5-25COM

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2010-2011

Justice

Mercredi 19 janvier 2011

Séance du matin

5-25COM

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2010-2011

Justitie

Woensdag 19 januari 2011

Ochtendvergadering

Compte rendu provisoire

Non encore approuvé par les orateurs.
Ne pas citer sans mentionner la source.

Voorlopig verslag

Nog niet goedgekeurd door de sprekers.
Niet citeren zonder de bron te vermelden.

 

Sommaire

Inhoudsopgave

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «l’insatisfaction des gardiens de prison» (nº 5-262)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «la réquisition de policiers lors des grèves dans les prisons» (nº 5-285)

Demande d’explications de Mme Zakia Khattabi au ministre de la Justice sur «la mise en isolement et les conditions de détention de M. Nizar Trabelsi» (nº 5-296)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «les effets de l’arrêt de la Cour de cassation du 15 décembre 2010 concernant le droit à l’assistance d’un avocat» (nº 5-263)

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «le mauvais fonctionnement de la police judiciaire de Louvain dans le cadre de dossiers importants concernant des assassinats» (nº 5-264)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice et à la ministre de l’Intérieur sur «les nouvelles initiatives pour combattre le vol à l’étalage» (nº 5-270)

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «la situation en ce qui concerne la santé mentale des prisonniers en Belgique» (nº 5-281)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «la mise en liberté d’un assassin violent en raison du report de son procès» (nº 5-292)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «het ongenoegen bij de gevangenisbewakers» (nr. 5-262)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «het opvorderen van politiemensen bij stakingen in de gevangenissen» (nr. 5-285)

Vraag om uitleg van mevrouw Zakia Khattabi aan de minister van Justitie over «de afzondering en de detentievoorwaarden van de heer Nizar Trabelsi» (nr. 5-296)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «de gevolgen van het arrest van het Hof van Cassatie van 15 december 2010 inzake de verplichte bijstand van een advocaat» (nr. 5-263)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de slechte werking van de gerechtelijke politie van Leuven in belangrijke moorddossiers» (nr. 5-264).

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de nieuwe initiatieven ter bestrijding van winkeldiefstal» (nr. 5-270)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de toestand van de geestelijke gezondheid van de gevangenen in België» (nr. 5-281)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «het vrijlaten van een gewelddadige moordenaar in afwachting van zijn uitgesteld proces» (nr. 5-292)

Présidence de Mme Christine Defraigne

(La séance est ouverte à 10 h 30.)

Voorzitter: mevrouw Christine Defraigne

(De vergadering wordt geopend om 10.30 uur.)

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «l’insatisfaction des gardiens de prison» (nº 5-262)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «het ongenoegen bij de gevangenisbewakers» (nr. 5-262)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «la réquisition de policiers lors des grèves dans les prisons» (nº 5-285)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «het opvorderen van politiemensen bij stakingen in de gevangenissen» (nr. 5-285)

Mme la présidente. – Je vous propose de joindre ces demandes d’explications. (Assentiment)

De voorzitter. – Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Elk jaar, net voor vakantieperiodes, zijn er al dan niet spontane stakingen van de gevangenisbewakers. Steeds opnieuw proclameren ze eisen voor snelle ingrepen om hun penibele werkomstandigheden dringend te verbeteren. Telkens formuleren ze problemen van ondraaglijke werkdruk, te veel gevangenen in een veel te krappe en onaangepaste omgeving en de consequentie daarvan, namelijk toenemende onveiligheid.

Met eenzelfde ritme aanhoren we een sussende minister die de cipiers tracht te lijmen met tijdelijke of halfslachtige maatregelen, vaak op de kap van de gevangenen. Om de werkdruk te verlagen worden de dagelijkse wandelingen of sportieve of culturele activiteiten geschrapt. Dat heeft een averechts effect, want juist daardoor verzwaren de omstandigheden waarin gedetineerden moeten overleven, waardoor ze, begrijpelijkerwijs, kregelig en balorig worden. Onmenselijke behandeling oogst altijd een dito gedrag. Blijkbaar gaat deze wetmatigheid de minister voorbij, alsof de levensomstandigheden van gevangenen niet tot zijn prioritaire zorg behoren.

Ook deze winter, bij aanvang van de kerstperiode, waren er stakingen in onze gevangenissen. De minister van Binnenlandse Zaken maakte het iedereen duidelijk dat ze het beu is om de problemen van haar collega van Justitie op te lossen. Daarom weigert ze nog langer politiemensen in te zetten om de stakende cipiers te vervangen. Het verloop van deze soap evolueert dan bijna tragikomisch: even het leger inzetten en ondertussen de zoveelste halfslachtige oplossing met de gevangenisbewakers afspreken.

Wanneer zal de minister eindelijk een ernstige, structurele oplossing uitwerken voor het probleem van de cipiers? Begrijpt de minister hoe ridicuul het klinkt als hij de problemen binnen justitie zelf als hallucinant bestempelt, terwijl het over zijn eigen expliciete politieke aansprakelijkheid gaat? De minister observeert verbouwereerd en geparalyseerd zijn eigen departement, maar staat er blijkbaar onmachtig bij.

Hoe gaat de minister erin slagen om de capaciteiten van onze gevangenissen te respecteren en ze niet eivol te proppen, met de bekende onmenselijke gevolgen voor de gevangenen, de cipiers en de samenleving? Laat de minister zich inspireren door de praktijk in onze buurlanden, waar zowel de criminaliteit als het aantal gevangenen drastisch zijn gedaald?

Kan de minister voorkomen dat dit bijna klokvaste ritueel van stakingen binnen onze gevangenissen zich blijft herhalen? Hoe beoordeelt de minister zijn politieke geloofwaardigheid in het licht van zijn eigen publieke, negatieve evaluatie van zijn eigen falend departement? Zal hij daar politieke conclusies aan koppelen?

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Mijn vraag gaat over dezelfde materie en ook over de onenigheid die daarover blijkbaar binnen de regering bestaat. Op 22 december kondigde de minister van Binnenlandse Zaken immers aan dat ze geen politiemensen meer zou opvorderen om stakende cipiers in de gevangenissen te vervangen. De minister van Justitie moet dat maar doen. Deze reactie is begrijpelijk. Ondanks een protocol met de vakbonden dat het aantal stakingen moest beperken en wilde stakingen moest voorkomen, lag het aantal stakingsdagen nog nooit zo hoog als het afgelopen jaar: 133 dagen op 24 december. Misschien zijn er later nog bijgekomen, dat is niet helemaal duidelijk.

Wel duidelijk is dat het systematisch opvorderen van politiemensen voor dit soort werk zeer belastend is voor de betrokken politiezones. Die moeten ook al instaan voor het transport van gevangen. De normale werking wordt daardoor ten zeerste ontwricht, zegt iedereen die daarbij van ver of nabij betrokken is. Politiemensen zijn bovendien niet opgeleid voor het bewaken en begeleiden van gedetineerden en kunnen bovendien het doelwit vormen van wraakacties. Het is immers door hun toedoen dat de gedetineerden in de gevangenis terechtgekomen zijn. De politiemensen zijn dan ook bang om in de gevangenis met deze mensen te worden geconfronteerd. Bijgevolg moet de bestaande regeling worden herzien, zodat politiemensen alleen in uiterste nood moeten instaan voor de ordehandhaving in de gevangenissen, zoals trouwens bepaald is in de wet. Voor het overige zou er een minimale dienstverlening moeten bestaan, zoals overal elders in Europa. Alleen in het weinig representatieve Albanië bestaat dat niet, als ik juist werd geïnformeerd door de Franstalige pers.

Dat is trouwens ook de overtuiging van de minister van Binnenlandse Zaken en van bijvoorbeeld een andere partij die nog altijd in de meerderheid zit en de ambitie heeft daarin te blijven, namelijk de PS. Zo heeft de heer Eerdekens duidelijk verklaard dat er een minimale dienstverlening moet komen, zodat de politie haar werk kan blijven doen.

Wat staat er in het protocol dat met de vakbonden werd gesloten ter voorkoming van wilde stakingen? Kan de tekst ons worden meegedeeld? Vanaf wanneer werd het van kracht? Was dat al voor het hele jaar 2010 het geval? Zo ja, hoe wordt dat na een jaar geëvalueerd? Hoe verklaart de minister dat het aantal stakingsdagen in 2010 uiteindelijk hoger was dan in de voorbije vijf jaar, ondanks of misschien dankzij dit protocol?

Hoe heeft de minister gereageerd op de aankondiging van minister Turtelboom? Werden er sinds 22 december nog politiemensen opgevorderd? Zo ja, door wie? Zijn er nog nieuwe stakingen aangekondigd waarvoor u dan politiemensen zou opvorderen?

Kan de minister bevestigen dat ons land, samen met Albanië, het enige land in Europa is waar er voor de penitentiaire beambten geen minimale dienstverlening dan wel een stakingsverbod bestaat?

Hoe reageert de minister op de uitlating van collega’s uit de meerderheid ten voordele van de minimale dienstverlening? Wat is uw standpunt ter zake? U bent daar tot nu toe niet echt duidelijk over geweest. Hoe kan deze minimale dienstverlening in de praktijk worden gerealiseerd?

M. Karl Vanlouwe (N-VA). –

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). – Ik wens kort even in te gaan op deze beide vragen, meer bepaald op de tweede vraag van collega Laeremans over het opvorderen van politiemensen. We weten inderdaad dat er bij stakingen in gevangenissen veelal politieagenten worden opgevorderd. Zijn dat vooral lokale of federale politieagenten? Bestaan daar bepaalde regels voor, zoals het prioritair inzetten van federale politieagenten en in ondergeschikte orde het inzetten van lokale politieagenten? Wordt een beroep gedaan op reserves, bijvoorbeeld hier in Brussel? Heel concreet: de gevangenis van Vorst ligt volgens mij in de politiezone Zuid en ik denk dat die van Sint-Gillis ook onder de politiezone Zuid valt. Iedereen weet dat dit een politiezone is waar er geregeld conflicten zijn, in de quartiers chauds zoals ze genoemd worden.

Doet men in dergelijke omstandigheden ook een beroep op die lokale politieagenten, of veeleer op federale agenten of op de reserve die in Brussel blijkbaar werd uitgebreid?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – In de drie vragen ligt het accent vooral op het inzetten van politiemensen. Ik zal het daar zeker over hebben.

