4-99 Belgische Senaat Gewone Zitting 2009-2010 Plenaire vergaderingen Donderdag 3 december 2009 Namiddagvergadering |
4-99 Sénat de Belgique Session ordinaire 2009-2010 Séances plénières Jeudi 3 décembre 2009 Séance de l’après-midi |
Voorlopig verslag Nog niet goedgekeurd door de sprekers. |
Compte rendu provisoire Non encore approuvé par les orateurs. |
Voorzitter: de heer Armand De Decker (De vergadering wordt geopend om 15.15 uur.) |
Présidence de M. Armand De Decker (La séance est ouverte à 15 h 15.) |
In memoriam graaf Pierre Harmel, minister van Staat en erevoorzitter van de Senaat |
Éloge funèbre du comte Pierre Harmel, ministre d’État et président honoraire du Sénat |
Pierre Harmel, nestor van de ministers van Staat en erevoorzitter van de Senaat, is na een lang leven op 15 november jongstleden heengegaan. Pierre Harmel werd geboren in Ukkel op 16 maart 1911, maar zijn familie was eigenlijk afkomstig van Sainte-Cécile in de Gaume. Die streek lag hem na aan het hart, hoewel hij het eerste deel van zijn leven in Luik doorbracht. Zijn hogere politieke ambten noopten hem er later toe zijn geboorteplaats weer op te zoeken en er te wonen. Zijn vader, Charles Harmel, was ingenieur en zeer geëngageerd in de katholieke werkgeversorganisaties. In de negentiende eeuw spande zijn Franse grootvader, de industrieel Léon Harmel, zich in voor betere werk- en leefomstandigheden voor de arbeiders, samen met andere pioniers van het "sociaal katholicisme". Pierre Harmel erkende dat hij veel te danken had aan de toch wel strenge opvoeding van zijn ouders en aan de Grieks-Latijnse vorming die hij bij de jezuïeten kreeg. Al vroeg toonde hij interesse voor de vorming van de jeugd en voor de politiek. Kanunnik Vieujean, de latere Kardinaal Cardijn en, nog later, de filosoof Jacques Maritain waren zijn leermeesters. Zijn studies zette hij voort aan de Universiteit van Luik, waar hij doctor in de rechten werd, licentiaat in de sociale wetenschappen en licentiaat in het notariaat. Hij kreeg er les van twee eminente professoren: rector Léon Graulich, notoir kenner van het burgerlijk recht, en professor Victor Gothot, wiens assistent hij werd gedurende zes jaar, tot aan de oorlog van 1940. Door die functie moest hij zijn oorspronkelijk plan om magistraat te worden, bijstellen. Zijn latere academische en politieke activiteiten bleven steeds gekenmerkt door dezelfde grote soepelheid van geest, verbeelding en voortvarendheid, de uitzonderlijke kwaliteiten die hij bij zijn leermeester zo bewonderde. Hij nam als reserveofficier deel aan de gevechten in 1940 en opnieuw in 1944 en kreeg het Oorlogskruis. Intussen had hij het diploma behaald van geaggregeerde voor het hoger onderwijs in fiscaal recht, zodat hij zijn lange carrière van gewoon hoogleraar fiscaal recht aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Luik kon beginnen In 1946 begon zijn politieke "cursus honorum", toen hij voor de jonge Christelijke Volkspartij lid werd van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Niet veel later diende hij het belangrijkste voorstel uit zijn hele loopbaan in, het voorstel tot oprichting van het Centrum van onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken van de verschillende gewesten van het land, dat al snel het Centrum-Harmel werd genoemd. Hij zette zo de eerste bakens uit voor de culturele autonomie van onze gemeenschappen en de krijtlijnen voor de taalwetten van 1962-1963, de wetten-Gilson. Zijn Nederlandstalige collega’s aanvaardden die jongeman uit Luik heel snel, dankzij zijn – toen niet zo vaak voorkomende – tweetaligheid. Na vijfentwintig jaar volksvertegenwoordiger te zijn geweest, werd hij in 1971 gecoöpteerd senator. Hij zat achtereenvolgens heel wat verschillende commissies voor. In 1973 werd hij verkozen tot voorzitter van de Hoge Assemblee, een functie die hij gedurende bijna vier jaar bekleedde. Dankzij de aaneenrijging van succesvolle politieke activiteiten kon hij tussen 1950 en 1973 diverse ministerambten opnemen. Zo werd deze verfijnde en ontwikkelde man, vader van een kroostrijk gezin, gedurende een zittingsperiode minister van Openbaar Onderwijs. Hij zei daar later over: "C’est une extraordinaire satisfaction que d’être toujours au contact de la jeunesse. Étudiant, assistant, professeur, je n’ai jamais cessé de l’être". Hij had er nog aan kunnen toevoegen dat zijn grote belangstelling voor de jeugd aan de basis lag van de organieke wetten die onder zijn ministerschap werden goedgekeurd teneinde het onderwijssysteem en de onderwijsmiddelen aan te passen aan de toenmalige sociale en economische noden. Zo was er de organisatie van het technisch onderwijs, de democratisering van het onderwijs dankzij de invoering van studiebeurzen en de reorganisatie van de Rijksuniversiteiten van Luik en Gent. In 1958 speelde Pierre Harmel ook een grote rol in het sluiten van het Schoolpact. Hij was achtereenvolgens minister van Justitie, van Cultuur en van Openbaar Ambt en werd uiteindelijk eerste minister, een functie die hij jammer genoeg slechts kort uitoefende. Pierre Harmel, een man van goede wil, die zelf zei dat hij meer van de dialoog hield dan van het conflict, zette zich voluit in als minister van Buitenlandse Zaken. Dankzij zijn genuanceerde inzichten kon hij de gemeenschappelijke noemer van uiteenlopende standpunten ontwaren en benutten. Door zijn onverstoorbaarheid, geduld en welwillendheid beheerste hij de ware kunst van de verzoening, in de overtuiging dat "een compromis geen schande is, als het een middenweg is voor alle gevoelens, passies en overtuigingen van eenieder". Zodra hij op Buitenlandse Zaken zat, legde hij zich toe op wat de Harmeloefening zou worden genoemd. De context waarin het Atlantisch Bondgenootschap opereerde, was immers sinds 1949 grondig gewijzigd. Tegenover de Sovjetdreiging had het militaire onderdeel van dat pact voorrang gekregen op de politieke, sociale en economische doelstellingen. Door het vertrek van de Fransen uit de geïntegreerde commandostructuur waren de structuren en doelstellingen aan een nieuwe omschrijving toe, waarin de nadruk meer op het beleid zou liggen, zodat de Alliantie tot een niveau zou worden getild dat trouwens verder zou reiken dan het louter militaire. Hij sprak zich dan ook uit voor een Alliantie die op militair vlak sterk stond, maar ook openstond voor de dialoog met de Oost-Europese landen. De Harmeldoctrine, gebaseerd op de sleutelbegrippen "defensie-détente", werd in 1967 door de NAVO-Raad goedgekeurd. Ze drukte haar stempel op het internationaal beleid van toen en geldt nu nog steeds als model voor beslissingen van de Alliantie. Dankzij zijn streven naar vrede, zijn toespraken en zijn initiatieven, groeide het prestige van ons land. Hij was ervan overtuigd dat kleinere landen een verzoenende opdracht hebben. Daarom wilde hij dat België, als gastland van de Gemeenschappelijke Markt en de Atlantische Alliantie, een land zou worden met een Europese uitstraling dat sterk vasthoudt aan de solidariteit tussen de staten, een land waar de regionale, nationale en Europese loyauteit hand in hand gaan. In 1918, toen Pierre Harmel zeven jaar was, maakte hij het luchtbombardement van Luik mee en de vernieling van zijn ouderlijk huis. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1945, verloor hij zijn enige broer, prior van de abdij van Maredsous, in een concentratiekamp. Die familiedrama’s sterkten Pierre Harmel, die een echte vredesapostel zou worden, in zijn onwrikbare overtuiging. Zijn talrijke opdrachten in het buitenland, met name zijn reizen naar Oost-Europa, en zijn inspanningen om de relaties met de Afrikaanse landen te verbeteren, onderstrepen zijn tomeloze inzet voor een wereldwijde detente en een toenadering tussen de volkeren. Zijn vooruitziend denken, dat gebaseerd was op een optimistische visie op de Oost-Westrelaties die Europa uiteindelijk naar een nieuwe orde van vrede en veiligheid zou voeren, maakte van hem in die tijd een soort van realistische profeet voor wie de geschiedenis op een positieve manier verloopt. In 1977 gaat hij dan met pensioen en begint een nieuwe levensfase, die langer zal duren dan zijn politieke loopbaan. In datzelfde jaar wordt hij verkozen tot lid van de Koninklijke Academie van België. Hij zal een indrukwekkende bibliografie nalaten, die verschillende domeinen bestrijkt, vooral juridische en politieke. In 1973 al was hij benoemd tot minister van Staat en in 1991 kent Koning Boudewijn hem de titel van graaf toe voor de "onschatbare diensten die hij aan het land heeft bewezen". Er zijn maar weinig mensen die nog tijdens hun leven hun biografie zien verschijnen. In 2004 gebeurde dit met Pierre Harmel, die hier in de Senaat, in aanwezigheid van onze toenmalige voorzitter Anne-Marie Lizin, gehuldigd werd. "De man die nooit is weggeweest", kopte een Vlaamse krant ooit. En inderdaad: gedurende meer dan drie decennia kon men Pierre Harmel achter zijn bureau vinden, artikelen schrijvend, conferenties voorbereidend, journalisten of studenten ontvangend, … Hij werd vaak geraadpleegd en onderhield contacten met Belgische en buitenlandse vooraanstaanden als Raymond Barre en Vadim Zagladin, adviseur van President Mikhail Gorbatsjov. Het is onmogelijk het over Pierre Harmel te hebben zonder zijn verknochtheid aan de monarchie te vermelden. In dit verband had hij het vaak over de "hoeksteen van België". Hij overleed op de dag van het Koningsfeest en wierp zich al vanaf de eerste voortekenen van de Koningskwestie op als verdediger van onze staatsvorm. De vriendschap die hem verbond met Koning Boudewijn was legendarisch. Hij liet zich over deze grote vorst ook zeer lovend uit en vergeleek Boudewijn met een "diamantslijper" die zijn volk naar een groter welzijn leidde. Pierre Harmel was tegelijk professor en politicus: hij zag die activiteiten als een vorm van dienstbaarheid. Van roeping was hij een pedagoog en als gentleman beschouwde hij de diplomatie als een lange staatsopdracht. Zijn - soms zelfs extreme –discretie en voorzichtigheid beletten hem niet ook scherpzinnigheid aan de dag te leggen. Dit bleek toen hij erin slaagde de Raad van de Navo en de Shape België als basis te laten kiezen. Hij was ook visionair. Zo sprak hij in 1987, toen hem de Atlantische Prijs werd toegekend, de volgende woorden: "Un tiers de l’humanité ne cesse de croître en nombre dans des pays encore désolés, livrés les uns à des désespoirs tragiques, d’autres à des passions mystiques aux développements incontrôlables." Veertien jaar vóór de gebeurtenissen van 11 september hebben die verklaringen iets weg van een voorspelling... Met zijn heldere en concrete geest, vindingrijk en systematisch, loyaal en genereus, gaf deze harde werker de indruk een gelukkig en vredig mens te zijn, een humanist, een overtuigde christen die een onwankelbaar vertrouwen had in de mensheid. Terwijl de man die door sommigen "Eerwaarde Pierre" of "Pierre Harmel de Grote" werd genoemd, sociaal stoutmoedig kon zijn, had hij ook een diep respect voor de instellingen en de mensen die de Staat vertegenwoordigen. Cultureel zeer onderlegd, met een rijk innerlijk leven, was hij de evenwichtige « wijze man » van de politiek. Hij beschouwde het als een voorrecht de actualiteit zo lang te hebben kunnen volgen – hij maakte de Koningskwestie mee, de institutionele hervormingen, de onafhankelijkheid van Congo, het Schoolpact, het ontstaan van de taalwetten en de evolutie van Europa en het Atlantisch Bondgenootschap – en zo zijn land, Europa en de wereld te hebben kunnen dienen. In het bureau van Pierre Harmel hing, goed zichtbaar, het bekende gebed van Sint-Franciscus: "Heer, laat mij eenheid brengen waar tweedracht is". In onze herinnering zal Pierre Harmel voortbestaan als een grote, rechtschapen persoonlijkheid en een staatsman met een uitzonderlijke lotsbestemming. Hij was tevens een belangrijke en trouwe pleitbezorger van het gemeenschappelijk welzijn, zowel in België als in de wereld. Namens alle senatoren en ook persoonlijk wil ik nogmaals zijn familie en zijn naasten ons diep leedwezen en innig medeleven betuigen. |
La très longue vie de Pierre Harmel, doyen des Ministres d’État et Président honoraire du Sénat, s’est achevée le 15 novembre dernier. Pierre Harmel est né à Uccle le 16 mars 1911. Cependant, le berceau de sa famille se situe à Sainte-Cécile, en pays gaumais, région à laquelle il est resté profondément attaché, alors qu’il a habité à Liège la première partie de sa vie. Ses hautes fonctions politiques l’amèneront à rejoindre son lieu de naissance et à y résider plus tard. Son père, Charles Harmel, ingénieur de profession, fut très engagé dans les mouvements de patrons catholiques. Au dix-neuvième siècle, son aïeul français, l’industriel Léon Harmel, s’évertua à améliorer les conditions de vie et de travail des ouvriers, aux côtés d’autres pionniers du « catholicisme social ». Pierre Harmel reconnaissait devoir beaucoup aussi à l’éducation plutôt sévère de ses parents et à la formation gréco-latine chez les pères jésuites. Très tôt il manifesta un intérêt pour la formation de la jeunesse et la vie politique. Ses maîtres à penser seront le Chanoine Vieujean, le futur Cardinal Cardijn et, plus tard, le philosophe Jacques Maritain. Dans le même temps, il poursuit ses études, et c’est à l’Université de Liège qu’il conquit les diplômes de docteur en droit, licencié en sciences sociales et licencié en notariat. Il y bénéficia de l’enseignement de deux professeurs éminents : le Recteur Léon Graulich et le Professeur Victor Gothot, qui en fit son assistant jusqu’à la guerre de 1940, l’amenant ainsi à modifier son projet initial, qui était de devenir magistrat. Plus tard, toutes ses activités académiques et politiques seront marquées du sceau des qualités extraordinaires de souplesse d’esprit, d’imagination et d’allant, qu’il admirait chez son maître. Officier de réserve, il participe à la campagne de 1940, reprend le combat en 1944 et obtient la Croix de Guerre. Dans l’intervalle, il a conquis le titre d’agrégé de l’enseignement supérieur, ce qui lui permet d’entamer une longue carrière de professeur ordinaire de droit fiscal à la faculté de droit de l’Université de Liège. C’est en 1946 que commence son « cursus honorum » politique, dans le cadre du jeune Parti social chrétien, quand il devient membre de la Chambre des Représentants. Quasi aussitôt, il dépose la proposition la plus importante de sa carrière. Elle porte sur la création d’un Centre de recherche pour la solution nationale des problèmes sociaux, politiques et juridiques en régions wallonne et flamande, bientôt dénommé Centre Harmel, premier jalon sur la voie de l’autonomie culturelle de nos Communautés et prémices des lois linguistiques de 1962-1963, dites lois Gilson. Ce jeune Liégois sera rapidement apprécié de ces collègues néerlandophones, pour son bilinguisme, assez rare à l’époque. Après avoir siégé comme député pendant plus de vingt-cinq ans, il fait son entrée au Sénat en 1971, en qualité de sénateur coopté. Il y sera successivement Président de plusieurs commissions. Elu Président de la Haute Assemblée en 1973, il occupera cette fonction pendant près de quatre ans. Multipliant avec succès les activités politiques, il est amené, entre 1950 et 1973, à occuper différentes fonctions ministérielles. Ainsi, cet homme fin et cultivé, père de famille nombreuse, sera Ministre de l’Instruction publique durant une législature. Il dira plus tard: « C’est une extraordinaire satisfaction que d’être toujours au contact de la jeunesse. Etudiant, assistant, professeur, je n’ai jamais cessé de l’être ». Il aurait pu ajouter que son intérêt pour la jeunesse fut à la base de grandes lois organiques qui ont vu le jour sous son ministère, concrétisant son souci d’adapter le système et l’équipement éducatifs aux exigences sociales et économiques du moment. On retiendra notamment l’organisation de l’enseignement technique, la démocratisation des études grâce à la création de bourses et la réorganisation des Universités d’Etat de Liège et de Gand. Plus tard, en 1958, Pierre Harmel jouera un rôle majeur dans la conclusion du Pacte scolaire. Successivement Ministre de la Justice, des Affaires culturelles, de la Fonction publique, il se verra confier, pour une trop courte durée, la fonction de Premier Ministre. Homme de bonne volonté, qui disait préférer le dialogue à la confrontation, Pierre Harmel va donner sa pleine mesure en tant que Ministre des Affaires étrangères. Son esprit nuancé lui permettait de découvrir et d’utiliser les communs dénominateurs des diverses positions en présence. Imperturbable, patient, affable, il déploiera un véritable art de la conciliation, persuadé qu’"un compromis n’est pas honteux lorsqu’il fait la moyenne des sentiments et des passions, et des convictions des uns et des autres". Dès son arrivée au département des Affaires Etrangères, il s’attela à ce qui fut appelé l’« exercice Harmel ». En effet, le contexte de l’Alliance atlantique s’était, depuis 1949, profondément modifié. Face à la menace soviétique, l’aspect militaire du pacte avait été privilégié au détriment de ses objectifs politiques, économiques et sociaux. Confronté au départ de la France du Commandement intégré, il convenait de redéfinir ses structures et ses objectifs, en lui donnant une orientation plus politique (laquelle porterait d’ailleurs l’alliance à un niveau bien supérieur à celui d’une alliance purement militaire). C’est ainsi qu’il se prononça en faveur d’une Alliance certes forte au plan militaire, mais ouverte au dialogue avec les pays d’Europe de l’Est. La « doctrine Harmel », fondée sur le binôme « défense-détente » fut, dès 1967, approuvée par le Conseil de l’OTAN. Elle marqua profondément la politique internationale de l’époque et inspire toujours les décisions de l’Alliance. Ses interventions en faveur de la paix, ses discours, ses initiatives, ont accru le prestige de notre pays. Persuadé que les puissances moyennes ont une mission conciliatrice, il souhaitait que la Belgique, terre d’accueil du Marché commun et de l’Alliance atlantique, offre au monde le visage d’un pays européen, fortement attaché à la solidarité interétatique, un pays conjuguant harmonieusement trois sortes de fidélité : régionale, nationale et européenne. En 1918, à l’âge de sept ans, Pierre Harmel avait vécu le bombardement aérien de Liège et la destruction de la maison familiale. À la fin de la seconde guerre mondiale, en 1945, il perdra son seul frère, Prieur de l’abbaye de Maredsous, qui sera abattu dans un camp de concentration. Ces drames familiaux conforteront Pierre Harmel dans ses convictions profondes, lui qui deviendra un pèlerin de la paix. Les nombreuses missions qu’il effectua à l’étranger (notamment ses voyages en Europe de l’Est), ses efforts en vue d’améliorer nos relations avec les pays africains, mettent en évidence son perpétuel souci d’œuvrer pour la détente au plan mondial et pour le rapprochement des peuples. Sa réflexion prospective, basée sur une vision optimiste de l’évolution des relations Est-Ouest, conduisant finalement l’Europe vers un nouvel ordre de paix et de sécurité, a fait de lui, en son temps, une sorte de prophète réaliste, pour qui l’Histoire se déroule d’une manière positive. Commence donc en 1977 une retraite, qui sera d’ailleurs plus longue que sa vie politique. Elu la même année membre de l’Académie royale de Belgique, il laissera une impressionnante bibliographie dans des domaines divers, essentiellement juridique et politique. Nommé Ministre d’Etat en 1973, il se verra conférer en 1991, par le Roi Baudouin, le titre de comte, pour les « services éminents qu’il a rendus au pays ». Peu d’hommes ont vu leur biographie publiée de leur vivant. En 2004, ce fut le cas de Pierre Harmel, qui aux côtés d’Anne-Marie Lizin, alors Présidente du Sénat, fut mis à l’honneur dans nos locaux lors de la présentation de cet ouvrage. « De man die nooit is weggeweest » a titré un jour un hebdomadaire flamand. De fait, chaque matin, durant plus de trois décennies, Pierre Harmel était à son bureau, rédigeant des articles, préparant des conférences, recevant des journalistes ou étudiants. Il sera consulté maintes fois et entretiendra des contacts avec des personnalités belges et étrangères, telles que Raymond Barre et Vadim Zagladin, conseiller du Président Mikhail Gorbachev. Il est impossible d’évoquer la figure de Pierre Harmel sans saluer son attachement à la monarchie, qu’il qualifiera plus d’une fois de « clef de voûte » de la Belgique. Lui qui décéda le jour de la Fête du Roi, s’attacha à sauvegarder notre système constitutionnel dès les premiers soubresauts de la Question Royale. L’amitié qui le lia au Roi Baudouin devint légendaire. Les témoignages qu’il laissa de ce grand Souverain sont éloquents : Pierre Harmel compara Baudouin à un « tailleur de diamants » qui aidait son peuple « à mieux être ». A la fois professeur et homme politique, Pierre Harmel concevait ces activités comme des formes de service. Pédagogue par vocation, ce gentleman considérait la diplomatie comme une longue mission d’État. Chez lui, la prudence et la discrétion – parfois extrêmes – n’excluaient pas l’habileté, dont il fit d’ailleurs montre en obtenant le transfert en Belgique du Conseil de l’Otan et du Shape. Il était également visionnaire. Ainsi en témoignent les paroles qu’il prononça en 1987, lorsque le prix Atlantique lui fut décerné : « Un tiers de l’humanité ne cesse de croître en nombre dans des pays encore désolés, livrés les uns à des désespoirs tragiques, d’autres à des passions mystiques aux développements incontrôlables. » Quatorze ans avant les événements du « 11 septembre », ces déclarations étaient prémonitoires… Esprit clair et concret, inventif et méthodique, loyal et généreux, ce grand travailleur donnait l’image d’un homme heureux et paisible, d’un humaniste, chrétien convaincu, doté d’une confiance inébranlable dans les autres hommes. Si celui que d’aucuns ont parfois appelé « le Révérend Pierre » ou encore « Pierre Harmel le Grand » était socialement audacieux, il était néanmoins profondément respectueux des institutions et des hommes qui incarnent l’État. Une vaste culture, nourrie d’une vie intérieure intense lui donnait le bel équilibre d’un véritable sage de la vie politique, qui considérait comme un privilège d’avoir pu vivre tant d’événements, de la Question royale aux réformes institutionnelles, en passant par l’indépendance du Congo, le Pacte scolaire, les lois linguistiques ou l’évolution de l’Europe et de l’Alliance Atlantique, et d’avoir ainsi pu servir son pays, l’Europe et le monde. Dans le bureau de Pierre Harmel, figurait en bonne place la fameuse prière de Saint François : « Seigneur, là où il y a la discorde, que je mette l’union ». Dans nos mémoires survivra le souvenir d’une grande figure morale et d’un homme d’État au destin exceptionnel, qui fut aussi un grand et fidèle serviteur de la réconciliation et du bien commun en Belgique et dans le monde. Au nom de tous les sénateurs et en mon nom personnel, je renouvelle mes condoléances les plus émues à sa famille et à ses proches. |
De heer Yves Leterme , eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. – |
M. Yves Leterme , premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile. – Je voudrais, au nom du gouvernement, m’associer à l’hommage qui vient d’être rendu. Pierre Harmel est une de ces personnalités qui ont marqué l’histoire de la Belgique. |
Pierre Harmel was op basis van de gedrevenheid die hem kenmerkte en de idealen die hij had een van die persoonlijkheden die sporen heeft getrokken waarop wij tot op vandaag voortbouwen, zowel in het binnenlandse als in het buitenlandse beleid. Ik bied de familie en de vrienden van Pierre Harmel namens de regering en in eigen naam mijn oprechte medeleven aan. |
|
(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.) |
(L’assemblée observe une minute de silence.) |
De voorzitter . – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Max Smeers, eresenator, gewezen senator voor het arrondissement Hasselt-Tongeren-Maaseik en gewezen gecoöpteerd senator. |
M. le président . – Le Sénat a appris avec un vif regret le décès de M. Max Smeers, sénateur honoraire, ancien sénateur pour l’arrondissement Hasselt-Tongres-Maaseik et ancien sénateur coopté. |
Uw voorzitter heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de familie van ons betreurde gewezen medelid betuigd. |
Votre président a adressé les condoléances de l’Assemblée à la famille de notre regretté ancien collègue. |
De voorzitter . – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen. Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming) |
M. le président . – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance. Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – Puis-je vous demander le report du point 7 de notre ordre du jour, à savoir la proposition de loi sur le volontariat ? Nous avons en effet reçu un courrier du Conseil supérieur des volontaires et nous aimerions avoir le temps de l’analyser. |
(Instemming) |
(Assentiment) |
De heer José Daras (Ecolo) . – |
M. José Daras (Ecolo) . – Il est assez rare qu’une nouvelle déclaration gouvernementale ne fasse pas suite à une crise politique mais au contraire à un événement que l’on peut considérer comme heureux pour notre pays, la désignation à la présidence du Conseil européen de M. Van Rompuy, dont la qualité a ainsi été généralement reconnue. Je profite d’ailleurs de l’occasion pour le féliciter et dire combien je souhaite qu’il puisse, dans ses nouvelles fonctions, jouer un rôle important et orienter l’Europe dans la bonne direction face à tous les défis du 21e siècle. Il aura bien du travail. Je pense que nous sommes nombreux à espérer qu’il fasse honneur à son pays.La déclaration du 26 novembre annonce d’emblée qu’elle se place dans la continuité des précédentes. Peut-être aurait-on aimé un accent plus volontariste et plus énergique sur les grands défis du moment que sont la crise financière, économique et sociale, d’une part, et la crise climatique et le sommet de Copenhague, d’autre part. Malheureusement, ce dernier point fait tout au plus l’objet de deux ou trois lignes. Le gouvernement se borne à annoncer que nous nous situons dans la ligne européenne, quelle que soit celle-ci. Le seul accent nouveau que nous avons pu observer concerne le dossier communautaire. Nous nous attendions à une passation de pouvoir sans bruit ni fureur, un premier ministre en remplaçant un autre. Or nous avons assisté au retour de M. Maertens dans une mission que lui a confiée le Roi. Ce fut un premier étonnement. |
Ensuite, nous avons vu revenir M. Dehaene, à qui une mission importante a été confiée, à savoir trouver une solution au problème qui empoisonne notre vie politique depuis si longtemps. Le fait est que la fonction actuelle, de M. Dehaene ne me permet pas de l’interpeller. C’est donc bien au premier ministre que nous pouvons nous adresser, pour tenter d’éclaircir ce qui fait l’objet du dernier paragraphe de cette courte déclaration qui commence en annonçant que les discussions institutionnelles paralysent le fonctionnement de ce pays depuis trop longtemps. Sur ce point, nous sommes d’accord. Nous constatons une convergence des partis de la majorité pour une solution négociée et équilibrée aux problèmes institutionnels, particulièrement à celui de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Ils ne sont pas les seuls, les partis verts de cette assemblée étant eux aussi favorables depuis longtemps à une telle solution. Je me limiterai à trois questions qui sont simples à énoncer. Sans doute, les réponses seront-elles plus complexes. Monsieur le premier ministre, pourriez-vous préciser le périmètre du travail de M. Dehaene et des présidents de partis chargés de mener des négociations sur les problèmes institutionnels et, en particulier, sur le problème de Bruxelles-Hal-Vilvorde ? Chaque parti peut-il se présenter à la table des négociations avec ses propres préoccupations et ses demandes les plus diverses, au risque de surcharger l’agenda et, en conséquence, de réduire fortement les chances d’aboutir ? Le périmètre de ce travail est-il plus restreint tout en excédant celui de l’arrondissement électoral, voire judiciaire de Bruxelles-Hal-Vilvorde ? Les entités fédérées seront-elles associées au processus vu les éléments pour lesquels elles disposent d’un pouvoir réel ? Je citerai simplement, toujours dans le cadre de Bruxelles-Hal-Vilvorde, la question de l’inspection pédagogique et celle de la nomination des bourgmestres qui ne relèvent pas du pouvoir fédéral mais qui, néanmoins, font partie du problème. Je ne pense pas que l’on puisse jouer les Ponce Pilate et se laver les mains de ces questions en disant qu’elles ne relèvent pas de nos compétences. La situation est encore compliquée par le fait qu’en Région flamande, la majorité, très différente de celle du niveau fédéral, est composée notamment d’un parti nationaliste, la NVA. Or, aujourd’hui encore, M. De Wever a exprimé clairement son opposition à toute solution négociée et son souhait de scission pure et simple l’arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Enfin, a-t-on définitivement décidé de tenir à l’écart les partis de l’opposition ? Cela signifierait que l’on renonce à des réformes qui exigeraient une majorité des deux tiers et que l’on s’expose éventuellement à voir les accords contestés très rapidement. Nous sommes disponibles mais pas forcément demandeurs. Depuis vingt ans, les Verts ont toujours été associés, soit depuis l’opposition, soit dans la majorité, à toutes les réformes de l’État et à toutes les avancées institutionnelles dans le pays. Pour le moment, on nous snobe, ce qui nous nous rend pas forcément malheureux car il y a suffisamment d’autres problèmes qui méritent notre énergie. |
|
Néanmoins, le texte étant flou sur cet aspect des choses, il serait intéressant que vous précisiez si on se limitera à un accord entre partis de la majorité, qui ne demande qu’une majorité simple. Telles sont les questions que je désirais vous poser aujourd’hui sur cette brève déclaration. Je vous remercie dès à présent de vos réponses. |
|
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Daras. Vorige week aanhoorden wij in de Senaat de regeerverklaring. Het is niet meer dan normaal dat we proberen daarover een debat te voeren, al mogen we er niet over stemmen.De eerste minister ziet voldoende werk op zich afkomen. Hij moet heel wat crisissen het hoofd bieden, namelijk op financieel, economisch en sociaal vlak. Hij moet een oplossing zoeken voor die crisissen die ons land steeds harder treffen. Er zijn het klimaatvraagstuk en de engagementen in het raam van de conferentie van Kopenhagen, waar deze regering veel meer voor zou moeten doen. Er is ook de crisis in de asielopvang. De eerste minister is toch ook belast met de coördinatie van het migratie- en asielbeleid. Nu het communautaire werk hem uit handen genomen is, kan hij zich misschien met die zaken bezighouden. Helaas is hiervan niets opgenomen in de regeerverklaring van 26 november. De heer Daras heeft terecht gezegd dat dit een doorslagje was van wat we van de heer Van Rompuy hadden gehoord. Het enige initiatief in die regeerverklaring was van institutionele aard. Helaas mag de eerste minister dit zelf niet aanpakken, aangezien de heer Dehaene daarvoor is aangesteld. Het verheugt me wel dat de premier blijkbaar een onderhandelde oplossing zoekt. Wil dit zeggen dat de CD&V de Maddens-doctrine compleet verlaat? Ik herinner mij tijden waarin sommigen zeiden dat het gedaan was met spreken en dat we de Franstaligen zouden uitroken tot ze met hangende pootjes en bedelnapjes aan de communautaire onderhandelingstafel zouden komen zitten. Ik hoop dat dergelijke uitspraken en woorden voorbij zijn. |
|
We hebben op communautair gebied een oplossing nodig, niet alleen omdat meer coherente bevoegdheidsverdelingen nodig zijn, maar ook omdat zeer belangrijke dossiers door het communautaire gehakketak worden verlamd en daar moet een einde aan komen. Ik had graag aan de heer Dehaene enkele vragen gesteld, aangezien hij het hele dossier zal coördineren, maar dat kan uiteraard niet. Ik stel mijn vragen dan ook aan premier Leterme. Wat gaat er met het eerste pakket gebeuren? Dat is nog altijd hangende in de Senaat en werd door meerderheid en oppositie ondertekend. Daarin zit een eerste aanzet tot een meer coherente bevoegdheidsverdeling, maar zolang BHV niet is opgelost, wordt er blijkbaar niet verder aan gewerkt. Gaat de premier voor een oplossing op lange termijn? Of denkt hij eerder aan een terugkeer naar de vroegere kiesomschrijvingen, om op die manier de facto alles weer op de lange baan te schuiven? Ik kan in elk geval al zeggen dat als dat de bedoeling is, wij niet geïnteresseerd zijn om te helpen. Zal de premier zoeken naar een oplossing via een gewone meerderheid, dat wil zeggen alleen een oplossing ad hoc voor BHV? Of gaat hij voor een tweederde meerderheid en zal hij de oppositie bij het dossier betrekken en de communautaire problemen eindelijk eens structureel proberen op te lossen? |
|
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Vandaag waart de geest van Jean-Luc Dehaene rond in deze assemblee. Toen Dehaene eerste minister was, werd er in de Senaat ook niet over de regeerverklaring gedebatteerd. We worden als het ware naar de jaren negentig teruggekatapulteerd.Wie het voortbestaan van de Senaat ter discussie durft te stellen, wordt door zijn collega’s meestal scheef bekeken. Maar geef toe, de voorstanders van het tweekamerstelsel maken het hun tegenstanders wel erg gemakkelijk door hen alle nodige munitie op een zilveren dienblad aan te bieden. Geen debat, geen vertrouwensstemming en wellicht zal de Kamer straks nog doodleuk het algemeen rookverbod terugdraaien, dat zopas is in Senaat werd goedgekeurd. Een wisselmeerderheid mag niet meer, ook al kost dat duizenden mensenlevens. Waar is de Senaat mee bezig? Het is een existentiële vraag. De toespraak die ik had voorbereid moest ik dus noodgedwongen snel omturnen naar een mondelinge vraag. De Senaat krijgt dus geen minidebat zoals het land al evenmin een miniregering heeft, zeker niet wat de postjes betreft. Mocht het parlementair pensioen berekend worden op basis van het aantal regeringen dat een parlementslid overleeft, dan had ik nu al genoeg jaren om als parlementslid met pensioen te gaan. In Italië waren er sinds de Tweede Wereldoorlog zestig regeringen, in België veertig. Sinds juni 2007 waren er in het Italië van Berlusconi twee regeringen, in België vier. Dat zegt genoeg. Na Verhofstadt "Drie", Leterme "Un" en Van Rompuy "Un", krijgen we nu Leterme "Deux". Opnieuw zijn de Vlamingen in de minderheid, zowel in het parlement als in de regering. Wie zei ooit dat zoiets staatsgevaarlijk was? Met de stoelendans van ministers en premiers kregen we ook nog eens de meest exotische functies voorgeschoteld. De existentiële crisis van het bestel overstijgt de Senaat. Na de informateur, de koninklijk bemiddelaar, de formateur, de delegatieleiders, een stoet van ministers van staat - zonder vrouwen-, kwamen de koninklijk verkenner, de verzoeners, de wijzen uit het oosten die zowaar koninklijk bemiddelaars werden, en een Europees president elect. Tussendoor werd nog een liberale minister afgedankt en bedankt voor bewezen diensten, en als regeringscommissaris aangesteld. Belgisch surrealisme bestaat echt. Soms kan Jan met de pet daarmee lachen, maar niet als hij moet betalen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
Koninklijk begeleider Wilfried Martens heeft de weg vrijgemaakt voor de man van "vijf minuten politieke moed" die het gezelschap krijgt van koninklijk commissaris Jean-Luc Dehaene die voor hem BHV zal oplossen. De geest van Dehaene is wel degelijk terug. Het lijkt wel alsof de niet meerderjarige kroonprins die zijn vader moet opvolgen, een voogd krijgt toegewezen. Zelfs de bevoegdheid Institutionele Hervormingen is niet aan de eerste minister toegewezen. De Franstaligen kunnen zich wenden tot vice-eerste minister Reynders, de Vlamingen tot vice premier Vanackere, tenminste als die niet in het buitenland vertoeft, want als die even weinig in het parlement vertoeft als Dehaene, wie zullen de Vlamingen dan moeten ondervragen? Misschien kan de minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen eerst eens naar Québec gaan, dat over een eigen sociale zekerheidsysteem beschikt en waar een taalpolitie opereert die de taalwetgeving controleert en waar de Franstaligen zich op het territorialiteitsprincipe kunnen beroepen. Jean-Luc Dehaene werkt buiten de regering en het parlement. Hij zal dus niet ondervraagd kunnen worden, maar zijn geest waart wel door de Wetstraat. Zal Jean-Luc Dehaene de eerste minister op de hoogte houden van zijn werkzaamheden? En zal bijgevolg de eerste minister het parlement te woord staan over de vorderingen van Dehaene, want geef toe Jean-Luc is vandaag de vierde of moet ik zeggen de vijfde macht. Wat is de functie van beide ministers van Institutionele Zaken? Hoe kan minister Vanackere, zijn ambt bij Buitenlandse Zaken combineren met dat van Institutionele Zaken, zeker in het licht van het komende Europees voorzitterschap? |
|
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – De afgelopen dagen werd nogal met het wierookvat gezwierd richting Herman Van Rompuy. Ik wens hem uiteraard al het beste toe in zijn nieuwe functie, maar wil toch enkele kanttekeningen maken.Herman Van Rompuy begon zijn ambtsperiode met vijf werven: de begroting, de kernenergieproblematiek, het asiel- en migratieprobleem, de staatshervorming, en Brussel-Halle-Vilvoorde. De begroting is een puinhoop, dat zegt ook de Europese Commissie. De energieproblematiek werd opgelost door van België een kolonie van Frankrijk te maken. Het asiel- en migratieprobleem is helemaal niet opgelost, integendeel, het is verergerd door de oplossingen die men zogezegd heeft voorgesteld. Nu komt de heer Leterme opnieuw aan het roer en resten er nog twee werven, namelijk de staatshervorming en Brussel-Halle-Vilvoorde, maar hij mag er niets mee doen. Drie van de vijf werven zijn zogezegd opgelost en de twee werven die de heer Leterme nog moet afwerken tegen de federale verkiezingen van 2011, mag hij eigenlijk niet aanpakken. In die zin is hij een beetje de configuratie van de draaideurpolitiek: hij komt binnen, gaat weg, hij komt binnen, gaat weg, hij komt opnieuw binnen. Hij is een typisch voorbeeld van iemand die in de politiek uitgroeit tot Vlaams staatsman en uiteindelijk moet en zal vervellen tot Belgisch staatsman. Het moet toch een beetje gênant geweest zijn dat voormalig premier Martens eerst voor de heer Leterme het pad moest effenen en hij nu een permanente schoonmoeder in de figuur van Jean-Luc Dehaene moet dulden om zogenaamd oplossingen voor Brussel-Halle-Vilvoorde en eventueel de staatshervorming voor te bereiden. De staatshervorming gaat hoe dan ook de diepvries in. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De heer Dehaene moet blijkbaar het pad effenen om tot een onderhandelde oplossing over BHV te komen. De premier zit daarmee inderdaad een beetje uit de wind. Hij is intussen ook verveld tot Belgisch staatsman, zoals niemand minder dan de heer Moureaux heeft gezegd. Nu is Yves Leterme ‘eindelijk’ premier van alle Belgen, nu is hij eindelijk federaal premier. Ik besluit daaruit dat hij dat vroeger blijkbaar niet was. Ik vraag me af of wij de regering wel over BHV in de Kamer of de Senaat kunnen ondervragen. Als men over BHV gaat onderhandelen op basis van de voorstellen die in 2005 op tafel lagen, zoals ik hier en daar lees, dan houd ik trouwens mijn hart vast. Ik verwijs hier heel dankbaar naar mevrouw Defraigne die naar aanleiding van het eerste belangenconflict al de Vlaamse toegevingen heeft opgelijst, waardoor die in een officieel document van de Senaat zijn neergeschreven. De premier zal toch niet vergeten zijn dat hij in 2005 als minister-president van de Vlaamse Regering het Vlaams Parlement een week heeft gesloten, omdat men geen oplossing voor BHV vond. |
|
(Protest van eerste minister Leterme) |
(Protestations du premier ministre Leterme) |
Een paar jaar geleden werd ook de Kamer een dag gesloten, omdat het toen weer te vlug dreigde te gaan. Dat is de vervelling van de Vlaamse staatsman Leterme tot de Belgische staatsman Leterme. In de zaak-BHV betekent onderhandelen nog altijd een prijs betalen, ook al weten wij nog altijd niet waarom een prijs zou moeten worden betaald. Als een wetsvoorstel door een meerderheid van een parlement wordt goedgekeurd, dan wordt dat een wet, alleen niet in dit land. Er mogen allerlei breuklijnen zijn tussen meerderheid en oppositie, maar als die meerderheid wordt gevormd door een taalgroep, dan is er plots wel een probleem. De democratie kan in dit land niet functioneren. In dat kader wil ik graag iets zeggen over de rol van de Senaat in de behandeling van de belangenconflicten. De Senaat wordt vaak voorgesteld als de ontmoetingsplaats van de gemeenschappen, die het gewone gekrakeel moet overstijgen. Na de verschillende belangenconflicten over BHV die we al hebben gehad, zou het toch nuttig zijn dat de Senaat op zijn minst eens zou nagaan hoe het instrument van het belangenconflict niet gebruikt, maar misbruikt wordt. Dan heb ik het niet eens over het feit dat er in het zuiden van het land nu eenmaal meer parlementen zijn die deze procedure kunnen aanspannen. Ik heb het alleen over de motivering waarmee men een belangenconflict indient. Het Waals Parlement bijvoorbeeld zette die procedure in gang, ook al zei de voorzitter daarvan dat hij er geen idee van had hoe de belangen van Wallonië geschaad waren. De Senaat zou daar toch vragen over mogen stellen. |
