Présidence
de Mme Christine Defraigne
(La séance
est ouverte à 10 h 30.)
|
Voorzitter:
mevrouw Christine Defraigne
(De vergadering wordt
geopend om 10.30 uur.)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la
Justice sur «l’insatisfaction des gardiens de prison»
(nº 5-262)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van
Justitie over «het ongenoegen bij de gevangenisbewakers»
(nr. 5-262)
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur «la réquisition de policiers lors des
grèves dans les prisons» (nº 5-285)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over «het opvorderen van politiemensen bij
stakingen in de gevangenissen» (nr. 5-285)
|
Mme la
présidente. – Je vous propose de joindre ces
demandes d’explications. (Assentiment)
|
De voorzitter. –
Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Elk jaar, net voor vakantieperiodes,
zijn er al dan niet spontane stakingen van de gevangenisbewakers.
Steeds opnieuw proclameren ze eisen voor snelle ingrepen om hun
penibele werkomstandigheden dringend te verbeteren. Telkens
formuleren ze problemen van ondraaglijke werkdruk, te veel
gevangenen in een veel te krappe en onaangepaste omgeving en de
consequentie daarvan, namelijk toenemende onveiligheid.
Met eenzelfde ritme aanhoren
we een sussende minister die de cipiers tracht te lijmen met
tijdelijke of halfslachtige maatregelen, vaak op de kap van de
gevangenen. Om de werkdruk te verlagen worden de dagelijkse
wandelingen of sportieve of culturele activiteiten geschrapt. Dat
heeft een averechts effect, want juist daardoor verzwaren de
omstandigheden waarin gedetineerden moeten overleven, waardoor
ze, begrijpelijkerwijs, kregelig en balorig worden. Onmenselijke
behandeling oogst altijd een dito gedrag. Blijkbaar gaat deze
wetmatigheid de minister voorbij, alsof de levensomstandigheden
van gevangenen niet tot zijn prioritaire zorg behoren.
Ook deze winter, bij aanvang
van de kerstperiode, waren er stakingen in onze gevangenissen. De
minister van Binnenlandse Zaken maakte het iedereen duidelijk dat
ze het beu is om de problemen van haar collega van Justitie op te
lossen. Daarom weigert ze nog langer politiemensen in te zetten
om de stakende cipiers te vervangen. Het verloop van deze soap
evolueert dan bijna tragikomisch: even het leger inzetten en
ondertussen de zoveelste halfslachtige oplossing met de
gevangenisbewakers afspreken.
Wanneer zal de minister
eindelijk een ernstige, structurele oplossing uitwerken voor het
probleem van de cipiers? Begrijpt de minister hoe ridicuul het
klinkt als hij de problemen binnen justitie zelf als hallucinant
bestempelt, terwijl het over zijn eigen expliciete politieke
aansprakelijkheid gaat? De minister observeert verbouwereerd en
geparalyseerd zijn eigen departement, maar staat er blijkbaar
onmachtig bij.
Hoe gaat de minister erin
slagen om de capaciteiten van onze gevangenissen te respecteren
en ze niet eivol te proppen, met de bekende onmenselijke gevolgen
voor de gevangenen, de cipiers en de samenleving? Laat de
minister zich inspireren door de praktijk in onze buurlanden,
waar zowel de criminaliteit als het aantal gevangenen drastisch
zijn gedaald?
Kan de minister voorkomen dat
dit bijna klokvaste ritueel van stakingen binnen onze
gevangenissen zich blijft herhalen? Hoe beoordeelt de minister
zijn politieke geloofwaardigheid in het licht van zijn eigen
publieke, negatieve evaluatie van zijn eigen falend departement?
Zal hij daar politieke conclusies aan koppelen?
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Mijn vraag gaat over dezelfde materie
en ook over de onenigheid die daarover blijkbaar binnen de
regering bestaat. Op 22 december kondigde de minister van
Binnenlandse Zaken immers aan dat ze geen politiemensen meer zou
opvorderen om stakende cipiers in de gevangenissen te vervangen.
De minister van Justitie moet dat maar doen. Deze reactie is
begrijpelijk. Ondanks een protocol met de vakbonden dat het
aantal stakingen moest beperken en wilde stakingen moest
voorkomen, lag het aantal stakingsdagen nog nooit zo hoog als het
afgelopen jaar: 133 dagen op 24 december. Misschien zijn er
later nog bijgekomen, dat is niet helemaal duidelijk.
Wel duidelijk is dat het
systematisch opvorderen van politiemensen voor dit soort werk
zeer belastend is voor de betrokken politiezones. Die moeten ook
al instaan voor het transport van gevangen. De normale werking
wordt daardoor ten zeerste ontwricht, zegt iedereen die daarbij
van ver of nabij betrokken is. Politiemensen zijn bovendien niet
opgeleid voor het bewaken en begeleiden van gedetineerden en
kunnen bovendien het doelwit vormen van wraakacties. Het is
immers door hun toedoen dat de gedetineerden in de gevangenis
terechtgekomen zijn. De politiemensen zijn dan ook bang om in de
gevangenis met deze mensen te worden geconfronteerd. Bijgevolg
moet de bestaande regeling worden herzien, zodat politiemensen
alleen in uiterste nood moeten instaan voor de ordehandhaving in
de gevangenissen, zoals trouwens bepaald is in de wet. Voor het
overige zou er een minimale dienstverlening moeten bestaan, zoals
overal elders in Europa. Alleen in het weinig representatieve
Albanië bestaat dat niet, als ik juist werd geïnformeerd
door de Franstalige pers.
Dat is trouwens ook de
overtuiging van de minister van Binnenlandse Zaken en van
bijvoorbeeld een andere partij die nog altijd in de meerderheid
zit en de ambitie heeft daarin te blijven, namelijk de PS. Zo
heeft de heer Eerdekens duidelijk verklaard dat er een
minimale dienstverlening moet komen, zodat de politie haar werk
kan blijven doen.
Wat staat er in het protocol
dat met de vakbonden werd gesloten ter voorkoming van wilde
stakingen? Kan de tekst ons worden meegedeeld? Vanaf wanneer werd
het van kracht? Was dat al voor het hele jaar 2010 het geval? Zo
ja, hoe wordt dat na een jaar geëvalueerd? Hoe verklaart de
minister dat het aantal stakingsdagen in 2010 uiteindelijk hoger
was dan in de voorbije vijf jaar, ondanks of misschien dankzij
dit protocol?
Hoe heeft de minister
gereageerd op de aankondiging van minister Turtelboom? Werden er
sinds 22 december nog politiemensen opgevorderd? Zo ja, door
wie? Zijn er nog nieuwe stakingen aangekondigd waarvoor u dan
politiemensen zou opvorderen?
Kan de minister bevestigen dat
ons land, samen met Albanië, het enige land in Europa is
waar er voor de penitentiaire beambten geen minimale
dienstverlening dan wel een stakingsverbod bestaat?
Hoe reageert de minister op de
uitlating van collega’s uit de meerderheid ten voordele van
de minimale dienstverlening? Wat is uw standpunt ter zake? U bent
daar tot nu toe niet echt duidelijk over geweest. Hoe kan deze
minimale dienstverlening in de praktijk worden gerealiseerd?
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl
Vanlouwe (N-VA). – Ik wens kort even in te gaan op deze
beide vragen, meer bepaald op de tweede vraag van collega
Laeremans over het opvorderen van politiemensen. We weten
inderdaad dat er bij stakingen in gevangenissen veelal
politieagenten worden opgevorderd. Zijn dat vooral lokale of
federale politieagenten? Bestaan daar bepaalde regels voor, zoals
het prioritair inzetten van federale politieagenten en in
ondergeschikte orde het inzetten van lokale politieagenten? Wordt
een beroep gedaan op reserves, bijvoorbeeld hier in Brussel? Heel
concreet: de gevangenis van Vorst ligt volgens mij in de
politiezone Zuid en ik denk dat die van Sint-Gillis ook onder de
politiezone Zuid valt. Iedereen weet dat dit een politiezone is
waar er geregeld conflicten zijn, in de quartiers chauds zoals
ze genoemd worden.
Doet men in dergelijke
omstandigheden ook een beroep op die lokale politieagenten, of
veeleer op federale agenten of op de reserve die in Brussel
blijkbaar werd uitgebreid?
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – In de drie vragen
ligt het accent vooral op het inzetten van politiemensen. Ik zal
het daar zeker over hebben.
De eerste vraag is van collega
Anciaux, die ik nog altijd een beetje in de culturele wereld
situeer en die een soort dramatische beschrijving geeft van wat
zich in het gevangeniswezen afspeelt. De tekst lijkt geschreven
te zijn door een dramaturg.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik pas mijn vragen aan naargelang de
minister die ze moet beantwoorden en bovendien is de toestand ook
dramatisch.
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Er zijn heel wat
interventies geweest inzake strategie en plannen rond het
gevangeniswezen. Dat is geen gemakkelijke materie en het betreft
ook een oude problematiek. Aangezien meer dan de helft van de
gevangenissen uit de negentiende eeuw dateert en door een gebrek
aan investeringen in de voorbije periode moet er een grote
inhaalbeweging gebeuren. Bovendien is de materie in volle
beweging en is een debat ontstaan over aanverwante taken, zoals
transport, het beheersen van onrust of het opvangen van
stakingen. Dat zijn zaken die door de volgende regering optimaal
moeten worden georganiseerd. Toch geef ik een kort overzicht van
de lopende projecten.
Wat de infrastructuur betreft,
is de stand van zaken als volgt.
De procedure voor de bouw van
de eerste vier gevangenissen te Beveren, Dendermonde,
Leuze-en-Hainaut en Marche-en-Famenne, is lopende. De
geselecteerde consortia hebben eind mei hun dossier ingediend. In
juni, juli en augustus zijn ze beoordeeld door een professionele
jury, waar Justitie, de Regie der Gebouwen en externe experts bij
werden betrokken. Dit leidde tot een rangschikking in september,
waarbij twee tot drie groepen werden geselecteerd, waarmee nu
onderhandelingen aan de gang zijn. De eerder voorgestelde timing
voor ingebruikname van deze vier gevangenissen in 2013 blijft
behouden. Ik hoop dat we dit nog onder de lopende zaken kunnen
goedkeuren, omdat het een afhandeling is van een vroeger
opgestarte procedure met een dringend karakter.
In december is de principiële
beslissing genomen over de aankoop van de site in Haren. Nu
kunnen we de studie aanvatten over de mobiliteit, het masterplan,
maar vooral over de vraag hoe men meer dan duizend gevangenen op
een beperkte site in leefbare omstandigheden kan samenbrengen.