De eerste vraag is van collega Anciaux, die ik nog altijd een beetje in de culturele wereld situeer en die een soort dramatische beschrijving geeft van wat zich in het gevangeniswezen afspeelt. De tekst lijkt geschreven te zijn door een dramaturg.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik pas mijn vragen aan naargelang de minister die ze moet beantwoorden en bovendien is de toestand ook dramatisch.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Er zijn heel wat interventies geweest inzake strategie en plannen rond het gevangeniswezen. Dat is geen gemakkelijke materie en het betreft ook een oude problematiek. Aangezien meer dan de helft van de gevangenissen uit de negentiende eeuw dateert en door een gebrek aan investeringen in de voorbije periode moet er een grote inhaalbeweging gebeuren. Bovendien is de materie in volle beweging en is een debat ontstaan over aanverwante taken, zoals transport, het beheersen van onrust of het opvangen van stakingen. Dat zijn zaken die door de volgende regering optimaal moeten worden georganiseerd. Toch geef ik een kort overzicht van de lopende projecten.

Wat de infrastructuur betreft, is de stand van zaken als volgt.

De procedure voor de bouw van de eerste vier gevangenissen te Beveren, Dendermonde, Leuze-en-Hainaut en Marche-en-Famenne, is lopende. De geselecteerde consortia hebben eind mei hun dossier ingediend. In juni, juli en augustus zijn ze beoordeeld door een professionele jury, waar Justitie, de Regie der Gebouwen en externe experts bij werden betrokken. Dit leidde tot een rangschikking in september, waarbij twee tot drie groepen werden geselecteerd, waarmee nu onderhandelingen aan de gang zijn. De eerder voorgestelde timing voor ingebruikname van deze vier gevangenissen in 2013 blijft behouden. Ik hoop dat we dit nog onder de lopende zaken kunnen goedkeuren, omdat het een afhandeling is van een vroeger opgestarte procedure met een dringend karakter.

In december is de principiële beslissing genomen over de aankoop van de site in Haren. Nu kunnen we de studie aanvatten over de mobiliteit, het masterplan, maar vooral over de vraag hoe men meer dan duizend gevangenen op een beperkte site in leefbare omstandigheden kan samenbrengen. Ook architecturaal wordt dit een grote uitdaging. In Vorst en Sint-Gillis is volgens mij geen oplossing meer mogelijk voor detentie in fatsoenlijke omstandigheden en dus moeten we voluit opteren voor de nieuwbouw in Brussel.

In Gent komt een nieuw gespecialiseerd centrum voor psychiatrie dat midden 2013 moet worden afgewerkt. In Antwerpen wordt momenteel onderhandeld met de Vlaamse bouwmeester. Ik hoop de bouwvergunning nog in de periode van lopende zaken te kunnen indienen. In Achêne ten slotte is er een nieuwbouw gepland voor jongeren. De streefdatum voor realisatie is 2013.

Dat alles betekent dus dat er acht grote infrastructuurwerken volop aan de gang zijn in het kader van de uitvoering van het masterplan. Volgens sommigen is dat nog te weinig. Het gaat voor een deel inderdaad om vervangingsbouw, maar voor een deel wordt hiermee ook bijkomende capaciteit gecreëerd. De timing wordt strak gevolgd. Los daarvan zijn er ook nog een aantal renovatieprojecten bezig.

Met betrekking tot de overbevolking, kan ik u meedelen dat we de cijfers inderdaad zien stijgen: er zijn nu ongeveer 11.000 gedetineerden voor ongeveer 8500 tot 9000 reële plaatsen. Dat probleem werd in het verleden onvoldoende onderkend en momenteel zijn de nieuwe gebouwen er nog niet. In afwachting werd een oplossing gevonden in Tilburg. We hebben beslist om daar gedurende drie jaar 500 plaatsen te huren; dit wordt nog uitgebreid tot 681 plaatsen.

 

We hebben dus een tijdelijke oplossing om de druk enigszins te verlagen. Dat dossier werd vorig jaar afgehandeld en verloopt correct.

Het sociaal overleg, de relaties met het personeel en met de vakbonden, verloopt niet gemakkelijk omwille van de moeilijke werkomgeving in de gevangenis en de soms moeilijke relatie tussen de syndicale organisaties en de mensen aan de basis. Wij stellen geregeld vast dat akkoorden en protocollen niet worden aanvaard. Dat wil niet zeggen dat wij niets doen, integendeel.

Sinds december 2007, toen een nieuwe regering aantrad met Jo Vandeurzen als minister van Justitie, zijn er 23 protocollen afgesloten met de vakbonden, waardoor de arbeidsomstandigheden en het personeelsstatuut werden verbeterd. Wij hebben veel geïnvesteerd in de sociale dialoog in de penitentiaire inrichtingen, soms als gevolg van crisissituaties in gevangenissen.

In het kader van het sociaal overleg werden belangrijke stappen gedaan en werd vertrouwen opgebouwd met de syndicale organisaties, zowel nationaal als regionaal. De grote stap die nu moet worden gedaan, is de ‘foto van de gevangenissen’. Het debat gaat altijd over de vraag hoeveel personeel nodig is voor welke soort opdrachten in de gevangenissen. In Lantin, in Brugge wordt veel meer personeel gevraagd. De personeelsformatie is echter voor 99% ingevuld. Wij willen verder gaan, maar eerst moeten we een foto hebben om objectief te kunnen berekenen hoeveel mensen waar en voor welke opdrachten nodig zijn. In de komende maanden zal dit punt prioritair worden aangepakt.

In verschillende gevangenissen loopt het absenteïsme op tot 15%. Dat is een signaal. Akkoord, de druk is groot, er is soms geweld, maar is het normaal dat het absenteïsme zo hoog is? Is er voldoende toezicht? Ook met de opleiding en de verdeling van de gedetineerden over de gevangenissen moet rekening worden gehouden. Sommige gevangenissen willen bepaalde gevangenen niet opnemen, andere zijn overbevolkt. Wij investeren dus veel in sociaal overleg.

Protocol 351 handelt over de versterking van de sociale dialoog en de conflictbeheersing binnen het gevangeniswezen. Het biedt een methode om een sociaal conflict af te handelen. Op welke manier moet worden overlegd, na hoeveel dagen overleg kan worden gestaakt? Overeengekomen werd dat pas na zeven dagen overleg kan worden gestaakt. Ik stel voor de tekst van het protocol uit te delen aan de leden van de commissie.

Het protocol dateert van 19 april 2010, enkele dagen voor de val van de regering. De procedure moest worden opgeschort omdat de regering in lopende zaken is. Samen met de vakbonden baseren wij ons nu op die overlegmethode. We gaan ook na in welke mate het protocol kan worden afgedwongen. De akkoorden die wij in toepassing van het protocol met de vakbonden hebben afgesloten, worden niet altijd gerespecteerd door de basis. We moeten nu nagaan hoe dit kan worden verbeterd. Protocol 351 van 19 april 2010 is in ieder geval een zeer belangrijk document, dat ik verdedig. De methodiek van de minimale dienstverlening wordt erin vervangen door een methodiek van overleg.

 

In 2010 lag het aantal stakingsdagen inderdaad iets hoger dan in de voorgaande jaren. Er waren langdurige conflicten in Brugge, Nijvel en Doornik.

Wie wordt er ingeschakeld bij een sociaal conflict? Voor het transport en voor de beveiliging in de rechtbanken is er het veiligheidskorps. Dat korps, dat nog zal moeten worden versterkt, hangt af van de FOD Justitie en kan alleen de minder gevaarlijke zaken afhandelen. Bij de rechtbank te Brussel is het korps recentelijk nog uitgebreid. De politie komt tussen in gevaarsituaties en bij stakingen in de gevangenis. Ze intervenieert bij geweld, een opstand of een moord. Dat wordt niet betwist. Er is wel discussie over de interventie van de politie ingeval van sociale conflicten. Voor de tussenkomst van de politie bij sociale conflicten is er de rondzendbrief MFO1 en MFO2. Die heeft betrekking op de toepassing van de wet op het politieambt. De wet op de geïntegreerde politie bepaalt expliciet dat de politie de verantwoordelijkheid heeft om in de gevangenis te interveniëren. De uitvoering daarvan valt onder de verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. De MFO1 bepaalt hoe tussenkomsten moeten worden georganiseerd bij sociale conflicten. De methode is eenvoudig. De lokale zone neemt de verantwoordelijkheid en de leiding voor de omkadering. Dit wil niet zeggen dat de lokale zone alles moet doen, maar ze moet wel aanwezig zijn en de leiding nemen. Ik geef een voorbeeld. Basse-Meuse, een kleine politiezone, had een protocol met de omliggende politiezones om bij een conflict met een deel van de manschappen bijstand te verlenen aan de buurzones. Die buurzones hebben nu de samenwerking opgezegd, waardoor de druk voor de zone Basse-Meuse groter wordt. Op het eerste niveau is er dus de lokale zone, vervolgens zijn er de aanpalende zones en de derde stap is de federale politie. Die brengt meestal het gros van de manschappen aan. In Brugge en Lantin reageert de federale politie relatief snel en levert het gros van het personeel. De interventie moet evenwel gebeuren onder de leiding van de lokale politie. DIRCO moet de buurzones en de federale politie optimaal coördineren. Er is nu discussie over die methode. De FOD Binnenlandse Zaken wil ze herzien. De volgende regering zal moeten beslissen of bij een staking het veiligheidskorps de volledige dienst in de gevangenissen overneemt. Er kan ook een bijzondere dienst komen. De standpunten van de syndicale organisaties van de penitentiaire beambten en van de politievakbonden lopen uiteen. Er zal overleg nodig zijn tussen die beide groepen om het probleem definitief op te lossen. Over Lantin heb ik bijvoorbeeld een onderhoud gehad met de zes gemeenten van Basse-Meuse, met de federale politie, de gouverneur, de burgemeesters en de politieverantwoordelijken.

 

We hebben daar een goed protocolakkoord afgesloten maar we hebben samen ook vastgesteld dat we de interventies van de politie bij sociale conflicten in de gevangenissen moeten herbekijken.