|
Toen de Duitstalige Gemeenschap, op vraag van de federale regering, een belangenconflict indiende, had dat niets te maken met de vraag of die gemeenschap zich in haar belangen gekrenkt voelde. "Wij doen dat om de federale regering de kans te bieden een oplossing te zoeken", zei de minister-president van de Duitstalige Gemeenschap. Dat is toch de negatie zelf van het instrument en van het doel van deze procedure.Dat de Senaat zich nog altijd niet over het instrument van het belangenconflict als dusdanig heeft gebogen is beschamend. |
|
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – We hebben dat wel gedaan. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – In de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden en in de plenaire vergadering wezen we op het misbruik van het belangenconflict, maar de Senaat legde zich gewoon bij dat misbruik neer. Het wordt tijd dat de Senaat zich uitspreekt over het instrument van het belangenconflict. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – We hebben meermaals gedebatteerd over het belangenconflict. Het parlement dat het belang inroept oordeelt over het belang, niet de Senaat die met een belangenconflict wordt geconfronteerd. De redenering van de heer Van Hauthem past in een juridische analyse waarin een onafhankelijk rechter oordeelt of het belang al dan niet terecht wordt ingeroepen. De Senaat is echter een politiek orgaan. Het onderscheid tussen een belangenconflict en een bevoegdheidsconflict is dat degene die het belangenconflict inroept oordeelt over zijn belang, niet de tegenstander ervan.Trouwens, de twee voorzitters van het Grondwettelijk Hof hebben duidelijk gezegd hoe het arrest van het Grondwettelijk Hof over Brussel-Halle-Vilvoorde moet worden geïnterpreteerd. Ik heb sommige leden van de regering een andere verklaring horen afleggen. Het is echter niet de veroordeelde partij, maar wel het Grondwettelijk Hof dat een interpretatie aan een arrest geeft. De discussie wordt niet gediend door een niet-objectieve benadering van de gehanteerde begrippen. Een belangenconflict is iets anders dan een bevoegdheidsconflict. De wijziging aan die regeling impliceert een wijziging van de bijzondere wetten. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Een belangenconflict is inderdaad niet hetzelfde als een bevoegdheidsconflict. Het parlement dat het belangenconflict inroept, oordeelt inderdaad zelf over het belang. Toch is het vreemd dat twee parlementen een belangenconflict inroepen en er meteen aan toevoegen dat ze daar eigenlijk geen belang bij hebben. In die context moeten we ons eens buigen over de procedure van het belangenconflict.Wat is, in het kader van de staatshervorming en van Brussel-Halle-Vilvoorde, uw speelruimte als premier? Gaat u daarin een actieve rol spelen en kunnen we u daarover ondervragen of gaat u alleen de notaris zijn die akte moet nemen van een akkoord dat eventueel tussen de partijvoorzitters en Jean-Luc Dehaene is afgesloten, waarna het parlement dat braaf mag goedkeuren? De premier is de verpersoonlijking van de vervelling van een Vlaams staatsman tot een Belgisch staatsman. Ik citeer uit een brief van 12 mei 2004 van de premier, toen algemeen voorzitter van CD&V, aan Bart Somers, toenmalig minister-president van de Vlaamse Regering. Het ging over de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde en CD&V werd gevraagd samen front te vormen. De heer Leterme antwoordde: "CD&V wil voluit verder blijven strijden voor de onverkorte uitvoering van de eisen van de Vlaamse burgemeesters en van de betoging van zondag laatst. CD&V zal, in geval de behandeling en stemming van het wetsvoorstel er mede door uw toedoen niet komt voor 13 juni, in elk geval niet toetreden tot een Vlaamse regering zonder dat de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is uitgevoerd." Dit stond in een brief van Yves Leterme, algemeen voorzitter CD&V, van 12 mei 2004. Nu, in december 2009, is de heer Leterme premier. Proficiat, mijnheer Leterme, u bent helemaal verveld tot Belgisch staatsman, maar uw geloofwaardigheid bent u kwijt. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De heer Philippe Mahoux (PS) . – |
M. Philippe Mahoux (PS) . – Je voudrais me référer au débat qui a eu lieu à la Chambre à la suite de la déclaration gouvernementale et aux interventions de Thierry Giet. Je souhaiterais toutefois rappeler nos préoccupations. Elles portent sur les problèmes que rencontrent nos concitoyens à cause de la crise.Les premières concernent l’emploi. Les pertes d’emplois sont de plus en plus importantes et ont de graves conséquences pour la vie des familles et le pouvoir d’achat. Les secondes concernent la sécurité sociale et donc la santé. Il convient bien entendu de maintenir l’équilibre de la sécurité sociale mais aussi de lutter contre le chômage. Les contrôles engendrent un afflux, dans les CPAS, des personnes exclues du chômage. Il s’agit aussi de s’occuper des soins de santé. La lutte contre ces problèmes et l’amélioration de la situation économique constituent nos priorités. Ce que vivent nos concitoyens est une conséquence de la crise économique et financière. Ils ne sont en rien responsables de cette crise qui est due au monde financier. Il est injuste qu’ils en soient aujourd’hui les victimes. La conférence de Copenhague débutera bientôt. La politique environnementale et de l’énergie est également une de nos priorités. Elle figure d’ailleurs dans votre déclaration. Quant à la question de Bruxelles-Hal-Vilvorde, je dirai que la déclaration gouvernementale prévoit que, quelle que soit la méthode choisie, la solution doit être négociée. Ce dernier mot est le plus important. |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – De aanleiding tot dit debat is de benoeming van Herman Van Rompuy tot president van de Europese Raad. Herman Van Rompuy is zijn politieke loopbaan begonnen in de Senaat. Net als voor België is zijn aanstelling tot president ook voor de Hoge Vergadering een hele eer.Er zijn heel wat vragen gesteld over de staatshervorming, over Brussel-Halle-Vilvoorde, over de rol van Jean-Luc Dehaene. De antwoorden op al die vragen hebben we de jongste dagen en weken uitvoerig in de kranten kunnen lezen. Meerderheid en oppositie, Vlamingen en Walen weten dat dit dossier als een zwaard van Damocles boven de Wetstraat en boven de Belgische politiek hangt. Dat probleem moet worden opgelost. Dat kan echter niet in vrijblijvende toespraken, dat kan alleen door te doen zoals het Arabische spreekwoord zegt: "Spreek alleen als je woorden vindt die mooier zijn dan de stilte." Zei Jean-Luc Dehaene in zijn persmededeling niet : "Laat ons in alle stilte werken aan een oplossing."? Dat is wellicht de beste garantie om die oplossing te vinden. De heer Mahoux heeft beklemtoond dat de financiële crisis ons land op een nooit geziene manier heeft geteisterd. Ze is als een tsunami over ons land geraasd. De bankenexploitatie in België had een van de hoogste exposures en België is dus getroffen als weinig andere landen. De regering heeft de bankencrisis echter aangepakt zoals het hoort. Ze heeft de crisis bij Fortis, KBC, Dexia aangepakt. Als er vandaag stabiliteit heerst in het bankenlandschap, wat van enorm belang is voor onze economie, dan hebben we dat aan die aanpak te danken. Naast de financiële crisis heeft de regering ook de economische crisis aangepakt. Ik verwijs naar het interprofessioneel akkoord van vorig jaar, naar herstelmaatregelen zoals de verlaging van de btw in de bouw, die inmiddels is verlengd, en in de horeca, naar de tijdelijke werkloosheid voor de bedienden die broodnodig moet worden verlengd, naar de welvaartsagenda voor kansengroepen die mensen in moeilijkheden helpen en meteen ook de consumptie kunnen aanwakkeren. Voor 2009 wordt een economische krimp van rond de 3% voorspeld. Bij de opmaak van de begroting werd voor 2010 een lichte groei van 0,4% vooropgesteld. Voorspellingen van gerenommeerde instellingen als de OESO zijn gunstiger en mikken op bijna 1%. Verwezen werd naar de commentaren van de Europese Unie op onze begroting. Die commentaren houden geen rekening met de volgens recente schattingen hoger dan verwachte economische groei en evenmin met de grotere inspanningen die de deelentiteiten in dit land zich hebben voorgenomen. Een betere groei en grotere inspanningen vormen de basis voor de tweejarenbegroting 2010-2011, op zich al een factor van stabiliteit. Naast de begroting zijn we ook zeer bekommerd om de werkloosheid. Ze neemt dramatische vormen aan in zowel Vlaanderen, Wallonië als Brussel. Vlaanderen, waar de recente industriële ontwikkeling het grootst was, kent vandaag de grootste uitval van arbeiders en bedienden. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
Dankzij de tijdelijke maatregelen die wij hebben getroffen, namelijk de tijdelijke werkloosheid van bedienden, en dankzij permanente maatregelen, zoals de tijdelijke werkloosheid van arbeiders, kunnen we dit opvangen. Het is met die buffer dat ons land vandaag resultaten boekt. België is een internationale middenmotor inzake werkloosheidsniveau, namelijk 7,9 procent, en kent een redelijk zwakke stijging van de werkloosheid. Die stijging zal de volgende weken, maanden, of zelfs jaren nog toenemen en moet ons bijzonder alert maken voor ons economisch beleid en voor ons beleid inzake de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid. Wij doen het echter beter dan het Europees gemiddelde. We doen het even goed als Duitsland en Nederland, maar beter dan Frankrijk en Luxemburg. Dat is de uitdaging van de volgende maanden en jaren voor de regering. Ze kan en mag die echter niet alleen aangaan. Ze moet dat doen samen met de andere overheden in dit land, samen met de gewesten en gemeenschappen, samen met de sociale partners, de arbeidsbemiddeling en met opleiding. Niet tegen elkaar, maar met elkaar. Mijn boodschap vandaag luidt dat we dit samen kunnen doen : werknemers en werkgevers, Vlaanderen, Wallonië, Brussel en federale overheid. We kunnen de economische crisis en de werkgelegenheidscrisis, die langer zal duren dan de economische crisis, niet efficiënt aanpakken als we elkaar tegenwerken. Dat verwachten de burgers van ons en dat staat ons te doen. |
|
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – Il y a quelques semaines à peine, le 13 octobre, nous saluions le travail du gouvernement qui, malgré un climat économique difficile, confirmait son intention de s’engager dans la voie d’un retour rapide à l’équilibre budgétaire tout en poursuivant l’application du plan de relance. Ce retour à l’équilibre budgétaire devait, selon le premier ministre Herman Van Rompuy, être atteint en 2015. C’était la déclaration d’intention d’un homme dont les qualités de chef de gouvernement ont séduit nos voisins européens au point de lui confier le poste de premier président du Conseil européen. C’est du reste une nomination que le pays salue et dont nous sommes évidemment très fiers.Monsieur le premier ministre, vous voilà donc de retour à la tête du gouvernement. Soyez assuré que ma formation politique se réjouit de la transition rapide de gouvernement et du ton de votre déclaration gouvernementale. Vous décrivez sans ambiguïté une politique de continuité qui accorde la priorité au domaine socio-économique. Il est évident que la continuité politique est essentielle dans ces temps difficiles de crise économique et financière. Le gouvernement a mené ces derniers mois un processus de réforme dans une série de matières et nous souhaitons que le travail se poursuive. Les budgets pour 2010 et 2011 – jumeler ces deux budgets est d’ailleurs une excellente initiative – posent les fondements de la relance grâce à des mesures fiscales et sociales. Il faut mettre ces mesures en œuvre, continuer à soutenir l’activité économique, lutter contre les pertes d’emplois et voir comment créer d’autres emplois. Là est l’urgence. Je voudrais enchaîner avec une remarque sur les différentes annonces faites par des ministres ou des secrétaires d’État sur des sujets qui ne figurent pas dans la déclaration gouvernementale. Cela fait désordre. Il serait bon que cela s’arrête. Le MR se félicite de ce que, dans votre déclaration, se marque une volonté de mettre en œuvre dans des délais très brefs les mesures de redressement. Je pense notamment au plan sur le chômage temporaire pour les employés et à la réduction du taux de TVA dans la construction et dans le secteur Horeca. Nous ne sommes pas insensibles au fait que vous reconnaissiez le rôle moteur essentiel des PME dans le maintien et le redéploiement de l’activité économique. Bien entendu, nous accueillons très favorablement votre intention de poursuivre la mise en place du plan PME préparé par la ministre Laruelle. Je pense aussi à la baisse des charges sur le travail qui reste plus que jamais prioritaire pour le MR. Cette baisse peut être compensée par une politique de chasse systématique des fraudes sociales et fiscales et par la mise en œuvre d’une taxation des comportements nuisibles à l’environnement. L’énergie et le climat requièrent des décisions dynamiques et responsables. Nous devons donc progressivement transformer en espoir ce qui est aujourd’hui angoisse. C’est ce que nous attendons de notre gouvernement qui, dans quelques jours, se rendra à Copenhague et devra montrer ses ambitions dans un domaine où les décisions engagent l’avenir des générations futures. En dépit de la crise qui continue à nous affecter, le gouvernement entend continuer une politique à long terme pour répondre aux défis futurs auxquels notre société sera confrontée. J’évoque ainsi le vieillissement de notre population. L’évolution démographique n’est pas sans impact sur l’emploi, sur le système des soins de santé et bien entendu sur les pensions. C’est ainsi que le gouvernement s’attellera, nous n’en doutons pas, à faire aboutir la conférence nationale des pensions. C’est impératif. Nous devons préparer l’avenir et apporter les réponses pour garantir le paiement des pensions. |
J’en viens aux indépendants et, de façon générale, à leur statut social. Il conviendra de poursuivre le travail entrepris depuis plusieurs années. C’est une question de dignité pour des milliers de travailleurs, petits artisans ou commerçants encore trop discriminés. Comme nous l’avons dit, les priorités du gouvernement sont d’ordre socio-économique. C’est aussi le fait des partenaires sociaux qui devront s’entendre pour aboutir à un nouvel accord interprofessionnel 2010-2011, lequel devra constituer un équilibre entre ces priorités. En matière de justice, la volonté de moderniser en profondeur l’appareil judiciaire et son fonctionnement est ambitieuse et louable. Toutefois, la réorganisation globale du paysage judiciaire est un travail d’envergure qui exigera énormément de temps, d’énergie et de moyens. Mon groupe se demande dès lors si, absorbés par cette entreprise « octopussienne », nous ne passerons pas de nouveau passer à côté des attentes légitimes de nos concitoyens et des acteurs de la justice. Les problèmes sont légion, et la nécessité de les résoudre se fait de plus en plus sentir. Je pense entre autres à la lenteur des expertises, des procédures civiles et pénales, à la non-exécution des peines d’emprisonnement de moins de trois ans, aux audiences blanches ou encore au problème de la surpopulation carcérale. Nous souhaitons dès lors que la politique judiciaire annoncée se focalise aussi sur le quotidien des gens afin de leur redonner confiance en la justice. Enfin, il est indispensable de redéfinir les mécanismes applicables en matière de droit disciplinaire. Plusieurs piste ont déjà été évoquées. Il faudra bien sûr choisir sans tergiverser car il est temps d’agir. En ce qui concerne la politique d’asile et de migration, nous notons la poursuite des efforts déjà entamés et nous nous en réjouissons parce que la situation actuelle est humainement inacceptable. Sur le plan international, le grand événement sera belge. Il s’agit de la présidence européenne au second semestre de 2010. Avec les coprésidences espagnole et hongroise, nous allons engager de grands projets pour l’avenir. Je pense entre autres à la sortie de la crise économique et financière qui nécessite une très bonne coordination des plans nationaux et la mise en vigueur des décisions prises à Pittsburgh sur la réforme du secteur bancaire. Un deuxième grand projet, toujours à titre d’exemple, concerne l’énergie et le climat, à la suite de la conférence de Copenhague. Les engagements européens sont ambitieux : réduction de 20 % des émissions de CO2, voire de 30 % si les autres pays nous suivent dans cet effort. Il faudra transformer les impératifs écologiques en opportunités économiques pour l’emploi et nos entreprises. Je terminerai par le volet institutionnel, la pierre dans notre jardin, le clou dans notre chaussure. Dans votre intervention, vous n’avez consacré que quelques lignes à nos problèmes institutionnels. Malheureusement, ces derniers n’ont jamais quitté l’enceinte parlementaire depuis le début de cette législature, et même bien avant, ce qui a d’ailleurs amené le Sénat à rappeler systématiquement mais avec des termes d’une diplomatie très recherchée que leur solution ne peut résider que dans la négociation. Celle-ci sera donc le fait de M. Dehaene et des présidents des partis de la majorité invités à proposer et à dégager une solution équilibrée. Je ne veux jouer ni les Madame Soleil ni les Cassandre en rappelant que maintes méthodes de travail ont déjà été expérimentées, mais malheureusement sans succès. J’ose espérer que la méthode et l’approche actuelles seront enfin les bonnes. Les échecs du passé ont en tout cas suffisamment démontré que, dans la recherche de nouveaux équilibres institutionnels, ni les ukases des uns ni la surdité des autres ne pouvaient déboucher sur une solution acceptable. |
|
La vraie négociation ne résidera ni dans les exigences démesurées des uns ni dans les refus obstinés des autres. Elle demande bien plus que cinq minutes de courage politique. Dans le cadre de ces négociations, les réformateurs prendront leurs responsabilités. Comme dans toutes les négociations institutionnelles précédentes, nous participerons à la confection d’une nouvelle Belgique fédérale dans un esprit constructif. Nous jouerons ouvertement la carte de la loyauté. Il s’agira d’une loyauté à l’égard de nos interlocuteurs, mais aussi et surtout par rapport à nos valeurs et convictions. Il faudra nous convaincre que toute avancée institutionnelle, quelle qu’elle soit, tend vers la confirmation ou la reconnaissance accrue des droits fondamentaux et libertés de chaque citoyen, fût-il membre d’une minorité culturelle, linguistique ou autre. Pour les réformateurs, il ne pourra y avoir de nouveau cadre institutionnel qui n’assure pas une coexistence pacifique et harmonieuse de tous, au sein d’une communauté donnée, en garantissant à chacun le respect de son identité de citoyen, ce qui vise l’exercice de ses droits politiques. C’est le défi que les négociateurs devront relever d’ici le printemps prochain. Soyez assuré, monsieur le premier ministre, que le groupe réformateur appuiera loyalement le programme et les actions gouvernementales réaffirmant la priorité aux questions socio-économiques. |
|
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – In dit korte debat wens ik toch de MR en meteen ook de hele regering te feliciteren.De minister van Ontwikkelingssamenwerking behoort tot de MR en het verheugt mij dat deze regering nog eens bevestigd heeft dat ze bij haar voornemen blijft om 0,7 procent van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, ook al wordt ons land met enorme financiële problemen geconfronteerd. Dat verdient onze felicitaties. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer John Crombez (sp.a) . – Over BHV, de staatshervorming en Jean-Luc Dehaene hebben we het nu al genoeg gehad en ik denk dat we inderdaad allemaal trots mogen zijn dat we de eerste Europese president hebben. Ik wil het echter vooral hebben over wat hij achterlaat.Ik wil het hebben over de taken waarmee de nieuwe premier belast wordt, namelijk de sociaal-economische problemen oplossen en de begroting in evenwicht brengen. Op dit moment gaat het over het herwinnen van het vertrouwen, dat van de mensen omdat de consumptie sterk gedaald is en de spaarquote gigantisch gestegen is en dat van de bedrijven, want hoewel de heer Beke het heeft over een heropleving en meer groei, zien we net het omgekeerde. Om opnieuw vertrouwen te krijgen, moeten de bedrijven opnieuw investeren en banen scheppen. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
Ondanks de zegekreten werden de laatste maanden opnieuw een recordaantal faillissementen geregistreerd. Men mag dan wel spreken over een heropleving, maar het aantal faillissementen neemt nog steeds toe en niet in de minst belangrijke sectoren. De bouwsector bijvoorbeeld heeft nog nooit zoveel faillissementen gekend als in de laatste weken. Stilaan komen we dus tot het besef dat meer maatregelen nodig zullen zijn om het vertrouwen te doen terugkeren. De hamvraag is echter welke antwoorden de regering zal bieden. Ik heb vaak gehoord dat het economisch slecht gaat, dat we midden in een crisis zitten, dat er massaal veel afdankingen zijn en dat er volgend jaar nog een pak werklozen bij zullen komen, maar dat we ons niet moeten forceren omdat de toestand in onze buurlanden nog slechter is. Daarnaast hebben ook de sociale partners dringende bijkomende maatregelen gevraagd. Voorlopig krijgen ze geen antwoord. Ook dat helpt het vertrouwen niet vooruit. Vervolgens wil ik het over de begroting hebben. We hebben een record gevestigd door drie maal na elkaar door Europa teruggefloten te worden. Toch is er volgens de minister van Financiën geen probleem, wat overigens zijn standaardantwoord is. De minister van Begroting daarentegen oordeelt dat we dit signaal niet mogen negeren. Nochtans vormt de begroting de basis om het vertrouwen terug te winnen. Als die begroting de komende twee jaar nergens wordt aangepast, zal de rentelast met een miljard euro per jaar toenemen. Bijgevolg zal de federale regering de sociale partners of de bedrijven in moeilijkheden moeten uitleggen dat er niets kan gebeuren omdat er geen middelen zijn. Intussen lopen de rentelasten wel op met een miljard euro per jaar. Wat ik helemaal ongelooflijk vind, is dat ik de heer Beke hoor verkondigen dat alles wel zal meevallen omdat de voorspellingen een sterkere groei in het vooruitzicht stellen dan eerst werd aangenomen. Met de voorspellingen die ik de voorbije weken heb gezien, kan de situatie echter in beide richtingen evolueren. Ik hoor ook dat de budgettaire toestand wel meevallen omdat ‘entiteit 2’ het waarschijnlijk beter zal doen. Men bedoelt daarmee dat de Vlaamse regering ervoor gekozen heeft om sneller terug te keren naar het begrotingsevenwicht. De Vlaamse regering waarvoor de partij van de heer Beke trouwens de minister-president levert, maakt dus de omgekeerde redenering: de begroting moet snel in orde gebracht worden zodat het vertrouwen bij de bevolking terugkeert, zelfs als de economie niet snel opnieuw zou aantrekken. Als de federale regering aan jonge mensen zou zeggen dat ze kunnen rekenen op een pensioen en op jobs, dan zal ze niet geloofd worden. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – Mijn naam is een aantal keer gevallen in de toespraak van de heer Crombez. In verband met het vertrouwen waarvan sprake verwijs ik graag naar het rapport van het Rekenhof. Daarin wordt gezegd dat het "merendeel van de nieuwe maatregelen structureel zijn en gezuiverd van de one shots die structureel waren in de periode tussen 2000 en 2009". Deze begroting is voor het Rekenhof, toch geen politiek georganiseerde instelling, dus veel geloofwaardiger dan de begrotingen van het verleden. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Crombez vraagt zich af wat er nu moet gebeuren. Ik zou die vraag aan hem willen stellen. Sommige collega’s van de sp.a zeggen dat er een sterker keynesiaans beleid moet worden gevoerd, dat meer aan deficit spending moet worden gedaan en dat er meer in de economie moet worden geïnvesteerd. Andere van zijn collega’s zeggen dat de begroting ontspoort, dat de regering geen maatregelen neemt en alles op zijn beloop laat. Ik denk dat de regering heel goed weet wat ze moet doen. Ik had gehoopt dat ook de oppositie, en zeker de sp.a, dat zou weten. Op het vlak van de begroting is één van de grote problemen van de federale regering dat ze de last van acht jaar paars met zich meedraagt: een belastinghervorming van 4,2 miljard, een notionele intrestaftrek van 1 miljard, een Lambertmonthervorming van1,9 miljard en one shots in de begroting die elk jaar meetellen voor 500 miljoen. Dat betekent dat deze federale regering 8,5 miljard euro of 2,6% van het BBP moet goedmaken omdat de sp.a, in een andere hoedanigheid weliswaar, deze problemen mee structureel op de agenda heeft gezet. |
|
De heer John Crombez (sp.a) . – Ik ben blij dat de heer Beke deze discussie opent. Als er door die one shots een structureel probleem gerezen is, dan zal er waarschijnlijk een vergissing gemaakt zijn bij het aantreden van Leterme I. Toen heeft die regering immers vastgesteld dat er een structureel evenwicht was. Dat staat zelfs vermeld in een document dat aan de Europese instanties werd overhandigd. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – De Hoge Raad voor de Financiën heeft iets anders gezegd. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer John Crombez (sp.a) . –Ik herhaal gewoon dat de regering Leterme I bij haar aantreden gezegd heeft dat er een structureel evenwicht was.Wat de alternatieven betreft, waarover we al een discussie hebben gehad in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, hebben wij voorgesteld meer middelen voor de economie te zoeken die de begroting niet bezwaren. Ik heb gevraagd die discussie niet uit te stellen. Ik wacht echter nog altijd op de voortzetting van de discussie. Ik heb in een opiniestuk in de krant van de heer Beke meer gelezen dan in zijn inbreng in de discussie. Ik kan alleen maar vaststellen dat we de minister van Financiën hebben gevraagd of het mogelijk is meer uit te geven zonder de begroting te bezwaren, zonder de staatsschuld te doen stijgen. Hij heeft geantwoord dat het moeilijk, maar niet onmogelijk is. Ik roep de heer Beke, als voorzitter van de bevoegde commissie, dan ook op de discussie voort te zetten en onze oplossingen te bespreken. Wat het Rekenhof betreft, vind ik het altijd gevaarlijk dat parlements- of regeringsleden aan eerbiedwaardige instellingen bepaalde standpunten toeschrijven. Ik heb nergens gelezen dat het Rekenhof de huidige begroting geloofwaardiger vindt dan andere begrotingen. Ik heb wel een aantal fundamentele kritieken gelezen op deze begroting. De heer Beke zegt dat deze begroting geloofwaardiger is omdat ze geen one shots bevat. Ik stel me de vraag of one shots altijd zo slecht zijn. Momenteel heeft de overheid een participatie in Belgacom van 53,3 % waarover de minister van Economie al uitspraken heeft gedaan. In het verleden werd het gedeelte boven de 50% verkocht. Dat was een one shot waardoor de staatsschuld werd verminderd. De 3,3% boven de 50 is geen strategische positie. Waarom wil men dat soort operaties niet in overweging nemen in tijden van crisis, als men weet dat ze de staatsschuld onmiddellijk doen afnemen. Bij de vorige operatie werden de Belgacom-middelen aan het Zilverfonds toegewezen, maar die worden er nu uit teruggetrokken. Ook dat staat in het rapport van het Rekenhof. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – De verkoop van al die overheidsgebouwen heeft tot gevolg dat de Belgische Staat vandaag 20 miljard oude Belgische frank huurgeld moet betalen, terwijl dat enkele jaren geleden minder dan de helft was. Vindt u dat ook een goede operatie? Vindt u dat nuttig, afgezien nog van de schandaalsfeer rond sommige dossiers, zoals de twee gerechtelijke onderzoeken in Brussel met betrekking tot de verkoop in 2002? Is daar niets meer over te zeggen of moet de nieuwe meerderheid gewoon de rekening betalen? Daarover maakt het Rekenhof ook opmerkingen. De rekening van die factuur is heel duur. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer John Crombez (sp.a) . – CD&V houdt er al enkele jaren een speciale rekenmethode op na. Zij redeneren dat als een gebouw wordt verkocht en er dan huur voor moet worden betaald, die twee elementen de netto-rekening vormen. De huur moet inderdaad worden betaald, maar de lagere rentelast brengt CD&V nooit in rekening. Vragen over de opbrengst, de vermindering van de rentelasten en de kostprijs werden een paar jaar geleden al in het parlement beantwoord.CD&V was erg gekant tegen de verkoop van het pensioenfonds van Belgacom. Nochtans is het personeel heel blij met die overname. Zonder dat zou het bedrijf vandaag zware problemen hebben gekend. De schandaalsfeer rond de verkoop van gebouwen kan best binnen de regering worden besproken met de minister die bevoegd is voor de verkoop van gebouwen. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – De schandaalsfeer heeft niets te maken met de besluitvorming van deze minister, maar wel met de verkoop die in 2002-2003 in de kerstvakantie werd beslist, in omstandigheden waarover trouwens een proces werd gevoerd. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer John Crombez (sp.a) . – De verkoop werd toen uitgevoerd door minister Reynders. De huidige federale premier heeft als Vlaams minister-president ook in de kerstvakantie een gebouw van Kind&Gezin verkocht.De belangrijkste vraag is nu echter welke antwoorden de huidige toestand vereist. De faillissementen halen recordniveaus. In de sector bouw neemt het aantal faillissementen nog altijd toe, hoewel men zegt dat maatregelen werden genomen. Het aantal ontslagen loopt op en de sociale gesprekspartners vragen een antwoord. Tot nog toe krijgen ze nul op het rekest. Na drie jaar immobiliteit wordt nu geld teruggetrokken uit het Zilverfonds: dat is evenmin een goed teken voor de uitbetaling van de pensioenen in de toekomst. Het is niet juist dat de toestand alleen maar slechter wordt. Toch niet voor iedereen. De toestand van Electrabel verbetert na elk gesprek dat wordt gevoerd. In het begin moest het bedrijf 500 miljoen bijdragen, later 210 miljoen en nu met de maatregelen in de programmawet moet het opnieuw 83 miljoen minder betalen. Hetzelfde geldt voor de banken. De bankencrisis werd goed aangepakt. Het wordt echter hoog tijd voor fundamentele vragen. De banken krijgen heel wat middelen om de economie te doen heropleven die ze echter herbeleggen om hun kapitaal opnieuw op te bouwen. Tegelijk met nieuwe winsten stellen zij nieuwe afdankingen in het vooruitzicht. Dat geldt onder meer voor Dexia onder het voorzitterschap van Jean-Luc Dehaene. De toestand van de banken verbetert ten koste van de economie. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Francis Delpérée (cdH) . – |
M. Francis Delpérée (cdH) . – Le temps m’étant compté, j’entrerai directement dans le vif du sujet. Je m’adresserai donc à vous, monsieur le premier ministre, sans autre précaution oratoire en rappelant, en quelques mots, nos préoccupations, nos attentes, oserais-je dire, nos espoirs.À ce stade de la discussion, trois mots me viennent à l’esprit : confiance, discipline et engagement. La confiance, d’abord : il ne s’agit pas seulement de la confiance arithmétique qu’une assemblée parlementaire peut accorder à un gouvernement pour lui permettre de prolonger son existence et son action, mais d’une confiance beaucoup plus fondamentale, une confiance politique qui fait dire au cdH qu’il entend poursuivre sur la voie engagée depuis deux ans par le gouvernement et par vos prédécesseurs. Je le précise : la confiance ne va pas sans la continuité. Je veux ici rendre hommage à l’action qui a été menée par Wilfried Maertens et aux initiatives qu’il a prises pour permettre, en quelques jours, d’assurer les transitions, les relais et le passage de témoin. J’ajoute, si vous me le permettez, que la confiance va dans les deux sens. Je vous demande donc aussi d’avoir confiance dans le Sénat, notamment dans l’exercice de la fonction législative qui lui revient. Je le dis à un moment où certains de vos ministres oublient l’article 77 de la Constitution, notamment les dispositions qui veulent que le bicamérisme soit, dans un certain nombre de cas, égalitaire. Considérer que la Chambre a toujours la possibilité d’avoir le dernier mot, c’est une dérive que nous ne pouvons cautionner et nous vous demandons de redresser la barque, à bâbord comme à tribord. La discipline, ensuite : en tant que constitutionnaliste, je ne peux que me féliciter de la démarche qui a été accomplie par le Roi, le 25 novembre dernier, et qui a consisté à rédiger trois arrêtés royaux dont deux portent, à juste titre, votre signature. Je sais que certains de mes collègues, y compris dans les milieux universitaires, ont déjà préconisé une voie plus simple, à savoir le remplacement du premier ministre sortant par le premier ministre entrant, les autres ministres restant au balcon. Ce n’était pas une bonne solution. La discipline constitutionnelle a été parfaitement respectée. Elle me paraît importante parce qu’elle montre, jusque sur les parchemins signés par le Roi, que le premier ministre est le patron de l’équipe. Celui-ci s’en va, comme Herman Van Rompuy, pour d’excellentes raisons ? L’équipe disparaît. Un autre premier ministre entre en fonction, par exemple, vous, monsieur le premier ministre ? L’équipe doit être reconstituée, même si pour l’essentiel, ce sont les mêmes hommes et les mêmes femmes qui composent l’équipe exécutive. Le système a sa logique. Je n’ai pas de conseil à vous donner, monsieur le premier ministre, mais soyez le patron et tenez en mains votre majorité, non seulement gouvernementale mais aussi parlementaire. Organisez les concertations nécessaires et veillez à leur correcte exécution. Ces derniers jours ont vu émerger quelques dissonances : les cigarettes, les assises, les projets qui traînent dans une assemblée alors que l’essentiel du travail a été accompli par l’autre. Ces atermoiements sont quelque peu décevants pour ceux qui voudraient donner à l’institution sénatoriale un peu plus de tonus. Vous pouvez nous aider. Nous pouvons vous aider. L’engagement, enfin : chacun sait qu’en marge des travaux gouvernementaux et sous la conduite de Jean-Luc Dehaene, une réflexion est en cours sur quelques dossiers institutionnels, dont celui de Bruxelles-Hal-Vilvorde. |
Vous avez demandé, à juste titre, discrétion et retenue à votre majorité sur ce point. Je ne manquerai pas à cette règle de déontologie, moi encore moins que d’autres. Vous, vous avez promis de reprendre ce dossier, avec les présidents de parti, dans le courant de l’année prochaine. Quand ? « Au printemps », avez-vous dit, comme le chante Jacques Brel. Je vous souhaite donc un bon hiver, en espérant qu’à Pâques, ce dossier complexe aura pu être débroussaillé. « Noël au balcon, Pâques au tison », dit un vieux proverbe français. Autrement dit, il doit être possible d’avancer avec le groupe Dehaene. Cependant, le gouvernement et les partis de la majorité devront, un jour ou l’autre, se ressaisir de ce dossier brûlant. Le cdH collaborera activement à la recherche de solutions cohérentes, équilibrées et, bien entendu, démocratiques. Autant nous disons « non » à tout ce qui sépare et à tout ce qui appauvrit, autant nous sommes prêts à dire « oui » à tout ce qui libère, à tout ce qui unit, à tout ce qui nous rend plus solidaires. Comme hier, comme aujourd’hui et, pourquoi pas, comme demain. Bon travail, monsieur le premier ministre. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Groot was mijn verbazing toen we vorige week in de Senaat geen actualiteitendebat mochten organiseren. Het is nog nooit voorgevallen dat een dergelijk debat zeven dagen werd uitgesteld. Niet alleen kregen de Kamerleden de regeringsverklaring als een lauwe soep opgediend, nadat ze eerst naar de pers was gelekt. De regeringsverklaring ging dus eerst naar de kiezer als krantenlectuur en pas nadien naar de vertegenwoordigers van het Volk voor een debat. Voor de Senaat is de soep niet alleen koud, maar ook al bedorven. Ook is ze nog maar een slokje waard: amper vijf minuten spreektijd per fractie na een week wachten.Blijkbaar was de statierijke zaal niet vrij en vond een viering van vijftig jaar wetenschappelijk onderzoek plaats. Het antiekgehalte van de zaal is met andere woorden primordiaal. De gekozenen, die hier zetelen en waarvoor dit gebouw is opgericht, zijn al minder belangrijk, laat staan dat de debatten die ze voeren enig belang hebben… |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – Het feit dat de zaal bezet was voor de viering van vijftig jaar wetenschappelijk onderzoek heeft geen enkele rol gespeeld. Het debat kon sowieso die dag niet plaatsvinden. Sommige journalisten hebben dat geschreven. Jammer genoeg hadden ze het, eens te meer, mis. |
M. le président . – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Daar weet ik het fijne niet van. Het blijft toch vreemd dat parlementsleden een week moeten wachten op een belangrijk debat over een regeringsverklaring. Ik pleit dan ook voor de oprichting van een werkgroep ad-hoc "Waarheen gaat ge Senaat? Quo vadis Senatus?"Worden de senatoren zo niet monddood gemaakt? Het doet me denken aan het incident van een jaar geleden toen ’s nachts, bei nacht und nebel, de sloten van het plenaire halfrond in de Kamer werden vervangen om te verhinderen dat de parlementsleden de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde zouden goedkeuren. (op fluistertoon) Ik zal wat stiller spreken, want misschien weet de eerste minister het nog niet. Het gaat niet goed met ons Belgenland. Internationale concerns vertrekken, er vallen massale ontslagen en ondertussen stromen duizenden asielzoekers, die nog niet weten dat het hier niet goed gaat, massaal het land binnen. Iedereen weet dat geen sociaal paradijs kan worden gebouwd op een economisch kerkhof. De directies van grote bedrijven vertellen waarom ze vertrekken: te hoge lonen gekoppeld aan indexaanpassingen, administratieve rompslomp… Onlangs gaf de CEO van Daikin, Manatsugu Minaka, in het blad Vacature nog een toelichting. Wat doet de premier hieraan? Er is nood aan een kordate koerswijziging. Er is nood aan een kapitein met visie. Ik ben pas in Ethiopië geweest. Tijdens een museumbezoek gingen we langs alle portretten van de keizers en de regenten. De gids gaf per portret aan: "Een keizer met visie. A good one… die niet, die niet…Die keizerin was goed…" Wat gaan de historici van de heer Leterme zeggen nu we aan zijn tweede regering zijn? Ik laat Vrouwe Historia die retorische vraag beantwoorden. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – Net als mevrouw Van Ermen meen ik dat de Senaat eens grondig moet nadenken over zijn taak binnen het democratische bestel. Het is jammer dat ik dit tot treurens toe moet herhalen, maar een debat over een regeringsverklaring meer dan een week na het debat is de Kamer, is echt wel van het goede teveel. Als de Senaat de pretentie heeft om een reflectiekamer te zijn, dan zou hij minstens over de regeringsverklaring mogen reflecteren. |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
Ik zeg dit met des te meer klem omdat de Senaat vandaag nog eens beledigd wordt door de Kamer, die van plan is om het algemeen rookverbod op de helling te zetten. We herinneren allemaal de discussies die we in dit huis hebben gevoerd over het verstrengen van het rookverbod. Tijdens de bespreking heb ik gewezen op de verantwoordelijkheid van de fracties - vooral van de meerderheid - die de verstrenging van het ontwerp onder applaus hebben goedgekeurd, om het vervolgens in de Kamer te laten bekrachtigen. Helaas, we merken dat we ondanks alle moeite misschien opnieuw moeten beginnen. Wanneer we niet oppassen, wordt de het rookverbod helemaal niet verstrengd. Dat zou bijzonder betreurenswaardig zijn. Ik zeg dit met zoveel woorden omdat ik, toen ik in de kranten over de evolutie van dit dossier las, vreesde dat de bespreking van de regerings-verklaring overbodig zou worden. Het zag ernaar uit dat de regering van eerste minister Leterme weer eens zou vallen, tijdens haar eerste week al. Gezien de korte tijdspanne tussen de twee regeringsverklaringen begrijp ik dat de eerste minister dit maal bijzonder bondig geweest is. Ik heb de verklaring met veel aandacht aanhoord en ben eens nagegaan wat ik bij de vorige regeringsverklaring, van ondertussen Europees president Van Rompuy, gezegd heb. Op de opmerking van de premier dat drie van de vijf werven afgewerkt waren, antwoordde ik dat de werven toch misschien best een nieuwe architect kregen. De werven die zogezegd klaar waren, zijn immers bijzonder kaduuk afgewerkt. Bij wonder werden mijn woorden bewaarheid: we hebben een nieuwe architect. Yves Leterme zit weer op de plaats van de eerste-minister en ik wens hem oprecht succes toe, maar hij zal dan wel de vijf werven die zijn voorganger heeft uitgestippeld, allemaal opnieuw en geleidelijk moeten aanpakken. De eerste werf is kernernergie. Ik ga niet in detail treden, maar het is al meermaals gezegd in deze assemblee en in de Kamer: de manier waarop dit dossier is aangepakt, is onvoorstelbaar amateuristisch. De regering is gerold door een privéfirma die doet wat ze wil en ons alles dicteert. |
