4-96

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2009-2010

Plenaire vergaderingen

Donderdag 19 november 2009

Namiddagvergadering

4-96

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2009-2010

Séances plénières

Jeudi 19 novembre 2009

Séance de l’après-midi

Voorlopig verslag

Nog niet goedgekeurd door de sprekers.
Niet citeren zonder de bron te vermelden.

Compte rendu provisoire

Non encore approuvé par les orateurs.
Ne pas citer sans mentionner la source.

 

Inhoudsopgave

Sommaire

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Philippe Fontaine aan de minister van Buitenlandse Zaken over «de hulp van België aan Congo bij het afbakenen van zijn land- en zeegrenzen» (nr. 4-943)

Mondelinge vraag van de heer Karim Van Overmeire aan de minister van Buitenlandse Zaken over «de rol van de FOD Buitenlandse Zaken inzake exportbeleid» (nr. 4-955)

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Justitie en aan de minister van Klimaat en Energie over «klantenkaarten en hun gevolgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer» (nr. 4-945)

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Justitie over «de bevoegdheid van de federale centrale autoriteit in het kader van een adoptieprocedure» (nr. 4-957)

Mondelinge vraag van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Justitie over «het bouwen van een nieuwe strafinstelling in Marche-en-Famenne» (nr. 4-942)

Mondelinge vraag van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Justitie over «de bouw van een nieuwe gevangenis in Marche» (nr. 4-944)

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over «het masterplan voor de gevangenissen» (nr. 4-954)

Mondelinge vraag van de heer Christophe Collignon aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de recente verklaringen over de invoering van de kilometerheffing» (nr. 4-949)

Mondelinge vraag van de heer Bart Tommelein aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de verklaringen over rekeningrijden» (nr. 4-950)

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «de inbeslagname van generische medicatie voor Afrika door de Belgische douane» (nr. 4-952)

Actualiteitendebat: De opvangcrisis

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de beslissing inzake de maatregelen op federaal niveau om asielzoekers op te vangen» (nr. 4-947)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de opvang van asielzoekers in een tentenkamp» (nr. 4-948)

Mondelinge vraag van mevrouw Fatma Pehlivan aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de opvangcrisis» (nr. 4-951)

Mondelinge vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de crisis in de opvang» (nr. 4-953)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de opvangcrisis» (nr. 4-956)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel houdende diverse wijzigingen inzake kansspelen (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton, Stuk 4-1162)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Wetsontwerp betreffende aspecten van gerechtelijk recht wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten betreft (Stuk 4-1408)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

Wetsvoorstel tot wijziging van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001 (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1165)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

Voorstel van resolutie betreffende het proces achter gesloten deuren en de opsluiting van de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi na de vermeende schending van haar huisarrest (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-1355)

Bespreking

Stemmingen

Wetsontwerp betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (Stuk 4-1392) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving inzake kansspelen (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Wetsontwerp betreffende aspecten van gerechtelijk recht wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten betreft (Stuk 4-1408)

Wetsvoorstel tot wijziging van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001 (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1165)

Voorstel van resolutie betreffende het proces achter gesloten deuren en de opsluiting van de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi na de vermeende schending van haar huisarrest (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-1355)

Regeling van de werkzaamheden

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «het gebrek aan federale steun voor het Vlaamse Kruis» (nr. 4-1163)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «le manque de soutien fédéral pour le Vlaamse Kruis» (n° 4-1163)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «de nieuwe regelgeving betreffende orgaandonatie» (nr. 4-1164)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over «zwangerschapsverlof voor artsen in opleiding» (nr. 4-1166)

Vraag om uitleg van de heer Berni Collas aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «de financiële steun aan de MUG van de vzw The Spirit of St. Luc» (nr. 4-1174)