Als conclusie kunnen we zeggen dat er heel veel beweegt in het gevangenisbeleid. Wijzelf hebben er heel wat nota’s over gemaakt, zoals de uitvoerige nota over het strafuitvoeringsbeleid van februari van vorig jaar. Na al onze inspanninggen op het vlak van infrastructuur, sociaal overleg en conflictbeheersing hoop ik dat voor enige tijd de rust is weergekeerd in de wereld van de gevangenissen. Eergisterenavond was er wel weer een kleine opflakkering in de gevangenis van Sint-Gillis, maar die was van een totaal andere aard. In de gevangeniswereld is al wat er gebeurt – geweld, een externe ingreep – nu eenmaal zeer explosief en volgt er zeer vlug een reactie van het personeel. Eergisteren was dat opnieuw het geval, maar gelukkig is alles snel gekalmeerd na een initiatief van de directeur-generaal van het gevangeniswezen.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik vind het positief dat er een en ander staat te gebeuren en dat er ook een en ander wordt rechtgezet. U geeft in feite een flinke oorveeg aan uw voorgangers, omdat ze niet of te weinig in infrastructuur hebben geïnvesteerd, terwijl er nu inderdaad acht grote vervangingsdossiers lopende zijn. Persoonlijk geloof ik niet dat nieuwe gevangenissen bouwen de oplossing is. We moeten vooral voorkomen dat er meer gevangenen zijn, zoals men in de buurlanden doet, waar de criminaliteit en het aantal gevangenen verhoudingsgewijs een stuk lager ligt.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Als u verwijst naar Nederland, moet ik dat nuanceren. Ze hebben daar nu inderdaad minder criminaliteit en minder gevangenen, maar men heeft er destijds wel meer in gevangenissen geïnvesteerd. Dat gaat een beetje in tegen het klassieke gezegde ‘hoe meer gevangenissen, hoe meer gevangenen’. In Nederland heeft men veel gevangenissen gebouwd en hebben ze nu veel minder criminaliteit en dus veel leegstand in de gevangenissen. Het is belangrijk dat we die samenhang grondiger bestuderen.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het belangrijkste is dat men er daar in geslaagd is de criminaliteit terug te dringen. Als gevolg daarvan zijn er minder gevangenen. De bevolking wil vooral dat de criminaliteit vermindert, niet zozeer dat er meer gevangenissen komen.

Over de basisidee dat we vooral de criminaliteit moeten terugdringen, ben ik het met u volledig eens.

Aan de andere kant legt u vrij veel nadruk op investeringen in infrastructuur, omdat die laatste geregeld voor spanningen zorgt met de cipiers. Hoe verklaart u dan dat in de relatief moderne gevangenis van Brugge er toch vrij veel conflicten zijn?

U hebt ook veel geïnvesteerd in sociaal overleg en dan vooral met directies en met de vakbonden. Toch zijn er nog altijd vrij veel spontane stakingen, zij het meestal van korte duur. Verwacht u dat die verminderen zodra de infrastructuur verbetert? Dat valt nog te bezien.

Globaal ben ik zeker tevreden met uw antwoord. Het verheugt me dat u niet alleen veel verontwaardiging toont, maar ook politieke daadkracht.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik ben het absoluut niet eens met de laatste conclusie. Integendeel, er zijn veel te weinig duidelijke daden. U blijft steken in het verhaal van overleg met de politie en met de penitentiaire beambten, maar u biedt geen oplossingen voor de problemen die de minister van Binnenlandse Zaken en de heer Eerdekens signaleren, namelijk dat er nood is aan een minimale dienstverlening. Overal in Europa bestaat een minimale dienstverlening, behalve bij ons en in Albanië.

De lokale politie is ontwricht, niet enkel in Andenne, maar ook in Brussel en op andere plaatsen. Het probleem doet zich vooral voor in de gemeenten waar de gevangenissen gevestigd zijn, zoals in het zuiden van Brussel, waar een groot criminaliteitsprobleem bestaat. De politiezones zijn er veel te zwaar belast, onder meer omdat ze voortdurend gevangenen moeten vervoeren.

U zou een duidelijke lijn kunnen volgen, net zoals uw partners in de regering, maar u blijft heel wollig en u blijft overleg voorstellen, nu eens met de cipiers en dan weer met de politie. Uiteindelijk verandert er echter niets. Het protocol is op dit moment waardeloos want er hebben het voorbije jaar meer stakingsdagen plaatsgevonden dan in de voorbije vijf jaar. Het doel van het protocol was nochtans stakingen tegen te gaan.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – In 2010 was ook het aantal ontsnapten het laagst.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Dat is een heel ander debat.

Ik ben zeker niet tevreden met uw antwoord. Ik mis duidelijkheid. Ik hoop dat er een duidelijke keuze wordt gemaakt in het regeerakkoord. Het statuut van de cipiers is verbeterd, maar er is ook nood aan een minimale zekerheid in de gevangenissen. Politiemensen zijn niet opgeleid om die zekerheid te bieden. U stelt hoop in een protocol dat niet werkt. Het enige positieve is dat u het probleem zal bestuderen. We gaan dit zeker opvolgen.

Wat het debat ten gronde betreft, ben ik het met u eens dat Nederland een antivoorbeeld voor het politiek correcte denken is, hetgeen de heer Anciaux daarnet vermeldde. We hebben ons lang laten brainwashen…

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Misschien moeten we het begrip "politiek correct" ernstig nemen. Politiek correct is misschien ook wel echt politiek correct.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Dat is mogelijk, maar ik stel vast dat in Nederland door een sterke toename van het aantal cellen de criminaliteit sterk is gedaald en er nu overcapaciteit is. De uitbreiding van het aantal cellen heeft wel geholpen! Wij werden steeds gebrainwasht door gekke geborneerde ideologen van de VUB, zoals Kristel Beyens en Sonja Snacken, die fulmineerden tegen een uitbreiding van het aantal cellen omdat daardoor de criminaliteit in de hand zou worden gewerkt. Die ideologie raakt kant noch wal. Jarenlang hebben politici, waaronder de minister van Justitie, met zijn nota van tien jaar geleden die een absoluut plafond van het aantal cellen bevatte, zich laten doen door zulke ideologen. Indien de minister toen had gekozen om meer cellen te bouwen, dan hadden we nu een oplossing. In Nederland is er een hardere aanpak van de criminaliteit, een lik-op-stukbeleid en worden straffen uitgevoerd… Bij ons bestaat dat allemaal nauwelijks. De criminaliteit wordt eigenlijk gestimuleerd door Justitie in plaats van beteugeld.

Wij zijn uiteraard blij dat de minister nu aankondigt dat er nieuwe gebouwen bijkomen, maar als we het hele plaatje bekijken, zien we dat het vooral om vervangingscapaciteit gaat. In Brussel zal er maximaal evenveel capaciteit zijn als vandaag, terwijl er nood is aan meer capaciteit, zoals onder meer Glenn Audenaert zei. De extra capaciteit zal bovendien worden aangewend om het comfort van de gedetineerden te verhogen, namelijk door één cel per gedetineerde na te streven. Op die manier worden er geen plaatsen bijgebouwd. De gevangenis van Tilburg zal dus nodig blijven om de grote nood te kunnen lenigen. Wat ons betreft, moeten bijvoorbeeld Sint-Gillis en Vorst open blijven, weliswaar gerenoveerd. In Brussel is er nood aan extra cellen, aan een uitbreiding van de capaciteit en niet enkel aan vervanging van de bestaande capaciteit. De meerderheid heeft niet de moed om te kiezen voor extra capaciteit. Ik hoop dat het nieuwe regeerakkoord daarvoor kan zorgen, zodat we eindelijk de richting opgaan van Nederland. Jarenlang dachten we dat in Nederland alles kon en alles mocht, maar geleidelijk aan is het beleid daar veranderd en is ons land het meest lakse land van Europa geworden. Bij ons wordt alles toegelaten en moedigt Justitie jammer genoeg de criminaliteit aan.

Demande d’explications de Mme Zakia Khattabi au ministre de la Justice sur «la mise en isolement et les conditions de détention de M. Nizar Trabelsi» (nº 5-296)

Vraag om uitleg van mevrouw Zakia Khattabi aan de minister van Justitie over «de afzondering en de detentievoorwaarden van de heer Nizar Trabelsi» (nr. 5-296)

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Depuis novembre 2007, M. Trabelsi a fait l’objet, presque sans interruption, de mesures de détention particulières, passant en janvier 2008 à la prison de Nivelles du placement en régime de sécurité particulier individuel au régime d’isolement au quartier de haute sécurité de la prison de Bruges depuis la fin de 2009. En juin 2010, l’administration pénitentiaire a accepté de mettre fin à ce régime d’exception, appliqué sans interruption pendant près de 26 mois, sans qu’un événement quelconque ne se soit produit. M. Trabelsi a alors été transféré à la prison d’Ittre d’où il a entrepris, auprès de l’administration locale, des démarches utiles en vue de se marier. Or il nous revient qu’à la suite de cette demande, l’administration communale d’Ittre a subi des pressions tant de la part de la Sûreté de l’État que de l’Office des étrangers pour bloquer l’instruction de ce dossier au motif que « ce mariage fera obstacle à son extradition vers les États-Unis ».

En outre, le 12 novembre dernier, M. Trabelsi a été transféré sans préavis et, selon nos informations, sur votre instruction directe, de la prison d’Ittre au quartier de haute sécurité de la prison de Bruges sans que ce transfert ne soit accompagné d’une quelconque motivation ou puisse être justifié par le comportement de l’intéressé.

Depuis lors, l’expert psychiatre de la prison de Bruges a rédigé un rapport extrêmement inquiétant sur l’état de santé mentale de l’intéressé qui ne comprend rien à l’acharnement dont il ferait l’objet. Son avocat a d’ailleurs introduit auprès du tribunal des référés de Bruxelles une demande urgente de renvoi de son client à la prison d’Ittre.

Monsieur le ministre, vous ne pouvez ignorer que la perpétuation d’un isolement carcéral est, aux yeux des instances internationales, assimilable à « un traitement inhumain et dégradant ». Comment justifiez-vous, dès lors, les conditions de détention de M. Trabelsi et son récent transfert que même les directeurs des établissements concernés disent ne pas comprendre ?

De même, vous ne pouvez ignorer que le droit au mariage est un droit humain consacré par l’article 12 de la Convention européenne des droits de l’homme et que le mariage d’un étranger avec un sujet belge ne fait pas obstacle à son extradition vers un État tiers puisque ce mariage n’emporte pas acquisition de la nationalité belge. Or seule cette qualité exclut l’extradition vers un État étranger.

Est-ce cette demande de mariage qui a motivé le transfert de M. Trabelsi ? Sinon, pour quelles autres raisons ne peut-il pas réintégrer la prison d’Ittre où son comportement ne posait aucun problème de sécurité ?