Ook architecturaal wordt dit een grote uitdaging. In Vorst en
Sint-Gillis is volgens mij geen oplossing meer mogelijk voor
detentie in fatsoenlijke omstandigheden en dus moeten we voluit
opteren voor de nieuwbouw in Brussel.
In Gent komt een nieuw
gespecialiseerd centrum voor psychiatrie dat midden 2013 moet
worden afgewerkt. In Antwerpen wordt momenteel onderhandeld met
de Vlaamse bouwmeester. Ik hoop de bouwvergunning nog in de
periode van lopende zaken te kunnen indienen. In Achêne ten
slotte is er een nieuwbouw gepland voor jongeren. De streefdatum
voor realisatie is 2013.
Dat alles betekent dus dat er
acht grote infrastructuurwerken volop aan de gang zijn in het
kader van de uitvoering van het masterplan. Volgens sommigen is
dat nog te weinig. Het gaat voor een deel inderdaad om
vervangingsbouw, maar voor een deel wordt hiermee ook bijkomende
capaciteit gecreëerd. De timing wordt strak gevolgd. Los
daarvan zijn er ook nog een aantal renovatieprojecten bezig.
Met betrekking tot de
overbevolking, kan ik u meedelen dat we de cijfers inderdaad zien
stijgen: er zijn nu ongeveer 11.000 gedetineerden voor ongeveer
8500 tot 9000 reële plaatsen. Dat probleem werd in het
verleden onvoldoende onderkend en momenteel zijn de nieuwe
gebouwen er nog niet. In afwachting werd een oplossing gevonden
in Tilburg. We hebben beslist om daar gedurende drie jaar 500
plaatsen te huren; dit wordt nog uitgebreid tot 681 plaatsen.
|
|
We hebben dus een tijdelijke
oplossing om de druk enigszins te verlagen. Dat dossier werd
vorig jaar afgehandeld en verloopt correct.
Het sociaal overleg, de
relaties met het personeel en met de vakbonden, verloopt niet
gemakkelijk omwille van de moeilijke werkomgeving in de
gevangenis en de soms moeilijke relatie tussen de syndicale
organisaties en de mensen aan de basis. Wij stellen geregeld vast
dat akkoorden en protocollen niet worden aanvaard. Dat wil niet
zeggen dat wij niets doen, integendeel.
Sinds december 2007, toen
een nieuwe regering aantrad met Jo Vandeurzen als minister van
Justitie, zijn er 23 protocollen afgesloten met de vakbonden,
waardoor de arbeidsomstandigheden en het personeelsstatuut werden
verbeterd. Wij hebben veel geïnvesteerd in de sociale
dialoog in de penitentiaire inrichtingen, soms als gevolg van
crisissituaties in gevangenissen.
In het kader van het sociaal
overleg werden belangrijke stappen gedaan en werd vertrouwen
opgebouwd met de syndicale organisaties, zowel nationaal als
regionaal. De grote stap die nu moet worden gedaan, is de ‘foto
van de gevangenissen’. Het debat gaat altijd over de vraag
hoeveel personeel nodig is voor welke soort opdrachten in de
gevangenissen. In Lantin, in Brugge wordt veel meer personeel
gevraagd. De personeelsformatie is echter voor 99% ingevuld. Wij
willen verder gaan, maar eerst moeten we een foto hebben om
objectief te kunnen berekenen hoeveel mensen waar en voor welke
opdrachten nodig zijn. In de komende maanden zal dit punt
prioritair worden aangepakt.
In verschillende gevangenissen
loopt het absenteïsme op tot 15%. Dat is een signaal.
Akkoord, de druk is groot, er is soms geweld, maar is het normaal
dat het absenteïsme zo hoog is? Is er voldoende toezicht?
Ook met de opleiding en de verdeling van de gedetineerden over de
gevangenissen moet rekening worden gehouden. Sommige
gevangenissen willen bepaalde gevangenen niet opnemen, andere
zijn overbevolkt. Wij investeren dus veel in sociaal overleg.
Protocol 351 handelt over de
versterking van de sociale dialoog en de conflictbeheersing
binnen het gevangeniswezen. Het biedt een methode om een sociaal
conflict af te handelen. Op welke manier moet worden overlegd, na
hoeveel dagen overleg kan worden gestaakt? Overeengekomen werd
dat pas na zeven dagen overleg kan worden gestaakt. Ik stel voor
de tekst van het protocol uit te delen aan de leden van de
commissie.
Het protocol dateert van
19 april 2010, enkele dagen voor de val van de
regering. De procedure moest worden opgeschort omdat de regering
in lopende zaken is. Samen met de vakbonden baseren wij ons nu op
die overlegmethode. We gaan ook na in welke mate het protocol kan
worden afgedwongen. De akkoorden die wij in toepassing van het
protocol met de vakbonden hebben afgesloten, worden niet altijd
gerespecteerd door de basis. We moeten nu nagaan hoe dit kan
worden verbeterd. Protocol 351 van 19 april 2010 is in
ieder geval een zeer belangrijk document, dat ik verdedig. De
methodiek van de minimale dienstverlening wordt erin vervangen
door een methodiek van overleg.
|
|
In 2010 lag het aantal
stakingsdagen inderdaad iets hoger dan in de voorgaande jaren. Er
waren langdurige conflicten in Brugge, Nijvel en Doornik.
Wie wordt er ingeschakeld bij
een sociaal conflict? Voor het transport en voor de beveiliging
in de rechtbanken is er het veiligheidskorps. Dat korps, dat nog
zal moeten worden versterkt, hangt af van de FOD Justitie en kan
alleen de minder gevaarlijke zaken afhandelen. Bij de rechtbank
te Brussel is het korps recentelijk nog uitgebreid. De politie
komt tussen in gevaarsituaties en bij stakingen in de gevangenis.
Ze intervenieert bij geweld, een opstand of een moord. Dat wordt
niet betwist. Er is wel discussie over de interventie van de
politie ingeval van sociale conflicten. Voor de tussenkomst van
de politie bij sociale conflicten is er de rondzendbrief MFO1 en
MFO2. Die heeft betrekking op de toepassing van de wet op het
politieambt. De wet op de geïntegreerde politie bepaalt
expliciet dat de politie de verantwoordelijkheid heeft om in de
gevangenis te interveniëren. De uitvoering daarvan valt
onder de verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken. De MFO1 bepaalt hoe tussenkomsten moeten
worden georganiseerd bij sociale conflicten. De methode is
eenvoudig. De lokale zone neemt de verantwoordelijkheid en de
leiding voor de omkadering. Dit wil niet zeggen dat de lokale
zone alles moet doen, maar ze moet wel aanwezig zijn en de
leiding nemen. Ik geef een voorbeeld. Basse-Meuse, een kleine
politiezone, had een protocol met de omliggende politiezones om
bij een conflict met een deel van de manschappen bijstand te
verlenen aan de buurzones. Die buurzones hebben nu de
samenwerking opgezegd, waardoor de druk voor de zone Basse-Meuse
groter wordt. Op het eerste niveau is er dus de lokale zone,
vervolgens zijn er de aanpalende zones en de derde stap is de
federale politie. Die brengt meestal het gros van de manschappen
aan. In Brugge en Lantin reageert de federale politie relatief
snel en levert het gros van het personeel. De interventie moet
evenwel gebeuren onder de leiding van de lokale politie. DIRCO
moet de buurzones en de federale politie optimaal coördineren.
Er is nu discussie over die methode. De FOD Binnenlandse Zaken
wil ze herzien. De volgende regering zal moeten beslissen of bij
een staking het veiligheidskorps de volledige dienst in de
gevangenissen overneemt. Er kan ook een bijzondere dienst komen.
De standpunten van de syndicale organisaties van de penitentiaire
beambten en van de politievakbonden lopen uiteen. Er zal overleg
nodig zijn tussen die beide groepen om het probleem definitief op
te lossen. Over Lantin heb ik bijvoorbeeld een onderhoud gehad
met de zes gemeenten van Basse-Meuse, met de federale politie, de
gouverneur, de burgemeesters en de politieverantwoordelijken.
|
|
We hebben daar een goed
protocolakkoord afgesloten maar we hebben samen ook vastgesteld
dat we de interventies van de politie bij sociale conflicten in
de gevangenissen moeten herbekijken.
Als conclusie kunnen we zeggen
dat er heel veel beweegt in het gevangenisbeleid. Wijzelf hebben
er heel wat nota’s over gemaakt, zoals de uitvoerige nota
over het strafuitvoeringsbeleid van februari van vorig jaar. Na
al onze inspanninggen op het vlak van infrastructuur, sociaal
overleg en conflictbeheersing hoop ik dat voor enige tijd de rust
is weergekeerd in de wereld van de gevangenissen.
Eergisterenavond was er wel weer een kleine opflakkering in de
gevangenis van Sint-Gillis, maar die was van een totaal andere
aard. In de gevangeniswereld is al wat er gebeurt – geweld,
een externe ingreep – nu eenmaal zeer explosief en volgt er
zeer vlug een reactie van het personeel. Eergisteren was dat
opnieuw het geval, maar gelukkig is alles snel gekalmeerd na een
initiatief van de directeur-generaal van het gevangeniswezen.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik vind het positief dat er een en
ander staat te gebeuren en dat er ook een en ander wordt
rechtgezet. U geeft in feite een flinke oorveeg aan uw
voorgangers, omdat ze niet of te weinig in infrastructuur hebben
geïnvesteerd, terwijl er nu inderdaad acht grote
vervangingsdossiers lopende zijn. Persoonlijk geloof ik niet dat
nieuwe gevangenissen bouwen de oplossing is. We moeten vooral
voorkomen dat er meer gevangenen zijn, zoals men in de buurlanden
doet, waar de criminaliteit en het aantal gevangenen
verhoudingsgewijs een stuk lager ligt.
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Als u verwijst naar
Nederland, moet ik dat nuanceren. Ze hebben daar nu inderdaad
minder criminaliteit en minder gevangenen, maar men heeft er
destijds wel meer in gevangenissen geïnvesteerd. Dat gaat
een beetje in tegen het klassieke gezegde ‘hoe meer
gevangenissen, hoe meer gevangenen’. In Nederland heeft men
veel gevangenissen gebouwd en hebben ze nu veel minder
criminaliteit en dus veel leegstand in de gevangenissen. Het is
belangrijk dat we die samenhang grondiger bestuderen.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Het belangrijkste is dat men er daar
in geslaagd is de criminaliteit terug te dringen. Als gevolg
daarvan zijn er minder gevangenen. De bevolking wil vooral dat de
criminaliteit vermindert, niet zozeer dat er meer gevangenissen
komen.
Over de basisidee dat we
vooral de criminaliteit moeten terugdringen, ben ik het met u
volledig eens.