Vraag om uitleg van de heer Berni Collas aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «het Sociaal Verwarmingsfonds» (nr. 4-1173)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over «de financiële situatie van de voetbalclub Excelsior Moeskroen» (nr. 4-1168)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over «het wetsontwerp inzake levenloos geboren kinderen» (nr. 4-1162)

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over «de werking van Fedasil» (nr. 4-1176)

Demande d’explications de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «le fonctionnement de Fedasil» (n° 4-1176)

Berichten van verhindering

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Niet-evocaties

Boodschappen van de Kamer

Indiening van een wetsontwerp

Informele mededeling van een verdrag

Mededeling van koninklijke besluiten

Economische Overheidsbedrijven
– Infrabel

Economische Overheidsbedrijven
– NMBS

Economische Overheidsbedrijven
– NMBS – Holding

Vaste Commissie voor taaltoezicht

Europees Parlement

Prise en considération de propositions

Questions orales

Question orale de M. Philippe Fontaine au ministre des Affaires étrangères sur «l’aide de la Belgique au Congo pour délimiter ses frontières terrestres et maritimes» (nș 4-943)

Question orale de M. Karim Van Overmeire au ministre des Affaires étrangères sur «le rôle du SPF Affaires étrangères dans la politique d’exportation» (nș 4-955)

Question orale de Mme Olga Zrihen au ministre de la Justice et au ministre du Climat et de l’Énergie sur «les cartes de fidélité et leur impact sur la protection de la vie privée» (nș 4-945)

Question orale de Mme Els Schelfhout au ministre de la Justice sur «la compétence de l’autorité centrale fédérale dans le cadre d’une procédure d’adoption» (nș 4-957)

Question orale de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de la Justice sur «la construction d’un établissement pénitentiaire à Marche-en-Famenne» (nș 4-942)

Question orale de Mme Dominique Tilmans au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de la Justice sur «la création d’une nouvelle prison à Marche» (nș 4-944)

Question orale de Mme Anke Van dermeersch au ministre de la Justice sur «le plan prison» (nș 4-954)

Question orale de M. Christophe Collignon au secrétaire d’État à la Mobilité sur «les récentes déclarations concernant l’introduction d’une tarification au kilométrage» (nș 4-949)

Question orale de M. Bart Tommelein au secrétaire d’État à la Mobilité sur «les déclarations concernant la tarification au kilométrage» (nș 4-950)

Question orale de Mme Marleen Temmerman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur «la saisie de médicaments génériques pour l’Afrique par la douane belge» (nș 4-952)

Débat d’actualité : La crise de l’accueil

Question orale de Mme Zakia Khattabi au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «la décision concernant les dispositifs mis en œuvre au niveau fédéral pour accueillir les demandeurs d’asile» (nș 4-947)

Question orale de Mme Freya Piryns au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «l’accueil des demandeurs d’asile dans un camp de réfugiés» (nș 4-948)

Question orale de Mme Fatma Pehlivan au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «la crise de l’accueil» (nș 4-951)

Question orale de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «la crise de l’accueil» (nș 4-953)

Question orale de Mme Nele Lijnen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «la crise de l’accueil» (nș 4-956)

Projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

Projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

Proposition de loi portant des dispositions diverses relatives aux jeux de hasard (de Mme Marie-Hélène Crombé-Berton, Doc. 4-1162)

Discussion générale

Discussion des articles du projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

Discussion des articles du projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

Discussion générale

Discussion des articles du projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

Discussion des articles du projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

Projet de loi relatif aux aspects de droit judiciaire concernant le statut et le contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins (Doc. 4-1408)

Discussion générale

Discussion des articles

Proposition de loi modifiant la partie XII de l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, confirmée par la loi-programme du 30 décembre 2001 (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1165)

Discussion générale

Discussion des articles

Proposition de résolution relative au procès à huis clos et à l’emprisonnement de l’opposante politique birmane Aung San Suu Kyi suite à de prétendues violations des restrictions liées à son assignation à résidence surveillée (de Mme Olga Zrihen et M. Philippe Mahoux, Doc. 4-1355)