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). –

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik sta ervan versteld dat sommige collega’s enorm veel gewicht hechten aan het grote comfort en de extra faciliteiten voor terroristen. Ik neem daarvan akte, maar mij interesseert vooral of de minister iets meer kan zeggen over de stand van zaken in verband met de uitleveringsprocedure van de heer Trabelsi. Hoe sneller betrokkene naar de VS gaat om daar echt gestraft te worden, hoe beter natuurlijk.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Il m’est difficile de répondre ici à cette question.

Il s’agit en effet, d’une part, d’informations relatives à un dossier individuel de détention et, d’autre part, d’une procédure judiciaire en cours dans laquelle il est également question d’extradition. C’est un dossier délicat, mais je prends mes responsabilités en fonction des informations dont je dispose.

Je précise que les mesures de transfèrement vers les quartiers de sécurité particulière et individuelle de la prison de Bruges sont décidées par le directeur général et ce, pour des motifs liés exclusivement à l’ordre et à la sécurité. Il ne s’agit en aucun cas de mesures prises dans le but de harceler un détenu.

Dans le cas particulier de M. Trabelsi, il est tout à fait compréhensible qu’une attention toute particulière soit portée à la sécurité interne et externe. Toutes les mesures de sécurité sont prises conformément à la loi tant dans sa lettre que dans son esprit.

La procédure d’extradition est en cours. J’espère qu’elle sera finalisée le plus rapidement possible, mais je ne pourrai prendre une décision qu’une fois en possession du dossier.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. –

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – La réponse ne me satisfait pas dans la mesure où ma question ne portait pas sur l’extradition de M. Trabelsi aux États-Unis mais sur la possibilité de réintégrer la prison d’Ittre. Or, je ne vous ai pas entendu sur ce point, monsieur le ministre.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). –

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – M. Trabelsi a été transféré pour des raisons bien précises.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. –

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Ne me faites pas dire ce que je n’ai pas dit. Il faut effectivement garantir la sécurité et l’ordre dans la prison. D’après mes contacts avec les deux prisons concernées, il semblerait qu’il n’y ait aucun problème de sécurité ni de comportement de M. Trabelsi. Aussi, j’ai du mal à comprendre votre explication. Pour ma part, je garderai à l’esprit le lien avec l’extradition de M. Trabelsi. L’explication ne me semble pas du tout valable dans la mesure ou le mariage ne permet pas l’extradition puisque M. Trabelsi est étranger. Je continuerai à suivre ce dossier.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). –

(Mme Zakia Khattabi prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: mevrouw Zakia Khattabi.)

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «les effets de l’arrêt de la Cour de cassation du 15 décembre 2010 concernant le droit à l’assistance d’un avocat» (nº 5-263)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «de gevolgen van het arrest van het Hof van Cassatie van 15 december 2010 inzake de verplichte bijstand van een advocaat» (nr. 5-263)

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Op 15 december verbrak het Hof van Cassatie een arrest waarbij een priester veroordeeld werd zonder dat hij binnen de eerste 24 uur bijstand kreeg van een advocaat tijdens de verhoren. Het gebrek aan bijstand zou een schending betekenen van artikel 6 van het EVRM. Ik heb het arrest vandaag nog eens nagelezen en dat is toch in tamelijk algemene bewoordingen gezegd en alleen in uitzonderlijke omstandigheden is een bijstand niet noodzakelijk.

Als deze lijn wordt doorgetrokken, zou dit bijzonder zware gevolgen kunnen hebben voor alle lopende strafonderzoeken. Dat zou immers betekenen dat nagenoeg geen strafrechtelijke veroordelingen meer uitgesproken kunnen worden in dossiers waar mensen werden aangehouden. De vraag rijst dan ook op welke wijze de gebeurlijke tekortkomingen in lopende dossiers kunnen worden rechtgezet.

Het is duidelijk dat hier snel een beslissing moet worden genomen. Om nieuwe procedurefouten te voorkomen, is het ten zeerste wenselijk dat de minister snel standpunt inneemt en dat het parlement een beslissing neemt.

In heb nogal wat bedenkingen bij de rechtspraak van het Europees Hof, net zoals u die tot voor kort ook had. De rechtspraak van Cassatie is nieuw en ik ben niet helemaal gelukkig met de gang van zaken want we kunnen problemen verwachten omdat alles onmiddellijk moet worden toegepast op lopende procedures. Bovendien wordt de wetgever zwaar voor schut gezet. We evolueren hoe langer hoe meer een jugement de juges, waarbij Europese rechters heel onze wetgeving overhoop halen. Tot nu toe hebben heel weinig mensen in het kader van de rechten van de mens geprotesteerd tegen de manier waarop hier werd ondervraagd en waarop strafprocedures liepen. Ik vind het allemaal zeer verregaand, maar ik heb ook een probleem met het feit dat niets gedaan wordt en dat mensen worden vrijgelaten bij gebrek aan bijstand tijdens een verhoor. Ik ben niet de enige die daar voor waarschuwt, want in De Standaard van 22 of 23 december is er ook een zeer scherpe vrije tribune geweest van procedurepleiter Hans Rieder, waarin hij de bom nog eens duidelijk etaleert en waarin hij zegt welke grootschalige gevolgen dit allemaal kan hebben voor ons rechtssysteem als binnenkort ook zeer zware criminelen, en wie weet zelfs de terroristen van wie zojuist sprake was, vrijgelaten kunnen worden omdat ze destijds geen bijstand kregen van een advocaat.

Hoe interpreteert de minister het arrest van 15 december 2010? Dient er volgens de minister in alle omstandigheden een advocaat aanwezig te zijn bij het eerste politieverhoor en bij het eerste verhoor door de onderzoeksrechter? Geldt dit enkel in dossiers waar beslist wordt tot aanhouding of geldt dit in alle dossiers waar iemand als verdachte verhoord wordt? Dat zou het natuurlijk nog veel buitensporiger maken.

Hoe wordt volgens de minister een stortvloed aan gelijkaardige cassatieberoepen voorkomen? Zijn er al ontvangen? Op welke manier kunnen lopende strafonderzoeken alsnog conform gemaakt worden? Kunnen nieuwe verhoren, in aanwezigheid van een advocaat, eventuele schendingen van de rechten van de verdediging in het verleden dekken? Moet een dergelijk nieuw verhoor dan gevoerd worden door zowel de politiediensten als de onderzoeksrechter?

Op welke structurele wijze zou volgens de minister tegemoet moeten worden gekomen aan de visie van het Europees Hof? Kan in die omstandigheden de grondwettelijke beperking van de vrijheidsberoving tot 24 uur volgens de minister gehandhaafd worden, in tegenspraak dan met wat bijvoorbeeld het openbaar ministerie bij monde van procureur-generaal Yves Liégé hier heeft verteld?

Werd een rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd? Klopt het dat wij het enige land zijn van de Raad van Europa dat zijn wetgeving niet conform het EVRM heeft aangepast, zoals beweerd wordt in de vrije tribune van december van de heer Rieder? Hoe wordt dit probleem elders aangepakt? Bestaat daar documentatie over die u ons ter beschikking kan stellen?

Wat zijn de gevolgen van de voorgestelde aanpak voor de werking van de politiediensten, de onderzoeksgerechten, de parketten en de advocaten? Wat is de extra kostprijs voor Justitie? Werd daar in 2011 al een budget voor uitgetrokken?

Heeft de minister, in afwachting van wetswijzigingen die hier zullen worden besproken, maar die de eerste weken of maanden nog niet in het Belgisch Staatsblad zullen verschijnen, zelf al praktische richtlijnen uitgevaardigd of ter zake overleg gepleegd om te voorkomen dat zware criminelen die het land in opschudding hebben gebracht binnenkort op basis van dezelfde argumenten zouden kunnen worden vrijgelaten?

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb in dat verband ook een uitgebreide schriftelijke vraag gesteld. Ofschoon de afgesproken termijn van 20 werkdagen al is overschreden, hoop ik dat daar toch nog een antwoord op zal komen.

Ik ben het ermee eens dat er een oplossing moet worden gevonden voor het verleden. Voor mensen die veroordeeld zijn, kan dat geen argument meer zijn, of we moeten daar toch heel voorzichtig mee omgaan. Toch vind ik dat de door het EVRM voorziene bijstand door een advocaat tijdens een verhoor in acht genomen moet worden. Het is mijn overtuiging dat de interpretatie van het Hof moet worden gerespecteerd. Er moet uiteraard een regeling worden getroffen om dit alles in goede banen te leiden en ik heb begrepen dat daar initiatieven voor zijn genomen. Tegen de gedachte dat de verdediging van een beklaagde moet worden beschouwd als collaboratie met criminaliteit, wil ik evenwel tegengas geven. De indruk geven dat deze aangelegenheid straffeloosheid tot gevolg zal hebben, gaat te ver. Ik besef dat een goed rechtssysteem soms het risico loopt dat schuldigen niet worden gestraft, maar dat is toch te verkiezen boven het risico dat onschuldigen onterecht worden gestraft. Daar is het systeem van bijstand een belangrijk onderdeel van. Ik geef toe dat we dienen op te letten dat we daarmee, bijvoorbeeld, de deur niet openzetten voor criminelen die al veroordeeld zijn.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Iedereen zal begrijpen dat ik hier geen volledige uiteenzetting zal geven over de gevolgen van het Salduz-arrest. Er is hierover al uitvoerig gedebatteerd, vandaag wordt een tekst rondgedeeld en de behandeling is gepland voor volgende week. Ik ben blij dat we hier nu concreet werk van kunnen maken teneinde een oplossing te vinden. De problematiek voor wat betreft de Europese rechtspraak en het Hof van Cassatie is iedereen bekend. Op basis van al die elementen en de vele interventies die blijk gaven van de chaos op het terrein vanwege de verschillende meningen van onderzoeksrechters, advocaten en procureurs-generaal, komt nu stilaan een geamendeerd voorstel naar boven. Hopelijk kunnen we dat nu op korte termijn afhandelen, uiteraard met een parlementair debat over elk onderdeel.