Aan de andere kant legt u vrij
veel nadruk op investeringen in infrastructuur, omdat die laatste
geregeld voor spanningen zorgt met de cipiers. Hoe verklaart u
dan dat in de relatief moderne gevangenis van Brugge er toch vrij
veel conflicten zijn?
U hebt ook veel geïnvesteerd
in sociaal overleg en dan vooral met directies en met de
vakbonden. Toch zijn er nog altijd vrij veel spontane stakingen,
zij het meestal van korte duur. Verwacht u dat die verminderen
zodra de infrastructuur verbetert? Dat valt nog te bezien.
Globaal ben ik zeker tevreden
met uw antwoord. Het verheugt me dat u niet alleen veel
verontwaardiging toont, maar ook politieke daadkracht.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Ik ben het absoluut niet eens met de
laatste conclusie. Integendeel, er zijn veel te weinig duidelijke
daden. U blijft steken in het verhaal van overleg met de politie
en met de penitentiaire beambten, maar u biedt geen oplossingen
voor de problemen die de minister van Binnenlandse Zaken en
de heer Eerdekens signaleren, namelijk dat er nood is
aan een minimale dienstverlening. Overal in Europa bestaat een
minimale dienstverlening, behalve bij ons en in Albanië.
De lokale politie is
ontwricht, niet enkel in Andenne, maar ook in Brussel en op
andere plaatsen. Het probleem doet zich vooral voor in de
gemeenten waar de gevangenissen gevestigd zijn, zoals in het
zuiden van Brussel, waar een groot criminaliteitsprobleem
bestaat. De politiezones zijn er veel te zwaar belast, onder meer
omdat ze voortdurend gevangenen moeten vervoeren.
U zou een duidelijke lijn
kunnen volgen, net zoals uw partners in de regering, maar u
blijft heel wollig en u blijft overleg voorstellen, nu eens met
de cipiers en dan weer met de politie. Uiteindelijk verandert er
echter niets. Het protocol is op dit moment waardeloos want er
hebben het voorbije jaar meer stakingsdagen plaatsgevonden dan in
de voorbije vijf jaar. Het doel van het protocol was nochtans
stakingen tegen te gaan.
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – In 2010 was ook het
aantal ontsnapten het laagst.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Dat is een heel ander debat.
Ik ben zeker niet tevreden met
uw antwoord. Ik mis duidelijkheid. Ik hoop dat er een duidelijke
keuze wordt gemaakt in het regeerakkoord. Het statuut van de
cipiers is verbeterd, maar er is ook nood aan een minimale
zekerheid in de gevangenissen. Politiemensen zijn niet opgeleid
om die zekerheid te bieden. U stelt hoop in een protocol dat niet
werkt. Het enige positieve is dat u het probleem zal bestuderen.
We gaan dit zeker opvolgen.
Wat het debat ten gronde
betreft, ben ik het met u eens dat Nederland een antivoorbeeld
voor het politiek correcte denken is, hetgeen de heer Anciaux
daarnet vermeldde. We hebben ons lang laten brainwashen…
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Misschien moeten we het begrip
"politiek correct" ernstig nemen. Politiek correct is
misschien ook wel echt politiek correct.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Dat is mogelijk, maar ik stel vast
dat in Nederland door een sterke toename van het aantal cellen de
criminaliteit sterk is gedaald en er nu overcapaciteit is. De
uitbreiding van het aantal cellen heeft wel geholpen! Wij werden
steeds gebrainwasht door gekke geborneerde ideologen van de VUB,
zoals Kristel Beyens en Sonja Snacken, die fulmineerden tegen een
uitbreiding van het aantal cellen omdat daardoor de criminaliteit
in de hand zou worden gewerkt. Die ideologie raakt kant noch wal.
Jarenlang hebben politici, waaronder de minister van Justitie,
met zijn nota van tien jaar geleden die een absoluut plafond van
het aantal cellen bevatte, zich laten doen door zulke ideologen.
Indien de minister toen had gekozen om meer cellen te bouwen, dan
hadden we nu een oplossing. In Nederland is er een hardere aanpak
van de criminaliteit, een lik-op-stukbeleid en worden straffen
uitgevoerd… Bij ons bestaat dat allemaal nauwelijks. De
criminaliteit wordt eigenlijk gestimuleerd door Justitie in
plaats van beteugeld.
Wij zijn uiteraard blij dat de
minister nu aankondigt dat er nieuwe gebouwen bijkomen, maar als
we het hele plaatje bekijken, zien we dat het vooral om
vervangingscapaciteit gaat. In Brussel zal er maximaal evenveel
capaciteit zijn als vandaag, terwijl er nood is aan meer
capaciteit, zoals onder meer Glenn Audenaert zei. De extra
capaciteit zal bovendien worden aangewend om het comfort van de
gedetineerden te verhogen, namelijk door één cel
per gedetineerde na te streven. Op die manier worden er geen
plaatsen bijgebouwd. De gevangenis van Tilburg zal dus nodig
blijven om de grote nood te kunnen lenigen. Wat ons betreft,
moeten bijvoorbeeld Sint-Gillis en Vorst open blijven, weliswaar
gerenoveerd. In Brussel is er nood aan extra cellen, aan een
uitbreiding van de capaciteit en niet enkel aan vervanging van de
bestaande capaciteit. De meerderheid heeft niet de moed om te
kiezen voor extra capaciteit. Ik hoop dat het nieuwe
regeerakkoord daarvoor kan zorgen, zodat we eindelijk de richting
opgaan van Nederland. Jarenlang dachten we dat in Nederland alles
kon en alles mocht, maar geleidelijk aan is het beleid daar
veranderd en is ons land het meest lakse land van Europa
geworden. Bij ons wordt alles toegelaten en moedigt Justitie
jammer genoeg de criminaliteit aan.
|
Demande
d’explications de Mme Zakia Khattabi au ministre de la
Justice sur «la mise en isolement et les conditions de
détention de M. Nizar Trabelsi» (nº 5-296)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Zakia Khattabi aan de minister van
Justitie over «de afzondering en de detentievoorwaarden van
de heer Nizar Trabelsi» (nr. 5-296)
|
Mme Zakia
Khattabi (Ecolo). – Depuis
novembre 2007, M. Trabelsi a fait l’objet,
presque sans interruption, de mesures de détention
particulières, passant en janvier 2008 à la
prison de Nivelles du placement en régime de sécurité
particulier individuel au régime d’isolement au
quartier de haute sécurité de la prison de Bruges
depuis la fin de 2009. En juin 2010, l’administration
pénitentiaire a accepté de mettre fin à ce
régime d’exception, appliqué sans
interruption pendant près de 26 mois, sans qu’un
événement quelconque ne se soit produit.
M. Trabelsi a alors été transféré
à la prison d’Ittre d’où il a
entrepris, auprès de l’administration locale, des
démarches utiles en vue de se marier. Or il nous revient
qu’à la suite de cette demande, l’administration
communale d’Ittre a subi des pressions tant de la part de
la Sûreté de l’État que de l’Office
des étrangers pour bloquer l’instruction de ce
dossier au motif que « ce mariage fera obstacle à
son extradition vers les États-Unis ».
En outre, le
12 novembre dernier, M. Trabelsi a été
transféré sans préavis et, selon nos
informations, sur votre instruction directe, de la prison d’Ittre
au quartier de haute sécurité de la prison de
Bruges sans que ce transfert ne soit accompagné d’une
quelconque motivation ou puisse être justifié par le
comportement de l’intéressé.
Depuis lors,
l’expert psychiatre de la prison de Bruges a rédigé
un rapport extrêmement inquiétant sur l’état
de santé mentale de l’intéressé qui ne
comprend rien à l’acharnement dont il ferait
l’objet. Son avocat a d’ailleurs introduit auprès
du tribunal des référés de Bruxelles une
demande urgente de renvoi de son client à la prison
d’Ittre.
Monsieur le
ministre, vous ne pouvez ignorer que la perpétuation d’un
isolement carcéral est, aux yeux des instances
internationales, assimilable à « un traitement
inhumain et dégradant ». Comment
justifiez-vous, dès lors, les conditions de détention
de M. Trabelsi et son récent transfert que même
les directeurs des établissements concernés disent
ne pas comprendre ?
De même,
vous ne pouvez ignorer que le droit au mariage est un droit
humain consacré par l’article 12 de la
Convention européenne des droits de l’homme et que
le mariage d’un étranger avec un sujet belge ne fait
pas obstacle à son extradition vers un État tiers
puisque ce mariage n’emporte pas acquisition de la
nationalité belge. Or seule cette qualité exclut
l’extradition vers un État étranger.
Est-ce cette
demande de mariage qui a motivé le transfert de
M. Trabelsi ? Sinon, pour quelles autres raisons ne
peut-il pas réintégrer la prison d’Ittre où
son comportement ne posait aucun problème de sécurité ?
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Ik sta ervan versteld dat sommige
collega’s enorm veel gewicht hechten aan het grote comfort
en de extra faciliteiten voor terroristen. Ik neem daarvan akte,
maar mij interesseert vooral of de minister iets meer kan zeggen
over de stand van zaken in verband met de uitleveringsprocedure
van de heer Trabelsi. Hoe sneller betrokkene naar de VS
gaat om daar echt gestraft te worden, hoe beter natuurlijk.
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. – Il m’est
difficile de répondre ici à cette question.
Il s’agit
en effet, d’une part, d’informations relatives à
un dossier individuel de détention et, d’autre part,
d’une procédure judiciaire en cours dans laquelle il
est également question d’extradition. C’est un
dossier délicat, mais je prends mes responsabilités
en fonction des informations dont je dispose.
Je précise
que les mesures de transfèrement vers les quartiers de
sécurité particulière et individuelle de la
prison de Bruges sont décidées par le directeur
général et ce, pour des motifs liés
exclusivement à l’ordre et à la sécurité.
Il ne s’agit en aucun cas de mesures prises dans le but de
harceler un détenu.
Dans le cas
particulier de M. Trabelsi, il est tout à fait
compréhensible qu’une attention toute particulière
soit portée à la sécurité interne et
externe. Toutes les mesures de sécurité sont prises
conformément à la loi tant dans sa lettre que dans
son esprit.
La procédure
d’extradition est en cours. J’espère qu’elle
sera finalisée le plus rapidement possible, mais je ne
pourrai prendre une décision qu’une fois en
possession du dossier.
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. –
|
Mme Zakia
Khattabi (Ecolo). – La réponse ne me satisfait
pas dans la mesure où ma question ne portait pas sur
l’extradition de M. Trabelsi aux États-Unis
mais sur la possibilité de réintégrer la
prison d’Ittre. Or, je ne vous ai pas entendu sur ce point,
monsieur le ministre.
