5‑273COM

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2013‑2014

Affaires sociales

Mardi 21 janvier 2014

Séance de l’après‑midi

5‑273COM

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2013‑2014

Sociale Aangelegenheden

Dinsdag 21 januari 2014

Namiddagvergadering

Compte rendu provisoire

 

Non encore approuvé par les orateurs.
Ne pas citer sans mentionner la source.

Voorlopig verslag

 

Nog niet goedgekeurd door de sprekers.
Niet citeren zonder de bron te vermelden.

Sommaire

Inhoudsopgave

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et secrétaire d’État à la Régie des bâtiments et au Développement durable et au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «le transfert des allocations familiales» (no 5‑3724) 3

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la rationalisation des procédures d’obtention d’une attestation de handicap» (no 5‑3881) 4

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la pauvreté touchant les personnes handicapées» (no 5‑3883) 7

Demande d’explications de Mme Cécile Thibaut au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la réforme des allocations aux personnes handicapées» (no 5‑4005) 7

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «les mesures permettant de soulager le centre d’appel pour personnes handicapées» (no 5‑3965) 11

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la reconnaissance des aidants proches» (no 5‑3966) 12

Demande d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la reprise du travail après un cancer» (no 5‑3978) 15

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la simplification de la procédure de demande d’allocation pour personne handicapée» (no 5‑4093) 18

Demande d’explications de Mme Dalila Douifi au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «le paiement des allocations familiales aux familles en règlement collectif de dettes» (no 5‑4606) 20

 

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling en aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de overheveling van de kinderbijslag» (nr. 5‑3724) 3

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «het stroomlijnen van de procedures om een attest van handicap te verkrijgen» (nr. 5‑3881) 4

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de armoede bij personen met een handicap» (nr. 5‑3883) 7

Vraag om uitleg van mevrouw Cécile Thibaut aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de hervorming van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap» (nr. 5‑4005) 7

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de maatregelen om het callcenter voor personen met een handicap te ontlasten» (nr. 5‑3965) 11

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de erkenning van mantelzorgers» (nr. 5‑3966) 12

Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de werkhervatting na kanker» (nr. 5‑3978) 15

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap» (nr. 5‑4093) 18

Vraag om uitleg van mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de uitbetaling van de kinderbijslag aan families met een collectieve schuldenregeling» (nr. 5‑4606) 20

 

Présidence de Mme Nele Lijnen

(La séance est ouverte à 14 h 25.)

Voorzitster: mevrouw Nele Lijnen

(De vergadering wordt geopend om 14.25 uur.)

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et secrétaire d’État à la Régie des bâtiments et au Développement durable et au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «le transfert des allocations familiales» (no 5‑3724)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling en aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de overheveling van de kinderbijslag» (nr. 5‑3724)

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Enige tijd geleden berichtten de media dat de gemeenschappen inspraak krijgen in de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers. Het beheerscomité heeft beslist zeven vertegenwoordigers van de gemeenschappen en van de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het beheersorgaan op te nemen om de deelentiteiten voor te bereiden op de overname van de bevoegdheid van het federale niveau. De overdracht van de kinderbijslag naar het gemeenschapsniveau moet tegen 2019 helemaal rond zijn.

Het beheerscomité bestaat momenteel uit 21 leden. Daar komen dus drie vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, twee van de Franse Gemeenschap, één van de Duitstalige Gemeenschap en één van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij.

Kan de staatssecretaris uitleggen hoe deze verdeling precies tot stand is gekomen? Het is namelijk de eerste keer dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie maar één vertegenwoordiger heeft. Tot nog toe werden altijd twee personen afgevaardigd, een Franstalige en een Nederlandstalige. Ik vind dit een gevaarlijk precedent. Hoe is dat te verklaren? Wat denkt de staatssecretaris ervan en hoe kunnen we de kwestie oplossen zonder dat gevaarlijk precedent te scheppen?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – De bevoegdheid inzake kinderbijslag wordt inderdaad op 1 juli 2014 aan de deelgebieden overgedragen. Het akkoord hierover voorziet in een verplichte overgangsperiode tot 31 december 2015, die facultatief kan worden verlengd tot 31 december 2019.

Tijdens de overgangsperiode is het belangrijk ervoor te zorgen dat de federale overheid en de deelgebieden kunnen samenwerken. Daarom krijgen de deelgebieden waaraan de bevoegdheid voor kinderbijslag wordt overgedragen, een vertegenwoordiging in het beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.

Met het oog daarop heeft de Ministerraad van 22 november 2013 in eerste lezing het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg en het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling van het beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers goedgekeurd. Deze ontwerpen bepalen dat drie vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, twee van de Franse Gemeenschap, twee van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en één van de Duitstalige Gemeenschap in het beheerscomité worden opgenomen. De ontwerpen zullen aan de eventuele opmerkingen van de Raad van State worden aangepast. Daarna zal ik de teksten voor een tweede lezing aan mijn collega’s in de Ministerraad voorleggen.

Een vertegenwoordiging van de deelgebieden in het beheerscomité van een federale openbare instelling is op zich een precedent, maar ze is noodzakelijk om de goede werking en uitbetaling te waarborgen.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het is de eerste keer dat we een concreet antwoord krijgen. Staatssecretaris Verherstraeten had ons die inlichtingen nog niet kunnen geven. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zal dus twee vertegenwoordigers hebben; dat is zoals het hoort. Niet het aantal telt, wel het evenwicht tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord.

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la rationalisation des procédures d’obtention d’une attestation de handicap» (no 5‑3881)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «het stroomlijnen van de procedures om een attest van handicap te verkrijgen» (nr. 5‑3881)

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Om een vermindering op de personenbelastingen of een vermindering op de onroerende voorheffing te kunnen genieten of om een parkeerkaart en andere sociale en fiscale voordelen te kunnen krijgen moeten personen met een handicap een attest van een invaliditeitsgraad van ten minste 66% voorleggen. Om in aanmerking te komen voor premies ter bevordering van de tewerkstelling van personen met een handicap moet ook een attest van invaliditeitsgraad of handicap worden voorgelegd. Om als persoon met een verworven beperking of handicap na een zware ziekte of ongeval terug aan de slag te mogen, moet eveneens een speciaal attest worden voorgelegd.

