Présidence
de M. Frank Vandenbroucke
(La séance
est ouverte à 14 h 18.)
|
Voorzitter: de heer Frank
Vandenbroucke
(De vergadering wordt
geopend om 14.18 uur.)
|
Demande
d’explications de M. André du Bus de Warnaffe au
ministre du Climat et de l’Énergie sur «le
dépassement de la norme de concentration en particules
fines dans l’air» (n° 5-867)
|
Vraag om
uitleg van de heer André du Bus de Warnaffe aan de
minister van Klimaat en Energie over «de overschrijding van
de norm voor de concentratie van fijn stof in de lucht»
(nr. 5-867)
|
M. André
du Bus de Warnaffe (cdH). –
Monsieur le ministre, au mois d’avril, la presse
signalait que la Belgique devrait être référée
devant la Cour européenne de Justice pour non-respect des
valeurs limites de qualité de l’air applicables aux
particules fines.
Notre pays a déjà
reçu deux avertissements, le premier en 2009, le deuxième
en 2010, pour la même raison. Si des mesures ont été
prises, elles ne sont manifestement pas suffisantes.
Serait-il
possible d’obtenir un bilan actualisé de la
situation en rapport avec les objectifs de réduction par
secteur définis à la page 32 du plan d’action
2009-2012 de la contribution fédérale à la
lutte contre la pollution de l’air ?
Pourriez-vous
préciser les mesures effectivement prises et, le cas
échéant, celles qu’il est prévu de
prendre à la suite des avertissements de la Cour
européenne ?
|
De heer André du Bus
de Warnaffe (cdH). –
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
Les objectifs de la Belgique en matière de qualité
de l’air découlent de nos engagements européens
et internationaux. Le nombre de trente-cinq jours de dépassements
autorisés de la concentration en PM 10 a été
dépassé dans seize zones sur les soixante et une
zones dans lesquelles des mesures sont effectuées. Cette
situation s’explique par la conjugaison de conditions
météorologiques défavorables et de
difficultés à maîtriser les émissions
issues de sources mobiles, principalement le transport et le
chauffage résidentiel et tertiaire.
En 2009 déjà,
nous savions que certaines exigences en matière de qualité
de l’air ne seraient pas rencontrées, notamment les
règles concernant les émissions prévues par
la directive 2001/81 relative aux polluants atmosphériques
et aux polluants relatifs à la qualité de l’air.
J’ai
présenté un plan d’action pour lutter contre
la pollution de l’air en m’attelant à mieux
encadrer la mise sur le marché des appareils de
combustibles de chauffage. L’effet des différents
arrêtés royaux relatifs à la performance
environnementale des appareils de chauffage est patent. Les
émissions de NOx devraient diminuer de trente pour cent
d’ici à 2020. Une étude du même type,
concernant cette fois les engins mobiles non routiers, devrait
débuter dans le courant du premier semestre 2012.
Je vous renvoie
au secrétaire d’État à la Mobilité
en ce qui concerne les engins routiers et la mise en œuvre
des réglementations européennes, et au ministre des
Finances en ce qui concerne la fiscalité des carburants et
des véhicules de société et les réductions
fiscales à l’achat des véhicules.
La conférence
interministérielle de l’environnement a fait
procéder à l’analyse des mesures fédérales
liées au transport. Une prochaine conférence sera
saisie d’une note sur l’état d’avancement
des mesures régionales liées à la mobilité
afin de disposer d’un rapport complet. Une concertation
formelle s’ensuivra.
La situation est
certes encore loin de satisfaire aux exigences européennes
en termes de concentration en particules et en termes d’émissions
d’oxyde d’azote mais les mesures prises par
l’autorité fédérale auront un effet à
moyen et à long termes. Elles ne représentent que
la plus petite part dans l’effort national restant à
accomplir, qui relève essentiellement des compétences
des régions.
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. –
|
M. André
du Bus de Warnaffe (cdH). – Je vous remercie pour votre
réponse. Le document relatif à la contribution de
l’État fédéral à la lutte
contre la pollution de l’air fait référence
aux évaluations et aux méthodes d’évaluation.
Il est notamment question d’une évaluation ex
post finale qui se tiendra en 2012. Je voudrais savoir si
vous serez en mesure de tenir cette évaluation pour 2012.
|
De heer André du Bus
de Warnaffe (cdH). –
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
Oui, c’est bien ce qui est prévu.
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. –
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre du Climat et
de l’Énergie sur «le torpillage de la
politique climatique européenne par le nouveau président
de l’UE» (n° 5-1135)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Klimaat en
Energie over «het kelderen van de Europese klimaatpolitiek
door de nieuwe EU-voorzitter» (nr. 5-1135)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Polen is nu voorzitter van de Europese Unie
en heeft in de Europese Raad een Europees plan voor een strengere
klimaatactie radicaal afgeschoten.
Het plan van de Europese
Commissaris voor Klimaatactie voorzag in een drastische
vermindering van de CO²-uitstoot in de EU.
Hoe denkt u dat het
voorzitterschap de nodige stappen vooruit zal zetten op het vlak
van leefmilieu en klimaat, als het in de huidige plannen niet
eens meestapt? Hoe zal België daar weerwerk tegen kunnen
bieden, liefst samen met andere lidstaten? Of krijgen we de
volgende zes maanden een Europese stand still op dit vlak? En
vooral, wat gaat u doen tegen de negatieve houding van Polen?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Ik ben net als u zeer
ontgoocheld door wat zich op de Leefmilieuraad heeft afgespeeld.