Discussion

Votes

Projet de loi instaurant une réglementation générale relative à l’interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac (Doc. 4-1392) (Procédure d’évocation)

Projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

Projet de loi portant modification de la législation relative aux jeux de hasard (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

Projet de loi relatif aux aspects de droit judiciaire concernant le statut et le contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins (Doc. 4-1408)

Proposition de loi modifiant la partie XII de l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, confirmée par la loi-programme du 30 décembre 2001 (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1165)

Proposition de résolution relative au procès à huis clos et à l’emprisonnement de l’opposante politique birmane Aung San Suu Kyi suite à de prétendues violations des restrictions liées à son assignation à résidence surveillée (de Mme Olga Zrihen et M. Philippe Mahoux, Doc. 4-1355)

Ordre des travaux

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «la nouvelle réglementation concernant le don d’organes» (n° 4-1164)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur «les congés de maternité pour les médecins en formation» (n° 4-1166)

Demande d’explications de M. Berni Collas à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «le soutien financier au SMUR de l’asbl The Spirit of St. Luc» (n° 4-1174)

Demande d’explications de M. Berni Collas au ministre du Climat et de l’Energie et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur «le Fonds Social Chauffage» (n° 4-1173)

Demande d’explications de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur «la situation financière du club de football Excelsior Mouscron» (n° 4-1168)

Demande d’explications de Mme Sabine de Bethune au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «le projet de loi concernant les enfants nés sans vie» (n° 4-1162)

Excusés

Annexe

Votes nominatifs

Propositions prises en considération

Demandes d’explications

Non-évocations

Messages de la Chambre

Dépôt d’un projet de loi

Communication informelle d’un traité

Communication d’arrêtés royaux

Entreprises publiques économiques
– Infrabel

Entreprises publiques économiques
– SNCB

Entreprises publiques économiques
– SNCB Holding

Commission permanente de contrôle linguistique

Parlement européen

Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 15.30 uur.)

Présidence de M. Armand De Decker

(La séance est ouverte à 15 h 30.)

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance.

Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Mondelinge vragen

Questions orales

Mondelinge vraag van de heer Philippe Fontaine aan de minister van Buitenlandse Zaken over «de hulp van België aan Congo bij het afbakenen van zijn land- en zeegrenzen» (nr. 4-943)

Question orale de M. Philippe Fontaine au ministre des Affaires étrangères sur «l’aide de la Belgique au Congo pour délimiter ses frontières terrestres et maritimes» (nș 4-943)

De heer Philippe Fontaine (MR). –

M. Philippe Fontaine (MR). – À côté des questions de paix et de sécurité, la situation économique et financière du Congo est un enjeu de taille. La relance de l’activité économique, la perception des taxes et impôts et la renégociation des contrats miniers sont des dossiers importants sur lesquels le Gouvernement congolais doit prendre des décisions courageuses. Il doit, à cet effet, exercer sa pleine souveraineté sur l’ensemble de son territoire et des richesses naturelles qu’il contient.

Dans ce cadre, la délimitation exacte des frontières du Congo prend toute son importance. La frontière entre le Congo et l’Ouganda est une frontière naturelle. Elle est délimitée par le fleuve Semliki et le Lac Albert où des réserves de pétrole ont été découvertes. La délimitation précise de cette frontière me semble capitale.

Quel est l’état des négociations entre les deux pays ? Des experts belges ont-ils été sollicités ? La Belgique a-t-elle proposé ses services pour éviter de devoir recourir à la Cour internationale de justice, longue procédure qui, à moyen terme, hypothéquera l’exploitation transparente de ces ressources pétrolières ?

La question se pose de façon plus urgente encore pour la frontière entre l’Angola et le Congo. En effet, les relations entre les deux pays sont déjà altérées par l’expulsion croisée d’exploitants miniers mettant en lumière l’absence de clarté pour la frontière terrestre dans le Bandundu et le Bas-Congo.