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. – M. Trabelsi a
été transféré pour des raisons bien
précises.
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. –
|
Mme Zakia
Khattabi (Ecolo). – Ne me faites pas dire ce que je
n’ai pas dit. Il faut effectivement garantir la sécurité
et l’ordre dans la prison. D’après mes
contacts avec les deux prisons concernées, il semblerait
qu’il n’y ait aucun problème de sécurité
ni de comportement de M. Trabelsi. Aussi, j’ai du mal
à comprendre votre explication. Pour ma part, je garderai
à l’esprit le lien avec l’extradition de
M. Trabelsi. L’explication ne me semble pas du tout
valable dans la mesure ou le mariage ne permet pas l’extradition
puisque M. Trabelsi est étranger. Je continuerai à
suivre ce dossier.
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
(Mme Zakia
Khattabi prend place au fauteuil
présidentiel.)
|
(Voorzitter: mevrouw Zakia
Khattabi.)
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur «les effets de l’arrêt de la Cour
de cassation du 15 décembre 2010 concernant le
droit à l’assistance d’un avocat»
(nº 5-263)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over «de gevolgen van het arrest van het Hof van
Cassatie van 15 december 2010 inzake de verplichte
bijstand van een advocaat» (nr. 5-263)
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Op 15 december verbrak het Hof
van Cassatie een arrest waarbij een priester veroordeeld werd
zonder dat hij binnen de eerste 24 uur bijstand kreeg van een
advocaat tijdens de verhoren. Het gebrek aan bijstand zou een
schending betekenen van artikel 6 van het EVRM. Ik heb het
arrest vandaag nog eens nagelezen en dat is toch in tamelijk
algemene bewoordingen gezegd en alleen in uitzonderlijke
omstandigheden is een bijstand niet noodzakelijk.
Als deze lijn wordt
doorgetrokken, zou dit bijzonder zware gevolgen kunnen hebben
voor alle lopende strafonderzoeken. Dat zou immers betekenen dat
nagenoeg geen strafrechtelijke veroordelingen meer uitgesproken
kunnen worden in dossiers waar mensen werden aangehouden. De
vraag rijst dan ook op welke wijze de gebeurlijke tekortkomingen
in lopende dossiers kunnen worden rechtgezet.
Het is duidelijk dat hier snel
een beslissing moet worden genomen. Om nieuwe procedurefouten te
voorkomen, is het ten zeerste wenselijk dat de minister snel
standpunt inneemt en dat het parlement een beslissing neemt.
In heb nogal wat bedenkingen
bij de rechtspraak van het Europees Hof, net zoals u die tot voor
kort ook had. De rechtspraak van Cassatie is nieuw en ik ben niet
helemaal gelukkig met de gang van zaken want we kunnen problemen
verwachten omdat alles onmiddellijk moet worden toegepast op
lopende procedures. Bovendien wordt de wetgever zwaar voor schut
gezet. We evolueren hoe langer hoe meer een jugement de juges,
waarbij Europese rechters heel onze wetgeving overhoop halen. Tot
nu toe hebben heel weinig mensen in het kader van de rechten van
de mens geprotesteerd tegen de manier waarop hier werd
ondervraagd en waarop strafprocedures liepen. Ik vind het
allemaal zeer verregaand, maar ik heb ook een probleem met het
feit dat niets gedaan wordt en dat mensen worden vrijgelaten bij
gebrek aan bijstand tijdens een verhoor. Ik ben niet de enige die
daar voor waarschuwt, want in De Standaard van 22 of
23 december is er ook een zeer scherpe vrije tribune geweest
van procedurepleiter Hans Rieder, waarin hij de bom nog eens
duidelijk etaleert en waarin hij zegt welke grootschalige
gevolgen dit allemaal kan hebben voor ons rechtssysteem als
binnenkort ook zeer zware criminelen, en wie weet zelfs de
terroristen van wie zojuist sprake was, vrijgelaten kunnen worden
omdat ze destijds geen bijstand kregen van een advocaat.
Hoe interpreteert de minister
het arrest van 15 december 2010? Dient er volgens de
minister in alle omstandigheden een advocaat aanwezig te zijn bij
het eerste politieverhoor en bij het eerste verhoor door de
onderzoeksrechter? Geldt dit enkel in dossiers waar beslist wordt
tot aanhouding of geldt dit in alle dossiers waar iemand als
verdachte verhoord wordt? Dat zou het natuurlijk nog veel
buitensporiger maken.
Hoe wordt volgens de minister
een stortvloed aan gelijkaardige cassatieberoepen voorkomen? Zijn
er al ontvangen? Op welke manier kunnen lopende strafonderzoeken
alsnog conform gemaakt worden? Kunnen nieuwe verhoren, in
aanwezigheid van een advocaat, eventuele schendingen van de
rechten van de verdediging in het verleden dekken? Moet een
dergelijk nieuw verhoor dan gevoerd worden door zowel de
politiediensten als de onderzoeksrechter?
Op welke structurele wijze zou
volgens de minister tegemoet moeten worden gekomen aan de visie
van het Europees Hof? Kan in die omstandigheden de
grondwettelijke beperking van de vrijheidsberoving tot 24 uur
volgens de minister gehandhaafd worden, in tegenspraak dan met
wat bijvoorbeeld het openbaar ministerie bij monde van
procureur-generaal Yves Liégé hier heeft verteld?
Werd een rechtsvergelijkend
onderzoek uitgevoerd? Klopt het dat wij het enige land zijn van
de Raad van Europa dat zijn wetgeving niet conform het EVRM heeft
aangepast, zoals beweerd wordt in de vrije tribune van december
van de heer Rieder? Hoe wordt dit probleem elders
aangepakt? Bestaat daar documentatie over die u ons ter
beschikking kan stellen?
Wat zijn de gevolgen van de
voorgestelde aanpak voor de werking van de politiediensten, de
onderzoeksgerechten, de parketten en de advocaten? Wat is de
extra kostprijs voor Justitie? Werd daar in 2011 al een budget
voor uitgetrokken?
Heeft de minister, in
afwachting van wetswijzigingen die hier zullen worden besproken,
maar die de eerste weken of maanden nog niet in het Belgisch
Staatsblad zullen verschijnen, zelf al praktische richtlijnen
uitgevaardigd of ter zake overleg gepleegd om te voorkomen dat
zware criminelen die het land in opschudding hebben gebracht
binnenkort op basis van dezelfde argumenten zouden kunnen worden
vrijgelaten?
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik heb in dat verband ook een
uitgebreide schriftelijke vraag gesteld. Ofschoon de afgesproken
termijn van 20 werkdagen al is overschreden, hoop ik dat daar
toch nog een antwoord op zal komen.
Ik ben het ermee eens dat er
een oplossing moet worden gevonden voor het verleden. Voor mensen
die veroordeeld zijn, kan dat geen argument meer zijn, of we
moeten daar toch heel voorzichtig mee omgaan. Toch vind ik dat de
door het EVRM voorziene bijstand door een advocaat tijdens een
verhoor in acht genomen moet worden. Het is mijn overtuiging dat
de interpretatie van het Hof moet worden gerespecteerd. Er moet
uiteraard een regeling worden getroffen om dit alles in goede
banen te leiden en ik heb begrepen dat daar initiatieven voor
zijn genomen. Tegen de gedachte dat de verdediging van een
beklaagde moet worden beschouwd als collaboratie met
criminaliteit, wil ik evenwel tegengas geven. De indruk geven dat
deze aangelegenheid straffeloosheid tot gevolg zal hebben, gaat
te ver. Ik besef dat een goed rechtssysteem soms het risico loopt
dat schuldigen niet worden gestraft, maar dat is toch te
verkiezen boven het risico dat onschuldigen onterecht worden
gestraft. Daar is het systeem van bijstand een belangrijk
onderdeel van. Ik geef toe dat we dienen op te letten dat we
daarmee, bijvoorbeeld, de deur niet openzetten voor criminelen
die al veroordeeld zijn.
|
M. Stefaan De Clerck,
ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Iedereen zal
begrijpen dat ik hier geen volledige uiteenzetting zal geven over
de gevolgen van het Salduz-arrest. Er is hierover al uitvoerig
gedebatteerd, vandaag wordt een tekst rondgedeeld en de
behandeling is gepland voor volgende week. Ik ben blij dat we
hier nu concreet werk van kunnen maken teneinde een oplossing te
vinden. De problematiek voor wat betreft de Europese rechtspraak
en het Hof van Cassatie is iedereen bekend. Op basis van al die
elementen en de vele interventies die blijk gaven van de chaos op
het terrein vanwege de verschillende meningen van
onderzoeksrechters, advocaten en procureurs-generaal, komt nu
stilaan een geamendeerd voorstel naar boven. Hopelijk kunnen we
dat nu op korte termijn afhandelen, uiteraard met een
parlementair debat over elk onderdeel.
In het arrest van
15 december 2010 heeft het Hof een veroordeling
verbroken omdat de betrokkene tijdens de eerste 24 uur van zijn
vrijheidsberoving geen bijstand van een advocaat had gekregen.
Hierbij moet toch rekening gehouden worden met de bijzondere
omstandigheden van de zaak zoals die door het Hof worden
beschreven. Het gaat hier om een auto-incriminatie door de
verdachte, die tijdens de eerste 24 uur een bekentenis deed.
Onmiddellijk na zijn vrijlating heeft hij die zelf echter
ingetrokken en er zijn geen andere elementen. Het arrest van
veroordeling is gebaseerd op de bekentenis en stelt bovendien dat
de betrokkene waarschijnlijk de juridische draagwijdte van zijn
toegevingen tijdens de eerste ondervraging niet heeft begrepen.
Ik citeer: "L’arrêt
explique ce revirement en considérant que le demandeur n’a
probablement pas perçu la portée pénale des
actes dont il avait admis l’existence, ignorant que la
qualification de viol s’applique aussi à la
pénétration par voie orale."
Steunend op het geheel van
deze omstandigheden stelt het Hof dat: "Des déclarations
auto-accusatrices faites à la police dans les vingt-quatre
heures de la privation de liberté par un suspect qui, en
l’absence de conseil, a pu, selon les juges d’appel,
ne pas appréhender les conséquences juridiques de
ses dires, ont dès lors été prises en compte
par eux pour conclure à la crédibilité de la
plainte et, de là, au bien-fondé de la poursuite."
|
|
Het gaat om een specifiek
dossier dat in een debat als referentie kan worden aangewend.