Niettemin wil ik dit in het juiste perspectief plaatsen. Het
Poolse verzet was niet gericht tegen een verwijzing naar de
‘mijlpalen’ voor 2030, 2040 en 2050, maar tegen een
verwijzing naar een 25 % interne reductiedoelstelling in 2020.
Dit is niet nieuw en sluit aan bij de Poolse houding in het
dossier ‘beyond 20%’ tijdens het Belgische
voorzitterschap.
Ik vrees dat we in dit dossier
inderdaad helaas niet veel goeds van het Poolse voorzitterschap
moeten verwachten, in het bijzonder met het oog op de opvolging
van de commissiemededeling met analyses op lidstaat- en
sectorniveau over een opschaling van de reductieinpanningen
‘beyond 20 %’. Nochtans was het vooral Polen dat op
deze analyses had aangedrongen. Niettemin zal ik er bij de Poolse
collega’s op aandringen dat ze hun verantwoordelijkheid als
EU-voorzitterschap respecteren en dit dossier agenderen.
Persoonlijk zal ik blijven
pleiten voor een opstap naar de 30 %. De voordelen hiervan in
termen van energiebevoorradingszekerheid, technologische
ontwikkeling, het creëren van duurzame werkgelegenheid,
enzovoorts, zijn voldoende aangetoond. Ik weet mij hierin
bovendien gesteund door de resolutie die enkele weken geleden
werd goedgekeurd in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Ook op het vlak van
energiebezuiniging zal ik ervoor blijven pleiten dat België
in de EU zou verdedigen dat verplichte
energieefficiëntiedoelstellingen worden opgelegd aan de
lidstaten, zodat het enorme potentieel dat daarin schuilt, niet
alleen in termen van emissiereductie, maar ook in termen van
economische ontwikkeling en werkgelegenheid, daadwerkelijk wordt
gerealiseerd.
Samen met Duitsland, het
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje en andere vooruitziende
landen moeten we het terrein verder effenen om onder het
EU-voorzitterschap van Denemarken in de eerste helft van 2012 de
juiste beslissingen te kunnen nemen, mede gebaseerd op de
bijkomende analyses die aan de Commissie gevraagd werden.
De Poolse blokkering is dan
ook zonder meer een negatief signaal voor de internationale
onderhandelingen, die zich in een patstelling bevinden, doordat
alle partijen zich ingraven in hun voorwaardelijke lage
ambitiedoelstelling en niemand als eerste de stap zet om het
eigen ambitieniveau op te schroeven, terwijl net dit de weg zou
kunnen vrijmaken voor anderen om te volgen.
Ik neem mij voor om in overleg
met gewestelijke en Europese collega’s al het mogelijke te
doen opdat de positie van de EU in de aanloop naar de
VN-klimaatconferentie van Durban een positief signaal zou geven
naar onze onderhandelingspartners. Voor biodiversiteit en
bioveiligheid wil ik eraan toevoegen dat de belangrijkste
dossiers ofwel onder het voorzitterschap van Denemarken ofwel van
Cyprus behandeld worden. Deze dossiers worden opgevolgd in
continuïteit met de werkzaamheden gedurende ons
voorzitterschap met behulp van de gewesten en in lijn met onze
vertegenwoordiging in het bureau van de CBD.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre du Climat et
de l’Énergie sur «la décision de
l’Allemagne d’arrêter définitivement
d’utiliser l’énergie nucléaire»
(n° 5-1019)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Klimaat en
Energie over «de beslissing van Duitsland om definitief met
het gebruik van kernenergie te stoppen» (nr. 5-1019)
|
M. Bert Anciaux (sp.a).
–
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De Duitse regering besliste, mede onder
invloed van de recente Japanse kernrampen, om vanaf 2022 geen
nucleaire energie meer te produceren. Binnen elf jaar zal ons
grootste buurland al zijn kerninstallaties hebben stilgelegd en
zijn elektriciteitsvoorziening volledig op andere energiebronnen
baseren. De Duitse regering geeft daarmee toe aan het stijgend
protest in Duitsland tegen kernenergie.
Het belang van de beslissing
kan moeilijk worden overschat, niet alleen politiek, maar ook
voor de concrete gevolgen, ook in België voor onze
elektriciteitsvoorziening.
Hoe evalueert de minister de
beslissing van de Duitse regering? Wat is het effect voor het
Belgische energiebeleid? Kan België het voorbeeld van
Duistland volgen? Duitsland gaat met die gedurfde maatregel in
tegen al wie kernenergie verdedigt of daar belang bij heeft.
|
M. Paul Magnette,
ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. –Wij voeren niet
rechtstreeks elektriciteit in uit Duitsland. Onze
bevoorradingszekerheid komt dus niet in het gedrang. De sluiting
van de Duitse kerncentrales kan wel een impact hebben voor België
door tijdelijke congestie in de energiestromen te wijten aan
infrastructuurproblemen, wat tot prijsverhoging kan leiden.
Belangrijke sluitingen die
niet geprogrammeerd zijn in overleg met de
transmissienetbeheerders kunnen een nefaste invloed hebben op het
gewestelijk evenwicht en zelfs leiden tot stabiliteitproblemen op
het transmissienet en op de Europese elektriciteitsmarkt. De
beheerders van het Europese transmissienet zijn zich van die
situatie bewust. Tijdens de top van 10 juni jongstleden te
Luxemburg heb ik mijn bezorgdheid meegedeeld, meer bepaald over
het feit dat de massale doorbraak van hernieuwbare energiebronnen
enerzijds en de sluiting van sommige productie-eenheden
anderzijds een aanpassingsperiode en een coherent en overlegd
beleid op Europees niveau zullen vergen.
