5‑273COM Sénat de Belgique Session ordinaire 2013‑2014 Affaires sociales Mardi 21 janvier 2014 Séance de l’après‑midi |
5‑273COM Belgische Senaat Gewone Zitting 2013‑2014 Sociale Aangelegenheden Dinsdag 21 januari 2014 Namiddagvergadering |
Compte rendu provisoire Non encore approuvé par les orateurs. |
Voorlopig verslag Nog niet goedgekeurd door de sprekers. |
Sommaire |
Inhoudsopgave |
|
|
Présidence
de Mme Nele Lijnen (La séance
est ouverte à 14 h 25.) |
Voorzitster:
mevrouw Nele Lijnen (De
vergadering wordt geopend om 14.25 uur.) |
Demande d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et secrétaire d’État
à la Régie des bâtiments et au Développement durable et au secrétaire d’État
aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des
Risques professionnels, et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur
«le transfert des allocations familiales» (no 5‑3724) |
Vraag om uitleg van
de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor
Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame
Ontwikkeling en aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en
Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris
voor Wetenschapsbeleid over «de overheveling van de kinderbijslag» (nr. 5‑3724)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Enige tijd geleden berichtten de media dat
de gemeenschappen inspraak krijgen in de Rijksdienst voor kinderbijslag voor
werknemers. Het beheerscomité heeft beslist zeven vertegenwoordigers van de
gemeenschappen en van de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
in het beheersorgaan op te nemen om de deelentiteiten voor te bereiden op de
overname van de bevoegdheid van het federale niveau. De overdracht van de
kinderbijslag naar het gemeenschapsniveau moet tegen 2019 helemaal rond zijn. Het
beheerscomité bestaat momenteel uit 21 leden. Daar komen dus drie
vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, twee van de Franse
Gemeenschap, één van de Duitstalige Gemeenschap en één van de Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie bij. Kan de
staatssecretaris uitleggen hoe deze verdeling precies tot stand is gekomen?
Het is namelijk de eerste keer dat de Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie maar één vertegenwoordiger heeft. Tot nog toe werden altijd
twee personen afgevaardigd, een Franstalige en een Nederlandstalige. Ik vind
dit een gevaarlijk precedent. Hoe is dat te verklaren? Wat denkt de
staatssecretaris ervan en hoe kunnen we de kwestie oplossen zonder dat
gevaarlijk precedent te scheppen? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – De
bevoegdheid inzake kinderbijslag wordt inderdaad op 1 juli 2014 aan
de deelgebieden overgedragen. Het akkoord hierover voorziet in een verplichte
overgangsperiode tot 31 december 2015, die facultatief kan worden
verlengd tot 31 december 2019. Tijdens de
overgangsperiode is het belangrijk ervoor te zorgen dat de federale overheid
en de deelgebieden kunnen samenwerken. Daarom krijgen de deelgebieden waaraan
de bevoegdheid voor kinderbijslag wordt overgedragen, een vertegenwoordiging
in het beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers. Met het oog
daarop heeft de Ministerraad van 22 november 2013 in eerste lezing
het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 25 april 1963
betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale
zekerheid en sociale voorzorg en het ontwerp van koninklijk besluit tot
vaststelling van de samenstelling van het beheerscomité van de Rijksdienst
voor kinderbijslag voor werknemers goedgekeurd. Deze ontwerpen bepalen dat
drie vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, twee van de Franse
Gemeenschap, twee van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en één van
de Duitstalige Gemeenschap in het beheerscomité worden opgenomen. De
ontwerpen zullen aan de eventuele opmerkingen van de Raad van State worden
aangepast. Daarna zal ik de teksten voor een tweede lezing aan mijn collega’s
in de Ministerraad voorleggen. Een
vertegenwoordiging van de deelgebieden in het beheerscomité van een federale
openbare instelling is op zich een precedent, maar ze is noodzakelijk om de
goede werking en uitbetaling te waarborgen. |
M. Bert
Anciaux (sp.a). – |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het is de eerste keer dat we een concreet antwoord krijgen. Staatssecretaris Verherstraeten had ons die inlichtingen nog niet kunnen geven. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zal dus twee vertegenwoordigers hebben; dat is zoals het hoort. Niet het aantal telt, wel het evenwicht tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. |
Vraag om uitleg van
mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «het stroomlijnen van de
procedures om een attest van handicap te verkrijgen» (nr. 5‑3881)
|
|
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Om een vermindering op de personenbelastingen of een vermindering op de
onroerende voorheffing te kunnen genieten of om een parkeerkaart en andere
sociale en fiscale voordelen te kunnen krijgen moeten personen met een handicap
een attest van een invaliditeitsgraad van ten minste 66% voorleggen. Om in
aanmerking te komen voor premies ter bevordering van de tewerkstelling van
personen met een handicap moet ook een attest van invaliditeitsgraad of
handicap worden voorgelegd. Om als persoon met een verworven beperking of
handicap na een zware ziekte of ongeval terug aan de slag te mogen, moet
eveneens een speciaal attest worden voorgelegd. Hiervoor
moeten personen met een handicap langs verschillende diensten passeren en
telkens opnieuw hun verhaal doen en hun handicap of beperking en de ernst
hiervan bewijzen. Adviserend geneesheren van het RIZIV, controleartsen van de
FOD Sociale Zekerheid en arbeidsgeneesheren van de RVA werken elk binnen een
specifiek kader en volgens bepaalde regels overeenkomstig de regelgeving die
van toepassing is. Ze werken elk vanuit een andere invalshoek en communiceren
bovendien niet met elkaar. Het gevolg is dat de criteria uiteenlopen en
personen met een handicap verloren lopen in de wirwar aan federale regeltjes
en diensten. Personen met een handicap begrijpen trouwens niet waarom ze
langs zoveel diensten en dokters moeten passeren. Hun handicap blijft toch
steeds dezelfde. Hoewel
hun handicap meestal dezelfde blijft, zijn de attesten vaak maar beperkt
geldig, met als gevolg dat personen met een handicap vóór het verlopen van de