Wij moeten zo vlug mogelijk
handelen. Nog andere uitspraken kunnen volgen. Zelf ben ik
gedagvaard door de OBFG. De advocatuur eist van de minister dat
hij onmiddellijk een wet zou maken. Normaal zullen we binnen de
gestelde termijnen een wetgeving kunnen uitwerken.
Vele van de voorstellen werden
verwerkt in een document dat u vandaag nog zal worden
overgemaakt. We spreken nu best af dat we de nieuwe werkwijze zo
spoedig mogelijk uitbouwen. We mogen ook niet uit het oog
verliezen dat dit alles geld zal kosten. Wij houden rekening met
een kostprijs van 30 miljoen euro. We beschikken vandaag niet
over die middelen. Elke keuze zal budgettaire implicaties hebben.
Men kan dus niet zeggen dat we
ons niet maximaal hebben ingespannen. Ik dank de commissie voor
de Justitie van de Senaat voor de bereidheid om in een periode
van lopende zaken die methodiek toch verder te ontwikkelen. De
gevolgde werkwijze was de enige weg om in deze dringende materie
op korte termijn tot een oplossing te komen.
Het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens zal inmiddels ook al signalen hebben gekregen
dat zijn arresten belangrijke gevolgen hebben. Vier Europese
landen werken nog niet conform het Salduz-arrest. Opleggen dat
vanaf een bepaald ogenblik alles gewijzigd moet zijn, is voor
nationale wetgevers een moeilijke opdracht. Bij een veroordeling
moeten de landen de kans krijgen om zich binnen een redelijke
termijn in regel te stellen. Een directe en volledige werking van
elk arrest houdt veel risico’s in. Hopelijk zullen we
spoedig tot een oplossing komen.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Bij dat laatste kan ik me alleen maar
aansluiten. Ik hoop ook dat de advocaten niet zo
onverantwoordelijk zullen zijn om systematisch alle lopende
dossiers tot in het Hof van Cassatie te brengen. Als alle
dossiers naar het Hof van Beroep en nadien naar het Hof van
Cassatie gaan omdat de fundamentele mensenrechten zijn
geschonden, dan mogen we de gevangenissen wagenwijd openzetten.
Niemand is daarmee gebaat. Het gaat niet zozeer om degenen die al
veroordeeld zijn, maar om de lopende onderzoeken.
Als gewezen advocaat weet ik
dat de rechten van de verdediging ernstig moeten worden genomen.
Sinds het ontstaan van België hebben we een situatie waarbij
geen advocaat aanwezig is bij een politieverhoor. Ik heb
de heer Anciaux dit nooit horen aanklagen.
Het wordt ons nu opgedrongen
door Europa. Ik deel het standpunt van de minister als hij zegt
dat het nogal kras is dat er geen overgangsperiode is. Ik heb
grote problemen met een gouvernement des juges. Ik heb ook
problemen met de verregaande interpretatie van dit soort
toestanden. Waar gaat het in essentie om? De betrokkene heeft de
waarheid verteld en hiermee zichzelf beschuldigd. Als er een
advocaat bij het verhoor geweest was, dan zou hij die stommiteit
niet hebben begaan, dan had hij de waarheid niet verteld en een
aantal zaken achtergehouden. De rol van de advocaat zou hier
bijna zijn de waarheid te maskeren en te verhinderen dat zaken
aan het licht komen. Ik vond het goed dat die priester tijdens
het verhoor al die dingen heeft opgebiecht. In de toekomst zal de
advocaat de betrokkene aanraden maximaal te zwijgen, om zichzelf
niet te beschuldigen. Men beweert dat de waarheid sneller aan het
licht zal komen als een advocaat bij het verhoor betrokken is. In
sommige gevallen zal dat misschien wel zo zijn, maar in dit geval
zou de advocaat de waarheid verdonkeremanen en daar heb ik grote
moeite mee. Als we het Hof van Cassatie niet volgen, lopen we
grote risico’s.
Ik ben het ermee eens dat de
commissie snel moet handelen en dat er volgende week verder wordt
gedebatteerd, ondanks het feit dat het voorstel dan pas in
overweging zal worden genomen. Ik stel voor om, op basis van wat
het openbaar ministerie hier heeft gezegd, grondig te
discussiëren over de uitbreiding naar achtenveertig uur.
Voor zware, ingewikkelde dossiers is vierentwintig uur te weinig.
Er zijn vaak verschillende mensen aangehouden en als die allemaal
een beroep mogen doen op een advocaat, dan is daar tijd voor
nodig. Als binnen de vierentwintig uur een advocaat moet worden
aangesteld, is dat niet in het voordeel van de gedetineerden of
van de samenleving. Het Openbaar Ministerie heeft hier correct
gesteld dat de vierentwintig uur zowel in de Grondwet als in wet
moet worden vervangen door achtenveertig uur. In de meeste
Europese landen is het achtenveertig uur. Als we vierentwintig
uur aanhouden, gaan we teveel speelruimte geven aan advocaten die
de zaken gaan vertragen en ervoor gaan zorgen dat aangehouden
personen onterecht moeten worden vrijgelaten. Achtenveertig uur
is meer dan noodzakelijk en ik roep alle collega’s op om er
zo snel mogelijk werk van te maken.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la
Justice sur «le mauvais fonctionnement de la police
judiciaire de Louvain dans le cadre de dossiers importants
concernant des assassinats»
(nº 5-264)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van
Justitie over «de slechte werking van de gerechtelijke
politie van Leuven in belangrijke moorddossiers»
(nr. 5-264).
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik ben zeker niet de enige in België
die kwaad werd toen we vernamen dat door het slecht functioneren
van een gerechtelijke dienst in een belangrijk moorddossier er
bijkomend twee moorden zijn gepleegd. Dat is toch de conclusie
die iedereen maakt in het recente dossier van het gerechtelijk
arrondissement Leuven.
Het belangrijkste is dat de
minister van Justitie uit dit bijzonder pijnlijke falen de juiste
conclusies trekt, zodat dit in de toekomst niet meer gebeurt.
Ook de minister van Justitie
maakte zich in het verleden behoorlijk kwaad over wat er misloopt
bij justitie. Ik begrijp dat wel, maar hij is natuurlijk ook
politiek verantwoordelijk voor dat departement. Hij heeft ooit
nog ontslag genomen omdat een gevaarlijk misdadiger was gaan
lopen. Nu zijn er twee mensen vermoord door fouten bij justitie.
De zeden zijn sindsdien duidelijk veranderd. Ik vraag niet dat de
minister ontslag neemt, maar wel dat hij ernstige conclusies
trekt om herhaling te voorkomen.
Het gaat in dit dossier uit
Leuven niet om menselijke fouten, maar om slechte samenwerking
tussen diensten, om pesterijen en dergelijke, waardoor een
moordenaar vrij is kunnen blijven rondlopen en nog twee
slachtoffers heeft kunnen maken.
Is daar een evaluatie van
gemaakt? Welke conclusies trekken we daaruit? Moeten we de
beoordelingscriteria veranderen? We kunnen dat niet allemaal van
vandaag op morgen veranderen, maar in dit dossier moeten we toch
snel veranderingen afdwingen.
Als het klopt dat de oorzaak
van het slechte functioneren van structurele aard is, dan moeten
we daar snel een evaluatie van maken, mocht dat nog niet gebeurd
zijn, en de werkmethodes veranderen. Ik neem aan dat ook de
minister van dit soort vragen wakker ligt. Maar we moeten er
vooral voor zorgen dat zulke zaken niet meer gebeuren.
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Net als u vind ik
dit een verschrikkelijk dossier. Toen ik er kennis van kreeg, heb
ik onmiddellijk het Comité P gevraagd de zaak te
onderzoeken. Zij hebben een bijzonder onderbouwd rapport
opgesteld, dat nu de basis is voor de verdere behandeling in de
Bijzondere Kamercommissie-Comité P. De Bijzondere
Commissie van de Kamer heeft eind vorig jaar een eerste keer over
deze zaak vergaderd en komt eerstdaags opnieuw samen om te
onderzoeken hoe hiermee moet worden omgegaan.
De eerste vraag is die van de
verantwoordelijkheid. Dat is een bijzonder delicate kwestie omdat
het gerechtelijk onderzoek nog loopt en er nog een gerechtelijke
procedure voor het hof van assisen volgt, waar de betrokken
magistraten en politiemensen aan moeten meewerken. We moeten
daarom uiterst voorzichtig zijn en alle prioriteit geven aan het
goede verloop van die procedure, die waarschijnlijk onmiddellijk
na de vakantie voor het hof van assisen zal starten.
Intussen kunnen we al wel
onderzoeken waar de verantwoordelijkheden liggen. In aansluiting
op het eerste rapport van de Begeleidingscommissie moeten we
nagaan welke initiatieven er bij de politie al zijn genomen en
nog moeten worden genomen. Ik zal daarover niet in de Senaat,
maar in de Bijzondere Commissie van de Kamer, verslag uitbrengen.
Dat zal ook handelen over de magistraten, want het Comité
P beperkt zich uiteraard tot de politie. De vraag is ook hoe de
relatie is tussen de onderzoeksdaden van de politie en het werk
van de magistraten.
|
|
Dit loopt via de interne weg
en in samenspraak met de verantwoordelijken in de magistratuur en
de leden van de begeleidingscommissie.
Naast het onderdeel
verantwoordelijkheid is er het belangrijke onderdeel van de
aanbevelingen van het Comité P. Die aanbevelingen zijn
behandeld. Er is afgesproken alles samen te brengen, omdat het
allemaal aspecten zijn van de politieactiviteit. Het betreft
onder meer laboratoria- en technische prestaties en betere
draaiboeken voor moordzaken. Intussen zijn er al enkele punten
verbeterd. We zijn nu alle te behandelen punten aan het
groeperen, zodat op redelijk korte termijn een overzicht kan
worden gegeven van de initiatieven die worden genomen. We moeten
daarna bekijken hoe die initiatieven in wetten of aanbevelingen
kunnen worden geconcretiseerd.
De aanbevelingen die het
comité P heeft geformuleerd, zijn een perfecte basis om
doordringend in het systeem in te grijpen, bijvoorbeeld op het
vlak van een databank voor seriemoordenaars. In overleg met het
Comité P proberen we de aanbevelingen strak op te volgen.
