai proposé aux Commissions de la Justice et des Affaires sociales le renvoi à cette dernière d’un texte – document 5-1130 – relatif aux relations de travail des personnes qui donnent des organes. Ma suggestion n’a pas soulevé d’objections, et je la formule donc en séance publique. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – |
Mme la présidente. – Pas d’observations ? Il en sera donc ainsi. |
De voorzitster. – Geen bezwaar? Dan is aldus besloten. |
Overlijden van Hugo Chávez, president van Venezuela |
|
Mme la présidente. – Le Sénat a appris avec regret le décès du président du Vénézuela, Hugo Rafael Chávez Frías, à l’âge de 58 ans, au terme d’un long et pénible combat contre la maladie. Au nom de notre Assemblée et en mon nom propre, je présente les condoléances les plus vives à la famille du président Chavez, au peuple et aux autorités du Vénézuela. |
De voorzitster. – De Senaat heeft met diep leedwezen het overlijden vernomen van de president van Venezuela, Hugo Rafael Chávez Frías, die op 58-jarige leeftijd zijn lange en moeilijke strijd tegen ziekte verloor. Namens onze Assemblee en in mijn eigen naam betuig ik aan de familie van president Chávez, aan het volk en aan de autoriteiten van Venezuela mijn diepste medeleven. |
Inoverwegingneming van voorstellen |
|
Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée. Est-ce qu’il y a des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. |
De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
Stemmingen |
|
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
Projet de loi relatif à la Coopération belge au Développement (Doc. 5-1908) (Procédure d’évocation) |
Wetsontwerp betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (Stuk 5-1908) (Evocatieprocedure) |
M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 1 de M. Hellings. |
De voorzitster. – We stemmen over amendement 1 van de heer Hellings. |
Vote no 1 |
Stemming 1 |
Présents: 59 |
Aanwezig: 59 |
– L’amendement n’est pas adopté. |
– Het amendement is niet aangenomen. |
– Le même résultat de vote est accepté pour l’amendement n° 2 de M. Hellings. Cet amendement n’est donc pas adopté. |
– Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 2 van de heer Hellings. Het amendement is dus niet aangenomen. |
M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 3 de M. Hellings. |
De voorzitster. – We stemmen over amendement 3 van de heer Hellings. |
Vote no 2 |
Stemming 2 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– L’amendement n’est pas adopté. |
– Het amendement is niet aangenomen. |
M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 8 de Mme Vermeulen et consorts. |
De voorzitster. – We stemmen over amendement 8 van mevrouw Vermeulen c.s.. |
Vote no 3 |
Stemming 3 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– L’amendement n’est pas adopté. |
– Het amendement is niet aangenomen. |
M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 4 de M. Hellings. |
De voorzitster. – We stemmen over amendement 4 van de heer Hellings. |
Vote no 4 |
Stemming 4 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– L’amendement n’est pas adopté. |
– Het amendement is niet aangenomen. |
Mme la présidente. – Nous votons à présent sur l’ensemble du projet de loi. |
De voorzitster. – We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel. |
Vote no 5 |
Stemming 5 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 344 van het Wetboek van strafvordering (Stuk 5-1952) (Evocatieprocedure) |
|
Vote no 6 |
Stemming 6 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (Stuk 5-1953) |
|
Vote no 7 |
Stemming 7 |
Présents: 60 |
Aanwezig: 60 |
– Le projet de loi est adopté. – Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– À la suite de ce vote, la proposition de loi punissant certaines infractions graves de la réclusion à perpétuité effective (de Mme Anke Van dermeersch et MM. Jurgen Ceder et Bart Laeremans; Doc. 5-658) devient sans objet. |
– Ten gevolge van deze stemming vervalt het wetsvoorstel tot bestraffing van sommige zware misdrijven met daadwerkelijk levenslange opsluiting (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heren Jurgen Ceder en Bart Laeremans; Stuk 5-658). |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (I) (Stuk 5-1995) (Evocatieprocedure) |
|
Vote no 8 |
Stemming 8 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
M. Louis Ide (N-VA). – |
De heer Louis Ide (N-VA). – Wij hebben ons bij de stemming over dit wetsontwerp onthouden omdat onze amendementen niet gesteund werden in de commissie. |
– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (II) ( Doc ° 5-1996) |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (II) (Stuk 5-1996) |
Vote no 9 |
Stemming 9 |
Présents: 61 |
Aanwezig: 61 |
– Le projet de loi est adopté. – Il sera soumis à la sanction royale. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
Regeling van de werkzaamheden |
|
Mme la présidente. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
De voorzitster. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