Volgens de vereniging van de
Duitse transmissienetbeheerders zijn er in Zuid-Duitsland nu
reeds problemen met de energiebevoorrading op ijskoude
winterdagen met een geringe productie van windenergie. De massale
energieaanvoer van het noorden naar het zuiden kan niet op elk
ogenblik gegarandeerd worden wegens steeds terugkerende en steeds
ernstigere congestieproblemen. Bezorgdheid is hier zeker passend,
want het risico op een incident of zelfs een black-out op grote
schaal wordt almaar groter en zeker omdat nog andere landen het
voorbeeld van Duitsland zouden kunnen volgen.
Tegen 16 juni had
Entso-E, de vereniging van Europese transmissienetbeheerders een
rapport beloofd over "system adequacy forecast summer 2011"
waarnaar werd uitgekeken. De aangehaalde problemen zullen daarin
grondig bestudeerd zijn en dus beter ingeschat kunnen worden.
De problematiek zal ook
besproken worden binnen het Pentalateraal Forum voor Energie. Dat
forum heeft onder meer als opdracht het grensoverschrijdende
hoogspanningsnet beter te controleren en dankzij de uitwisseling
van informatie tussen de regulatoren en de netbeheerders van de
deelnemende landen de toekenningmethoden te harmoniseren. Het is
een eerstelijnsforum voor bespreking en samenwerking tussen alle
relevante partijen, dat kan leiden tot de oprichting van een
regionale elektriciteitsmarkt voor West-Europa.
België heeft in 2003 de
nucleaire uitstap goedgekeurd. Er volgde wel een debat over de
kalender, maar de uitstap is nooit opnieuw in vraag gesteld. Om
die uitstap te kunnen plannen, hebben wij uitleg nodig op het
niveau van de Europese Unie. Wij wachten vol ongeduld op het
debat over de Roadmap 2050, de herbevestiging dat voorrang
wordt verleend aan energie-efficiëntie en de ontwikkeling
van hernieuwbare energiebronnen. In verband met de nucleaire
uitstap wenst België ook een "Energiepact" met de
gewesten te sluiten om de sluiting van de centrales te spreiden
in functie van de beschikbare vervangingsenergie.
|
|
Ook de resultaten van de
stresstests worden tegen het einde van dit jaar verwacht. De
installaties die niet aan alle opgelegde veiligheidsvoorwaarden
voldoen zullen worden gesloten. Geen enkele hypothese moet dus
van tevoren worden afgewezen. In het kader van de volgende
werkzaamheden van de werkgroep Gemix en van de volgende
prospectieve studie elektriciteit zal elk scenario in dat verband
met de grootste aandacht worden bekeken.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Naar het schijnt zou Duitsland hebben beslist
om meer energie te halen uit centrales die energie opwekken uit
fossiele brandstoffen. Heeft Duitsland aangekondigd
doelstellingen op het gebied van CO2- uitstoot en dergelijke te
willen herzien? Heeft de beslissing van Duitsland gevolgen voor
het Europese standpunt?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – De CO2-uitstoot zal
uiteraard hoger liggen bij de ingebruikname van centrales op
basis van fossiele brandstoffen. Duitsland zal meer CO2-quota
moeten kopen om de Europese doelstellingen te halen. Dat is de
keuze van Duitsland.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Over de CO2-quota wordt dus niet opnieuw
onderhandeld?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Neen.
|
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au ministre du Climat
et de l’Énergie sur «l’impact de
l’introduction de compteurs d’énergie
intelligents sur les tarifs du réseau de distribution»
(n° 5-947)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Klimaat en
Energie over «de impact van de invoering van slimme
energiemeters op de distributienettarieven» (nr. 5-947)
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). –
|
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). – Een tijd geleden stelde ik de
minister een vraag met betrekking tot de impact van de invoering
van slimme energiemeters op de distributienettarieven.
Nederland start
volgend jaar met de invoering van slimme energiemeters. Ook in de
rest van Europa raakt het gebruik van die meters meer en meer
ingeburgerd. Vlaanderen en Wallonië staan ook niet stil op
dat gebied.
Momenteel wordt
de tweede fase van het proefproject in Vlaanderen opgestart: een
proefproject waarin zo’n 40.000 slimme meters zullen worden
geplaatst en getest. De voordelen van de invoering van slimme
meters zijn ondertussen ruim gekend.
Een jaar geleden
al drukte ik mijn bezorgdheid uit voor de financiële
repercussies van de invoering van de slimme meter. De recente
verhoging van de distributienettarieven in Vlaanderen ten gevolge
van het grote succes van fotovoltaïsche panelen bewijst hoe
gevoelig de elektriciteitsfactuur is voor grote
infrastructuurprojecten die verhaald worden op de gebruiker.
De bepaling van
de tariefformules en distributienettarieven is een federale
bevoegdheid.
Vorig jaar was
het standpunt van de minister daarover zeer duidelijk. Hij zag
het als zijn plicht als federaal minister om bij de invoering van
de slimme meters rekening te houden met de bescherming van de
consument en de opdrachten van openbare dienstverlening.
Met het oog op de
bescherming van de consument en rekening houdend met het belang
van de openbare dienstverlening heeft de minister de Algemene
Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO,
Middenstand en Energie gevraagd de ontwikkeling en de invoering
van de nieuwe slimme meters, evenals de gevolgen ervan voor de
verschillende consumenten en marktspelers, diepgaand te
onderzoeken.
Die studie moest
ook evalueren of het technisch en financieel haalbaar is een
individuele teller tegen een concurrentiële prijs ter
beschikking te stellen van de eindverbruikers.