Hiervoor moeten personen met een handicap langs verschillende diensten passeren en telkens opnieuw hun verhaal doen en hun handicap of beperking en de ernst hiervan bewijzen. Adviserend geneesheren van het RIZIV, controleartsen van de FOD Sociale Zekerheid en arbeidsgeneesheren van de RVA werken elk binnen een specifiek kader en volgens bepaalde regels overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is. Ze werken elk vanuit een andere invalshoek en communiceren bovendien niet met elkaar. Het gevolg is dat de criteria uiteenlopen en personen met een handicap verloren lopen in de wirwar aan federale regeltjes en diensten. Personen met een handicap begrijpen trouwens niet waarom ze langs zoveel diensten en dokters moeten passeren. Hun handicap blijft toch steeds dezelfde.

Hoewel hun handicap meestal dezelfde blijft, zijn de attesten vaak maar beperkt geldig, met als gevolg dat personen met een handicap vóór het verlopen van de geldigheidsduur van hun attest terug naar de dokter of specialist moeten en opnieuw de hele procedure moeten doorlopen om het bestaan van hun al erkende handicap nogmaals te bewijzen. Dat jaagt zowel de personen met een handicap zelf als de sociale zekerheid op kosten.

Daarom had ik graag vernomen of de staatssecretaris met het oog op de administratieve vereenvoudiging en de stroomlijning van procedures ter attestering van een handicap reeds overleg heeft gepleegd met alle bevoegde ministers, zowel federaal als regionaal, om de beoordeling en attestering van de handicap en/of invaliditeitsgraad en arbeidsgeschiktheid te stroomlijnen en efficiënter te maken? Of plant hij een overleg hierover.

Is het mogelijk een enkele dienst hiervoor bevoegd te maken, over alle federale departementen heen, zodat personen met een handicap in de toekomst maar langs een enkele dienst moeten passeren?. Deze dienst moet natuurlijk beter worden uitgerust en omkaderd, zodat de attestering zelf ook veel professioneler, meer diepgaand en onderbouwd kan verlopen. De dokters zullen zelf ook beter en specifiek voor deze taak moeten worden opgeleid, zodat de beoordeling correct kan verlopen. Ervaring leert dat zo’n doktersbezoek bij de RVA of de FOD Sociale Zekerheid ongeveer vijf minuutjes duurt. Hoe kan die arts zo vlug de mate van een handicap bepalen? Dat noem ik pure waanzin. Wat is de visie van de staatssecretaris?

Zal hij tegelijkertijd ook laten bekijken of en in welke gevallen attesten van invaliditeit met het oog op het verkrijgen van fiscale en sociale voordelen een onbeperkt geldigheidsduur kunnen hebben? Zeker indien de handicap aangeboren is en/of sinds lang stabiel is of zal verslechten, is een attest met een onbeperkte geldigheidsduur zinvol.

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – In het kader van de grondige hervorming van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap zal een studieopdracht worden gegeven voor de evaluatie erkenningsprocedure van een handicap. Elke wetgeving heeft natuurlijk specifieke doelstellingen voor ogen. Daarom zijn de voorwaarden voor erkenning niet altijd identiek. Ik deel echter de bezorgdheid van de spreekster omtrent administratieve vereenvoudiging.

Al enige tijd is een werkgroep van het RIZIV en de directie-generaal Personen met een handicap bezig met synergieën uit te werken tussen het stelsel van hulp van derden binnen de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en het stelsel van erkenning van de handicap binnen de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

Wat administratieve vereenvoudiging betreft, kan ik meedelen dat de webservice Handiflux binnenkort volledig operationeel zijn. Ze zorgt voor elektronische uitwisseling van gegevens van de DG Personen met een handicap naar andere diensten die informatie nodig hebben. Deze maatregel moet de procedures voor de betrokken personen vereenvoudigen.

Een enkele dienst bevoegd maken lijkt mij niet noodzakelijk een vereiste te zijn. Het maakt niet uit op welke deur mensen met een handicap moeten aankloppen. Belangrijk is dat ze maar door één deur moeten om de nodige attesten te krijgen die overal geldig zijn.

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Kan de staatssecretaris meer inlichtingen geven over die uitwisseling van gegevens? Dat deel van zijn antwoord was me namelijk niet helemaal duidelijk.

De staatssecretaris is van oordeel dat het niet nodig is de diensten te fusioneren of liever te hervormen. Uiteraard moet het wettelijk kader worden gerespecteerd. Zoals ik zelf heb aangegeven, werken de diensten elk voor een specifiek doel, maar volgens mij moet het toch mogelijk zijn één dienst uit te rusten waar de dokter bijkomende specifieke beoordelingen kan verrichten of een attest kan uitreiken, bijvoorbeeld in het kader van arbeidsongeschiktheid, en bijkomende informatie verstrekken.

De basisvraag is en blijft of een persoon al dan niet een handicap heeft. Het kan zo eenvoudig zijn als dat wordt vastgesteld in een bepaalde dienst. Wie zich later opnieuw moet aandienen, bijvoorbeeld voor arbeidsongeschiktheid, kan zich terug naar die dienst begeven, ook al wordt hij daar dan onderzocht door een andere dokter. Die knowhow zit dan geïntegreerd in één dienst en één basisdossier. Nu zijn de dossiers over diverse diensten verspreid en wordt daarover niet aan gegevensuitwisseling gedaan.

Wat wil de minister trouwens bereiken met de gegevensuitwisseling waarvan sprake? Waarom moeten er dan verscheidene diensten zijn? Betekent dit dat personen zich niet meer bij de andere diensten moeten aanbieden?

Werd de studieopdracht al toegekend? Wanneer zal dat gebeuren als dat nog niet gebeurd is? Wanneer mogen wij de resultaten ervan verwachten ?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Handiflux is een dienst om basisgegevens in verband met de medische toestand uit te wisselen. De studieopdracht wordt over enkele weken gelanceerd.

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la pauvreté touchant les personnes handicapées» (no 5‑3883)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de armoede bij personen met een handicap» (nr. 5‑3883)

Demande d’explications de Mme Cécile Thibaut au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la réforme des allocations aux personnes handicapées» (no 5‑4005)

Vraag om uitleg van mevrouw Cécile Thibaut aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de hervorming van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap» (nr. 5‑4005)

Mme la présidente. – Je vous propose de joindre ces demandes d’explications. (Assentiment)

De voorzitster. – Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Ter informatie deel ik mee dat ik deze vraag ook heb gesteld aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding.