Jeudi 14 mars 2013 à 15 heures Débat d’actualité et questions orales. Projet de loi portant assentiment au Protocole relatif aux préoccupations du peuple irlandais concernant le Traité de Lisbonne, fait à Bruxelles le 13 juin 2012; Doc. 5-1938/1. Proposition de loi spéciale modifiant l’article 1er de la loi spéciale du 2 mai 1995 relative à l’obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine (de M. Louis Ide et consorts); Doc. 5-930/1. Proposition de loi modifiant l’article 1er de la loi du 2 mai 1995 relative à l’obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine (de M. Louis Ide et consorts); Doc. 5-1022/1. Proposition de loi spéciale modifiant la législation spéciale en ce qui concerne la déclaration électronique des mandats (de M. Dirk Claes); Doc. 5-1961/1. Proposition de loi modifiant la législation en ce qui concerne la déclaration électronique des mandats (de M. Dirk Claes); Doc. 5-1962/1. Proposition de loi instaurant un avis parlementaire dans le cadre de la nomination des chefs de missions diplomatiques et de postes consulaires belges (de M. Karl Vanlouwe); Doc. 5-1150/1. Projet de loi supprimant la fonction de dépositaire central des protêts confiée à la Banque nationale de Belgique; Doc. 5-1879/1. Proposition de résolution relative au rapport de l’Organisation des Nations unies (ONU) sur les massacres commis en République démocratique du Congo (de M. Richard Miller); Doc. 5-494/1 et 2. Proposition de résolution relative au conflit dans l’Est du Congo et à l’implication du Rwanda et de l’Ouganda (de Mme Nele Lijnen et consorts); Doc. 5-1931/1 et 2. Prise en considération de propositions. À partir de 17 heures : Votes Vote nominatif sur l’ensemble du projet de loi dont la discussion est terminée. (Vote à la majorité prévue par l’article 4, dernier alinéa, de la Constitution). Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée. |
Donderdag 14 maart 2013 om 15 uur Actualiteitendebat en mondelinge vragen. Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol over de bezwaren van het Ierse volk ten aanzien van het Verdrag van Lissabon, gedaan te Brussel op 13 juni 2012; Stuk 5-1938/1. Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 1 van de bijzondere wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (van de heer Louis Ide c.s.); Stuk 5-930/1. Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (van de heer Louis Ide c.s.); Stuk 5-1022/1. Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving wat de elektronische mandatenaangifte betreft (van de heer Dirk Claes); Stuk 5-1961/1. Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat de elektronische mandatenaangifte betreft (van de heer Dirk Claes); Stuk 5-1962/1. Wetsvoorstel tot invoering van een parlementair advies bij de benoeming tot hoofd van de Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten (van de heer Karl Vanlouwe); Stuk 5-1150/1. Wetsontwerp tot opheffing van de opdracht van de Nationale Bank van België als centrale depositaris van protesten; Stuk 5-1879/1. Voorstel van resolutie betreffende het verslag van de Verenigde Naties (VN) over de moordpartijen in de Democratische Republiek Congo (van de heer Richard Miller); Stuk 5-494/1 en 2. Voorstel van resolutie inzake het conflict in Oost-Congo en de betrokkenheid van Rwanda en Uganda (van mevrouw Nele Lijnen c.s.); Stuk 5-1931/1 en 2. Inoverwegingneming van voorstellen. Vanaf 17 uur : Stemmingen Naamstemming over het afgehandelde wetsontwerp in zijn geheel. (Stemming met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet). Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le jeudi 14 mars à 15 h. |
De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 14 maart om 15 uur. |
(La séance est levée à 18 h 20.) |
(De vergadering wordt gesloten om 18.20 uur.) |
Berichten van verhindering |
|
M. Morael, pour raison de santé, Mmes Khattabi et Matz, en mission à l’étranger, Mme Pehlivan, pour raisons personnelles, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
Afwezig met bericht van verhindering: de heer Morael, om gezondheidsredenen, de dames Khattabi en Matz, met opdracht in het buitenland, mevrouw Pehlivan, om persoonlijke redenen. |
– Pris pour information. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
Bijlage |
|
Naamstemmingen |
|
Vote no 1 |
Stemming 1 |
Présents : 59 |
Aanwezig: 59 |
Pour |
Voor |
Marcel Cheron, Benoit Hellings, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Mieke Vogels. |
|
Contre |
Tegen |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Bart De Nijn, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 2 |
Stemming 2 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Yves Buysse, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Bart Laeremans, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Mieke Vogels. |
|
Contre |
Tegen |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 3 |
Stemming 3 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Contre |
Tegen |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Vote no 4 |
Stemming 4 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels. |
|
Contre |
Tegen |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Vote no 5 |
Stemming 5 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels. |
|
Vote no 6 |
Stemming 6 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Contre |
Tegen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels. |
|
Vote no 7 |
Stemming 7 |
Présents : 60 |
Aanwezig: 60 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Contre |
Tegen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels. |
|
Vote no 8 |
Stemming 8 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |
|
Vote no 9 |
Stemming 9 |
Présents : 61 |
Aanwezig: 61 |
Pour |
Voor |
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|
Abstentions |
Onthoudingen |
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen. |