geldigheidsduur van hun attest terug naar de dokter of specialist moeten en
opnieuw de hele procedure moeten doorlopen om het bestaan van hun al erkende
handicap nogmaals te bewijzen. Dat jaagt zowel de personen met een handicap
zelf als de sociale zekerheid op kosten. Daarom
had ik graag vernomen of de staatssecretaris met het oog op de
administratieve vereenvoudiging en de stroomlijning van procedures ter
attestering van een handicap reeds overleg heeft gepleegd met alle bevoegde
ministers, zowel federaal als regionaal, om de beoordeling en attestering van
de handicap en/of invaliditeitsgraad en arbeidsgeschiktheid te stroomlijnen
en efficiënter te maken? Of plant hij een overleg hierover. Is het
mogelijk een enkele dienst hiervoor bevoegd te maken, over alle federale
departementen heen, zodat personen met een handicap in de toekomst maar langs
een enkele dienst moeten passeren?. Deze dienst moet natuurlijk beter worden
uitgerust en omkaderd, zodat de attestering zelf ook veel professioneler,
meer diepgaand en onderbouwd kan verlopen. De dokters zullen zelf ook beter
en specifiek voor deze taak moeten worden opgeleid, zodat de beoordeling
correct kan verlopen. Ervaring leert dat zo’n doktersbezoek bij de RVA of de
FOD Sociale Zekerheid ongeveer vijf minuutjes duurt. Hoe kan die arts zo vlug
de mate van een handicap bepalen? Dat noem ik pure waanzin. Wat is de visie
van de staatssecretaris? Zal hij
tegelijkertijd ook laten bekijken of en in welke gevallen attesten van
invaliditeit met het oog op het verkrijgen van fiscale en sociale voordelen
een onbeperkt geldigheidsduur kunnen hebben? Zeker indien de handicap
aangeboren is en/of sinds lang stabiel is of zal verslechten, is een attest
met een onbeperkte geldigheidsduur zinvol. |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – In het
kader van de grondige hervorming van het stelsel van de tegemoetkomingen aan
personen met een handicap zal een studieopdracht worden gegeven voor de
evaluatie erkenningsprocedure van een handicap. Elke wetgeving heeft
natuurlijk specifieke doelstellingen voor ogen. Daarom zijn de voorwaarden
voor erkenning niet altijd identiek. Ik deel echter de bezorgdheid van de spreekster
omtrent administratieve vereenvoudiging. Al enige tijd
is een werkgroep van het RIZIV en de directie-generaal Personen met een
handicap bezig met synergieën uit te werken tussen
het stelsel van hulp van derden binnen de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen
en het stelsel van erkenning van de handicap binnen de tegemoetkomingen aan
personen met een handicap. Wat
administratieve vereenvoudiging betreft, kan ik meedelen dat de webservice Handiflux binnenkort
volledig operationeel zijn. Ze zorgt voor elektronische uitwisseling van
gegevens van de DG Personen met een handicap naar andere diensten die
informatie nodig hebben. Deze maatregel moet de procedures voor de betrokken
personen vereenvoudigen. Een enkele
dienst bevoegd maken lijkt mij niet noodzakelijk een vereiste te zijn. Het
maakt niet uit op welke deur mensen met een handicap moeten aankloppen.
Belangrijk is dat ze maar door één deur moeten om de nodige attesten te
krijgen die overal geldig zijn. |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Kan de staatssecretaris meer inlichtingen geven over die uitwisseling van
gegevens? Dat deel van zijn antwoord was me namelijk niet helemaal duidelijk. De
staatssecretaris is van oordeel dat het niet nodig is de diensten te fusioneren
of liever te hervormen. Uiteraard moet het wettelijk kader worden
gerespecteerd. Zoals ik zelf heb aangegeven, werken de diensten elk voor een
specifiek doel, maar volgens mij moet het toch mogelijk zijn één dienst uit
te rusten waar de dokter bijkomende specifieke beoordelingen kan verrichten
of een attest kan uitreiken, bijvoorbeeld in het kader van
arbeidsongeschiktheid, en bijkomende informatie verstrekken. De
basisvraag is en blijft of een persoon al dan niet een handicap heeft. Het
kan zo eenvoudig zijn als dat wordt vastgesteld in een bepaalde dienst. Wie
zich later opnieuw moet aandienen, bijvoorbeeld voor arbeidsongeschiktheid,
kan zich terug naar die dienst begeven, ook al wordt hij daar dan onderzocht
door een andere dokter. Die knowhow zit dan geïntegreerd in één dienst en één
basisdossier. Nu zijn de dossiers over diverse diensten verspreid en wordt
daarover niet aan gegevensuitwisseling gedaan. Wat wil
de minister trouwens bereiken met de gegevensuitwisseling waarvan sprake?
Waarom moeten er dan verscheidene diensten zijn? Betekent dit dat personen
zich niet meer bij de andere diensten moeten aanbieden? Werd de studieopdracht al toegekend? Wanneer zal dat gebeuren als dat nog niet gebeurd is? Wanneer mogen wij de resultaten ervan verwachten ? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Handiflux is een dienst om basisgegevens in verband met de medische toestand uit te wisselen. De studieopdracht wordt over enkele weken gelanceerd. |
Vraag om uitleg van
mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de armoede bij personen met een
handicap» (nr. 5‑3883)
|
|
Vraag om uitleg van mevrouw Cécile Thibaut aan de staatssecretaris
voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met
Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de hervorming
van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap» (nr. 5‑4005)
|
|
Mme la présidente. – Je vous propose de joindre ces demandes d’explications. (Assentiment) |
De voorzitster. – Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming) |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Ter informatie deel ik mee dat ik deze vraag ook heb gesteld aan de
staatssecretaris voor Armoedebestrijding. Guido Van
Hal, professor medische sociologie aan de Universiteit Antwerpen, trekt aan
de alarmbel: één op de drie gehandicapten gaat niet naar de tandarts of koopt
geen bril, hoewel hij er een nodig heeft. Bij de gehandicapten uit de
lichtste categorieën stelt zelfs bijna de helft medische verzorging uit.
“Mensen met een handicap beknibbelen op hun gezondheidszorg omdat ze er te
weinig geld voor hebben”, zegt professor Van Hal, “Een kwart van de personen
met een handicap leeft volgens onze analyse onder de armoedegrens. Ter
vergelijking, in de algemene bevolking gaat het maar om één op tien
personen.” Personen
met een handicap bevinden zich zeer duidelijk in een achtergestelde positie.