Guido Van Hal, professor medische sociologie aan de Universiteit Antwerpen, trekt aan de alarmbel: één op de drie gehandicapten gaat niet naar de tandarts of koopt geen bril, hoewel hij er een nodig heeft. Bij de gehandicapten uit de lichtste categorieën stelt zelfs bijna de helft medische verzorging uit. “Mensen met een handicap beknibbelen op hun gezondheidszorg omdat ze er te weinig geld voor hebben”, zegt professor Van Hal, “Een kwart van de personen met een handicap leeft volgens onze analyse onder de armoedegrens. Ter vergelijking, in de algemene bevolking gaat het maar om één op tien personen.”

Personen met een handicap bevinden zich zeer duidelijk in een achtergestelde positie. De problematiek van armoede bij personen met een handicap is al eerder uit vele studies gebleken. Zowel de Universiteit Gent als de KU Leuven hebben dat al uitvoerig onderzocht. Wetenschappelijke conclusies uit hun studies bevestigen en ondersteunen de alarmsignalen van verenigingen van personen met een handicap: een op vier mensen met een handicap leeft onder de armoedegrens, die is vastgesteld op een maandelijks leefbudget van 1000 euro. Een groot deel van de personen met een handicap geeft aan veel tot heel veel te moeten uitgeven aan medische kosten, meer zelfs dan aan huishuur of de afbetaling van de woning. De noden, en bijgevolg ook de ondersteuningsbehoeften, zijn dus heel groot. De overheid deed tot nu toe echter weinig om die problemen concreet aan te pakken naar aanleiding van de bekendmaking van die onderzoeksresultaten.

De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft gemeld dat artsen vanaf 2015 bij patiënten met bepaalde chronische ziekten en of een handicap de derdebetalersregeling zullen kunnen toepassen. Die maatregel is goed, maar komt er pas over anderhalf jaar. Het verandert niets aan de kern van het probleem, namelijk dat vele personen met een handicap moeilijk of niet rondkomen met hun inkomen of uitkering.

De problemen zijn de staatssecretaris nochtans niet onbekend. Op 26 november 2012 bracht hij zelf een persbericht uit waarin hij terecht stelde dat de wet van 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap verouderd is en dringend aan herziening toe is. We hebben sindsdien niet veel meer gehoord betreffende het voornemen om het stelsel te hervormen.

Het is nu echt hoog tijd om in te grijpen en structurele en concrete maatregelen te nemen teneinde de precaire situatie van vele personen met een handicap te verbeteren.

Mijnheer de staatssecretaris, wat bent u concreet van plan om op zeer korte termijn personen met een handicap die niet of nauwelijks kunnen rondkomen met hun uitkering of inkomen, te helpen?

In welke mate is over dit probleem overleg geweest met de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de staatssecretaris bevoegd voor Armoedebestrijding en de regionale ministers van Welzijn?

Wanneer mogen we concrete voorstellen verwachten ter hervorming of vervanging van de wet van 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap?

Bestaat er een algemeen plan van aanpak om de precaire leefsituatie van personen met een handicap aan te pakken?

De staatssecretaris voor Armoedebestrijding heeft geantwoord dat dit probleem uw bevoegdheid is. Ze heeft me ook meegedeeld dat u ervoor heeft gekozen om niet mee te werken aan het plan ter bestrijding van de armoede in het kader van de open coördinatiemethode, omdat u een eigen plan wilt voorleggen.

Mijnheer de staatssecretaris, we zijn intussen al bijna aan het einde van de regeerperiode. De verkiezingen komen eraan. Wat kan u concreet voorleggen ?

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – L’accord de gouvernement du 1er décembre 2011 prévoyait une réforme importante des allocations aux personnes handicapées et précisait que « le gouvernement mènera une évaluation de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées et proposera une réforme globale du régime afin de le simplifier, de moderniser les critères d’évaluation du handicap, ainsi que, en fonction des disponibilités budgétaires, réduire et si possible supprimer les pièges à l’emploi et le prix de l’amour ».

C’est dans ce cadre que vous avez développé, monsieur le secrétaire d’État, une large consultation des acteurs du secteur du handicap avec pour objectif de proposer un premier projet de texte modificatif de la loi du 27 février 1987 pour la fin de l’année 2012. Cette consultation a été un véritable succès – et je m’en réjouis – avec pas moins de 272 contributions, à la suite desquelles une synthèse réalisée par vos soins a été envoyée à l’ensemble des acteurs.

Aujourd’hui, un an après cette consultation et à quelques mois de la fin de la législature, je souhaite faire le point sur l’avancement de ce projet.

Monsieur le secrétaire d’État, pouvez-vous me préciser si l’intention de réformer les allocations aux personnes handicapées, mentionnée dans l’accord de gouvernement, est toujours prévue avant la fin de cette législature ?

Dans l’affirmative, quelles sont les mesures principales que vous envisagez ?

Avez-vous prévu un budget complémentaire dans le cadre de cette réforme ?

Quelles dispositions entendez-vous prendre pour supprimer les pièges à l’emploi et le prix de l’amour ?

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). –

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Ik deel de analyse over de moeilijkheden waarmee talrijke personen met een handicap worden geconfronteerd. Helaas moeten sommige personen met een handicap soms de betaling van medische kosten uitstellen om hun dagelijkse behoeften, zoals voeding, kleding en energiefacturen, te kunnen bekostigen.

De resultaten van de Handilab-studie, die in december 2012 werden gepubliceerd, bevestigen dat. De mensen van het terrein hebben trouwens dezelfde vaststellingen geformuleerd tijdens de raadpleging die ik van juni tot september 2012 heb gehouden. De wetenschappelijke validatie van de ervaringen op het terrein onderstreept de noodzaak het stelsel van de tegemoetkomingen bij te sturen.

De resultaten van het Handilab-onderzoek hebben niet alleen de aandacht gevestigd op de precaire levensomstandigheden van gezinnen met personen die een tegemoetkoming ontvangen, maar het onderzoek wees ook uit dat personen met een matige beperking de meeste extra kosten hebben en dat voor hen het beleid inzake personen met een handicap het minst doeltreffend is. Een verhoging van het basisbedrag voor de categorieën twee en drie van de integratietegemoetkoming zou het mogelijk moeten maken dit armoederisico te beperken.