|
In de tweede werf zou de begroting in orde worden gebracht. Eens te meer vernemen we dat de Europese Unie de regering terugfluit en vraag strenger te zijn voor zichzelf. Ik ga het debat niet overdoen dat collega Crombez daarnet met veel meer kennis van zaken heeft gevoerd, maar ik vraag de regering wel met veel aandrang niet zomaar de raad van Didier Reynders te volgen en zich niets van Europa aan te trekken. In het belang van de komende generaties moet de regering de begroting in orde brengen. Ook de werf asiel en migratie is zeer kaduuk en staat op instorten. De afgelopen weken werden we geconfronteerd met mensen die op straat moesten slapen en voor wie er nog altijd geen echte oplossingen zijn. De laatste twee werven, waarmee de premier in 2007 de verkiezingen heeft gewonnen, maar waarover hij in 2009 in zijn regeringsverklaring met geen woord rept, zijn het communautaire dossier en het dossier-Brussel-Halle-Vilvoorde. Die materies ken ik toch enigszins en ik denk dat ze voor de premier en zijn regering opnieuw de achilleshiel zullen worden. |
|
De heer Wouter Beke (CD&V) . – Nadat u de ruïnes heeft achtergelaten. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – Mijnheer Beke, dit debat wil ik met u heel graag nog eens voeren. Heel grappig dat u zegt dat ik de ruïnes heb achtergelaten. Vorige week heb ik daarover trouwens nog een vrije tribune geschreven in De Standaard. Als u vindt dat ik ruïnes heb achtergelaten, dan daag ik u nu uit te zeggen waarop ik had moeten toegeven. Het is heel gemakkelijk te zeggen, zoals sommigen van uw partij al een paar keer deden: "Had u destijds maar alles aanvaard." In de wetenschap dat u en uw partij mij toen – terecht – hadden doodgeknuppeld. Op bepaalde momenten – en dat moet u misschien eens leren, mijnheer Beke – zijn er in de politiek principes en moet men verkiezingsbeloftes nakomen. Dat was een belofte die ik mijn kiezers had gedaan en ik ben die nagekomen. Ik weet wat mijn verantwoordelijkheid is in dit dossier, maar ik beklaag het me niet. Ik weet dat dit een zeer moeilijk dossier is en dat het nog maanden op de tafel zal blijven liggen, zelfs onder de goede zorgen van Jean-Luc Dehaene. Daar ben ik me zeer goed van bewust. Het is echter een sleuteldossier in de samenwerking die we in ons land nog kennen. Ik daag u uit goede oplossingen te vinden, maar meer nog om aan te geven waar de ruïne zit die ik veroorzaakt zou hebben. |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – U vergeet waar het grondwettelijk probleem begonnen is: bij de kieshervorming. Dat is de eerste belangrijke ruïne die u hebt achtergelaten. Een kieshervorming die u hebt goedgekeurd om uw eigen partijpolitieke redenen, namelijk om CD&V bij de verkiezingen van 2003 de loef te kunnen afsteken. Daarvoor hebt u een kieshervorming uitgedokterd, die nadien ongrondwettelijk bleek te zijn. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – U moet uw geschiedenis leren en ik daag u uit om ook maar één stemming te vinden waarin ik die kieshervorming heb goedgekeurd of zelf maar één verklaring waarin ik of mijn partij… |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – Uw kartel! |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – Niks van! Noch ik, noch de partij waartoe ik behoorde, heeft die kieshervorming ooit goedgekeurd. |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – Wel het kartel waaraan u uw politieke bestaan te danken hebt. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – Mijnheer Beke, leer uw geschiedenis, ten eerste over de kieshervorming en ten tweede over het conflict Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik zal u wat literatuur bezorgen over de Egmontperiode, toen Brussel-Halle-Vilvoorde ook al ter tafel lag. Lees eens het zeer interessante interview in Le Soir van vandaag met uw coalitiegenoot op Vlaams niveau. Met de flair die hem eigen is, wijst Bart De Wever erop dat hij in 1973, als driejarige, in Halle ging betogen – ik was toen zes, dus mijn verantwoordelijkheid zal wel bijzonder groot zijn geweest – en dat hij dertig jaar later met zijn zoon van drie ook is gaan betogen. Zeg dus niet dat BHV ontstaan is door een kieshervorming en denk niet dat u er zo goedkoop vanaf komt. |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – Ik zeg dat het grondwettelijk probleem gerezen is door een kieshervorming die om puur partijpolitieke redenen is gemaakt door een kartel waaraan u uw politieke bestaan te danken hebt. |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – Met die kieshervorming heb ik geen uitstaans. Er is een ander probleem. Ik hoop dat u zich niet verschuilen achter een juridisch probleem om een politiek probleem op te lossen. Dat is de essentie. Men kan natuurlijk altijd alles oplossen; daarom is Jean-Luc Dehaene aangesteld. Hij moet alles ontmijnen en als volwaardige loodgieter dit dossier oplossen. Indien hij de twee werven, de staatshervorming en Brussel-Halle-Vilvoorde, onafhankelijk van elkaar tot een goed einde wil brengen, dan wens ik hem alle succes, maar ik denk dat dit gewoon onmogelijk is.De eerste minister vraagt me kort te zijn, maar ik heb nog niets gezegd… |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Wouter Beke (CD&V) . – U hebt inderdaad al veel gesproken, maar nog niets gezegd. (gelach bij CD&V) |
M. Wouter Beke (CD&V) . – |
De heer Geert Lambert (Onafhankelijke) . – ik heb nog niet de kans gekregen.We hebben belangrijke maanden voor de boeg. Ik vind het bijzonder interessant te lezen hoe de regering denkt zichzelf het leven gemakkelijker te kunnen maken door aan Jean-Luc Dehaene te vragen tegen Pasen een oplossing te vinden voor een heikel probleem waarvoor zelfs nog geen aanzet van een oplossing is. Ik vind het bizar dat de minister die uiteindelijk in deze assemblee en in de Kamer de voorstellen om het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde op te lossen zal moeten verdedigen, ook Buitenlandse Zaken onder zijn hoede heeft. Ik vraag me af hoe in godsnaam minister Vanackere het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde zal verdedigen, terwijl hij terzelfder tijd het Europees voorzitterschap moet begeleiden. Deze regering heeft maar één ambitie, namelijk de premier met Pasen op het staatsmanschap laten wijzen en zeggen dat ons land een slechte beurt zal maken mocht de regering over het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde vallen. In 2007 heeft CD&V zware verkiezingsbeloften gedaan. Nu behandelen we voor de vijfde of zesde keer een regeringsverklaring, maar er is nog niets gerealiseerd van de verkiezingsbeloftes waarmee CD&V de verkiezingen gewonnen heeft. Ik hoop dat het geen vijgen na Pasen worden, maar dat we tegen Pasen een oplossing hebben. Dat is de verantwoordelijkheid van de meerderheid. |
M. Geert Lambert (Indépendant) . – |
De heer Yves Leterme , eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. – |
M. Yves Leterme , premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile. – Je voudrais tout d’abord remercier tous les membres qui se sont exprimés dans le cadre de ce débat relatif à la déclaration gouvernementale dont je vous ai donné lecture la semaine dernière. |
Het begrip "continuïteit" stond centraal in dit debat. Voor de enen betekent het dat alles bij het oude blijft, voor de leden van de meerderheid betekent het kwaliteit van het beleid. Ik onderschrijf die tweede interpretatie. Continuïteit in het beleid, een volgehouden visie op de crisis in al haar aspecten maakt het verschil. Begin deze week was er een Europese Raad van ministers van Werkgelegenheid. Daar werd een tabel rondgedeeld over jobafbraak in de verschillende lidstaten. Wat bleek? België stond op de vierde beste plaats en dat hebben we te danken aan maatregelen die historisch verklaard kunnen worden en die ik dan ook niet op mijn conto zal schrijven. |
|
We zitten in een fase in de bancaire crisis die het vertrouwen van de spaarder heeft aangetast, en die zich nu vertaalt in minder consumeren, minder investeren en meer sparen en waarbij de vertraging van de groei zich laat voelen op de arbeidsmarkt. Ook al zijn er sociale problemen, ook al vrezen in verschillende concrete dossiers veel mensen voor hun job, toch blijft het een feit dat van de 27 EU-landen op drie na ons land het kleinste jobverlies heeft gekend. Dat heeft zeker ook te maken met het feit dat wij eind 2008 onmiddellijk na de kordate aanpak van de bankcrisis, een pakket maatregelen hebben genomen die gezorgd hebben voor de versterking van koopkracht, het behoud van de competitiviteit van onze ondernemingen en van de sociale vrede. De regering heeft eind 2008 ook over een pakket relancemaatregelen beslist, zoals de btw-verlaging voor de bouw, het stimuleren van investeringen in duurzaam energieverbruik enzovoort. Met de inbreng van een belangrijk budget is een interprofessioneel akkoord gesloten en in uitvoering van de rechtvaardigheidsagenda is heel wat geld uitgetrokken voor het behoud en de versterking van de koopkracht van de zwaksten in de samenleving. Ik ben ervan overtuigd dat België vandaag beter dan de meeste andere landen aan de mondiale crisis weerstaat, omdat we een paar maanden geleden vooruitziend zijn geweest. Belangrijk is dat al onze maatregelen passen in een consistent begrotingskader. |
|
En Belgique, le déficit budgétaire prévu pour 2010 est d’environ 6 %. Notre pays se trouve au milieu du peloton des vingt-sept États de l’Union européenne : treize États affichent un déficit budgétaire supérieur au nôtre et treize autres obtiennent un meilleur résultat, parfois en raison de circonstances très particulières. |
|
We hebben een consistent begrotingsbeleid gevoerd, tegelijk de groeikracht van onze economie behouden en ook een bijzondere inspanning gedaan om de koopkracht vooral van de zwaksten te verbeteren. Uiteraard wil ik het ook hebben over de Ecofin-raad van deze week waar aan ons land is aangemaand, overeenkomstig de buitensporigetekortprocedure die door het verdrag van Maastricht is ingevoerd, een jaar vroeger dan gepland tot een genormaliseerd begrotingstekort te komen en het deficit in bbp-termen op jaarbasis te beperken tot 3 procent. Als loyale lidstaat van de Europese Unie nemen wij die aanmaning au sérieux, maar zoals mijn voorganger Herman Van Rompuy benadruk ik toch ook dat wij, als we de tewerkstelling en het vertrouwen van de consumenten en de investeerders op een sterk peil willen houden, we gespreid over twee jaar, best niet overgaan tot een punctie van meer dan 2 miljard euro op onze economie, zij het via extra ontvangsten of minder uitgaven. |
|
Nous prendrons donc la décision du Conseil Ecofin au sérieux, mais nous n’accomplirons pas – sur deux ans, par exemple – un effort supplémentaire équivalant à 0,7 % du PIB. Tenter d’engranger de meilleurs résultats que ceux décrits dans le programme de stabilité constitue évidemment un autre défi. Les hypothèses macro-économiques sur la base desquelles le budget 2010 a été élaboré semblent trop pessimistes aux yeux de la Cour des comptes, notamment. |
|
De groei zou volgend jaar best kunnen meevallen. Indien dat het geval is, zullen we die ‘meevallers’ uiteraard aanwenden om te proberen een zo goed mogelijk antwoord te geven aan de opmerkingen van de Europese Unie. Een ander dossier dat op tafel ligt, is dat van Kopenhagen. Maandag beginnen de besprekingen, met vooral ministeriële pleidooien op het einde van de week nadien en hopelijk een goed slot op 17 en 18 december. Ik denk dat de Europese Unie in het algemeen en België in het bijzonder zeer sterk verantwoordelijkheid op zich nemen. In een economisch moeilijke omgeving heeft de Europese Unie als eerste zeer voluntaristische doelstellingen naar voren heeft geschoven met betrekking tot de inperking van de CO2-uitstoot. In Horizon 2020 worden die emissies in vergelijking met 1991 met 20 procent verlaagd. Dat is meer dan behoorlijk als je dat vergelijkt met de beloftes die president Obama heeft gedaan namens de Verenigde Staten. Met alle lidstaten van de Europese Unie en met de Europese Commissie zullen wij in Kopenhagen alles doen om op die basis te komen tot een gemeenschappelijk akkoord waarin ook de andere grote mogendheden zich engageren tot becijferbare en meetbare en zo mogelijk afdwingbare doelstellingen. |
|
Wanneer andere continenten echter niet bereid zijn die inspanningen te leveren gaan we natuurlijk niet de competitiviteit van onze economie slachtofferen op het altaar van Kopenhagen. Vandaag is er echter een goede kans op resultaat. Ons land zal binnen het Europese kader en ook in Kopenhagen alles doen om een goed resultaat te bereiken. Het is niet alleen belangrijk dat België en Europa doelstellingen naar voor hebben geschoven in Kopenhagen, maar ook dat we geloofwaardig zijn. Op minstens twee vlakken zijn we geloofwaardig. Een eerste vlak betreft de inspanningen die minder ontwikkelde economieën moeten leveren voor het bereiken van een reductie van de CO2-uitstoot met twintig procent. De Europese Unie heeft enkele weken geleden gezegd dat ze bereid is om op een solidaire manier die inspanningen mee te financieren. Dat is geen abstracte belofte. We hebben berekend dat die belofte structureel ongeveer honderd miljard euro per jaar kost. De Europese lidstaten hebben zelfs onderling zo goed als een akkoord bereikt over de spreiding van het bedrag van honderd miljard euro over de 27 lidstaten, en zelfs over de verdeling tussen de bijdragen van de privé en de publieke sector. Europa is inzake Kopenhagen mede onder Belgische impuls ambitieus, heeft geloofwaardigheid en is solidair met de ontwikkelingslanden die deze extra lasten moeten dragen. Een tweede element van geloofwaardigheid is dat we ons niet hoeven te schamen voor ons milieubeleid. We hebben de voorbije twintig jaar resultaten geboekt. Inzake hergebruik, consumentengedrag en recyclage behoren we tot de wereldtop. We zijn er zelfs in geslaagd in het meest geïndustrialiseerde deel van ons land de zogenaamde ontkoppeling te realiseren: bij ons leidt economische groei niet meer automatisch tot een lineaire verhoging van de CO2-uitstoot. De ontkoppeling van groei en vervuiling is bij ons in enkele jaren gerealiseerd. |
|
Il faut dire à la population que les sacrifices qui lui sont demandés auront des résultats et que nous sommes capables de renverser la vapeur et de rencontrer les objectifs fixés, dont certains sont très ambitieux. Le problème de l’asile et de la migration fait l’objet d’efforts continus de la part du gouvernement. Il y a, dans notre capitale, des êtres humains, parfois issus de territoires en guerre, qui se sont réfugiés chez nous, comme nos ancêtres ont dû fuir dans le passé. Ces personnes ne trouvent pas systématiquement, sur notre territoire, l’accueil qu’un être humain devrait recevoir. Nous devons continuer à travailler, dans les heures et les jours qui viennent, à augmenter la capacité d’accueil pour ces demandeurs d’asile. Nous aurons demain et lundi des réunions avec les partenaires d’autres niveaux de pouvoir, afin de définir ce que nous pourrions ajouter aux capacités d’accueil actuellement disponibles. Ce dossier est prioritaire. |
|
Over de grenzen van meerderheid en oppositie heen is een oplossing voor de opvang van vluchtelingen een prioriteit op humanitair vlak. Ik ga de dossiers niet punt per punt behandelen. Op vlak van Justitie is de hervorming ingezet. De Atomiumwerkgroep boekt resultaten. Deze week is trouwens in de Senaat een stap dienaangaande gedaan. Op het vlak van Defensie is er een hervormingsplan. Collega De Crem heeft concrete maatregelen voorgesteld. Stap voor stap wordt gewaakt over de concrete uitvoering van de beleidsdoelstelling. |
|
Monsieur Mahoux, en ce qui concerne la santé et la lutte contre la pauvreté, sachez que le gouvernement est très attentif à l’impact social de la crise que nous traversons, une crise à l’origine bancaire et financière et dont la population n’est nullement responsable. Malheureusement, les plus démunis d’entre nous en subissent pleinement les conséquences. Le gouvernement compte bien mener une politique sociale et continuera de prendre des mesures d’accompagnement en faveur des citoyens les plus fragiles, des mesures de lutte contre la pauvreté et d’accessibilité des soins de santé. |
|
Ik wil niet polemisch reageren op sommige opmerkingen. Er werd verwezen naar het dossier Electrabel, waarbij werd gesproken over amateurisme. Wie zegt de stekker van de voornaamste energiebron van het land te willen uittrekken, zonder te weten wat er in de plaats moet komen, getuigt van een gebrek aan visie. We proberen een energiebeleid te voeren dat bevoorradingszekerheid tegen een goede prijs garandeert en dat aan de voorwaarden van duurzame ontwikkeling voldoet. De collega’s die kritiek hebben op de bijdrage van Electrabel, daag ik uit te bewijzen wat er de voorbije jaren, op hun initiatief, als specifieke vergoeding voor de exploitatie van de kerncentrales in de schatkist is terechtgekomen. |
|
Tot slot kom ik bij het dossier BHV. |
Je terminerai par le dossier BHV. |
De passage over BHV, komt ook voor in de persmededeling van het Paleis bij afronden van de opdracht van Wilfried Martens. Jean-Luc Dehaene heeft de ruimste mogelijkheden om in verband met BHV een voorstel te formuleren met betrekking tot het kiesarrondissement en het gerechtelijk arrondissement. Als hij klaar is met zijn voorstel, zal de werkgroep van partijvoorzitters het onder leiding van de eerste minister behandelen. We volgen de vorderingen die Jean-Luc Dehaene maakt en zullen zien welke meerderheden hij kan vinden. De hypotheek die het dossier legt op de normale werking van de instellingen, moet worden gelicht, zodat we een krachtig beleid kunnen voeren, wat de ambitie is van de regering en haar meerderheid. |
|
De heer José Daras (Ecolo) . – |
M. José Daras (Ecolo) . – C’est délibérément que j’ai centré mon propos uniquement sur l’hypothèque communautaire. Bien sûr, les autres sujets sont très importants et ils ont d’ailleurs été abordés par des collègues. Le fait est que nous n’avons reçu aucune réponse quant au dossier communautaire. On nous présente en quelque sorte une boîte noire. Nous ignorons ce qu’elle contiendra et ce qu’il en sortira.Si cela ne m’empêchera pas de dormir dans les prochains mois, j’estime que cette technique de la « surprise » est dangereuse. On prévoit de rechercher d’abord un accord entre les partis de la majorité avant de tenter ensuite de convaincre d’autres partis si on le juge nécessaire. L’expérience nous apprend que ce procédé est généralement voué à l’échec. Pour le reste, je me dois quand même de signaler au premier ministre qu’un objectif de 20 % à Copenhague n’est nullement un objectif ambitieux. Tout le monde s’accorde à dire aujourd’hui qu’il s’agit d’un objectif minimaliste. La méthode Coué n’induit pas forcément de bonnes décisions et ne fait pas nécessairement un bon gouvernement. |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Mijnheer de eerste minister, u legt opnieuw de nadruk op continuïteit. Dat pas niet voor een regering die al 34 ministers en staatsecretarissen heeft gekend. Misschien moet ze nu maar eens op zoek gaan naar wat rustige vastheid eigenlijk betekent. Rustige vastheid komt er vandaag wellicht op neer dat u uw ploeg bijeenhoudt en ervoor zorgt dat alle regeringsleden dezelfde ambities voor het land delen. Ik vrees echter dat dit niet haalbaar is.U roept de continuïteit in om met een flauw afkooksel van het beleid van uw voorganger naar het parlement te komen. Als nieuwe eerste minister zou u misschien beter prioriteiten vastleggen, bijvoorbeeld resultaten boeken inzake armoedebestrijding en echt ambitieuze doelstellingen voor Kopenhagen vooropstellen. Dat doet u echter niet. Ik ben blij dat u eindelijk erkent dat de opvang van asielzoekers in dit land een absolute humanitaire ramp is. Ik hoop dat u daaraan echt iets doet. Gewoon uw best blijven doen zal niet volstaan. U zult actief moeten tussenbeide komen. Op uw kabinet blijven in de hoop dat ooit een burgemeester het initiatief neemt om een asielcentrum in zijn gemeente te openen, zoals staatssecretaris Courard doet, is een achterhaalde strategie. U moet ter plaatse gaan en uw ministers tot handelen aanzetten. In het communautaire dossier sluit ik me aan bij collega Daras en bij wat collega Lambert heeft gezegd, maar… De eerste minister verlaat de vergadering. De ministers De Clerk en De Crem vertegenwoordigen de regering. Mijnheer de eerste minister, ik wens u een prettige voortzetting van uw agenda en veel continuïteit... Mijnheer de voorzitter, dit debat is bij deze beëindigd. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De voorzitter . – Mevrouw Piryns, de regering is vertegenwoordigd door twee ministers. |
M. le président . – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Mijnheer de voorzitter, u hebt zich bij herhaling opgewonden als sommigen de werking van de Senaat op de korrel nemen, maar dit is weer een voorbeeld van hoe het absoluut niet mag zijn.Ik geloof in een aantal functies van de Senaat en ik heb ook respect voor mijn collega’s in deze vergadering die een ontmoetingsplaats van de gemeenschappen en een plaats voor reflectie zou moeten zijn. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
We hebben met zijn allen een week gereflecteerd over die regeringsverklaring. De premier is vorige week hierheen gekomen, we hebben onze tijd genomen, want we wilden blijkbaar niet op zaterdag vergaderen. We hebben terecht gereflecteerd, want eigenlijk hebben we er toch niets over te zeggen. Wanneer dan plots toch beslist wordt om hier een minidebat te houden en de premier het fatsoen niet heeft om hier te blijven, dan weet ik echt niet waarmee we hier bezig zijn. |
|
De voorzitter . – De premier is hier twee uur en twintig minuten gebleven. |
M. le président . – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Moeten we nu applaudisseren omdat de premier de Senaat twee uur en twintig minuten wil aanhoren ? |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De voorzitter . – Dit is het langste minidebat van het jaar. |
M. le président . – |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Het is de eerste keer sinds premier Jean-Luc Dehaene dat de eerste minister het debat over de regeringsverklaring met de Senaat aangaat. Ik wil premier Leterme daarvoor uitdrukkelijk danken. |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
Mevrouw Anne-Marie Lizin (Onafhankelijke) . – |
Mme Anne-Marie Lizin (Indépendante) . – Ni au moment de la lecture de la déclaration ni à présent, la majorité n’atteindrait le quorum dans cette assemblée. Il est donc heureux que le Sénat n’ait pas à soutenir vraiment ce gouvernement car celui-ci fait preuve d’un désintérêt total pour notre assemblée, ce que je regrette. |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Eigenlijk wou ik de eerste minister nog iets zeggen, maar die is nu weggelopen… Ik had dit willen zeggen : wat het institutionele, het dossier van Brussel-Halle-Vilvoorde betreft, heeft hij gewoonweg niet geantwoord. Hij gaat er vanuit dat Jean-Luc Dehaene dat wel zal oplossen en dat wij dat hier zullen goedkeuren. Dat bevestigt ons vermoeden dat die zaak in slechte handen is en dat de democratie in dit land niet meer kan spelen. De kieswetgeving is geen wetgeving waarover met een bijzondere meerderheid moet worden gestemd. Er zijn aspecten van onze staatshuishouding waarover met een tweederdemeerderheid en met een meerderheid in beide taalgroepen moet worden gestemd, om de ene taalgroep niet tegen de andere op te zetten. De kieswetgeving behoort daar niet toe.Misschien is het een oplossing de kieswetgeving ook die status te geven. Dat is niet zo en dus werkt de democratie in dit land niet. De heer Leterme is verveld van Vlaams staatsman tot Belgisch staatsman. Het feit dat de premier hier wegloopt uit deze assemblee kan niet worden vergoelijkt met het argument dat hij hier twee uur geweest is. Op de duur moeten wij als parlementsleden nog dankbaar zijn dat hij hier twee uur naar ons heeft geluisterd. Dat is de omgekeerde wereld. Hij moet ons dankbaar zijn, want hij heeft in dit parlement verantwoording af te leggen. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De voorzitter . – Uw collega Ceder heeft er in het Bureau voor gepleit om dit debat niet te houden, omdat hij het overbodig vond. |
M. le président . – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Ik weet dat. Mijn fractievoorzitter krijgt gelijk als we zien hoe dit debat hier afloopt. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De voorzitter . – Absoluut niet ! Na een debat van tweeëneenhalf uur… |
M. le président . – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Daarnet had ik het over de geest van Dehaene die hier rondwaart. Nu hebben we de geest van Leterme die hier rondwaart.Frappant in de repliek van de eerste minister was dat hij als Vlaams minister-president de koppeling maakte tussen het sociaal-economische en het communautaire, terwijl hij dat nu als premier volledig loskoppelt. Dit is ware schizofrenie. BHV en de staatshervorming zijn compleet geëlimineerd. Nochtans hangt het sociaal-economische samen met het communautaire. Als we spreken over werk, dan hebben we het in de Franse Gemeenschap over jongerenwerkloosheid en in de Vlaamse Gemeenschap over werkloosheid van ouderen. Dat vergt beleid op maat. Wie iets wil doen aan de sociaal-economische toestand van het land, moet ook de staatshervorming onder ogen zien. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
Men moet ook de staatshervorming durven aanpakken. Zelfs Vlaams minister Schauvliege, partijgenoot van de premier, zei gisteren nog in het kader van de klimaattop van Kopenhagen dat ze meer bevoegdheden nodig heeft inzake leefmilieu. Dit pleit toch voor een verdere staatshervorming. Ik vind het dan ook ongelooflijk dat zowel de problematiek van Brussel-Halle-Vilvoorde als de staatshervorming geëlimineerd worden, terwijl ze overduidelijk deel uitmaken van het socio-economische beleid. |
|
De voorzitter . – De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie antwoordt. |
M. le président . – M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – À l’occasion du lancement de la campagne « sécurité des généralistes », Mme Onkelinx a rappelé les mesures en cours dans le cadre de l’organisation des gardes, dont la mise en place du projet pilote 1733 de dispatching central se déroulant actuellement à Bruges ainsi que dans le Hainaut.Ce projet qui enregistre l’activité de médecine générale durant les périodes de garde doit, à terme, analyser s’il est faisable de mettre en place un dispatching de la médecine générale durant la garde. Les cercles de médecine générale qui collaborent à ce projet pilote sont appelés à remettre un rapport à l’issue du projet. Un comité d’accompagnement établi au sein du SPF santé publique est appelé à assurer le suivi du projet. Selon le journal Le généraliste, la centralisation des appels d’urgence et de garde médicale devrait entrer en vigueur en 2010. Je me réjouis d’autant plus de cette nouvelle que j’avais déposé une proposition de résolution visant à étendre l’expérience pilote 1733 aux zones dites rurales, avec une expérience prioritaire dans la province du Luxembourg. L’expérience pilote se déroulant actuellement uniquement dans des zones urbaines, il serait intéressant de développer cette initiative dans des zones dites rurales, plus particulièrement dans la province du Luxembourg qui souffre d’un grave problème de pénurie de médecins généralistes. La centralisation des appels d’urgence et de garde médicale entrera-t-elle bien en vigueur en 2010 ? Si oui, à quel moment de l’année ? Cette centralisation générale sera-t-elle précédée d’une extension du projet pilote dans la province du Luxembourg ? Si oui, quand ? La ministre dispose-t-elle déjà d’informations sur le déroulement du projet 1733, notamment via le comité d’accompagnement établi au sein du SPF Santé publique ? Quelle est la formation minimum requise pour les préposés qui régulent les appels de l’aide médicale urgente dans l’ensemble de notre pays ? |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Je vous lis la réponse de la ministre.L’organisation de la mise en œuvre d’un système d’appel unifié national pour la médecine générale est un projet assez vaste qui ne peut être réalisé en une année. Les aspects techniques, légaux, humains et la gestion du changement constituent des étapes difficiles à mettre en œuvre. En 2010, j’ai prévu une extension aux deux provinces de Hainaut et à la Flandre occidentale, tandis que le projet sera initié au Luxembourg. Ensuite, sous réserve que les conclusions des expériences en cours soient positives, la législation sera adaptée et le projet sera déployé dans les autres provinces et à Bruxelles. Les rapports des expériences pilotes sont en cours d’élaboration; je n’en disposerai que dans deux mois. Les informations actuelles se limitent au volume des appels, ce qui n’est pas encore suffisant. Je me permets donc de réserver ma réponse pour février prochain. La loi ne prévoit aucune formation spécifique et obligatoire. Pour ce qui concerne l’aide médicale urgente, mon administration a mis en place un projet de standardisation de la formation minimale, qui est en passe d’aboutir. Par ailleurs, le projet de loi 112, adopté en première lecture par le gouvernement le 17 juillet 2009, réorganise les centres 100 et 112 et renforce la hiérarchie médicale, ce qui ne peut qu’améliorer encore la qualité de la prise en charge des appels à l’aide médicale urgente. |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – La ministre annonce que le projet pilote pourrait être étendu à la province du Luxembourg et je m’en réjouis.Je note que nous attendons les conclusions de l’expérience en cours pour le mois de février prochain. Le rôle des personnes recevant les appels au dispatching central est extrêmement important et il conviendrait à mon sens qu’elles disposent d’une formation minimum d’infirmiers urgentistes. En effet, la vie des appelants est entre leurs mains et si elles n’ont pas les qualités requises, de graves problèmes risquent de se poser. |
De voorzitter . – De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice, répondra. |
De heer Franco Seminara (PS) . – |
M. Franco Seminara (PS) . – L’annonce de nombreuses suppressions d’emplois au sein de l’entreprise MD Verre, à Ghlin, près de Mons, est à la fois douloureuse et surprenante.Il s’agit d’une décision pénible car la direction évoque un licenciement collectif de 89 personnes, soit un tiers du personnel. Près de 90 familles seraient ainsi touchées de plein fouet. En outre, l’annonce du lancement d’une procédure Renault à l’égard des travailleurs est d’autant plus surprenante que rien ne laissait présager de tels licenciements. En effet, connue précédemment sous la dénomination « Manufacture du Verre », l’entreprise a été reprise en septembre 2007 par le groupe espagnol Vidrala, l’un des leaders européens du secteur, et avait fait l’objet d’importants investissements pour un montant de près de 35 millions d’euros. Fin 2008, l’entreprise a effectivement investi dans un nouveau four de cuisson qui permet de réduire la consommation de l’énergie utilisée au cours du processus de production, afin de placer la filiale wallonne aux meilleurs standards de qualité, d’efficience et de rentabilité. Aussi, dans ce contexte, Mme la ministre imaginera aisément la stupeur des travailleurs de la société qui ne comprennent pas une telle décision de restructuration. Mes questions sont donc les suivantes. Alors que le programme d’investissements présenté par la direction lors de la reprise de l’entreprise en 2007 couvre une période allant jusqu’en février 2010, ne pense-t-elle pas, comme l’estiment les syndicats, que la décision de la direction est prématurée ? Diverses pistes telles que le recours au chômage économique ne devraient-elles pas être davantage prises en considération avant de penser au licenciement collectif ? Dans ce cadre, songe-t-elle à nommer un médiateur afin que la direction évalue efficacement les tenants et les aboutissants d’une telle procédure de licenciements à ce stade ? |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Je vous lis la réponse de la ministre.J’ai demandé à l’administration du SPF Emploi que le conciliateur social, M. Blaimont, intervienne afin d’envisager avec les partenaires les pistes de solutions encore possibles dans la situation difficile que nous connaissons aujourd’hui, et notamment, un éventuel recours au chômage économique. Il veillera par ailleurs à la meilleure défense des intérêts des parties en cause. |
De heer Franco Seminara (PS) . – |
M. Franco Seminara (PS) . – J’ai pris note de la réponse et je la répercuterai auprès des travailleurs et des organisations syndicales. |
Mevrouw Ann Somers (Open Vld) . – Op het ogenblik wachten ongeveer 3.000 personen al vier jaar op een definitieve beslissing over hun naturalisatiedossier. Het zijn allemaal dossiers waarover het parket van Antwerpen advies moet geven aan de kamercommissie voor de Naturalisaties over woonplaats, huwelijk, taal, enzovoort. Eind 2005 heeft het Antwerpse parket een advies gegeven in lijstvorm, en niet individueel zoals de kamercommissie vraagt.De minister van Justitie heeft op 12 maart in de Senaat verklaard dat een onderhoud had plaatsgevonden tussen de kamercommissie voor de Naturalisaties en het parket van Antwerpen om de problemen inzake vormvereisten op te lossen. Er was een ontwerptekst klaar en de minister zei dat het de goede richting uitging. Een oplossing zou niet lang uitblijven en de minister zou dit schriftelijk meedelen. Meer dan acht maanden later is er nog steeds geen definitieve oplossing voor die toekomstige burgers van ons land. Men kan dat moeilijk behoorlijk bestuur noemen. Werden ondertussen nog concrete initiatieven genomen? Zo ja, wanneer en wat is het resultaat daarvan? Werd een oplossing gevonden. Zo ja, welke? Zo neen, wanneer mogen we een oplossing verwachten? Is er geen discriminatie in behandeling? De dossiers die in Gent, Brussel en Hasselt werden ingediend werden wel behandeld werden, maar de dossiers die in Antwerpen werden ingediend, zijn onbeslist gebleven? |
Mme Ann Somers (Open Vld) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – Zoals ik al vroeger heb geantwoord op vragen van mevrouw Lanjri, heb ik het college van procureurs-generaal en de kamercommissie voor de Naturalisaties voorgesteld een vereenvoudigd systeem uit te werken voor de adviezen van de parketten. Daarbij werd een standaard vragenlijst opgesteld.In februari werd een voorstel van standaard vragenlijst overhandigd aan de commissie voor de Naturalisaties. De commissie heeft enkele wijzigingen aangebracht en ik heb dat punt laten plaatsen op de agenda van het college van procureurs-generaal van 30 april. Eind mei heeft het college van procureurs-generaal mij een ontwerp van omzendbrief bezorgd, alsook een definitieve versie van het ontwerp van standaard vragenlijst. Dit alles werd op 12 juni overgezonden naar de commissie voor de Naturalisaties. Eind september heb ik van de commissie een positief advies gekregen. Bij brief van 9 oktober heb ik het college op de hoogte gebracht en gevraagd de nieuwe procedure toe te passen. Ik denk dan ook dat het systeem nu wordt toegepast. Mevrouw Somers zegt me dat er nog steeds problemen bestaan in het arrondissement Antwerpen, waar overigens was voorgesteld dat het parket van Antwerpen de commissie voor de Naturalisaties voor de oude dossiers een lijst zou bezorgen met namen waarvoor er geen problemen bestaan. Ik zal de procureur van Antwerpen morgenmiddag op de vergadering van het college van procureurs-generaal opnieuw herinneren aan de afgesproken methode, zodat het probleem definitief wordt opgelost. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
Mevrouw Ann Somers (Open Vld) . – Ik dank de minister voor zijn antwoord. |
Mme Ann Somers (Open Vld) . – |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding werd opgericht bij wet van 31 januari 2007, maar was medio 2008 nog niet operationeel. Bij wetswijziging van 24 juli 2008 werden in artikel 13 van voornoemde wet een tweede en derde lid toegevoegd, vanuit de overweging dat het "niet de bedoeling kan zijn dat het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding zich in de plaats stelt van de onderwijsinstellingen die afhangen of erkend zijn door de Gemeenschappen. Integendeel moet het de intentie zijn van het Instituut om maximaal samen te werken met deze instellingen en met hen maximaal een aantal opleidingen te organiseren. Immers sedert enkele jaren hebben tal van onderwijsinstellingen inspanningen geleverd op het vlak van beroepsopleidingen en bijzondere programma’s opgezet gericht op beroepsbeoefenaars binnen de rechterlijke organisatie. Het zou ongepast zijn deze kennis, expertise en ervaring niet te benutten.’Voor de uitvoering van gerechtelijke opleidingsprogramma’s die het Instituut aanbiedt, wordt voor drie vierde van het totaal jaaraanbod lesuren een beroep gedaan op onderwijsinstellingen die afhangen van of gefinancierd worden door de Gemeenschappen en op erkende instellingen die bevoegd zijn op het vlak van de beroepsopleiding. Naargelang van de behoeften kan de raad van bestuur, op gemotiveerd voorstel van de directeur, beslissen de verhouding onder bepaalde wettelijke voorwaarden en voor bepaalde categorieën aan te passen. Ook moet ten minste drie vierde van het totale bedrag dat het Instituut jaarlijks besteedt aan de betaling van inschrijvingsgelden ten voordele van bepaalde categorieën, worden besteed aan programma’s aangeboden door de voormelde onderwijsinstellingen. Naargelang van de behoeften kan de raad van bestuur, op gemotiveerd voorstel van de directeur, beslissen deze verhouding aan te passen, zonder dat ze lager mag zijn dan twee derde. Werd in 2009 het quotum van drie vierde gerespecteerd, zowel wat betreft het totaal jaaraanbod lesuren als het quotum aan betaalde inschrijvingsgelden? Zo neen, welke behoeften werden op gemotiveerde wijze door de directeur ingeroepen om hiervan af te wijken? Wat was in dat geval het reële quotum van lesuren gegeven aan of door de in artikel 13 alinea 2 bedoelde onderwijsinstellingen en instellingen in het algemeen? Wat was het quotum van aan dezelfde instellingen betaalde inschrijvingsgelden? |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – Het quotum zal in 2009 niet bereikt worden, zelfs niet als men in december nog een inhaalbeweging zou maken. De leidende ambtenaren van de onderwijsdepartementen van de drie gemeenschappen zijn wel lid van de raad van bestuur en dus betrokken bij een permanent overleg, maar ze kunnen geen instructies geven aan die onderwijsinstellingen.Rekening houdend met de moeizame start van het Instituut en het gebrek aan samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten, heeft de raad van bestuur vastgesteld dat het niet mogelijk was om dit jaar nog te beantwoorden aan de door de wet van 24 juli 2008 gestelde vereisten. Vele elementen worden ingeroepen als verklaring voor de vertraging: de laattijdige opstart, de installatie van de verschillende organen, de laattijdige vrijgave van het werkingsbudget en de wetswijzigingen die laat in 2008 nog werden doorgevoerd. Dat heeft de hele operationele werking van het Instituut vertraagd. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
De operationele werking van het instituut werd met vertraging gerealiseerd. Ik heb hun gevraagd spoed te zetten achter de evaluatie van de werking, rekening houdend ook met de hervormingen die in justitie bezig zijn. Ze zijn sinds begin dit jaar operationeel, maar hebben deze wettelijke bepalingen nog niet nageleefd. Ik zal erop toezien dat dit in 2010 wel het geval zal zijn. |
|