In het arrest van 15 december 2010 heeft het Hof een veroordeling verbroken omdat de betrokkene tijdens de eerste 24 uur van zijn vrijheidsberoving geen bijstand van een advocaat had gekregen. Hierbij moet toch rekening gehouden worden met de bijzondere omstandigheden van de zaak zoals die door het Hof worden beschreven. Het gaat hier om een auto-incriminatie door de verdachte, die tijdens de eerste 24 uur een bekentenis deed. Onmiddellijk na zijn vrijlating heeft hij die zelf echter ingetrokken en er zijn geen andere elementen. Het arrest van veroordeling is gebaseerd op de bekentenis en stelt bovendien dat de betrokkene waarschijnlijk de juridische draagwijdte van zijn toegevingen tijdens de eerste ondervraging niet heeft begrepen. Ik citeer: "L’arrêt explique ce revirement en considérant que le demandeur n’a probablement pas perçu la portée pénale des actes dont il avait admis l’existence, ignorant que la qualification de viol s’applique aussi à la pénétration par voie orale."

Steunend op het geheel van deze omstandigheden stelt het Hof dat: "Des déclarations auto-accusatrices faites à la police dans les vingt-quatre heures de la privation de liberté par un suspect qui, en l’absence de conseil, a pu, selon les juges d’appel, ne pas appréhender les conséquences juridiques de ses dires, ont dès lors été prises en compte par eux pour conclure à la crédibilité de la plainte et, de là, au bien-fondé de la poursuite."

 

Het gaat om een specifiek dossier dat in een debat als referentie kan worden aangewend.

Wij moeten zo vlug mogelijk handelen. Nog andere uitspraken kunnen volgen. Zelf ben ik gedagvaard door de OBFG. De advocatuur eist van de minister dat hij onmiddellijk een wet zou maken. Normaal zullen we binnen de gestelde termijnen een wetgeving kunnen uitwerken.

Vele van de voorstellen werden verwerkt in een document dat u vandaag nog zal worden overgemaakt. We spreken nu best af dat we de nieuwe werkwijze zo spoedig mogelijk uitbouwen. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat dit alles geld zal kosten. Wij houden rekening met een kostprijs van 30 miljoen euro. We beschikken vandaag niet over die middelen. Elke keuze zal budgettaire implicaties hebben.

Men kan dus niet zeggen dat we ons niet maximaal hebben ingespannen. Ik dank de commissie voor de Justitie van de Senaat voor de bereidheid om in een periode van lopende zaken die methodiek toch verder te ontwikkelen. De gevolgde werkwijze was de enige weg om in deze dringende materie op korte termijn tot een oplossing te komen.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal inmiddels ook al signalen hebben gekregen dat zijn arresten belangrijke gevolgen hebben. Vier Europese landen werken nog niet conform het Salduz-arrest. Opleggen dat vanaf een bepaald ogenblik alles gewijzigd moet zijn, is voor nationale wetgevers een moeilijke opdracht. Bij een veroordeling moeten de landen de kans krijgen om zich binnen een redelijke termijn in regel te stellen. Een directe en volledige werking van elk arrest houdt veel risico’s in. Hopelijk zullen we spoedig tot een oplossing komen.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Bij dat laatste kan ik me alleen maar aansluiten. Ik hoop ook dat de advocaten niet zo onverantwoordelijk zullen zijn om systematisch alle lopende dossiers tot in het Hof van Cassatie te brengen. Als alle dossiers naar het Hof van Beroep en nadien naar het Hof van Cassatie gaan omdat de fundamentele mensenrechten zijn geschonden, dan mogen we de gevangenissen wagenwijd openzetten. Niemand is daarmee gebaat. Het gaat niet zozeer om degenen die al veroordeeld zijn, maar om de lopende onderzoeken.

Als gewezen advocaat weet ik dat de rechten van de verdediging ernstig moeten worden genomen. Sinds het ontstaan van België hebben we een situatie waarbij geen advocaat aanwezig is bij een politieverhoor. Ik heb de heer Anciaux dit nooit horen aanklagen.

Het wordt ons nu opgedrongen door Europa. Ik deel het standpunt van de minister als hij zegt dat het nogal kras is dat er geen overgangsperiode is. Ik heb grote problemen met een gouvernement des juges. Ik heb ook problemen met de verregaande interpretatie van dit soort toestanden. Waar gaat het in essentie om? De betrokkene heeft de waarheid verteld en hiermee zichzelf beschuldigd. Als er een advocaat bij het verhoor geweest was, dan zou hij die stommiteit niet hebben begaan, dan had hij de waarheid niet verteld en een aantal zaken achtergehouden. De rol van de advocaat zou hier bijna zijn de waarheid te maskeren en te verhinderen dat zaken aan het licht komen. Ik vond het goed dat die priester tijdens het verhoor al die dingen heeft opgebiecht. In de toekomst zal de advocaat de betrokkene aanraden maximaal te zwijgen, om zichzelf niet te beschuldigen. Men beweert dat de waarheid sneller aan het licht zal komen als een advocaat bij het verhoor betrokken is. In sommige gevallen zal dat misschien wel zo zijn, maar in dit geval zou de advocaat de waarheid verdonkeremanen en daar heb ik grote moeite mee. Als we het Hof van Cassatie niet volgen, lopen we grote risico’s.

Ik ben het ermee eens dat de commissie snel moet handelen en dat er volgende week verder wordt gedebatteerd, ondanks het feit dat het voorstel dan pas in overweging zal worden genomen. Ik stel voor om, op basis van wat het openbaar ministerie hier heeft gezegd, grondig te discussiëren over de uitbreiding naar achtenveertig uur. Voor zware, ingewikkelde dossiers is vierentwintig uur te weinig. Er zijn vaak verschillende mensen aangehouden en als die allemaal een beroep mogen doen op een advocaat, dan is daar tijd voor nodig. Als binnen de vierentwintig uur een advocaat moet worden aangesteld, is dat niet in het voordeel van de gedetineerden of van de samenleving. Het Openbaar Ministerie heeft hier correct gesteld dat de vierentwintig uur zowel in de Grondwet als in wet moet worden vervangen door achtenveertig uur. In de meeste Europese landen is het achtenveertig uur. Als we vierentwintig uur aanhouden, gaan we teveel speelruimte geven aan advocaten die de zaken gaan vertragen en ervoor gaan zorgen dat aangehouden personen onterecht moeten worden vrijgelaten. Achtenveertig uur is meer dan noodzakelijk en ik roep alle collega’s op om er zo snel mogelijk werk van te maken.

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «le mauvais fonctionnement de la police judiciaire de Louvain dans le cadre de dossiers importants concernant des assassinats» (nº 5-264)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de slechte werking van de gerechtelijke politie van Leuven in belangrijke moorddossiers» (nr. 5-264).

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik ben zeker niet de enige in België die kwaad werd toen we vernamen dat door het slecht functioneren van een gerechtelijke dienst in een belangrijk moorddossier er bijkomend twee moorden zijn gepleegd. Dat is toch de conclusie die iedereen maakt in het recente dossier van het gerechtelijk arrondissement Leuven.

Het belangrijkste is dat de minister van Justitie uit dit bijzonder pijnlijke falen de juiste conclusies trekt, zodat dit in de toekomst niet meer gebeurt.

Ook de minister van Justitie maakte zich in het verleden behoorlijk kwaad over wat er misloopt bij justitie. Ik begrijp dat wel, maar hij is natuurlijk ook politiek verantwoordelijk voor dat departement. Hij heeft ooit nog ontslag genomen omdat een gevaarlijk misdadiger was gaan lopen. Nu zijn er twee mensen vermoord door fouten bij justitie. De zeden zijn sindsdien duidelijk veranderd. Ik vraag niet dat de minister ontslag neemt, maar wel dat hij ernstige conclusies trekt om herhaling te voorkomen.

Het gaat in dit dossier uit Leuven niet om menselijke fouten, maar om slechte samenwerking tussen diensten, om pesterijen en dergelijke, waardoor een moordenaar vrij is kunnen blijven rondlopen en nog twee slachtoffers heeft kunnen maken.

Is daar een evaluatie van gemaakt? Welke conclusies trekken we daaruit? Moeten we de beoordelingscriteria veranderen? We kunnen dat niet allemaal van vandaag op morgen veranderen, maar in dit dossier moeten we toch snel veranderingen afdwingen.

Als het klopt dat de oorzaak van het slechte functioneren van structurele aard is, dan moeten we daar snel een evaluatie van maken, mocht dat nog niet gebeurd zijn, en de werkmethodes veranderen. Ik neem aan dat ook de minister van dit soort vragen wakker ligt. Maar we moeten er vooral voor zorgen dat zulke zaken niet meer gebeuren.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Net als u vind ik dit een verschrikkelijk dossier. Toen ik er kennis van kreeg, heb ik onmiddellijk het Comité P gevraagd de zaak te onderzoeken. Zij hebben een bijzonder onderbouwd rapport opgesteld, dat nu de basis is voor de verdere behandeling in de Bijzondere Kamercommissie-Comité P. De Bijzondere Commissie van de Kamer heeft eind vorig jaar een eerste keer over deze zaak vergaderd en komt eerstdaags opnieuw samen om te onderzoeken hoe hiermee moet worden omgegaan.

De eerste vraag is die van de verantwoordelijkheid. Dat is een bijzonder delicate kwestie omdat het gerechtelijk onderzoek nog loopt en er nog een gerechtelijke procedure voor het hof van assisen volgt, waar de betrokken magistraten en politiemensen aan moeten meewerken. We moeten daarom uiterst voorzichtig zijn en alle prioriteit geven aan het goede verloop van die procedure, die waarschijnlijk onmiddellijk na de vakantie voor het hof van assisen zal starten.

Intussen kunnen we al wel onderzoeken waar de verantwoordelijkheden liggen. In aansluiting op het eerste rapport van de Begeleidingscommissie moeten we nagaan welke initiatieven er bij de politie al zijn genomen en nog moeten worden genomen. Ik zal daarover niet in de Senaat, maar in de Bijzondere Commissie van de Kamer, verslag uitbrengen. Dat zal ook handelen over de magistraten, want het Comité P beperkt zich uiteraard tot de politie. De vraag is ook hoe de relatie is tussen de onderzoeksdaden van de politie en het werk van de magistraten.

 

Dit loopt via de interne weg en in samenspraak met de verantwoordelijken in de magistratuur en de leden van de begeleidingscommissie.

Naast het onderdeel verantwoordelijkheid is er het belangrijke onderdeel van de aanbevelingen van het Comité P. Die aanbevelingen zijn behandeld. Er is afgesproken alles samen te brengen, omdat het allemaal aspecten zijn van de politieactiviteit. Het betreft onder meer laboratoria- en technische prestaties en betere draaiboeken voor moordzaken. Intussen zijn er al enkele punten verbeterd. We zijn nu alle te behandelen punten aan het groeperen, zodat op redelijk korte termijn een overzicht kan worden gegeven van de initiatieven die worden genomen. We moeten daarna bekijken hoe die initiatieven in wetten of aanbevelingen kunnen worden geconcretiseerd.