Ik heb op 19 december van vorig jaar een oriëntatienota aan de Ministerraad voorgelegd. Daarin staan een aantal opties die de volgende regering moeten inspireren om de nodige bijsturingen te doen.

En effet, madame la sénatrice, la réflexion sur la réforme de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées a été entamée par une large consultation du secteur. La synthèse des contributions à l’évaluation de ladite loi a permis de dégager sept principes pour une réforme globale du régime : le renforcement du soutien à l’intégration ; l’évaluation du handicap ; la lutte contre la pauvreté ; la lutte contre les pièges à l’emploi ; l’allocation d’intégration et les coûts supplémentaires ; la simplification administrative ; la définition et l’imputation des revenus.

L’adoption de ces sept principes constitue une étape de la réforme et permettra de fixer ses grandes orientations. Elle servira de référence pour le prochain gouvernement, qui décidera de la mise en œuvre de la réforme dans la limite des moyens disponibles. Cette réforme pourra être implémentée progressivement.

La note est également utile dans le cadre de la modernisation en cours de l’outil informatique de la direction générale Personnes handicapées. Il est donc indiqué que le développement du nouvel outil tienne compte du cadre de la réforme du régime des allocations, laquelle sera entièrement réalisée au 1er janvier 2017. Les initiatives nécessaires à la modernisation du système informatique ont été prises ; une procédure européenne de marché public portant sur un nouveau système appelé « Handicare »est en cours.

À mon initiative, des crédits ont été inscrits au budget 2014 pour la mise en œuvre du marché ; celui-ci pourra donc être exécuté dès le début de cette année afin de fournir à la direction générale Personnes handicapées un système efficient. Je reste d’ailleurs à la disposition de votre commission pour détailler la note d’orientation.

 

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Ik had in antwoord op een andere vraag al vernomen dat u een oriëntatienota aan de Ministerraad had voorgelegd. Het is interessant te vernemen dat er zeven principes worden gevolgd voor de hervorming van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Ik heb begrepen dat de nieuwe maatregelen pas in 2017 zullen worden uitgevoerd, met andere woorden, pas over drie jaar. Ik vraag me af waarom het zo lang moet duren.

Ik kan begrijpen dat de middelen beperkt zijn, maar u heeft toch meer dan drie jaar de tijd gehad om een hervorming door te voeren. Ik begrijp niet dat de volgende regering pas de hervorming eventueel zal doorvoeren, want daarover bestaat immers geen garantie. De volgende regering is niet gebonden aan wat de huidige regering beslist. Ik ben zeer nieuwsgierig naar wat er zal gebeuren. Ik betreur dat dit dossier opnieuw naar een volgende regering wordt doorgeschoven. In mijn ogen heeft u niets gepresteerd op dat vlak. Ik betreur dat ten zeerste.

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Je vous remercie, monsieur le ministre, pour votre réponse. Nous sommes au moins d’accord sur la nécessité de réformer globalement le régime.

Je partage bien entendu les sept principes de cette note d’orientation. Toutefois, nous ne sommes pas du tout en accord quand il s’agit de ce que vous aviez promis dans la note de gouvernement. Il y est bien précisé que « le gouvernement mènera une évaluation (…) et proposera une réforme ». Je suis vraiment surprise de constater ici que votre cabinet se comporte comme un bureau d’études et formulera des recommandations à l’intention du prochain gouvernement. Cela me paraît plutôt curieux et dommageable pour le citoyen.

La réforme doit être réalisée, dites-vous, pour le 1er janvier 2017. Je rappelle que plusieurs propositions parlementaires avaient été mises sur la table, résultant d’un travail considérable. Vous nous avez empêchés de poursuivre sous prétexte que vous travailliez en concertation avec le secteur. J’aurais préféré que nous avancions de manière coordonnée, au niveau parlementaire, pour pouvoir aboutir avec des engagements clairs et précis pour les personnes handicapées.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). –

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «les mesures permettant de soulager le centre d’appel pour personnes handicapées» (no 5‑3965)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de maatregelen om het callcenter voor personen met een handicap te ontlasten» (nr. 5‑3965)

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Naar aanleiding van de perikelen met de bereikbaarheid van het callcenter voor personen met een handicap in 2011 en 2012 en de resultaten van de audit naar de werking van het callcenter, nam de FOD maatregelen om die werking te verbeteren.

In februari 2013 zegde de staatssecretaris dat hij naast deze maatregelen eveneens werkte aan andere mogelijkheden om de druk op het callcenter te laten dalen. Ook andere eerstelijnsactoren zouden personen met een handicap over hun administratieve situatie moeten kunnen informeren. De staatssecretaris dacht daarbij specifiek aan de ziekenfondsen. Dat volgens hem ambitieuze project zou het leven van personen met een handicap moeten vereenvoudigen.

Graag vernam ik hoever het staat met de plannen om naast het callcenter ook andere eerstelijnsactoren zoals de ziekenfondsen in te schakelen? Aan welke andere eerstelijnsactoren denkt de staatssecretaris nog? Wat met de OCMW’s, die lokaal een goed aanspreekpunt voor burgers zijn? Welk tijdspad en welke concrete stappen heeft de staatssecretaris voor ogen? Welke wettelijke en praktische obstakels zijn er om eerstelijnsactoren te betrekken? Hoe zal de financiering worden geregeld, want bijkomende taken betekenen misschien ook extra werk?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – De OCMW’s hebben in oktober 2012 toegang gekregen tot Handiweb, de onlinedienst voor het raadplegen van dossiers van een personen met een handicap. Ze gebruikten al Communit-e, de onlinedienst voor het registreren van aanvragen. Ook de ziekenfondsen hebben nu toegang tot beide systemen.

Op die manier zullen deze actoren, die altijd veel vragen kregen, maar geen toegang hadden tot de nodige informatie, personen met een handicap beter kunnen begeleiden. Ze kunnen immers zelf dossiers inbrengen en volgen. De toegang tot de onderdelen “raadpleging van het dossier” en “een aanvraag indienen” zorgt er dus voor dat personen met een handicap veel efficiënter en sneller geholpen kunnen worden. Hun dossiers kunnen ook beter administratief en medisch up-to-date worden gehouden.