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Als het quotum niet is gerespecteerd, betekent dat dan dat de drievierdeverplichting op geen enkele wijze is nageleefd, onvoldoende is nageleefd of bij benadering is nageleefd?Kan men een uitgave financieren die strijdig is met de opgelegde wettelijke voorwaarden? |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – De prestaties die voor 2009 geleverd zijn, hebben betrekking op 124 lesdagen in het kader van de opleiding van de magistraten en 179 lesdagen in het kader van de opleiding van personeel. Ik beschik wel over het aantal uren, maar heb geen informatie over welke instellingen die uren hebben aangeboden. Alleszins werd de drievierdeverplichting niet nageleefd. Alleen de basisopleidingen werden gerealiseerd.Ik zal de uitkering van verdere toelagen afhankelijk maken van de akkoorden die nu dringend moeten worden gesloten met de onderwijsinstellingen van de gemeenschappen. De raad van bestuur, de regeringscommissaris en de directie weten dat men zich nu op korte termijn aan de afspraken moet houden. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Professor Dirk De Wachter van het Psychiatrisch instituut Sint-Jozef van de KU Leuven vroeg onlangs in De Morgen aandacht voor de problematische gevolgen van cannabisgebruik. Volgens steeds meer wetenschappers blijkt dat de zogenaamde onschuldige softdrug immers een nefaste uitwerking kan hebben.De drugwetgeving van 1921 inzake cannabis veranderde herhaaldelijk de jongste jaren. In 2003 werd de wetgeving nog eens aangepast. Het bezit, ook voor persoonlijk gebruik, van cannabis bleef een misdrijf. De overheid stipuleerde echter dat er niet langer een proces-verbaal zou worden opgemaakt voor meerderjarigen - behalve in geval van verstoring van openbare orde of verzwarende omstandigheden - voor het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik. De vaststelling van bezit van cannabis geeft ook geen aanleiding meer tot inbeslagname ervan. Het gedoogbeleid is sindsdien een feit. Ik vind dat dit moet worden herbekeken. Deelt de minister de mening dat de regelgeving inzake cannabisgebruik moet worden aangepast in het licht van de jongste wetenschappelijke bevindingen? Moeten het bezit en gebruik van cannabis strenger worden bestraft? En zo ja, welke initiatieven zult hij daartoe nemen? Tegelijk pleit ik ervoor meer mensen en middelen in te zetten om de drugspreventie te verbeteren en te verhogen. Dat is echter een bevoegdheid van de gemeenschappen. In Nederland werd beslist dat zou worden opgetreden tegen cannabisplantages wegens de problemen die ermee gepaard gaan. Vaak gaat het immers om misdaadgeld. Ik verwijs ook naar de berichtgeving van vandaag over het drugsverbruik in de Belgische gevangenissen. Dat sterkt mij in mijn overtuiging dat het gedoogbeleid aan herziening toe is. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – Er zijn inderdaad verontrustende studies en gegevens over de gevolgen van cannabisgebruik op de gezondheid. Ook stellen hulpverleners vast dat het aantal cannabisgebruikers toeneemt. De toename van het gebruik in de gevangenissen is een ander probleem waarover ik de jongste dagen vragen krijg.De kwaliteit van de cannabis die momenteel op de markt is, verschilt duidelijk van de kwaliteit van de cannabis die in de jaren zestig werd verkocht. We kunnen niet langer spreken over een softdrug, maar wel over een harddrug met ernstige gevolgen voor de gezondheid. Wat de regelgeving betreft, moet vooreerst worden opgemerkt dat cannabis conform de opeenvolgende internationale verdragen volgens de Belgische drugswetgeving nog altijd een illegale drug is. Het bezit van illegale drugs is en blijft strafbaar. In België bestaat geen gedoogbeleid in de zin van een decriminalisering, het niet langer beschouwen van cannabisbezit als een strafbare gedraging. Tijdens de vorige regeerperiode is wel gepoogd om de strafbare gedraging waarop een strafrechtelijke sanctie staat, in de praktijk te depenaliseren bepaalde strafbare feiten niet langer te verbaliseren en aldus wettelijk te verhinderen dat het openbaar ministerie die gedraging kon vervolgen. Het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever terecht teruggefloten, zodat we zijn teruggekeerd naar de toestand van voor de wetswijziging, waarbij telkens een proces-verbaal dient te worden opgesteld voor elk feit van cannabisbezit, zelfs in het geval van een meerderjarige die slechts een gebruikershoeveelheid bij zich heeft voor eigen gebruik. Alle strafbare feiten inzake drugs worden dus geregistreerd en minstens wordt een vereenvoudigd proces-verbaal opgemaakt. Er kan dus nog altijd worden gereageerd. Hierover is in het verleden heel wat foutieve communicatie verspreid, waardoor bij de bevolking een verkeerde perceptie is ontstaan. Het zogenaamde gedoogbeleid bestaat er enkel in dat een gedifferentieerd vervolgingsbeleid wordt gevoerd. Overigens pasten de parketten ook vroeger al een dergelijk beleid toe, lang voor er sprake was van een zogenaamd gedoogbeleid. Ook bij andere strafrechtelijke fenomenen is het gebruikelijk om met betrekking tot de strafbare feiten bepaald in de wet, in een richtlijn een gedifferentieerd vervolgingsbeleid te bepalen op grond van van een aantal parameters die nader bepaald worden. De gemeenschappelijke richtlijn van de minister en het college van procureurs-generaal van 2005 bepaalt dat aan het bezit door een meerderjarige van een hoeveelheid cannabis of één geteelde plant voor persoonlijk gebruik de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid wordt gegeven. Inbreuken met verzwarende omstandigheden, zoals verstoring van de openbare orde, aanzetten tot gebruik en gebruik door minderjarigen, vallen hier niet onder en hebben dus alvast een hogere prioriteit. Er zijn niet alleen nieuwe medische gegevens. Ook werd het proefproject Proefzorg geïmplementeerd. Hierin worden drugsgebruikers in een zo’n vroeg mogelijk stadium naar de hulpverlening doorverwezen. Er zijn dan twee verschillende trajecten: een korte proefzorg met een verwijzing naar de hulpverlening en een lange met een behandeling. Er zal dan ook opnieuw moeten worden geëvalueerd welke strafrechtelijke reactie aan drugsgebruik moet worden gegeven. Er werden twee studies gemaakt over het project. De eerste, in opdracht van de POD Wetenschapsbeleid met als titel "Onderzoek naar essentiële en bijkomende randvoorwaarden voor interactie tussen justitie en hulpverlening", werd op 5 oktober 2009 afgerond. De tweede studie werd gevraagd door de dienst Strafrechtelijk Beleid, DSB, en is eveneens voltooid. Beide studies worden inmiddels geanalyseerd en besproken, zowel intern binnen mijn beleidscel, als met de DSB en andere relevante partners. Op basis van die rapporten en besprekingen zal ik de beleidsopties bepalen. In samenspraak met het college van procureurs-generaal zal ik het strafrechtelijk beleid vastleggen dat hieruit voortvloeit. Desgevallend zal een rondzendbrief worden uitgevaardigd. Het experiment proefzorg in Gent is een zeer waardevol project dat moet worden voortgezet. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
Belangrijk is tot slot dat er verder een geïntegreerd drugsbeleid wordt gevoerd, gericht op effectieve ontrading, via preventie, hulpverlening en ook repressie. Om tot een consequent ontradingsbeleid te komen, moeten alle partners rond de tafel zitten. De oprichting van de algemene cel Drugs is daarvoor zeer belangrijk. De eerste interministeriële conferentie Drugs is gepland op 25 januari 2010. Ook daar zal deze problematiek aan bod komen. Een adequate aanpak van de drugsproblematiek vereist immers dat de verschillende partners nauw samenwerken in een consequent beleid van preventie, hulpverlening en repressie. Daarbij moet ook de netwidening vermeden worden. Inzake drugsproductie, drugshandel en de aanpak van cannabisplantages is gekozen voor een resoluut repressieve aanpak. Ook Nederland kiest daar nu voor en past dus zijn gedoogbeleid op dat vlak aan. Coffeeshops voor eigen inwoners blijven er wel bestaan en dat is bij ons uiteraard niet het geval. In uitvoering van het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 wordt momenteel werk gemaakt van het opstellen van een geïntegreerd actieplan Justitie en Binnenlandse Zaken, onder meer inzake cannabisplantages. |
|
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Ik ben natuurlijk blij dat de minister met de problematiek zeer begaan is, samen met velen onder ons verontrust is over bepaalde ontwikkelingen en werkt aan een nieuwe evaluatie en mogelijk een nieuwe omzendbrief.Heel belangrijk hierbij is echter de communicatie en die is de afgelopen jaren echt wel fout gelopen. In scholen, bij gemeentebesturen en zonechefs van politiekorpsen horen we heel vaak dat ze niet weten wat ze mogen en niet mogen. Het is dus heel belangrijk duidelijk de lijn te trekken en aan te geven wat kan en wat vooral niet kan. Vandaag hangt daar heel veel mist rond. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
Mevrouw Anne-Marie Lizin (Onafhankelijke) . – |
Mme Anne-Marie Lizin (Indépendante) . – Je viens de me rendre au Liban et en Syrie où j’ai rencontré le bureau politique du Hamas. Lors d’un débat très dur mais intéressant, j’ai appris que la présidence suédoise rencontre régulièrement les représentants du Hamas et que le ministre espagnol, M. Moratinos, avait gardé des contacts très fréquents avec eux.Ma question porte toutefois sur le volet libanais. J’ai eu l’occasion de rencontrer les responsables de notre armée à Tibnin, dans le Sud-Liban. Ils font un travail fantastique en déminant des terrains qui ont été remplis de mines antipersonnel et de bombes à fragmentation par l’armée israélienne, lors de sa dernière invasion du Liban en 2006. Cette armée a d’ailleurs fourni le plan des dépôts de mines. Celui-ci n’est certes peut-être pas précis à cause des vents et des pluies, mais il est un signe de la reconnaissance, par l’armée israélienne, de sa responsabilité évidente. Or, quand le DOVO, le service de déminage de l’armée belge, intervient en Belgique pour déminer des munitions des guerres 1914-1918 ou 1940-1945, il envoie aux personnes responsables – villes ou personnes privées – une facture. Il s’agit d’une décision de notre armée et on peut la qualifier de normale. Dès lors, pourquoi assure-t-on les déminages au Liban à titre gracieux, aux frais de la communauté internationale et en l’occurrence de la Belgique ? Les autres corps d’armée présents dans le Sud-Liban assurent d’autres missions. Le déminage est une activité incontestablement liée au dépôt de mines par l’armée israélienne. Depuis quelques mois, le budget de la Force intérimaire des Nations unies au Liban (FINUL) diminue et les opérations de déminage sont dès lors de moins en moins nombreuses. C’est dommage pour la population qui apprécie le déminage des champs. On dénombre depuis juin 2006 28 morts et 247 blessés victimes des mines israéliennes. L’armée israélienne est la quatrième ou la troisième du monde, signe des performances correctes, échange des informations avec nos services et accepte des collaborations militaires. Il s’agit donc d’une armée correcte. Pourquoi dès lors ne pas lui facturer le travail ? Cela permettrait d’augmenter le budget de la FINUL et d’accélérer le déminage. La Belgique peut-elle proposer cette réforme qui peut paraître mercantile mais qui découragerait les futurs dépôts de mines ? La Belgique pourrait la proposer au Department Peace Keeping Operations (DPKO) de l’ONU comme règle dans le cadre de ce type d’intervention militaire. |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – Je vais faire référence à ma réponse du 12 juin 2008 à la question écrite n°49 de M. le deputé Wouter De Vriendt. Cette réponse concernait le même sujet.Vous êtes allée sur place, madame la sénatrice. Vous avez donc pu vous rendre compte de la situation dans la région où nous avons la responsabilité du déminage et où se trouvent nos compagnies du Service d’enlèvement et de destruction d’engins explosifs, qu’elles soient de Meerdaal ou de Langemarkt. L’enlèvement des armes à sous-munitions israéliennes fait partie de l’action globale de l’ONU, en exécution de la résolution 1701 du Conseil de sécurité du 11 août 2006. Notre pays s’est engagé dans cette action et fournit entre autres du personnel pour le déminage. Les coûts et les conditions de la participation étaient connus à l’avance. L’ONU compense en partie les frais exposés par la Belgique dans ce cadre. Cela représente entre un tiers et la moitié de nos frais. La Belgique n’a aucun lien bilatéral juridique ou contractuel avec l’État d’Israël, avec le Liban ou quelque pays que ce soit pour cette action. Nous ne pouvons donc pas réclamer un remboursement de ces frais en dehors du cadre de l’ONU. Néanmoins, j’ai bien entendu votre suggestion. Je me chargerai d’en faire part aux représentants du DPKO lorsque je les rencontrerai à Bruxelles. Cependant, ainsi que vous l’avez indiqué, l’action pourrait être plus efficace si elle ne souffrait d’un manque de budget. De plus, même si cette suggestion était entendue, elle ne vaudrait pas pour les opérations que nous allons effectuer prochainement, et vous m’en voyez désolé. |
Mevrouw Anne-Marie Lizin (Onafhankelijke) . – |
Mme Anne-Marie Lizin (Indépendante) . – Je remercie le ministre de sa réponse constructive. Il est vrai que, dans ce cadre-là, nous n’avons pas de relation spéciale avec l’armée israélienne mais nous l’avons dans tellement d’autres situations que nous pourrions, ne serait-ce que dans le cadre de l’OTAN, faire passer ce message de la facture à payer par Israël. Peut-être cela découragerait-il Israël de recommencer une autre action de même nature ? |
De heer John Crombez (sp.a) . –In een tijd waarin uitgaven terecht worden afgewogen heb ik een vraag over een reis van de minister. Het doel van de reis interesseert me niet zozeer. Als de minister het nuttig en nodig acht bilaterale contacten te leggen, ongeacht of die nabij een waterval of op een wijnboerderij doorgaan, heb ik daar geen vragen bij.Dat ik beschik over deze details, heeft een eenvoudige verklaring. Defensie verstuurde een fax naar de militaire luchthaven, maar men duwde één cijfer verkeerd en de fax kwam op een andere plaats terecht. Waarom plande de minister een vlucht over meerdere dagen met een A330? Dit toestel werd geleased in Portugal als noodzakelijke vervanging bij operaties en zou nu meer dan een week niet beschikbaar zijn. Waarom koos men voor een toestel met een capaciteit van ongeveer 270 personen? Hoeveel fuel verbruikt dit toestel per vlieguur? Hoeveel passagiers zouden de trip maken, 270 of minder? Wat kost het onderhoud per uur van dit toestel? Vindt de minister het niet problematisch dat er voor onduidelijke redenen grote uitgaven worden gedaan, terwijl hij zonder veel overleg een grote hervorming wil doorvoeren met grote gevolgen voor duizenden militairen en hun gezinnen? |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De voorzitter . – Ter informatie: als een fax verkeerd gemeld wordt, is er voorbehoud. Degene die hem ongevraagd krijgt, kan er op geen enkele wijze iets uit afleiden of gebruik van maken. |
M. le président . – |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – Ik dank de voorzitter voor deze aanvulling.Ik moet nu een antwoord geven op een vraag over iets dat niet is doorgegaan. Het enige wat is doorgegaan is de fax door het faxapparaat, en dan nog op een verkeerde bestemming. Ik zal het nummer niet laten natrekken, maar aan de heer Crombez of degene die hem de fax heeft overhandigd een technische informatie geven over de specificiteiten van het toestel. Ik meen zelfs dat er volgende week in de Kamer een gelijkaardige vraag op de agenda staat. De verplaatsingen gaan door in het kader van bilaterale bezoeken, vaak op uitnodiging. Ik zou een hele uiteenzetting kunnen geven over het belang van die bilaterale bezoeken. |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – |
Als België als kleine en betrouwbare partner opnieuw een rol kan spelen, komt dat zeker ook omdat we als klein land een zekere zichtbaarheid opzoeken en er ook in slagen om aan te tonen dat men in het buitenland op ons land en zijn defensie kan rekenen. De heer Crombez stelt geen vragen bij de zin van de verplaatsingen. Ik dank hem dan ook voor het in mij gestelde vertrouwen en voor het feit dat hij bevestigt dat deze reis, net als alle andere, zin had. Er zullen er nog vele volgen, nu België op de drempel staat van het Europese voorzitterschap. Het was belangrijk dat ik, overigens in opdracht van premier Van Rompuy, in contact zou komen met mijn collega’s, niet alleen van de Europese Unie, maar ook daarbuiten, die voor ons partners zijn of kunnen worden. Ik zal de heer Crombez een aantal gegevens bezorgen over de actieradius en het verbruik van het toestel. Hij weet zonder twijfel dat er vroeger en ook tijdens deze regeerperiode nog verplaatsingen zijn geweest, waaraan ook leden van de sp.a-fractie hebben deelgenomen, wat ongetwijfeld het beste bewijs is dat die verplaatsingen nuttig zijn. Ik wil het niet zover drijven dat ik hem een lijst zal bezorgen met verplaatsingen in vorige regeerperioden en onder vorige ministers, waarvan sommige slechts van heel ver te maken hadden met het departement, maar veel meer met andere zaken, zoals partij aangelegenheden. Ik zal dat niet doen. De grote besparingsoperatie waar het departement Defensie voor staat, mag men niet aan deze kwestie koppelen. Als lid van de oppositie zou ik vooral een andere discussie aansnijden. Ik zou de vraag stellen of de corebusiness die mijn departement vandaag aanpakt, met name de buitenlandse operaties, wel zinvol is. Als we meerderheid en oppositie daarover tot een consensus zouden kunnen komen, zou dat een zinnige discussie zijn. De heer Crombez weet dat er permanent 1250 van onze mensen in het buitenland verblijven en hoe belangrijk het voor hen is om te zien dat ze gesteund worden door degenen die hun de middelen geven, namelijk de regering en het parlement. Ik wil hem graag uitnodigen om tijdens een of meerdere van mijn verplaatsingen zelf te komen zien welk werk onze mensen in het buitenland leveren en in welke mate zij door een heroriëntering van onze budgetten deze operaties ook tot ieders voldoening kunnen blijven uitoefenen. Op de vraag of deze verplaatsing wel passend is op het moment dat er in het departement bespaard moet worden, zeg ik dus volmondig ja. Ik heb in het kader van de besparingen beslist om zelf geen nieuwe toestellen aan te kopen, maar ze te huren en te leasen, overigens tot eenieders voldoening. |
|
De heer John Crombez (sp.a) . – Ik vroeg vooral naar de technische specificaties van het vliegtuig. Kan de minister mij die nog geven? |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – Het is een toestel A330-300, dat ooit behoorde tot de vloot van SN Brussels Airlines. Het is een dry lease, zodat ook de piloten van de Belgische luchtmacht en in het bijzonder van de Vijftiende Wing het toestel kunnen bedienen. Het heeft een actieradius van 10.500 km. Het is een toestel van het zuinige type en alleszins veel zuiniger dan de vorige toestellen. Een aantal andere specificaties kan ik desgewenst schriftelijk bezorgen. |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – |
De heer John Crombez (sp.a) . – Ik had ook een vraag over het verbruik per vlieguur en over de onderhoudskosten. |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – Het toestel behoort niet tot de eigen vloot van Defensie, zodat alle kosten van verbruik en onderhoud vervat zijn in één huurprijs voor 2.000 vlieguren. Ik wil die gegevens graag schriftelijk bezorgen. |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – |
De heer John Crombez (sp.a) . – Mijn hoofdvraag was: waarom dit toestel? Mijn vraag ging zelfs helemaal niet over het waarom van de missies, maar daar is de minister toch op ingegaan. Ik leg de link met de besparingsoperatie. Ook als dit soort verplaatsingen nuttig en nodig zijn, moet de minister ervoor zorgen dat dit gebeurt op de meest zuinige manier. Dat geldt overigens voor de hele regering en ook voor de parlementen. Precies daarom vroeg ik wie er aan de reis zou deelnemen. Door de eedaflegging is de reis uiteindelijk niet doorgegaan, maar ze was wel gepland. De vraag blijft dus terecht. Hoeveel passagiers zouden meegaan en was deze reis de meest kostenefficiënte oplossing om die bilaterale contacten in Zuid-Amerika te leggen? Die vraag afzetten tegenover de besparingen in het leger vind ik niet vreemd, aangezien er van de militairen in het binnenland zware inspanningen worden gevraagd. Velen van hen moeten verhuizen of zullen een paar uur langer onderweg zijn op weg naar hun werk. De minister zal dat niet tegenspreken. Dan is het toch belangrijk dat de regering zo kostenefficiënt mogelijk tewerk gaat? |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – De "president-elect" van de Europese Unie doet zijn plaatsbezoeken aan verschillende hoofdsteden met toestellen van de Belgische defensie. Dat bewijst dat de gekozen toestellen op het vlak van kostenstructuur en efficiëntie de meeste troeven hebben. Als we niet met die toestellen zouden werken, zouden de facturen veel hoger oplopen. |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – |
De heer John Crombez (sp.a) . – De minister zegt dat we een kleine betrouwbare partner moeten zijn. Mijn punt is dat daarvoor niet noodzakelijk een groot vliegtuig moet worden ingezet. Mijn vraag gaat niet over de vlucht van de "president-elect", maar over de vlucht van de minister van Defensie naar Zuid-Amerika: was het nodig om met zo een groot toestel, en dus navenante kosten, die reis te maken? |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De heer Pieter De Crem , minister van Landsverdediging. – Op het vlak van kostenefficiëntie was het de beste keuze. Deze keuze zal ook worden gemaakt voor de eerstvolgende verplaatsingen. |
M. Pieter De Crem , ministre de la Défense. – |
De heer John Crombez (sp.a) . – Dat… |
M. John Crombez (sp.a) . – |
De voorzitter . – Mijnheer Crombez, de minister heeft geantwoord en u heeft al drie keer mogen repliceren. Misschien oordeelt u dat het antwoord niet voldoet, maar ik kan, gelet op de agenda, niet toestaan dat een mondelinge vraag waarop de regering heeft geantwoord, uitmondt in een debat van een halfuur. |
M. le président . – |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) . – In het jongste regeerakkoord dat vanmiddag nog besproken werd, staat een paragraaf die luidt: "De regering zal de nodige initiatieven nemen om de afspraken met de nucleaire sector verder vorm te geven. Ze zal tevens op basis van het internationaal evaluatierapport een beslissing nemen inzake het Myrrha-onderzoeksproject.".Het evaluatierapport van het internationaal energieagentschap rond het Myrrha-project is duidelijk. Het stelt dat volledig groen licht moet worden gegeven aan het project, inclusief de fondsen, voor het maken van een gedetailleerd ontwerp. Verder lees ik dat het energieagentschap het Myrrha- project innovatief en opwindend vindt. Het zou tevens uniek zijn in de wereld. Op mijn mondelinge vraag antwoordde de minister dat hij op basis van dit definitieve rapport een nota voor de ministerraad zou klaarstomen. Ik citeer : "Als de beslissing positief is, wat ik nu natuurlijk nog niet weet, moeten in 2010 voor Myrrha misschien geen verwaarloosbare, maar toch ook nog geen overdreven grote sommen op de begroting worden uitgetrokken. De grote uitgaven komen er pas vanaf 2014". Is de nota voor de ministerraad klaar? Wat zal de minister zijn collega’s in de ministerraad aanbevelen, gelet op het positieve rapport van het energieagentschap? Wat is de timing? Zal er vlug duidelijkheid zijn? Ook het Europees niveau, dat ook zijn financieel steentje zal bijdragen, vraagt duidelijkheid. Welke som denkt de minister bij een positieve beslissing in te schrijven in de begroting voor 2010? Hoeveel bedraagt het totale kostenplaatje voor de Schatkist over verschillende jaren gespreid? |
Mme Martine Taelman (Open Vld) . – |
De heer Paul Magnette , minister van Klimaat en Energie. – Het definitieve rapport van de onafhankelijke groep van experts van het Nucleair Energie Agentschapwas me aanvankelijk beloofd tegen eind november. Het heeft evenwel enige vertraging opgelopen door omstandigheden eigen aan de groep experts en het agentschap. Het zal vlak vóór Kerstmis beschikbaar zijn. Ik zal het dan aan het SCK-CEN bezorgen zodat het kan reageren.Vermoedelijk begin volgend jaar zal de onafhankelijke groep experts zijn besluiten en aanbevelingen aan de interkabinettenwerkgroep voorstellen. Het kabinet van de eerste minister, de vice-eersteministers, de minister en de staatssecretaris van Begroting en mijn kabinet zijn daarin vertegenwoordigd. Tegen die tijd zal ook een ontwerpnota over het Myrrha-project voor de ministerraad voorbereid zijn. De interkabinettenwerkgroep zal de ontwerpnota bijschaven en aanpassen tot een consensus wordt bereikt over de aanbevelingen aan de ministerraad. Zolang de interkabinettenwerkgroep vergadert, kan ik niets zeggen over de inhoud van die aanbevelingen. We zullen alleszins een voorwaardelijke beslissing nemen, want op basis van het project in zijn huidige vorm kunnen we het SCK-CEN geen carte blanche geven. We zullen in alle geval rekening houden met de aanbevelingen van de onafhankelijke groep experts. Het ligt niet in mijn bedoeling het Myrrha-project te laten aanslepen. Ik zal proberen om zo vroeg mogelijk een beslissing van de Ministerraad te bekomen en in elk geval vóór de begrotingscontrole van 2010. Bij ongewijzigde economische voorwaarden van het jaar 2009 raamt men de totale kostprijs van het Myrrha-project op 960 miljoen euro. In courante munt, gespreid over een periode van 11 jaar, in de veronderstelling dat het investeringsproject in 2009 zou zijn gestart en bij een jaarlijkse inflatie van 3% raamt men de kostprijs op 1200 miljoen euro. Hoeveel de Schatkist hiervan moet dragen, is vandaag moeilijk te voorspellen. Het is immers de bedoeling een beroep te doen op uitgebreide externe financiering van verschillende oorsprong. Gedacht wordt aan financiering door de Gewesten vanwege de perspectieven op industriële ontwikkeling die het Myrrha-project opent, aan verschillende buitenlandse partners die al belangstelling voor het project hebben getoond en aan bankleningen. Onder meer met het oog op die externe financiering moet de beslissing over Myrrha een voorwaardelijke beslissing zijn: hoe groter de externe financiering, hoe lager de bijdrage van de Schatkist. De kostprijs van de eerste fase van de investering wordt geraamd op 285 miljoen euro in courante munt. Volgens de oorspronkelijke planning loopt die fase van 2009 tot 2013. Ze behelst de uitwerking van het detailontwerp en van de technische specificaties, de lancering van de offerte-aanvragen, het verkrijgen van de vergunningen, enzovoorts. In 2010 zullen dus nog geen overdreven grote sommen moeten worden uitgegeven. Daarna lopen ze geleidelijk op om vanaf 2014 en gedurende drie tot vier jaar erna hoge waarden te bereiken. Mocht de beslissing over het Myrrha-project positief zijn, weet ik nog niet precies welke middelen in de begroting van het jaar 2010 moeten worden ingeschreven. Dat hangt af van de beslissing van de ministerraad. |
M. Paul Magnette , ministre du Climat et de l’Énergie. – |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) . Ik noteer dat het investeringsproject in 2009 had moeten starten en dat het loopt tot 2013.Ik dring aan op een zeer snelle beslissing. Uitstel laat niet alleen knowhow wegvloeien, maar verhoogt ook het risico op een tekort aan radio-isotopen voor medische beeldvorming, wat ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheidszorg. Met genoegen stel ik vast dat rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van het Internationaal Nucleair Energie Agentschap. Voor zover mij bekend, zouden die positief zijn. Ik verwacht van de regering dan ook een positief antwoord op het investeringsproject. |
Mme Martine Taelman (Open Vld) . – |
De voorzitter . – Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt. |
M. le président . – Mme Annemie Turtelboom, ministre de l’Intérieur, répondra. |
De heer Yves Buysse (VB) . – In november vorig jaar verschenen in het weekblad P-magazine twee ophefmakende artikels over de problematische veiligheidssituatie in onze hoofdstad, waarbij de politie de oorlog tegen allochtone jongeren en straatbendes dreigt te verliezen. Een aantal politieagenten legde in het weekblad de vinger op de wonde : politiewagens die gehinderd en bekogeld worden bij achtervolgingen, het fysiek aanvallen van politieagenten en ander veiligheidspersoneel, het in brand steken van wagens om nadien de brandweer te molesteren, het dealen van drugs op straat zonder zich maar iets van de politie aan te trekken, het provoceren en achtervolgen van agenten buiten dienst, het aanvallen en bedreigen van hun familie.Onze fractie liet uiteraard niet na om die problemen in de Senaat voor te leggen aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, die bij monde van mevrouw Turtelboom liet weten dat de feiten geïsoleerde gevallen waren en dat de specifieke problematiek van de Brusselse jeugdbendes zeer actief wordt gevolgd door het parket. Blijkbaar zijn de feiten niet zo geïsoleerd als wordt voorgehouden en schort er ook een en ander aan de kordate aanpak, want naar aanleiding van de recente rellen in Anderlecht en de aaneenschakeling van feiten die verband houden met geweld en bedreiging ten aanzien van politieagenten, werd afgelopen week door de politievakbond VSOA zelfs een stakingsaanzegging ingediend. Naar verluidt geniet een drietal agenten van de zone West speciale bescherming en werd nog onlangs een politieagent met de dood bedreigd. De voorvallen zijn legio. In De Standaard van afgelopen weekend liet een commissaris van Brussel-Zuid soortgelijke incidenten optekenen en een CD&V-gemeenteraadslid van Anderlecht gaf enkele dagen voordien in diezelfde krant nog te kennen dat de politie niet in staat is om "deze stroom van geweld staande te houden, terug te dringen of op te lossen" en machteloos staat tegenover de georganiseerde jongeren. Voeg daarbij nog de eerder genoemde rellen in Anderlecht en in Vorst, waarbij een politiecommissariaat in brand werd gestoken en twee agenten gewond raakten en je zou voor minder de veiligheid van onze hoofdstad en van onze politie in twijfel trekken. Hoe komt het dat, ondanks de naar verluidt goede samenwerking met het parket, de bendeleden in het merendeel van de gevallen ongestraft blijven en telkens opnieuw rustig hun gangetje kunnen gaan? Het geweld in het algemeen en het geweld tegen politieambtenaren en andere veiligheidsdiensten in het bijzonder lijkt niet in te dijken, integendeel. Hoe reageert de minister op de stakingsaanzegging en welke inspanningen zullen worden genomen teneinde de veiligheid van de ordediensten en de Brusselaars te garanderen? Is zij bereid om in meer personeel te voorzien, zoals wordt gevraagd? Er worden door de minister opnieuw preventieprojecten aangekondigd. Is de minister niet van oordeel dat, waar men zelfs geen respect meer opbrengt voor de politie, er weinig te verwachten valt van vrijblijvende preventielesjes en vermanende vingers? Over welke preventieprojecten gaat het concreet? Heeft de minister weet van het aantal bedreigingen per jaar ten aanzien van politiefunctionarissen? |
M. Yves Buysse (VB) . – |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Binnenlandse Zaken. – In verband met de incidenten die zich de voorbije weken in Brussel hebben voorgedaan, hebben we recentelijk een hele reeks maatregelen genomen. Het gaat om zowel preventieve als repressieve maatregelen.Het overleg tussen het parket en de politie verloopt vlot. Politieacties kunnen rekenen op een gepaste ondersteuning. Zodra wij wisten wat er in Anderlecht kon gebeuren, hebben wij onmiddellijk versterking gegeven vanuit de federale politie, zowel in manschappen als in materieel. Natuurlijk hangt veel af van de persoonlijke bewijslast die kan worden verzameld ten laste van elk van de aangehouden personen en ook daar wordt aan gewerkt. |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de l’Intérieur. – |
Mijn credo in verband met de gebeurtenissen in Brussel is samenwerken, samenwerken en nog eens samenwerken. Onlangs bijvoorbeeld hebben de zes Brusselse politiezones een samenwerkingsprotocol gesloten waardoor ze op elk ogenblik minstens 85 politieagenten kunnen mobiliseren. Dit aantal kan indien nodig tot 200 worden verhoogd. Er moet ook een intensere samenwerking komen met de preventiediensten, het onderwijs, de spelers op de arbeidsmarkt en de huisvestingsdiensten. Ook de federale en lokale politieke overheden moeten nauwer samenwerken. Dat heb ik de voorbije weken al gestimuleerd. Een goede verstandhouding en samenwerking brengen soms meer heil dan zware, structurele hervormingen. In verband met een strenge aanpak van het geweld tegen politieambtenaren heeft de wetgever reeds ingegrepen. Dankzij de wet van 20 december 2006 wordt geweld tegen personen die beroepshalve ten dienste staan van het publiek zwaarder bestraft. De verstrengde wetgeving dient wel te worden toegepast en liefst zo snel mogelijk na de feiten. Daarmee geeft men de samenleving het duidelijke signaal dat er met gezagsdragers niet wordt gesold. Ik ben nu met de minister van Justitie aan het overleggen of wij nog andere maatregelen kunnen nemen om het geweld tegen politiepersoneel te bestrijden. De lokale besturen zouden zich bijvoorbeeld systematisch burgerlijke partij kunnen stellen in zaken waar geweld tegen politiemensen tot een ruim arbeidstijdverlies leidt. We kunnen ook gedurende een beperkte periode een nultolerantie opleggen om de hele veiligheidsketen, van preventie tot repressie, en de betrokken leefgroepen aan te moedigen om na te denken over de huidige samenlevingsvormen en over de relatie van die groepen met de overheid en de politie. Ik pleit vooral voor een betere coördinatie tussen de preventieplannen en de zonale veiligheidsplannen van de politie. Preventie is de eerste schakel in de veiligheidsketen en dus van groot belang. Om lokale overheden te ondersteunen bij de uitbouw van dit veiligheidsbeleid geeft de federale overheid financiële ondersteuning. Preventie alleen is uiteraard niet voldoende. Wanneer er rellen ontstaan, moet er snel en repressief worden opgetreden. Wat betreft het afstemmen van de preventie op de veiligheid, ben ik er voorstander van om de geldigheid van beide soorten plannen op vier jaar te brengen. Op die manier worden de zaken voor mijn administratie en voor de gemeenten vergemakkelijkt en kan de preventieambtenaar aanwezig zijn bij de zonale veiligheidsraad. De preventieplannen lopen nog tot in 2010, maar begin 2010 zullen wij nieuwe criteria bekend maken die dan gelden vanaf 2011. |
|
Ik heb vaak overleg gepleegd met de deelstaten en met de verschillende partners die actief zijn op het vlak van criminaliteitspreventie. Bij de voorbereiding van de volgende cyclus van de strategische plannen heb ik ook het initiatief genomen om, samen met het Brussels Gewest, het integraal overleg inhoud te geven en het preventiebeleid in Brussel te versterken. Voor mij is het belangrijk dat repressief wordt opgetreden wanneer het nodig is, maar op lange termijn moet ook aandacht worden besteed aan de arbeidsmarkt en het onderwijs. In verband met de bedreiging van politieagenten heeft het crisiscentrum 9 dossiers ontvangen in 2008 en 10 dossiers in 2009. |
|
De heer Yves Buysse (VB) . – De minister verwijst veel naar engagementen en plannen. Het belangrijkste is echter dat die politieke wil concreet in daden wordt omgezet op de straat en nadien op het vlak van de vervolging. Dat zijn zaken die de minister blijkbaar steunt.Als de politieke wil aanwezig is, kan een voldoende sterke politiemacht optreden. Dat heb ik vorige maandag nog vastgesteld toen onze partij met een dertigtal mensen, gemiddeld ouder dan 60 jaar, een kleine herdenkingsplechtigheid hield in Schaarbeek. Daar waren meer dan 200 politieagenten aanwezig met wapenstokken en schilden. Dus als het nodig is, is de politie wellicht wel aanwezig, maar als het echt nodig is, denk ik dat de wil ontbreekt. |
M. Yves Buysse (VB) . – |
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – L’objectif de la réforme des services de sécurité civile est d’améliorer la sécurité. Plusieurs éléments concourent à atteindre cet objectif, notamment la formation offerte aux sapeurs-pompiers.Les sapeurs-pompiers sont de plus en plus souvent confrontés à des situations auxquelles ils ne sont pas habitués et qui représentent forcément de nouveaux risques pour eux. Une des inquiétudes sur le terrain est précisément le manque de formation face à ces nouveaux risques. Les sapeurs-pompiers doivent faire face à des situations qu’ils n’ont jamais affrontées et à un manque d’information quant aux nouveaux matériaux. À titre d’exemple, on peut citer les panneaux photovoltaïques fort répandus depuis quelques années. Contrairement au courant électrique classique, les panneaux photovoltaïques n’arrêtent pas de produire de l’énergie quand on coupe le courant. En cas d’incendie, les sapeurs-pompiers ne savent donc pas comment les mettre hors tension. Un autre exemple concerne les voitures hybrides. Ces voitures fonctionnant à l’essence et à l’électricité, des câbles électriques passent à certains endroits, notamment dans les portes. Lorsqu’une personne est bloquée à l’intérieur et qu’il faut découper une porte pour l’évacuer, il est pourtant primordial de savoir où passent les câbles électriques et, avant même de chercher les câbles, encore faut-il savoir qu’il s’agit d’une voiture hybride. Où en est la réforme des services de sécurité civile ? Quelle est la priorité accordée à la formation compte tenu des nouveaux risques identifiés par le secteur ? Quel budget a-t-on prévu à cet effet ? À quelle date débutera la première formation ? Qu’en est-il du projet de création d’écoles du feu ? |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Binnenlandse Zaken. – |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de l’Intérieur. – La réforme de la sécurité civile est une priorité pour le gouvernement. L’État fédéral ne cesse d’ailleurs d’augmenter ses investissements dans les services d’incendie et ce, malgré un contexte budgétaire difficile.En 2010, mes priorités seront le matériel, la formation, la connaissance, les centres 112, la prévention des incendies et les zones pré-opérationnelles. Par ailleurs, l’accent est mis sur une meilleure formation de base et l’organisation de formations spécialisées, destinées à familiariser les sapeurs-pompiers aux nouveaux risques que peuvent présenter, par exemple, les panneaux solaires et les véhicules hybrides. Le Centre de Connaissances développe actuellement des procédures opérationnelles uniformes ainsi que différents outils, notamment une méthodologie permettant de tirer des leçons des incidents qui se sont produits. En ce qui concerne les panneaux photovoltaïques, la Brandweervereniging Vlaanderen a organisé, le 14 septembre dernier, un colloque sur ce thème en collaboration avec le Centre fédéral de Connaissances pour la sécurité civile. Des informations nationales et internationales ont été communiquées au cours de ce colloque. Un groupe de travail spécifique sera prochainement mis en place par mes services. Il sera chargé de rédiger un manuel opérationnel uniforme pour les interventions effectuées en présence de panneaux solaires. Mes services prévoient une mise à disposition de ce document pour le deuxième trimestre 2010. Je suis également consciente des enjeux que représentent les véhicules équipés de nouvelles technologies. Un groupe de travail sera mis en place en 2010 en vue de définir une procédure uniforme d’intervention sur ces véhicules hybrides. Ce groupe sera composé de spécialistes de différentes origines, notamment des sapeurs-pompiers, des experts de l’industrie et des experts des écoles du feu. |
L’objectif est d’obtenir une procédure uniforme d’intervention qui pourra être diffusée à tous les services de secours du pays. Un produit fini est attendu pour octobre 2010. Concernant la création d’écoles du feu, chaque province a sa propre école du feu. Aucune école supplémentaire ne sera donc créée. Certaines écoles du feu souhaitent développer des infrastructures pratiques. Il est évident que je soutiendrai ces initiatives. Pour ce qui est de mes priorités, une augmentation budgétaire récurrente et structurelle est prévue. Aussi n’y aura-t-il pas de surcharge pour les communes. Cette augmentation est essentielle car elle permet de continuer à assurer la protection du citoyen et des pompiers eux-mêmes. Il s’agit d’un point fondamental pour moi. Nous devons avancer pas à pas, c’est pourquoi je veux instaurer la Commission permanente pour les services d’incendie. Mais il est évident que je ne peux ni ne veux en rester là. Les pompiers ont encore formulé d’autres demandes. Pour pouvoir y répondre, je remettrai à nouveau ce dossier sur la table lors du conclave budgétaire début 2010. |
|
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – Madame la ministre, vous comprendrez que sur le terrain, les équipes attendent beaucoup et que 2010 leur apparaît comme une échéance lointaine puisqu’elles sont déjà confrontées à des difficultés et qu’elles ne savent comment procéder. Je me permettrai dès lors de revenir devant vous au début de l’année prochaine afin de faire le point parce que, je le répète, les soldats du feu sont impatients d’être formés. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH) . – |