De problematiek van armoede bij personen met een handicap is al eerder uit
vele studies gebleken. Zowel de Universiteit Gent als de KU Leuven hebben dat
al uitvoerig onderzocht. Wetenschappelijke conclusies uit hun studies
bevestigen en ondersteunen de alarmsignalen van verenigingen van personen met
een handicap: een op vier mensen met een handicap leeft onder de
armoedegrens, die is vastgesteld op een maandelijks leefbudget
van 1000 euro. Een groot deel van de personen met een handicap geeft aan veel
tot heel veel te moeten uitgeven aan medische kosten, meer zelfs dan aan
huishuur of de afbetaling van de woning. De noden, en bijgevolg ook de
ondersteuningsbehoeften, zijn dus heel groot. De overheid deed tot nu toe
echter weinig om die problemen concreet aan te pakken naar aanleiding van de
bekendmaking van die onderzoeksresultaten. De
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft gemeld dat artsen vanaf
2015 bij patiënten met bepaalde chronische ziekten en of een handicap de
derdebetalersregeling zullen kunnen toepassen. Die maatregel is goed, maar
komt er pas over anderhalf jaar. Het verandert niets aan de kern van het
probleem, namelijk dat vele personen met een handicap moeilijk of niet
rondkomen met hun inkomen of uitkering. De
problemen zijn de staatssecretaris nochtans niet onbekend. Op
26 november 2012 bracht hij zelf een persbericht uit waarin hij terecht
stelde dat de wet van 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met
een handicap verouderd is en dringend aan herziening toe is. We hebben
sindsdien niet veel meer gehoord betreffende het voornemen om het stelsel te
hervormen. Het is nu
echt hoog tijd om in te grijpen en structurele en concrete maatregelen te
nemen teneinde de precaire situatie van vele personen met een handicap te
verbeteren. Mijnheer
de staatssecretaris, wat bent u concreet van plan om op zeer korte termijn
personen met een handicap die niet of nauwelijks kunnen rondkomen met hun
uitkering of inkomen, te helpen? In welke
mate is over dit probleem overleg geweest met de minister van Sociale Zaken
en Volksgezondheid, de staatssecretaris bevoegd voor Armoedebestrijding en de
regionale ministers van Welzijn? Wanneer
mogen we concrete voorstellen verwachten ter hervorming of vervanging van de
wet van 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap? Bestaat
er een algemeen plan van aanpak om de precaire leefsituatie van personen met
een handicap aan te pakken? De
staatssecretaris voor Armoedebestrijding heeft geantwoord dat dit probleem uw
bevoegdheid is. Ze heeft me ook meegedeeld dat u ervoor heeft gekozen om niet
mee te werken aan het plan ter bestrijding van de armoede in het kader van de
open coördinatiemethode, omdat u een eigen plan wilt voorleggen. Mijnheer de staatssecretaris, we zijn intussen al bijna aan het einde van de regeerperiode. De verkiezingen komen eraan. Wat kan u concreet voorleggen ? |
Mme Cécile
Thibaut (Ecolo). –
L’accord de gouvernement du 1er décembre 2011 prévoyait
une réforme importante des allocations aux personnes handicapées et précisait
que « le gouvernement mènera une évaluation de la loi du
27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées
et proposera une réforme globale du régime afin de le simplifier, de
moderniser les critères d’évaluation du handicap, ainsi que, en fonction des
disponibilités budgétaires, réduire et si possible supprimer les pièges à
l’emploi et le prix de l’amour ». C’est dans ce
cadre que vous avez développé, monsieur le secrétaire d’État, une large
consultation des acteurs du secteur du handicap avec pour objectif de
proposer un premier projet de texte modificatif de la loi du
27 février 1987 pour la fin de l’année 2012. Cette consultation a
été un véritable succès – et je m’en réjouis – avec pas moins de 272
contributions, à la suite desquelles une synthèse réalisée par vos soins a
été envoyée à l’ensemble des acteurs. Aujourd’hui, un
an après cette consultation et à quelques mois de la fin de la législature,
je souhaite faire le point sur l’avancement de ce projet. Monsieur le
secrétaire d’État, pouvez-vous me préciser si l’intention de réformer les
allocations aux personnes handicapées, mentionnée dans l’accord de
gouvernement, est toujours prévue avant la fin de cette législature ? Dans
l’affirmative, quelles sont les mesures principales que vous envisagez ? Avez-vous prévu
un budget complémentaire dans le cadre de cette réforme ? Quelles dispositions
entendez-vous prendre pour supprimer les pièges à l’emploi et le prix de
l’amour ? |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées,
chargé des Risques professionnels, et à la Politique scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Ik deel de
analyse over de moeilijkheden waarmee talrijke personen met een handicap
worden geconfronteerd. Helaas moeten sommige personen met een handicap soms
de betaling van medische kosten uitstellen om hun dagelijkse behoeften, zoals
voeding, kleding en energiefacturen, te kunnen bekostigen. De resultaten
van de Handilab-studie, die in december 2012
werden gepubliceerd, bevestigen dat. De mensen van het terrein hebben
trouwens dezelfde vaststellingen geformuleerd tijdens de raadpleging die ik
van juni tot september 2012 heb gehouden. De wetenschappelijke validatie
van de ervaringen op het terrein onderstreept de noodzaak het stelsel van de
tegemoetkomingen bij te sturen. De resultaten
van het Handilab-onderzoek hebben niet alleen de
aandacht gevestigd op de precaire levensomstandigheden van gezinnen met
personen die een tegemoetkoming ontvangen, maar het onderzoek wees ook uit
dat personen met een matige beperking de meeste extra kosten hebben en dat
voor hen het beleid inzake personen met een handicap het minst doeltreffend
is. Een verhoging van het basisbedrag voor de categorieën twee en drie van de
integratietegemoetkoming zou het mogelijk moeten maken dit armoederisico te
beperken. Ik heb op
19 december van vorig jaar een oriëntatienota aan de Ministerraad voorgelegd.
Daarin staan een aantal opties die de volgende regering moeten inspireren om
de nodige bijsturingen te doen. |
En effet,
madame la sénatrice, la réflexion sur la réforme de la loi du
27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées
a été entamée par une large consultation du secteur. La synthèse des
contributions à l’évaluation de ladite loi a permis de dégager sept principes
pour une réforme globale du régime : le renforcement du soutien à
l’intégration ; l’évaluation du handicap ; la lutte contre la
pauvreté ; la lutte contre les pièges à l’emploi ; l’allocation
d’intégration et les coûts supplémentaires ; la simplification
administrative ; la définition et l’imputation des revenus. L’adoption de
ces sept principes constitue une étape de la réforme et permettra de fixer
ses grandes orientations. Elle servira de référence pour le prochain
gouvernement, qui décidera de la mise en œuvre de la réforme dans la limite
des moyens disponibles. Cette réforme pourra être implémentée progressivement. La note est
également utile dans le cadre de la modernisation en cours de l’outil
informatique de la direction générale Personnes handicapées. Il est donc
indiqué que le développement du nouvel outil tienne compte du cadre de la
réforme du régime des allocations, laquelle sera entièrement réalisée au 1er janvier 2017.