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Begrijp ik het goed dat de ziekenfondsen dus niet meer nodig zijn?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s. – Integendeel, het gaat om een samenwerking met de ziekenfondsen, met het oog op een betere dienstverlening.

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Krijgen de ziekenfondsen dan ook extra geld of moeten ze het doen met de bestaande budgetten?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s. – Ze krijgen geen extra fondsen. Het is een dienstverlening aan hun leden.

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la reconnaissance des aidants proches» (no 5‑3966)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de erkenning van mantelzorgers» (nr. 5‑3966)

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Op initiatief van de staatssecretaris heeft de Ministerraad op vrijdag 22 maart 2013 het voorontwerp van wet betreffende de erkenning van de mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat, goedgekeurd. Mantelzorgers zijn personen – ouder, kind, echtgenoot of een naaste – die ondersteuning en zorg verlenen aan een zieke of gehandicapte persoon die zich in een situatie van grote zorgafhankelijkheid bevindt. Mantelzorgers staan in voor een bijzondere begeleiding van die persoon zonder dat ze daar tot op vandaag een juridische erkenning voor krijgen.

Ik onderschrijf volledig dat mantelzorgers een belangrijke rol spelen in de zorg thuis. Om die mantelzorgtaken te kunnen blijven opnemen, moeten ze beter worden gewaardeerd en ondersteund. Ook de terechte vraag van mantelzorgers naar erkenning en een statuut is volkomen begrijpelijk, aangezien ze momenteel in een soort van vacuüm werken.

Volgens de tekst van het voorontwerp is de mantelzorger de persoon die doorlopend en regelmatig hulp en bijstand verleent aan de geholpen persoon. De mantelzorger moet de bijstand en hulp op een niet-professionele wijze verlenen, kosteloos en in samenwerking met ten minste een professionele zorgverlener. De tijdsinvestering moet gemiddeld twintig uur per week zijn op een periode van zes maanden en een invloed hebben op de beroeps- en/of familiale situatie van de mantelzorger.

Per geholpen persoon kan een mantelzorger, met het akkoord van de geholpen persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger, bij zijn ziekenfonds een erkenningsaanvraag indienen door een verklaring op erewoord.

Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag vernomen wat precies de bedoeling is van zo’n erkenning als mantelzorger? Welke wettelijke gevolgen zijn hieraan verbonden? Volgens u is deze maatregel een doorbraak naar een statuut voor mantelzorgers. Kunt u meedelen hoe het volwaardige statuut voor mantelzorgers er moet uitzien? Welke stappen zult u doen voor het einde van deze legislatuur?

Hoe is de afstemming met de regionale ministers bevoegd voor Welzijn gebeurd? Wat is het resultaat hiervan ?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het regeerakkoord van 6 december 2011 omvat volgende passage: “De acties ten gunste van de “grote zorgafhankelijkheid” in samenwerking met de deelstaten zullen worden geoptimaliseerd. Zo zal de regering in samenwerking met laatstgenoemden de mantelzorg beter waarderen, in functie van de budgettaire mogelijkheden.”

Ik heb dan ook op de Ministerraad van 22 maart 2013 een voorontwerp van wet betreffende de erkenning van de mantelzorger voorgelegd. Dit voorontwerp bevat een definitie van het begrip “mantelzorger”. Deze doorbraak, waarop de mantelzorgers al zo lang wachten, vormt een grote stap voorwaarts en geeft erkenning aan heel wat medeburgers.

In uitvoering van de beslissing van de Ministerraad heb ik aan de verschillende adviesraden en aan de sociale partners de nodige adviezen gevraagd over het voorontwerp van wet. Inmiddels heb ik alle adviezen ontvangen.

De Federale Adviesraad voor ouderen gaf op 25 juni 2013 een advies en het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen bracht op 30 september 2013 advies uit. De Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap gaf advies op 18 november 2013 en de Nationale Arbeidsraad bracht op 26 november 2013 advies uit. De gemeenschappen en gewesten werden tweemaal geconsulteerd in het kader van de werkgroep Zwaar Zorgbehoevenden van de interministeriële conferentie Sport, Welzijn en Gezin, deel Personen met een handicap.

Conform de beslissing van de Ministerraad worden deze adviezen momenteel bestudeerd in een werkgroep Beleidscoördinatie. Daarna zal het voorontwerp van wet voor advies naar de Raad van State worden gezonden. Eventuele door de Raad van State gevraagde aanpassingen zullen aan de Ministerraad ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Pas dan kan het ontwerp van wet ter ondertekening aan het Staatshoofd worden voorgelegd, met het oog op de indiening ervan in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Ik dank de staatssecretaris voor het interessante antwoord op een vraag die ik niet had gesteld. Ik weet immers hoe de procedure verloopt.

Ik wilde vernemen wat die erkenning door het ziekenfonds betekent voor de mantelzorgers. Welke wettelijke gevolgen zijn daaraan verbonden? Op die vraag heeft de staatssecretaris niet geantwoord.

Geeft de erkenning door een ziekenfonds aan de mantelzorgers een volwaardig statuut? Een “volwaardig statuut” betekent voor mij iets helemaal anders. Iemand waarderen houdt ook een financiële incentive in. Nu moet de mantelzorger een verklaring afleggen, maar krijgt hij/zij daarna een lege doos.

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het gaat om een loutere erkenning, niet meer en niet minder, maar een erkenning is belangrijk in een beginfase.

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Daar ben ik het volkomen mee eens, maar een erkenning biedt geen meerwaarde. Wat zal er met die mantelzorgers gebeuren en welke zijn de fiscale gevolgen van die erkenning?

Ik ben van oordeel dat deze aangelegenheid veel ruimer moet worden bekeken dan als een loutere erkenning. Een mantelzorger zet zich fantastisch in en er zijn duizenden mantelzorgers die elke dag een inspanning doen voor hun kwetsbare medemens. Daaraan mag dan toch wel wat meer vasthangen dan een loutere erkenning.

Demande d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la reprise du travail après un cancer» (no 5‑3978)

Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de werkhervatting na kanker» (nr. 5‑3978)

Mme Cindy Franssen (CD&V). –

Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). – Na kanker opnieuw aan de slag gaan is voor vele patiënten belangrijk, maar niet altijd even evident. In haar campagne, Werken na kanker, van vorig jaar vroeg de Vlaamse Liga tegen kanker aandacht voor de verschillende knelpunten op dit gebied. Ze wilde de problemen inzake werkhervatting in kaart te brengen.