Mme Vanessa Matz (cdH) . – Initialement, la norme KUL était l’instrument permettant de répartir la capacité au sein de la police locale et de lui fournir l’appui financier fédéral.Le point de départ pour la détermination de la norme KUL et l’objectif recherché, à savoir l’octroi d’une subvention équivalente à toutes les zones de police, étaient équitables. Mais quelques années plus tard, il est nécessaire d’adapter la formule ou d’en changer, compte tenu des évolutions dans certaines zones. D’ailleurs, madame la ministre, à la suite de votre visite dans la Ville de Charleroi, vous avez récemment reconnu la nécessité d’adapter la norme KUL à la situation sur le terrain. À cet égard, vous avez annoncé un marché public qui devrait être passé pour désigner l’université qui sera chargée de définir une nouvelle norme. Madame la ministre, vos prédécesseurs ont toujours affirmé que la norme KUL faisait l’objet d’une étude par un consortium d’universités et qu’il fallait en attendre les résultats. Même son de cloche de la part du Conseil fédéral de la police qui formule les observations suivantes : « À présent, au terme d’une longue recherche, deux universités sont disposées à développer un nouveau système de normes pour la répartition de la capacité policière. ». Qu’en est-il du consortium d’universités qui avait en son temps été désigné par M. Dewael pour adapter la norme KUL ? Pourquoi devons-nous passer un nouveau marché public ? Quel est le timing précis pour disposer d’une nouvelle norme de répartition ? On sait que cette réforme est attendue depuis très longtemps et qu’elle figure dans l’accord de gouvernement. Il me paraît quelque peu étonnant de relancer une nouvelle étude sur la nécessité d’adapter la norme KUL. |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Binnenlandse Zaken. – |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de l’Intérieur. – La recherche scientifique menée en 2007et en 2008 poursuivait un triple objectif : analyser les comptes des zones de police, évaluer le mécanisme actuel de financement de la police locale et fournir des pistes de réflexion, voire plus, pour l’adoption de la loi de financement de la police locale.Vu les objectifs distincts et les compétences attendues pour les atteindre, la tâche a été répartie entre deux universités et une haute école, qui ont travaillé de concert. Il est apparu que le mécanisme de financement actuel présentait trop de lacunes. Les chercheurs ont recommandé l’abandon de la norme KUL servant de base au financement fédéral, dont le concept même doit être abandonné. Une unanimité s’est dégagée au sein du consortium académique en faveur d’une formule de financement jugée la plus appropriée, à savoir l’approche fonctionnelle du financement fédéral. Le financement reposerait sur le coût réel des missions locales et fédérales incombant à la police locale. Les chercheurs ont cependant précisé que cette approche fonctionnelle du financement de la police locale en Belgique ne semblait pas réalisable à court terme, faute de pouvoir disposer des fondements nécessaires. Un financement fonctionnel suppose de définir au préalable, en toute objectivité, une capacité policière minimale pour l’accomplissement de la fonction de police de base en tenant compte de l’environnement dans lequel la police locale exerce ses missions. La prochaine recherche scientifique examinera la question en s’appuyant sur les normes d’organisation et de fonctionnement de la police locale et sur une déclinaison de la fonction de police de base en missions et tâches policières. Il conviendra de confronter les fonctionnalités, tâches et activités policières avec les spécificités de la zone de police dans laquelle elles seront exercées avant de pouvoir estimer le coût de la mise en œuvre de manière réaliste. À cet égard, la première recherche a délivré d’utiles enseignements. Les règles de comptabilité des zones de polices seront ainsi prochainement adaptées pour garantir la fiabilité et comparabilité des informations financières fournies par les budgets et comptes des zones de police. La nouvelle recherche scientifique doit s’inscrire dans le prolongement des enseignements tirés par la première sur le financement de la police locale. Il ne s’agit pas de reprendre ce qui aurait été fait de manière insatisfaisante lors de la première recherche mais de poser des jalons pour la concrétisation de ses conclusions. Le coût de cette nouvelle étude sera de 67.000 euros au maximum. La première étude a été plus onéreuse puisque le champ des recherches était plus vaste. Trois institutions ont concouru à sa réalisation, pour un montant total de 136.605 euros. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH) . – |
Mme Vanessa Matz (cdH) . – Je remercie la ministre pour sa réponse. Je suis rassurée par le fait que l’on ne recommence pas l’étude sur la révision de la norme KUL mais que l’on concrétise plutôt ce qui a été entrepris par le consortium d’universités. Le système proposé, qui repose sur l’étude des fonctions de base de l’ensemble des zones de police en tenant compte des spécificités de chaque zone me paraît de nature à résoudre les difficultés.La ministre est parfois interpellée parce qu’il y a une prison sur un territoire ou parce qu’une zone jouxte la frontière d’un pays étranger. Tout cela implique des coûts différents. J’espère que la révision aboutira sous cette législature. |
De heer Richard Fournaux (MR) . – |
M. Richard Fournaux (MR) . – Étant donné l’heure tardive et les nombreux points qui figurent encore à notre ordre du jour, je vais tenter de résumer mon propos.Sans doute avez-vous également été interpellé par des citoyens, monsieur le secrétaire d’État, au sujet des informations diffusées par la presse concernant la condamnation de Fedasil au paiement d’une astreinte de 250 euros par jour et par personne parce que l’agence n’arrivait pas à héberger d’urgence des demandeurs d’asile. Ce jugement a été confirmé par une deuxième décision de justice, qui a porté l’astreinte à 500 euros par jour et par demandeur d’asile. Chacun peut avoir son avis quant à la manière d’organiser l’accueil des demandeurs d’asile dans notre pays. Des critiques peuvent être formulées quant à l’accueil parfois trop tardif de ces personnes dans des conditions décentes. Bref, nous pouvons tous avoir une position différente à cet égard. Quoi qu’il en soit, deux réactions me semblent devoir être mises en exergue. D’une part, quand on connaît les efforts déployés par Fedasil, avec la Croix-Rouge et d’autres partenaires, pour trouver des solutions, il est choquant de voir l’agence se faire condamner parce qu’elle n’en fait pas assez. D’autre part, les montants en question semblent totalement disproportionnés par rapport au coût réel d’un hébergement décent dans notre pays, qu’il s’agisse ou non d’un demandeur d’asile. Ma question est très simple : Fedasil introduira-t-elle un recours contre ces décisions de justice ou le gouvernement se substituera-t-il à l’agence dans cette démarche car il est bien entendu concerné par cette condamnation, laquelle est toujours provisoire puisque frappée d’appel ? |
(Voorzitter: de heer Armand De Decker.) |
(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
De heer Philippe Courard , staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. – |
M. Philippe Courard , secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté. – Je voudrais tout d’abord évoquer rapidement la situation générale des demandeurs d’asile.Au mois de novembre 2009, le nombre de personnes à accueillir s’élevait à 19 111. Pour pouvoir gérer cette situation, nous aurions dû disposer de bien plus de 20 000 places d’accueil. En effet, une série de personnes n’ont pu être accueillies et d’autres – environ 1 200 – se trouvent à l’hôtel. Fedasil reçoit chaque jour de nouvelles demandes d’accueil. Le nombre de demandes augmente de 350 par mois. Concernant les condamnations et les astreintes, jusqu’à la fin du mois d’octobre 2009, Fedasil parvenait à héberger l’ensemble des personnes concernées : les demandeurs d’asile et les familles illégales, qui avaient obtenu une condamnation, sous peine d’astreinte, et qui ont généralement été accueillies à l’hôtel. Depuis novembre 2009, étant donné l’augmentation constante des demandeurs d’accueil, Fedasil n’a plus réussi à poursuivre cet hébergement de toutes les personnes ayant obtenu un jugement de condamnation à son encontre. L’agence a donc été contrainte de payer des astreintes. Du 2 au 30 novembre 2009, Fedasil a été condamnée, sur requête unilatérale et sous astreinte, à héberger quarante-neuf personnes. |
À ce jour, 27.250 euros ont été payés pour ces personnes, après que les avocats des intéressés ont réclamé le paiement de ces astreintes. Pour mettre fin aux astreintes déjà en cours, Fedasil invite, via leurs conseils, les personnes pour lesquelles il existe une condamnation à payer des astreintes, à se présenter à l’agence, afin de se voir octroyer une place d’accueil. Si les personnes ne se présentent pas, le calcul des astreintes dues pour ces personnes s’arrête donc à la date à laquelle le demandeur d’asile concerné a été invité à se présenter. Dans ce cas également, Fedasil informe les tribunaux concernés de ce que, manifestement, le demandeur d’asile convoqué n’est plus intéressé par un hébergement, de sorte que le paiement de l’astreinte ne se justifie plus. En ce qui concerne les procédures judiciaires, elles sont introduites sur requête unilatérale par le demandeur, devant le président du tribunal du travail, ce qui signifie que Fedasil n’intervient nullement à la cause. Il est donc impossible pour Fedasil de faire valoir son point de vue auprès du président du tribunal du travail. J’en viens au contrôle de l’utilisation des montants. Une condamnation de Fedasil relève d’une décision judiciaire. L’agence n’a pas à vérifier si les montants octroyés sont bien utilisés à des fins d’hébergement ou d’achat de nourriture. Les astreintes sont payées aux avocats des requérants ou, le cas échéant, à l’huissier de justice qui instrumente. Fedasil n’a pas davantage les moyens de contrôler la manière dont les astreintes sont utilisées. Le respect de l’indépendance du pouvoir judiciaire me semble important, comme dans n’importe quelle procédure. Ni Fedasil ni le gouvernement fédéral ne peuvent agir quant aux montants des astreintes, même si je peux partager l’idée que ces montants sont totalement disproportionnés. Par ailleurs, dans le cadre des dossiers pendants en référé et au fond, Fedasil ne manque pas d’informer les tribunaux sur l’évolution de la situation actuelle et des efforts qui sont entrepris en vue d’y remédier. Il faut espérer que la justice tienne compte de cette approche. Bien évidemment, je continue, avec Fedasil et les autres partenaires de l’accueil, à travailler à l’ouverture de nouvelles structures d’accueil et à la recherche de mesures destinées à faire face à l’afflux des demandeurs d’asile. Je tiens d’ailleurs à citer l’exemple de Dinant, pour l’excellente collaboration avec les partenaires, dont les pouvoirs locaux. Grâce à votre action, monsieur Fournaux, nous avons tout de même une perspective immédiate de 234 places dans les tout prochains jours. Je tiens à vous remercier d’avoir contribué à résoudre ce problème humanitaire. J’espère que les efforts du gouvernement seront suivis d’effets et que nous mettrons un terme au paiement d’astreintes qui, j’en conviens avec vous, sont quelque peu démesurées par rapport aux difficultés rencontrées. |
|
De heer Richard Fournaux (MR) . – |
M. Richard Fournaux (MR) . – Je vous remercie de cette réponse, monsieur le ministre.Eu égard au fait que ces condamnations sont individuelles, il est sans doute possible de régler le problème afin d’éviter de devoir s’acquitter de l’astreinte. Pour la population qui ne dispose pas de tous les éléments que vous venez d’exposer, il est difficile d’admettre que des astreintes soient versées. Si de nouvelles condamnations devaient intervenir, il faudrait, par principe, que Fedasil ou le gouvernement introduise un recours, afin de ne pas donner l’impression qu’il accepte ces indemnisations totalement disproportionnées. |
De voorzitter . – Mevrouw Tindemans verwijst naar haar schriftelijk verslag. |
M. le président . – Mme Tindemans se réfère à son rapport écrit. |
De heer Hugo Coveliers (VB) . – Het feit dat de minister bijkomende capaciteit zoekt voor de gevangenissen is positief. Wanneer iemand van zijn vrijheid wordt beroofd, moet hij op een humane manier worden behandeld. Sommige mensen zitten liefst alleen in een cel, anderen misschien liever met twee of drie. Er moeten dan ook voldoende eenpersoonscellen zijn voor de gevangenen die dat wensen, en het siert de minister dat hij daarvoor ruimte zoekt.Er rijzen echter wel een aantal vragen. Ik heb naar de inhoud gekeken van het debat over deze materie in de Tweede Kamer in Nederland. Het debat daar verliep totaal anders dan wat ik lees in het verslag van de commissievergadering in de Senaat, wellicht omdat het debat hier gevoerd werd in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. In Nederland ging het debat over de vraag in hoeverre het aanvaardbaar is dat een vreemde mogendheid mensen gevangen zet op het grondgebied van een andere staat en wat de geldende rechtsmacht is. Wanneer dit verdrag wordt goedgekeurd, zal de rechtsmacht bestaan uit het verdrag als dusdanig en zal de Nederlandse Staat uiteraard kunnen zeggen dat hij zich beperkt tot de terbeschikkingstelling van ruimte. Daarmee is die discussie dus opgelost, maar er kunnen nog andere problemen rijzen. Het eerste probleem is dat er een conflict kan rijzen met betrekking tot de relatie tussen de gedetineerden en de bewaarders. Wanneer die relatie het tuchtrechtelijke aspect overstijgt en strafrechtelijk wordt, zal ze volgens het Nederlandse recht worden behandeld. Wanneer een gedetineerde bijvoorbeeld slagen en verwondingen zou toebrengen aan een Nederlandse penitentiaire beambte, is het Nederlandse recht van toepassing. De minister heeft daarvoor een regeling gevonden in het Europees aanhoudingsbevel. Daardoor moet de betrokken gedetineerde niet eerst naar Wortel worden teruggebracht vooraleer hij wordt overgebracht naar Amsterdam, aangezien alle Europese aanhoudingsbevelen in Nederland in Amsterdam worden behandeld, waar hij al dan niet veroordeeld wordt en dan via Wortel opnieuw naar Tilburg zou worden gebracht. |
M. Hugo Coveliers (VB) . – |
Het tweede probleem is dat voor het tuchtrecht het Belgische recht en dus de wet-Dupont zal gelden en de directeur het tuchtrecht naar Belgisch recht zal moeten toepassen. Hoe zal een spanning tussen beide worden opgelost? Collega Swennen heeft in de commissie een aantal terechte vragen gesteld over de financiering. Ik denk evenmin dat 50 miljoen zal volstaan. De Nederlanders zullen 140 euro per dag per gedetineerde aanrekenen, wat meer is dan de kostprijs in België. De Nederlandse Staat zal de gedetineerden vanuit Tilburg naar Wortel vervoeren. Wie is aansprakelijk als er tijdens het transport iets gebeurt? Welke strafuitvoeringsrechtbank zal bevoegd zijn voor de 500 gedetineerden in Tilburg? Zal de strafuitvoeringsrechtbank van Antwerpen die gedetineerden, die gedomicilieerd zijn in Wortel, erbij moeten nemen? Of zal de minister een nieuwe kamer van de strafuitvoeringsrechtbank oprichten? Die nieuwe kamer kan niet in Tilburg zitting houden omwille van het juridische probleem van een rechtsmacht die uitgeoefend wordt in een vreemd land. Wellicht kan zij in Wortel of Merksplas zitting houden. De vorige minister van Justitie, de heer Van Deurzen, heeft een goed plan gelanceerd over de gevangeniscapaciteit. Nederland kan nu capaciteit ter beschikking stellen omdat het acht jaar geleden geïnvesteerd heeft in bijkomende capaciteit. De toenmalige Belgische minister weigerde toen gevangenissen bij te bouwen. Nochtans wist iedereen in Europa dat meer capaciteit nodig was. Nederland heeft toen wel geïnvesteerd en ook geïnvesteerd in de elektronische boei. Men mag over die laatste niet lichtvaardig oordelen. Bewaakt worden met een elektronische boei is geen lachertje: de gedetineerde mag het huis maar op bepaalde tijdstippen verlaten, om te werken bijvoorbeeld. Dat is vrijheidsberoving, wat uiteindelijk ook de bedoeling is van een gevangenisstraf. Het grote voordeel van de elektronische boei is dat de wederaanpassing aan de gemeenschap dagelijks kan worden getoetst. Tegelijkertijd kan een vergoeding van het slachtoffer worden ingebouwd omdat de gedetineerde een inkomen verwerft. De 500 bijkomende elektronische enkelbanden die de minister in het vooruitzicht stelt, zijn onvoldoende, maar het is een begin. Een elektronische boei is een echte straf, in tegenstelling tot sommige werkstraffen. |
|
Ondanks de creatie van 500 nieuwe gevangenisplaatsen, moet de capaciteit omhoog. Het is ook jammer dat men weigert gevangenissen te bouwen op de daartoe best geschikte plaats, namelijk zo dicht mogelijk bij een gerechtshof. Hierdoor wordt niet alleen het ontsnappingsgevaar verminderd, maar zal ook het transport vlotter verlopen. In mijn stad, Antwerpen, had men een nieuwe gevangenis met één tunneltje kunnen verbinden met het nieuwe gerechtsgebouw zodat de gevangenen te voet naar de onderzoeksrechter zouden kunnen gaan. Men kiest echt voor een sportstadion met een winkelcentrum. In Portland, in de Verenigde Staten, zijn het politiegebouw, het gerechtshof en de gevangenis in één gebouw ondergebracht. Als de minister ervoor kiest om in Ranst of in Puurs een gevangenis te bouwen, dan raken de gevangenen nooit voor de middag in het gerechtshof. De wegen zijn immers dichtgeslibd omdat men blijkbaar geen bruggen wil. Het is overigens ook niet zo humaan om gevangenen over lange afstanden in dergelijke voertuigen te transporteren. De minister weet dat in Nederland ook gevangenisboten worden gebruikt. Zo ligt er in Dordrecht een boot. Die zijn veel goedkoper dan het huren van de gevangenis in Tilburg. De aankoopprijs van een dergelijke boot bedraagt 28 miljoen euro, maar dan is men wel eigenaar. De minister moet dat spoor toch eens overwegen als hij over niet voldoende gevangeniscapaciteit beschikt en moet wachten op allerlei vergunningen om gevangenissen te bouwen. Hij kan niet blijven gevangenissen huren in Nederland. Ik kan mij vinden in het verdrag en ik zal het wetsontwerp goedkeuren. De minister moet wel oog hebben voor de juridische problemen die ongetwijfeld zullen rijzen. Ook moet hij een oplossing vinden voor de mogelijke overbelasting van de strafuitvoeringsrechtbank in Antwerpen. Ten slotte stel ik voor dat de minister – en waarom niet in de Senaat – een voortgangrapportage maakt, waarbij hij om de drie of de zes maanden aangeeft wat de stand van zaken is bij de uitbouw van nieuwe capaciteit. Misschien komt ooit de tijd dat wij gevangenisplaatsen ter beschikking kunnen stellen van bijvoorbeeld Wallonië. |
|
Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR) . – |
Mme Marie Hélène Crombé-Berton (MR) . – « On ne peut juger du degré de civilisation d’une nation qu’en visitant ses prisons. » Ce n’est pas moi qui le dis mais Albert Camus. On peut dire qu’à l’aune de cette sentence, la Belgique fait pâle figure.Le projet de loi que nous sommes invités à voter propose le transfert de détenus belges, exclusivement néerlandophones et tous considérés comme ne présentant pas de risques de dangerosité, vers la prison néerlandaise de Tilburg. La mesure, certes, sonne comme un aveu d’impuissance mais reconnaissons toutefois que ce projet constitue une première réponse au problème de la surpopulation carcérale. Cette année, le chiffre de 10.500 détenus a été dépassé alors que les prisons belges ont une capacité d’accueil de 8.456 lits seulement. Espérons que la conclusion du traité qui lie notre pays aux Pays-Bas soit un premier pas vers un redressement général du système carcéral belge. S’il s’agissait simplement d’une mesure temporaire d’une durée de trois ans, destinée à masquer une apathie qui redeviendrait criante passé ce délai, elle aurait complètement manqué son objectif. La construction de nouvelles prisons et la rénovation des bâtiments existants ont heureusement été décidées et devraient contribuer à faire avancer les choses. Treize nouvelles prisons devraient être érigées et six anciennes supprimées d’ici à 2016. À ce propos, nous attendons que la Région wallonne délivre au plus vite les permis de bâtir qui sont indispensables à l’érection de ces nouvelles prisons. La prison est un mal nécessaire et il est indispensable de trouver des pistes, d’abord parce qu’aujourd’hui toutes les peines inférieures à six mois d’emprisonnement ne sont plus exécutées, ce qui donne un sentiment d’impunité, très mauvais à la fois pour la population et pour tous les services qui œuvrent à la répression de la délinquance. Rappelons-le, éviter la surpopulation des prisons, c’est aussi assurer une sécurité raisonnable à l’intérieur de celles-ci. On sait en effet qu’y sévissent toute une série de trafics, que l’on s’en évade trop souvent et que régulièrement des mouvements de grève y sont déclenchés par des gardiens excédés. Par ailleurs, la prison doit aussi être, pour les délinquants primaires, un lieu de réinsertion des détenus. Nous insistons dès lors sur la nécessité de construire de nouvelles prisons. Il existe bien sûr d’autres pistes. Si les prisons des Pays-Bas comptent des cellules inoccupées, c’est notamment en raison d’une politique qui privilégie les peines alternatives, réduit la détention préventive au strict nécessaire et recourt à l’utilisation du bracelet électronique. Aussi nous revendiquons que le bracelet électronique puisse être considéré comme une peine autonome, tout comme les travaux d’intérêt général. Enfin – et ce n’est pas la moindre des exigences – nous souhaitons que soit garanti un cloisonnement efficace des détenus en fonction des différents types de criminalité et de la durée des peines. Ainsi les inculpés doivent-ils être séparés des condamnés, les jeunes adultes délinquants des criminels lourds, etc. Pour conclure, je dirai que le transfert de détenus belges dans une prison néerlandaise est un palliatif nécessaire mais qu’il ne doit pas servir à occulter tous les autres défis à relever en matière de gestion de la politique carcérale. Il faut que nous fassions en sorte que la prison remplisse son rôle, à savoir permettre de purger une peine qui sanctionne une infraction, être une protection de la société, prévenir la récidive, aider à la réinsertion. Pour toutes ces raisons, le MR soutiendra le projet de loi. |
De heer Guy Swennen (sp.a) . – De sp.a-fractie zal om drie redenen tegen de goedkeuring van dit verdrag stemmen.Ten eerste, zoals collega Coveliers al heeft opgemerkt, hebben wij in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging een hele lijst vragen gesteld. Die vragen waren, net als de antwoorden van de minister, omstandig. Alleen was de omstandigheid van het antwoord op sommige vragen omgekeerd evenredig met de inhoud ervan. Zo zijn, bijvoorbeeld, voor sommige vragen antwoorden aangekondigd en zouden er berekeningen volgen. Onze honger naar vragen en verduidelijkingen is dus niet gestild en dat is een eerste reden om het ontwerp niet goed te keuren. Ten tweede vinden wij de keuze voor een exclusief verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden niet de meest geschikte regeling. Men kan niet tegenspreken dat de Vlaamse Gemeenschap sterk betrokken is. Wij menen dan ook dat een gemengd verdrag met minstens de Vlaamse gemeenschap een betere en logische keuze was geweest. Voor de derde reden verwijzen wij naar de commentaar en de opmerkingen van het Rekenhof bij het ontwerp van begroting 2010. Voor heel deze operatie werd in de begroting geen krediet ingeschreven. Dat is nog geen doodzonde, mochten we in de verantwoording bij de begroting de reden hiervoor terugvinden. In die verantwoording is het echter tevergeefs zoeken naar een verklaring, wat toch niet de logische gang van zaken is. Om die drie redenen zullen wij tegen de goedkeuring van dit verdrag stemmen. |
M. Guy Swennen (sp.a) . – |
De heer Francis Delpérée (cdH) . – |
M. Francis Delpérée (cdH) . – Je vous informe d’emblée que le cdH approuvera le projet de loi qui nous est soumis. Cependant, je tiens à soulever deux questions techniques.La première concerne l’article 3, paragraphe 3, de la convention qui précise qu’en vue de l’exécution de la convention, la Belgique et les Pays-Bas concluront un accord de coopération. Cet accord de coopération a-t-il déjà été conclu ? Les chambres seront-elles appelées à donner leur assentiment à cet accord de coopération ? On nous dit que ce n’est pas un traité au sens de la Convention de Vienne mais que c’est tout simplement un contrat de droit civil néerlandais. Entre qui ce contrat est-il passé ? Entre le ministre De Clerck et M. Balkenende ou bien entre l’État belge et le Royaume des Pays-Bas ? C’est un phénomène plutôt interpellant parce que c’est une manière de disqualifier les traités internationaux en leur donnant tout simplement la forme d’un contrat, avec la conséquence qu’ils ne sont pas soumis au contrôle démocratique des chambres législatives et, en particulier, du Sénat. Le Conseil d’État s’est montré très sévère sur cette façon de travailler. Je suis conscient qu’il y avait une certaine urgence, ce qui a amené à négocier dans un premier temps la convention, mais il serait regrettable que ce morcellement des tâches conduise à un contournement de l’assentiment parlementaire. Ma deuxième observation porte sur l’article 24, paragraphe 3, de la convention qui précise que les deux États pourront conclure, le cas échéant, une prolongation de la convention, prolongeant la mise à disposition de l’établissement pénitentiaire au-delà du 31 décembre 2012, jusqu’au 31 décembre 2013. Le Conseil d’État a déjà suggéré que si les chambres entendaient ainsi donner de manière anticipée un assentiment à cette éventuelle convention, un article spécifique devrait être ajouté au projet de loi. Or, ce n’est pas le cas. Sommes- nous bien d’accord pour dire que le Sénat donne aujourd’hui son assentiment exclusivement à la convention et que l’éventuelle convention de prolongation devra, le moment venu, être à nouveau soumise à notre assemblée ? Je considère que c’est le seul moyen de respecter pleinement les prérogatives du parlement et, en particulier, celles du Sénat en matière de conclusion des traités internationaux. |
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo) . – |
Mme Zakia Khattabi (Ecolo) . – Je ne m’appesantirai pas sur une analyse de cette convention, car cela reviendrait à dire que nous en acceptons le principe même et son préalable qui veut que l’on s’accorde sur l’ouverture de places supplémentaires comme réponse à la surpopulation carcérale.Or, répétons-le à l’occasion de ce débat, le recours irrationnel à l’augmentation de la capacité carcérale, dans ou en dehors du pays, n’est pas une solution pour lutter contre la surpopulation carcérale. Il s’agit d’une politique d’occultation des causes réelles du problème de surpopulation qui a pour effet de le renforcer. Vous adoptez cette politique malgré les recommandations d’instances internationales pour lesquelles l’augmentation de la capacité carcérale n’est pas une solution. Les études criminologiques, comme les exemples du passé, démontrent que l’augmentation de la capacité pénitentiaire appelle inéluctablement le remplissage des nouvelles places. Rappelons à cet égard que la construction des établissements pénitentiaires d’Ittre et d’Andenne n’ont pas permis de résorber le « trop-plein » de détenus. Le plus étonnant, dans ce domaine, est que des exemples étrangers, notamment scandinaves, de politiques réductionnistes, que le ministre ne peut ignorer, ont montré des effets plutôt positifs sur la surpopulation carcérale, sans pour autant transformer ces États en zones de non droit, bien au contraire. |
Cependant, il est évident qu’un tel projet demande un réel courage politique qui prenne en compte les éléments suivants : considérer l’emprisonnement comme la « sanction ultime », réduire l’application et la durée des peines, admettre le caractère inacceptable de la surpopulation et envisager, voire assumer, le refus d’augmenter la capacité pénitentiaire. Nous plaidons donc pour une politique réductionniste proactive et assumée, seule à même d’avoir des effets positifs sur la population carcérale. À défaut, le gouvernement peut déjà se mettre à la recherche d’autres pays pour exporter ses détenus et je vous signale à cet égard que Guantanamo se libère petit à petit. Je vous confirme donc, monsieur le ministre, que mon groupe ne soutiendra en rien ce projet de loi. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – LDD zal zich bij de stemming over dit ontwerp onthouden. LDD pleit reeds jaren voor meer gevangeniscapaciteit. Een verdrag met Nederland voor het gebruik van vijfhonderd plaatsen in de gevangenis van Tilburg is echter niet de juiste manier om tot structurele oplossingen te komen. Daarbij kunnen we de volgende bedenkingen maken.De overplaatsing van vijfhonderd gedetineerden naar Nederland lost het probleem van de overbevolking in onze gevangenissen maar voor een klein stukje op. Vandaag hebben 1.927 gedetineerden geen bed in hun cel. Het Rekenhof wijst erop dat voor de nieuwe basisallocatie in de begroting geen enkel krediet is ingeschreven. De verantwoordingen bij de ontwerpbegroting vermelden ook niet waarom deze kredieten ontbreken. De transfer naar de deels leegstaande strafinrichting van Tilburg zou de Belgische staat volgens de Inspectie van Financiën een slordige 30 miljoen euro per jaar kosten. Dat komt neer op 164 euro per gedetineerde per dag. Dat is een pak meer dan de 127 euro die een gevangene in ons land kost. Er zijn tal van duurzame oplossingen mogelijk om het tekort aan gevangeniscapaciteit op te vangen. LDD wil dat korte gevangenisstraffen, indien het maatschappelijk haalbaar is, worden vervangen door alternatieve sancties zoals werkstraffen, elektronische enkelband en effectieve geldboetes. Verder moet ook worden gedacht aan een meer geïntegreerde samenwerking tussen de overheid en de privésector op alle domeinen van het veiligheidsbeleid. Daarbij bepaalt de overheid in welke mate de gevangenissen worden gebruikt en wordt de privépartner betaald voor de beschikbaarheid van de accommodatie, maar niet voor het aantal gevangenen. In beschikbare overheidsgebouwen, zoals kazernes, kunnen op korte termijn gevangenissen of heropvoedingskampen voor probleemjongeren worden ingericht. Om deze redenen zullen we ons bij de stemming onthouden. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Mevrouw Christine Defraigne (MR) . – |
Mme Christine Defraigne (MR) . – L’état de nos prisons, dont Albert Camus disait qu’il était l’aune pour juger notre degré de civilisation, est bien connu depuis longtemps. Le problème de la surpopulation carcérale n’est pas neuf.Lorsque sous la législature précédente, nous avons débattu de certaines évasions, on a remis sur le tapis le fait que, pendant la législature 1995-1999, le problème était déjà criant. Je ne prétendrai pas, il va de soi, que ce facteur est la seule cause des évasions. En 2003, lorsque je suis arrivée au Sénat, l’une de mes premières requêtes avait été de constituer un groupe de travail pour réaliser un audit de l’état de nos prisons. J’ignore si cela aurait vraiment été utile car une simple visite effectuée avec certains collègues a suffi pour nous rendre compte que dans notre pays, des citoyens, des êtres humains vivent sous le seuil de la dignité. Monsieur le ministre, à propos de ce projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas, nous nous trouvons face à une difficulté majeure. En effet, qu’un État ait laissé s’aggraver une situation, l’ait laissé pourrir, et qu’il doive se tourner vers son voisin pour exercer une mission fondamentale pose question. L’État gendarme a ici du plomb dans l’aile. Qu’un État ne soit plus capable d’assumer ses missions régaliennes les plus fondamentales, à savoir rendre la justice, sanctionner en cas de nécessité et exécuter les décisions de justice, pose également question. Dans son intervention, Mme Crombé a parlé d’« aveu d’impuissance ». J’estime qu’il s’agit de la déliquescence, du délitement de nos institutions. Il est vrai qu’avec des si, on mettrait Paris en bouteille. Mais je ne puis m’empêcher de penser : « Si nous nous étions attelés plus tôt à un « masterplan » ; si nous avions fait en sorte que les peines alternatives soient exécutées ; si nous avions fait du bracelet électronique beaucoup plus tôt non pas une simple modalité d’exécution de la peine mais une peine autonome à part entière » et je me dis qu’avec les 120 millions d’euros qui seront consacrés à cette convention qui pourrait, comme l’a laissé entendre M. Delpérée, durer plus de quatre ans, nous aurions pu, me semble-t-il, prendre pas mal de mesures. Je remarque que la question de la surpopulation carcérale, sans vouloir créer un problème communautaire supplémentaire, est plus ou moins préoccupante selon que l’on se trouve au nord ou au sud du pays. |
Je me réjouis toutefois d’apprendre qu’aucun prisonnier francophone n’ira à Tilburg. C’est du moins ce que vous avez dit, monsieur le ministre, dans votre réponse en commission, ajoutant « en principe ». Néanmoins je m’interroge sur les droits des détenus, sur l’égalité de traitement et sur les discriminations éventuelles. Les faits pénalement répréhensibles commis dans une prison belge seront sanctionnés en vertu du droit belge. De la même manière, des faits pénalement répréhensibles commis dans une prison néerlandaise seront sanctionnés en vertu du droit néerlandais, d’où une différence de traitement. Vous répondez à cette remarque en annonçant que le directeur sera belge et que les statuts seront comparables. Cela n’a cependant rien à voir ! Les différences de traitement, qui découlent de l’application des principes de droit, posent un problème. Je ne reviendrai pas sur les explications techniques et pertinentes de M. Delpérée. Je voudrais cependant signaler que dans son avis, le Conseil d’État, qui n’est pas spécialement tendre, souligne que la note d’instructions de recours à la force dans les établissements pénitentiaires doit être annexée à la convention. Pourquoi cette remarque n’est-elle pas suivie ? Si une mutinerie éclate dans cet établissement, appliquera-t-on les mêmes procédures qu’en Belgique ? Vous me répondrez, monsieur le ministre, que vous avez au moins tenté de trouver une solution, même provisoire. Je vous dirai que le problème n’est pas neuf ; vous étiez déjà ministre de la Justice voici onze ans. Je sais que ce n’est pas en pleurant sur le lait répandu que l’on va faire progresser les choses. Mais quand même ! Je ne peux accepter ce délitement de nos institutions parce qu’on ne sait pas assumer ses missions fondamentales. Avec ces 120 millions d’euros – cinq milliards de francs belges –, il était possible de mener une autre politique, notamment grâce à l’utilisation de bracelets électroniques. Je ne voterai pas contre ce projet bien que je m’interroge sur le plan des principes. Je veux en effet mettre à votre crédit la recherche d’une solution, même si elle est provisoire et même si certains de ses aspects me heurtent. Je m’abstiendrai donc car je pense que, face à un projet comme celui-ci, il convient de tirer la sonnette d’alarme et d’émettre des inquiétudes à l’égard du fonctionnement de notre État. |
|
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – Het verdrag over het ter beschikking stellen van Nederlandse gevangeniscellen is iets uitzonderlijks. Het is een methode om een oplossing te vinden voor het probleem van de overvolle gevangenissen. In 1996 al schreef ik een oriëntatienota voor de uitbouw van een strafuitvoeringsbeleid. Op basis van die nota werden heel wat nieuwe initiatieven genomen, alternatieve straffen ingevoerd, het elektronisch toezicht uitgebreid en justitiehuizen opgericht. Binnenkort is er overigens een colloquium rond tien jaar justitiehuizen.De overbevolking blijft evenwel een aanzienlijk probleem. Er is een structureel tekort aan 2.000 gevangeniscellen. In 2008 heeft de regering beslist zwaar te investeren in bijkomende capaciteit en een aantal gevangenissen te vervangen omdat ze niet meer beantwoorden aan de minimale normen. Het investeringsdossier loopt en ik wil daar gerust elke week in het parlement verslag over uitbrengen. Ik hoop dat ook de Waalse regering uitzoekt waar nieuwe gevangenissen kunnen worden gebouwd. We moeten wel beseffen dat we ten vroegste tegen 2012 over nieuwe gevangenissen zullen beschikken. In afwachting kunnen we voor ons acuut probleem gebruik maken van Nederlandse cellen. Nederland heeft in het verleden veel meer in gevangenissen geïnvesteerd waardoor straffen met zekerheid werden uitgevoerd en de straffeloosheid is verminderd, en het land uiteindelijk 3000 cellen op overschot heeft. Wat is er tegen het feit dat België veertig kilometer over de grens een Nederlandse gevangenis tijdelijk gebruikt? Het is geen klassieke, maar en verantwoorde keuze. Het gaat om minimum 500 en maximum 681 plaatsen. Ik geef kort nog een antwoord op een aantal vragen. Bij een mogelijk conflict tussen het tuchtrecht en het strafrecht zal de directeur contact opnemen met de officier van Justitie, maar het strafrecht primeert. Als er in de gevangenis een delict begaan wordt, zal de Nederlandse autoriteit optreden en zal naar Nederlands strafrecht verder worden vervolgd. Nederland staat in voor het transport. Alleen voor uitzonderlijk beveiligd transport geldt een aparte regeling. De verkeersaansprakelijkheid op Belgische wegen valt onder het gemeen recht. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
Aangezien de Nederlandse cellen als een verlenging van Wortel worden gezien, is in principe de strafuitvoeringsrechtbank van Antwerpen bevoegd, dat belet echter niet dat gevangenen die van Nederland naar Wortel terugkeren, ingevolge een of andere verdeling voor een andere strafuitvoeringsrechtbank kunnen verschijnen. Inzake het elektronisch toezicht gebruiken we op het ogenblik de volle capaciteit van het oude contract, dat nog loopt tot maart volgend jaar. Met 1.000 sets op vaste telefoons zitten we vandaag op ons maximum, maar in het contract waarover we op het ogenblik onderhandelen, hopen we dat aantal uit te breiden tot 1.500 sets op mobiele telefoons. Een van de sprekers stelde een vraag over de pontons. De berekening heeft duidelijk uitgewezen dat die duurder uitvallen. De aankoopprijs alleen al was 30 miljoen euro per ponton en daarop moet je nog een hele infrastructuur organiseren. Als je die pontons bijvoorbeeld naar de haven van Antwerpen laat overkomen en ze daar installeert, dan moet je daarnaast nog een landinfrastructuur organiseren en extra personeel in dienst nemen. Dat zou de kosten uiteraard de hoogte in jagen. En ook dat zou maar een tijdelijke oplossing bieden, want die pontons zijn niet bedoeld voor een langere detentie, maar alleen voor een tijdelijk verblijf van vreemdelingen. Ik ben uiteraard bereid het parlement over al die kwesties verder te blijven informeren. |
|
En réponse à Mmes Defraigne et Crombé, j’admets qu’il s’agit effectivement d’un aveu d’impuissance. Nous n’avons pas une capacité suffisante. Nous avons toutefois un plan d’investissement avec la Régie des bâtiments. Il a été décidé de construire sept nouvelles prisons. Mais ces prisons ne seront prêtes au plus tôt qu’en 2012. Le gouvernement wallon devrait prendre rapidement une décision sur l’emplacement de deux prisons. Pour les deux sites en région flamande, nous avons déjà la décision du gouvernement flamand. Pour la Wallonie nous avons proposé trois sites. Le choix appartient au gouvernement wallon. Nous avons réalisé une sélection de treize consortiums pour construire deux prisons en Wallonie et deux en Flandre. On doit les informer au plus tôt de la localisation des prisons. Mais j’ai toute confiance, le ministre wallon compétent prendra rapidement ses responsabilités. Peut-être aujourd’hui ou demain ? J’attends avec impatience. Toujours est-il qu’aujourd’hui nous avons un défaut de capacité et je veux une solution car la surpopulation carcérale est un fait inacceptable. Elle enfreint la dignité humaine. C’est pourquoi il faut saisir l’opportunité qui se présente en Hollande, à quarante kilomètres de notre frontière et pour une période transitoire. Monsieur Delpérée, je vous rassure c’est pour une période transitoire qui n’ira pas au-delà de 2013 si on fait usage de la possibilité de prolongation prévue dans la convention. Je n’ai en tout cas pas l’intention de demander quelque prolongation que ce soit au-delà de 2013. |
|
De heer Francis Delpérée (cdH) . – |
