Présidence
de M. Philippe Moureaux
(La séance
est ouverte à 10 h 20.)
|
Voorzitter: de heer
Philippe Moureaux
(De vergadering wordt
geopend om 10.20 uur.)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur
«l’évaluation extrêmement négative
des médiateurs fédéraux concernant l’Office
des étrangers» (n° 5-737)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale
Culturele Instellingen over «de uiterst negatieve
beoordeling door de federale ombudsmannen van de Dienst
Vreemdelingenzaken» (nr. 5-737)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – 6.964: dat is het aantal klachten bij de
Federale Ombudsman in 2010, een verdubbeling in vergelijking met
2006. Zijn rapport kan moeilijk anders dan vernietigend worden
genoemd, met een bijzonder schrijnende vermelding voor de
communicatie van de federale overheidsdiensten. Niet alles en
iedereen mag over dezelfde kam worden geschoren, maar de
slechtste leerlingen trekken uiteraard veel aandacht.
Daarbij valt de bijzonder
negatieve beoordeling van de Dienst Vreemdelingenzaken op.
Ombudsman Guido Schuermans stelt: "De communicatie van de
Dienst Vreemdelingenzaken is haast onbestaande". Een groot
deel van de klachten van de ombudsmannen blijkt afkomstig van
mensen die na hun aanvraag tot regularisatie niets meer horen.
Hoe evalueert en duidt de
staatssecretaris de negatieve beoordeling vanwege de Federale
Ombudsman over de Dienst Vreemdelingenzaken? Onderschrijft hij de
globaal vernietigende conclusies, vooral met betrekking tot het
opvallende onvermogen om te communiceren en proactief te werken?
Hoe verklaart hij deze uiterst negatieve beoordeling?
Heeft de staatssecretaris de
Dienst Vreemdelingenzaken hierop aangesproken en hem met deze
negatieve beoordeling geconfronteerd? Werden of worden er
daaropvolgend specifieke maatregelen getroffen? Werden of worden
de leidende ambtenaren hierop negatief geëvalueerd?
Beaamt de staatssecretaris de
oproep van de Ombudsman om met urgentie een performant
communicatie- en informatiebeleid uit te werken? Zo ja, hoe zal
de staatssecretaris dit concretiseren? Zette hij daartoe al
stappen, beschikt hij over een actieplan? Kan hij dit toelichten
en in een timing plaatsen?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
De Dienst Vreemdelingenzaken heeft kennis genomen van het rapport
van de Federale Ombudsman en dit document grondig gelezen.
Wat de kritiek van de Federale
Ombudsman op de communicatie van de Dienst Vreemdelingenzaken
betreft, kan ik u meedelen dat de Federale Ombudsman in zijn
rapport niet het algemene communicatie- en informatiebeleid
analyseert, maar enkel de communicatie omtrent de
behandelingstermijnen inzake een aanvraag tot regularisatie van
het verblijf.
Wat de communicatie van de DVZ
omtrent regularisatiedossiers betreft, geef ik enkele
verduidelijkingen. Niet alleen heeft de DVZ geïnvesteerd in
een algemene helpdesk, de Dienst Humanitaire Regularisaties heeft
een bijzondere helpdesk die, indien nodig, technische vragen
opvangt waarop de algemene helpdesk geen antwoord weet. Deze vorm
van communicatie en informatieverstrekking kent echter zowel
praktische als principiële beperkingen.
Goed bestuur vergde dat voor
deze dienst voldoende medewerkers werden gevonden in vergelijking
met de werklast. Die werklast is sinds september 2009 enorm
toegenomen. De eerste plicht is vanzelfsprekend de verwerking van
dit groot aantal aanvragen, en de betrokken extra werkkrachten
zijn dan ook vanzelfsprekend dossierbeslissers. Dat beperkt dus
het aantal medewerkers dat voor een helpdesk beschikbaar kan
worden gesteld. De oproepen laten opvangen door de behandelaars
zelf is ondenkbaar: mochten alle vragen omtrent uurroosters naar
de treinbestuurders doorgezonden worden, dan zou geen enkele
trein rijden.
Daar ligt juist het probleem.
Inderdaad, het overgrote deel van de oproepers informeert naar
een datum waarop een beslissing kan worden verwacht of naar
tussentijdse informatie uit het dossier.
De wetgever legt geen termijn
op voor de afhandeling van humanitaire aanvragen. Deze termijnen
worden bepaald door de eigenheid van elk individueel dossier en
door het advies van externe partners, aan wie DVZ geen termijnen
van antwoord kan opleggen.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur «la
modification de l’accord de Schengen» (n° 5-855)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale
Culturele Instellingen over «de wijziging van het
Schengenakkoord» (nr. 5-855)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De Arabische lente laat zich ook in Europa
voelen. Nieuwe immigratiestromen bewegen zich vanuit Noord-Afrika
in de richting van onder andere Italië en Frankrijk. Dit
leidde al tot wrijvingen tussen beide landen, waarbij Frankrijk,
en bij uitbreiding ook andere landen, vrezen dat deze stroom zich
via Italië over heel Europa zal verspreiden. Om deze
wrijvingen te beheersen, vragen beide landen het Schengenakkoord
eenvoudiger en sneller te kunnen veranderen, in concreto het
verdrag te verstrengen. Ze stellen voor om deze wijzigingen te
vergemakkelijken, maar dan "zeer tijdelijk en
gerechtvaardigd", in geval van een ernstige bedreiging van
de openbare orde en voor een periode van maximaal dertig dagen.
In dezelfde beweging ijveren Frankrijk en Italië voor de
versterking van Frontex, het agentschap belast met de controle
van de buitengrenzen van de Unie. Blijkbaar geraakt Frontex niet
uit de startblokken.
Welke houding neemt België
aan ten overstaan van het voorstel van Italië en Frankrijk
om het Schengenverdrag gemakkelijker te kunnen wijzigen, zodat
onder bepaalde voorwaarden de toegang tot Unie tijdelijk kan
worden verstrengd? Vindt de minister deze vraag relevant en is
België bereid deze te ondersteunen? Beoordeelt de minister
de criteria die worden voorgesteld voldoende sterk en
operationeel? Vreest de minister niet dat deze wijziging de deur
wijd kan openzetten om de poort naar Europa gemakkelijker en
vlotter te sluiten? Begrijpt de minister de vrees dat Italië
en Frankrijk, beide bestuurd door niet meteen mensvriendelijke
leiders, van deze gelegenheid gebruik maken om terug het beeld
van een Fort Europa te versterken, terwijl iedereen ondertussen
weet dat zulke forten geen lang leven beschoren zijn?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
De brief die Italië en Frankrijk op
26 april gezamenlijk hebben overgemaakt aan de voorzitter
van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, heeft vooral een
symboolwaarde en was voornamelijk gericht op het bijleggen van de
onderlinge geschillen. Het voorstel bevat inhoudelijk weinig
nieuwigheden. Voorgesteld wordt om in geval van buitengewone druk
de binnengrenscontrole tijdelijk terug in te voeren.
De toekomstige
inhoudelijke discussies op Europees niveau zullen veeleer gevoerd
worden op basis van een recente communicatie van de Europese
Commissie, verschenen op 4 mei. De Commissie bevestigt de
mogelijkheid de binnengrenzen tijdelijk opnieuw in te voeren. Ze
stelt echter voor de beslissing hiertoe niet meer over te laten
aan de unilaterale bevoegdheid van de individuele lidstaten –
wat het onderling vertrouwen tussen de lidstaten niet ten goede
komt – maar ze op Europees niveau te nemen. De nota van de
Commissie is besproken op de ministerraad Justitie en
Binnenlandse Zaken (JBZ) en op de Europese Raad. De Commissie zal
nu met een concreet voorstel komen. België zal zijn
standpunt op basis van het voorstel bepalen.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik hoop dat een dergelijke wijziging er niet
komt. Ik vind het bijzonder egoïstisch dat op het moment dat
mensen in nood verkeren, Europa doet alsof het zich van de wereld
kan afsluiten. Ik hoop dat we niet meespelen in dergelijke
egoïstische en rechtse spelletjes.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur «le
rapatriement forcé d’Irakiens» (n° 5-884)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale
Culturele Instellingen over «de gedwongen repatriëring
van Irakezen» (nr. 5-884)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – In een bijdrage aan het universeel periodiek
onderzoek van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties van
mei 2011 stelt Amnesty International België vast dat
ons land ondanks de richtlijnen van de
VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR nog steeds mensen onder dwang
naar Irak repatrieert. Die richtlijnen stipuleren expliciet dat
alvorens mensen te repatriëren naar Irak, de
veiligheidssituatie grondig moet verbeteren. Het UNHCR adviseert
met klem om Irakezen uit de provincies Ninewa, Kirkoek, Diyala,
Salah-al-Din en Bagdad en kwetsbare groepen uit de zuidelijke
provincies en Al-Anbar niet onder dwang terug te sturen. Daarbij
beklemtoont het UNCHCR dat Irakezen zeker niet mogen worden
teruggebracht naar streken waarvan ze niet afkomstig zijn.
|
|
Hoe verklaart en motiveert de
staatssecretaris dat België nog steeds Irakezen gedwongen
repatrieert, hoewel de VN-vluchtelingenorganisatie expliciet
aanbeveelt dit niet te doen en hierbij bijzondere en
gedetailleerde richtlijnen geeft? Met welke argumenten verdedigt
de staatssecretaris die gedwongen repatriëringen, hoewel
iedereen weet dat de veiligheidstoestand in Irak, en zeker in
specifieke provincies en streken, absoluut onvoldoende is? Vindt
de staatssecretaris de aanbevelingen en richtlijnen van het UNHCR
niet voldoende valabel, sterk en duidelijk?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Het Commissariaat-Generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen beoordeelt de asielaanvragen
ingediend door personen afkomstig uit Irak geheel conform de
richtlijnen die het UNHCR heeft uitgevaardigd.
Dat geldt voor de
beoordeling van de asielaanvragen ingediend door personen met een
specifiek, individueel profiel die zich beroepen op de
vervolgingsgronden zoals vermeld in de Conventie van Genève.