Tot nu toe worden de aanbevelingen in vertrouwelijkheid
behandeld, precies omdat het gerechtelijk onderzoek loopt. We
mogen het risico niet lopen dat indiscreties een nadelig effect
zouden hebben op het verloop van de procedure. Te gepasten tijde
wil ik graag op de aanbevelingen terugkomen. Dat kan losstaan van
de discussie over de verantwoordelijkheid, waarover binnenkort in
de Kamer een debat zal worden gevoerd. Ik ben bereid u daarover
verder te informeren.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik dank de minister voor zijn
antwoord. Het is inderdaad heel belangrijk dat de aanbevelingen
zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice et à la ministre de l’Intérieur sur
«les nouvelles initiatives pour combattre le vol à
l’étalage» (nº 5-270)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de
nieuwe initiatieven ter bestrijding van winkeldiefstal»
(nr. 5-270)
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – In de kranten van 30 en 31 december
werd bericht over een gezamenlijk initiatief van de overheid –
ik neem aan de departementen Binnenlandse Zaken en Justitie –
en Unizo om winkeldiefstal beter te kunnen bestrijden. Winkeliers
zouden hun aangiften richten tot de vzw Preventie en Veiligheid,
die de klachten zou inventariseren en bundelen. Zodra een dader
driemaal wordt vermeld, worden de betrokken klachten overgemaakt
aan het parket. Volgens de krantenberichten zou er in dat geval
"automatisch" tot vervolging worden overgegaan.
Eén en ander belet niet
dat de winkelier zelf ook nog eens naar de politie stapt, maar
eigenlijk worden de winkeliers daar niet meer toe aangezet. Dat
lokte al protest uit bij de lokale politie van Sint-Niklaas, die
het systeem als onwettig beschouwt en vragende partij is om bij
een diefstal altijd ter plaatse te komen.
Het parket van Dendermonde
heeft het Waasland Shopping Center intussen bevolen de
samenwerking met de vzw Preventie en Veiligheid stop te zetten.
Het parket bestempelt de procedure als onwettig en vreest zelfs
dat er privémilities zullen ontstaan. Dat staat dus in
schril contrast met het standpunt van de regering.
Het systeem van de zogenaamde
burgerseponering roept dan ook heel wat vragen op.
Wie richtte de vzw Preventie
en Veiligheid op? Wie financiert ze? Hoe kan de werking van een
dergelijk initiatief worden verzekerd als er maar twee personen
werken? Waar heeft de vzw haar zetel? Over welke infrastructuur
en hulpmiddelen beschikken de mensen? Wie neemt ze in dienst?
Over welk statuut beschikken ze? Kunnen zij ter plaatse komen
en/of pv’s opmaken?
Hoe lang bestaat het project
al? In hoeveel steden is het ontwikkeld? Beperkt het zich
voorlopig tot winkelcentra of doen ook gewone winkeliers mee? Hoe
wordt het geëvalueerd? Hoe komt het dat in Sint-Niklaas het
project door politie en parket wordt teruggefloten, hoewel het in
het Waasland Shopping Centrum tot een sterke daling van het
aantal diefstallen leidde?
|
|
Het is dus blijkbaar wel
nuttig, maar het wordt door politie en parket niet gewaardeerd.
Hoe rijmt u de houding van de
lokale politie en het Dendermondse parket met de houding van de
regering? Ook dat is eigenaardig.
Zijn zowel de minister van
Binnenlandse Zaken als die van Justitie hierbij betrokken
geweest? Waartoe heeft de minister van Binnenlandse Zaken zich
verbonden? Waartoe heeft de minister van Justitie zich verbonden?
Op welke wijze? Werd een protocol opgesteld? Klopt het dat
automatisch zal worden vervolgd wanneer driemaal eenzelfde dader
betrokken is?
Op welke wijze werden de
parketten hierover geconsulteerd? Volgens het Belang van
Limburg van 31 december werd geen enkele procureur
vooraf naar zijn mening gevraagd. Kan de minister dat
tegenspreken? Nam iemand een standpunt in namens de Raad van de
procureurs des Konings of het College van procureurs-generaal? Is
het de bedoeling dat alle parketten van het hele land hieraan
meewerken? Of wordt het systeem voorlopig enkel in Vlaanderen
toegepast? Dat is absoluut niet duidelijk.
Betekent dit dat de parketten
op grond van één diefstal in de toekomst niet meer
zullen vervolgen, ook al is die flagrant en gaat het om grote
bedragen? Of is dit nu reeds de gangbare praktijk? Zijn er
cijfers over het actuele seponeringsbeleid inzake
winkeldiefstallen of is dat totaal verschillend naargelang van
het parket?
Welk parket is bevoegd indien
de dader feiten heeft gepleegd op het grondgebied van
verscheidene arrondissementen? Werden daarover afspraken gemaakt
of regels opgesteld? Of heeft de vzw de vrije keuze?
Op welke wijze kan worden
verzekerd dat het in casu wel degelijk om dezelfde dader gaat?
Mogen de handelaars identiteitsbewijzen eisen? Krijgen de
betrokken bedienden inzage in andere gegevensbanken, zoals de
bevolkingsregisters, bijvoorbeeld om de identiteitsgegevens te
vergelijken?
Hebben de parketten en de
politiediensten inzage in de dossiers van de vzw? Zo neen, waarom
niet? Op welke wijze is al samengewerkt?
Wat is de samenhang met
police-on-web? Wordt er samengewerkt? Zal het nieuwe systeem er
niet toe leiden dat nog minder gebruik zal worden gemaakt van dat
systeem, want dat is tot nu toe ontgoochelend? Is het de
bedoeling dat met beide systemen los van mekaar wordt gewerkt en
dat de administratieve rompslomp verder toeneemt, dus dat de
handelaars een beroep doen op zowel police-on-web als op de vzw?
Of zijn de formulieren compatibel met mekaar, zodat een
uitwisseling tussen beide systemen mogelijk is? Gaat het
uitsluitend om digitale aangiften of niet?
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Vorige week zijn
inderdaad berichten verschenen over het feit dat Unizo met de
parketten een akkoord zou hebben bereikt om winkeldiefstallen aan
te geven. Die berichten zijn onjuist, want er bestaat geen
akkoord over een structurele samenwerking. De vzw Preventie en
Veiligheid houdt wel statistieken bij over winkeldiefstallen.
Wanneer een handelaar of winkelketen lid is van de vzw kan hij de
winkeldiefstal aangeven via een aangifteformulier dat door de vzw
werd uitgewerkt. De vzw heeft de gewoonte de naam van een
winkeldief die haar driemaal werd doorgegeven, mee te delen aan
het parket. Unizo zit in de raad van bestuur van de vzw, maar ook
het vroegere Fedis, Carrefour, Delhaize, en andere maken er deel
van uit. Het is dus geen initiatief van Unizo zelf. Het project
dat door de politiezone Sint-Niklaas werd voorgesteld, bestond
eruit dat diefstallen gepleegd in het Waasland Shopping Center
afgewikkeld zouden worden aan de hand van een administratieve
geldboete, zonder tussenkomst van de politiediensten. Het parket
van Dendermonde wenste om een aantal redenen niet mee te werken
aan dit project. Het project staat volledig haaks op het reeds
jarenlang toegepaste beleid inzake diefstallen van het parket te
Dendermonde. Elke diefstal wordt minstens gesanctioneerd met een
geldboete die het dubbele bedraagt van het nadeel dat berokkend
werd, met een minimum van 250 euro. Het project staat ook
volledig haaks op het beleid van het parket te Dendermonde inzake
georganiseerde winkeldiefstallen. Wanneer aan de hand van
concrete omstandigheden, eigen aan een bepaalde zaak, kan worden
vastgesteld dat het een georganiseerde winkeldiefstal betreft,
bijvoorbeeld wanneer de dader een winkeltas bij zich heeft die
bekleed is met aluminiumfolie om het alarmsysteem te omzeilen,
wanneer de daders de diefstal plegen in groep, of wanneer de
dader in het bezit is van materiaal om de antidiefstalbeveiliging
te verwijderen, enzovoort, zal het openbaar ministerie een
onderzoeksrechter vorderen met het oog op de voorleiding van de
verdachte.
|
|
Ten derde schept een dergelijk
project, dat gericht is op één bepaalde locatie,
een ongelijkheid. De daders die in het kader van het ons
voorgestelde project, betrapt zouden worden, zouden enkel
administratief gesanctioneerd worden. De daders die buiten het
project betrapt worden, zouden strafrechtelijk gesanctioneerd
worden en aldus ook gekend zijn in het politionele en justitiële
informatiesysteem.
Dat het project in het
Waasland Shopping Center tot een sterke daling van het aantal
diefstallen zou hebben geleid, wordt door het cijfermateriaal in
het parket niet onderbouwd. Er wordt door het parket geen
afzonderlijke statistiek bijgehouden met betrekking tot
diefstallen op locatie A of B.
Zoals uiteengezet, houdt het
parket van Dendermonde een duidelijke koers aan in de strijd
tegen winkeldiefstallen, die volledig in de lijn ligt van het
beleid dat door de minister en het College van
procureurs-generaal wordt uitgestippeld. Het huidige beleid van
het parket van Dendermonde houdt immers in dat elke pleger van
een winkeldiefstal gesanctioneerd wordt. Daarenboven wordt de
strijd tegen de georganiseerde winkeldiefstal maximaal gevoerd.
Het voorgestelde project zou het parketbeleid volledig
doorkruisen. Dat wil men niet. Het zou een vorm van
"privéjustitie" zijn en ik dacht dat recentelijk
hier en daar debatten zijn gevoerd om te zeggen dat privéjustitie
niet aan de orde kan zijn.
Navraag bij de voorzitter van
het College van procureurs-generaal bevestigt dat daarover geen
enkele afspraak werd gemaakt, noch met de vzw, noch met Unizo.
Het klopt dus niet dat er automatisch vervolgd zal worden. De
minister van Binnenlandse zaken zou wel gevraagd hebben om na te
gaan hoe de diefstallen in grootwarenhuizen beter kunnen worden
aangepakt, maar vooral in de schoot van het expertisenetwerk
strafrechtelijk beleid en strafrechtspleging heeft een werkgroep
een ontwerp van rondzendbrief inzake de toepassing van
artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering
voorbereid. Het ontwerp is tot stand gekomen na heel wat
studiewerk en na overleg met alle procureurs-generaal en
procureurs des Konings, zowel schriftelijk als mondeling tijdens
de ressortvergaderingen, en is in de werkgroep al goedgekeurd.
Het wordt op 27 januari voorgelegd aan het expertisenetwerk
en, indien positief bevonden, overgemaakt aan het College. Daarin
wordt aanbevolen voor winkeldiefstallen een minnelijke schikking
voor te stellen van 55 tot 550 euro of tweemaal de waarde van de
buit. Bij de rondvraag werd vastgesteld dat een dergelijke
werkwijze nu reeds door heel wat parketten wordt toegepast.