M. Francis Delpérée (cdH) . – La question est de savoir si on revient devant cette assemblée en cas de demande de prolongation. |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Nous ne ferons rien de plus que ce qui est prévu dans la convention. Nous ne reviendrons devant cette assemblée que si nous nous écartons de la convention. Tout ceci n’empêche que se poursuive le débat sur l’exécution des peines en général : les amendes, le bracelet électronique, etc.En ce qui concerne les détenus francophones, ceux-ci ne sont a priori pas concernés par le transfert dans la prison hollandaise. Toutefois, si un francophone en fait la demande, il pourra être transféré en Hollande tout en conservant le droit de révoquer cette demande à tout moment et donc de revenir en Belgique. Le système me semble convenablement agencé. |
Dan was er nog de vraag naar de manier waarop de gemeenschappen bij het verdrag zijn betrokken en waarom er geen gemengd verdrag is gesloten. Wij hebben die zaak voorgelegd aan de Werkgroep gemengde verdragen bij de FOD Buitenlandse Zaken, die nagaat welke methodiek er bij dergelijke verdragen moet worden gevolgd. Alle overheden zijn daarin vertegenwoordigd en hebben beslist dat er geen gemengd verdrag moest komen, omdat alle rechten zuiver federaal zijn. Voor de rechten en verplichtingen van de gemeenschappen verandert er namelijk niets. De rechten van de Vlaamse Gemeenschap in Wortel blijven onverkort van toepassing op de afdeling gevangen in Tilburg. De opmerkingen van de heer Swennen heb ik overigens al beantwoord in de commissie voor de Justitie. Wat de begroting betreft, moet gezegd dat het om een groot bedrag gaat, namelijk 30 miljoen. Ik heb in de commissie voor de Justitie al uitgelegd dat de kostprijs per dag in België ook vrij hoog ligt, maar dat men die in Nederland preciezer berekent. De kostprijs van de gebouwen komen daar ten laste van het departement Justitie, de pensioenrechten vallen ten last van elk departement, waardoor de kostprijs per gevangene in Nederland hoger ligt dan bij ons. Als wij onze prijs zouden berekenen zoals in Nederland en het aandeel van de Regie der Gebouwen en de pensioenen zouden meerekenen, dan zou wij ook op een hoger bedrag komen. De prijs die wij in Nederland betalen is dus een correcte prijs. De weerslag op de federale begroting is nog niet verrekend, omdat de begroting al was opgemaakt en goedgekeurd nog voor dit verdrag was geregeld. Bij de volgende begrotingscontrole zullen wij de nodige middelen hiervoor uittrekken. Daarover is er al een politiek akkoord gesloten, het moet alleen nog cijfermatig in de begroting worden opgenomen. |
|
En ce qui concerne le contrat de coopération, le Conseil d’État a effectivement demandé plus de précisions dans la convention. Dès lors, tous les éléments essentiels ont été ajoutés au texte de base. Une convention existe effectivement, en application de l’article 3, alinéa 3, mais elle porte sur des détails de la coopération comme les heures d’ouverture, la correspondance, la cantine, etc. Nous devons aussi veiller à ce que les droits belges soient appliqués aux Pays-Bas. Seuls les points importants sont repris dans la convention. Des éléments tout à fait subsidiaires portant sur l’hygiène et le genre de vêtement par exemple n’ont pas leur place dans une convention entre les deux royaumes. |
|
Kazernes zijn geen oplossing. Daarop hoef ik dus niet verder in te gaan. De keuze voor Nederlandse cellen is tijdelijk, maar noodzakelijk. De beslissing zal maken dat, zo mogelijk vanaf 1 januari, een onhoudbare toestand van overbevolking wordt gelenigd, die weegt op het personeel en de gedetineerden. Ik ben het ermee eens dat de beslissing ons evengoed moet aanzetten om zo vlug mogelijk te investeren in Belgische gevangenissen en zo vlug mogelijk een integraal beleid te voeren op het vlak van strafuitvoering om een humane detentie te kunnen garanderen. |
|
De heer Guy Swennen (sp.a) . – Een punt heb ik niet begrepen. De minister zegt dat de kost nog niet is opgenomen in de begroting omdat de maatregel nog niet was goedgekeurd door het parlement. Ik dacht dat het anders was voor een maatregel die duidelijk is afgesproken binnen de regering. |
M. Guy Swennen (sp.a) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – Aangezien het verdrag nog niet zo lang geleden is ondertekend, kon het bedrag niet worden ingeschreven in de begroting. Bij een volgende begrotingsaanpassing zullen daartoe schikkingen worden getroffen, zoals regelmatig gebeurt op basis van nieuwe besluitvorming.De begroting voorziet wel in een artikel, maar het bedrag is nog niet ingevuld. Als de procedure zowel in België als in Nederland is afgewerkt, zal het bedrag worden ingeschreven. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
De heer Hugo Coveliers (VB) . – De minister heeft op al mijn opmerkingen geantwoord. Ik noteerde dat hij ervoor zal zorgen dat de strafuitvoeringsrechtbank van Antwerpen meer personeel en eventueel een bijkomende magistraat krijgt.Ik heb nog één bedenking. Ik hoor al meer dan tien jaar klagen over het gebrek aan capaciteit in onze gevangenissen. Nederland is niet de ideale oplossing. De ideale oplossing bestaat erin de capaciteit in België uit te breiden. Waarschijnlijk heeft de minister gelijk de overcapaciteit in Nederland te benutten. We hebben bovendien de zekerheid dat twee derde van de gevangenisstraf wordt uitgezeten, conform de Nederlandse wetgeving. Dat zal maken dat de strafrechter kortere gevangenisstraffen uitspreekt, waardoor de gevangenispopulatie vermindert. Er moest iets gebeuren. Nu gebeurt er eindelijk iets, ondanks alle gebreken die verbonden zijn aan de maatregel. Het zou hypocriet zijn die maatregel niet te steunen. Daarom zullen wij het wetsontwerp houdende instemming met het verdrag steunen, ook al vertoont de oplossing gebreken. Wij blijven hopen dat de minister verder werkt aan de nodige oplossingen. |
M. Hugo Coveliers (VB) . – |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 4-1491/1.) |
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 4-1491/1.) |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 4-1469) (Evocatieprocedure) |
Projet de loi portant des dispositions fiscales et diverses (Doc. 4-1469) (Procédure d’évocation) |
De voorzitter . –De heer Fontaine verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
M. le président . – M. Fontaine se réfère à son rapport écrit. |
De heer John Crombez (sp.a) . – Mijnheer de voorzitter, ik wil kort toelichten waarom onze fractie tegen het wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen zal stemmen.Bij de laatste bespreking voor de stemming in commissie is nog ruim gediscussieerd over de fiscale aftrek van de sociale dienstencheques. Er werd meer uitleg gevraagd over het voorwerp van de uitzondering. Het is toch belangrijk, als bepaalde dienstencheques geen fiscale aftrek genieten, om zeer precies aan te geven om welke dienstencheques het gaat. Na een lange discussie heb ik een antwoord gekregen, maar nadien heb ik vastgesteld dat de regering op een andere plaats op dezelfde vraag een ander antwoord heeft gegeven. Bij wijze van bezwaar tegen die werkwijze zal onze fractie tegenstemmen. |
De heer John Crombez (sp.a) . – |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, zie stuk 4-1469/4.) |
(Pour le texte amendé par la commission des Finances et des Affaires économiques, voir document 4-1469/4.) |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
De voorzitter . – De heer Collas verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
M. le président . – M. Collas se réfère à son rapport écrit. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-2183/3.) |
(Le texte adopté par la commission des Finances et des Affaires économiques est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 52-2183/3.) |
– De artikelen 1 tot 6 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
– Les articles 1er à 6 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
Stemming 1 |
Vote nº 1 |
Aanwezig: 53 |
Présents: 53 |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 4-1469) (Evocatieprocedure) |
Projet de loi portant des dispositions fiscales et diverses (Doc. 4-1469) (Procédure d’évocation) |
Stemming 2 |
Vote nº 2 |
Aanwezig: 53 |
Présents: 53 |
De heer Hugo Coveliers (VB) . – Ik heb mij onthouden omdat ik een stemafspraak heb met mevrouw Els Schelfhout, die om persoonlijke reden niet aanwezig kon zijn. |
M. Hugo Coveliers (VB) . – Je me suis abstenu parce que j’ai pairé avec Mme Els Schelfhout qui ne pouvait pas être présente pour des raisons personnelles. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– Le projet de loi est adopté. – Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Ten gevolge van deze stemming vervallen: |
– À la suite de ce vote deviennent sans objet : |
– het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de aanrekening van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen en brugpensioenen (van de heer Wouter Beke c.s., Stuk 4-1450); |
– la proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l’imputation de la réduction d’impôt pour allocations de chômage et prépensions (de M. Wouter Beke et consorts, Doc. 4-1450) ; |
– het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied van de aftrekbare giften tot de instellingen en verenigingen binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1451). |
– la proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue d’étendre le champ d’application des libéralités déductibles aux associations établies dans un État membre de l’Espace économique européen (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1451). |
(De oppositie verlaat de zaal) |
(L’opposition quitte la salle) |
Stemming 3 |
Vote nº 3 |
Aanwezig: 36 |
Présents: 36 |
De heer Hugo Coveliers (VB) . – Voor ik wist dat de meerderheid niet in aantal was, heb ik afgesproken en mijn woord gegeven. Ik wens dat te houden. (Applaus) |
M. Hugo Coveliers (VB) . – J’ai pairé avant de savoir que la majorité n’était pas en nombre. J’ai donné ma parole et je veux m’y tenir. (Applaudissements) |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
– Le projet de loi est adopté. – Il sera soumis à la sanction royale. |
De voorzitter . – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
M. le président . – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
Donderdag 10 december 2009 |
Jeudi 10 décembre 2009 |
’ s ochtends om 10 uur |
le matin à 10 heures |
Evocatieprocedure |
Procédure d’évocation |
Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te ’s-Gravenhage op 28 mei 1970; Stuk 4-1266/1 en 2. |
Projet de loi portant assentiment à la Convention européenne sur la valeur internationale des jugements répressifs, faite à La Haye le 28 mai 1970 ; Doc. 4-1266/1 et 2. |
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, betreffende strategische milieueffectrapportage, gedaan te Kiev (Oekraïne) op 21 mei 2003; Stuk 4-1437/1. |
Projet de loi portant assentiment au Protocole à la Convention sur l’évaluation de l’impact sur l’environnement dans un contexte transfrontière, relatif à l’évaluation stratégique environnementale, fait à Kiev (Ukraine) le 21 mai 2003 ; Doc. 4-1437/1. |
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Turkije inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, ondertekend te Istanboel op 31 oktober 2008; Stuk 4-1489/1 en 2. |
Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et le Gouvernement de la République de Turquie sur l’exercice d’activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, signé à Istanbul le 31 octobre 2008 ; Doc. 4-1489/1 et 2. |
Wetsontwerp tot hervorming van het hof van assisen; Stuk 4-924/6 tot 8. (Pro memorie) |
Projet de loi relative à la réforme de la cour d’assises ; Doc. 4-924/6 à 8. (Pour mémoire) |
Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (van mevrouw Nahima Lanjri c.s.); Stuk 4-840/1 tot 5. |
Proposition de loi visant à rendre le volontariat accessible aux étrangers (de Mme Nahima Lanjri et consorts) ; Doc. 4-840/1 à 5. |
Evaluatie van de nieuwe asielprocedure; Stuk 4-1204/1. |
Évaluation de la nouvelle procédure d’asile ; Doc. 4-1204/1. |
Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, teneinde deze wet een grotere bekendheid te geven bij het publiek (van mevrouw Christine Defraigne); Stuk 4-509/1 tot 4. |
Proposition de loi complétant la loi du 22 août 2002 relative aux droits du patient, en vue d’assurer davantage sa publicité (de Mme Christine Defraigne) ; Doc. 4-509/1 à 4. |
Toe te voegen: |
À joindre : |
– Voorstel van resolutie met het oog op het verplicht aanbrengen van informatie om de patiënten te wijzen op hun rechten in artsenpraktijken, wachtzalen van ziekenhuizen, medische huizen en alle plaatsen die bestemd zijn voor medische zorgverlening (van mevrouw Christiane Vienne); Stuk 4-769/1 en 2. |
– Proposition de résolution visant à imposer dans les cabinets médicaux, les salles d’attente des hôpitaux, les maisons médicales et dans les lieux destinés à offrir des soins médicaux, l’affichage d’une information destinée à sensibiliser les patients de leurs droits (de Mme Christiane Vienne) ; Doc. 4-769/1 et 2. |
Voorstel van resolutie betreffende de prioriteit voor gezondheidszorg, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid, tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap (van mevrouw Marleen Temmerman c.s.); Stuk 4-1485/1 en 2. |
Proposition de résolution relative à la nécessité d’accorder une attention prioritaire aux soins de santé y compris en matière de santé sexuelle et reproductive, durant la présidence belge de l’UE (de Mme Marleen Temmerman et consorts) ; Doc. 4-1485/1 et 2. |
’ s namiddags om 15 uur |
l’après-midi à 15 heures |
Inoverwegingneming van voorstellen. |
Prise en considération de propositions. |
Actualiteitendebat en mondelinge vragen. |
Débat d’actualité et questions orales. |
Hervatting van de agenda van de ochtendvergadering. |
Reprise de l’ordre du jour de la séance plénière du matin. |
Vanaf 17.30 uur : Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel. |
À partir de 17 heures 30 : Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée. |
Vragen om uitleg: |
Demandes d’explications : |
– van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-regelgeving van toepassing op boeken" (nr. 4-1231); |
– de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le régime de TVA applicable aux livres » (nº 4-1231) ; |
– van de heer Joris Van Hauthem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de berekening van de financiering van de actieplannen inzake de verkeersveiligheid" (nr. 4-1284); |
– de M. Joris Van Hauthem au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le calcul du financement des plans d’action en matière de sécurité routière » (nº 4-1284) ; |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van het project ‘Beeldvorming rond mensen in armoede’ van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en het subsidiëringsbeleid van de Nationale Loterij" (nr. 4-1285); |
– de Mme Cindy Franssen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le financement du projet ‘Beeldvorming rond mensen in armoede’ du Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen et sur la politique de subvention de la Loterie nationale » (nº 4-1285) ; |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het tapijt in de gebouwen en de personeelsproblemen bij de FOD Financiën" (nr. 4-1287); |
– de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le tapis dans les bâtiments et les problèmes de personnel au sein du SPF Finances » (nº 4-1287) ; |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de elektronische facturatie" (nr. 4-1288); |
– de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la facturation électronique » (nº 4-1288) ; |
– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de kleine slachthuizen" (nr. 4-1271); |
– de M. Dimitri Fourny à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur « les petites structures d’abattage » (nº 4-1271) ; |
– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de referentiebedragen toegepast op de klinieken" (nr. 4-1272); |
– de M. Dimitri Fourny à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les montants de référence appliqués aux hôpitaux » (nº 4-1272) ; |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de registratie van de vaccinaties tegen de Mexicaanse griep" (nr. 4-1290); |
– de M. Wouter Beke à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’enregistrement des vaccinations contre la grippe mexicaine » (nº 4-1290) ; |
– van de heer Philippe Monfils aan de minister van Justitie over "de veiligheidsmaatregelen voor het bezit van wapens door particulieren" (nr. 4-1273); |
– de M. Philippe Monfils au ministre de la Justice sur « les mesures de sécurité pour la détention d’armes par des particuliers » (nº 4-1273) ; |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Justitie over "de toename van het aantal uithuiszettingen" (nr. 4-1280); |
– de Mme Cindy Franssen au ministre de la Justice sur « l’augmentation du nombre d’expulsions de locataires » (nº 4-1280) ; |
– van de heer Dimitri Fourny aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de erkenning van het beroep van auto-expert en de oprichting van een Instituut" (nr. 4-1267); |
– de M. Dimitri Fourny à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur « la reconnaissance du titre d’expert automobile et la création d’un Institut » (nº 4-1267) ; |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Landsverdediging over "het statuut van de veteranen" (nr. 4-1269); |
– de M. Patrik Vankrunkelsven au ministre de la Défense sur « le statut des vétérans » (nº 4-1269) ; |
– van de heer Jean-Paul Procureur aan de minister van Landsverdediging over "de schietoefeningen uitgevoerd door het bedrijf MECAR" (nr. 4-1270); |
– de M. Jean-Paul Procureur au ministre de la Défense sur « les essais de tirs effectués par l’entreprise MECAR » (nº 4-1270) ; |
– van de heer Geert Lambert aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van een vliegtuig van het Belgisch Leger door de EU-raadsvoorzitter" (nr. 4-1279); |
– de M. Geert Lambert au ministre de la Défense sur « l’utilisation d’un avion de l’Armée belge par le président du Conseil de l’Union européenne » (nº 4-1279) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de algemene contractvoorwaarden in de sector van de internettoegang via teledistributie" (nr. 4-1274); |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre du Climat et de l’Énergie sur « les conditions contractuelles dans le secteur de l’accès à l’Internet par télédistribution » (nº 4-1274) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de inmenging van de operatoren in de persoonlijke levenssfeer in het kader van omroeptransmissie" (nr. 4-1275); |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’ingérence des opérateurs dans la vie privée des clients dans le cadre de la radiodiffusion » (nº 4-1275) ; |
– van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het uitblijven van een definitieve regeling voor de functionele tweetaligheid van de managers" (nr. 4-1278); |
– de M. Joris Van Hauthem à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur « l’absence de réglementation définitive pour le bilinguisme fonctionnel des managers » (nº 4-1278) ; |
– van mevrouw Dominique Tilmans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het niet vacant verklaren van de betrekking van directeur–administratief coördinator bij de federale politie voor het gerechtelijk arrondissement Neufchâteau" (nr. 4-1277); |
– de Mme Dominique Tilmans à la ministre de l’Intérieur sur « la non-ouverture à candidature du poste de directeur–coordinateur administratif de la police fédérale pour l’arrondissement judiciaire de Neufchâteau » (nº 4-1277) ; |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan een begeleidingsscenario voor asbestvervuiling na brand" (nr. 4-1286); |
– de Mme Cindy Franssen à la ministre de l’Intérieur sur « l’absence de scénario d’accompagnement en matière de pollution à l’amiante consécutive à un incendie » (nº 4-1286) ; |
– van mevrouw Dominique Tilmans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de situatie van de brandweerdiensten" (nr. 4-1291); |
– de Mme Dominique Tilmans à la ministre de l’Intérieur sur « la situation des services d’incendie » (nº 4-1291) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "de mogelijkheid om het rijexamen af te leggen in een andere taal dan de streektaal" (nr. 4-1283); |
– de M. Hugo Vandenberghe au secrétaire d’État à la Mobilité sur « la possibilité de présenter l’examen de conduite dans une langue autre que celle de la région » (nº 4-1283) ; |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over "de onmogelijkheid voor minderjarige asielzoekers om zich bij een voetbalclub in te schrijven" (nr. 4-1281); |
– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « l’impossibilité pour des demandeurs d’asile mineurs de s’inscrire dans un club de football » (nº 4-1281) ; |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over "het resettlement-programma van de regering" (nr. 4-1282); |
– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « le programme de réinstallation du gouvernement » (nº 4-1282) ; |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de staatsecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over "de winterplannen voor daklozen" (nr. 4-1276). |
– de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « les plans d’hiver pour les sans-abri » (nº 4-1276). |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Phishing is een pest die het internet al enkele jaren teistert. Tot nog toe dook phishing vooral op websites op waaraan cybercriminelen rechtstreeks geld verdienen. Phishing staat bekend als een vorm van oplichting. Criminelen gebruiken het internet om via deze praktijk persoonlijke informatie van derden in hun bezit te krijgen. Ze misleiden de mensen met e-mails en websites die uitingen lijken van bekende en betrouwbare bedrijven. Maar in werkelijkheid zijn het vervalsingen. In die e-mails en op die websites vragen ze bijvoorbeeld naar inloggegevens en/of kredietkaartinformatie.Sinds begin dit jaar duiken er meer en meer phishingaanvallen op die zich richten op gebruikers van de socialenetwerksite Facebook. Volgens de internetbeveiligingsdienst X-Force van IBM is het aantal phishingaanvallen op het internet de afgelopen maanden verdrievoudigd. Gepikte Facebookaccounts zijn dan ook erg waardevol voor criminelen. Op dit ogenblik lopen twee wereldwijde Facebook-phishingcampagnes, die elk al e-mails naar miljoenen gebruikers hebben gestuurd. Zijn er relevante cijfers ter beschikking over het aantal phishingaanvallen op het internet, vooral met betrekking tot Facebook? Acht de minister het aangewezen maatregelen te nemen om de burgers beter te beschermen tegen phishingaanvallen? Acht de minister het wenselijk deze problematiek op Europees niveau te bespreken? |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Declerck.De politie heeft geen relevante cijfers over het aantal phishingaanvallen op het internet. Softwarebedrijven als Symantec en Kaspersky, of publiek-private organisaties als de Anti-Phishing Working Group (APWG) brengen geregeld rapporten uit die cijfers bevatten over het aantal gedetecteerde phishingsites. Volgens die rapporten zou het aantal gedetecteerde phishingaanvallen nog steeds toenemen. Zo vermeldt het laatste rapport van de APWG over het eerste halfjaar 2009 dat ze in mei 37.165 meldingen heeft gekregen over phishingaanvallen, of 7 procent meer dan het hoogste aantal vorig jaar, terwijl dat er 5 jaar eerder, in mei 2004, slechts 1197 waren. Het aantal gedetecteerde phishingwebsites steeg in juni tot 49.084, het op een na hoogste cijfer sinds het record in april 2007 met 55.643 phishingwebsites. De meest geviseerde sector blijft de financiële dienstensector: 78 procent van de phishingaanvallen in het eerste kwartaal en 81 procent in het tweede kwartaal van dit jaar waren op die sector gericht. Sinds medio 2009 heeft men in golven phishingaanvallen op facebookgebruikers vastgesteld. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De Federal Computer Crime Unit (FCCU) van de federale gerechtelijke politie stelt eveneens vast dat de socialenetwerksite Facebook sinds 2009 opvallend vaker dan vroeger voorkomt in meldingen van internauten op het eCops-meldpunt. Het gaat niet allen om meldingen van phishingaanvallen, maar ook om meldingen van gehackte accounts, belaging of stalking, laster en zedenfeiten. Alertheid en veilig surfgedrag kunnen in veel gevallen slachtoffers voorkomen. De beste maatregel is preventie. Het is duidelijk dat de burger onvoldoende besef heeft van computercriminaliteit en niet weet hoe hij zich daartegen kan wapenen. De FCCU is van oordeel dat er op dat vlak een bijzonder grote nood is aan een nationale of Europese preventiecampagne. Vanuit het oogpunt consumentenbescherming onderneemt de FOD Economie reeds initiatieven. Op het reactieve vlak focust de FCCU zich op het onmiddellijk offline halen en onderzoeken van phishingsites die gehost worden op servers die zich op het Belgische grondgebied bevinden of waarvan het Top Level Domain ".be" is. In de andere gevallen worden de respectieve buitenlandse politiediensten via Interpol op de hoogte gebracht. De responstijd is in die gevallen dan ook aanzienlijk langer. Zodra de infrastructuur optimaal is, zal het in de nabije toekomst ook mogelijk zijn om, op bevel van een magistraat, de toegang tot phishingsites die zich in het buitenland bevinden te blokkeren voor Belgische internauten. Die infrastructuur wordt momenteel verder ontwikkeld door FedICT waarbij het de bedoeling is ze operationeel te krijgen in de eerste helft van volgend jaar. Phishing is een internationaal probleem. Zoals eerder gemeld, heeft de Belgische politie momenteel weinig vat op phishingsites die zich in het buitenland bevinden. Een verdere Europese afstemming tussen politiediensten en de Computer Emergency Response Team’s (CERT) zou de responstijd in het offline halen van deze sites mogelijk kunnen verkorten zodat minder mensen het slachtoffer worden van phishing. Op het Belgische niveau tracht de FCCU met dat oogmerk de samenwerking met CERT.be verder uit te diepen. Via het Belgische CERT ontvangt de FCCU trouwens het merendeel van de phishingmeldingen waarvoor België bevoegd is. |
|
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – In 1998 werd in ons land het Octopusakkoord gesloten waarbij een eenheidspolitie werd tot stand gebracht op twee niveaus, lokaal en federaal.Op het ogenblik is er dus één federale politie met daarnaast 196 lokale politiezones, waarvan er vijftig slechts één gemeente bestrijken. De Belgische politie stelt momenteel 47.526 personen tewerk, van wie 8000 burgers zonder politiebevoegdheid. Volgens het rapport zijn dit zijn er 14 % meer dan vóór de politiehervorming. Na tien jaar maakte de Federale Politieraad een evaluatie. Een vaak gehoorde kritiek is dat de Belgische politie een Mexicaans leger is, met teveel commissarissen. Ons land telt momenteel 585 hoofdcommissarissen, 3300 commissarissen, 8190 hoofdinspecteurs, 23.437 inspecteurs en 1160 agenten. Volgens de regel dient deze verhouding 1 tegenover 3 tegenover 9 te zijn. Ze is nu echter 1 tegenover 2,1 tegenover 6. Vooral bij de federale politie zouden er teveel leidinggevenden zijn. Ook bij sommige grote lokale korpsen is dat zo. De stad Antwerpen met 450.000 inwoners telt momenteel, naast de korpschef, 170 commissarissen en nog eens 11 hoofdcommissarissen. Ter vergelijking: de politie van Amsterdam heeft één hoofdcommissaris en drie commissarissen voor 900.000 inwoners. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
Die cijfers roepen natuurlijk vragen op. Ik zou niet graag hebben dat men in het buitenland de indruk krijgt dat Antwerpen op crimineel gebied een zeer gevaarlijke stad is. Ik wil niet dat men de indruk krijgt dat het aantal leidinggevenden bij de politie een rechtstreekse aanwijzing is voor een stijgende criminaliteitsgraad. Wij worden daar vaak op aangesproken. Acht de minister het aangewezen maatregelen te nemen om het eventueel teveel aan commissarissen in te dijken? Hoe moet dit gedaan worden of hoe kan dit aantal verantwoord worden? Hoeveel procent van de totale loonkost van de politie bedraagt het loon van de commissarissen? Werd een voldoende financiële reserve aangelegd voor de pensioenen van deze belangrijke groep? Is de minister het met mij eens dat de ratio 1 tegenover 3 tegenover 9 zou moeten zijn, wat in de toekomst zou moeten leiden tot de beperking van het aantal leidinggevenden? Kan de minister mij een argument geven waarom er in Amsterdam zoveel minder commissarissen zijn dan in Antwerpen? |
|
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken.De problematiek is mij goed bekend. Ik heb ze overigens opgenomen in mijn algemene beleidsnota 2010. Men mag niet vergeten dat de statutaire politiehervorming van 2001 zeer complex was en onvermijdelijk uitmondde in een aantal overgangsregelingen. Sommige daarvan zijn al uitgedoofd, andere nog niet. De meest merkbare daarvan is inderdaad het actuele aantal commissarissen, zowel bij de lokale als bij de federale politie. Uit de analyses blijkt dat in 2011 en 2012 telkens net geen 200 officieren op pensioen zullen gaan bij de geïntegreerde politie. De twee daarop volgende jaren stijgt dat aantal telkens tot 250. Zo wordt de scheeftrekking jaar na jaar getemperd, maar het zal toch nog wat geduld vergen. Voor de sectie 17 van de federale begroting 2010 bedraagt de kost van de commissarissen 14,52 % van de totale loonkost. De vraag van de heer Vandenberghe is des te interessanter daar ook rekening moet worden gehouden met andere HR-aspecten, namelijk de "normale" doorgroeimogelijkheden van het midden- naar het officierskader en de nood aan externe wervingen. Het zou niet van goed beheer getuigen indien de bevorderingskansen van de beste middenkaders worden gefnuikt. Naast de sociale promotie moet ook de externe werving een kans krijgen om de voeling met de samenleving te behouden. Ik leg die quota jaarlijks vast. Ze liggen nu begrijpelijkerwijze wat lager en het geheel wordt permanent gemonitord. Ik heb de commissaris-generaal gewezen op een aantal analyses en op de noodzaak om een pad uit te tekenen waarbij het basiskader prioritair wordt versterkt. Ook de hoofdinspecteurs van het middenkader moeten weer hun rol van eerstelijnsomkadering opnemen in het politiegeheel. Gezien de wettelijke overgangsregelingen en de actuele budgettaire beperkingen, kan dat niet spoorslags, wel maatregel na maatregel. Ik zal daar mee op toezien." |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Ik stel vast dat mijn uitgangspunten niet worden betwist en dat het vele jaren zal duren vooraleer de toestand wordt rechtgezet. De cijfers en de kostprijs bewijzen natuurlijk nogmaals dat de politiehervorming van 2000, met de overgangsmaatregelen en alles wat daarbij hoort, van de overheid en dus van de belastingbetaler een grote financiële inspanning vergt. We mogen dan ook verwachten dat ondertussen de veiligheid in ons land wordt gevrijwaard en in de mate van het mogelijke nog toeneemt en dat men er de komende jaren in slaagt de inspanningen voort te zetten om het kader evenwichtig samen te stellen. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De voorzitter . – Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – Je vous propose de joindre ces demandes d’explications. (Assentiment)M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Op dit ogenblik zijn er blijkbaar grote verschillen in zowel de bevoorrading van de griepvaccins als inzake de interpretatie van het begrip risicopatiënt.Via huisartsen en media was de omschrijving van de ‘risicogroepen’ goed gekend. Dat was noodzakelijk gezien het beperkt aantal vaccins en om zeker te garanderen dat de risicogroepen een vaccin toegediend kregen. Denken we hierbij onder meer aan de chronisch zieken en zwangere vrouwen. Wanneer er in een later stadium voldoende vaccins beschikbaar zouden zijn, kon iedereen die het wenste, een vaccin gaan halen. Nu stellen we echter vast dat ook jonge, gezonde voetballers het vaccin kregen, of waren dat toevallig allemaal jonge vaders? Worden er tijdens de grote vaccinatiedagen alleen risicogroepen gevaccineerd of krijgt iedereen die zich aanmeldt het vaccin? Is die controle nog mogelijk wanneer we horen dat er 60 vaccins per uur worden toegediend en dat de toediening door familie gebeurt die niet medisch geschoold is? Wat de bevoorrading van de vaccins betreft via de apotheek, stellen we vast dat er lukraak wordt besteld en dat het vooral een kwestie is van snel een groot aantal vaccins te bestellen. Op die manier zijn er natuurlijk huisartsen die grote hoeveelheden vaccins hebben, terwijl andere huisartsen amper aan vaccins geraken en op die manier hun risicogroepen niet kunnen vaccineren. Is de minister hiervan op de hoogte? Wat gaat de minister aan deze situatie veranderen opdat de risicogroepen toch hun vaccin kunnen krijgen? Wat indien de risicogroepen in de kou blijven staan door dit wanbeleid? Hoe gaat de minister dit oplossen? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De huisarts die het vaccin tegen de griep A/H1N1v toedient, mag hiervoor een honorarium van 22,46 euro vragen. Dat bedrag wordt zonder remgeld integraal terugbetaald. De derdebetalersregeling zou een welkome oplossing zijn in deze situatie.In concreto zijn er heel wat huisartsen die veel vaccins hebben gezet, maar geen euro hebben gezien. Zij gingen ervan uit dat de derdebetalersregeling mogelijk zou zijn. Nu blijkt uit omzendbrief VI nr. 2009/454 van 16 november 2009 van dr. De Ridder dat wie deelnam aan een collectieve vaccinatiecampagne de derdebetalersregeling mag toepassen. Impliceert dit dat een solo-huisarts die zelf de vaccins toediende, de derdebetalersregeling niet algemeen kan toepassen voor zijn vaccinatiecampagne? Zo ja, kan een rondzendbrief het mogelijk maken dat er twee verschillende manieren van betaling zijn afhankelijk van de plaats van en omstandigheid waarin het vaccin is toegediend? Zal de Raad van State hiermee akkoord gaan? Wat is eigenlijk het probleem bij een algemene derdebetalersregeling voor elke huisarts, net nu de patiënt geen remgeld hoeft te betalen? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister.Aan de vaccinerende artsen is gevraagd alleen de risicopatiënten te vaccineren omdat de bescherming van deze mensen onze prioriteit moet zijn en niet alle vaccins in één keer beschikbaar zijn, maar geleidelijk aan geproduceerd en geleverd worden. De artsen zijn zich goed bewust van dit probleem en meestal doen zij die selectie dan ook naar best vermogen. Sommige artsen hebben zich niet aan de afspraken gehouden en hebben toch meerdere pakketten bij verschillende apotheken besteld. Grote tekorten zijn er in de praktijk niet geweest en er werden voldoende vaccins geleverd om aan de vraag van de huisartsen te kunnen voldoen. Aanvankelijk had ik aan de huisartsenkringen voorgesteld om collectief te vaccineren in de lokale zorgpunten. De kringen wensten echter een organisatie binnen de eigen praktijk van de huisartsen. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Ik ben dus niet alleen op de vraag van de huisartsen ingegaan door hen een centrale plaats in de campagne te geven, maar daarenboven heb ik aanvaard dat de vaccinatie zou worden uitgevoerd aan het tarief van de consultatie of het huisbezoek, met 100% terugbetaling voor de patiënt. De collectieve vaccinatie in de lokale zorgpunten zou het mogelijk gemaakt hebben dat de vaccinatie gratis zou zijn geweest en de artsen een correcte bezoldiging zouden hebben ontvangen. De vaccinatie door de huisartsen in het normale kader van hun praktijk maakt het niet meer mogelijk om de vaccinatie gratis te verstrekken, maar verplicht de patiënt om het geld voor te schieten om zich dan integraal door het ziekenfonds te laten terugbetalen. De verwarring waarover sprake is te wijten aan het feit dat sommigen foutief concludeerden dat de vaccinatie kon gebeuren onder de regeling van de derde betaler omdat geen remgeld werd geëist. Een huisarts mag de regeling van de derde betaler echter niet algemeen toepassen voor de prestaties (consultaties of bezoeken) tijdens welke hij een vaccinatie heeft toegediend, uitgezonderd voor de wettelijk voorziene uitzonderingen en de situaties met betrekking tot de sociale regeling van de derde betaler. Een eventuele uitbreiding van het systeem van de derde betaler zou hebben geleid tot heel wat overleg en wetgevende veranderingen, waardoor de invoering van het systeem zou worden vertraagd. Het koninklijk besluit van 10 oktober 1986, dat het systeem van de derde betaler regelt, heeft geen wijzigingen ondergaan die de toepassing van de regeling van de derde betaler mogelijk zou maken bij de prestaties in verband met de vaccinatie tegen de A/H1N1-griep. Het systeem van de derde betaler blijft dus gewoon van toepassing, maar noch ik, noch mijn diensten, hebben ooit gewag gemaakt van een uitbreiding van het systeem. De rondzendbrief die het RIZIV op 16 november publiceerde informeert over de mogelijkheid om de regeling van de derde betaler toe te passen in geval van collectieve vaccinatie tegen de A/H1N1-griep, georganiseerd door of in samenwerking met de wachtdienst van de huisartsen van de huisartsenkringen en buiten het kabinet van een huisarts. Dat is mogelijk omdat het algemene verbod dat is opgelegd voor de consultaties niet van toepassing is voor de prestaties die worden uitgevoerd in het kader van een georganiseerde wachtdienst. De wachtdienstprestaties maken het mogelijk dat de derdebetalersregeling wordt toegepast. Die maatregel blijft dus in lijn met de bestaande bepalingen ter zake. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Naast de geneeskunde met twee snelheden bestaat ook een honorering van de huisartsen met twee snelheden. Die discriminatie moet worden weggewerkt. Sommige ziekenfondsen negeren de rondzendbrief. De huisarts moet correct worden betaald. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De ziekenfondsen moeten gezond verstand aan de dag leggen. Ze moeten in hun akkoorden rekening houden met de problemen van de huisartsen. Ik ben er trouwens niet van overtuigd dat de Raad van State de redenering van het RIZIV zal volgen om een collectieve vaccinatie als een wachtdienstprestatie te beschouwen.Men zegt dat het moeilijk is om de regeling van de derde betaler in dit verband in te voeren. Ik dacht dat minister Onkelinx volmachten heeft inzake de grieppandemie. Er zou dan ook geen probleem mogen zijn om een dergelijke regeling via besluit in te voeren. De huisartsen rest alleen nog de burgerlijke ongehoorzaamheid en de prestatie af te stempelen als een sociale regeling. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
De heer Franco Seminara (PS) . – |
M. Franco Seminara (PS) . – Selon de nombreux observateurs, experts des applications liées à la carte d’identité électronique, cette carte serait un bel outil dont les possibilités d’usage sont ignorées par les citoyens et peu exploitées par les entreprises.En pratique, la carte d’identité électronique permet de s’identifier en passant par un lecteur de cartes qui lit le contenu de la puce dorée située sur la carte, et d’authentifier des documents ou des processus en entrant son code PIN. Elle est une clé qui permet d’entrer dans les bases de données des administrations, de consulter les informations relatives au détenteur et de simplifier une foule d’opérations qui prennent aujourd’hui du temps et coûtent de l’argent. Ainsi, les exemples de simplification des processus existent et vont de l’archivage de documents, notamment comptables, qui, une fois authentifiés – signés –, conservent une valeur légale même s’ils n’existent pas sous forme de papier, à la possibilité d’inscrire de manière conforme à la loi son enfant dans une école, avec un formulaire rempli automatiquement, daté et signé, sans possibilité de contestation ultérieure. L’administration des Finances peut également proposer l’utilisation de la carte d’identité électronique comme mode d’accès aux dossiers personnels des contribuables. Reste à populariser cet usage et à diffuser largement les lecteurs de cartes qui coûtent une vingtaine d’euros, ce qui n’est manifestement pas le cas à l’heure actuelle. Aussi, je souhaite poser les questions suivantes : Comment expliquez-vous ce manque d’entrain de la part des entreprises et des administrations à se doter d’un environnement propice à l’utilisation de la carte d’identité électronique ? Alors que l’État a déboursé 700 millions d’euros pour que chaque Belge dispose de ce précieux sésame, n’est-ce pas un gâchis de voir toutes les potentialités liées à la nouvelle carte électronique non exploitées à leur juste mesure ? Dans ce cadre, comptez-vous prendre des initiatives concrètes pour populariser l’usage de la carte électronique au sein de la population et du monde professionnel ? |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. –Je vous lis la réponse des ministres concernés. Le SPF Intérieur est responsable de la délivrance des cartes d’identité électroniques tandis que Fedict est responsable du développement et de la promotion de leurs applications. Depuis l’apparition des cartes d’identité électroniques, les pouvoirs publics et le secteur privé ont développé une multitude d’applications. Voici trois ans, Fedict a commandé une carte géographique interactive de la Belgique indiquant les applications disponibles et leur localisation. Cette carte, qui en est à sa seconde version, peut être consultée sur le site www.eid.be. Le 24 novembre, elle contenait 409 applications. L’adoption d’un outil entièrement nouveau tel que la carte d’identité électronique suppose un changement des mentalités, tant au sein de la population que dans les services publics ou privés. En 2008, à la demande du SPF Economie, IBM a étudié les possibilités d’utilisation de la carte d’identité électronique. L’étude a abouti à la conclusion qu’il fallait éduquer le citoyen, souvent méfiant. Le changement des mentalités demande du temps. La Belgique, en faisant oeuvre de pionnière, permet aux pays voisins de surfer, eux aussi, sur l’idée d’une carte d’identité électronique. |