Uit reacties op de campagne bleek dat het systeem van toegelaten arbeid, dat mensen die arbeidsongeschikt zijn de mogelijkheid geeft het werk deeltijds te hervatten en toch een deel van de ziekte-uitkering te behouden, om twee redenen gebrekkig functioneert.

Ten eerste is het te weinig flexibel. Patiënten die bijvoorbeeld meer dan halftijds willen werken en de rest van de tijd in ziekteverlof willen blijven, krijgen daarvoor van sommige adviserend geneesheren geen toestemming. Vanuit een voltijds uurrooster is het bovendien niet mogelijk de werktijd geleidelijk af te bouwen. Als voltijds werken te zwaar blijkt te zijn, wat niet altijd meteen duidelijk is, kan men niet meer terug naar het systeem van de toegelaten arbeid.

Ten tweede is het systeem erg complex en hebben patiënten onvoldoende informatie over de gevolgen van toegelaten arbeid op hun sociale rechten. Ook hier een concreet voorbeeld. Als iemand zijn werk toch nog niet aankan en terug moet naar volledige arbeidsongeschiktheid, hoe zit het dan met de ziekte-uitkering? Hoe worden de vakantiedagen berekend als men in het systeem van toegelaten arbeid stapt? Door deze onduidelijkheden durven mensen vaak de stap niet te zetten. Het systeem vormt dus een inactiviteitsval, ook al is het psychologisch bijzonder belangrijk dat men opnieuw aan het werk kan, ook al is men niet volledig genezen verklaard.

De Vlaamse Liga tegen kanker formuleerde vorig jaar verschillende beleidsvoorstellen. Specifiek in verband met de toegelaten arbeid stelde de Liga het plan Back to work voor. Het houdt een administratieve vereenvoudiging in en betere voorwaarden voor de toegelaten arbeid, een informatiecampagne om werkgevers en werknemers bewust te maken van de mogelijkheden van toegelaten arbeid en maatregelen die het voor chronisch zieken mogelijk maken om vlot af te wisselen tussen periodes van werken en periodes van ziekteverlof.

Begin dit jaar heb ik deze vraag ook al aan minister van Werk gesteld. Ze wilde maatregelen nemen om aan de voorstellen van de liga tegemoet te komen. Zo gaf de minister aan dat de geneeskunde en de technieken zozeer zijn geëvolueerd dat werken tijdens een behandeling in bepaalde gevallen mogelijk is. Door de medische vooruitgang wordt kanker ook meer en meer een chronische ziekte. De minister wil de regelgeving daaraan aanpassen en samen met de staatssecretaris naar oplossingen zoeken.

Ons hele systeem van tewerkstelling, vervangingsinkomens en gezondheidszorg is nu sterk afgestemd op acute ziekten. Mensen moeten zo snel mogelijk opnieuw actief worden op de arbeidsmarkt. Vele ziekten evolueren echter meer en meer naar een chronische ziekte en daar heeft ons huidige systeem nog geen volledig antwoord op. We moeten dan ook zowel ons gezondheids- als ons tewerkstellingssysteem op deze evolutie afstemmen.

Wat heeft de staatssecretaris intussen met het voorstel van de Vlaamse Liga tegen Kanker gedaan? Welke maatregelen plant hij nog in dit verband?

Op welke manier zal de staatssecretaris, in samenwerking met de minister van Werk, uitzoeken hoe ons systeem van tewerkstelling en gezondheidszorg kan worden aangepast aan de steeds groter wordende groep van chronisch zieken? Hoever staat het overleg met de minister van Werk over het aanpassen van de regelgeving? Zijn er reeds oplossingen gevonden? Zo ja, welke?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Aangezien het project Back to work voor de regering een prioriteit vormt, neemt ze stelselmatig nieuwe initiatieven om de patiënten die als arbeidsongeschikt erkend zijn, te stimuleren om naar de arbeidsmarkt terug te keren.

In dit kader kwam er een wetswijziging zodat patiënten niet langer vooraf de toestemming van de adviserend geneesheer moeten vragen om tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid het werk, al dan niet gedeeltelijk, te hervatten. Deze wijziging is sinds 12 april 2013 van kracht. Dat leverde een soepeler procedure o: de betrokkene moet alleen nog met een uniek formulier ten laatste op de eerste werkdag die aan de hervatting voorafgaat, de werkhervatting aan het ziekenfonds meedelen en dan pas toestemming aan de adviserend geneesheer moet vragen. Zodra de aangifte en de aanvraag zijn ingediend, mag de gerechtigde dus het werk hervatten.

De regering heeft ook beslist in samenwerking met de vertegenwoordigers van de werknemers en de werkgevers een sensibiliseringscampagne over de geleidelijke werkhervatting op touw te zetten. Voor de verzekerden werd een informatiebrochure gemaakt, die op de website van het RIZIV beschikbaar is. Daarnaast is er ook een brochure die de werkgevers sensibiliseert en informeert over het systeem van de geleidelijke werkhervatting.

De gerechtigde die een toegelaten activiteit uitoefent, zal in beperkte mate zijn beroepsinkomen uit die activiteit kunnen cumuleren met de ongeschiktheidsuitkeringen. Het in werkdagen gewaardeerde beroepsinkomen uit de toegelaten activiteit zal in mindering worden gebracht op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

In de Technisch Medische Raad van de dienst Uitkeringen van het RIZIV werd een werkgroep opgericht die voorstellen van re-integratietrajecten heeft geformuleerd voor verzekerden met een bijzondere gezondheidstoestand, zoals kankerpatiënten. Het verloop van deze ziekte kent verschillende fasen: de fase van diagnose en behandeling, de remissiefase en de fase van genezing. Tijdens de behandeling zijn deze patiënten niet altijd in staat om te werken. De werkgroep heeft daarom voorstellen geformuleerd om rekening te houden met de verschillende fasen van de ziekte en om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te vereenvoudigen, indien de gezondheidstoestand van de patiënten een terugkeer mogelijk maakt.

Deze voorstellen werden besproken op het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor loontrekkenden van het RIZIV. Momenteel maken ze het voorwerp uit van een overleg tussen de minister van Werk en mijzelf waarin we de algemene aanpak en de weerslag van de voorstellen op arbeidsrechtelijk vlak bespreken.