Het geldt eveneens voor de beoordeling van asielaanvragen
ingediend door onderdanen van Irak die de veiligheidssituatie in
bepaalde regio’s van het land inroepen en eventueel
aanspraak maken op de toekenning van een subsidiaire bescherming
op basis van 15 C, dat wil zeggen op basis van artikel 48/4 van
de Vreemdelingenwet.
België heeft
in 2010 in totaal twaalf personen naar Irak teruggestuurd.
Daarvan zijn tien personen vertrokken zonder escorte en twee
onder begeleiding van de federale politie. Van januari tot en met
juni 2011 werden veertien personen effectief verwijderd,
waaronder twee zonder escorte, zes met escorte en zes met een
speciale vlucht.
België
stuurt enkel Irakezen terug die uit Centraal- of Noord-Irak
komen. Die personen worden bij hun verwijdering op een vlucht
naar Bagdad gezet en nemen vervolgens een vlucht naar Erbil.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De staatssecretaris antwoordt dat het
Belgische beleid in overeenstemming is met de richtlijnen van het
UNHCR. Volgens mijn informatie is dat niet het geval. Ik heb er
echter vertrouwen in dat de secretaris weet wat hij doet.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État à l’Intégration sociale
et à la Lutte contre la pauvreté et au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur «l’accueil
d’enfants dans le centre fermé 127bis» (n°
5-930)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding en aan de
staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid,
Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over «de
opvang van kinderen in het gesloten centrum 127bis» (nr.
5-930)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Sinds eind 2008 worden in ons land geen
gezinnen met kinderen meer opgevangen in gesloten centra. Omdat
kinderen in mensonterende omstandigheden werden ondergebracht,
veroordeelde het Europees Hof voor de rechten van de mens in
Straatsburg België daarvoor tot tweemaal toe. Vanaf dat
moment verbleven uitgeprocedeerde gezinnen in afwachting van hun
repatriëring in open terugkeerwoningen, begeleid door
coaches. De staatssecretaris stelde vast dat deze aanpak
succesvol werkte, hoewel onlangs enkele Armeense gezinnen hun
woning ontvluchtten. Om zoiets te vermijden, besliste de
staatssecretaris om op het domein in Steenokkerzeel waar het het
gesloten asielcentrum 127bis gevestigd is, nieuwe wooneenheden te
bouwen. Daarbij stelde de staatssecretaris dat de nieuwe units
zullen worden gebruikt als een stok achter de deur. De open
woningen blijven de eerste keuze, maar de families worden
tegelijkertijd gewaarschuwd. Wie vlucht en wordt gepakt, wordt
ondergebracht in het gesloten centrum en daaropvolgend snel
uitgewezen. De woningen zouden nog dit jaar in gebruik worden
genomen.
Mag ik deze maatregel als
volgt interpreteren: gezinnen, met inbegrip van de kinderen, die
hun open woning ontvluchten en worden opgepakt, worden
overgebracht naar een gesloten instelling? Da betekent dat België
ondanks eerdere veroordelingen en alhoewel het totaal moreel,
ethisch en pedagogisch onaanvaardbaar is, weerom kinderen in een
gesloten instelling zal opsluiten. Het is immers niet omdat men
de kinderen in zulke gevallen apart houdt, dat het niet om een
opsluiting gaat.
|
|
Laat de staatssecretaris zijn
humane visie niet overwoekeren onder druk van luide, barse en
onvriendelijke stemmen van de rechterzijde? Waarom besluit de
staatssecretaris tot de opsluiting van kinderen, waarvoor hij
ongetwijfeld opnieuw zal worden veroordeeld? Vindt de
staatssecretaris het niet belangrijk om juist nu zijn keuze voor
een open, vriendelijke en pedagogisch verantwoorde behandeling
van kinderen publiekelijk te blijven verdedigen, ook al gaat dat
een beetje tegen de stroom in?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Het Europees Hof voor de rechten van de mens
laat opsluiting van families met minderjarige kinderen als
ultieme oplossing toe, op voorwaarde dat de leefsituatie aan de
kinderen is aangepast. De woonunits op het domein van het
Repatriëringscentrum 127bis zullen duidelijk van de rest van
het centrum gescheiden zijn. De families, meer bepaald de
kinderen, zullen een specifieke begeleiding en omkadering
krijgen, die zo dicht mogelijk bij een normaal familieleven
aansluit. Het is ook de bedoeling de opsluiting in dergelijke
woonunits tot het strikte minimum te beperken.
Ik wijs er
bovendien op dat deze opsluiting als ultieme maatregel ook
opgenomen is in het koninklijk besluit van 14 mei 2009
met betrekking tot de regeling van de woonunits. Families die de
regels van het koninklijk besluit niet respecteren, kunnen worden
opgesloten. Tot nu toe werd dit niet gedaan, omdat de gesloten
centra niet geschikt zijn voor het verblijf van minderjarige
kinderen.
De woonunits
binnen het Repatriëringscentrum 127bis blijven een stok
achter de deur. Het bestaan van deze woonunits zou moeten leiden
tot minder verdwijningen uit de andere woonunits, omdat de
families deze opsluiting willen vermijden.
Ik herhaal dat
het in elk geval de doelstelling is om het aantal opsluitingen
tot het strikte minimum te beperken.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik betwist niet dat het koninklijk besluit
opsluiting mogelijk maakt noch dat Europees Hof zich daartegen
niet verzet als aan strikte voorwaarden met betrekking tot een
geschikte opvang wordt voldaan. Een gesloten instelling is echter
nooit een geschikte opvang voor kinderen. Speeltjes en
begeleiding volstaan niet. Een ruimte waar kinderen worden
opgesloten is nooit geschikt als opvang.
Ik hoop dan ook dat de
staatssecretaris de populistische druk naast zich neerlegt en de
moed heeft te blijven kiezen voor het algemene principe dat
kinderen nooit mogen worden opgesloten.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Ik begrijp die redenering, maar wat doe ik met een familie die
telkens weer uit een woning wegvlucht? Wat doe ik met mensen die
al verschillende keren het bevel gekregen hebben het grondgebied
te verlaten en telkens wanneer we ze in een woonunit
onderbrengen, de volgende dag verdwijnen. En dat vijf keer op
rij!
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – We moeten hier belangen tegen elkaar afwegen:
de belangen van een kind tegenover de belangen van de veiligheid.
Voor mij primeren altijd de belangen van het kind. Bovendien, als
men een familie vijf keer kan oppakken, dan was het ook vijf keer
mogelijk om ze, indien nodig, onmiddellijk uit te wijzen.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Volgens u mogen we die families dus direct verwijderen, mijnheer
Anciaux? Hoe valt dat te rijmen met het belang van het kind?
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – U moet niet zeggen dat ik voor gedwongen
uitwijzingen ben, mijnheer de staatssecretaris. Dat is niet zo en
ik besef dat ik daarmee tot een heel kleine minderheid behoor. Ik
vraag alleen om heel consequent het belang van het kind voorop te
stellen, ook als de ouders daar misbruik van maken.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Volgens u mag ik families dus nooit in gesloten centra plaatsen,
ook niet op een voor de kinderen aangepaste manier. Ik zeg niet
dat zo’n systeem perfect is of dat het mijn eerste keuze
is. Mijn eerste keuze is een woondienst met coaches en die heb ik
ook gecreëerd. Volgens de sp.a mag een familie met kinderen
nooit in een gesloten centrum worden ondergebracht, ook niet als
ze al verschillende keren uit een aangepaste woning is
weggevlucht.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Dat is inderdaad mijn persoonlijk standpunt.
Ik durf niet altijd namens mijn partij straffe uitspraken te
doen.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Dat is een beetje gemakkelijk.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Nee, dat is niet waar! Ik neem mijn volle
verantwoordelijkheid op. U mag gerust weten dat het helemaal niet
gemakkelijk is om die standpunten in de huidige politieke
situatie nog te verdedigen. Zeg niet dat ik aan
gemakkelijkheidspolitiek doe, want dat is niet waar.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Twee discours in eenzelfde partij, dat is gemakkelijk.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Nee, dat is niet gemakkelijk. Ik zal overal
mijn standpunt verdedigen.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Ik zal ook altijd mijn standpunt verdedigen. De huidige
reglementering is volgens mij de beste manier van werken. Ik heb
er wel problemen mee dat de sp.a me van twee kanten de les spelt.
De ene keer krijg ik vanuit linkse hoek het verwijt dat mijn
optreden ingaat tegen het belang van het kind en de andere keer
ben ik voor de sp.a dan weer te links omdat ik niet streng genoeg
ben en de mensen vlugger in gesloten centra zou moeten plaatsen.
Dat eenzelfde partij me van twee kanten onder druk probeert te
zetten, daar heb ik problemen mee.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik vind dat ook erg.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur «le
rapatriement des demandeurs d’asile déboutés»
(n° 5-1072)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale
Culturele Instellingen over «de repatriëring van
uitgeprocedeerde asielzoekers» (nr. 5-1072)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Onlangs berichtten de media over een vlucht
die 42 uitgeprocedeerde asielzoekers terug naar Macedonië
bracht. De 42 Macedoniërs werden begeleid door 5
politieofficieren, 7 hoofdinspecteurs, 63 politie-inspecteurs, de
4 leden van het psychologische ondersteuningsteam, 2 leden van de
politie-inspectie, 1 immigratieambtenaar, 1 arts, 3 sociaal
assistenten en 1 centrumdirecteur van de Dienst
Vreemdelingenzaken.
Ik kan de staatssecretaris
verzekeren dat ik een goede, menselijke en veilige begeleiding
van uitgeprocedeerde mensen uiterst belangrijk vind. Spijtige en
zelfs dramatische voorvallen uit het verleden bewijzen dat een
goede aanpak hier soms letterlijk van levensbelang is. Maar de
staatssecretaris zal begrijpen dat ik, ondanks mijn bekommernis,
toch vragen heb bij het aantal begeleiders op deze vlucht –
87 in totaal voor 42 asielzoekers – en bij hun functie.