Vandaar dat zal worden aanbevolen om dit overal op dezelfde
manier toe te passen. Dat werd vroeger al aanbevolen, maar
misschien is het goed om een nieuwe richtlijn te maken en dit te
actualiseren. Elke magistraat blijft natuurlijk vrij om binnen de
krijtlijnen van het strafrechtelijk opsporings- en
vervolgingsbeleid te oordelen, rekening houdend met de aard en de
ernst van de feiten. Er wordt dus helemaal niet aanbevolen te
wachten tot eenzelfde verdachte driemaal een winkeldiefstal zou
hebben gepleegd. Met de nationale antecedentendatabank kunnen de
parketten kennis nemen van alle misdrijven die in het eigen
parket en in de andere parketten gekend zijn. Een consultatie zou
er moeten toe leiden dat elk parket gepast reageert, zeker als de
verdachte reeds gekend zou zijn voor diefstal.
Het beleid van het parket van
Dendermonde met betrekking tot de winkeldiefstallen kan dus als
volgt worden samengevat. Principieel wordt aan de dader een
voortstel gedaan tot betaling van een geldsom, strekkend tot
verval van de strafvordering, ten belope van het dubbel van de
waarde van het gestolen goed, met een minimum van 250 euro. Bij
niet-betaling gaat men over tot dagvaarding. Wanneer het
georganiseerde diefstallen zijn, wordt onmiddellijk overgegaan
tot dagvaarding voor de correctionele rechtbank. Er is onder de
procureurs des Konings een afsprakennota opgemaakt over wie welk
misdrijf zal vervolgen wanneer blijkt dat de verdachte reeds
voorkomt in de antecendentenbank.
Wat uw andere vragen betreft,
gaat het hier om een akkoord tussen handelaars. De parketten
behouden hun volle bevoegdheid. Zij zijn verantwoordelijk, maar
dat wil niet zeggen dat men geen informatie kan doorsturen en
beter kan samenwerken, bijvoorbeeld door het gebruik van
alarmknoppen. Globaal moet evenwel de verantwoordelijkheid van
politie en parket autonoom blijven.
Voor wat de databank betreft,
verwijs ik naar mijn collega van Binnenlandse zaken.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Ik dank de minister voor zijn
uitvoerig en verhelderend antwoord. Het strookt dus helemaal niet
met wat we daarover in de pers konden lezen. Een vzw met amper
twee personeelsleden was mijns inziens inderdaad niet bij machte
om dit te organiseren.
De minister verwees naar het
voorbeeld van Sint-Niklaas dat een automatische boete toepast en
eventueel een administratieve sanctie die het dubbele bedraagt
van de waarde van het goed en minstens 250 euro. Op dat moment
vroeg ik me af waarom een dergelijke regeling niet wordt
veralgemeend voor alle parketten, tenzij het om recidive gaat en
men natuurlijk wel moet dagvaarden?
De minister verwijst in dat
verband naar de rondzendbrief. Ik ben dus tevreden met het
antwoord dat een lik-op-stukbeleid voorstaat. Ik vrees echter dat
als de procureurs vrij zijn de rondzendbrief al dan niet toe te
passen, dit in bepaalde arrondissementen dode letter zal blijven.
In Dendermonde is men op dat vlak vrij goed bezig, maar in
Brussel bijvoorbeeld is het parket overvraagd. Ik vraag de
minister erop toe te zien dat de rondzendbrief een meer dwingend
karakter krijgt en de nultolerantie inzake winkeldiefstallen
daadwerkelijk wordt toegepast.
Het debat is nog niet
afgelopen. Veel winkeliers zijn ontmoedigd omdat het parket niet
reageert en massaal seponeert. Zij dienen bijgevolg geen klachten
meer in. Dat kan echter alleen maar keren als het parket
geloofwaardig reageert en systematisch gaat vervolgen. Ik verzoek
de minister erop toe te zien dat de rondzendbrief wordt toegepast
zodat een soort privé-justitie zoals Unizo voorstelt,
overbodig wordt.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la
Justice sur «la situation en ce qui concerne la santé
mentale des prisonniers en Belgique» (nº 5-281)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van
Justitie over «de toestand van de geestelijke gezondheid
van de gevangenen in België» (nr. 5-281)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Opnieuw confronteren zeer negatieve
cijfers ons met de precaire geestelijke gezondheidstoestand van
de gedetineerden in België. Onze gevangenissen dragen al
heel lang een bijzonder dubieus en zelfs uitgesproken negatief
imago met betrekking tot de menselijke benadering van gevangenen
en de wijze waarop ze gedetineerden voorbereiden op een
succesvolle rentree in de samenleving. Sommigen horen dat niet
graag, maar die laatste opdracht is volgens mij nog steeds de
belangrijkste taak van gevangenissen. De recente cijfers over de
aanvragen voor euthanasie bewijzen eens te meer het schrijnende
en ontoelaatbare van deze situatie.
Gevangenen met een ziekte die
hun lichaam dodelijk aantast, maken kans op vrijlating om
medische redenen. Buiten de gevangenismuren kunnen ze met hun
euthanasieaanvraag bij een arts terecht. Hoe ligt het voor
gevangenen die omwille van psychische redenen hun opsluiting niet
aankunnen? Steeds meer gevangenen vragen, door een geestelijk
onvermogen om in de gevangenis te leven, om een einde te stellen
aan hun leven. Specialisten begrijpen deze reactie, zeker bij
mensen met een zeer lange celstraf voor de boeg of bij
geïnterneerden die het hopeloze van hun situatie inzien. De
afgelopen maanden ontving Justitie drie keer de vraag om
euthanasie. In één geval ging het om een man met
een ongeneeslijke, dodelijke spierziekte. Nog voor de vraag werd
beantwoord, werd hij in november vrijgelaten om medische redenen.
Hij overleed enkele weken later.
|
|
Twee andere vragen, van mannen
die getuigen van een ondraaglijk psychisch lijden, wachten nog op
behandeling. Eén van hen is al twintig jaar geïnterneerd.
De kans dat hij een beroep kan doen op euthanasie is volgens
professor palliatieve geneeskunde Wim Distelmans klein: "Het
is buiten de muren al niet evident om aan te tonen dat je
ondraaglijk psychisch lijdt en in een uitzichtloze situatie
verkeert. Dat zijn de voorwaarden om met enkel een psychische
aandoening een beroep te doen op euthanasie. Ik heb de vraag om
informatie over levensbeëindiging als arts vijf keer
gekregen van binnen de gevangenis. Dan gaat het om mondige mensen
die de weg naar informatie vinden. Ik ben er zeker van dat we
hier over het topje van de ijsberg spreken."
Onderzoek toonde aan dat
opsluiting in de gevangenis frequent depressies veroorzaakt. Een
gedetineerde breekt vaak bruusk met zijn vroegere sociaal leven:
een verbroken of soms vernietigde band met familie en vrienden,
het verlies van werk. Opsluiting kan iemand drijven naar diep en
uitzichtloos lijden, een erg zwaar ziektebeeld, soms
ongeneeslijk. Zomaar ingaan op vragen voor euthanasie kan dan
lijken op een verkapte of gecamoufleerde vorm van doodstraf.
Anderzijds behoort het ‘lijden’ tot de essentie van
een opsluitingstraf: de veroordeelde moet afzien. De vraag of dit
gunstig is voor de gevangenen en voor de samenleving blijft
moeilijk te beantwoorden en vraagt zeker om vele nuances.
Hoe gaat de minister om met
deze nieuwe situatie waarbij gevangenen met een ernstig psychisch
ziektebeeld vragen om euthanasie? Wat ondernemen de diensten van
Justitie concreet en bewijsbaar om het psychisch lijden van
gevangenen tot een minimum te beperken? Deelt de minister de
mening dat psychisch lijden geen vanzelfsprekende plaats mag
hebben in de gevangenissen? Is de minister het met me eens dat
een ernstig psychisch ziektebeeld beter in een andere omgeving
kan worden bestreden? Beaamt de minister dat dit psychisch lijden
oorzaak kan zijn van een nog groter onverantwoordelijk gedrag
eenmaal de gevangenen vrijkomen en dat dit lijden als
noodzakelijk onderdeel van de straf eigenlijk een slechte zaak is
voor zowel de samenleving als voor de betrokken gestraften? Wat
zal de minister in de nabije toekomst ondernemen om de
geestelijke gezondheid van gedetineerden te verbeteren?
Waar liggen volgens de
minister de cruciale oorzaken van deze aanhoudende en dus
structurele malaise in het Belgische gevangeniswezen?
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Het betreft
inderdaad een zware problematiek omdat het gaat om de essentie
van bestraffen, om schuld en boete, om de limieten van ons
vrijheidsberovend systeem. Op basis van het werk van professor
Dupont hebben we gezocht naar de juiste definitie van de functie
van een gevangenisstraf. Dat is in de beginselenwet helder
gedefinieerd. Het grote probleem ligt in de toepassing ervan.
De toestand blijft
zorgwekkend. In februari 2010 heb ik er tijdens het debat
over de strafuitvoering op gewezen dat de problematiek van de
geïnterneerden, 10% van de gevangenispopulatie, de eerste
prioriteit moet zijn. Die mensen horen niet in de gevangenis
thuis. Hiervoor zijn investeringen nodig. Op korte termijn moeten
er minstens vijfhonderd plaatsen bijkomen in psychiatrische
forensische centra. In Vlaanderen zullen onder meer in Gent en
Antwerpen en in Wallonië in Doornik psychiatrische
gedetineerden in een aparte instelling worden ondergebracht.
Daarnaast moeten de Gemeenschappen en de FOD Volksgezondheid in
het zorgcircuit vijfhonderd plaatsen creëren.
Euthanasie wil ik relativeren.
Het blijft immers een uitzondering. Als een gedetineerde te
kennen geeft euthanasie te willen, wordt de wettelijke procedure
gevolgd zoals die geldt voor iedereen. In geen geval beslist de
administratie over euthanasie. Ze voert ze ook niet uit.
Euthanasie is een medische beslissing en handeling. In de
gevangenis gaat het om heel uitzonderlijke gevallen. Het lijkt me
dan ook niet gepast om nu al conclusies te trekken alsof het om
een groot probleem gaat. Als het verzoek om euthanasie niet
gerespecteerd zou worden, dan moet dit gesignaleerd worden, maar
in principe geldt dezelfde procedure als buiten de gevangenis.
Een gevangenisstraf heeft uiteraard een impact op het individu en
veroorzaakt detentieschade. De vraag is welke vermijdbare
detentieschade kan worden geëlimineerd. Dat is het debat van
de beginselenproblematiek, van de wet Dupont. We moeten nagaan
hoe we via infrastructuur, sociaal klimaat, assistentie en
dienstverlening van de Gemeenschappen humane detentievoorwaarden
kunnen realiseren. Infrastructuur is daarbij een belangrijk
element.