Les initiatives nécessaires à la modernisation du système informatique ont
été prises ; une procédure européenne de marché public portant sur un
nouveau système appelé « Handicare »est
en cours. À mon
initiative, des crédits ont été inscrits au budget 2014 pour la mise en œuvre
du marché ; celui-ci pourra donc être exécuté dès le début de cette
année afin de fournir à la direction générale Personnes handicapées un
système efficient. Je reste d’ailleurs à la disposition de votre commission
pour détailler la note d’orientation. |
|
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Ik had in antwoord op een andere vraag al vernomen dat u een oriëntatienota
aan de Ministerraad had voorgelegd. Het is interessant te vernemen dat er
zeven principes worden gevolgd voor de hervorming van het stelsel van de
tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Ik heb begrepen dat de nieuwe
maatregelen pas in 2017 zullen worden uitgevoerd, met andere woorden, pas
over drie jaar. Ik vraag me af waarom het zo lang moet duren. Ik kan begrijpen dat de middelen beperkt zijn, maar u heeft toch meer dan drie jaar de tijd gehad om een hervorming door te voeren. Ik begrijp niet dat de volgende regering pas de hervorming eventueel zal doorvoeren, want daarover bestaat immers geen garantie. De volgende regering is niet gebonden aan wat de huidige regering beslist. Ik ben zeer nieuwsgierig naar wat er zal gebeuren. Ik betreur dat dit dossier opnieuw naar een volgende regering wordt doorgeschoven. In mijn ogen heeft u niets gepresteerd op dat vlak. Ik betreur dat ten zeerste. |
Mme Cécile
Thibaut (Ecolo). – Je
vous remercie, monsieur le ministre, pour votre réponse. Nous sommes au moins
d’accord sur la nécessité de réformer globalement le régime. Je partage bien
entendu les sept principes de cette note d’orientation. Toutefois, nous ne
sommes pas du tout en accord quand il s’agit de ce que vous aviez promis dans
la note de gouvernement. Il y est bien précisé que « le gouvernement
mènera une évaluation (…) et proposera une réforme ». Je suis vraiment
surprise de constater ici que votre cabinet se comporte comme un bureau
d’études et formulera des recommandations à l’intention du prochain
gouvernement. Cela me paraît plutôt curieux et dommageable pour le citoyen. La réforme doit
être réalisée, dites-vous, pour le 1er janvier 2017. Je
rappelle que plusieurs propositions parlementaires avaient été mises sur la
table, résultant d’un travail considérable. Vous nous avez empêchés de
poursuivre sous prétexte que vous travailliez en concertation avec le
secteur. J’aurais préféré que nous avancions de manière coordonnée, au niveau
parlementaire, pour pouvoir aboutir avec des engagements clairs et précis
pour les personnes handicapées. |
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – |
Vraag om uitleg van
mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de maatregelen om het
callcenter voor personen met een handicap te ontlasten» (nr. 5‑3965)
|
|
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). – Naar
aanleiding van de perikelen met de bereikbaarheid van het callcenter voor
personen met een handicap in 2011 en 2012 en de resultaten van de audit naar
de werking van het callcenter, nam de FOD maatregelen om die werking te
verbeteren. In
februari 2013 zegde de staatssecretaris dat hij naast deze maatregelen
eveneens werkte aan andere mogelijkheden om de druk op het callcenter te
laten dalen. Ook andere eerstelijnsactoren zouden personen met een handicap
over hun administratieve situatie moeten kunnen informeren. De
staatssecretaris dacht daarbij specifiek aan de ziekenfondsen. Dat volgens
hem ambitieuze project zou het leven van personen met een handicap moeten
vereenvoudigen. Graag vernam ik
hoever het staat met de plannen om naast het callcenter ook andere
eerstelijnsactoren zoals de ziekenfondsen in te schakelen? Aan welke andere
eerstelijnsactoren denkt de staatssecretaris nog? Wat met de OCMW’s, die lokaal een goed aanspreekpunt voor burgers
zijn? Welk tijdspad en welke concrete stappen heeft de staatssecretaris voor
ogen? Welke wettelijke en praktische obstakels zijn er om eerstelijnsactoren
te betrekken? Hoe zal de financiering worden geregeld, want bijkomende taken
betekenen misschien ook extra werk? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – De OCMW’s hebben in oktober 2012 toegang gekregen tot Handiweb, de onlinedienst voor het raadplegen van
dossiers van een personen met een handicap. Ze gebruikten al Communit-e, de onlinedienst voor het registreren van
aanvragen. Ook de ziekenfondsen hebben nu toegang tot beide systemen. Op die manier
zullen deze actoren, die altijd veel vragen kregen, maar geen toegang hadden
tot de nodige informatie, personen met een handicap beter kunnen begeleiden.
Ze kunnen immers zelf dossiers inbrengen en volgen. De toegang tot de
onderdelen “raadpleging van het dossier” en “een aanvraag indienen” zorgt er
dus voor dat personen met een handicap veel efficiënter en sneller geholpen
kunnen worden. Hun dossiers kunnen ook beter administratief en medisch
up-to-date worden gehouden. |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Begrijp ik het goed dat de ziekenfondsen dus niet meer nodig zijn? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s. – Integendeel, het gaat om een samenwerking
met de ziekenfondsen, met het oog op een betere dienstverlening. |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Krijgen de ziekenfondsen dan ook extra geld of moeten ze het doen met de
bestaande budgetten? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels. – |
De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s. – Ze krijgen geen extra fondsen. Het is een dienstverlening aan hun leden. |
Vraag om uitleg van
mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de erkenning van mantelzorgers»
(nr. 5‑3966)
|
|
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Op initiatief van de staatssecretaris heeft de Ministerraad op vrijdag
22 maart 2013 het voorontwerp van wet betreffende de erkenning van
de mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat,
goedgekeurd. Mantelzorgers zijn personen – ouder, kind, echtgenoot of een
naaste – die ondersteuning en zorg verlenen aan een zieke of gehandicapte
persoon die zich in een situatie van grote zorgafhankelijkheid bevindt.