De minister gaf
aan erop toe te zien dat bij de invoering van slimme tellers de
belangen van de consument gevrijwaard blijven.
Wat zijn de
conclusies van de studie van de Algemene Directie Energie?
Wat is het
resultaat van de evaluatie van het technisch en financieel
onderzoek naar de haalbaarheid om een individuele teller tegen
een concurrentiële prijs ter beschikking te stellen van de
eindverbruikers?
Wat zullen de
financiële gevolgen zijn van de invoering van de nieuwe
slimme meters? Wat is de geraamde kostprijs van de invoering van
de meters?
Wat zullen de
gevolgen zijn van de invoering van die meters voor de gebruikers
en de marktspelers?
Wat is de stand
van zaken van de techniek die zal worden toegepast? Welk advies
geeft de minister voor de invoering van de slimme meters?
Hoe zal er bij de
invoering aandacht worden gegeven aan de gebruikers met een laag
inkomen? Dat is uiteraard mijn grootste bekommernis.
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – De studie, die de
Algemene Directie Energie bij het departement Electa van de
KULeuven heeft aangevraagd, stelt ons niet in staat exacte
conclusies te trekken over de financiële impact van de
progressieve penetratie van slimme meters in België. Die
impact zal sterk afhangen van de verschillende types van meters.
De studie komt tot het besluit dat de testfase primordiaal is om
de noden, de verwachtingen en de gevoeligheden van de
verschillende categorieën gebruikers te bepalen.
De Commissie heeft aan elk
land gevraagd een dergelijke studie te maken en voor
3 september 2012 in te dienen. Ter herinnering, de
distributie van elektriciteit en gas is een gewestbevoegdheid; de
beslissingen zullen dus op gewestelijk niveau worden genomen. De
federale overheid heeft in dit dossier vooral een coördinerende
rol tussen de verschillende overheden.
|
|
Binnen ENOVER werd een
specifieke werkgroep voor de ontwikkeling van slimme meters
opgericht. Verschillende studies door de regulatoren worden
uitgevoerd.
Als minister bevoegd voor
consumentenzaken is het mijn grote bekommernis dat de invoering
van slimme meters niet gebeurt ten nadele van de consument en dat
de kosten evenredig worden verdeeld.
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). –
|
Mevrouw Cindy Franssen
(CD&V). – Ik heb inmiddels van Vlaams minister
Vandenbossche vernomen dat de financiële impact van de beide
fases van het proefproject aan de CREG is voorgelegd en is
aanvaard in het kader van de meerjarentarieven van de
netbeheerders. Dat betekent dat de kosten voor het proefproject
niet zullen worden aangerekend aan de verbruikers die momenteel
in het proefproject zitten, maar over alle verbruikers zullen
worden verdeeld.
De CREG heeft er met andere
woorden mee ingestemd dat de volledige kost op de verbruikers
wordt afgewenteld. Aangezien het proefproject kleinschalig is, is
de meerkost voor de gebruikers relatief beperkt. Ik vrees echter
dat bij een algemene invoering van de slimme meters de kosten aan
alle gebruikers zullen worden doorgereken. Dat wou ik nu net
vermijden omdat de zwakste gebruikers op die manier mee zullen
betalen voor het totale project.
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Ik heb begrip voor de
vrees en de twijfels van mevrouw Franssen, maar ik verwijs naar
de bevoegdheid ter zake van de gewesten.
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). –
|
Mevrouw Cindy Franssen
(CD&V). – De minister heeft een coördinerende
rol, dus hij kan mijn bekommernis op een Interministeriële
Conferentie aankaarten.
|
Demande
d’explications de M. Ludo Sannen au ministre du Climat et
de l’Énergie sur «les tarifs d’injection
pour le réseau à haute tension» (n°
5-962)
|
Vraag om
uitleg van de heer Ludo Sannen aan de minister van Klimaat en
Energie over «de injectietarieven voor het
hoogspanningsnet» (nr. 5-962)
|
M. Ludo Sannen
(sp.a). –
|
De heer Ludo Sannen (sp.a).
– We evolueren in België meer en meer naar een
decentrale stroomproductie door nieuwe windparken, zonnepanelen,
biomassacentrales en warmtekrachtkoppelingsinstallaties. De
nieuwe producenten zijn dus bij uitstek de groenestroombronnen
die nodig zijn om de groenestroomdoelstellingen te behalen. In
tegenstelling tot voorheen wordt dus niet langer alleen op enkele
centrale plaatsen, zoals een kerncentrale, stroom op het net
geplaatst, maar plaatsen steeds meer kleine stoomproducenten
elektriciteit op het net. Wij hebben dus een slimmer netwerk
nodig en de ombouw om dit te realiseren heeft uiteraard een
kostprijs.
Een belangrijk verschil is dat
de groenestroomproducenten hun energie dikwijls rechtstreeks op
het distributienet plaatsen, terwijl een grote stroomproducent
van bijvoorbeeld kernenergie elektriciteit op het
hoogspanningsnet van Elia plaatst.
Via een koninklijk besluit
heeft de minister in 2008 injectietarieven ingevoerd voor
stroombronnen van ten minste 5 MW die aansluiten op het
distributienetwerk. Het is dus een belasting ten laste van de
groenestroomproducenten, die kan worden gebruikt voor de
modernisering van het distributienetwerk. De CREG heeft vorig
jaar een studie uitgevoerd waarin wordt gepleit voor het behoud
van de injectietarieven, omdat ze als beleidsinstrument nuttig
kunnen zijn. Volgens de CREG moeten wel nog onduidelijkheden
worden uitgeklaard.