Kan de staatssecretaris de
aantallen en de soorten van begeleiders op deze specifieke vlucht
bevestigen? Hoe verklaart de staatssecretaris het aantal en de
samenstelling van de groep begeleiders? Waren er bijzondere
omstandigheden die deze ruime begeleiding noodzakelijk maakten?
Kan de staatssecretaris mij de
totale kostprijs van de repatriëring, met inbegrip van de
personeelskosten voor de 87 begeleiders, geven? Vindt de
staatssecretaris dat deze kostprijs in een goede verhouding staat
tot de omvang en het belang van de opdracht?
Werden andere, recente
repatriëringvluchten op een vergelijkbare wijze en met een
soortgelijke ratio voor de begeleiding uitgevoerd?
Bestaan er vaste regels voor
de begeleiding van repatriëringen? Zo ja, welke? Zo nee,
waarom niet en hoe worden de delegaties dan samengesteld? Gelden
er misschien vlottende, wisselende criteria, en zo ja, waarom en
welke?
Kan de staatssecretaris
samenvatten welke regels, richtlijnen en spelregels gelden voor
de repatriëring van uitgeprocedeerde asielzoekers?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
De begeleiding bestond effectief uit:
5 officieren van
de Federale Politie;
7
hoofdinspecteurs van de Federale Politie;
63 inspecteurs
van de Federale Politie;
4 leden van het
Maatschappelijke en Psychologische Ondersteuningsteam van de
Federale Politie (MPOT);
2 leden van de
Inspectiedienst van de Federale Politie (AIG);
1
immigratieambenaar van de DVZ;
1 geneesheer van
de DVZ;
1
centrumdirecteur van de DVZ;
3 sociaal
assistenten van de DVZ;
Wat de Dienst
Vreemdelingenzaken betreft, kan ik u meedelen dat er bij de
organisatie van beveiligde vluchten steeds een
immigratieambtenaar meegaat die verantwoordelijk is voor zowel de
reisdocumenten als de overdracht van de vreemdelingen in de
landen van herkomst. Voorts is het evident dat een geneesheer aan
boord is voor het geval een vreemdeling medische bijstand zou
nodig hebben.
Een deel van de
vreemdelingen had vooraf aangegeven geen verzet te zullen plegen;
deze opstelling kan evenwel wijzigen tijdens de vlucht. Om die
reden werd voorzien in de aanwezigheid van sociaal assistenten en
een centrumdirecteur die de betrokkenen persoonlijk kennen vanuit
de gesloten centra. Indien nodig, zouden ze de vreemdelingen van
deze groep begeleiden.
Wat de
samenstelling en het aantal leden van de Federale Politie
betreft, alsook de regels voor de begeleiding van repatriëringen,
verwijs ik naar mijn bevoegde collega van Binnenlandse Zaken.
De raming van de
kost van de vlucht bedraagt om en bij de 67.360 euro. In deze som
zijn de personeelskosten niet inbegrepen.
Het betrof de
eerste begeleide repatriëringvlucht met een dergelijke grote
groep vreemdelingen en begeleidend kader. De organisatie van deze
vlucht is vlekkeloos verlopen. Dit was het resultaat van een
grondige voorbereiding door zowel de DVZ als door de Federale
Politie van Brussel Nationaal Luchthaven. De samenwerking tussen
deze diensten en Defensie was optimaal.
In de toekomst
zullen nog gelijkaardige initiatieven genomen worden. Dit kadert
immers binnen de drie politieke prioriteiten ten aanzien van de
Balkanproblematiek, namelijk preventie, procedure en terugkeer.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Men moet inderdaad geen risico’s nemen.
Als ik het goed begrijp zijn er geen echte regels, met
uitzondering van de aanwezigheid van een arts. Bekijkt men de
repatriëring op grond van wie moet worden gerepatrieerd?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Op grond van het verslag van de Commissie-Vermeersch, die werd
opgericht naar aanleiding van het dodelijke ongeval van Semira
Adamu, moeten er twee politieagenten per gerepatrieerde persoon
zijn. Toch wordt het juiste aantal personen niet precies
gedefinieerd. Meer personen repatriëren betekent geen
meerkost voor de vlucht als dusdanig. Het is een vliegtuig van
Defensie; of er nu tien personen meer of minder vervoerd worden
is niet zo belangrijk. De vraag is of de repatriëring goed
is verlopen omdat er zoveel begeleiding was, of was ze beter
verlopen indien er minder begeleiding was. Dat is altijd een
moeilijk te beoordelen, maar ik heb geen risico willen nemen.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État au Budget, à la Politique de migration
et d’asile, à la Politique des familles et aux
Institutions culturelles fédérales sur «le
visa de circulation en faveur des parents et proches parents de
ressortissants belges» (n° 5-1092)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale
Culturele Instellingen over «een circulatievisum voor
ouders en naaste familieleden van Belgen» (nr. 5-1092)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Nu een recente wetswijziging de
gezinsvereniging heeft verstrengd, moeten we ervoor zorgen dat
buitenlandse ouders en naaste familieleden van Belgische
onderdanen toch nog op een vlotte manier bij hun kinderen of
naaste familieleden op bezoek kunnen komen. Tot op heden deden
vele ouders precies door een bijzonder omslachtige visumprocedure
een beroep op de mogelijkheid van gezinshereniging. Dat is nu
veel moeilijker, maar de visumprocedure werd nog niet
vereenvoudigd.
Toch kan dat op een eenvoudige
manier, namelijk met een circulatievisum. Dit visum geldt voor
drie jaar, maar uitsluitend voor korte verblijven binnen die
periode. De houder van dit visum kan binnen deze periode
verschillende keren over en weer reizen, maar mag niet langer dan
negentig dagen per half jaar in ons land verblijven. Dit visum
kan de nadelige gevolgen van de verstrenging van de
gezinshereniging opvangen voor ouders en naaste familieleden van
Belgische onderdanen.
Met zo’n circulatievisum
kunnen ouders geregeld bij hun kinderen op bezoek komen, zonder
dat ze hiervoor de Belgische nationaliteit moeten aanvragen of
een bijzonder moeilijke visumaanvraag moeten doorlopen. Het komt
er dus op aan het bestaan van dit visum ook bekend te maken en
mee te gebruiken om menselijke ellende te voorkomen.
Hoe vaak werd er de voorbije
vijf jaar een circulatievisum aangevraagd? Hoe lang verloopt een
gemiddelde procedure voor het aanvragen van dit visum? Biedt dit
visum een oplossing voor de nadelige gevolgen van de strengere
procedure tot gezinshereniging? Beaamt de staatssecretaris dat er
meer bekendheid moet worden gegeven aan de mogelijkheid tot het
aanvragen van het circulatievisum? Is de staatssecretaris het met
me eens dat hiermee een degelijke dienstverlening aan Belgische
onderdanen wordt gegeven? Is hij bereid hiervoor een
bekendmakingscampagne te starten? Wil hij overleg plegen met de
minister van Buitenlandse Zaken om de diplomatieke en consulaire
diensten over het bestaan en de voorwaarden van dit visum beter
te informeren en hen te vragen de procedure voor het bekomen van
deze visa te versoepelen? Wat zal hij ondernemen om het gebruik
van dit circulatievisum voor naaste familieleden van landgenoten
te promoten?
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Ik kan niet zeggen hoeveel circulatievisa in de afgelopen vijf
jaar aangevraagd werden, om de eenvoudige reden dat dit visum, in
tegenstelling tot wat de heer Anciaux lijkt te geloven, geen
specifiek visum is.
Dit circulatievisum, zoals hij
het noemt, is een visum van het type C, dat gewoonlijk een
Schengenvisum wordt genoemd. De procedure en de voorwaarden om
dit visum te bekomen zijn vastgelegd in de verordening 810/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009
tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode. Met dit
visum mag de houder ervan door het grondgebied van de
Schengenstaten reizen en er verblijven voor een totale duur van
niet meer dan drie maanden binnen een periode van zes maanden, te
rekenen vanaf de datum van de eerste binnenkomst op dit
grondgebied.
|
|
Dit visum kan gegeven worden
voor een binnenkomst, voor twee binnenkomsten of voor meerdere
binnenkomsten. De geldigheidsduur mag niet langer zijn dan vijf
jaar.
De communautaire visumcode
bepaalt eveneens dat een visum voor meerdere binnenkomsten kan
worden toegekend aan een aanvrager die de noodzaak aantoont of
zijn voornemen motiveert om veelvuldig of regelmatig te reizen,
in het bijzonder vanwege zijn beroeps- of gezinssituatie. Bij
wijze van voorbeeld worden de gezinsleden van burgers van de
Europese Unie en de gezinsleden van onderdanen van derde landen
die legaal in de lidstaten verblijven, genoemd. De
geldigheidsduur van het overgelegd reisdocument moet de
aanbrenging van een dergelijk visum mogelijk maken.
De communautaire visumcode
bepaalt ook de termijn waarbinnen de lidstaten een beslissing
proberen te nemen. Die termijn bedraagt vijftien dagen, met een
mogelijkheid om de termijn tot dertig en uitzonderlijk tot zestig
dagen te verlengen, indien een grondiger onderzoek van de
aanvraag of van de aanvullende documenten noodzakelijk is.
Een visum voor meervoudige
binnenkomsten waarvan de geldigheidsduur de houder in staat zou
stellen om verschillende keren in België te verblijven, voor
een totale duur van niet meer dan drie maanden op een periode van
zes maanden, is beslist een interessant alternatief voor de
personen die niet van plan zijn om een gezinslid in België
te vervoegen, maar hem enkel willen bezoeken, aangezien ze de
procedure voor het bekomen van een visum niet voor elke reis
moeten herhalen. Volgens mij is het echter nutteloos om een
informatiecampagne in verband met deze mogelijkheid te lanceren,
aangezien alle nuttige informatie reeds bekomen kan worden bij de
Belgische diplomatieke en consulaire posten, die natuurlijk over
de nodige instructies voor de correcte toepassing van de
communautaire visumcode beschikken. Zeer binnenkort zal deze
informatie ook beschikbaar zijn op de site van de dienst
Vreemdelingenzaken, die aldus voldoet aan de verplichting, door
deze tekst opgelegd, om het publiek te informeren.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Het is belangrijk dat dit interessante
alternatief bekend geraakt. Dat is nu niet het geval. Het kan de
inhumane gevolgen van de strengere regels voor gezinshereniging
gedeeltelijk opvangen. Ik vrees alleen dat de consulaire en de
diplomatieke diensten niet erg soepel omspringen met dat visum.