Mantelzorgers staan in voor een bijzondere begeleiding van die persoon zonder
dat ze daar tot op vandaag een juridische erkenning voor krijgen. Ik
onderschrijf volledig dat mantelzorgers een belangrijke rol spelen in de zorg
thuis. Om die mantelzorgtaken te kunnen blijven opnemen, moeten ze beter
worden gewaardeerd en ondersteund. Ook de terechte vraag van mantelzorgers
naar erkenning en een statuut is volkomen begrijpelijk, aangezien ze
momenteel in een soort van vacuüm werken. Volgens
de tekst van het voorontwerp is de mantelzorger de persoon die doorlopend en
regelmatig hulp en bijstand verleent aan de geholpen persoon. De mantelzorger
moet de bijstand en hulp op een niet-professionele wijze verlenen, kosteloos
en in samenwerking met ten minste een professionele zorgverlener. De
tijdsinvestering moet gemiddeld twintig uur per week zijn op een periode van
zes maanden en een invloed hebben op de beroeps- en/of familiale situatie van
de mantelzorger. Per
geholpen persoon kan een mantelzorger, met het akkoord van de geholpen
persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger, bij zijn ziekenfonds een
erkenningsaanvraag indienen door een verklaring op erewoord. Mijnheer
de staatssecretaris, ik had graag vernomen wat precies de bedoeling is van
zo’n erkenning als mantelzorger? Welke wettelijke gevolgen zijn hieraan
verbonden? Volgens u is deze maatregel een doorbraak naar een statuut voor
mantelzorgers. Kunt u meedelen hoe het volwaardige statuut voor mantelzorgers
er moet uitzien? Welke stappen zult u doen voor het einde van deze
legislatuur? Hoe is de afstemming met de regionale ministers bevoegd voor Welzijn gebeurd? Wat is het resultaat hiervan ? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het
regeerakkoord van 6 december 2011 omvat volgende passage: “De
acties ten gunste van de “grote zorgafhankelijkheid” in samenwerking met de
deelstaten zullen worden geoptimaliseerd. Zo zal de regering in samenwerking
met laatstgenoemden de mantelzorg beter waarderen, in functie van de
budgettaire mogelijkheden.” Ik heb dan ook
op de Ministerraad van 22 maart 2013 een voorontwerp van wet
betreffende de erkenning van de mantelzorger voorgelegd. Dit voorontwerp
bevat een definitie van het begrip “mantelzorger”. Deze doorbraak, waarop de
mantelzorgers al zo lang wachten, vormt een grote stap voorwaarts en geeft
erkenning aan heel wat medeburgers. In uitvoering
van de beslissing van de Ministerraad heb ik aan de verschillende adviesraden
en aan de sociale partners de nodige adviezen gevraagd over het voorontwerp
van wet. Inmiddels heb ik alle adviezen ontvangen. De Federale
Adviesraad voor ouderen gaf op 25 juni 2013 een advies en het
Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen bracht op
30 september 2013 advies uit. De Nationale Hoge Raad voor personen
met een handicap gaf advies op 18 november 2013 en de Nationale
Arbeidsraad bracht op 26 november 2013 advies uit. De
gemeenschappen en gewesten werden tweemaal geconsulteerd in het kader van de
werkgroep Zwaar Zorgbehoevenden van de interministeriële conferentie Sport,
Welzijn en Gezin, deel Personen met een handicap. Conform de
beslissing van de Ministerraad worden deze adviezen momenteel bestudeerd in
een werkgroep Beleidscoördinatie. Daarna zal het voorontwerp van wet voor
advies naar de Raad van State worden gezonden. Eventuele door de Raad van
State gevraagde aanpassingen zullen aan de Ministerraad ter goedkeuring
moeten worden voorgelegd. Pas dan kan het ontwerp van wet ter ondertekening
aan het Staatshoofd worden voorgelegd, met het oog op de indiening ervan in
de Kamer van volksvertegenwoordigers. |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Ik dank de staatssecretaris voor het interessante antwoord op een vraag die
ik niet had gesteld. Ik weet immers hoe de procedure verloopt. Ik wilde
vernemen wat die erkenning door het ziekenfonds betekent voor de
mantelzorgers. Welke wettelijke gevolgen zijn daaraan verbonden? Op die vraag
heeft de staatssecretaris niet geantwoord. Geeft de
erkenning door een ziekenfonds aan de mantelzorgers een volwaardig statuut?
Een “volwaardig statuut” betekent voor mij iets helemaal anders. Iemand
waarderen houdt ook een financiële incentive in. Nu moet de mantelzorger een
verklaring afleggen, maar krijgt hij/zij daarna een lege doos. |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het gaat
om een loutere erkenning, niet meer en niet minder, maar een erkenning is
belangrijk in een beginfase. |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Daar ben ik het volkomen mee eens, maar een erkenning biedt geen meerwaarde.
Wat zal er met die mantelzorgers gebeuren en welke zijn de fiscale gevolgen
van die erkenning? Ik ben
van oordeel dat deze aangelegenheid veel ruimer moet worden bekeken dan als
een loutere erkenning. Een mantelzorger zet zich fantastisch in en er zijn
duizenden mantelzorgers die elke dag een inspanning doen voor hun kwetsbare
medemens. Daaraan mag dan toch wel wat meer vasthangen dan een loutere
erkenning. |
Demande d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux
Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire
d’État à la Politique scientifique sur «la reprise du travail après un
cancer» (no 5‑3978) |
Vraag om uitleg van
mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de werkhervatting na kanker»
(nr. 5‑3978)
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). – |
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). –
Na kanker opnieuw aan de slag gaan is voor vele patiënten belangrijk, maar
niet altijd even evident. In haar campagne, Werken na kanker, van vorig jaar
vroeg de Vlaamse Liga tegen kanker aandacht voor de verschillende knelpunten
op dit gebied. Ze wilde de problemen inzake werkhervatting in kaart te
brengen. Uit reacties op
de campagne bleek dat het systeem van toegelaten arbeid, dat mensen die
arbeidsongeschikt zijn de mogelijkheid geeft het werk deeltijds te hervatten
en toch een deel van de ziekte-uitkering te behouden, om twee redenen
gebrekkig functioneert. Ten eerste is
het te weinig flexibel. Patiënten die bijvoorbeeld meer dan halftijds willen
werken en de rest van de tijd in ziekteverlof willen blijven, krijgen
daarvoor van sommige adviserend geneesheren geen toestemming. Vanuit een
voltijds uurrooster is het bovendien niet mogelijk de werktijd geleidelijk af
te bouwen. Als voltijds werken te zwaar blijkt te zijn, wat niet altijd
meteen duidelijk is, kan men niet meer terug naar het systeem van de
toegelaten arbeid. Ten tweede is
het systeem erg complex en hebben patiënten onvoldoende informatie over de
gevolgen van toegelaten arbeid op hun sociale rechten. Ook hier een concreet
voorbeeld. Als iemand zijn werk toch nog niet aankan en terug moet naar
volledige arbeidsongeschiktheid, hoe zit het dan met de ziekte-uitkering? Hoe
worden de vakantiedagen berekend als men in het systeem van toegelaten arbeid
stapt? Door deze onduidelijkheden durven mensen vaak de stap niet te zetten.