Mme Cindy Franssen (CD&V). –

Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). – Ik dank de staatssecretaris voor dit positieve antwoord. Er is al goed werk verricht, vooral op het gebied van meer soepele procedures voor werkhervatting.

Ik dring er echter op aan ook iets te doen met de aanbevelingen die de werkgroep deed in geval van recidive. Dat is belangrijk voor mensen die grotendeels aan het werk zijn, terwijl ze ook een beperkte ziekte-uitkering genieten, maar die vaststellen dat het werk toch te zwaar is. Ook op dat vlak moeten we een tandje bijsteken, want uiteindelijk zijn het communicerende vaten. Voor wie een bepaalde periode opnieuw minder moet gaan werken, omdat hij het fysiek of mentaal niet aankan, moet er een systeem zijn dat het verlies aan inkomen sneller opvangt door de ziekte-uitkering opnieuw te verhogen. Iedereen zo snel mogelijk terug naar de arbeidsmarkt, daarvoor zijn de maatregelen genomen, maar ook de omgekeerde weg moet op een meer flexibele manier mogelijk zijn. Dat is trouwens niet alleen voor kankerpatiënten belangrijk, maar ook voor heel wat andere chronisch zieken.

Demande d’explications de Mme Helga Stevens au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «la simplification de la procédure de demande d’allocation pour personne handicapée» (no 5‑4093)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap» (nr. 5‑4093)

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Elk jaar ontvangt de FOD Sociale Zekerheid meer dan 150.000 door artsen ingevulde aanvragen voor een tegemoetkoming voor een handicap. Vandaag is de aanvraagprocedure zeer omslachtig. De aanvrager moet bij de gemeente een blanco afgedrukt formulier halen. Dat formulier, met een unieke streepjescode, bestaat uit drie delen. Deel I moet door de aanvrager zelf worden ingevuld, Deel II door de behandelende arts en Deel III ofwel door de aanvrager zelf ofwel door zijn arts. Het formulier wordt vervolgens per post naar de FOD Sociale Zekerheid gestuurd. Bovendien moet de persoon met een handicap vaak nog afzonderlijke formulieren met dezelfde inhoud invullen of laten invullen door zijn arts en aan andere overheidsdiensten of ziekenfondsen bezorgen.

Een proefproject met tien artsen zou een sterk vereenvoudigde procedure uittesten. De vragenlijsten zouden ingekort worden zodat de arts zo weinig mogelijk vragen moet beantwoorden en hij het formulier – samen met al bestaande documenten – digitaal kan doorsturen. De andere delen van het formulier, die de aanvrager moet invullen, worden per post opgestuurd, maar worden in Brussel gescand. Die gegevens zouden worden gecentraliseerd in de database van de Sociale Zekerheid. Via eBox, de beveiligde elektronische brievenbus van het eHealth-platform, zijn ze toegankelijk voor de bevoegde artsen van andere overheidsdiensten en ziekenfondsen.

Het proefproject werd ruim een half jaar geleden gelanceerd. Graag had ik daarover meer gegevens gekregen:

Wanneer is het proefproject effectief gestart en hoelang zal het nog lopen?

Waarom werken maar tien artsen mee aan het proefproject? Wie zijn die artsen en hoe werden ze geselecteerd? Hangt de selectie samen met een geografische regio?

Aan de hand van welke criteria zal het proefproject worden geëvalueerd?

Wat zal er concreet gebeuren na een eventuele positieve evaluatie van het proefproject?

Alle gegevens zullen worden gecentraliseerd in de database van de Sociale Zekerheid. Via eBox, de beveiligde elektronische brievenbus van het eHealth-platform, zijn ze toegankelijk voor de bevoegde artsen van andere overheidsdiensten en ziekenfondsen. Hoe wordt de privacy van de personen met een handicap gegarandeerd, zeker ten opzichte van de ziekenfondsen? Volgens mij mag enkel toegang tot deze gegevens worden verleend indien dat echt nodig is, bijvoorbeeld in het kader van een onderzoek naar de invaliditeit door het RIZIV of naar de arbeidsongeschiktheid door de RVA. Zelfs in die gevallen zijn er duidelijke werkafspraken of protocollen nodig zodat de privacy gewaarborgd is. Hoe is dat geregeld? Wordt de persoon met een handicap op de hoogte gebracht indien er een vraag is tot toegang tot zijn gegevens? Moet die persoon toestemming geven?

Hebben de regionale overheidsdiensten, zoals het VAPH en het AWIPH, ook toegang tot de datagegevens in het eHealth-platform? Zo ja, hoe is dat precies geregeld? Zo nee, waarom nog niet?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het proefproject is op 9 oktober 2013 effectief gestart en liep tot 31 oktober.

Het is niet juist dat er maar tien artsen mochten meewerken aan het proefproject. Op 6 september 2013 is via de website van de DG Personen met een handicap en het RIZIV een oproep aan de artsen gericht; die oproep werd herhaald op 15 oktober 2013. Negentien huisartsen – veertien Nederlandstalige en vijf Franstalige – zijn ingegaan op de oproep en hebben meegewerkt aan het proefproject. Het doel van het proefproject was na te gaan of het proces verloopt zoals het hoort te verlopen.

Het beknopt gezondheidsdossier, of SUMEHR, en de eventuele bijlagen die de behandelende arts naar de eBox van de DG Personen met een handicap stuurt, al dan niet met aankruising in het eHealth-bericht dat het om een “belangrijk” dossier gaat, met andere woorden een dossier dat in aanmerking komt voor versnelde behandeling, moeten immers worden gekoppeld aan de informatie die de persoon met een handicap op papier aan de DG Personen met een handicap bezorgt.

Het proefproject is inmiddels afgesloten met een positieve evaluatie. Tijdens het proefproject is evenwel vastgesteld dat sommige SUMEHR’s niet in overeenstemming waren met de eisen die door het eHealth-platform zijn opgelegd en bijgevolg niet bruikbaar zijn.

Daarom wordt momenteel een lijst opgemaakt van de softwarepakketten die voor het elektronische patiëntendossier worden gebruikt, die wél aan de eisen voldoen. Behandelende artsen     die           met zo’n softwarepakket werken zullen vanaf 31 januari 2014 de medische gegevens op beveiligde wijze elektronisch kunnen opsturen naar de eBox van de DG Personen met een handicap.