C’est la frontière maritime qui fait l’objet de nombreuses contestations. Kinshasa réclame sa pleine souveraineté sur une zone maritime de 200 kmČ, très riche en ressources pétrolières, déjà exploitée par l’Angola.

Dans ce cas également, je souhaiterais connaître le montant de l’aide que la Belgique peut accorder aux deux pays afin de solutionner ce différend à l’amiable et les mécanismes d’arbitrage prévus par la Convention de Montego Bay. La Convention prévoit-elle la possibilité de créer des zones d’intérêt commun entre deux pays et l’aide de la commission du Droit de la mer des Nations unies ? La Belgique peut-elle fournir une aide technique pour assurer le succès de la réunion de la Commission mixte bilatérale prévue, durant la deuxième quinzaine du mois de novembre 2009, à Luanda ?

Enfin, le Congo veut exploiter les ressources pétrolières du Lac Tanganyika. Les appels d’offre ont-ils des bases juridiques plus solides et plus équitables que les contrats miniers conclus avec les Chinois ? La protection écologique de ces sites pourra-t-elle être sauvegardée ?

De heer Yves Leterme, minister van Buitenlandse Zaken. –

M. Yves Leterme, ministre des Affaires étrangères. – La République démocratique du Congo connaît en effet plusieurs contentieux frontaliers avec ses voisins. L’énergie – présence de pétrole et de gaz – est un des principaux éléments de ce contentieux. Cela peut effectivement créer des tensions entre la République démocratique du Congo et les pays voisins. La Belgique suit évidemment de près l’évolution de cette situation.

Le premier contentieux oppose la RDC à l’Ouganda. Dans le cadre de la délimitation de cette frontière constituée, comme vous l’avez indiqué, par le fleuve Semliki et le Lac Albert, l’Ouganda veut s’en tenir au thalweg actuel. Par contre, la RDC veut utiliser le thalweg défini à l’époque coloniale, ce qui serait nettement plus avantageux pour elle.

 

Une commission Ouganda/RDC a été mise en place mais jusqu’à présent, aucune date n’a encore été fixée pour la mise au point des conclusions.

Le second contentieux concerne l’Angola et résulte de la présence d’une nappe pétrolière offshore et de la volonté de la RDC de voir ses frontières maritimes modifiées sur la base de la Convention de Montego Bay de 1982. Selon cet accord, la RDC avait jusqu’au mois de mai 2009 pour demander que sa zone maritime soit étendue à 200 miles marins, ce qu’elle a effectivement fait à la fin du délai.

Des négociations sont actuellement en cours avec l’Angola qui conteste le point de vue de la RDC. L’enjeu pour la RDC est de taille et lors de mon entretien à New York avec mon homologue congolais Thambwe, celui-ci a souligné toute l’importance que la RDC accorde à cette question et précisé qu’elle souhaite d’abord la régler dans le cadre de négociations directes avec l’Angola. La RDC espère aborder ce contentieux lors de la grande commission mixte RDC-Angola qui se tiendra dans les semaines à venir. Les deux pays ont d’ailleurs convenu qu’une commission spéciale technique se pencherait sur la question en amont de la grande commission mixte. Si les négociations n’aboutissent pas, une prochaine étape pourrait consister en la saisine par la RDC du conseil de sécurité des Nations unies. En l’absence de réaction du Conseil endéans un laps de temps, le Congo compte ensuite directement s’adresser à la Cour de Justice de La Haye.

Par ailleurs, la présence de pétrole dans le lac Tanganyika pourrait donner lieu à de nouveaux contentieux avec le Burundi et la Tanzanie. Comme dans le cas du pétrole du Lac Albert à la frontière entre l’Ouganda et la RDC, ce pétrole, s’il est un jour exploité, devrait être acheminé par pipeline vers l’Océan indien. L’exploitation même de ce pétrole n’est pas encore en cours mais du côté burundais et tanzanien, des contrats d’exploration ont déjà été signés avec des entreprises étrangères. Le Code des hydrocarbures, qui est encore à l’étude au niveau du parlement congolais, devrait aboutir à un cadre juridique assurant plus de transparence dans l’attribution des contrats d’exploration et d’exploitation de pétrole ou de gaz.