Feit blijft evenwel dat wie
zijn stroom op het hoogspanningsnet of op het middenspanningsnet
zet, niets moet betalen en dat wie aan het distributienet levert,
wel een injectietarief moet betalen. Kleine producenten van
groene stroom zijn dus benadeeld. In beide gevallen gaat het om
producenten van elektriciteit. Op welk netwerk ze hun
elektriciteit plaatsen, doet eigenlijk niet ter zake. Zij maken
er beide gebruik van en beide zullen zij ook kunnen genieten van
de omvorming naar een modern distributienet.
Als ook grote
stroomproducenten injectietarieven zouden betalen, wordt een vorm
van oneerlijke concurrentie tussen de producenten afgebouwd. Dit
kan de concurrentie alleen maar ten goede komen. Bovendien moeten
producenten worden aangemoedigd hun stroom tegen de laagst
mogelijke kostprijs op het net te zetten. Wanneer een belasting
verschuldigd is voor het ene net en niet voor een ander, kan dit
tot gevolg hebben dat de producenten voor de second best
oplossing kiezen en stroom tegen een hogere kostprijs op het net
zetten.
Wat is de visie van de
minister? Is hij bereid de invoering van injectietarieven voor
leveringen aan alle netten te onderzoeken? Is het nuttig
daaromtrent advies aan de CREG te vragen?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Sinds de
inwerkingtreding van het derde pakket vallen de tariefstructuren
die de injectietarieven omvatten onder de uitsluitende
bevoegdheid van de CREG.
De regering heeft deze zaak
trouwens al bij de regulator aanhangig had gemaakt. De CREG heeft
daarop in juli 2010 een studie gepubliceerd betreffende de
aanrekening van injectietarieven voor decentrale producenten in
geval van kostenreflectieve aansluitingstarieven en tarifering
voor het gebruik van het net. In de besluiten toont de CREG zich
voorstander van de mogelijkheid injectietarieven vast te leggen,
omdat elke gebruiker van het netwerk hieraan dient bij te dragen.
|
M. Ludo Sannen
(sp.a). –
|
De heer Ludo Sannen (sp.a).
– In zijn antwoord geeft de minister toe dat de CREG
verantwoordelijkheid draagt tegenover het Parlement. De CREG
heeft echter ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hoe
neemt ze die verantwoordelijkheid op als ze injectietarieven
toestaat op het ene net en niet op het andere en de kosten wil
verdelen tussen alle stroomproducenten? Ik stel die vraag aan de
minister, die evenwel naar de CREG verwijst.
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – De Senaat kan de CREG
uitnodigen.
|
M. Ludo Sannen
(sp.a). –
|
De heer Ludo Sannen (sp.a).
– Is de CREG al ondervraagd in het Parlement?
|
M. le
président. –
|
De voorzitter. –
Ik moet het antwoord op die vraag schuldig blijven. Het staat ons
echter vrij de CREG uit te nodigen.
|
M. Ludo Sannen
(sp.a). –
|
De heer Ludo Sannen (sp.a).
– Dat hoeft niet op korte termijn te gebeuren, maar het zou
wel interessant zijn in het kader van het energiedebat in de
commissie. Dan kan de CREG zich verantwoorden tegenover het
Parlement en kunnen we vragen stellen. Uiteindelijk zal de CREG
in sterke mate mee de toekomst bepalen.
|
M. le
président. –
|
De voorzitter. –
Dat is een uitstekend voorstel.
|
Demande
d’explications de Mme Lieve Maes au ministre du Climat et
de l’Énergie sur «le nombre de fuites de gaz
et les différences régionales» (n° 5-987)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Lieve Maes aan de minister van Klimaat en
Energie over «het aantal gaslekken en de verschillen per
gewest» (nr. 5-987)
|
Mme Lieve Maes
(N-VA). –
|
Mevrouw Lieve Maes (N-VA).
–Ik stelde u een tijdje geleden een schriftelijke vraag
over onder andere het aantal gaslekken per gewest en kreeg daarop
van u een uitvoerig antwoord met een onderscheid tussen lekken op
de distributieleidingen zelf en op de aftakkingen.
Voor de lekken op de
distributieleidingen blijkt dat er in Vlaanderen in 2008 3,55 en
in 2009 2,80 lekken per 100 km waren; voor Wallonië
bedroegen die cijfers respectievelijk 6,25 en 4,44 en voor het
Brussels gewest 7,69 en 8,07.
Voor de aftakkingen zijn er
geen per gewest opgesplitste cijfers beschikbaar, alleen globale.
Deze cijfers daalden van 2,55 naar 2,36 per 1000 aansluitingen.
De cijfers voor 2010 waren nog
niet beschikbaar.
Dit alles roept toch nog een
aantal bijkomende vragen op.
Wat zijn de voornaamste
oorzaken van deze gaslekken ?
Hoe verklaart de minister het
opvallend verschil in het aantal lekken per gewest ?
Welke investeringen of
beleidsinstrumenten worden momenteel geïmplementeerd of
ontwikkeld om het aantal gaslekken verder te verminderen ?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Gaslekken op een
hoofdleiding of een aftakking kunnen verschillende oorzaken
hebben. Ze kunnen onder meer te wijten zijn aan het materiaal
zelf, aan de situatie van de installaties ten aanzien van andere
gebruikers van de ondergrond, aan de aansluitingselementen of
afsluiters of aan het optreden van derden, zoals het uitrukken of
aansluiten op de gasleiding per vergissing, bijvoorbeeld.