Wanneer de DG Personen met een handicap medische gegevens ter beschikking wil stellen van andere diensten, dan heeft ze hiervoor de machtiging nodig van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en Gezondheid, afdeling Gezondheid.

De volgende diensten komen in aanmerking om die gegevens te raadplegen:      het Vlaams Agentschap personen met een handicap (VAPH),               l’Agence Wallonne pour l’Intégration des personnes handicapées (AWIPH), het Centrum voor rijgeschiktheid en voertuigaanpassing van het Belgisch Instituut voor verkeersveiligheid (CARA), het Bestuur van de medische expertise (Medex), de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB) en het Rijksinstituut        voor de ziekte     en invaliditeitsverzekering (RIZIV).

Mme Helga Stevens (N‑VA). –

Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Ik ben blij te vernemen dat het proefproject, op relatief korte termijn, werd afgerond.

Ik heb begrepen dat de Privacycommissie een advies verleent. Hebben de personen met een handicap zelf inspraak in het ter beschikking stellen van hun gegevens? Hun gegevens worden tenslotte zomaar gedeeld met andere diensten. Ik kan me voorstellen dat de mededeling van gegevens gerechtvaardigd is als ze gebeurt in het kader van een expliciete vraag van een overheidsdienst naar aanleiding van een aanvraag door de persoon met een handicap zelf, maar ze kunnen toch niet in alle gevallen worden meegedeeld?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – We wachten nog op het antwoord van de Privacycommissie.

Demande d’explications de Mme Dalila Douifi au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur «le paiement des allocations familiales aux familles en règlement collectif de dettes» (no 5‑4606)

Vraag om uitleg van mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de uitbetaling van de kinderbijslag aan families met een collectieve schuldenregeling» (nr. 5‑4606)

Mme Dalila Douifi (sp.a). –

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Op 13 april 2013 werd de wet die de procedure voor collectieve schuldenregeling aanpast, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Zo krijgt de rechter de taak erop toe te zien dat alle posten die onontbeerlijk zijn voor het behoud van de menselijke waardigheid, ingeschreven worden in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling en dat het leefgeld geïndexeerd wordt.

De wet werd aangevuld met een bepaling die expliciet stelt dat de schuldbemiddelaar verantwoordelijk is voor een tijdige uitbetaling van het leefgeld op de data die werden overeengekomen met de verzoeker of die werden bepaald in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling. Dit geld mag niet meer worden gebruikt om de schulden af te betalen, zoals voordien wel vaak gebeurde.

Momenteel wordt de kinderbijslag in geval van collectieve schuldenregeling aan de schuldbemiddelaar uitbetaald. De wet schrijft voor dat het leefgeld van het betrokken gezin en van de betrokkene die recht heeft op alimentatie, kinderbijslag of beide, ten minste het leefloon moet bedragen, vermeerderd met de kinderbijslag. De kinderbijslag moet dus bij het gezin terechtkomen.

Acht de staatssecretaris deze regeling in het voordeel van de kinderen voor wie de kinderbijslag toch bedoeld is? Hoe staat hij tegenover het voorstel om de kinderbijslag rechtstreeks uit te betalen aan de ouders die in een procedure van collectieve schuldenregeling zitten? Werd deze wetgeving al geëvalueerd en zal de huidige regeling in die zin in de nabije toekomst worden aangepast?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. –

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Artikel 2, 2º, van de wet van 26 maart 2012 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek voerde het principe in dat bij een collectieve schuldenregeling het leefgeld dat de schuldenaar ontvangt, nooit lager kan zijn dan het bedrag van het leefloon, vermeerderd met het bedrag van de gezinsbijslagen. Op deze manier houdt de samenstelling van het leefgeld rekening met de gezinssituatie van de schuldenaar en biedt men de schuldenaar en zijn gezin meer zekerheid op een menswaardig bestaan.

Deze situatie, een verhoging van het minimumleefgeld met een bedrag gelijk aan de gezinsbijslagen, is te onderscheiden van een rechtstreekse uitbetaling van de gezinsbijslag aan de schuldenaar. Dat is in de huidige regeling niet mogelijk. In het huidige systeem heeft de schuldbemiddelaar een duidelijk zicht op alle inkomsten van de schuldenaar, inclusief gezinsbijslagen, en ziet de schuldenaar zich terzelfder tijd verzekerd van de som van de gezinsbijslagen, in de vorm van een verhoogd leefgeld.

Momenteel zijn er geen plannen om wijzigingen aan te brengen in de eerder geschetste principes.

Mme Dalila Douifi (sp.a). –

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Het principe van deze wet vind ik uitstekend, maar volgens de informatie die ik op het terrein heb gesprokkeld, biedt de wetgeving geen enkele garantie dat de alimentatie en de kinderbijslag die aan de schuldbemiddelaars worden gestort, niet worden gebruikt om schulden af te betalen. We hebben daar nu eenmaal geen controle op.

Ik weet ook wel dat deze wet nog niet lang van kracht is en niet holderdebolder vóór het einde van de legislatuur kan worden aangepast, maar desalniettemin zal men de wetgeving moeten evalueren en nagaan of de gezinnen meer ademruimte hebben omdat de kinderbijslag ten goede kan komen aan de noden van de gezinnen met kinderen.

Ik ben me ervan bewust dat dit op niet veel manieren te controleren is. Advocaten delen mee dat zij nagaan of de schulden betaald zijn en ervoor zorgen dat het leefloon en de kinderbijslag naar de gezinnen gaat. Die gezinnen hebben naar eigen zeggen echter meer geld voor hun kinderen nodig bij het begin van het schooljaar of in de feestperiode.

Ik acht deze vragen die recht uit de praktijk komen, belangrijk genoeg om de wet te evalueren en om te controleren of die middelen echt ten goede komen van de kinderen. Zorgen dat de schulden worden ingelost en de rekeningen betaald is de mathematische kant van het dossier. Het sociaal aspect houdt in dat de betrokken gezinnen hun kinderen gelijke kansen moeten kunnen geven en opvoedkundig worden begeleid. Misschien bestaat de oplossing erin de schuldbemiddeling te regelen via de advocaten en het sociaal en maatschappelijk aspect via een budgetbegeleiding door het OCMW.

(La séance est levée à 15 h 35.)

(De vergadering wordt gesloten om 15.35 uur.)