Pour l’exploitation du gaz du lac Kivu, une commission mixte avec le Rwanda a été mise sur pied. La délimitation des frontières au niveau du lac Kivu ne pose pas de problème et la coopération au sein de cette commission se passe bien. Il est question de mettre sur pied une autorité bilatérale de régulation de l’exploitation du lac Kivu.

Dans ce dossier comme dans d’autres, la RDC est surtout intéressée par la mise à disposition par la Belgique d’informations et d’une expertise pour la délimitation des frontières. Elle ne sollicite pas l’implication directe de la Belgique dans les négociations avec ses voisins. Au mois de juillet de cette année, la RDC a ainsi formulé la demande générale d’obtenir « toute la documentation nécessaire lui permettant d’aborder cette question de délimitation des frontières avec maîtrise ». Il a ensuite été précisé qu’il s’agissait des cartes géographiques ainsi que des accords signés à ce sujet entre la Belgique, le Portugal, la Grande-Bretagne et la France. Pour ma part, je n’ai pas tardé à envoyer une réponse positive dans laquelle j’ai exprimé la disponibilité de la Belgique à offrir l’accès aux archives relatives à la délimitation des frontières entre les anciennes puissances coloniales. J’ai également invité la partie congolaise à nous communiquer les noms des experts chargés de cette question pour que nous puissions établir le contact et organiser de manière concrète ces consultations des archives. Finalement, j’ai également annoncé la disponibilité de la Belgique à considérer la mise à disposition d’expertise belge pour assister la partie congolaise lors des recherches en Belgique. À ce jour, je n’ai pas encore reçu de réponse à cette offre que je compte renouveler prochainement.

De heer Philippe Fontaine (MR). –

M. Philippe Fontaine (MR). – Il est normal que la République Démocratique du Congo veuille exercer sa pleine souveraineté et récupérer l’exploitation des matières premières qui font sa richesse pendant le processus de restauration de État de droit.

Je suis heureux d’apprendre que la Belgique a proposé aux autorités congolaises de leur transmettre des documents permettant de mieux définir les frontières telles qu’elles existaient à l’époque coloniale. Je regrette que la partie congolaise n’ait pas réagi plus rapidement alors que deux conflits importants sont en cours. Je remercie M. Leterme de bien vouloir rappeler l’offre de la Belgique à cet égard.

Mondelinge vraag van de heer Karim Van Overmeire aan de minister van Buitenlandse Zaken over «de rol van de FOD Buitenlandse Zaken inzake exportbeleid» (nr. 4-955)

Question orale de M. Karim Van Overmeire au ministre des Affaires étrangères sur «le rôle du SPF Affaires étrangères dans la politique d’exportation» (nș 4-955)

De heer Karim Van Overmeire (VB). – In de onlangs voorgestelde algemene beleidsnota Buitenlands Beleid ziet de FOD Buitenlandse Zaken voor zichzelf een belangrijke bevoegdheid weggelegd op het terrein van het internationaal ondernemen. "De economische diplomatie moet verder uitgebouwd worden", zo luidt het. De nota heeft het onder meer over een innovatiegericht exportbeleid dat samen met de gewesten moet worden gevoerd, waarbij Buitenlandse Zaken als honest broker wil optreden in het belang van de specifieke sectoren en het bedrijfsleven in het algemeen. Het economisch netwerk zal in overleg met de drie gewesten worden geactiveerd en er zullen bilaterale overlegmechanismen met sleutellanden voor onze export worden uitgebouwd waarbij de gewesten worden betrokken. Want, zo lezen we "de lobby- en netwerkcapaciteiten van onze diplomatieke dienst kunnen immers een belangrijke en concrete bijdrage leveren om de belangen van de betrokken ondernemingen te bevorderen en daardoor het marktaandeel van België in de globale handel en de mondiale investeringen te verbeteren".