De aanbevelingen die het comité P heeft geformuleerd, zijn een perfecte basis om doordringend in het systeem in te grijpen, bijvoorbeeld op het vlak van een databank voor seriemoordenaars. In overleg met het Comité P proberen we de aanbevelingen strak op te volgen. Tot nu toe worden de aanbevelingen in vertrouwelijkheid behandeld, precies omdat het gerechtelijk onderzoek loopt. We mogen het risico niet lopen dat indiscreties een nadelig effect zouden hebben op het verloop van de procedure. Te gepasten tijde wil ik graag op de aanbevelingen terugkomen. Dat kan losstaan van de discussie over de verantwoordelijkheid, waarover binnenkort in de Kamer een debat zal worden gevoerd. Ik ben bereid u daarover verder te informeren.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is inderdaad heel belangrijk dat de aanbevelingen zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice et à la ministre de l’Intérieur sur «les nouvelles initiatives pour combattre le vol à l’étalage» (nº 5-270)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de nieuwe initiatieven ter bestrijding van winkeldiefstal» (nr. 5-270)

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – In de kranten van 30 en 31 december werd bericht over een gezamenlijk initiatief van de overheid – ik neem aan de departementen Binnenlandse Zaken en Justitie – en Unizo om winkeldiefstal beter te kunnen bestrijden. Winkeliers zouden hun aangiften richten tot de vzw Preventie en Veiligheid, die de klachten zou inventariseren en bundelen. Zodra een dader driemaal wordt vermeld, worden de betrokken klachten overgemaakt aan het parket. Volgens de krantenberichten zou er in dat geval "automatisch" tot vervolging worden overgegaan.

Eén en ander belet niet dat de winkelier zelf ook nog eens naar de politie stapt, maar eigenlijk worden de winkeliers daar niet meer toe aangezet. Dat lokte al protest uit bij de lokale politie van Sint-Niklaas, die het systeem als onwettig beschouwt en vragende partij is om bij een diefstal altijd ter plaatse te komen.

Het parket van Dendermonde heeft het Waasland Shopping Center intussen bevolen de samenwerking met de vzw Preventie en Veiligheid stop te zetten. Het parket bestempelt de procedure als onwettig en vreest zelfs dat er privémilities zullen ontstaan. Dat staat dus in schril contrast met het standpunt van de regering.

Het systeem van de zogenaamde burgerseponering roept dan ook heel wat vragen op.

Wie richtte de vzw Preventie en Veiligheid op? Wie financiert ze? Hoe kan de werking van een dergelijk initiatief worden verzekerd als er maar twee personen werken? Waar heeft de vzw haar zetel? Over welke infrastructuur en hulpmiddelen beschikken de mensen? Wie neemt ze in dienst? Over welk statuut beschikken ze? Kunnen zij ter plaatse komen en/of pv’s opmaken?

Hoe lang bestaat het project al? In hoeveel steden is het ontwikkeld? Beperkt het zich voorlopig tot winkelcentra of doen ook gewone winkeliers mee? Hoe wordt het geëvalueerd? Hoe komt het dat in Sint-Niklaas het project door politie en parket wordt teruggefloten, hoewel het in het Waasland Shopping Centrum tot een sterke daling van het aantal diefstallen leidde?

 

Het is dus blijkbaar wel nuttig, maar het wordt door politie en parket niet gewaardeerd.

Hoe rijmt u de houding van de lokale politie en het Dendermondse parket met de houding van de regering? Ook dat is eigenaardig.

Zijn zowel de minister van Binnenlandse Zaken als die van Justitie hierbij betrokken geweest? Waartoe heeft de minister van Binnenlandse Zaken zich verbonden? Waartoe heeft de minister van Justitie zich verbonden? Op welke wijze? Werd een protocol opgesteld? Klopt het dat automatisch zal worden vervolgd wanneer driemaal eenzelfde dader betrokken is?

Op welke wijze werden de parketten hierover geconsulteerd? Volgens het Belang van Limburg van 31 december werd geen enkele procureur vooraf naar zijn mening gevraagd. Kan de minister dat tegenspreken? Nam iemand een standpunt in namens de Raad van de procureurs des Konings of het College van procureurs-generaal? Is het de bedoeling dat alle parketten van het hele land hieraan meewerken? Of wordt het systeem voorlopig enkel in Vlaanderen toegepast? Dat is absoluut niet duidelijk.

Betekent dit dat de parketten op grond van één diefstal in de toekomst niet meer zullen vervolgen, ook al is die flagrant en gaat het om grote bedragen? Of is dit nu reeds de gangbare praktijk? Zijn er cijfers over het actuele seponeringsbeleid inzake winkeldiefstallen of is dat totaal verschillend naargelang van het parket?

Welk parket is bevoegd indien de dader feiten heeft gepleegd op het grondgebied van verscheidene arrondissementen? Werden daarover afspraken gemaakt of regels opgesteld? Of heeft de vzw de vrije keuze?

Op welke wijze kan worden verzekerd dat het in casu wel degelijk om dezelfde dader gaat? Mogen de handelaars identiteitsbewijzen eisen? Krijgen de betrokken bedienden inzage in andere gegevensbanken, zoals de bevolkingsregisters, bijvoorbeeld om de identiteitsgegevens te vergelijken?

Hebben de parketten en de politiediensten inzage in de dossiers van de vzw? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze is al samengewerkt?

Wat is de samenhang met police-on-web? Wordt er samengewerkt? Zal het nieuwe systeem er niet toe leiden dat nog minder gebruik zal worden gemaakt van dat systeem, want dat is tot nu toe ontgoochelend? Is het de bedoeling dat met beide systemen los van mekaar wordt gewerkt en dat de administratieve rompslomp verder toeneemt, dus dat de handelaars een beroep doen op zowel police-on-web als op de vzw? Of zijn de formulieren compatibel met mekaar, zodat een uitwisseling tussen beide systemen mogelijk is? Gaat het uitsluitend om digitale aangiften of niet?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Vorige week zijn inderdaad berichten verschenen over het feit dat Unizo met de parketten een akkoord zou hebben bereikt om winkeldiefstallen aan te geven. Die berichten zijn onjuist, want er bestaat geen akkoord over een structurele samenwerking. De vzw Preventie en Veiligheid houdt wel statistieken bij over winkeldiefstallen. Wanneer een handelaar of winkelketen lid is van de vzw kan hij de winkeldiefstal aangeven via een aangifteformulier dat door de vzw werd uitgewerkt. De vzw heeft de gewoonte de naam van een winkeldief die haar driemaal werd doorgegeven, mee te delen aan het parket. Unizo zit in de raad van bestuur van de vzw, maar ook het vroegere Fedis, Carrefour, Delhaize, en andere maken er deel van uit. Het is dus geen initiatief van Unizo zelf. Het project dat door de politiezone Sint-Niklaas werd voorgesteld, bestond eruit dat diefstallen gepleegd in het Waasland Shopping Center afgewikkeld zouden worden aan de hand van een administratieve geldboete, zonder tussenkomst van de politiediensten. Het parket van Dendermonde wenste om een aantal redenen niet mee te werken aan dit project. Het project staat volledig haaks op het reeds jarenlang toegepaste beleid inzake diefstallen van het parket te Dendermonde. Elke diefstal wordt minstens gesanctioneerd met een geldboete die het dubbele bedraagt van het nadeel dat berokkend werd, met een minimum van 250 euro. Het project staat ook volledig haaks op het beleid van het parket te Dendermonde inzake georganiseerde winkeldiefstallen. Wanneer aan de hand van concrete omstandigheden, eigen aan een bepaalde zaak, kan worden vastgesteld dat het een georganiseerde winkeldiefstal betreft, bijvoorbeeld wanneer de dader een winkeltas bij zich heeft die bekleed is met aluminiumfolie om het alarmsysteem te omzeilen, wanneer de daders de diefstal plegen in groep, of wanneer de dader in het bezit is van materiaal om de antidiefstalbeveiliging te verwijderen, enzovoort, zal het openbaar ministerie een onderzoeksrechter vorderen met het oog op de voorleiding van de verdachte.

 

Ten derde schept een dergelijk project, dat gericht is op één bepaalde locatie, een ongelijkheid. De daders die in het kader van het ons voorgestelde project, betrapt zouden worden, zouden enkel administratief gesanctioneerd worden. De daders die buiten het project betrapt worden, zouden strafrechtelijk gesanctioneerd worden en aldus ook gekend zijn in het politionele en justitiële informatiesysteem.

Dat het project in het Waasland Shopping Center tot een sterke daling van het aantal diefstallen zou hebben geleid, wordt door het cijfermateriaal in het parket niet onderbouwd. Er wordt door het parket geen afzonderlijke statistiek bijgehouden met betrekking tot diefstallen op locatie A of B.

Zoals uiteengezet, houdt het parket van Dendermonde een duidelijke koers aan in de strijd tegen winkeldiefstallen, die volledig in de lijn ligt van het beleid dat door de minister en het College van procureurs-generaal wordt uitgestippeld. Het huidige beleid van het parket van Dendermonde houdt immers in dat elke pleger van een winkeldiefstal gesanctioneerd wordt. Daarenboven wordt de strijd tegen de georganiseerde winkeldiefstal maximaal gevoerd. Het voorgestelde project zou het parketbeleid volledig doorkruisen. Dat wil men niet. Het zou een vorm van "privéjustitie" zijn en ik dacht dat recentelijk hier en daar debatten zijn gevoerd om te zeggen dat privéjustitie niet aan de orde kan zijn.