Desnoods zullen we zelf bekendheid geven aan dat visum.
|
M. Melchior
Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à
la Politique de migration et d’asile, à la Politique
des familles et aux Institutions culturelles fédérales.
–
|
De heer Melchior Wathelet,
staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid,
voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. –
Ik nodig iedereen uit om de site van de dienst Vreemdelingenzaken
te bekijken. Wij zullen in ieder geval correcte en transparante
informatie over dat visum geven.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik dank de staatssecretaris daarvoor.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux à la ministre de
l’Intérieur sur «le recours à des
agents secrets» (n° 5-1086)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Binnenlandse
Zaken over «het inzetten van undercover agenten» (nr.
5-1086)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Tijdens de rechtszaak tegen seriemoordenaar
Claudy Pierret dook een verhaal op over het inzetten van twee
undercoveragenten.
Toen Pierret destijds bij
gebrek aan bewijzen uit voorhechtenis vrijkwam, zette de federale
politie twee agenten in. Onder de codenamen Gilbert en Ingrid
probeerden ze met de beschuldigde vriendschap te sluiten in zijn
stamcafé. Twee jaar lang poogden beide agenten een nauwer
contact op te bouwen met de beschuldigde. In zijn getuigenis
stelde Pierret echter nogal ontnuchterend dat hij heel snel
doorhad dat de agenten dubbel spel speelden en hem vooral willen
verleiden tot indiscreties over zijn misdaden.
Het verhaal maakt het inzetten
van undercoveragenten enigszins belachelijk. Als de persoon rond
wie het onderzoek draait, meteen de misleiding doorheeft, vervalt
de zin van de operatie. Toch waren de twee undercoveragenten nog
twee jaar lang actief. Dat doet onvermijdelijk vragen rijzen over
de relevantie van de methode en de kosten ervan.
Bevestigt de minister dat bij
het onderzoek naar de misdaden van de beschuldigde, gedurende
twee jaar twee undercoveragenten werden ingezet? Hoe evalueert de
minister de operatie, als blijkt dat de persoon die werd
onderzocht, de situatie meteen door had? Hoe verklaart de
minister dat de operatie zo lang werd volgehouden, zonder dat ze
informatie opleverde? Werd die, toch wel erg dure methode, voor
het geval Pierret oordeelkundig aangewend? Wat zijn de criteria
om undercoveragenten in te zetten en een operatie eventueel te
verlengen?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
Mijn antwoord is bijzonder kort. Over het inzetten van
undercoveragenten beslist de magistraat die belast is met de
bijzondere opsporingsmethoden. Voor dat domein is de minister van
Justitie bevoegd.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux à la ministre de
l’Intérieur sur «l’évacuation de
l’assemblée populaire de la place Flagey le
11 mai 2011» (n° 5-1087)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Binnenlandse
Zaken over «de ontruimde volksassemblee op het Flageyplein
op 11 mei 2011» (nr. 5-1087)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Op 11 mei vertrok een groep activisten
van het tentenkamp in Sint-Gillis naar het Flageyplein om daar
een volksvergadering te houden. Bij het betreden van de
politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene werden ze opgewacht door
agenten in gevechtsuitrusting. De manifestanten kregen de
toestemming om een tiental minuten te vergaderen op het
Flageyplein. Toen de groep daarna niet meteen wilde vertrekken,
omsingelde de politie de actievoerders en liet zelfs het
waterkanon aanrukken.
Een soortgelijke manifestatie
de dag nadien, op 12 mei, verliep wel sereen. Die dag trad
de politie eerder diplomatisch op, wat in schril contrast stond
met de agressieve houding van de ordediensten de dag ervoor.
Ik heb in het verleden ook al
mijn ongerustheid geuit over de optreden van de politie. Dat
levert me steevast een resem afkeurende e-mails op. Toch vind ik
het mijn taak om meer inzicht te krijgen in de werkwijze van de
politie en mijn bezorgdheid te uiten. Kan de minister mij
duidelijkheid verschaffen over het optreden van de politie?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
De politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene had de operationele
leiding van de ordediensten op zaterdag 11 en zondag 12 mei.
De betogingen werden aangepakt
volgens de strategie van het "genegotieerd beheer van de
openbare ruimte", zoals verwoord in de omzendbrief CP 4: bij
een spontane betoging die niet op voorhand wordt aangevraagd aan
de bestuurlijke overheid, gaat de politie op zoek naar een
verantwoordelijke voor het evenement, ten einde te onderhandelen
en alles in goede banen te leiden, zodat er een evenwicht wordt
bereikt tussen het algemeen belang en het recht om te betogen.
De twee "spontane"
betogingen hadden een verschillend karakter. De betoging van
11 mei was via het internet aangekondigd onder het motto "de
straat is van ons", zonder aangeven van een reisweg en
eindpunt. De betoging van zondag 12 mei daarentegen werd
aangekondigd als een "statische bijeenkomst op het
Flageyplein", zodat de politie tijdig maatregelen kon
treffen.
Op zaterdag 11 mei
vertrokken een 300-tal betogers te Sint-Gillis. Na contact met de
politie bleek dat de betogers actie wilden voeren op het
Flageyplein. De politie gaf hen de toestemming om gedurende tien
minuten te betogen, maar omdat ze zich niet aan de gemaakte
afspraken hielden, zag de politie zich genoodzaakt tussenbeide te
komen. Het betreft hier dus geen gebrek aan respect voor
democratische rechten, maar het doen naleven van afspraken die
vooraf werden gemaakt met de actievoerders.
Voor de beide evenementen
werden de gepaste politionele maatregelen getroffen, onder het
gezag van en na overleg met de lokale bestuurlijke overheid. Het
politieoptreden op zaterdag 11 mei was noodzakelijk en
proportioneel.
Op 11 en 12 mei werden
geen bestuurlijke aanhoudingen verricht. Op 11 mei werden
twee mensen ter plaatse geïnterpelleerd, maar ze konden
onmiddellijk daarna opnieuw bij de stoet aansluiten.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik dank de minister voor haar antwoord.
|
Demande
d’explications de M. François Bellot à la
ministre de l’Intérieur sur «l’obligation
de présenter sa carte d’identité à
l’entrée de parcs de collectes de déchets»
(n° 5-967)
|
Vraag om
uitleg van de heer François Bellot aan de minister van
Binnenlandse Zaken over «de verplichting om de
identiteitskaart te tonen bij de ingang van containerparken»
(nr. 5-967)
|
M. François
Bellot (MR). – Une intercommunale de gestion des
déchets a décidé de procéder à
la lecture de cartes d’identité via un petit
ordinateur pour tout habitant souhaitant accéder au parc à
conteneurs où l’on peut se débarrasser des
déchets en vue de leur recyclage.
Le but est de
vérifier que la personne habite bien dans la zone
concernée et d’assurer le lien entre
l’identification de la personne et la quantité de
déchets apportés.
Madame la
ministre, pouvez-vous me faire savoir si cette procédure
est bien conforme à la loi sur le respect de la vie privée
ou toute autre disposition légale et si pour pouvoir
assurer ce contrôle, les agents à l’entrée
des parcs à conteneurs ne doivent pas être
assermentés ou habilités ?
|
De heer François
Bellot (MR). –
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. – La
procédure telle que vous la décrivez est bien
conforme à la loi sur la protection de la vie privée.
L’arrêté
royal du 25 mars 2003 relatif aux cartes d’identité
prévoit que la carte d’identité doit être
présentée lorsqu’il s’agit d’établir
l’identité du porteur. Cette disposition doit être
appréciée en fonction du principe général
qui prévaut en matière de protection de la vie
privée, à savoir que la finalité en vue de
laquelle la présentation de la carte est exigée
doit être légitime, déterminée et
explicite.
Les communes
gestionnaires d’un parc à conteneurs appliquent une
politique différenciée selon que le citoyen réside
ou non dans la commune. Le parc communal de collecte des déchets
n’est, en principe, accessible qu’aux habitants de la
commune. À ce titre, il est parfaitement légitime
que le préposé du parc puisse procéder, sur
la base de la carte d’identité, à la
vérification de l’adresse du citoyen qui souhaite y
déposer ses déchets. Cette vérification ne
peut être effectuée qu’en introduisant la
carte d’identité dans le lecteur de carte puisque
l’adresse du citoyen ne figure plus que sur la puce de la
carte d’identité. Le comité sectoriel du
Registre national a déjà donné un avis
favorable sur la lecture automatisée de la carte
d’identité, pour autant que cette lecture se limite
aux données de la carte qui sont pertinentes, ce qui est
le cas.
Il est donc
parfaitement légitime, proportionnel et déterminé
que le préposé d’un parc de collecte de
déchets puisse lire la carte d’identité
électronique du citoyen qui vient y déposer ses
déchets. Il n’est nullement requis que ce préposé
soit assermenté.
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
|
M. François
Bellot (MR). – Je vous remercie pour votre réponse.
Malheureusement, lorsque des déchets sont déversés
dans les bois, on ne connaît pas l’identité du
coupable. Ma question portait sur la légalité du
principe. Il peut aussi y avoir des problèmes lorsque des
provinces voisines appliquent des politiques différentes
en la matière.
|
De heer François
Bellot (MR). –
|
Demande
d’explications de Mme Lieve Maes à la ministre de
l’Intérieur sur «la fraude avec des (aux)
cartes d’identité» (n° 5-1118)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Lieve Maes aan de minister van Binnenlandse
Zaken over «fraude met identiteitskaarten» (nr.
5-1118)
|
Mme Lieve Maes
(N-VA). –
|
Mevrouw Lieve Maes (N-VA).
– Dit is een omzetting van een schriftelijke vraag en
daarom worden er nogal wat cijfers gevraagd. Half januari hadden
we de gelegenheid om met onze fractie een werkbezoek te brengen
aan de diensten van de luchtvaartpolitie op de luchthaven van
Zaventem.