Uit de nota blijkt dus de grote ambitie om een federaal innovatiegericht exportbeleid uit te bouwen dat samen met de gewesten wordt gevoerd, waarbij overleg wordt gepleegd met de gewesten of waarbij de gewesten betrokken worden. Dat staat echter haaks op de institutionele realiteit van dit land.

Door de bijzondere wet van 13 juli 2001 werd buitenlandse handel nagenoeg volledig geregionaliseerd, met een aantal specifieke en beperkte uitzonderingen. Er werd bewust afgestapt van de coördinerende rol van de federale overheid. Het exportbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de gewesten, waarbij het federale niveau een ondersteunende rol kan spelen. In het Vlaams Parlement gebruikte Fientje Moerman hiervoor gisteren de term "dienstbaar", erbij vermeldend dat het om een typische CD&V-term gaat.

Minister-president Peeters antwoordde: "Ik heb in het verleden duidelijk gemaakt dat de federale diplomatie dienstbaar moet zijn ten aanzien van wat wij met onze bevoegdheden die zijn ingeschreven, uitvoeren." … "Als men op onze bevoegdheden komt, zeker wat export en de economische diplomatie betreft, zal ik heel duidelijk zijn dat ik geen recuperatie van wie dan ook zal dulden".

Kan de minister toelichten hoe hij de verhouding tussen het federale niveau en de gewesten op dit beleidsdomein ziet?

M. Karim Van Overmeire (VB). –

De heer Yves Leterme, minister van Buitenlandse Zaken. – Voor ik terzake kom, maak ik drie inleidende opmerkingen.

Ik ben blij dat het begrip dienstbaarheid, wat de essentie is van politiek engagement, door anderen wordt overgenomen. Ik zeg ook heel uitdrukkelijk aan alle exporterende bedrijven in ons land dat ik mij ook voor hun ambities in het buitenland wil inzetten.

Ik verander ik niet van standpunt naargelang van de functie die ik bekleed. Ik verwijs graag naar een antwoord dat ik op 14 maart 2006 heb gegeven op een vraag van de heer Luc Van Nieuwenhuysen in de commissie waarvan de heer Van Overmeire toen voorzitter was.

Wij moeten alle hens aan dek roepen voor de export. Institutionele debatten zijn belangrijk en we moeten respect tonen voor elkaars bevoegdheid, maar het is vooral belangrijk dat elkeen inspanningen levert opdat al onze bedrijven, de Brusselse, Vlaamse en Waalse bedrijven, meer kansen krijgen op de buitenlandse markten.

Dan kom ik nu tot het antwoord op de vraag.

Uiteraard ken ik de bijzondere wet van 13 juli 2001 goed. Misschien moet ik eerst de bevoegdheid inzake de exportpromotie situeren. Het spreekt vanzelf dat er inzake buitenlandse handel nog andere autoriteiten zijn.

M. Yves Leterme, ministre des Affaires étrangères. –

Het multilaterale handelsbeleid, dat een steeds grotere rol speelt in het economisch functioneren van onze bedrijven, is bijvoorbeeld bij uitstek een bevoegdheid van het Europese bestuursniveau. De Europese Commissie onderhandelt uit onze naam, terwijl de Europese Raad van ministers van Buitenlandse Handel, waarvan ik deel uitmaak, waakt over de goede gang van zaken bij het uitoefenen van dat mandaat.