De agressie vanwege derden is
verantwoordelijk voor een groot deel van de ernstige lekken met
schade aan de leidingen, en vormt dus een groot risico voor de
openbare veiligheid. De reden daarvoor is te vinden in de
voorgeschiedenis van de netten: densiteit, datum van aanleg,
gebruikte materialen, enz.
|
|
Het koninklijk besluit van
28 juni 1971 betreffende de te nemen
veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en de exploitatie van
installaties voor gasdistributie door middel van leidingen,
schrijft met betrekking tot de distributeur verschillende
maatregelen voor om de risico’s zoveel mogelijk te
beperken: een goede gaskwaliteit, om de beschadiging van de
leidingen te voorkomen, een gasodorisatie voor een snelle
opsporing van lekken, aanleg op voldoende diepte, kathodische
bescherming op de stalen leidingen om corrosie te voorkomen,
eisen voor de buizen en hulpinrichtingen, testen en controles in
de fabrieken van de buizen en hulpinrichtingen, periodieke
controle van de installatie ten einde aanwijzingen van lekken op
te sporen, systematische opsporing van lekken door ervaren
personeel en volgens een beproefde techniek en de verplichting
voor derden die in de omgeving van de leidingen werken om alle
nodige maatregelen te nemen om het goede behoud van de
installaties te garanderen.
De federale administratie
staat in voor de volgende controles: toezicht op de werven waar
nieuwe leidingen worden aangelegd om na te gaan of het koninklijk
besluit wordt nageleefd, toezicht op de werven van derden die
zich onder de leidingen bevinden en systematisch onderzoek door
de administratie van elk incident of ongeval om de oorzaken ervan
op te sporen en in voorkomend geval de nodige maatregelen te
nemen om de veiligheid te verbeteren.
|
Mme Lieve Maes
(N-VA). –
|
Mevrouw Lieve Maes (N-VA).
– Ik dank u voor het antwoord. Ik heb nog een kleine
bijkomende vraag. Heeft het systematisch onderzoek van de
ongevallen geleid tot het geven van bijkomende instructies?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Ik zal mijn diensten
vragen u hiervan op de hoogte te brengen.
|
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au ministre du Climat
et de l’Énergie sur «le lien entre les dettes
de téléphonie mobile et les dettes de crédit»
(n° 5-1015)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Klimaat en
Energie over «het verband tussen schulden voor mobiele
telefonie en kredietschulden» (nr. 5-1015)
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). –
|
Mevrouw Cindy Franssen
(CD&V). – Onlangs publiceerde de Nationale Bank van
België een interessante studie over het verband tussen
betalingsachterstanden voor mobiele telefonie en
betalingsachterstanden voor krediet. De conclusies van deze
studie geven ons een meer gedetailleerd beeld van het profiel van
mensen met betalingsachterstand.
Algemeen kan worden gesteld
dat het profiel van mensen met betalingsachterstand voor mobiele
telefonie in grote mate overeenstemt met het profiel van mensen
met kredietschulden. Betalingsachterstanden inzake mobiele
telefonie blijken volgens de studie met andere woorden een goede
indicator te zijn voor latere betalingsachterstanden inzake
krediet. Deze informatie kan mogelijk dienen als knipperlicht en
betalingsproblemen sneller signaleren, zodat er bij overmatige
schuldenlast vroegtijdiger of preventiever kan worden opgetreden.
Hoe verklaart de minister de
verschillende profielen van mensen met betalingsachterstand en de
oververtegenwoordiging van mannen?
Hoe verklaart hij de relatief
kleinere kredietbedragen bij wanbetalers?
Plant hij beleidsinitiatieven
die gevolg geven aan de conclusies van de studie van de NBB?
Heeft hij over de resultaten van de studie gecommuniceerd met de
gemeenschappen? Zal er met hen overleg komen met het oog op
gezamenlijke initiatieven?
De kredietgever en de
kredietbemiddelaar moeten op basis van de Wet op het
consumentenkrediet aan de consument die om een
kredietovereenkomst verzoekt de juiste en volledige informatie
vragen die zij noodzakelijk achten om de financiële toestand
en de terugbetalingsmogelijkheden van de consument te beoordelen.
Zij zijn hiervoor, behalve wat kredieten betreft, grotendeels
afhankelijk van de gegevens afkomstig van de kredietaanvrager
zelf. Acht de minister het in deze context opportuun om de
kredietgevers ook toegang te verlenen tot de registratiegegevens
over wanbetalingen die bijgehouden worden door de operatoren? Is
dit mogelijk? Kunnen deze registratiegegevens op deze wijze niet
een nuttig instrument zijn in de strijd tegen de overmatige
schuldenlast?
Uit vorige studies van de NBB
blijkt ook dat mensen met overmatige schuldenlast vaak over geen
enkel krediet beschikken. Acht de minister het daarom nuttig om
de Centrale voor kredieten aan particulieren bij de NBB uit te
breiden met andere schulden zoals energieschulden, huurschulden,
telecomschulden en fiscale schulden? Zo ja, op welke wijze kan
dit dan het beste gebeuren?
De resultaten van de studie
van de NBB tonen aan dat een Preventelregistratie en de duur
ervan voorspellende informatie bevatten voor toekomstige
betalingsachterstanden met betrekking tot krediet. Om een meer
volledig en meer gedetailleerd beeld te krijgen is bijkomend
onderzoek nodig. Zal de minister opdracht geven tot verder
onderzoek rond dit thema? Zo ja, in welke vorm en met welke
specifieke onderzoeksvragen?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – Hetzelfde fenomeen werd
ook al vastgesteld bij Schufa in Duitsland. Een onmiddellijke en
verifieerbare verklaring hebben we niet, maar de auteurs van de
studie vermoeden dat het gaat om een sociaal fenomeen: mannen
zijn over het algemeen geneigd grotere risico’s te nemen.