Het systeem vormt dus een inactiviteitsval, ook al is het psychologisch
bijzonder belangrijk dat men opnieuw aan het werk kan, ook al is men niet
volledig genezen verklaard. De Vlaamse Liga
tegen kanker formuleerde vorig jaar verschillende beleidsvoorstellen.
Specifiek in verband met de toegelaten arbeid stelde de Liga het plan Back to work voor. Het houdt een
administratieve vereenvoudiging in en betere voorwaarden voor de toegelaten
arbeid, een informatiecampagne om werkgevers en werknemers bewust te maken
van de mogelijkheden van toegelaten arbeid en maatregelen die het voor
chronisch zieken mogelijk maken om vlot af te wisselen tussen periodes van
werken en periodes van ziekteverlof. Begin dit jaar
heb ik deze vraag ook al aan minister van Werk gesteld. Ze wilde maatregelen nemen
om aan de voorstellen van de liga tegemoet te komen. Zo gaf de minister aan
dat de geneeskunde en de technieken zozeer zijn geëvolueerd dat werken
tijdens een behandeling in bepaalde gevallen mogelijk is. Door de medische
vooruitgang wordt kanker ook meer en meer een chronische ziekte. De minister
wil de regelgeving daaraan aanpassen en samen met de staatssecretaris naar
oplossingen zoeken. Ons hele
systeem van tewerkstelling, vervangingsinkomens en gezondheidszorg is nu
sterk afgestemd op acute ziekten. Mensen moeten zo snel mogelijk opnieuw
actief worden op de arbeidsmarkt. Vele ziekten evolueren echter meer en meer
naar een chronische ziekte en daar heeft ons huidige systeem nog geen
volledig antwoord op. We moeten dan ook zowel ons gezondheids- als ons
tewerkstellingssysteem op deze evolutie afstemmen. Wat heeft de
staatssecretaris intussen met het voorstel van de Vlaamse Liga tegen Kanker
gedaan? Welke maatregelen plant hij nog in dit verband? Op welke manier zal de staatssecretaris, in samenwerking met de minister van Werk, uitzoeken hoe ons systeem van tewerkstelling en gezondheidszorg kan worden aangepast aan de steeds groter wordende groep van chronisch zieken? Hoever staat het overleg met de minister van Werk over het aanpassen van de regelgeving? Zijn er reeds oplossingen gevonden? Zo ja, welke? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Aangezien
het project Back to work
voor de regering een prioriteit vormt, neemt ze stelselmatig nieuwe initiatieven
om de patiënten die als arbeidsongeschikt erkend zijn, te stimuleren om naar
de arbeidsmarkt terug te keren. In dit kader
kwam er een wetswijziging zodat patiënten niet langer vooraf de toestemming
van de adviserend geneesheer moeten vragen om tijdens een periode van
arbeidsongeschiktheid het werk, al dan niet gedeeltelijk, te hervatten. Deze
wijziging is sinds 12 april 2013 van kracht. Dat leverde een
soepeler procedure o: de betrokkene moet alleen nog met een uniek formulier
ten laatste op de eerste werkdag die aan de hervatting voorafgaat, de
werkhervatting aan het ziekenfonds meedelen en dan pas toestemming aan de
adviserend geneesheer moet vragen. Zodra de aangifte en de aanvraag zijn
ingediend, mag de gerechtigde dus het werk hervatten. De regering
heeft ook beslist in samenwerking met de vertegenwoordigers van de werknemers
en de werkgevers een sensibiliseringscampagne over de geleidelijke
werkhervatting op touw te zetten. Voor de verzekerden werd een
informatiebrochure gemaakt, die op de website van het RIZIV beschikbaar is.
Daarnaast is er ook een brochure die de werkgevers sensibiliseert en
informeert over het systeem van de geleidelijke werkhervatting. De gerechtigde
die een toegelaten activiteit uitoefent, zal in beperkte mate zijn beroepsinkomen
uit die activiteit kunnen cumuleren met de ongeschiktheidsuitkeringen. Het in
werkdagen gewaardeerde beroepsinkomen uit de toegelaten activiteit zal in
mindering worden gebracht op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In de Technisch
Medische Raad van de dienst Uitkeringen van het RIZIV werd een werkgroep
opgericht die voorstellen van re-integratietrajecten heeft geformuleerd voor
verzekerden met een bijzondere gezondheidstoestand, zoals kankerpatiënten.