Tijdens het zeer interessante
overzicht van de verschillende diensten en activiteiten werden we
onder andere vertrouwd gemaakt met de nieuwste vormen van bedrog
om aan papieren te geraken om het land binnen te komen.
Eén van die vormen
houdt het gebruik in van originele identiteitskaarten die hier
als verloren worden gemeld, en waarvoor dan een duplicaat wordt
aangevraagd, terwijl in realiteit de identiteitskaart naar het
buitenland verdwijnt en dient als basisstuk voor een andere
persoon om het land binnen te komen.
We zagen een identiteitskaart
die tot veertien maal werd herafgeleverd.
Wat is het aantal afgeleverde
duplicaten van identiteitspapieren voor de jaren 2000 tot en met
2010, opgesplitst per provincie en gemeente?
Lopen de cijfers van de
politie gelijk met de cijfers van de gemeenten? Zo neen, dan
kreeg ik graag de cijfers van de politie, enerzijds, en de
cijfers van de gemeenten, anderzijds.
Wat is het aantal meervoudige
duplicaten, ook opgesplitst op dezelfde manier als in
bovenstaande vragen?
Bestaan er andere tarieven
voor meervoudige duplicatie? Wat kost dit aan de overheid, in het
bijzonder gelet op het feit dat de bijdrage die de burger betaalt
om een nieuwe kaart te krijgen niet alle kosten dekt. Ik denk aan
personeelskosten voor de gemeenten, back office voor beheer van
certificaten enzomeer.
Worden de gegevens over
meervoudige duplicatie ook verder opgevolgd als de persoon
verhuist naar een andere gemeente?
Krijgen de lokale overheden
richtlijnen om hier bijzondere aandacht aan te besteden?
De wetgeving en het
Belpic-systeem werden aangepast zodat de laatste foto van de
identiteitskaart of verblijfskaart centraal kan worden
opgeslagen. Is inmiddels ook het nodige gedaan opdat elk
politiekantoor toegang heeft tot deze foto op het ogenblik dat ze
een attest van verlies en diefstal afleveren? Indien niet, waarom
is dit nog niet gebeurd en welke inspanningen levert de minister
om deze absoluut noodzakelijke aanpassing zo spoedig mogelijk
door te voeren?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
Allereerst wens ik te verduidelijken dat in geval van verlies,
diefstal, of vernietiging van zijn elektronische
identiteitskaart, een eID of een Kids-ID, een Belgische onderdaan
hiervan zo snel mogelijk aangifte moet doen bij het
gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats of bij het
dichtstbijzijnde politiebureau. Overeenkomstig de
vreemdelingenwetgeving kan de vreemdeling hiervan alleen aangifte
doen bij de politie van de plaats waar het verlies of de diefstal
werd vastgesteld.
Aan beiden zal een "attest
van verlies, diefstal of vernietiging" worden afgegeven,
waarmee men vervolgens naar het gemeentebestuur moet voor de
aanmaak van een nieuwe eID of de vervanging van zijn
vreemdelingenkaart.
Het begrip "duplicaat",
slaat uitsluitend op de nieuwe vreemdelingenkaart met identieke
vervaldatum die overeenkomstig artikel 36 van het koninklijk
besluit van 8 oktober 1981 wordt afgegeven. Dit artikel
bepaalt dat de vermelding "duplicaat" wordt aangebracht
op de kaart, eventueel gevolgd door het aantal reeds afgegeven
duplicaten. Deze vermelding wordt eveneens opgenomen in het
Rijksregister onder het informatietype 195.
Aan Belgische onderdanen wordt
geen duplicaat van zijn gestolen of verloren eID afgegeven. Een
volledig nieuwe kaart zal worden aangemaakt op voorlegging van de
bijlage 12.
Statistieken betreffende het
aantal afgeleverde duplicaten van vreemdelingenkaarten zijn
slechts beschikbaar vanaf de afgifte van de eerste elektronische
vreemdelingenkaarten, in de loop van het jaar 2007. Gelet op de
uitgebreide informatie die u vraagt, worden deze cijfers voor de
jaren 2007 tot 19 maart 2011 u hierbij persoonlijk
overhandigd.
Wat de cijfers aangaande het
verlies of de diefstal van identiteitsdocumenten in het
buitenland betreft, moet ik u melden dat de afgifte van de eID’s
in het buitenland pas is gestart en onder de bevoegdheid valt van
mijn collega de minister van Buitenlandse Zaken.
De cijfers van de gemeenten en
die van de politie worden niet vergeleken op lokale of
gecentraliseerde wijze. De politie beschikt immers niet over
gedetailleerde cijfers per gemeente. Bovendien wordt er geen
onderscheid gemaakt tussen "verlies of de diefstal in
België" en "het verlies of de diefstal in het
buitenland".
Er wordt geen meerkost
aangerekend ingeval van afgifte van een duplicaat. De prijs van
een elektronische eID of van een duplicaat van een
vreemdelingenkaart, komt steeds overeen met de productieprijs van
het document, waaraan de gemeenten eventueel een gemeentelijke
taks kunnen toevoegen om bijkomende kosten te dekken.
|
|
De gegevens over de
meervoudige duplicatie kunnen altijd worden geraadpleegd in het
register van de vreemdelingenkaarten en kunnen dus worden
opgevolgd, onder meer bij verhuis naar een andere gemeente. Er
bestaat ook een soortgelijk register van de identiteitskaarten
dat alle afgeleverde identiteitskaarten opneemt.
Er zijn verschillende
maatregelen genomen om fraude te voorkomen.
Op het niveau van het
gemeentebestuur moet het attest van verlies, diefstal,
vernietiging steeds voorzien zijn van een foto die gelijkend is
aan de houder van de kaart om face to face controle mogelijk te
maken.
Als een nieuw elektronisch
document wordt aangevraagd, dient de foto die de betrokkene
voorlegt steeds vergeleken te worden met de foto die voorkomt op
de bijlage 12 en met de foto in het dossier van de vreemdeling of
in het centrale kaartenbestand.
Ingeval van adreswijziging
wordt deze foto doorgestuurd naar de gemeente van verblijf, samen
met het hele gemeentedossier van de vreemdeling.
Deze werkwijze is identiek
voor Belgen en vreemdelingen.
De politiediensten moeten bij
aangifte van verlies, diefstal of vernietiging van een
elektronische vreemdelingenkaart een kopie van de bijlage 12 aan
de gemeente van de hoofdverblijfplaats van de vreemdeling en aan
de DVZ overmaken.
De politie voert het
signalement in, in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG/BNG)
De politie stelt, zo nodig,
een onderzoek in naar de omstandigheden van het verlies of de
diefstal, in het bijzonder als een persoon herhaaldelijk het
verlies of de diefstal van zijn verblijfsdocument aangeeft. Het
parket en de Dienst Vreemdelingenzaken worden ingelicht over de
conclusies van het onderzoek. In principe kan het verloren,
gestolen of vernietigde verblijfsdocument slechts vervangen
worden nadat de conclusies van het onderzoek gekend zijn, en
nadat is gecontroleerd of de declarant nog steeds regelmatig
ingeschreven is in de registers en of hij over een verblijfplaats
in België beschikt.
De federale en de lokale
politie werden op 17 februari 2010 gemachtigd om de
foto van de houder horend bij de laatste elektronische kaart te
raadplegen in het kader van hun opdrachten van gerechtelijke en
bestuurlijke politie.
|
Mme Lieve Maes
(N-VA). –
|
Mevrouw Lieve Maes (N-VA).
– Ik ben blij te horen dat er voor de vreemdelingenkaarten
een goede regeling bestaat. De fraude die we hebben gezien, had
betrekking op Belgische identiteitskaarten. De kaart krijgt in
het buitenland een andere naam en foto. Ik zal de minister van
Buitenlandse Zaken daarover nog verder ondervragen.
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans à la ministre de
l’Intérieur sur «l’étrange
intervention de la police contre des manifestants du
Taalaktiekomitee» (n° 5-1091)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over «het vreemde politieoptreden tegen
manifestanten van het Taalaktiekomitee» (nr. 5-1091)
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Op maandag 13 juni werd een 20-tal
manifestanten opgepakt voor het koninklijk paleis in
Brussel-centrum naar aanleiding van een ludieke actie in het
kader van de heuglijke verjaardag van één jaar
regeringsonderhandelingen.
Het politieoptreden moet
minstens als ‘vreemd’ bestempeld worden. Zeker tegen
de vrouwelijke arrestanten werd op een ontoelaatbare wijze
opgetreden.
De mannelijke arrestanten
zouden ruim drie uur vastgehouden zijn, zittend op een
binnenkoer, met de handen geboeid op de rug. Ik vind het
eigenaardig dat er in Brussel geen gemeenschappelijke ruimte
bestaat waar groepen kunnen worden vastgehouden. Dat alarmeert
mij. Het gebeurt toch vaak dat er echte rellen zijn met grote
groepen. Daarvoor moeten geschikte ruimtes ter beschikking worden
gesteld en geen binnenkoer. Arrestanten kunnen toch geen drie uur
lang in de regen worden vastgehouden?
|
|
Twee vrouwelijke manifestanten
werden apart gehouden. Zij moesten zich tweemaal ontkleden. De
eerste keer dienden ze alle kleren van het bovenlichaam uit te
doen; de tweede keer moesten ze de onderste kleren, inclusief het
ondergoed, uitdoen en moesten ze zich vooroverbuigen. Dat zou
gebeurd zijn op bevel en in aanwezigheid van twee vrouwelijke
inspecteurs.
Ik til hier zeer zwaar aan
want een dergelijke vernederende behandeling heeft veel weg van
intimidatie. Het is echt een manier om mensen schrik aan te jagen
zodat ze nooit meer zouden manifesteren. Dat is een rechtsstaat
onwaardig.
Sinds wanneer behoort het tot
de geplogenheden van een administratieve aanhouding dat men naakt
fouilleert? Vindt de minister het normaal dat aangehouden
personen zich volledig moeten ontkleden en voorover moeten
buigen? Waarom worden alleen vrouwen aan dit soort vernederingen
onderworpen? Dat neigt naar discriminatie.