Verder is het probleem ook toe te schrijven aan economisch
onervaren jongeren die consumptieverslaafd zijn en allerlei zaken
op afbetaling aankopen, bestellingen doen via internet die ze pas
later moeten betalen en dergelijke, zonder het kredietrisico dat
ze daarbij lopen, goed in te schatten.
Een van de voornaamste
besluiten van de studie van de Nationale Bank in Working Paper
212 ligt in de vaststelling dat de gezinnen die het hoofd
dienen te bieden aan terugbetalingsproblemen, eerst andere types
van facturen verkiezen te vereffenen dan die van mobiele
telefonie. Als dit type van facturen geïntegreerd zou worden
in de databank van de Centrale voor particulier krediet, zullen
de kredietaanvragers die moeilijkheden ondervinden, hun gedrag
zonder twijfel spontaan aanpassen en bij voorrang hun
intercomfactuur vereffenen ten nadele van facturen die ze vandaag
prioritair betalen. Daardoor zouden de telecomfacturen hun
signaalfunctie verliezen voor het probleem van overmatige
schuldenlast. Om die signaalfunctie te behouden, zouden we andere
types van facturen moeten beogen, wat onvermijdelijk problemen
met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en veel
administratieve rompslomp voor de Nationale Bank en voor de
kredietbemiddelaars zal opleveren.
Dat is een van de redenen
waarom er ik in dit stadium geen voorstander van ben om de
onbetaalde telecomfacturen in de databank van de Centrale voor
particulier krediet te integreren. Ik heb de Nationale Bank
overigens gevraagd hun studie voort te zetten om de meest gepaste
maatregel uit te werken voor een betere bestrijding van
overmatige schuldenlast.
|
Demande
d’explications de M. Peter Van Rompuy au ministre du Climat
et de l’Énergie sur «la recommandation de la
Commission européenne en matière de concurrence sur
le marché de l’énergie» (n° 5-1075)
|
Vraag om
uitleg van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Klimaat
en Energie over «de aanbeveling van de Europese Commissie
inzake de concurrentie op de energiemarkt» (nr. 5-1075)
|
M. Peter Van
Rompuy (CD&V). –
|
De heer Peter Van Rompuy
(CD&V). –Ik heb deze vraag twee weken geleden al
gesteld in de plenaire vergadering. Ik stel ze nu opnieuw, omdat
we ondertussen de lang verwachte nota van de heer Di Rupo
ontvangen hebben. Ik heb deze nota al vlug ingekeken. Op
bladzijde 46, denk ik, staat dat men de energieprijzen onder
controle wil krijgen door een versterking van de
mededingingsautoriteit. Een beetje verder staat er in het punt
over duurzame groei iets over de versterking van de CREG en over
een studie die men wil bestellen, in samenwerking met de gewesten
en de vier regulatoren. Dat is vrij vaag, ook op lange termijn,
wat eigen is aan een formateursnota. Ik ben wel blij dat er een
studie komt. Voor andere materies, zoals de loonnorm, was uw
partij daar tegen. Nochtans hangen beide dossiers nauw samen.
Ik heb twee vragen, omdat de
aanbevelingen van de Europese Commissie actie op korte termijn
vereisen.
In de aanbeveling is er, meer
specifiek wat België betreft, sprake van een probleem van
entry barriers. Wat betekent dat exact en wat zult u
daaromtrent doen op korte termijn?
De regering heeft een
maatregel genomen om de prijssetting strikter te volgen. Enkele
weken geleden heeft de Raad van State daarover een advies
uitgebracht. Hoe reageert de regering daarop en zal de maatregel
nog worden uitgevoerd?
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. – De omzetting van het
derde energiepakket dient zijn volledig beslag te krijgen in de
komende maanden, waardoor de tekortkomingen van de huidige
geliberaliseerde markt kunnen bijgestuurd worden.
Zoals ik reeds zei in mijn
antwoord op uw eerdere vraag om uitleg, zullen de bevoegdheden
van de nationale energieregulator, CREG, worden versterkt via de
implementatie van het derde pakket, wat voor België concreet
via de uitvoering van de wet van 15 april zal gebeuren. De
regulator zal hierdoor over de nodige bevoegdheden beschikken om
de transport- en distributietarieven volledig onafhankelijk te
bepalen.
Ook wat de rol van de
mededingingsautoriteit betreft, herhaal ik mijn eerdere antwoord.
Die rol is inzake het versterken van de concurrentie op de
energiemarkt veeleer beperkt. Het betreft een structureel
probleem gerelateerd aan de aard van deze markt, waar op het vlak
van concurrentieversterking weinig stimulering mogelijk is,
behalve bijvoorbeeld door de onteigening van de exploitanten. Dat
belet echter niet dat de nationale mededingautoriteit kordaat
optreedt in geval van eventuele inbreuken van de spelers op de
elektriciteits- en gasmarkt. Aanvullend verwijs ik naar mijn
antwoord op uw vierde vraag.