Het verloop van deze ziekte kent verschillende fasen: de fase van diagnose en
behandeling, de remissiefase en de fase van genezing. Tijdens de behandeling
zijn deze patiënten niet altijd in staat om te werken. De werkgroep heeft
daarom voorstellen geformuleerd om rekening te houden met de verschillende
fasen van de ziekte en om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te
vereenvoudigen, indien de gezondheidstoestand van de patiënten een terugkeer
mogelijk maakt. Deze
voorstellen werden besproken op het Beheerscomité van de
uitkeringsverzekering voor loontrekkenden van het RIZIV. Momenteel maken ze
het voorwerp uit van een overleg tussen de minister van Werk en mijzelf
waarin we de algemene aanpak en de weerslag van de voorstellen op
arbeidsrechtelijk vlak bespreken. |
Mme Cindy
Franssen (CD&V). – |
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). –
Ik dank de staatssecretaris voor dit positieve antwoord. Er is al goed werk
verricht, vooral op het gebied van meer soepele procedures voor
werkhervatting. Ik dring er
echter op aan ook iets te doen met de aanbevelingen die de werkgroep deed in
geval van recidive. Dat is belangrijk voor mensen die grotendeels aan het
werk zijn, terwijl ze ook een beperkte ziekte-uitkering genieten, maar die
vaststellen dat het werk toch te zwaar is. Ook op dat vlak moeten we een
tandje bijsteken, want uiteindelijk zijn het communicerende vaten. Voor wie
een bepaalde periode opnieuw minder moet gaan werken, omdat hij het fysiek of
mentaal niet aankan, moet er een systeem zijn dat het verlies aan inkomen
sneller opvangt door de ziekte-uitkering opnieuw te verhogen. Iedereen zo
snel mogelijk terug naar de arbeidsmarkt, daarvoor zijn de maatregelen
genomen, maar ook de omgekeerde weg moet op een meer flexibele manier
mogelijk zijn. Dat is trouwens niet alleen voor kankerpatiënten belangrijk,
maar ook voor heel wat andere chronisch zieken. |
Vraag om uitleg van
mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken,
Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s, en
staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over «de vereenvoudiging van de
aanvraagprocedure voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap»
(nr. 5‑4093)
|
|
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Elk jaar ontvangt de FOD Sociale Zekerheid meer dan 150.000 door artsen
ingevulde aanvragen voor een tegemoetkoming voor een handicap. Vandaag is de
aanvraagprocedure zeer omslachtig. De aanvrager moet bij de gemeente een
blanco afgedrukt formulier halen. Dat formulier, met een unieke
streepjescode, bestaat uit drie delen. Deel I moet door de aanvrager zelf
worden ingevuld, Deel II door de behandelende arts en Deel III ofwel door de
aanvrager zelf ofwel door zijn arts. Het formulier wordt vervolgens per post
naar de FOD Sociale Zekerheid gestuurd. Bovendien moet de persoon met een
handicap vaak nog afzonderlijke formulieren met dezelfde inhoud invullen of
laten invullen door zijn arts en aan andere overheidsdiensten of
ziekenfondsen bezorgen. Een
proefproject met tien artsen zou een sterk vereenvoudigde procedure
uittesten. De vragenlijsten zouden ingekort worden zodat de arts zo weinig
mogelijk vragen moet beantwoorden en hij het formulier – samen met al
bestaande documenten – digitaal kan doorsturen. De andere delen van het
formulier, die de aanvrager moet invullen, worden per post opgestuurd, maar
worden in Brussel gescand. Die gegevens zouden worden gecentraliseerd in de
database van de Sociale Zekerheid. Via eBox, de
beveiligde elektronische brievenbus van het eHealth-platform,
zijn ze toegankelijk voor de bevoegde artsen van andere overheidsdiensten en
ziekenfondsen. Het
proefproject werd ruim een half jaar geleden gelanceerd. Graag had ik
daarover meer gegevens gekregen: Wanneer
is het proefproject effectief gestart en hoelang zal het nog lopen? Waarom
werken maar tien artsen mee aan het proefproject? Wie zijn die artsen en hoe
werden ze geselecteerd? Hangt de selectie samen met een geografische regio? Aan de
hand van welke criteria zal het proefproject worden geëvalueerd? Wat zal
er concreet gebeuren na een eventuele positieve evaluatie van het
proefproject? Alle
gegevens zullen worden gecentraliseerd in de database van de Sociale
Zekerheid. Via eBox, de beveiligde elektronische
brievenbus van het eHealth-platform, zijn ze
toegankelijk voor de bevoegde artsen van andere overheidsdiensten en
ziekenfondsen. Hoe wordt de privacy van de personen met een handicap
gegarandeerd, zeker ten opzichte van de ziekenfondsen? Volgens mij mag enkel
toegang tot deze gegevens worden verleend indien dat echt nodig is,
bijvoorbeeld in het kader van een onderzoek naar de invaliditeit door het
RIZIV of naar de arbeidsongeschiktheid door de RVA. Zelfs in die gevallen
zijn er duidelijke werkafspraken of protocollen nodig zodat de privacy
gewaarborgd is. Hoe is dat geregeld? Wordt de persoon met een handicap op de
hoogte gebracht indien er een vraag is tot toegang tot zijn gegevens? Moet
die persoon toestemming geven? Hebben de
regionale overheidsdiensten, zoals het VAPH en het AWIPH, ook toegang tot de
datagegevens in het eHealth-platform? Zo ja, hoe is
dat precies geregeld? Zo nee, waarom nog niet? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – Het proefproject
is op 9 oktober 2013 effectief gestart en liep tot 31 oktober. Het is niet
juist dat er maar tien artsen mochten meewerken aan het proefproject. Op
6 september 2013 is via de website van de DG Personen met een
handicap en het RIZIV een oproep aan de artsen gericht; die oproep werd
herhaald op 15 oktober 2013. Negentien huisartsen – veertien
Nederlandstalige en vijf Franstalige – zijn ingegaan op de oproep en hebben
meegewerkt aan het proefproject. Het doel van het proefproject was na te gaan
of het proces verloopt zoals het hoort te verlopen. Het beknopt
gezondheidsdossier, of SUMEHR, en de eventuele bijlagen die de behandelende
arts naar de eBox van de DG Personen met een
handicap stuurt, al dan niet met aankruising in het eHealth-bericht
dat het om een “belangrijk” dossier gaat, met andere woorden een dossier dat
in aanmerking komt voor versnelde behandeling, moeten immers worden gekoppeld
aan de informatie die de persoon met een handicap op papier aan de DG
Personen met een handicap bezorgt. Het
proefproject is inmiddels afgesloten met een positieve evaluatie. Tijdens het
proefproject is evenwel vastgesteld dat sommige SUMEHR’s
niet in overeenstemming waren met de eisen die door het eHealth-platform
zijn opgelegd en bijgevolg niet bruikbaar zijn. Daarom wordt
momenteel een lijst opgemaakt van de softwarepakketten die voor het
elektronische patiëntendossier worden gebruikt, die wél aan de eisen voldoen.