Arbeid in de gevangenis wordt
onderschat. Het is het middel bij uitstek om te functioneren. Er
is contact met de buitenwereld en familie, vorming, sport en
ontspanning. Er moet intensief worden samengewerkt met de
diensten van de Gemeenschappen en de Gewesten. Een debat over
intensere samenwerking met de Gemeenschappen en zelfs
regionalisering is zeker aangewezen.
|
(Mme.
Christine Defraigne prend place au
fauteuil présidentiel.)
|
(Voorzitter:
mevrouw Christine Defraigne.)
|
|
Ik begrijp uw bekommernis zeer
goed, maar helaas kan ik niet op alle aspecten daarvan ingaan.
We hebben ervoor gezorgd dat
alle gevangenissen beschikken over een psychosociale dienst en
over een zorgequipe. Het is een stevige stap vooruit dat alle
gevangenen daarop een beroep kunnen doen, maar voldoende is dat
nog niet.
De problematiek van de
euthanasie in de gevangenissen intrigeert me, ook al omdat dit de
eerste keer is dat iemand mij daarmee confronteert. Tot vandaag
is mij daarover nog nooit een probleem gemeld, maar ik kan me
best voorstellen dat dit in de gevangenissen een zeer delicaat
probleem vormt waarvoor we bijzondere aandacht moeten hebben, als
zou blijken dat daar niet correct mee wordt omgesprongen, quod
non, voor zover ik vandaag weet.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik besef dat mijn vraag vrij algemeen
gesteld was en dat u er dan ook moeilijk diep op kunt ingaan. Het
vormt een problematiek die ik wil blijven volgen en die blijkbaar
ook de minister bezighoudt.
Toch ben ik ook wat
ontgoocheld. Ik besef hoe moeilijk dit dossier ligt en hoe
moeilijk het is om er initiatieven voor te ondernemen. Ik hoop
alleen dat er geen moedeloosheid groeit bij de vandaag al veel te
zeldzame mensen die zich daarvoor inzetten. Er worden wel stappen
gezet, maar er moet nog veel meer gebeuren.
Ik zal er ook op aandringen
dat er meer overleg komt met de Gemeenschappen, over cultuur,
sport, welzijn… Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk
het nieuwe initiatief van de psychosociale dienst is, omdat ik
als advocaat heel veel interneringen heb begeleid. Maar die
ervaring heeft me ook geleerd hoe middeleeuws het er vaak nog aan
toe gaat. Er moeten nog veel meer stappen gezet worden, zoniet
gaan we grote drama’s meemaken.
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur «la mise en liberté d’un assassin
violent en raison du report de son procès»
(nº 5-292)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over «het vrijlaten van een gewelddadige
moordenaar in afwachting van zijn uitgesteld proces»
(nr. 5-292)
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Ik weet dat de minister niet
verantwoordelijk is voor het feit dat een kamer van
inbeschuldigingstelling in een individueel dossier tot een
vrijlating beslist. Hier is geen politieke verantwoordelijkheid
in het spel. Wel is er hier sprake van een aberratie van de wet
op de voorlopige hechtenis omdat in casu de kans zeer groot is
dat de betrokkene zich aan justitie zal onttrekken en naar het
buitenland zal vluchten.
Ook bij het argument dat de
redelijke termijn is overschreden kunnen vragen worden gesteld.
Veel andere dossiers slepen nog langer aan.
Ten slotte meen ik dat het
argument dat de wet op de voorlopige hechtenis geen strafkarakter
mag hebben, achterhaald is. In dit dossier zijn de feiten
duidelijk: het gaat om een moord en de feiten zijn door camera’s
vastgelegd. Zelfs de advocaat van de betrokkene erkende dat het
een uitgemaakte zaak is en dat hij zelfs geen moeite heeft gedaan
om zijn cliënt in voorlopige vrijheid te laten stellen in
afwachting van het proces.
In dergelijke dossiers is een
voorlopige invrijheidsstelling zelfs in het nadeel van de
verdachte. Niet alleen is er het gevaar van eigenrichting,
bovendien is het in zijn voordeel dat zijn straf zo snel mogelijk
begint te lopen. De periode van voorlopige hechtenis wordt bij de
straftijd bijgeteld. Ik meen dan ook dat de wet op de voorlopige
hechtenis niet aan de realiteit is aangepast en dat ze moet
worden aangepast.
Ik kom tot het concreet geval.
In november vorig jaar kwam een zeer gewelddadige moordenaar, die
lid is van een Brusselse stadsbende, op vrije voeten omdat de
datum van zijn proces, dat normaal op 10 januari van start
moest gaan, werd uitgesteld wegens een dubbelboeking.
|
|
Volgens de advocaat is het
zelfs niet duidelijk wanneer het assisenproces dan wel zal
plaatsvinden. Intussen zijn er signalen dat het proces voor april
zou zijn, maar misschien kan de minister daarover duidelijkheid
geven. De kamer van inbeschuldigingstelling besliste uiteindelijk
om de uitvoering van de gevangenneming op te schorten omdat de
redelijke termijn van de voorlopige hechtenis overschreden zou
zijn.
In december 2009 werden
in de Kamer al vragen gesteld – ik was daarbij betrokken –
over het feit dat verdachten in vrijheid werden gelaten in
afwachting van hun proces omdat het Brusselse hof van assisen
niet tijdig een zitting kon organiseren. De minister zei toen dat
de vrijlatingen absoluut niets te maken hadden met de
overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de beslissingen
vooral gebaseerd waren op de openbare veiligheid. Daartegenover
staat nu de recente vrijlating van een gewelddadige moordenaar
waartoe wél op basis van de overschrijding van de
redelijke termijn werd beslist. Daardoor loopt een crimineel, die
deel uitmaakt van een angstaanjagende stadsbende en op basis van
camerabeelden zonder twijfel een belangrijk aandeel heeft in een
moord, opnieuw op straat rond en vormt hij een potentiële
bedreiging voor ieders veiligheid.
Omdat de zittingsagenda van
het Brussels hof van assisen zo overvol zit, heeft de eerste
voorzitter van het hof van beroep enige tijd geleden met de idee
gespeeld om een tweede assisenkamer te organiseren. Maar
blijkbaar zijn we zover nog niet.
Klopt het dat een
dubbelboeking aan de basis ligt van het probleem? Waarom kan
zoiets niet worden uitgesloten?
Kan de minister verklaren
waarom het Brusselse hof van assisen er nog steeds niet in slaagt
tijdig zittingen te organiseren? Een goed jaar geleden hebben we
de minister daarover al ondervraagd. Men had dus al maatregelen
kunnen nemen.
Is de minister daarom niet van
oordeel dat de wet op de voorlopige hechtenis moet worden herzien
om tenminste dergelijke onwenselijke vrijlatingen te voorkomen,
bijvoorbeeld door het inschrijven van uitzonderingsclausules?
Klopt het dat er in dit
dossier nog steeds geen rechtsdagbepaling is of kan de minister
bevestigen dat het proces voor april gepland is?
Hoever staat het met een
mogelijke organisatie van een tweede assisenkamer in Brussel,
zoals destijds door de eerste voorzitter van het hof van beroep
werd gesuggereerd?
|
M. Stefaan
De Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan
De Clerck, minister van Justitie. – Er was geen sprake
van een dubbelboeking. De zaak was gepland voor 10 januari 2011,
maar dan bleek dat een advocaat familiebanden had met een
mogelijke voorzitter, dat een andere raadsheer al een andere
assisenzaak had op die datum, dat een derde zich moest wraken
aangezien hij in het dossier al een arrest had geveld. Kortom, er
waren praktische belemmeringen. Daarbij kwam nog de
inwerkingtreding op 1 januari 2011 van de nieuwe
wettelijke vereisten inzake opleiding die de magistraten van het
hof die als voorzitter fungeren, dienen te volgen. Daardoor waren
niet alle magistraten beschikbaar. Door de samenloop van al deze
elementen kon de zaak niet in januari van start gaan, maar werd
ze gepland in april. Iedereen wist dat op het ogenblik van de
uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling.
De wet tot hervorming van het
hof van assisen heeft de procedure wat complexer gemaakt, vooral
door de verplichting om vooraf een preliminaire zitting te
houden. Er zijn in Brussel ook veel complexe en mediatieke
dossiers – Geneviève Lhermitte, Habran, Storme,
Kitty Van Nieuwenhuysen… – en dat maakt de druk
groot. De voorzitter van het hof van beroep probeert alles in een
timing te gieten en zal met zijn mensen in de komende tien
maanden 19 assisenzaken afhandelen. Als dat lukt, zal dat een
mooie prestatie zijn en ik steun hem ten volle in zijn aanpak.
Ik ga niet discussiëren
over het probleem van de voorlopige hechtenis tijdens deze
periode van lopende zaken. Ik ben er wel voorstander van dat elke
magistraat op dat punt zijn verantwoordelijkheid heeft, dat hij
zelf moet oordelen hoe hij ermee omgaat.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart
Laeremans (VB). – Ik heb ondertussen gelezen dat ook de
datum in april gecontesteerd wordt omdat de betrokken advocaat
een proces heeft tot vlak voor die datum. Ik vrees dus dat het
nog langer zal duren. Ik dank de minister voor het antwoord, dat
informatief is wat het zeer grote aantal zaken betreft. Misschien
is het een zoveelste argument om de overlast in Brussel aan te
pakken met een structurele reorganisatie en de oprichting van een
arrondissement Halle-Vilvoorde in afwachting van het provinciaal
gerechtelijk arrondissement Vlaams-Brabant. In Brussel is er heel
veel criminaliteit en komen zeer veel ernstige zaken voor. Ook
gelet op de groeiende bevolking en de aanwezigheid van veel jonge
mensen bestaat daar ongetwijfeld een criminogene markt. Voor het
overige blijf ik erbij dat dit soort vrijlatingen eigenlijk tegen
de borst stuit. Volgens de advocaat zijn de zaken zo ernstig en
is de schuld zo klaarblijkelijk dat men zich echt moet afvragen
of de wet op de voorlopige hechtenis niet moet worden aangepast.
In het kader van de regeringsonderhandelingen en het nieuwe
justitiepakket zou dit toch in overweging moeten worden genomen.
Ik ben het er mee eens dat magistraten ook individueel hun
verantwoordelijkheid moeten opnemen, maar hier zou het aspect van
de redelijke termijn niet mogen spelen en is het in het belang
van de samenleving én van de dader dat hij gevangen
blijft. De wet op de voorlopige hechtenis zou dus moeten worden
aangepast.
|
(La séance
est levée à 12 h 20.)
|
(De vergadering wordt
gesloten om 12.20 uur.)
|