Heeft de minister weet van
gelijkaardige incidenten? Wordt een onderzoek gevoerd naar dat
bizarre politieoptreden?
Hoe komt het dat de mannelijke
arrestanten drie uur lang op een binnenkoer moesten zitten, met
de handen geboeid op de rug? Wat als het had geregend? Beschikt
de Brusselse politie niet langer over groepsvertrekken waar
grotere groepen aangehouden personen kunnen worden opgevangen?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
Op Pinkstermaandag omstreeks 11.20 uur werden zestien leden van
het TAK bestuurlijk aangehouden door de lokale politie Brussel
Hoofdstad-Elsene, nadat ze spandoeken hadden aangebracht aan het
hek van het Koninklijk Paleis en vervolgens weigerden het
Paleizenplein te verlaten. Dergelijke acties zijn verboden binnen
de neutrale zone. De actievoerders werden dus aangehouden omdat
ze de wet overtraden.
Aangezien slechts een beperkt
aantal mensen werd aangehouden, werd beslist om geen gebruik te
maken van het cellencomplex van de federale politie en werden de
actievoerders met een politiebus overgebracht naar het
cellencomplex van de lokale politie.
Tijdens de administratieve
afhandeling hebben ze met de handen geboeid op de rug op de
binnenkoer gewacht, alvorens in doorgangscellen te worden
opgesloten. Omstreeks 16 uur werden de actievoerders weer
vrijgelaten. Vooraleer de aangehouden personen op te sluiten,
werden ze aan een veiligheidsfouillering onderworpen. De
vrouwelijke arrestanten werden zoals voorgeschreven door
vrouwelijke agenten gefouilleerd.
De informatie dat twee
vrouwelijke manifestanten aan een tweede fouillering werden
onderworpen, waarbij ze zich volledig naakt voorover moesten
buigen, wordt door de politiezone Brussel-Elsene formeel ontkend.
Het hele politieoptreden verliep zonder incidenten en er werden
achteraf geen klachten ingediend. Indien alsnog een klacht zou
worden ingediend, zal uiteraard een onderzoek worden geopend.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – De betrokkenen zijn formeel. Ik zal hen het
antwoord bezorgen; zij moeten dan uitmaken of ze klacht indienen
of niet.
Uit het antwoord heb ik
alleszins begrepen dat de minister het met me eens dat, mochten
de feiten zich hebben voorgedaan, ze niet tot de normale
geplogenheden behoren.
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
Ik heb geantwoord dat een eventuele klacht uiteraard zal worden
onderzocht.
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans à la ministre de
l’Intérieur sur «les problèmes de
sécurité dans la zone Bruxelles-Ouest et en
particulier à Molenbeek» (n° 5-1168)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over «de veiligheidssituatie in de zone
Brussel-West en in het bijzonder in Molenbeek» (nr. 5-1168)
|
(Mme Inge
Faes, vice-présidente, prend place au fauteuil
présidentiel.)
|
(Voorzitter: mevrouw Inge
Faes, ondervoorzitter.)
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Toeval wil dat de burgemeester van Molenbeek
deze commissie voorzit, maar thans volgt hij onze werkzaamheden
in een andere hoedanigheid. Het stemt me tevreden dat hij
blijkbaar de bedoeling heeft aan het debat deel te nemen.
De verhuisplannen van enkele
bekende Vlaamse bedrijven uit de Brusselse gemeente Molenbeek
hebben voor veel opschudding gezorgd. We hebben er de minister
reeds over ondervraagd in de plenaire vergadering. Zeer vreemd is
dat de burgemeester de minister fors tegenspreekt inzake de
terbeschikkingstelling van federale politie aan de gemeente. "Als
Annemie Turtelboom (Open VLD) zegt dat ze meer mensen ter
beschikking stelt, doet ze aan desinformatie," aldus de
burgemeester in Het Nieuwsblad van 24 juni. In het
Parlement en in een interview in de krant De Morgen onder
de titel Philippe Moureaux mag de waarheid niet ontkennen
had de minister voordien nochtans verklaard dat de federale
regering vijfenveertig federale agenten naar Molenbeek heeft
gedetacheerd. Zonder deze aanvulling zat Molenbeek onder de
verplichte minimale norm. Bovendien werden dertig extra agenten
gevraagd, van wie er reeds tien werden toebedeeld. Ook zouden de
vijftig volgende agenten die van de politieschool komen,
"prioritair toegewezen worden aan deze politiezone.",
nog steeds aldus de minister.
Er heerst heel wat onvrede bij
het lokale politiekorps. De krant Het Laatste Nieuws
citeert op 18 juni interne politiebronnen: "De zone is
ongelooflijk slecht georganiseerd. Er zijn te veel
bureaucratische functies en te weinig agenten op het terrein. De
agenten die wel op straat staan, moeten daarnaast ook nog al het
papierwerk doen en worden meestal aan hun lot overgelaten. In
Molenbeek durft vandaag geen enkele agent nog zijn wapen trekken
uit schrik voor represailles. Als jonge agent word je niet
geholpen of krijg je geen ondersteuning. Met als gevolg: een
grote demotivatie, veel zieken en veel vertrekkers. Diegenen die
dan wel streng durven op te treden, moeten zich, omwille van
brieven naar het bestuur, gaan verantwoorden bij Comité P.
Ikzelf heb het tientallen keren moeten doen… Ik was altijd
in mijn recht. Maar op den duur ben je het beu om je steeds te
moeten verantwoorden."
Deze verontrustende
verklaringen roepen veel vragen op, onder meer over het lokale
bestuur ten aanzien van de politie en over de controle daarop,
evenals over de verbijsterende persconferentie van de
burgemeester die de feiten minimaliseerde en de Vlaamse pers
bijna verantwoordelijk acht voor de problemen, omdat ze die zou
uitvinden en opkloppen. Hij verklaarde ook dat Molenbeek het
laboratorium van de toekomst zou zijn. Hoe wereldvreemd kan men
zijn?
Ik had van de minister graag
vernomen hoe groot het actuele tekort is in de betrokken
politiezone en hoe ze dit tekort verklaart. Klopt het dat nieuwe
rekruten zelden kiezen voor deze zone?
Heerst er inderdaad een
malaise in dit korps, met een grote demotivatie, veel zieken en
vertrekkers tot gevolg? Klopt het dat agenten hun pistool niet
meer durven te trekken, ook niet als het nodig is?
Kan de minister een overzicht
geven van de federale inspanningen om de zone Brussel-West de
voorbije twee jaar te steunen? Welke steun geniet de zone op dit
moment? Hoe komt het dat de Molenbeekse burgemeester en de
minister elkaars cijfers betwisten? Wat bedoelt de minister
precies met de uitspraak dat de vijftig volgende agenten die van
de politieschool komen "prioritair" aan deze zone
worden toegewezen? Betekent dit dat ze alle vijftig daadwerkelijk
naar deze zone gaan?
Kan de minister bevestigen dat
er veel klachten worden ingediend tegen de politiemensen van de
betrokken zone bij het comité P? Gebeurt dit vaker dan in
andere zones? Worden klachten door het lokale bestuur op een meer
systematische wijze doorgespeeld naar het Comité dan
elders? Klopt het dat heel wat politiemensen zich geregeld moeten
verantwoorden? Bestaan daar cijfers over? Zijn er vergelijkingen
met andere zones?
Welke bijzondere instructies
worden gegeven, mondeling of schriftelijk, inzake welbepaalde
religieuze feesten of vastenperiodes? Wordt aan politiemensen
gevraagd om zich in deze situaties anders te gedragen of anders
op te treden en bijvoorbeeld minder te verbaliseren? In welke
mate wordt daar gevolg aan gegeven?
Hoe reageert de minister op de
uitspraken van de Brusselse minister-president inzake de
invoering van een gewestelijke politie?
|
M. Philippe
Moureaux (PS). – Je n’ai sans doute pas réagi
assez vite à une campagne de presse où on a entendu
un flot inouï de mensonges.
Le point de
départ, auquel je n’ai pas été assez
attentif pour des raisons privées : on me dit que
deux entreprises quittent Molenbeek. Quelques jours plus tard, il
se confirme que la première s’en va ; le patron
me dit avoir des problèmes de sécurité, mais
la raison essentielle est le besoin de locaux plus vastes. La
deuxième entreprise ne s’est pas délocalisée ;
elle est toujours à Molenbeek et j’ai encore reçu
avant-hier son patron ; une partie du personnel de cette
entreprise a de réels problèmes, que je n’ai
jamais niés et que nous allons tenter de résoudre.
Je voudrais
simplement vous indiquer que nos services de police sont
attentifs à ce problème. Ils ont déjà
procédé à six arrestations au sein de la
bande que nous soupçonnons. Le sort de ces personnes ne
relève ni du bourgmestre ni de la ministre de l’Intérieur.
Il est exact que nous avons, depuis deux ou trois ans, un
déplacement dans ce qu’on appelle le « Haut
maritime », un petit quartier proche de Jette et de
Laeken où sévit une bande très difficile à
circonscrire.
Je voudrais dire
que le corps de police « Bruxelles-Ouest »
est supermotivé ; c’est – après
Bruxelles-Ixelles, qui a évidemment un peu plus de travail
– le plus grand fournisseur du palais de Justice en termes
d’arrestations. On ne peut affirmer que les policiers sont
démotivés ou ne travaillent pas. La grande majorité
des policiers est très motivée ; ils
travaillent remarquablement dans des conditions difficile et je
tiens ici à leur rendre hommage. C’est vrai que
lorsqu’on procède à des arrestations
délicates et que les gens sont relâchés
quelques heures plus tard, il pourrait y avoir de la
démotivation. Parfois je suis impressionné de la
ténacité des policiers.