Wat de rol van de Commissie
inzake de verbetering van de concurrentie op de Belgische en de
Europese energiemarkt betreft, verwijs ik naar de rol die werd
toebedeeld aan ACER, het Europees Agentschap voor samenwerking
van energieregulatoren, sinds de inwerkingtreding van het derde
energiepakket. Dit agentschap, dat operationeel is sinds
3 maart 2011, coördineert het werk van de
nationale reguleringsoverheden op Europees niveau en heeft onder
meer de opdracht om mee te werken aan het opstellen van Europese
netwerkcodes en de nadere regels en voorwaarden inzake nettoegang
én bedrijfszekerheid vast te stellen die van toepassing
zijn op grensoverschrijdende structuren met inbegrip van het
nemen van individuele beslissingen in welbepaalde gevallen. In
samenwerking met de Europese Commissie zal het verder ook
toezicht houden op de lidstaten, de bevoegde nationale overheden
en de interne aardgas- en elektriciteitsmarkt en het Europees
Parlement, de Europese Commissie en de nationale overheden over
zijn conclusies informeren en de Europese commissie informeren
wanneer ACER vaststelt dat de nationale reguleringsoverheid zich
niet aan sommige bepalingen van het derde energiepakket
conformeert.
|
M. Peter Van
Rompuy (CD&V). –
|
De heer Peter Van Rompuy
(CD&V). – Ik ben wegens de omstandigheden wat
afgeweken van mijn vragen die op papier staan. Ik denk dat u het
antwoord op mijn twee vragen wel kent. Ik had het gewaardeerd
indien de minister op mijn vragen had geantwoord.
|
Demande
d’explications de M. Richard Miller au ministre du Climat
et de l’Énergie sur «la suppression de la
tabelle ou mark-up dans le secteur des livres» (n°
5-584)
|
Vraag om
uitleg van de heer Richard Miller aan de minister van Klimaat en
Energie over «het afschaffen van de «tabelle»
of «mark-up» in de boekensector» (nr. 5-584)
|
M.
Richard Miller (MR). – La
persistance du mécanisme de la tabelle, sous la forme de
la pratique du mark-up,
interpelle fortement les différents acteurs du secteur
culturel et fait peser sur ces derniers des obligations
financières importantes en introduisant une inégalité
de traitement entre consommateurs belges et français et
ce, en violation totale du droit communautaire.
Le mark-up
est critiquable à de nombreux égards mais
juridiquement, deux pistes seulement semblent pouvoir être
poursuivies.
La première
consiste à attaquer cette pratique pour non-respect de la
loi sur la concurrence économique. Saisi de cette
question, le Conseil de la concurrence n’a pu conclure,
faute de preuves, à l’existence d’une entente
et à l’abus de position dominante dans le chef des
deux sociétés d’édition concernées.
Le second levier
me semble être la protection du consommateur, au regard de
l’inégalité et de la discrimination subie
tant par le lectorat belge francophone que par les libraires
francophones installés dans les régions
frontalières.
Pensez-vous
pouvoir saisir le Conseil de la consommation sur cette question,
afin de mesurer l’impact du mark-up sur les
consommateurs belges ?
Mme Laanan,
ministre de la Culture de la Communauté française,
avait annoncé qu’elle interpellerait le gouvernement
fédéral sur cette question. Ce contact a-t-il bien
eu lieu ?
Un rapport
commandé à l’Université de Liège
par la même ministre met en évidence trois pistes
possibles pour la suppression de cette pratique.
La première
consiste en un blocus des livres soumis à un mark-up,
solution bien radicale, me semble-t-il.
|
De heer Richard Miller
(MR). –
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de l’Énergie. –
Ce serait une atteinte à la liberté individuelle
(Sourires).
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. –
|
M. Richard
Miller (MR). – En effet !
La deuxième
vise à créer un espace linguistique francophone
commun à l’ensemble de l’Europe – la
Suisse romande étant confrontée au même
problème que la Belgique francophone.
La troisième
consisterait à créer deux espaces économiques
de distribution : un espace restreint, reprenant seulement
les libraires labellisés et où aucun mark-up
ne pourrait s’appliquer, et un espace élargi où
le maintien ou non de ce dispositif incomberait aux distributeurs
concernés.
Que pensez-vous,
monsieur le ministre, de ces différentes pistes ?
|
De heer Richard Miller
(MR). –
|
M. Paul
Magnette, ministre du Climat et de
l’Énergie. – La plupart de vos
questions relèvent de la compétence de mon collègue
en charge de l’Économie, qu’il s’agisse
de la saisine du Conseil de la concurrence, de la question des
ententes éventuelles, du contrôle des prix de détail
et même de l’avis sur les trois scénarios
envisagés par l’Université de Liège.
Sur ce dernier point, j’émettrai juste une opinion
personnelle : j’espère que cette étude
n’a pas été trop coûteuse car elle ne
fait guère progresser le débat.
À propos de
l’éventualité d’une saisine du Conseil
de la consommation à ce sujet, il me paraît que les
termes du problème posé par la persistance d’une
forme de tabelle ou de mark-up sont bien connus. Le
Conseil ne pourrait qu’effectuer le constat posé
depuis bien longtemps, à savoir l’existence d’une
différence entre le prix pratiqué en France et le
prix pratiqué en Belgique pour certains livres rédigés
en français.
Quant à la solution à
ce problème, elle passe, selon moi, soit par une
concertation avec les organes de l’Union européenne,
soit par un accord bilatéral avec les autorités
françaises, mais ces discussions sont loin d’être
neuves.
Je m’arrêterai là
car je ne voudrais pas empiéter sur le domaine de
compétences de mon estimé collègue en charge
de l’Économie.
|
De heer Paul Magnette,
minister van Klimaat en Energie. –
|
M. Richard
Miller (MR). – Je lui soumettrai également la
question car il est regrettable que les prix soient tellement
différents à quelques kilomètres de
distance.
|
De heer Richard Miller
(MR). –
|
(La séance
est levée à 15h 15.)
|
(De vergadering wordt
gesloten om 15.15 uur.)
|