Behandelende artsen
die met zo’n
softwarepakket werken zullen vanaf 31 januari 2014 de medische
gegevens op beveiligde wijze elektronisch kunnen opsturen naar de eBox van de DG Personen met een handicap. Wanneer de DG
Personen met een handicap medische gegevens ter beschikking wil stellen van
andere diensten, dan heeft ze hiervoor de machtiging nodig van de Commissie
voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, sectoraal comité van de
Sociale Zekerheid en Gezondheid, afdeling Gezondheid. De volgende
diensten komen in aanmerking om die gegevens te
raadplegen: het Vlaams Agentschap personen met
een handicap
(VAPH),
l’Agence Wallonne
pour l’Intégration des personnes
handicapées (AWIPH), het Centrum voor rijgeschiktheid en
voertuigaanpassing van het Belgisch Instituut voor verkeersveiligheid (CARA),
het Bestuur van de medische expertise (Medex), de
Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB) en het
Rijksinstituut voor de
ziekte en invaliditeitsverzekering (RIZIV). |
Mme Helga Stevens (N‑VA). – |
Mevrouw Helga
Stevens (N‑VA). –
Ik ben blij te vernemen dat het proefproject, op relatief korte termijn, werd
afgerond. Ik heb
begrepen dat de Privacycommissie een advies
verleent. Hebben de personen met een handicap zelf inspraak in het ter
beschikking stellen van hun gegevens? Hun gegevens worden tenslotte zomaar
gedeeld met andere diensten. Ik kan me voorstellen dat de mededeling van
gegevens gerechtvaardigd is als ze gebeurt in het kader van een expliciete
vraag van een overheidsdienst naar aanleiding van een aanvraag door de
persoon met een handicap zelf, maar ze kunnen toch niet in alle gevallen
worden meegedeeld? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. – We wachten
nog op het antwoord van de Privacycommissie. |
Demande d’explications de Mme Dalila Douifi au secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux
Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire
d’État à la Politique scientifique sur «le paiement des allocations
familiales aux familles en règlement collectif de dettes» (no 5‑4606) |
Vraag om uitleg van mevrouw Dalila Douifi
aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en staatssecretaris voor
Wetenschapsbeleid over «de uitbetaling van de kinderbijslag aan families met
een collectieve schuldenregeling» (nr. 5‑4606)
|
Mme Dalila
Douifi (sp.a). – |
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Op 13 april 2013 werd de wet die de procedure voor
collectieve schuldenregeling aanpast, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Zo krijgt de rechter de taak erop toe te zien dat alle posten die
onontbeerlijk zijn voor het behoud van de menselijke waardigheid,
ingeschreven worden in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling
en dat het leefgeld geïndexeerd wordt. De wet
werd aangevuld met een bepaling die expliciet stelt dat de schuldbemiddelaar
verantwoordelijk is voor een tijdige uitbetaling van het leefgeld
op de data die werden overeengekomen met de verzoeker of die werden bepaald
in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling. Dit geld mag niet
meer worden gebruikt om de schulden af te betalen, zoals voordien wel vaak
gebeurde. Momenteel
wordt de kinderbijslag in geval van collectieve schuldenregeling aan de
schuldbemiddelaar uitbetaald. De wet schrijft voor dat het leefgeld van het betrokken gezin en van de betrokkene die
recht heeft op alimentatie, kinderbijslag of beide, ten minste het leefloon
moet bedragen, vermeerderd met de kinderbijslag. De kinderbijslag moet dus
bij het gezin terechtkomen. Acht de
staatssecretaris deze regeling in het voordeel van de kinderen voor wie de
kinderbijslag toch bedoeld is? Hoe staat hij tegenover het voorstel om de
kinderbijslag rechtstreeks uit te betalen aan de ouders die in een procedure
van collectieve schuldenregeling zitten? Werd deze wetgeving al geëvalueerd
en zal de huidige regeling in die zin in de nabije toekomst worden aangepast? |
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes
handicapées, chargé des Risques professionnels, et à la Politique
scientifique. – |
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een
handicap, belast met Beroepsrisico’s, en voor Wetenschapsbeleid. –
Artikel 2, 2º, van de wet van 26 maart 2012 tot wijziging van
het Gerechtelijk Wetboek voerde het principe in dat bij een collectieve
schuldenregeling het leefgeld dat de schuldenaar
ontvangt, nooit lager kan zijn dan het bedrag van het leefloon, vermeerderd
met het bedrag van de gezinsbijslagen. Op deze manier houdt de samenstelling
van het leefgeld rekening met de gezinssituatie van
de schuldenaar en biedt men de schuldenaar en zijn gezin meer zekerheid op
een menswaardig bestaan. Deze situatie,
een verhoging van het minimumleefgeld met een
bedrag gelijk aan de gezinsbijslagen, is te onderscheiden van een
rechtstreekse uitbetaling van de gezinsbijslag aan de schuldenaar. Dat is in
de huidige regeling niet mogelijk. In het huidige systeem heeft de
schuldbemiddelaar een duidelijk zicht op alle inkomsten van de schuldenaar,
inclusief gezinsbijslagen, en ziet de schuldenaar zich terzelfder tijd
verzekerd van de som van de gezinsbijslagen, in de vorm van een verhoogd leefgeld. Momenteel zijn
er geen plannen om wijzigingen aan te brengen in de eerder geschetste
principes. |
Mme Dalila
Douifi (sp.a). – |
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Het principe van deze wet vind ik uitstekend, maar volgens de
informatie die ik op het terrein heb gesprokkeld, biedt de wetgeving geen
enkele garantie dat de alimentatie en de kinderbijslag die aan de
schuldbemiddelaars worden gestort, niet worden gebruikt om schulden af te
betalen. We hebben daar nu eenmaal geen controle op. Ik weet
ook wel dat deze wet nog niet lang van kracht is en niet holderdebolder vóór
het einde van de legislatuur kan worden aangepast, maar desalniettemin zal
men de wetgeving moeten evalueren en nagaan of de gezinnen meer ademruimte
hebben omdat de kinderbijslag ten goede kan komen aan de noden van de
gezinnen met kinderen. Ik ben me
ervan bewust dat dit op niet veel manieren te controleren is. Advocaten delen
mee dat zij nagaan of de schulden betaald zijn en ervoor zorgen dat het
leefloon en de kinderbijslag naar de gezinnen gaat. Die gezinnen hebben naar
eigen zeggen echter meer geld voor hun kinderen nodig bij het begin van het
schooljaar of in de feestperiode. Ik acht
deze vragen die recht uit de praktijk komen, belangrijk genoeg om de wet te
evalueren en om te controleren of die middelen echt ten goede komen van de
kinderen. Zorgen dat de schulden worden ingelost en de rekeningen betaald is
de mathematische kant van het dossier. Het sociaal aspect houdt in dat de
betrokken gezinnen hun kinderen gelijke kansen moeten kunnen geven en
opvoedkundig worden begeleid. Misschien bestaat de oplossing erin de
schuldbemiddeling te regelen via de advocaten en het sociaal en
maatschappelijk aspect via een budgetbegeleiding door het OCMW. |
(La séance
est levée à 15 h 35.) |
(De
vergadering wordt gesloten om 15.35 uur.) |