Je ne vais pas
faire le procès du parquet ; j’avais demandé,
bien avant ces incidents, à voir le procureur du Roi que
j’ai rencontré il y a une dizaine de jours ; il
est de très bonne volonté, mais travaille aussi
avec des moyens limités, à l’instar du
tribunal de Bruxelles. On a demandé d’accélérer
le traitement des dossiers, car un des gros problèmes est
le délai séparant la faute de la punition :
condamner trois ou quatre ans après les faits n’a
guère de sens, même si je suis adversaire de
l’abattage à la française. Le Président
du tribunal de Bruxelles a pris les choses en main, mais avec les
effectifs à sa disposition, il peut, selon le procureur,
faire une audience par mois, durant laquelle il traite lui-même
dix à douze dossiers. À Bruxelles, il faudrait au
moins une ou deux audiences hebdomadaires de ce genre.
Le problème
est général. Madame la ministre, je ne vous ai
jamais adressé de reproche ; vous êtes depuis
que je suis bourgmestre et certainement depuis une dizaine
d’années, la ministre la plus à l’écoute.
Mais le budget permet de former moins de policiers. Je vous en ai
demandé trente et vous avez réussi à m’en
dégager quinze.
|
De heer Philippe Moureaux
(PS). –
|
Mais la situation
générale est difficile.
J’ai reçu
hier soir les derniers travaux réalisés sur la
criminalité à Bruxelles : pour 2008, 2009 et
les trois premiers trimestres 2010, la zone de Bruxelles-Ouest
fait la meilleure performance, et Molenbeek fait une performance
très convenable si l’on tient compte du nombre
d’habitants. En chiffres absolus, nous avons une très
légère augmentation. Mais il faut savoir que la
population de ma commune a augmenté de 20 000
habitants en quelques années, ce qui est énorme.
Quatre ou cinq
endroits restent très difficiles. Nous en avons évoqué
un.
Le dernier
dossier qui se trouve sur mon bureau concerne un endroit où
il y a des rassemblements. J’ai déjà pris un
arrêté interdisant ceux de plus de cinq personnes
pendant une dizaine de jours et j’ai demandé une
fois de plus à ma police d’intervenir. Il s’agit
de rassemblements d’Algériens. Lorsque des contrôles
sont opérés, on constate que 30 à 40 %
de ces personnes ont un ordre de quitter le territoire, mais non
exécutoire. On connaît la situation avec l’Algérie.
Les policiers ne peuvent rien faire. On interpelle, on téléphone,
on nous dit de délivrer un ordre de quitter le territoire
mais de relâcher la personne car l’ordre n’est
pas exécutoire. Comme le ministre Wathelet l’a
expliqué c’est là un bras de fer au niveau
européen concernant l’Algérie qui veut
obtenir des compensations dans d’autres domaines. Nous
sommes donc confrontés à des situations très
délicates.
D’une façon
générale, d’énormes progrès ont
été réalisés. Mais si je réponds
à une personne âgée venant d’être
sauvagement agressée que les statistiques sont bonnes,
elle m’envoie promener à juste titre.
Autre exemple, le
nombre d’agressions a explosé à un moment
donné chaussée de Gand. Nous avons pris des
mesures, et mon chef de corps m’a d’ailleurs remercié
pour les gardiens de la paix et pour le travail policier ;
il a ainsi pu procéder à de nombreuses
arrestations. Les agressions ont diminué de 50 % en
deux mois. Mais les victimes n’ont évidemment que
faire de ces beaux résultats.
|
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
Voor de zone Brussel-West zag de personeelssituatie op
1 juli 2011 er als volgt uit: de minimale norm bedraagt
574 eenheden, de personeelsformatie 672 en de effectieve
bezetting 609 personeelsleden, van wie er 46 gedetacheerd zijn
van de federale politie. De effectieve bezetting is dus groter
dan de minimale bezetting, maar kleiner dan het aantal
personeelsleden dat de zone eigenlijk zou moeten hebben.
In de laatste
mobiliteitscyclus staan er 134 ambten vacant, voor het merendeel
voor de interventie in de hele zone en voor de dienst nabij de
gemeente Molenbeek. Voor die laatste dienst zijn er gewoon geen
kandidaten. Voor vijftig plaatsen is er maar één
kandidaat. Om zo efficiënt mogelijk te kunnen rekruteren is
de politiezone gestart met haar eigen rekruteringsteam
en kreeg ze vorig jaar een bedrag van 303.000 euro in de vorm van
een extra dotatie voor impulsrekrutering. Andere Brusselse zones
krijgen hun personeelsformatie wel ingevuld. We moeten dus zoeken
naar een specifieke rekruteringsstrategie voor de zone
Brussel-West.
In afwachting van het volledig
opvullen van haar personeelsformatie kan de lokale politie
momenteel beschikken over personeelsleden die vanuit de federale
politie worden gedetacheerd. Op 24 juni ging het om 41
inspecteurs en 5 hoofdinspecteurs. In oktober worden negentien
bijkomende federale politiemensen gedetacheerd en bij het sluiten
van de basisopleiding kan de politiezone prioritair aanspraak
maken op vijftig aspiranten. Concreet betekent dat dat kandidaten
die bij de selectie aangeven dat ze naar de zone Brussel-West
willen gaan, bij voorrang tot de basisopleiding worden toegelaten
en nadien onmiddellijk voor vijf jaar naar die zone gaan.
Daarnaast kunnen ook nog andere aspirant-inspecteurs bij het
afsluiten van de basisopleiding via mobiliteit de politiezone
Brussel-West aanvragen.
De zone heeft het voorbije
jaar veertig maal een beroep gedaan op operationele versterking,
meestal naar aanleiding van ordehandhaving, betogingen en
manifestaties. Er was twee keer een aanvraag voor een actie in
het kader van het actieplan rond sackjacking en
diefstallen met geweld en één keer in het kader van
de veiligheid in de metro. In 2011 hebben we nog geen specifieke
steunaanvragen ontvangen. Voor de maand juli 2011 heeft de
zone Brussel-West wel een algemene steunaanvraag voor het CK
ingediend en die werd goedgekeurd voor één sectie
van tien mensen gedurende drie dagen en een halve sectie
gedurende vijf dagen.
Op geen enkele manier heeft de
leiding van het korps het bevel gegeven om tijdens de
ramadanperiode overdag niet te eten of te drinken en niet te
verbaliseren. De algemene richtlijnen voor de maaltijdpauzes
worden toegepast. Net als in het verleden geldt dat de
personeelsleden foutparkeerders moeten verbaliseren indien geen
gevolg wordt gegeven aan een waarschuwing. Uit de gegevensbanken
blijkt zelfs dat er de voorbije twee jaar tijdens de
ramadanperiode, die ongeveer een maand duurt, meer
processen-verbaal werden opgesteld dan de maand ervoor of erna.
Hoewel er geen grondige studie
over het absenteïsme bestaat, is de korpsleiding van mening
dat er geen sprake is van een malaise.
Uit de cijfers van het Comité
P betreffende de politiezones Brussel-West, Brussel-Noord en
Brussel-Zuid blijkt dat de evolutie van het aantal klachten
gelijklopend is. Ik geef u een overzicht voor de periode van 2006
tot 2010. Voor de zone West waren er 55, 69, 69, 77 en 61
klachten, voor de zone Noord 56, 75, 64, 74 en 73 klachten en
voor de zone Zuid 77, 81, 61, 88 en 63 klachten. In de klachten
is er dus geen verschil tussen de zones vast te stellen.
Iedereen weet dat ik altijd
voorstander ben geweest van één politiezone voor de
hoofdstad, maar veel belangrijker dan structuren is de
efficiëntie. Daarom vraag ik altijd meer samenwerking tussen
de zones. Vorige jaar is inderdaad een akkoord gesloten dat in
die richting gaat. Zes Brusselse zones en de federale
steuneenheden hebben een protocolakkoord ondertekend.
|
|
Ik merk wel dat de zone West
meer gebruik zou kunnen maken van de operationele versterking die
Dirco Brussel kan leveren.
Ik heb kennis genomen van de
verklaringen die in de pers zijn verschenen over de invoering van
een gewestelijke politie. Het gaat alleen maar om ideeën,
maar de politie regionaliseren vind ik persoonlijk geen goed
idee. Onze federale politie werkt rond bepaalde typologieën
samen met andere landen. Een opsplitsing volgens de regio’s
is geen goede zaak.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Ik hoop de cijfers op papier te krijgen, zodat
ik ze verder kan bestuderen.
De minister is voorstander van
een samenvoeging van de Brusselse politiezones. Daar zijn wij ook
al lang voorstander van. Het lokale politiebeleid zou moeten
worden overgeheveld naar het gewestelijke niveau, maar het is
niet interessant als Brussel nog meer een supergewest wordt door
nog eens federale bevoegdheden te krijgen. Als dat in de nota van
de heer Di Rupo staat, is dat verkeerd. Een deel van de
bevoegdheden moeten van onderuit naar het gewest worden
overgeheveld.
Er is blijkbaar maar één
kandidaat voor vijftig plaatsen in de zone Brussel-West. Dat
stemt overeen met wat de heer Moureaux al in de media verklaarde,
namelijk dat weinig mensen geïnteresseerd zijn om naar die
zone te komen. Dat is in tegenspraak met de idyllische
verklaringen die de burgemeester zelf lanceerde, onder meer dat
de agenten er super gemotiveerd zijn en dat er geen malaise is.
Tout va très bien, madame la marquise! Wij krijgen
evenwel andere signalen van politiemensen die niet meer
gemotiveerd zijn en door hun burgemeester worden afgeremd. Ze
zeggen dat hen wordt gevraagd om op bepaalde plaatsen op sommige
momenten niet op te treden.
Ik heb begrepen dat de
invulling van die vijftig plaatsen gebaseerd is op
vrijwilligheid. Ik zie dus in de zone Brussel-West niet veel
veranderen. Het antwoord van de minister stelt me niet gerust. Ik
sta er trouwens niet van versteld dat ook de korpsleiding beweert
dat er geen malaise is. Het omgekeerde zou verbazen.
Ik vraag de minister een
onderzoek in te stellen naar die zone om na te gaan wat de reden
is dat er zo weinig kandidaten zijn om er te werken. Zeker jonge
politiemensen zouden geïnteresseerd moeten zijn in een zone
waar wat te beleven valt. Als ze voortdurend worden tegengewerkt
is er echter een probleem.
Wat de minister zei over het
Comité P zal ik verder onderzoeken.