Het bevorderen van de export gebeurt uiteraard door directe acties van de verschillende gewesten van ons land. Het omkaderende beleid en de competitiviteit van onze bedrijven op de exportmarkten worden vandaag evenwel nog altijd zeer sterk bepaald door beslissingen die federaal worden genomen. Zo hangen de promotie van de export, de rendabiliteit van onze ondernemingen en de kostprijs van onze producten samen met de vennootschapsfiscaliteit en met de sociale zekerheidsbijdragen die geheven worden op arbeid.

Ook het aantrekken van investeringen is trouwens, meer nog dan de export, afhankelijk van de fiscale omgeving. De ruimtelijke ordening en andere aspecten die aan de deelgebieden van ons land zijn toevertrouwd, spelen ook wel een belangrijke rol, maar de fiscaliteit en de sociale zekerheid zijn vaak de beslissende elementen voor een buitenlands bedrijf om zich al dan niet in België te vestigen.

Ik wil een zeer sterk accent leggen op de economische diplomatie, zoals dat verwoord staat in mijn beleidsnota. Ik spreek trouwens over overleg, wat nog iets anders is dan coördinatie. Ik heb allerminst de ambitie om de activiteiten van onze deelgebieden te stroomlijnen. Het is wel mijn ambitie om mijn beleid doeltreffend te maken door te overleggen met de bedrijven en de gewestelijke verantwoordelijken.

Ik ben ervan overtuigd dat die formule werkt, getuige de zeer succesvolle missie die we onlangs hadden in Saoedie Arabië. Volgende week ga ik naar Marokko en Algerije om ook daar mee leiding te geven aan een belangrijke exportmissie waarvan iets meer dan tweehonderd, grotendeels Vlaamse, bedrijven deel uitmaken. We zullen vanuit Buitenlandse Zaken alles doen om de mogelijkheden van onze bedrijven op de Marokkaanse en de Algerijnse markt te versterken. Minister De Clerck schreef me ten andere dat Marokko wil investeren in duurzame energiewinning en dat er in dat kader wellicht mogelijkheden zijn voor Belgische, en dus ook Vlaamse bedrijven.

 

Economische diplomatie moet dus om evidente redenen geschieden in overleg met de betrokkene bedrijven en gewesten. Ik heb trouwens enkele weken geleden pragmatische voorstellen gedaan aan de collega’s Demotte, Peeters en Vanraes om de inbreng en de dienstbaarheid van het federale netwerk en de federale diensten te verhogen. Ik wil op die lijn doorgaan in het belang van het Belgisch bedrijfsleven en dus ook in het belang van de Vlaamse bedrijven.

We hebben alle inzet, alle hands aan dek, nodig om in het buitenland op de grote exportmarkten goed te presteren. De Belgische bedrijven weten dat ze hierbij op mij, op de federale diensten van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en op onze ambassades mogen rekenen en mochten ze dat nog niet weten, dan geeft de heer Van Overmeire mij de gelegenheid om het te herhalen.

 

De heer Karim Van Overmeire (VB). – Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij heeft gelijk wanneer hij zegt: alle hands aan dek en iedereen op zijn vierkante meter. Het gaat er natuurlijk om wie bevoegd is. Ik denk dat de bevoegdheidsverdeling duidelijk is en dat deze crisis niet mag worden aangewend om een soort recuperatie van bevoegdheden te organiseren. Wie bevoegd is, moet het initiatief nemen en de andere entiteiten kunnen dat ondersteunen. Wat ik lees in de beleidsbrief van de minister overschrijdt die bevoegdheden. Dat het federale niveau het initiatief neemt en overleg pleegt met de gewesten is niet correct. We bevinden ons in de zeer schizofrene situatie waarbij het andere niveau een afwijkende invulling geeft aan de organisatie van de exportpromotie. Ik dacht dat dit soort recuperatiepogingen tot de erfenis van paars behoorde. Ik stel echter vast dat de Belgische recuperatie op dit terrein onverminderd verder gaat met christen-democraten op de post van Vlaams minister-president, eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. Dat is zeer te betreuren. We zullen deze zaak onverminderd blijven volgen.