Navraag bij de voorzitter van het College van procureurs-generaal bevestigt dat daarover geen enkele afspraak werd gemaakt, noch met de vzw, noch met Unizo. Het klopt dus niet dat er automatisch vervolgd zal worden. De minister van Binnenlandse zaken zou wel gevraagd hebben om na te gaan hoe de diefstallen in grootwarenhuizen beter kunnen worden aangepakt, maar vooral in de schoot van het expertisenetwerk strafrechtelijk beleid en strafrechtspleging heeft een werkgroep een ontwerp van rondzendbrief inzake de toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering voorbereid. Het ontwerp is tot stand gekomen na heel wat studiewerk en na overleg met alle procureurs-generaal en procureurs des Konings, zowel schriftelijk als mondeling tijdens de ressortvergaderingen, en is in de werkgroep al goedgekeurd. Het wordt op 27 januari voorgelegd aan het expertisenetwerk en, indien positief bevonden, overgemaakt aan het College. Daarin wordt aanbevolen voor winkeldiefstallen een minnelijke schikking voor te stellen van 55 tot 550 euro of tweemaal de waarde van de buit. Bij de rondvraag werd vastgesteld dat een dergelijke werkwijze nu reeds door heel wat parketten wordt toegepast. Vandaar dat zal worden aanbevolen om dit overal op dezelfde manier toe te passen. Dat werd vroeger al aanbevolen, maar misschien is het goed om een nieuwe richtlijn te maken en dit te actualiseren. Elke magistraat blijft natuurlijk vrij om binnen de krijtlijnen van het strafrechtelijk opsporings- en vervolgingsbeleid te oordelen, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten. Er wordt dus helemaal niet aanbevolen te wachten tot eenzelfde verdachte driemaal een winkeldiefstal zou hebben gepleegd. Met de nationale antecedentendatabank kunnen de parketten kennis nemen van alle misdrijven die in het eigen parket en in de andere parketten gekend zijn. Een consultatie zou er moeten toe leiden dat elk parket gepast reageert, zeker als de verdachte reeds gekend zou zijn voor diefstal.

Het beleid van het parket van Dendermonde met betrekking tot de winkeldiefstallen kan dus als volgt worden samengevat. Principieel wordt aan de dader een voortstel gedaan tot betaling van een geldsom, strekkend tot verval van de strafvordering, ten belope van het dubbel van de waarde van het gestolen goed, met een minimum van 250 euro. Bij niet-betaling gaat men over tot dagvaarding. Wanneer het georganiseerde diefstallen zijn, wordt onmiddellijk overgegaan tot dagvaarding voor de correctionele rechtbank. Er is onder de procureurs des Konings een afsprakennota opgemaakt over wie welk misdrijf zal vervolgen wanneer blijkt dat de verdachte reeds voorkomt in de antecendentenbank.

Wat uw andere vragen betreft, gaat het hier om een akkoord tussen handelaars. De parketten behouden hun volle bevoegdheid. Zij zijn verantwoordelijk, maar dat wil niet zeggen dat men geen informatie kan doorsturen en beter kan samenwerken, bijvoorbeeld door het gebruik van alarmknoppen. Globaal moet evenwel de verantwoordelijkheid van politie en parket autonoom blijven.

Voor wat de databank betreft, verwijs ik naar mijn collega van Binnenlandse zaken.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik dank de minister voor zijn uitvoerig en verhelderend antwoord. Het strookt dus helemaal niet met wat we daarover in de pers konden lezen. Een vzw met amper twee personeelsleden was mijns inziens inderdaad niet bij machte om dit te organiseren.

De minister verwees naar het voorbeeld van Sint-Niklaas dat een automatische boete toepast en eventueel een administratieve sanctie die het dubbele bedraagt van de waarde van het goed en minstens 250 euro. Op dat moment vroeg ik me af waarom een dergelijke regeling niet wordt veralgemeend voor alle parketten, tenzij het om recidive gaat en men natuurlijk wel moet dagvaarden?

De minister verwijst in dat verband naar de rondzendbrief. Ik ben dus tevreden met het antwoord dat een lik-op-stukbeleid voorstaat. Ik vrees echter dat als de procureurs vrij zijn de rondzendbrief al dan niet toe te passen, dit in bepaalde arrondissementen dode letter zal blijven. In Dendermonde is men op dat vlak vrij goed bezig, maar in Brussel bijvoorbeeld is het parket overvraagd. Ik vraag de minister erop toe te zien dat de rondzendbrief een meer dwingend karakter krijgt en de nultolerantie inzake winkeldiefstallen daadwerkelijk wordt toegepast.

Het debat is nog niet afgelopen. Veel winkeliers zijn ontmoedigd omdat het parket niet reageert en massaal seponeert. Zij dienen bijgevolg geen klachten meer in. Dat kan echter alleen maar keren als het parket geloofwaardig reageert en systematisch gaat vervolgen. Ik verzoek de minister erop toe te zien dat de rondzendbrief wordt toegepast zodat een soort privé-justitie zoals Unizo voorstelt, overbodig wordt.

Demande d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «la situation en ce qui concerne la santé mentale des prisonniers en Belgique» (nº 5-281)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de toestand van de geestelijke gezondheid van de gevangenen in België» (nr. 5-281)

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Opnieuw confronteren zeer negatieve cijfers ons met de precaire geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerden in België. Onze gevangenissen dragen al heel lang een bijzonder dubieus en zelfs uitgesproken negatief imago met betrekking tot de menselijke benadering van gevangenen en de wijze waarop ze gedetineerden voorbereiden op een succesvolle rentree in de samenleving. Sommigen horen dat niet graag, maar die laatste opdracht is volgens mij nog steeds de belangrijkste taak van gevangenissen. De recente cijfers over de aanvragen voor euthanasie bewijzen eens te meer het schrijnende en ontoelaatbare van deze situatie.

Gevangenen met een ziekte die hun lichaam dodelijk aantast, maken kans op vrijlating om medische redenen. Buiten de gevangenismuren kunnen ze met hun euthanasieaanvraag bij een arts terecht. Hoe ligt het voor gevangenen die omwille van psychische redenen hun opsluiting niet aankunnen? Steeds meer gevangenen vragen, door een geestelijk onvermogen om in de gevangenis te leven, om een einde te stellen aan hun leven. Specialisten begrijpen deze reactie, zeker bij mensen met een zeer lange celstraf voor de boeg of bij geïnterneerden die het hopeloze van hun situatie inzien. De afgelopen maanden ontving Justitie drie keer de vraag om euthanasie. In één geval ging het om een man met een ongeneeslijke, dodelijke spierziekte. Nog voor de vraag werd beantwoord, werd hij in november vrijgelaten om medische redenen. Hij overleed enkele weken later.

 

Twee andere vragen, van mannen die getuigen van een ondraaglijk psychisch lijden, wachten nog op behandeling. Eén van hen is al twintig jaar geïnterneerd. De kans dat hij een beroep kan doen op euthanasie is volgens professor palliatieve geneeskunde Wim Distelmans klein: "Het is buiten de muren al niet evident om aan te tonen dat je ondraaglijk psychisch lijdt en in een uitzichtloze situatie verkeert. Dat zijn de voorwaarden om met enkel een psychische aandoening een beroep te doen op euthanasie. Ik heb de vraag om informatie over levensbeëindiging als arts vijf keer gekregen van binnen de gevangenis. Dan gaat het om mondige mensen die de weg naar informatie vinden. Ik ben er zeker van dat we hier over het topje van de ijsberg spreken."

Onderzoek toonde aan dat opsluiting in de gevangenis frequent depressies veroorzaakt. Een gedetineerde breekt vaak bruusk met zijn vroegere sociaal leven: een verbroken of soms vernietigde band met familie en vrienden, het verlies van werk. Opsluiting kan iemand drijven naar diep en uitzichtloos lijden, een erg zwaar ziektebeeld, soms ongeneeslijk. Zomaar ingaan op vragen voor euthanasie kan dan lijken op een verkapte of gecamoufleerde vorm van doodstraf. Anderzijds behoort het ‘lijden’ tot de essentie van een opsluitingstraf: de veroordeelde moet afzien. De vraag of dit gunstig is voor de gevangenen en voor de samenleving blijft moeilijk te beantwoorden en vraagt zeker om vele nuances.

Hoe gaat de minister om met deze nieuwe situatie waarbij gevangenen met een ernstig psychisch ziektebeeld vragen om euthanasie? Wat ondernemen de diensten van Justitie concreet en bewijsbaar om het psychisch lijden van gevangenen tot een minimum te beperken? Deelt de minister de mening dat psychisch lijden geen vanzelfsprekende plaats mag hebben in de gevangenissen? Is de minister het met me eens dat een ernstig psychisch ziektebeeld beter in een andere omgeving kan worden bestreden? Beaamt de minister dat dit psychisch lijden oorzaak kan zijn van een nog groter onverantwoordelijk gedrag eenmaal de gevangenen vrijkomen en dat dit lijden als noodzakelijk onderdeel van de straf eigenlijk een slechte zaak is voor zowel de samenleving als voor de betrokken gestraften? Wat zal de minister in de nabije toekomst ondernemen om de geestelijke gezondheid van gedetineerden te verbeteren?

Waar liggen volgens de minister de cruciale oorzaken van deze aanhoudende en dus structurele malaise in het Belgische gevangeniswezen?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Het betreft inderdaad een zware problematiek omdat het gaat om de essentie van bestraffen, om schuld en boete, om de limieten van ons vrijheidsberovend systeem. Op basis van het werk van professor Dupont hebben we gezocht naar de juiste definitie van de functie van een gevangenisstraf. Dat is in de beginselenwet helder gedefinieerd. Het grote probleem ligt in de toepassing ervan.

De toestand blijft zorgwekkend. In februari 2010 heb ik er tijdens het debat over de strafuitvoering op gewezen dat de problematiek van de geïnterneerden, 10% van de gevangenispopulatie, de eerste prioriteit moet zijn. Die mensen horen niet in de gevangenis thuis. Hiervoor zijn investeringen nodig. Op korte termijn moeten er minstens vijfhonderd plaatsen bijkomen in psychiatrische forensische centra. In Vlaanderen zullen onder meer in Gent en Antwerpen en in Wallonië in Doornik psychiatrische gedetineerden in een aparte instelling worden ondergebracht. Daarnaast moeten de Gemeenschappen en de FOD Volksgezondheid in het zorgcircuit vijfhonderd plaatsen creëren.

Euthanasie wil ik relativeren. Het blijft immers een uitzondering. Als een gedetineerde te kennen geeft euthanasie te willen, wordt de wettelijke procedure gevolgd zoals die geldt voor iedereen. In geen geval beslist de administratie over euthanasie. Ze voert ze ook niet uit. Euthanasie is een medische beslissing en handeling. In de gevangenis gaat het om heel uitzonderlijke gevallen. Het lijkt me dan ook niet gepast om nu al conclusies te trekken alsof het om een groot probleem gaat. Als het verzoek om euthanasie niet gerespecteerd zou worden, dan moet dit gesignaleerd worden, maar in principe geldt dezelfde procedure als buiten de gevangenis. Een gevangenisstraf heeft uiteraard een impact op het individu en veroorzaakt detentieschade. De vraag is welke vermijdbare detentieschade kan worden geëlimineerd. Dat is het debat van de beginselenproblematiek, van de wet Dupont. We moeten nagaan hoe we via infrastructuur, sociaal klimaat, assistentie en dienstverlening van de Gemeenschappen humane detentievoorwaarden kunnen realiseren. Infrastructuur is daarbij een belangrijk element.