Ik heb ook genoteerd dat er
vanuit deze zone vrij weinig een beroep wordt gedaan op de
diensten van de federale politie. Hopelijk zal de verklaring van
de minister de betrokken burgemeester tot nadenken stemmen, zodat
de zone meer een beroep doet op de diensten van de federale
politie die ter beschikking worden gesteld.
Ik noteer dat de klachten niet
meer worden weggelachen, dat er een contact is geweest met de
betrokken bedrijven en dat men er iets zal aan doen. Ik ben
benieuwd naar de oplossing.
De burgemeester beweert dat de
cijfers aantonen dat de situatie niet zo dramatisch is. Het is
niet omdat de cijfers officieel naar beneden gaan, dat de
criminaliteit daalt. Er kunnen verschillende oorzaken zijn.
Mensen kunnen moedeloos worden omdat het toch geen zin heeft een
klacht in te dienen, omdat er geen gevolg wordt aan gegeven.
|
Mme la
présidente. –
|
De voorzitter. –
We gaan het debat hier niet voeren, mijnheer Laeremans, u mag
alleen een repliek geven op de minister.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Ter attentie van ons allemaal, maar zeker van
de minister wil ik ter afronding toch nog stellen dat cijfers
over de criminaliteit niet de hele waarheid tonen. In Kuregem
zijn de cijfers door de nultolerantie en de daarmee verbonden
verhoogde politieactiviteit zelfs gestegen. Omgekeerd is een
daling van de cijfers geen bewijs dat de criminaliteit zelf
daalt. Bovendien komen de meeste klachten van autochtone bewoners
en dus is het logisch dat, als zij uit een wijk wegtrekken, het
aantal klachten daalt.
Ten slotte wil ik nog één
ding zeggen over de Algerijnen. Van hen wordt dikwijls gezegd dat
we die niet kunnen oppakken en naar hun land terugsturen. Met de
commissie voor de Justitie hebben we, samen met een van de
kabinetsmedewerkers, de gevangenis van Tilburg bezocht. Daar
zitten zogezegd heel veel Algerijnen, maar het blijkt alleen maar
te gaan om buitenlanders die zeggen dat ze Algerijn zijn, omdat
ze dan niet kunnen worden teruggestuurd. We moeten dat probleem
onder ogen zien en voortaan van iedereen die zegt Algerijn te
zijn, beter controleren of dat wel zo is.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre du Climat et
de l’Énergie et à la ministre de l’Intérieur
sur «la sécurisation de transports nucléaires
à travers de notre pays» (n° 5-1093)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Klimaat en
Energie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de
beveiliging van nucleaire transporten door ons land» (nr.
5-1093)
|
(M. Philippe
Moureaux, président, prend place au fauteuil
présidentiel.)
|
(Voorzitter: de heer
Philippe Moureaux.)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Op 7 juni 2011 vervoerde een trein
drie containers met nucleair afval van Borssele in Zeeland naar
de Franse nucleaire opwerkingsfabriek van La Hague. Dit transport
reed dwars door België via onder andere Essen, Antwerpen,
Gent en Moeskroen.
In die periode bleek er een
defect aan het Gentse meetpunt van Telerad. Er ontstond ook een
hele discussie over de vraag of de burgemeesters van de steden en
gemeenten waar de trein doorheen reed, wel de nodige informatie
kregen. Zij dragen immers een algemene verantwoordelijkheid voor
de veiligheid van de bevolking. Ik wil hier niet het hele verhaal
herhalen en beperk mij tot mijn concrete vragen.
Was de regering ingelicht over
de details van dit nucleair transport? Zo ja, hoe lang op
voorhand beschikte de regering over deze informatie? Welke
afspraken bestaan er met de ons omliggende landen in verband met
nucleaire transporten door ons land? Wanneer en op welke wijze
worden de burgemeesters van de steden en gemeenten waardoor de
trein met het hoogradioactief materiaal rijdt, grondig over deze
transporten en de mogelijke risico’s geïnformeerd?
Welke procedures gelden er hieromtrent? Worden zij geraadpleegd
bij het bepalen van het af te leggen traject? Hoe is te verklaren
dat burgemeesters, toch rechtstreeks verantwoordelijk voor de
veiligheid van de bevolking, hierbij niet uitdrukkelijk betrokken
worden? Wie is er dan wel verantwoordelijk bij ongevallen of
calamiteiten?
Wanneer verlopen de volgende
transporten vanuit Nederland naar Frankrijk? Hoe kunnen we daar
als Parlement zicht op krijgen? Waarom verlopen deze transporten
via het spoor en niet via de zee?
Hoe valt het te verantwoorden
dat op het ogenblik van zulke gevaarlijke transporten er ernstige
problemen zijn in het meetsysteem Telerad? Wie is daarvoor
verantwoordelijk?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
De doorvoer van bestraalde splijtstof afkomstig van de
Nederlandse kerncentrale te Borssele naar de Franse
opwerkingsfabriek van La Hague via het Belgische spoorwegnet is
uitgevoerd overeenkomstig de Europese procedure voor de
overbrenging van gebruikte splijtstof tussen lidstaten en is
vergund door de Nederlandse bevoegde autoriteiten met het akkoord
van de Belgische en Franse overheden. Bij het transport werden de
regels voor de fysieke beveiliging gerespecteerd.
Alle bevoegde
overheidsdiensten waren op de hoogte van de details van dit
nucleaire transport. De informatieverspreiding wordt beheerst
door het principe "need
to know":
alleen de personen die beroepshalve op de hoogte moeten zijn,
zijn op de hoogte. Het crisiscentrum informeert vooraf de
betrokken provincies, die op hun beurt de gemeenten informeren.
De coördinatie van de
hulpverlening voor radiologische incidenten wordt onmiddellijk op
provinciaal niveau georganiseerd, zodat het niet nodig is om het
betrokken gemeentelijk of stedelijk niveau lang vooraf te
informeren. Het is door de wet zelfs expliciet verboden vooraf te
informeren.
De Europese Euratomrichtlijn
betreffende het toezicht en de controle op de overbrenging van
radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof tussen de
lidstaten is in de nationale regelgeving omgezet in de drie
landen die bij het transport waren betrokken.
Het transport van enkele weken
geleden was het eerste transport in een reeks van tien
transporten, die gepland zijn tussen 2011 en 2013. De
verspreiding van informatie over dit type van vervoer wordt
omwille van de veiligheid beperkt, in overeenstemming met artikel
2bis van de wet op het FANC en volgens het principe "need
to know".
Uiteraard is het FANC verplicht om zijn eigen wetgeving toe te
passen. Er was op het radiologische niveau geen enkel gevaar voor
de bevolking door dit type van transport.
De transporten krijgen altijd
de toestemming van het FANC. Gedurende het transport is er
constant een inspecteur van het FANC in de trein aanwezig. Er
worden radiologische maatregelen genomen op het grondgebied die
ervoor zorgen dat de toegelaten limieten steeds worden
geregistreerd.
De maatregelen inzake
veiligheid en openbare orde worden genomen door de bevoegde
overheden, zoals de lokale en federale politie, het crisiscentrum
en het FANC, in overleg met de betrokken lidstaten, de
expediteur-transporteur, de bestemmeling enzovoort.
Het transport per schip is
technisch mogelijk, maar wordt in de praktijk alleen overwogen
indien er geen verbinding is over land. Noodmaatregelen zijn
makkelijker te treffen op land dan op zee. Het treintransport is
in dit geval de veiligste vervoerswijze.
Telerad is ontworpen voor de
opsporing van een nucleaire dreiging, in de eerste plaats een
radioactieve wolk afkomstig van een nucleaire site in binnen- of
buitenland. Het brengt de radioactieve besmetting die over een
groot geografisch grondgebied zou worden verspreid, in kaart.
Telerad is dus niet geschikt om radioactieve transporten op te
sporen of in het oog te houden. De uitwendige straling afgegeven
door de colli is veel te gering om gedetecteerd te worden.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux à la ministre de
l’Intérieur sur «le manque de tests
salivaires» (n° 5-1122)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Binnenlandse
Zaken over «het tekort aan speekseltests» (nr.
5-1122)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Er blijkt een algemeen tekort aan
speekseltests. Bijkomende leveringen zijn gepland. Op het
ogenblik zijn minstens 5000 tests dringend noodzakelijk.
Wat wordt er gedaan om over de
nodige speekseltests te beschikken? Hoe is het mogelijk dat de
uitgebreid aangekondigde campagne niet beter wordt opgevolgd?
Wanneer zullen er opnieuw
speekseltests beschikbaar zijn?
Wat is het gevolg van de
onbeschikbaarheid van de tests?
Wordt er op het ogenblik
opnieuw getest?
|
Mme Annemie
Turtelboom, ministre de l’Intérieur. –
|
Mevrouw Annemie Turtelboom,
minister van Binnenlandse Zaken. –
De speekseltest is enigszins het slachtoffer geworden van zijn
eigen succes maar dat neemt niet weg dat de hoeveelheden die de
FOD Justitie had besteld voor 2011 en 2012 fout waren ingeschat.
Eind april werd duidelijk dat de stock aan speekseltests voor de
lokale zones niet zou volstaan voor heel het jaar.
Ik heb aan de ministerraad
voorgesteld om de FOD Justitie te depanneren door extra
bestellingen te doen met middelen uit het gemeenschappelijk deel
van het verkeersboetefonds. Er wordt een klein half miljoen euro
uitgetrokken, waarmee 35.000 extra tests worden aangekocht, die
dit jaar en volgend jaar zullen kunnen worden gebruikt door de
lokale en federale politie. Er is dus een oplossing voor de
komende twee jaar. Dat voorstel werd goedgekeurd. Er is een
bijkomend budget ter beschikking gesteld. De bestelbrief van de
FOD Justitie is ondertekend en de bestelling is intussen
geplaatst. Binnen 25 werkdagen zullen de nieuwe tests beschikbaar
zijn. De stock is niet uitgeput. Er zullen verschuivingen
gebeuren tussen de zones, waardoor het probleem is opgelost.
|
(La séance
est levée à 12 h 10.)
|
(De vergadering wordt
gesloten om 12.10 uur.)
|