Deuxièmement, depuis le début de cette année, plus de 8 millions de Belges disposent d’une carte d’identité électronique, ce qui correspond à un taux de pénétration de 99,3 %. Contrairement à ce que vous indiquez, le coût de la généralisation de cette carte ne s’élève pas à 700, mais à 83 millions d’euros seulement. Troisièmement, afin d’encourager l’utilisation de la carte d’identité électronique et le développement de nouvelles applications, le département de l’Intérieur et Fedict ont pris conjointement plusieurs initiatives. Tout d’abord, ils ont organisé l’exposition Living Tomorrow dans la Maison du Futur, à Vilvorde. Pendant trois ans, c’est-à-dire jusqu’en mai 2012, cette exposition présentera les applications existantes, futures ou potentielles de la carte d’identité électronique. Ils ont aussi organisé un Road show eID, qui s’est déroulé de fin avril à septembre 2009 et durant lequel un bus spécialement décoré a sillonné différentes communes du Royaume pour présenter les applications de la carte. Ce bus était présent lors de plus de 70 manifestations organisées dans les communes : événements sportifs et autres manifestations populaires. Les citoyens et le monde des entreprises ont ainsi eu l’occasion de se familiariser de manière ludique avec les applications de la carte d’identité électronique. Quelque 61 000 visiteurs ont marqué leur intérêt et plus de 37 600 visiteurs ont reçu le kit d’information, composé de cinq brochures et d’un lecteur gratuit. Un concours a également été organisé, invitant le public à transmettre des idées d’application. Par ailleurs, une campagne a été lancée sur MSN – 4,5 millions d’utilisateurs en Belgique – afin d’encourager les internautes à indiquer des applications sur la carte interactive. Le département de l’Intérieur et Fedict soutiennent régulièrement les initiatives visant à distribuer gratuitement des lecteurs de carte, par exemple dans le cadre de la promotion de Tax-on-Web et dans le cadre du package Start2surf@home, actuellement en vente. Autre initiative : la participation — à l’échelon international — à STORK, une plate-forme visant à promouvoir la collaboration entre les États membres de l’Union européenne qui ont ou développent une carte d’identité électronique. Nos administrations ne cessent de promouvoir l’utilisation de la carte d’identité électronique. Le departement de l’Intérieur compte organiser, en 2010 et 2011, au moins trente ateliers, qui doivent permettre au public d’utiliser correctement sa carte d’identité électronique et d’en comprendre les principales applications. Par la même occasion, le public sera sensibilisé à la nécessité de garantir une bonne hygiène de l’ordinateur. |
|
De heer Franco Seminara (PS) . – |
M. Franco Seminara (PS) . – J’ai pris acte de votre réponse. Je souhaite simplement rappeler que la méconnaissance des procédés – diverses enquêtes l’ont montré – est la principale raison des réticences des Belges concernant l’utilisation de cette carte. Par exemple, seuls 28, 8 % des Belges ont un lecteur de carte à domicile et les pilotes nécessaires pour pouvoir utiliser les possibilités numériques. Seuls 65 % des personnes interrogées savent que la carte d’identité électronique permet de signer valablement des documents. Enfin, un cinquième de l’échantillon ne connaît pas son code PIN et ne serait pas en mesure de le retrouver. Il me semble dès lors important de lancer une réelle campagne d’information, encore plus large. Je vous remercie en tout cas beaucoup pour votre réponse. |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Afgelopen maand maakte de minister de referentiebedragen bekend. Daaruit bleek dat verschillende ziekenhuizen de voorgeschreven limieten hadden overschreden. Ze worden beboet omdat ze in 2006 voor 32 courante ingrepen te veel hebben uitgegeven aan klinische biologie, medische beeldvorming en technische verstrekkingen. Toch konden de ziekenhuizen deze boetes aanvechten door in beroep te gaan.Hoeveel ziekenhuizen die de referentiebedragen overschreden, zijn effectief in beroep gegaan en hoeveel niet? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van collega Onkelinx.Op 34 ziekenhuizen die een bedrag moeten terugstorten, hebben er 12 een betwisting ingediend bij het RIZIV. Het Verzekeringscomité, dat door de wet belast is met de regeling van de betwistingen met betrekking tot de berekening van de terug te betalen bedragen, heeft zich op maandag 30 november 2009 over deze betwistingen uitgesproken. Het comité heeft 11 van deze betwistingen verworpen, omdat ze geen betrekking hadden op de elementen die in de reglementering zijn opgenomen, maar veeleer op het systeem zelfs. De opmerkingen over het systeem werden aan de werkgroep van de Multipartite doorgespeeld. Die zal voor de analyse en de follow-up zorgen. De twaalfde betwisting blijft open, want er loopt daarover nog een procedure bij de dienst Medische Controle. Voor dit ziekenhuis is de terugvorderingsprocedure opgeschort, zoals dat in de wet is bepaald. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik was blij met het eerlijke antwoord dat de minister me, bij monde van staatssecretaris Schouppe, donderdag 12 november 2009 gaf op mijn vraag 4-1132. Tegelijk verontrustte het antwoord me sterk. In het belang van de volksgezondheid moet er nu een adequate beslissing worden genomen.Ik kan me namelijk niet van de indruk ontdoen – en ik zeg dit eerder als arts dan als politicus – dat de technologie van pathogeenreductie te snel is ingevoerd. Ik kan begrijpen dat het in theorie een prachtig concept is, vooral in landen waar bloedbanken minder goed zijn uitgerust dan bij ons en waar bijvoorbeeld de prevalentie van HIV enorm hoog is. Een regering kan echter pas een beslissing nemen als ze over voldoende gegevens en studies beschikt. Ik kan dan ook niet begrijpen dat de minister voor het zomerreces de beslissing nam deze technologie veralgemeend te verplichten vanaf ten laatste augustus 2010, én terug te betalen, terwijl ik haar er in deze assemblee en in de wandelgangen persoonlijk op gewezen heb dat er een zeer belangrijke onafhankelijke studie zat aan te komen waaruit we moeten besluiten voorzichtig te zijn met de veralgemeende invoering en verplichting van het product. Intussen werden op een internationaal congres van de American Association of Blood Banks voorlopige resultaten voorgesteld. Die zullen ook worden gepubliceerd. Helaas is publiceren in medische tijdschriften een tijdrovende procedure en ik spreek uit ervaring. Dat kan ook niet anders, want experts onderwerpen elk artikel aan een onderzoek. Het kan dan ook gemakkelijk een jaar duren voor het onderzoek van HOVON 82 gepubliceerd geraakt. De minister zegt te wachten op de definitieve resultaten en wil duidelijk geen rekening houden met wat nu reeds bekend is. Wetend dat het lang kan duren voor de resultaten gepubliceerd zijn, zal ook het Rode Kruis-Vlaanderen, net als zijn Franstalige tegenhanger, deze technologie op een bepaald moment moeten invoeren. Wil de minister – en dat vind ik het minimum minimorum – dat in het belang van de volksgezondheid uitstellen en wachten op alle gegevens? Want als de voorlopige gegevens van geen tel zijn, lijkt het me toch logisch dat er gewacht wordt op de definitieve gegevens? Ondertussen werkt de Service francophone du sang van het Croix Rouge de Belgique met het product en zijn er volgens de minister "een aantal bloedingsgevallen in één centrum geweest". Ze zegde dat het voor het merendeel om bloedplaatjes ging die ouder waren dan vijf dagen. Dat vindt men ook in de medische literatuur terug. De kwaliteit van de plaatjes gaat achteruit en dus wordt de grens op vijf dagen gezet. Ik neem aan dat dit een uitleg zou kunnen zijn. Maar aangezien minister spreekt over "de meerderheid van de bloedplaatjes", maak ik me echt wel zorgen. Hoe komt het dat er in dit ene centrum "oudere" plaatjes zijn toegediend? Was er daar een procedure? Waren er voorschriften vanuit de Service francophone du sang? Zo ja, werden ze gerespecteerd? Was er een validatie in de Service francophone du sang? Dat lijkt me niet meer dan normaal en kan de minister me die geven of althans met het hand op het hart verklaren dat ze er zijn? Hoe en waarop worden de bloedcomponenten in de Service francophone du sang nog gecontroleerd nu men Intercept gebruikt? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister.Ik verwijs naar mijn antwoord van 12 november 2009, waarin ik zegde dat ik wacht op de resultaten van de analyse van alle gegevens van de volledige HOVON-82 studie. Volgens de Belgische wetgeving kunnen pathogeen gereduceerde bloedplaatjesconcentraten gedurende zeven dagen bewaard worden. Dat komt overeen met de tekst van de Europese richtlijn terzake. Toediening van behandelde bloedplaatjesconcentraten die na minder dan zeven dagen bewaring toegediend werden, voldoen dus aan de bestaande regelgeving. Ondertussen heeft het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, FAGG, op mijn vraag de bloedinstellingen gevraagd de twee aanbevelingen, die door de Hoge Gezondheidsraad geformuleerd werden, voor pathogeen gereduceerde bloedplaatjesconcentraten toe te passen. Het FAGG heeft daarover een omzendbrief gestuurd. In ons land zijn er verschillende studies uitgevoerd met betrekking tot pathogeen gereduceerde bloedplaatjesconcentraten. De resultaten ervan zijn gepubliceerd. De bloedinstellingen controleren de bloedplaatjesconcentraten conform de normen die in de wet vermeld staan. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De minister schermt zich af met dit korte antwoord. De omzendbrief van het FAGG stelt vijf dagen als grens. De adviezen van de Hoge Gezondheidsraad werden om een of andere reden nog niet publiek gemaakt. Ik zou het op prijs stellen als de nieuwe adviezen van de Hoge Gezondheidsraad zouden worden publiek gemaakt. Er zijn diverse studies verschenen, maar de HOVON-82 studie is een onafhankelijk onderzoek met gerandomiseerde dubbelcontrole. Daarom moet men wachten op de publicatie van de definitieve resultaten HOVON-82 studie. Ik vraag me af of de minister bereid is de verplichting door te schuiven naar een latere datum, tot de resultaten van de HOVON-82 studie zijn gepubliceerd. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer José Daras (Ecolo) . – |
M. José Daras (Ecolo) . – Le sujet est important car l’agglomération de Liège compte plus de 400.000 habitants. Plusieurs réflexions sont actuellement en cours sur la manière d’améliorer les moyens de déplacement. Un réseau de transports en commun structurant pour toute l’agglomération serait souhaitable.Certains avancent le fait que la remise en service de cette ligne est en projet à la SNCB. Ce projet existe-t-il vraiment ? Va-t-il se réaliser ? D’autres initiatives envisagent la mise en œuvre d’un réseau de trams, sur la rive gauche ou droite. En l’absence d’une réponse claire sur les intentions de la SNCB, il est difficile d’envisager cette option. Si le projet existe réellement, quel est son calendrier de réalisation ? Quel type de service serait-il rendu ? Quels seraient les points d’arrêt, le type de matériel roulant, les montants d’investissements et d’exploitation, les fréquences horaires, la tarification et l’estimation de la clientèle potentielle ? |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. –Je vous lis la réponse de la ministre. Le projet de remise en service voyageurs de la ligne 125A – Flémalle – Seraing – Liège-Guillemins – doit être examiné à la lumière d’une étude de la SNCB effectuée conformément à l’article 43 du Contrat de gestion de la SNCB relatif à l’application possible du lightrail sur l’infrastructure ferroviaire. Dans l’étude, sept points d’arrêt ont été considérés pour ce corridor de 12,5 kilomètres : Flémalle-Haute, Val-St-Lambert, Seraing, Ougrée, Renory, Kinkempois et Liège-Guillemins. La SNCB envisagerait l’exploitation de ce corridor au moyen de matériel lighttrain qui devrait présenter les caractéristiques suivantes : matériel roulant ferroviaire, de type automoteur électrique avec une tension d’alimentation de 3000 V, véhicules articulés permettant l’intercirculation et, de préférence, une visibilité sans cloison intermédiaire, avec une capacité de 200 voyageurs environ. Il n’a pas encore été déterminé quel matériel roulant serait utilisé. L’étude a été effectuée, mais la réalisation n’a pas été décidée. Pour cette raison, il n’y a pas de moyens prévus, ni en investissements ni en exploitation. Bien que les investissements dans l’infrastructure soient marginaux parce que la ligne 125A est en service, l’analyse économique du modèle d’exploitation défini par la SNCB montre que les taux de couverture des coûts d’exploitation par les recettes variaient entre 28 et 33% selon les caractéristiques du matériel roulant envisagé. Par ailleurs, une étude socio-économique qui tient également compte des coûts et des recettes liés à la mobilité dans son sens le plus large – accises, coûts externes, etc. – montre que l’usage du corridor pourrait être rentable mais qu’il serait en même temps fortement tributaire de la quantité de voyageurs supplémentaires et du modal shift attendu. La fréquence de desserte considérée dans l’étude est de deux trains par heure et par sens, pendant toute la semaine, sauf le dimanche où elle est d’un train par heure et par sens. |
L’amplitude horaire serait de 16 heures, les départs se situeraient entre 6 h et 22 h environ. La tarification prise en compte dans l’étude est la tarification actuelle du trafic intérieur de la SNCB. L’estimation du trafic par an est de 1,64 million de voyageurs et de 12,15 millions de voyageurs-km. |
|
De heer José Daras (Ecolo) . – |
M. José Daras (Ecolo) . – Si j’ai bien compris, il n’existe pas, à l’heure actuelle, de véritable projet mais seulement une étude. Rien n’est encore décidé. |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – De nombreux citoyens nous ont fait part de leur colère face à un phénomène qui semble de plus en plus fréquent, à savoir le dépôt d’un avis de passage en leur absence alors qu’ils étaient chez eux au moment où le facteur dit avoir sonné à la porte et ne pas avoir obtenu de réponse.Le règlement de La Poste est pourtant formel à ce sujet. De nombreuses expériences dans le pays montrent que certains facteurs ne prennent plus la peine de sonner à la porte du domicile des gens et laissent directement un avis de passage. Contactée, La Poste reconnaît que ce comportement, bien qu’interdit, est habituel suite à l’utilisation des méthodes de comptages et des normes qui permettent d’augmenter le rendement, Géoroute 2 et 3. La seule alternative proposée aux citoyens est de porter plainte contre leur facteur. Cet encouragement à la dénonciation et cette réponse sont inacceptables de la part d’un service public. Des personnes âgées ou malades, des mères de familles doivent se rendre dans un bureau de poste, parfois loin de chez eux, avec des horaires d’ouverture inadaptés et des temps d’attente inadmissibles alors qu’elles auraient pu recevoir leur colis à leur domicile. Ce problème, que vous pouvez attribuer au plan Géoroute, au manque de personnel ou à la surcharge de travail, se pose fréquemment ces derniers mois. Qu’il s’agisse de Louvain-la-Neuve, de Gand, de Thiers à Liège, des Marolles, de Cointe, de Tournai, de Saint-Gilles, il remet crûment en lumière la gestion inadéquate de La Poste. Depuis l’entrée de CVC dans le capital de La Poste, la qualité du service public a brutalement baissé. Le sommet visible de l’iceberg est la fermeture massive de bureaux de poste : 250 en 2007 et 200 en 2008, alors qu’une enquête d’Eurostat pointe le manque de bureaux en Belgique. À la place des bureaux fermés, La Poste propose des « points poste » dans des magasins, gares, etc. Des services essentiels, comme les opérations bancaires, n’y sont plus assurés. La direction de La Poste entend réaliser des économies par tous les moyens. Les citoyens ne sont pas dupes : remplacer des bureaux de poste par des points poste, ce n’est pas améliorer le service public. Une autre évolution tout aussi brutale porte sur les pertes d’emplois. En 2007, pas moins de 1 450 équivalents temps-plein ont été perdus. Par ailleurs, la qualité de l’emploi se détériore. Si les conséquences de la privatisation frappent toujours plus fortement les travailleurs et les utilisateurs de La Poste, tout le monde n’est pas perdant. De l’aveu même des dirigeants actuels de La Poste, la fermeture des bureaux permettra d’économiser 75 millions d’euros par an. En outre, celle-ci a réalisé un bénéfice de 234 millions d’euros en 2007. L’État continue également à verser une dotation de plusieurs centaines de millions d’euros à La Poste pour couvrir ses missions de service public. |
On ne peut s’empêcher de s’interroger sur la mission de service public que La Poste revendique pourtant. Quelles sont les instructions communiquées aux postiers concernant le dépôt des avis de passage ? Quelle sont les solutions à cette situation proposées par la Poste ? Je parle bien entendu de solutions autres que le dépôt d’une plainte à l’encontre du facteur. Une formation « client » est-elle dispensée aux postiers ? Le nouveau contrat de gestion ne devrait-il pas prévoir un service public davantage axé sur le service à la population ? |
|
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. –Je vous lis la réponse du ministre. Avant de répondre aux questions, il me semble important de revenir un bref instant sur les considérations relatives à la qualité du service de La Poste. Au début des années 2000, La Poste se trouvait dans une situation susceptible de compromettre sérieusement son avenir. De profonds changements, à tous les niveaux de l’entreprise, étaient donc indispensables. Contrairement à ce que Mme Tilmans laisse entendre, la qualité des services de La Poste a bien évolué de manière positive au cours de ces dernières années, comme le prouvent deux indicateurs importants. Ainsi, la distribution dans le délai convenu est passée de 85% en 2003 à 95,3% en 2008 et la satisfaction de la clientèle – clients satisfaits ou très satisfaits des services de La Poste – a évolué de 75% en 2003 à 82% en 2008. En ce qui concerne le réseau de points de vente, La Poste a développé une stratégie « multi-canaux » principalement caractérisée par la cohabitation de Points Poste, de bureaux de Poste, de magasins de timbres ainsi que de l’e-Shop. Chez nos voisins, certains opérateurs postaux se sont déjà préparés à la libéralisation en réduisant le nombre de bureaux de Poste et parfois, comme c’est le cas aux Pays-Bas, en supprimant purement et simplement leur réseau de bureaux de Poste. S’il est vrai que les Points Poste n’offrent pas tous les services d’un bureau de Poste, il n’en demeure pas moins qu’ils proposent environ 90% des services d’un bureau de Poste traditionnel. Il y a lieu de noter que les services bancaires ne sont pas considérés comme des services postaux. De plus, ils présentent l’avantage d’heures d’ouverture plus larges que les bureaux de Poste. Une étude réalisée en 2008 a révélé que 79% des clients étaient satisfaits du service offert par les Points Poste. L’e-Shop, le magasin en ligne de La Poste, a connu au cours de la seule année 2008, une hausse de 30% de commandes. J’en arrive aux instructions communiquées aux postiers concernant le dépôt des avis de passage. En ce qui concerne la distribution de produits impliquant un contact direct avec le client, il est demandé aux facteurs de sonner à la porte d’entrée de l’habitation et d’attendre un temps raisonnable afin de permettre au client d’ouvrir sa porte. En l’absence de réaction du client, le facteur dépose alors un avis de passage dans la boîte aux lettres. Il arrive parfois qu’un avis de passage soit déposé dans une boîte aux lettres alors que le client était présent. Il n’est pas juste d’attribuer, dans tous les cas, la responsabilité au facteur. En effet, l’absence de réaction dans un temps raisonnable peut très bien être liée au fait que pour diverses raisons, certains clients n’ont pas entendu le facteur sonner à la porte ou qu’ils aient mis trop de temps pour ouvrir la porte. Si La Poste a connaissance de plaintes de plusieurs clients concernés par une même tournée, une enquête est alors menée afin d’éclaircir la situation. Il en va de même si un facteur revient de sa tournée avec un nombre trop élevé d’envois non distribués. Des contrôles sont alors menés afin d’en identifier la raison. |
Le client qui n’est pas satisfait du service offert par le facteur peut contacter le service clientèle de La Poste. Une enquête interne est alors menée afin d’identifier l’origine de cette insatisfaction et, le cas échéant, des dispositions nécessaires sont prises pour y remédier. Une formation de base est donnée aux distributeurs, dans laquelle l’aspect "client" prend une place importante. Dans chaque module de la formation – envois enregistrés, colis, recommandés, changements d’adresses, etc. – l’accent est mis sur l’importance du contact et du service au client. Enfin, la grande majorité des services contenus dans le contrat de gestion actuel avec La Poste sont des services à la population : distribution avancée des quotidiens, paiement à domicile des pensions ou versements en liquide dans les bureaux de poste, pour ne citer que quelques exemples. Je serai particulièrement attentif à ce que la qualité du service aux citoyens soit maintenue ou améliorée dans le prochain contrat de gestion. |
|
Mevrouw Dominique Tilmans (MR) . – |
Mme Dominique Tilmans (MR) . – Pour ce qui concerne les statistiques de satisfaction, tout dépend de l’endroit où les questions sont posées. Les réponses diffèrent certainement selon que les personnes interrogées se trouvent en milieu urbain ou en zone rurale.Je note que le service bancaire n’est pas considéré comme une mission de La Poste. Je m’en étonne, car cette dernière propose un tel service. Enfin, je puis vous citer le cas d’une personne qui a trouvé dans sa boite aux lettres un avis déposé par le facteur, alors qu’elle se trouvait à son domicile. Elle s’est plainte de cette situation à La Poste et cette dernière lui a répondu qu’elle devait porter plainte contre le facteur. C’est plutôt navrant et je ne pense pas que cela témoigne d’une bonne gestion. Georoute a effectivement changé beaucoup de choses. Il importe à mon sens de revenir à un service public efficace, tout en prenant en considération la restructuration indispensable de La Poste. Nous sommes cependant loin aujourd’hui d’un service public satisfaisant. |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Begin dit jaar lanceerde de minister een eerste versie van het kadaster voor medische beroepen, waarbij ik en met mij vele anderen in het veld veel vragen hadden. Om te beginnen vind ik dat de criteria om als huisarts gekwalificeerd te worden niet echt kloppen. Bovendien gaat het om een kadaster van huisartsen en ontbreken de specialisten in dit bestand.Ik heb deze kritiek ook al bij het lanceren van het kadaster geventileerd. Dat is nu al een tijdje geleden en ik vraag me af of er intussen al vorderingen zijn in dit dossier. Wanneer zal de definitieve versie van het kadaster gelanceerd worden? Is bij de verfijning rekening gehouden met de kritiek uit de sector en van de gespecialiseerde media? Zal er nog overleg gepleegd worden over de verdere verfijning van dit kadaster? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Vooreerst denk ik dat het belangrijk is te herinneren aan wat het kadaster voor de gezondheidswerkers volgens de wet is: het is een dynamisch instrument dat onder meer alle in België ingeschreven artsen inventariseert. Het bevat de gegevens van de arts, zijn diploma’s, zijn erkenningen, zijn RIZIV-nummer en voor sommigen het beroepsadres. Dit instrument is thans in een geïnformatiseerde vorm operationeel en men kan er dus van uitgaan dat het kadaster voor 99% afgewerkt is. De volgende stap zal bestaan in het koppelen van het kadaster aan andere gegevensbanken, bijvoorbeeld die van het RIZIV. Deze essentiële etappe, die verfijndere analyses van het medisch aanbod mogelijk zal maken, zal eind 2010 volledig operationeel zijn. Opdat het kadaster nu al als basis zou kunnen dienen door het nadenken over de planning, heb ik mijn administratie gevraagd om meerdere analytische studies te lanceren. De eerste studie heeft betrekking op de huisartsen en werd in april laatstleden gepubliceerd. Daarin stelt men vast dat slechts 9200 van de 15.000 huisartsen beantwoorden aan alle erkenningscriteria. Men kan natuurlijk kritiek hebben op die criteria, maar het zijn die criteria die de actieve artsen definiëren, namelijk de artsen die minimum 500 contacten per jaar hebben en die deelnemen aan de wachtdienst van de eerste lijn. Om deze cijfers te verfijnen, heb ik een bijkomende enquête gevraagd bij 6000 huisartsen die als weinig actief worden beschouwd. De resultaten worden verwacht tegen begin 2010. Ik heb gelijktijdig een enquête over de specialisten gevraagd. Er werden meer dan 1300 vragenlijsten onderzocht en de resultaten zullen omstreeks half januari aan de planningscommissie worden bezorgd. Zodra ik die in mijn bezit heb, zal ik niet nalaten de heer Ide te informeren over de conclusies van de enquête. Ik preciseer nog dat de planningscommissie op basis van het kadaster specifieke studies heeft uitgevoerd, vooral met betrekking tot de specialiteiten urgentiegeneeskunde en geriatrie. Op basis van die studies zal ik zeer binnenkort minimumquota voor geriaters voorstellen alsook een verhoging van de quota voor de huisartsen en urgentieartsen. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ook na het antwoord van de minister blijf ik waarschuwen voor de criteria die bij het opmaken van dit kadaster worden gehanteerd. Uiteraard moet men ook blijven nadenken over de wijze waarop de huisartsengeneeskunde het beste wordt georganiseerd. In plaats van drie huisartsen die overbelast zijn met administratief en ander werk dat geen deel uitmaakt van de kerntaak, zijn twee huisartsen misschien voldoende, op voorwaarde dat er praktijkondersteuning komt in de vorm van administratieve vereenvoudiging, een elektronisch medisch dossier en een praktijkassistent.Het enige positieve in het antwoord van de minister is dat ze werk maakt van het kadaster, in welke vorm dan ook. Dat verheugt me, maar het belet niet dat ik dit dossier kritisch zal blijven volgen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – In het Nationaal Kankerplan vermeldt de minister de oprichting van een hadroncentrum. Ik heb daar altijd hevig tegen geprotesteerd, niet omdat ik tegen deze vorm van behandeling ben, maar omdat ik het weggegooid geld vind. Dergelijk centrum kost hopen geld en het zou amper enkele tientallen mensen per jaar kunnen helpen, terwijl die mensen ook perfect in Zwitserland of Duitsland terecht kunnen. Dat geld kan beter aan andere kankerbestrijdende maatregelen worden gegeven. Mocht de creatie van een hadroncentrum nodig zijn voor onderzoek, moet de ziekteverzekering dat nog niet financieren.Kan de minister mijn argumentatie dat het geld beter aan andere kankerbestrijdende maatregelen wordt besteed begrijpen? Kan de minister de stand van zaken geven betreffende de oprichting van dit hadroncentrum? Is dit nog opportuun? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.De oprichting van een centrum voor hadrontherapie in België is inderdaad een ambitieus project dat een aanzienlijk financiële investering vereist. Om onze inspanningen voor onderzoek en innoverende technologieën bij het bestrijden van kanker voort te zetten, ben ik echter overtuigd van de meerwaarde op lange termijn van een dergelijk centrum in ons land op het gebied van behandeling en onderzoek. De investering in deze veelbelovende techniek is dus geen geldverspilling. Een dergelijk centrum moet zich niet alleen bezighouden met de behandeling, maar moet ook fungeren als gespecialiseerd onderzoekscentrum. In dat kader is een bijkomende financiering, buiten het RIZIV, noodzakelijk. Gelet op de interesse van Herman De Croo voor dit project en zijn wens om te investeren in de strijd tegen kanker, heb ik hem voorgesteld mij te helpen bij het verzamelen van de medefinanciering die nodig is voor de oprichting van een centrum voor hadrontherapie in ons land. Een van zijn eerste taken zal bestaan in het overleggen met de werkgroep die in het RIZIV werd opgericht om na te denken over een haalbaarheidsstudie over de oprichting van dit centrum. Tot die groep behoren onder meer de leden van het verzekeringscomité, de vertegenwoordigers van het "Belgian Hadrontherapy Center Project" (BHTC), van het KCE en de Stichting tegen Kanker. Dit overleg heeft niet alleen tot doel een stand van zaken op te maken van de vooruitgang van de gesprekken en de verschillende obstakels te definiëren, maar ook de mogelijkheden om vooruitgang in dit project te boeken te bestuderen. In afwachting van de concretisering van dit project, zal de terugbetaling van de zorgverlening en de vervoerkosten van de kankerpatiënten die een beroep moeten doen op deze nieuwe vorm van radiotherapie in samenwerking met de bestaande Europese centra voor hadrontherapie versterkt worden. Momenteel lopen er gesprekken met de vereniging van universitaire ziekenhuizen, zodat vóór het einde van het jaar een wetenschappelijk comité kan worden opgericht. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Na de griepcommissaris is er nu ook een hadroncommissaris, namelijk Herman De Croo.Ik blijf erbij dat de hadrontechniek tot het domein van het onderzoek en de innovatie behoort en dat het RIZIV dat niet moet financieren. Ik blijf grote vragen hebben bij dit megalomane project. De middelen die daarin worden geïnvesteerd, zouden beter elders worden geïnvesteerd, bijvoorbeeld in de ziekteverzekering, want zelfs vandaag zijn sommige mensen niet in staat hun gezondheidsfactuur te betalen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Op 19 november stelde ik reeds een vraag over de financiële toestand van voetbalclub Excelsior Moeskroen. Toen gaf de heer Chastel namens de staatssecretaris het volgende antwoord. Ik citeer: "De Club is haar verplichting inzake socialezekerheidsbijdragen nagekomen tot en met het tweede kwartaal 2009. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over het derde kwartaal. De socialezekerheidsbijdragen moeten uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal bij de RSZ toekomen: voor het derde kwartaal is dat op 31 oktober. De erkende sociale secretariaten van werkgevers beschikken echter over 20 extra werkdagen: ze kunnen de bijdragen voor het derde kwartaal dus tot 20 november betalen." Ondertussen is die termijn verstreken en dus herhaal ik mijn vraag aan de staatssecretaris. Is voetbalclub Moeskroen zijn financiële verplichtingen nagekomen?Op 19 november zei de heer Chastel namens de staatssecretaris ook nog het volgende: "Ik kan u ook bevestigen dat de bevoegde diensten de geldende wetgeving en administratieve bepalingen toepassen in de vorm van het aanstellen van een raadsman om een gerechtelijke procedure op te starten om de rechten van de schatkist te vrijwaren." Indien Moeskroen zijn verplichtingen dus niet is nagekomen betekent zulks dat de gerechtelijke procedure reeds gestart is. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik had al verscheidene malen de gelegenheid om op vragen van senator Ide over dit dossier te antwoorden. Het precieze antwoord dat hij verwacht, zal ik echter schuldig moeten blijven en wel om volgende redenen.De beslissing over de licentie van Excelsior Moeskroen is opnieuw uitgesteld. De beroepscommissie van de licenties van de Koninklijke Belgische voetbalbond, de KBVB, kwam op 30 november jongstleden bijeen om de intrekking van de licentie van Excelsior Moeskroen te bespreken, maar de beslissing daarover werd uitgesteld naar een later te bepalen datum. Tot dat uitstel werd besloten op vraag van Moeskroen omdat de club, naar verluidt, vragen stelde bij de recente aanstelling van twee nieuwe leden van de beroepscommissie. Moeskroen wil duidelijkheid over de manier waarop ze werden aangesteld en vraagt daarover de nodige documenten op. Daarnaast zal de rechtsgang in het kader van het derdenverzet van de Bond op maandag 7 december voortgezet worden voor de rechtbank van Brussel. Daarom kunnen we op dit moment nog niet concluderen of Moeskroen zijn licentie zal behouden. Volgens de pers heeft een Deens investeringsfonds Anderssen Funds bevestigd dat het wil investeren in de Belgische voetbalclub Royal Excelsior Moeskroen en dat op voorwaarde dat de voetbalclub zijn licentie kan behouden en dat de club zich van een vereniging zonder winstgevend oogmerk omvormt tot een naamloze vennootschap. Het Deense fonds zou bereid zijn om 5 miljoen euro te investeren in de overname van Excelsior Moeskroen. Wat betreft de vraag naar de financiële situatie van de Club kan ik verwijzen naar het antwoord op een eerdere vraag. Daarin wordt verwezen naar het recht van rechtspersonen op discretie inzake hun sociale en fiscale toestand naar analogie met de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van fysieke personen. Gelet hierop kan ik over het eventueel aanstellen van een raadsman evenmin informatie verstrekken. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Bovendien zijn de bepalingen inzake het beroepsgeheim van artikel 237 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen en van artikel 458 van het Strafwetboek duidelijk. Ambtenaren zijn buiten de uitoefening van hun ambt verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding over alle zaken waar ze in de uitvoering van hun opdracht kennis van krijgen. De RSZ maakt de rekeningstand van een werkgever niet kenbaar, tenzij een wet dat expliciet oplegt. |
|
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Het antwoord in verband met de licentie is eigenlijk materie voor de Koninklijke Voetbalbond en doet dus niet ter zake.Verder zou ik niet voortgaan op het bericht in de pers dat een Deense investeringsmaatschappij 5 miljoen euro zal storten. Ik zou trouwens nooit ergens in investeren omdat iets in de krant staat. Moeskroen is een pars pro toto voor heel wat voetbalclubs. Er zijn nog clubs en ik heb al vragen gesteld over de gang van zaken bij FC Antwerp, bijvoorbeeld. Ik maak mij zorgen over de inkomsten die de schatkist eventueel zal derven als bepaalde verplichtingen niet worden nagekomen bij de fiscus, de BTW, de RSZ, enzovoort. Als de kwartaalbijdragen gestort zijn, krijg ik meestal een positief antwoord. Wanneer ik hoor dat de minister ergens niet op kan antwoorden, dan krijg ik het vermoeden dat een bedrag misschien toch niet gestort is. Privacy is een argument, maar vennootschappen moeten bij de Nationale Bank van België controleren of een andere vennootschap die opdrachten uitvoert, solvabel is. Ik ben geen econoom of jurist, maar ik weet dat dit moet gebeuren. Men moet nagaan of er RSZ-schulden zijn en in voorkomend geval openstaande facturen minstens voor een deel aan de RSZ betalen. De privacy is dus geen excuus om op zijn beloop te laten. Eén ding wil ik van de staatssecretaris horen : het absolute engagement dat de diensten conform de wet innen waar nodig, zodat voor elke voetbalclub de verplichtingen bij de schatkist gelden, zoals voor elke zelfstandige. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Het gaat hier niet over een vennootschap, maar over een vzw. Wanneer het om een vennootschap gaat, kan men wel de balansen raadplegen en is bepaalde informatie beschikbaar, maar niet alle informatie.Bij een overname, wat heel specifiek is, denkt men natuurlijk aan het belang van de overnemer. Die kan bij de betrokken vennootschap, of in dit geval bij de vzw, alle mogelijke informatie rechtstreeks opvragen. Of de overheid zomaar alle informatie over een individuele belastingplichtige of socialebijdrageplichtige mag vrijgeven, ligt volgens mij niet voor de hand. Voor het overige vind ik ook dat de regels voor iedereen op dezelfde wijze moeten worden toegepast, ook voor een voetbalclub. Ik veronderstel dat de diensten ook op die manier tewerk gaan. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – In 2001 werd het Zilverfonds gecreëerd. Dit fonds vormt een financiële reserve om de stijging van het aantal gepensioneerden tussen 2010 en 2030 op te vangen. Het Zilverfonds verzekert de uitbetaling van de toekomstige pensioenen, zonder dat de inhoudingen moeten worden verhoogd.Het Zilverfonds wordt in de eerste plaats gefinancierd met de begrotingsoverschotten van de Staat. De opzijgezette middelen zullen vanaf 2010 worden gebruikt om de verhoging van de pensioenuitgaven te betalen. De federale regering heeft sinds 2007 echter geen geld meer opzijgezet voor het Zilverfonds. De schuldratio bevindt zich opnieuw in de situatie van het begin van de jaren tachtig. In 2010 zal de schuldratio voor de helft hoger liggen dan men hoopte toen het Zilverfonds boven de doopvont werd gehouden. Het primair saldo flirt voor het eerst in een kwarteeuw met het vriespunt. ‘De regering werd door de huidige economische crisis genoodzaakt haar initiële intenties ten aanzien van het Zilverfonds te beperken’, luidt het. Het fonds krijgt enkel nog de intresten van de schatkistbons die eraan zijn toegewezen. De regering heeft bovendien beslist het bedrag van 738 miljoen euro dat voorzien was voor de begroting van dit jaar uit te geven. Het Rekenhof suggereert dat de reserves van het fonds niet gebruikt kunnen worden om de vergrijzing op te vangen. Eind volgend jaar zal de schuldgraad immers ruim 100 % van het bruto binnenlands product bedragen. Het Zilverfonds kan maar gebruikt worden als de schuld zakt tot onder 60 %. Als de wetgever niet alleen voorzien had dat overschotten naar het Zilverfonds moeten vloeien, maar ook een spiegelclausule had opgenomen die bepaalt dat er bij een begrotingstekort onttrekkingen aan het Zilverfonds dienen te geschieden voor hetzelfde bedrag, dan zou het Zilverfonds reeds in 2010, uitgerekend het jaar waarin de pensioensneeuwbal zich in beweging zet, vereffend moeten worden. Hoe zal de minister het oorspronkelijke concept van het Zilverfonds herzien? Sinds 2007 is er geen geld meer opzijgezet voor het Zilverfonds. Kan de minister aangeven welke materies de voorrang hebben gekregen op de belangen van de gepensioneerden? Het fonds zou immers al in 2010 in werking moeten treden. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Begroting.Het Zilverfonds werd in 2001 opgericht met als doel reserves aan te leggen om in de periode 2010-2030 het hoofd te kunnen bieden aan de extra uitgaven op het vlak van de diverse wettelijke pensioenstelsels als gevolg van de vergrijzing. In eerste instantie werd de opbrengst van een reeks eenmalige meevallers voor de federale begroting aan het fonds toegewezen. Op die manier werd reeds een behoorlijk kapitaal opgebouwd, namelijk 13,1 miljard euro nominaal en 21,9 miljard op eindvervaldag. De oorspronkelijke bedoeling was vanaf 2010 en op voorwaarde dat de schuldgraad onder de 60% van het BBP gezakt zou zijn, het fonds te kunnen aanspreken om bij te dragen tot het dekken van de extra uitgaven voor de uitbetaling van de wettelijke pensioenen. In de wet van 5 september 2001 tot voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds, zoals gewijzigd door de wet van 20 december 2005, wordt bepaald dat vanaf 2007 het Zilverfonds in principe gefinancierd wordt via begrotingsoverschotten en niet langer via diverse eenmalige inkomsten zoals voorheen het geval was. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Onder andere naar aanleiding van de politieke crisis in 2007 en de daaropvolgende economische crisis die in 2008 startte, werden echter geen begrotingsoverschotten meer geboekt, waardoor er ook geen overschotten naar het Zilverfonds konden vloeien. De zogenaamde Zilverfondswet blijft onverkort van toepassing, zelfs in de huidige situatie waarin de economische en financiële crisis niet alleen de toewijzing van begrotingsoverschotten onmogelijk heeft gemaakt, maar ook de overheidsschuld opnieuw omhoog heeft gejaagd. In de praktijk betekent dit dat er een kleiner dan verwacht kapitaal in het Zilverfonds aanwezig is en dat dit kapitaal later dan verwacht aangesproken zal kunnen worden. De budgettaire kosten van de vergrijzing blijven echter bestaan en worden zelfs jaar na jaar hoger geraamd. Hoewel het Zilverfonds een belangrijke rol speelde in de strategie van de overheid om de duurzaamheid van de openbare financiën te verzekeren, is het niet het enige element van belang. Het Zilverfonds speelde in het verleden vooral een rol als aansporing om de overheidsfinanciën te saneren, om budgettair klaar te zijn voor de vergrijzingsschok. Cruciaal voor de financierbaarheid van de kost van de vergrijzing is niet het in het Zilverfonds opgenomen kapitaal, maar wel de vraag of het traject voor de overheidsfinanciën dat de regering vooropstelt, de houdbaarheid op lange termijn garandeert. In die optiek is de procedure voorzien in de wet op het Zilverfonds minstens even belangrijk. De procedure voorziet achtereenvolgens in de raming van de kosten van de vergrijzing door de Studiecommissie voor de Vergrijzing, een advies van de Afdeling Financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën en de opmaak van een Zilvernota door de regering. In haar verslag van september 2009 stelt de Afdeling Financieringsbehoeften van de HRF dat de financiering van het grootste deel van de geraamde budgettaire kosten van de vergrijzing van na 2015 grotendeels verzekerd is, op voorwaarde dat de regering haar genormeerde traject naleeft. Het is precies op dat traject dat de regering haar begrotingsoefening 2010-2011 heeft gestoeld. Het is dus niet correct om te stellen dat de gepensioneerden in de kou blijven staan, temeer omdat er sinds 2007 verschillende welvaartsaanpassingen van de pensioenen zijn geweest, wat voor alle gepensioneerden, zowel de huidige als de toekomstige, een mooi extra betekent. Daarbovenop werd door de regering beslist om aan bepaalde categorieën van pensioenen een supplementaire verhoging toe te kennen. De welvaartsaanpassingen en andere maatregelen ter herwaardering van het pensioenbedrag sinds 2007 waren in 2009 goed voor een jaarlijks totaal bedrag van 364 miljoen euro. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Als zestigplusser en toekomstig gepensioneerde maak ik me zorgen als ik artikels lees over het leeghalen van een lege doos. Ik heb ook gelezen dat het geld nooit is gestort en alleen de machtiging is ingetrokken. De federale regering neemt de vergrijzing niet ernstig. Dit belangrijke punt moet nu beleidsmatig worden aangepakt. Ik heb de indruk dat de overheid het Zilverfonds gebruikt als een zichtrekening waarvan zij naar believen geld kan afhalen. De staatssecretaris zegt wel dat er een appeltje voor de dorst overblijft. Ik heb echter de indruk dat het Zilverfonds een lege doos blijft. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Het Zilverfonds moet geplaatst worden in de context van de begrotingsaanpak. Het Zilverfonds is in wezen een boekhoudkundige constructie waarbij de stijging van de schuld wordt ingeperkt. Er is maar één begrotingsjaar geweest waarin een licht begrotingsoverschot werd gerealiseerd. Alle andere jaren hadden een tekort.Het Zilverfonds wordt gefinancierd met schatkistbons. Als het Zilverfonds zou worden aangesproken, zou de schuld van de Belgische Staat met dat bedrag stijgen. Daarom geldt de regel dat het Zilverfonds pas kan worden aangesproken op het ogenblik dat de globale schuld 60% van het BBP bedraagt, het streefcijfer voor alle Europese landen. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Als dat niveau wordt bereikt, kan opnieuw een nominale stijging van de schuld worden toegestaan en kan weer een beroep worden gedaan op het Zilverfonds. De schuld zal dan toenemen met de bedragen die worden opgenomen. Men moet dus het hele begrotingsbeleid voor ogen houden. Dat diende nu te worden bijgesteld wegens de economische crisis, die grotendeels veroorzaakt werd door de externe bankencrisis. Ik meen dat onze begrotingsaanpak de juiste is en dat we oog hebben voor de vrijwaring van de pensioenen. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Iedereen weet dat fraudedossiers LDD na aan het hart liggen.Een maand voor de einddatum van de eenmalige regularisatie floreert de handel in valse documenten. Van medische attesten tot arbeidscontracten: op de zwarte markt zijn alle papieren te koop. Sommige werkgevers maken misbruik van de radeloosheid van clandestiene migranten. Dat bevestigt OR.C.A., een organisatie die illegalen juridische bijstand verleent. Het gaat hier wel degelijk om een strafrechtelijk misdrijf, namelijk schriftvervalsing en nog wel een georganiseerde criminaliteit. Heeft de minister van Justitie al iets ondernomen om de fraude aan te pakken, die na het generaal pardon welig tiert? Werd al een omzendbrief verstuurd? Zo ja, naar welke diensten? Zo ja, zijn die diensten op elkaar afgestemd? Werden methodes ontwikkeld om de fraude in kaart te brengen? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – De eerste vragen bestrijken meerdere thema’s: het gebruik van en de handel in valse en/of vervalste documenten, de strafrechtelijke kwalificatie ervan, sociale en fiscale fraude, mensenhandel en het fenomeen van georganiseerde criminaliteit.Het gebruik van valse en vervalste documenten is inderdaad een strafrechtelijke inbreuk. Het bijzondere van de inbreuk is dat het een enorme faciliterende werking heeft binnen allerlei van vormen van al dan niet zware en georganiseerde criminaliteit. Het gebruik van valse en/of vervalste documenten is dan ook een bijzonder aandachtspunt binnen de strijd van tal van criminaliteits- en onveiligheidsfenomenen (zoals de strijd tegen schijnhuwelijken), zonder dat Justitie hiervoor een specifieke rondzendbrief of richtlijn van strafrechtelijk beleid heeft opgesteld. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst gemeld dat in het kader van de lopende regularisatieprocedure de aanvragers vaak valse documenten gebruiken, onder andere valse arbeidscontracten. De dienst heeft besloten om systematisch de feiten aan te geven aan de parketten overeenkomstig artikel 24 van het Wetboek van Strafvordering. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Aangezien een regularisatie van verblijf recht geeft op bijstandsuitkeringen, is het belangrijk dat de auditoraten eveneens geïnformeerd worden, overeenkomstig de omzendbrief over de uitwisseling van informatie tussen parketten en auditoraten en de diensten van de sociale inspectie. Wat de derde en vierde vraag betreft, moet ik vaststellen dat illegale migranten een kwetsbare groep vormen in de samenleving waardoor illegale immigratie, mensensmokkel, maar ook mensenhandel vaak het speelveld zijn van allerlei dadergroepen, van de kleinste tot de grootste, goed georganiseerde, sterk geprofessionaliseerde, creatieve en criminele organisaties. Wettelijke procedures zoals Schengen-visa van korte duur, het studentenstatuut en schijnhuwelijken met gezinshereniging, worden vaak misbruikt. De aanpak van de problematiek vormt dan ook in het kader van de uitvoering van het Actieplan 2009 – 2010 van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude een gezamenlijke prioriteit voor Justitie en Binnenlandse zaken. Ook in dit kader is het nuttig te verwijzen naar een ander belangrijk initiatief, dat eveneens past binnen dit actieplan, namelijk Checkdoc. Checkdoc is een online controlesysteem voor de geldigheid van identiteitsdocumenten, elektronische vreemdelingenkaarten en paspoorten met de bedoeling bij te dragen aan de strijd tegen identiteitsfraude. Hiervoor werd een website (https://www.checkdoc.be/CheckDoc/) ontwikkeld onder leiding van de FOD Binnenlandse Zaken en in samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de FOD Mobiliteit en de Federale Politie. Sinds enkele jaren stelt de CDBV-D (Centrale dienst voor de bestrijding van valsheden) vast dat steeds meer bijlagen (allerlei attesten, verschillende certificaten enzovoort) overgelegd worden in het kader van procedures die uitmonden in een recht. Die vaststelling is overigens bevestigd door onze Europese partners die er een gespreksonderwerp van maakten in de subgroep Valse Documenten binnen de EU. |
|
De deskundigen van de CDBV-D stellen thans geen enkele duidelijke stijging vast van het aantal aanvragen om documenten te onderzoeken, die in het kader van een regularisatieaanvraag zijn voorgelegd. Tijdens een opleiding die de CDBV-D aan alle gemeenten in Waals-Brabant heeft gegeven, werd deze stand van zaken bevestigd. Tot nu toe zijn bij de bevoegde autoriteiten weinig regularisatiedossiers ingediend. De CDBV-D sluit uiteraard niet uit dat tijdens de regularisatieprocedure valse documenten worden voorgelegd. Die documenten kunnen zowel buitenlands als Belgisch zijn en vragen een specifieke behandeling naargelang van de herkomst ervan: technische analyse, interview, politieonderzoek enzovoort. De CDBV-D heeft in zijn twee jongste jaarverslagen al vastgesteld dat het voor de eerste lijn, onder meer gemeentepersoneel en politiemensen, steeds moeilijker wordt om valse documenten op te sporen. Die taak is meer en meer voor deskundigen weggelegd. De federale politie, CDBV-D, is dan ook bereid technische bijstand te verlenen of opleidingen te geven aan de eerste lijn. De minister van Justitie staat volledig achter een geïntegreerde en intregrale aanpak van deze vorm van fraude, waarbij illegale migranten het slachtoffer kunnen zijn van allerlei vormen van uitbuiting. Er moet echter nog op worden gewezen dat de Dienst Vreemdelingenzaken met de regularisatieprocedure belast is. Wanneer in het kader van deze procedure strafrechtelijke inbreuken, zoals valsheid in geschrifte en het gebruik van valse stukken, worden vastgesteld, dan wordt daaraan zowel een gerechtelijk als een administratief gevolg gegeven. Voor het aanpakken van valse en vervalste documenten in het kader van migratie zijn de Federale Politie en de Dienst Vreemdelingenzaken op elkaar afgestemd. De Centrale Dienst voor de Bestrijding van Valsheden werkt nauw samen met de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze samenwerking werd versterkt door een cursus die de CDBV-D organiseerde. Die basiscursus had tot doel de ambtenaren van DVZ meer bewust te maken van de potentiële misbruiken van vreemde identiteits- en reisdocumenten. De Centrale Dienst voor de Bestrijding van Valsheden heeft onder andere ook als taak het gebruik van valse en vervalste documenten in kaart te brengen om een gepaste aanpak te kunnen uitwerken. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Ik wens de diensten heel veel succes. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Dit onderwerp ligt me als arts na aan het hart. In de Artsenkrant lees ik het voor de consumenten verontrustende nieuws dat België steeds meer een doorvoerland voor namaakgoederen wordt. In 2008 heeft de Belgische douane een derde meer namaakgoederen in beslag genomen dan in het jaar daarvoor. Dat blijkt uit het jaarverslag van Douane en Accijnzen. Vooral namaakgeneesmiddelen zitten in de lift. Namaakgeneesmiddelen zijn goed voor 36% van alle onderschepte namaakgoederen.Volgens Douane en Accijnzen is de stijging bij de geneesmiddelen een algemene trend. Ze vormen echter een gevaar voor de volksgezondheid, niet alleen in ons land, maar ook en vooral in de ontwikkelingslanden. De pillen gaan immers vooral naar het Afrikaanse continent. De bevolking is er vaak te arm om gecertificeerde geneesmiddelen te kopen en krijgt bovendien pillen die niet werken of zelfs schadelijk zijn. Hoeveel namaakgeneesmiddelen werden in 2008 en in 2009 al in beslag genomen? Beschikt de minister over cijfers die een indicatie geven van de straatwaarde daarvan op de zwarte markten van respectievelijk België en de Afrikaanse ontwikkelingslanden? Kan de minister de verhinderde transitroutes van de in beslag genomen geneesmiddelen toelichten? Welke concrete maatregelen neemt de minister om de strijd tegen namaak- en smokkelwaar op te drijven? Plant ze specifieke maatregelen met betrekking tot namaakgeneesmiddelen? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Er werd inderdaad een toename vastgesteld van de verkoop van illegale producten met farmaceutische werking, geneesmiddelen en hormonen, vooral dan via het internet. De politie tracht de dealers te identificeren door middel van internetrecherche. Dat houdt in dat via open bronnen inbreuken op het niveau van gebruikers en tussenpersonen worden vastgesteld. Voor nadere informatie ter zake, alsook over de in beslag genomen geneesmiddelen en transitroutes, verwijs ik naar de minister van Justitie. Voor de inspanningen van de douane verwijs ik naar de bevoegdheid van de minister van Financiën. De federale politie zal een project rond internetbewaking starten, middels de aanwerving van twee extra personeelsleden gefinancierd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) en het Federaal Agentschap voor de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG). Tot zover het antwoord van de minister. Ik kan daar nog aan toevoegen dat de strijd tegen namaakgeneesmiddelen onder de bevoegdheid van verschillende ministers valt. De diensten van Economische Zaken beschikken over eigen inspectiediensten om de namaak aan te pakken. Via de controle op de goederenstromen wordt ook de douane met die problematiek geconfronteerd. De administrateur van de douane heeft veertien dagen geleden overigens cijfers over de strijd tegen namaakproducten en namaakgeneesmiddelen bekendgemaakt. Ook de politiediensten zijn bij een en ander betrokken. Er is een nieuwe wetgeving ter zake, namelijk het koninklijk besluit met betrekking tot de praktische uitvoering. Er is nu bovendien ook de administratieve sanctie. In het college voor de strijd tegen de sociale en fiscale fraude is de aanpak van namaakgeneesmiddelen een van de prioriteiten van het actieplan 2009-2010. Mevrouw Van Ermen kan hierover eventueel ook een vraag stellen aan de bevoegde staatssecretaris. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Er staan blijkbaar allerlei zaken in de steigers. Laat ons hopen dat ze werken. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.De volgende vergadering vindt plaats donderdag 10 december om 10.00 uur. |
M. le président . – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.La prochaine séance aura lieu le jeudi le 10 décembre à 10 h 00. |
(De vergadering wordt gesloten om 21.50 uur.) |
(La séance est levée à 21 h 50.) |
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Schelfhout en de heer Verwilghen, in het buitenland, mevrouw Stevens, om gezondheidsredenen, de heer Claes, om familiale redenen. |
Mme Schelfhout et M. Verwilghen, à l’étranger, Mme Stevens, pour raison de santé, M. Claes, pour raisons familiales, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour information. |
Stemming 1 |
Vote nº 1 |
Aanwezig: 53 Voor: 39 Tegen: 11 Onthoudingen: 3 |
Présents : 53Pour : 39 Contre : 11 Abstentions : 3 |
Voor |
Pour |
Wouter Beke, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Joris Van Hauthem, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen. |
|
Tegen |
Contre |
John Crombez, José Daras, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Anne-Marie Lizin, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Guy Swennen, Luckas Vander Taelen, Myriam Vanlerberghe. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Christine Defraigne, Louis Ide, Lieve Van Ermen. |
|
Stemming 2 |
Vote nº 2 |
Aanwezig: 53 Voor: 40 Tegen: 5 Onthoudingen: 8 |
Présents : 53Pour : 40 Contre : 5 Abstentions : 8 |
Voor |
Pour |
Wouter Beke, Dirk Claes, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Caroline Désir, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen. |
|
Tegen |
Contre |
John Crombez, Anne-Marie Lizin, Fatma Pehlivan, Guy Swennen, Myriam Vanlerberghe. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Louis Ide, Nele Jansegers, Geert Lambert, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem. |
|
Stemming 3 |
Vote nº 3 |
Aanwezig: 36 Voor: 35 Tegen: 0 Onthoudingen: 1 |
Présents : 36Pour : 35 Contre : 0 Abstentions : 1 |
Voor |
Pour |
Wouter Beke, Dirk Claes, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Caroline Désir, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Hugo Coveliers. |
|
Wetsvoorstellen |
Propositions de loi |
Artikel 81 van de Grondwet |
Article 81 de la Constitution |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Jean-Paul Procureur; Stuk 4-1509/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 11 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, visant à instaurer une fiche d’information standardisée relative à la publicité sur les tarifs de téléphonie mobile (de Mme Vanessa Matz et M. Jean-Paul Procureur ; Doc. 4-1509/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 79 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Jean-Paul Procureur; Stuk 4-1513/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 79 de la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur l’information et la protection du consommateur, visant à instaurer une obligation de confirmation de l’abonné lors de toute reconduction à distance d’un contrat de téléphonie (de Mme Vanessa Matz et M. Jean-Paul Procureur ; Doc. 4-1513/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Voorstellen van resolutie |
Propositions de résolution |
Voorstel van resolutie betreffende de Top Europese Unie-Afrika tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie (van de heer Philippe Fontaine c.s.; Stuk 4-1510/1). |
Proposition de résolution sur le Sommet Union européenne-Afrique durant la Présidence belge de l’Union européenne (de M. Philippe Fontaine et consorts ; Doc. 4-1510/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense |
Voorstel van resolutie inzake de tweede Toetsingsconferentie van het Verdrag van Ottawa (29 november – 4 december 2009 in Carthago) (van de heer Philippe Fontaine c.s.; Stuk 4-1511/1). |
Proposition de résolution sur la 2ème Conférence de révision de la Convention d’Ottawa (29 novembre – 4 décembre 2009 à Carthage) (de M. Philippe Fontaine et consorts ; Doc. 4-1511/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense |
Voorstel van resolutie betreffende het twintigjarig bestaan van het Verdrag inzake de rechten van het kind (van de heer Philippe Fontaine c.s.; Stuk 4-1514/1). |
Proposition de résolution concernant le vingtième anniversaire de la Convention relative aux droits de l’enfant (de M. Philippe Fontaine et consorts ; Doc. 4-1514/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense |
Voorstel van resolutie strekkende tot de invoering van een code of conduct voor de mobieletelefoonoperatoren (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Jean-Paul Procureur; Stuk 4-1515/1). |
Proposition de résolution visant à instaurer un code de conduite pour les opérateurs de téléphonie mobile (de Mme Vanessa Matz et M. Jean-Paul Procureur ; Doc. 4-1515/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Voorstel van resolutie betreffende het aanrekenen van de kosten van de ontmijning door het Belgische leger in Zuid-Libanon aan het Israëlische leger (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 4-1517/1). |
Proposition de résolution sur la facturation à l’armée israélienne des coûts du déminage par l’armée belge au Sud-Liban (de Mme Anne-Marie Lizin ; Doc. 4-1517/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense |
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen: |
Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : |
– van de heer Dimitri Fourny aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de erkenning van het beroep van auto-expert en de oprichting van een Instituut" (nr. 4-1267) |
– de M. Dimitri Fourny à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur « la reconnaissance du titre d’expert automobile et la création d’un Institut » (nº 4-1267) |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Landsverdediging over "het statuut van de veteranen" (nr. 4-1269) |
– de M. Patrik Vankrunkelsven au ministre de la Défense sur « le statut des vétérans » (nº 4-1269) |
– van de heer Jean-Paul Procureur aan de minister van Landsverdediging over "de schietoefeningen uitgevoerd door het bedrijf MECAR" (nr. 4-1270) |
– de M. Jean-Paul Procureur au ministre de la Défense sur « les essais de tirs effectués par l’entreprise MECAR » (nº 4-1270) |
– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de kleine slachthuizen" (nr. 4-1271) |
– de M. Dimitri Fourny à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur « les petites structures d’abattage » (nº 4-1271) |
– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de referentiebedragen toegepast op de klinieken" (nr. 4-1272) |
– de M. Dimitri Fourny à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les montants de référence appliqués aux hôpitaux » (nº 4-1272) |
– van de heer Philippe Monfils aan de minister van Justitie over "de veiligheidsmaatregelen voor het bezit van wapens door particulieren" (nr. 4-1273) |
– de M. Philippe Monfils au ministre de la Justice sur « les mesures de sécurité pour la détention d’armes par des particuliers » (nº 4-1273) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de algemene contractvoorwaarden in de sector van de internettoegang via teledistributie" (nr. 4-1274) |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre du Climat et de l’Énergie sur « les conditions contractuelles dans le secteur de l’accès à l’Internet par télédistribution » (nº 4-1274) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de inmenging van de operatoren in de persoonlijke levenssfeer in het kader van omroeptransmissie" (nr. 4-1275) |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’ingérence des opérateurs dans la vie privée des clients dans le cadre de la radiodiffusion » (nº 4-1275) |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de staatsecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over "de winterplannen voor daklozen" (nr. 4-1276) |
– de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « les plans d’hiver pour les sans-abri » (nº 4-1276) |
– van mevrouw Dominique Tilmans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het niet vacant verklaren van de betrekking van directeur – administratief coördinator bij de federale politie voor het gerechtelijk arrondissement Neufchâteau" (nr. 4-1277) |
– de Mme Dominique Tilmans à la ministre de l’Intérieur sur « la non-ouverture à candidature du poste de directeur – coordinateur administratif de la police fédérale pour l’arrondissement judiciaire de Neufchâteau » (nº 4-1277) |
– van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het uitblijven van een definitieve regeling voor de functionele tweetaligheid van de managers" (nr. 4-1278) |
– de M. Joris Van Hauthem à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur « l’absence de réglementation définitive pour le bilinguisme fonctionnel des managers » (nº 4-1278) |
– van de heer Geert Lambert aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van een vliegtuig van het Belgisch Leger door de EU-raadsvoorzitter" (nr. 4-1279) |
– de M. Geert Lambert au ministre de la Défense sur « l’utilisation d’un avion de l’Armée belge par le président du Conseil de l’Union européenne » (nº 4-1279) |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Justitie over "de toename van het aantal uithuiszettingen" (nr. 4-1280) |
– de Mme Cindy Franssen au ministre de la Justice sur « l’augmentation du nombre d’expulsions de locataires » (nº 4-1280) |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over "de onmogelijkheid voor minderjarige asielzoekers om zich bij een voetbalclub in te schrijven" (nr. 4-1281) |
– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « l’impossibilité pour des demandeurs d’asile mineurs de s’inscrire dans un club de football » (nº 4-1281) |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over "het resettlement-programma van de regering" (nr. 4-1282) |
– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « le programme de réinstallation du gouvernement » (nº 4-1282) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "de mogelijkheid om het rijexamen af te leggen in een andere taal dan de streektaal" (nr. 4-1283) |
– de M. Hugo Vandenberghe au secrétaire d’État à la Mobilité sur « la possibilité de présenter l’examen de conduite dans une langue autre que celle de la région » (nº 4-1283) |
– van de heer Joris Van Hauthem aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de berekening van de financiering van de actieplannen inzake de verkeersveiligheid" (nr. 4-1284) |
– de M. Joris Van Hauthem au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le calcul du financement des plans d’action en matière de sécurité routière » (nº 4-1284) |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van het project ‘Beeldvorming rond mensen in armoede’ van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en het subsidiëringsbeleid van de Nationale Loterij" (nr. 4-1285) |
– de Mme Cindy Franssen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le financement du projet ‘Beeldvorming rond mensen in armoede’ du Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen et sur la politique de subvention de la Loterie nationale » (nº 4-1285) |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan een begeleidingsscenario voor asbestvervuiling na brand" (nr. 4-1286) |
– de Mme Cindy Franssen à la ministre de l’Intérieur sur « l’absence de scénario d’accompagnement en matière de pollution à l’amiante consécutive à un incendie » (nº 4-1286) |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het tapijt in de gebouwen en de personeelsproblemen bij de FOD Financiën" (nr. 4-1287) |
– de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le tapis dans les bâtiments et les problèmes de personnel au sein du SPF Finances » (nº 4-1287) |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de elektronische facturatie" (nr. 4-1288) |
– de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la facturation électronique » (nº 4-1288) |
– van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de registratie van de vaccinaties tegen de Mexicaanse griep" (nr. 4-1290) |
– de M. Wouter Beke à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’enregistrement des vaccinations contre la grippe mexicaine » (nº 4-1290) |
– van mevrouw Dominique Tilmans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de situatie van de brandweerdiensten" (nr. 4-1291) |
– de Mme Dominique Tilmans à la ministre de l’Intérieur sur « la situation des services d’incendie » (nº 4-1291) |
– Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden. |
– Ces demandes sont envoyées à la séance plénière. |
Bij boodschappen van 19 en 27 november 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen: |
Par messages des 19 et 27 novembre, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour : |
Artikel 78 van de Grondwet |
Article 78 de la Constitution |
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Starter" (Stuk 4-1508/1). |
Projet de loi modifiant le Code des sociétés et prévoyant les modalités de la société privée à responsabilité limitée « Starter » (Doc. 4-1508/1). |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 20 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 7 december 2009. |
– Le projet de loi a été reçu le 20 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 7 décembre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 19 november 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 19 novembre 2009. |
Kennisgeving |
Notification |
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), gedaan te Brussel op 23 juli 2007 en te Washington op 26 juli 2007 (van de Regering; Stuk 4-1432/1). |
Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique sur le traitement et le transfert de données des dossiers passagers (données PNR) par les transporteurs aériens au Ministère américain de la sécurité intérieure (DHS) (Accord PNR 2007), fait à Bruxelles le 23 juillet 2007 et à Washington le 26 juillet 2007 (du Gouvernement ; Doc. 4-1432/1). |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 27 november 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden. |
– La Chambre a adopté le projet le 27 novembre 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat. |
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
– het arrest nr. 174/2009, uitgesproken op 3 november 2009, inzake de prejudiciële vragen over artikel 40, §6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vóór de wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van 25 april 2007, gesteld door de Raad van State (rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595); |
– l’arrêt nº 174/2009, rendu le 3 novembre 2009, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 40, §6, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, avant sa modification par l’article 19 de la loi du 25 avril 2007, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 et 4595) ; |
– het arrest nr. 175/2009, uitgesproken op 3 november 2009, inzake de beroepen tot vernietiging van het nieuwe artikel L2212-4, eerste lid, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals ingevoegd bij artikel 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 3 juli 2008, ingesteld door Albert Stassen en door de Ministerraad (rolnummers 4599 en 4606); |
– l’arrêt nº 175/2009, rendu le 3 novembre 2009, en cause les recours en annulation de l’article L2212-4, alinéa 1er, nouveau du Code de la démocratie locale et de la décentralisation, tel qu’il a été inséré par l’article 1er du décret de la Région wallonne du 3 juillet 2008, introduits par Albert Stassen et par le Conseil des ministres (numéros du rôle 4599 et 4606) ; |
– het arrest nr. 176/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, gesteld door de Jeugdrechtbank te Mechelen (rolnummer 4557); |
– l’arrêt nº 176/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle concernant l’article 162bis du Code d’instruction criminelle, tel qu’il a été inséré par l’article 9 de la loi du 21 avril 2007 relative à la répétibilité des honoraires et des frais d’avocat, posée par le Tribunal de la jeunesse de Malines (numéro du rôle 4557) ; |
– het arrest nr. 177/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vragen over artikel 16, §2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 3 december 1984, en over artikel 42 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 4593); |
– l’arrêt nº 177/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 16, §2, de l’arrêté royal nº 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, tel qu’il a été modifié par l’article 2 de la loi du 3 décembre 1984, et à l’article 42 de la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, posées par le Tribunal du travail de Bruxelles (numéro du rôle 4593) ; |
– het arrest nr. 178/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 18 en 31, 1º, van het Vlaamse decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 4605); |
– l’arrêt nº 178/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle relative aux articles 18 et 31, 1º, du décret flamand du 30 juin 2000 contenant diverses mesures d’accompagnement de l’ajustement du budget 2000, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 4605) ; |
– het arrest nr. 179/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 4, §1, eerste lid en tweede lid, 2º, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Raad van State (rolnummer 4632); |
– l’arrêt nº 179/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle concernant l’article 4, §1er, alinéa 1er et alinéa 2, 2º, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 4632) ; |
– het arrest nr. 180/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 57 van het decreet van het Waalse Gewest van 17 juli 2008 tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, ingesteld door de nv "I.B.V. & Cie" (rolnummer 4635); |
– l’arrêt nº 180/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause le recours en annulation de l’article 57 du décret de la Région wallonne du 17 juillet 2008 modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, introduit par la SA « I. B.V. & Cie » (numéro du rôle 4635) ; |
– het arrest nr. 181/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 1017, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd gewijzigd bij artikel 129 van de wet van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid, gesteld door de beslagrechter te Gent (rolnummer 4652); |
– l’arrêt nº 181/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle relative à l’article 1017, alinéa 4, du Code judiciaire, tel que cet article a été modifié par l’article 129 de la loi du 13 décembre 2006 portant dispositions diverses en matière de santé, posée par le juge des saisies de Gand (numéro du rôle 4652) ; |
– het arrest nr. 182/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 79bis, §1, tweede lid, 2º, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Tongeren (rolnummer 4659); |
– l’arrêt nº 182/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle concernant l’article 79bis, §1er, alinéa 2, 2º, de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, posée par le Tribunal correctionnel de Tongres (numéro du rôle 4659) ; |
– het arrest nr. 183/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 101, §2, tweede en derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen (rolnummer 4662); |
– l’arrêt nº 183/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 101, §2, alinéas 2 et 3, du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par la Cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 4662) ; |
– het arrest nr. 184/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 11, §2 en §3, tweede lid, van de wet van 20 mei 1994 houdende de geldelijke rechten van de militairen, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij artikel 130 van de wet van 27 maart 2003, gesteld door de Raad van State (rolnummer 4681); |
– l’arrêt nº 184/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause la question préjudicielle concernant l’article 11, §2 et §3, alinéa 2, de la loi du 20 mai 1994 relative aux droits pécuniaires des militaires, tel qu’il était applicable avant sa modification par l’article 130 de la loi du 27 mars 2003, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 4681) ; |
– het arrest nr. 185/2009, uitgesproken op 12 november 2009, inzake de prejudiciële vragen over artikel 174, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Dendermonde (rolnummers 4688 en 4689). |
– l’arrêt nº 185/2009, rendu le 12 novembre 2009, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 174, alinéa 3, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posées par le Tribunal du travail de Termonde (numéros du rôle 4688 et 4689). |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van: |
En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
– de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1251 en 2033 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van Koophandel te Gent (rolnummer 4791); |
– les questions préjudicielles relatives aux articles 1251 et 2033 du Code civil, posées par le Tribunal de commerce de Gand (numéro du rôle 4791) ; |
– de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, §2, en 6, §2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 4792); |
– la question préjudicielle relative aux articles 4, §2, et 6, §2, de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 4792) ; |
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 14, §1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gesteld door de Raad van State (rolnummer 4793). |
– la question préjudicielle relative à l’article 14, §1er, des lois coordonnées sur le Conseil d’État du 12 janvier 1973, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 4793). |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
– het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 4 van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, ingesteld door Eric Watteau (rolnummer 4773); |
– le recours en annulation et la demande de suspension de l’article 4 de la loi du 22 juillet 2009 relative à l’obligation d’incorporation de biocarburant dans les carburants fossiles mis à la consommation, introduits par Eric Watteau (numéro du rôle 4773) ; |
– het beroep tot vernietiging van de wet van 10 maart 2009 tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, ingesteld door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) (rolnummer 4775); |
– le recours en annulation de la loi du 10 mars 2009 portant modification de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations, introduit par la Commission de Régulation de l’Électricité et du Gaz (CREG) (numéro du rôle 4775) ; |
– het beroep tot vernietiging van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, ingesteld door de vzw "Belgische Petroleum Unie" en anderen (rolnummer 4786); |
– le recours en annulation de la loi du 22 juillet 2009 relative à l’obligation d’incorporation de biocarburant dans les carburants fossiles mis à la consommation, introduit par l’ASBL « Union pétrolière belge » et autres (numéro du rôle 4786) ; |
– het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 april 2009 "ertoe strekkend een hoofdstuk V toe te voegen aan titel III van de huisvestingscode betreffende de straffen in geval van woningleegstand, tot wijziging van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek", ingesteld door de vzw "Algemeen Eigenaars en Mede-eigenaarssyndicaat" (rolnummer 4794). |
– le recours en annulation de l’article 2 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 30 avril 2009 « visant à ajouter un chapitre V dans le titre III du code du logement relatif aux sanctions en cas de logement inoccupé, à modifier l’ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires et à modifier le Code judiciaire », introduit par l’ASBL « Syndicat national des propriétaires et copropriétaires » (numéro du rôle 4794). |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Directie-generaal internationale samenwerking |
Direction générale de la coopération internationale |
Bij brief van 19 november 2009 heeft het Rekenhof, overeenkomstig artikel 30, §3, vierde lid, van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de "Belgische Technische Coöperatie" in de vorm van een vennootschap van publiek recht aan de Senaat overgezonden, het verslag van het Rekenhof in verband met de tenuitvoerlegging van de taken van openbare dienst door de "Belgische Technische Coöperatie voor 2008. |
Par lettre du 19 novembre 2009, la Cour des comptes a transmis au Sénat, conformément à l’article 30, §3, alinéa 4, de la loi du 21 décembre 1998 portant création de la « Coopération technique belge » sous la forme d’une société de droit public, le rapport de la Cour des comptes relatif à la mise en œuvre des tâches de service public pour 2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Bij brief van 19 november 2009 heeft het Rekenhof, aan de Senaat overgezonden, het verslag van het Rekenhof in verband met de tenuitvoerlegging van de taken van openbare dienst door nv APETRA in 2008. |
Par lettre du 19 novembre 2009, la Cour des comptes a transmis au Sénat, le rapport de la Cour des comptes relatif à la mise en œuvre des tâches de service public par la société de droit public SA APETRA en 2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Bij brief van 1 december 2009 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden: |
Par lettre du 1er décembre 2009, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci-après : |
– resolutie over het door de Commissie voorgestelde ontwerp voor het jaarlijkse activiteitenprogramma Progress voor 2010 en voor het overzicht van werkzaamheden per beleidssector; |
– résolution sur le projet de programme de travail annuel Progress pour 2010 et la liste des activités par domaine, proposé par la Commission ; |
– resolutie over de voorbereidingen van de Top EU-Rusland in Stockholm op 18 november 2009; |
– résolution sur les préparatifs du sommet UE-Russie qui se tiendra à Stockholm le 18 novembre 2009 ; |
– resolutie over gezamenlijke programmering van onderzoek ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten, met name de ziekte van Alzheimer; |
– résolution sur la programmation conjointe des activités de recherche liées à la lutte contre les maladies neurodégénératives, en particulier la maladie d’Alzheimer ; |
– resolutie over het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman, |
– résolution sur le rapport annuel relatif aux activités du médiateur européen en 2008, |
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 11 en 12 november 2009. |
adoptées au cours de la période de session du 11 au 12 novembre 2009 inclus. |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense et au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes. |