Arbeid in de gevangenis wordt onderschat. Het is het middel bij uitstek om te functioneren. Er is contact met de buitenwereld en familie, vorming, sport en ontspanning. Er moet intensief worden samengewerkt met de diensten van de Gemeenschappen en de Gewesten. Een debat over intensere samenwerking met de Gemeenschappen en zelfs regionalisering is zeker aangewezen.

(Mme. Christine Defraigne prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: mevrouw Christine Defraigne.)

 

Ik begrijp uw bekommernis zeer goed, maar helaas kan ik niet op alle aspecten daarvan ingaan.

We hebben ervoor gezorgd dat alle gevangenissen beschikken over een psychosociale dienst en over een zorgequipe. Het is een stevige stap vooruit dat alle gevangenen daarop een beroep kunnen doen, maar voldoende is dat nog niet.

De problematiek van de euthanasie in de gevangenissen intrigeert me, ook al omdat dit de eerste keer is dat iemand mij daarmee confronteert. Tot vandaag is mij daarover nog nooit een probleem gemeld, maar ik kan me best voorstellen dat dit in de gevangenissen een zeer delicaat probleem vormt waarvoor we bijzondere aandacht moeten hebben, als zou blijken dat daar niet correct mee wordt omgesprongen, quod non, voor zover ik vandaag weet.

M. Bert Anciaux (sp.a). –

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik besef dat mijn vraag vrij algemeen gesteld was en dat u er dan ook moeilijk diep op kunt ingaan. Het vormt een problematiek die ik wil blijven volgen en die blijkbaar ook de minister bezighoudt.

Toch ben ik ook wat ontgoocheld. Ik besef hoe moeilijk dit dossier ligt en hoe moeilijk het is om er initiatieven voor te ondernemen. Ik hoop alleen dat er geen moedeloosheid groeit bij de vandaag al veel te zeldzame mensen die zich daarvoor inzetten. Er worden wel stappen gezet, maar er moet nog veel meer gebeuren.

Ik zal er ook op aandringen dat er meer overleg komt met de Gemeenschappen, over cultuur, sport, welzijn… Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk het nieuwe initiatief van de psychosociale dienst is, omdat ik als advocaat heel veel interneringen heb begeleid. Maar die ervaring heeft me ook geleerd hoe middeleeuws het er vaak nog aan toe gaat. Er moeten nog veel meer stappen gezet worden, zoniet gaan we grote drama’s meemaken.

Demande d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur «la mise en liberté d’un assassin violent en raison du report de son procès» (nº 5-292)

Vraag om uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «het vrijlaten van een gewelddadige moordenaar in afwachting van zijn uitgesteld proces» (nr. 5-292)

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik weet dat de minister niet verantwoordelijk is voor het feit dat een kamer van inbeschuldigingstelling in een individueel dossier tot een vrijlating beslist. Hier is geen politieke verantwoordelijkheid in het spel. Wel is er hier sprake van een aberratie van de wet op de voorlopige hechtenis omdat in casu de kans zeer groot is dat de betrokkene zich aan justitie zal onttrekken en naar het buitenland zal vluchten.

Ook bij het argument dat de redelijke termijn is overschreden kunnen vragen worden gesteld. Veel andere dossiers slepen nog langer aan.

Ten slotte meen ik dat het argument dat de wet op de voorlopige hechtenis geen strafkarakter mag hebben, achterhaald is. In dit dossier zijn de feiten duidelijk: het gaat om een moord en de feiten zijn door camera’s vastgelegd. Zelfs de advocaat van de betrokkene erkende dat het een uitgemaakte zaak is en dat hij zelfs geen moeite heeft gedaan om zijn cliënt in voorlopige vrijheid te laten stellen in afwachting van het proces.

In dergelijke dossiers is een voorlopige invrijheidsstelling zelfs in het nadeel van de verdachte. Niet alleen is er het gevaar van eigenrichting, bovendien is het in zijn voordeel dat zijn straf zo snel mogelijk begint te lopen. De periode van voorlopige hechtenis wordt bij de straftijd bijgeteld. Ik meen dan ook dat de wet op de voorlopige hechtenis niet aan de realiteit is aangepast en dat ze moet worden aangepast.

Ik kom tot het concreet geval. In november vorig jaar kwam een zeer gewelddadige moordenaar, die lid is van een Brusselse stadsbende, op vrije voeten omdat de datum van zijn proces, dat normaal op 10 januari van start moest gaan, werd uitgesteld wegens een dubbelboeking.

 

Volgens de advocaat is het zelfs niet duidelijk wanneer het assisenproces dan wel zal plaatsvinden. Intussen zijn er signalen dat het proces voor april zou zijn, maar misschien kan de minister daarover duidelijkheid geven. De kamer van inbeschuldigingstelling besliste uiteindelijk om de uitvoering van de gevangenneming op te schorten omdat de redelijke termijn van de voorlopige hechtenis overschreden zou zijn.

In december 2009 werden in de Kamer al vragen gesteld – ik was daarbij betrokken – over het feit dat verdachten in vrijheid werden gelaten in afwachting van hun proces omdat het Brusselse hof van assisen niet tijdig een zitting kon organiseren. De minister zei toen dat de vrijlatingen absoluut niets te maken hadden met de overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de beslissingen vooral gebaseerd waren op de openbare veiligheid. Daartegenover staat nu de recente vrijlating van een gewelddadige moordenaar waartoe wél op basis van de overschrijding van de redelijke termijn werd beslist. Daardoor loopt een crimineel, die deel uitmaakt van een angstaanjagende stadsbende en op basis van camerabeelden zonder twijfel een belangrijk aandeel heeft in een moord, opnieuw op straat rond en vormt hij een potentiële bedreiging voor ieders veiligheid.

Omdat de zittingsagenda van het Brussels hof van assisen zo overvol zit, heeft de eerste voorzitter van het hof van beroep enige tijd geleden met de idee gespeeld om een tweede assisenkamer te organiseren. Maar blijkbaar zijn we zover nog niet.

Klopt het dat een dubbelboeking aan de basis ligt van het probleem? Waarom kan zoiets niet worden uitgesloten?

Kan de minister verklaren waarom het Brusselse hof van assisen er nog steeds niet in slaagt tijdig zittingen te organiseren? Een goed jaar geleden hebben we de minister daarover al ondervraagd. Men had dus al maatregelen kunnen nemen.

Is de minister daarom niet van oordeel dat de wet op de voorlopige hechtenis moet worden herzien om tenminste dergelijke onwenselijke vrijlatingen te voorkomen, bijvoorbeeld door het inschrijven van uitzonderingsclausules?

Klopt het dat er in dit dossier nog steeds geen rechtsdagbepaling is of kan de minister bevestigen dat het proces voor april gepland is?

Hoever staat het met een mogelijke organisatie van een tweede assisenkamer in Brussel, zoals destijds door de eerste voorzitter van het hof van beroep werd gesuggereerd?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Er was geen sprake van een dubbelboeking. De zaak was gepland voor 10 januari 2011, maar dan bleek dat een advocaat familiebanden had met een mogelijke voorzitter, dat een andere raadsheer al een andere assisenzaak had op die datum, dat een derde zich moest wraken aangezien hij in het dossier al een arrest had geveld. Kortom, er waren praktische belemmeringen. Daarbij kwam nog de inwerkingtreding op 1 januari 2011 van de nieuwe wettelijke vereisten inzake opleiding die de magistraten van het hof die als voorzitter fungeren, dienen te volgen. Daardoor waren niet alle magistraten beschikbaar. Door de samenloop van al deze elementen kon de zaak niet in januari van start gaan, maar werd ze gepland in april. Iedereen wist dat op het ogenblik van de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling.

De wet tot hervorming van het hof van assisen heeft de procedure wat complexer gemaakt, vooral door de verplichting om vooraf een preliminaire zitting te houden. Er zijn in Brussel ook veel complexe en mediatieke dossiers – Geneviève Lhermitte, Habran, Storme, Kitty Van Nieuwenhuysen… – en dat maakt de druk groot. De voorzitter van het hof van beroep probeert alles in een timing te gieten en zal met zijn mensen in de komende tien maanden 19 assisenzaken afhandelen. Als dat lukt, zal dat een mooie prestatie zijn en ik steun hem ten volle in zijn aanpak.

Ik ga niet discussiëren over het probleem van de voorlopige hechtenis tijdens deze periode van lopende zaken. Ik ben er wel voorstander van dat elke magistraat op dat punt zijn verantwoordelijkheid heeft, dat hij zelf moet oordelen hoe hij ermee omgaat.

M. Bart Laeremans (VB). –

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik heb ondertussen gelezen dat ook de datum in april gecontesteerd wordt omdat de betrokken advocaat een proces heeft tot vlak voor die datum. Ik vrees dus dat het nog langer zal duren. Ik dank de minister voor het antwoord, dat informatief is wat het zeer grote aantal zaken betreft. Misschien is het een zoveelste argument om de overlast in Brussel aan te pakken met een structurele reorganisatie en de oprichting van een arrondissement Halle-Vilvoorde in afwachting van het provinciaal gerechtelijk arrondissement Vlaams-Brabant. In Brussel is er heel veel criminaliteit en komen zeer veel ernstige zaken voor. Ook gelet op de groeiende bevolking en de aanwezigheid van veel jonge mensen bestaat daar ongetwijfeld een criminogene markt. Voor het overige blijf ik erbij dat dit soort vrijlatingen eigenlijk tegen de borst stuit. Volgens de advocaat zijn de zaken zo ernstig en is de schuld zo klaarblijkelijk dat men zich echt moet afvragen of de wet op de voorlopige hechtenis niet moet worden aangepast. In het kader van de regeringsonderhandelingen en het nieuwe justitiepakket zou dit toch in overweging moeten worden genomen. Ik ben het er mee eens dat magistraten ook individueel hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, maar hier zou het aspect van de redelijke termijn niet mogen spelen en is het in het belang van de samenleving én van de dader dat hij gevangen blijft. De wet op de voorlopige hechtenis zou dus moeten worden aangepast.

(La séance est levée à 12 h 20.)

(De vergadering wordt gesloten om 12.20 uur.)