M. Karim Van Overmeire (VB). –

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Justitie en aan de minister van Klimaat en Energie over «klantenkaarten en hun gevolgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer» (nr. 4-945)

Question orale de Mme Olga Zrihen au ministre de la Justice et au ministre du Climat et de l’Énergie sur «les cartes de fidélité et leur impact sur la protection de la vie privée» (nș 4-945)

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – La plupart, si ce n’est la totalité des grandes enseignes commerçantes telles que les supermarchés, hard discounts ou magasins comptant plusieurs succursales, proposent à leurs clients un programme de fidélisation par le biais de cartes personnelles permettant aux consommateurs de bénéficier, une fois un certain nombre de points cumulés, de remises ou de cadeaux divers récompensant leur « fidélité ».

Ces cartes de fidélité sont également un précieux outil de renseignements concernant la consommation de tout un chacun et permettent aux magasins exerçant ce type de pratique de cibler les habitudes de leurs propres clients.

Les programmes de fidélisation par le biais, notamment, des cartes de fidélité posent dès lors un problème en termes de protection de la vie privée du consommateur.

Monsieur le ministre, quels sont les mécanismes existants qui garantissent, dans ce cadre précis, la protection de la vie privée des consommateurs ?

Quelle est la durée de conservation des données personnelles dont peuvent bénéficier les enseignes commerçantes ? Cette durée est-elle limitée dans le temps ?

Quelle est la finalité réelle d’une telle conservation de données ? Quid de l’usage de celles-ci si un litige naissait entre le consommateur et le magasin en question ? Comment interdire l’usage de ces données à d’autres fins que celles initialement prévues ? Un arrêté royal ne devrait-il pas baliser davantage l’usage de telles données ?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. –

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Tout traitement de données à caractère personnel est soumis à la loi belge du 8 décembre 1992 relative à la vie privée. De plus, les consommateurs sont également protégés par la loi sur le commerce électronique et par celle sur les pratiques du commerce.

Dans sa note du 28 mai 2008 intitulée « Marketing direct et protection des données à caractère personnel », la Commission de la protection de la vie privée signale que le consentement indubitable de la personne concernée constitue une base juridique légale autorisant le traitement de données à caractère personnel à des fins de marketing direct. Ce consentement doit être libre, spécifique et reposer sur une information préalable. Il importe également que celui-ci puisse être retiré à tout moment.

L’article 4, paragraphe premier, de la loi « vie privée » du 8 décembre 1992 prévoit que les données à caractère personnel doivent être conservées sous une forme permettant l’identification des personnes concernées pendant une durée n’excédant pas celle nécessaire à la réalisation des finalités pour lesquelles elles sont obtenues.

La loi ne prévoit donc pas de durée précise de conservation. Néanmoins, le non-respect de cette disposition est sanctionné pénalement. Une durée de conservation excessive ou indéfinie est donc interdite.

Il serait utile pour les magasins de prévoir, dans le contrat conclu avec les consommateurs, une durée de conservation précise.

La finalité est généralement le marketing direct.

Dans le cas d’un litige devant les tribunaux, à partir du moment où le traitement des données a été effectué licitement, ce qui est le cas lorsque le consentement de la personne concernée a été obtenu, les parties peuvent se prévaloir des règles des preuves habituelles en matière civile et pénale.

Dans le cas d’un litige entre la personne concernée et le responsable du traitement, l’article 9 de la loi « vie privée » dispose que la personne concernée bénéficie d’un droit d’opposition, sur demande et gratuit, au traitement de ses propres données.

L’article 4, paragraphe premier, 2° de la loi « vie privée » du 8 décembre 1992 prévoit que les données à caractère personnel doivent être collectées pour des finalités déterminées, explicites et légitimes, et ne pas être traitées ultérieurement de manière incompatible avec ces finalités. Le non-respect de cette disposition est puni pénalement, en vertu de l’article 39 de la loi.

En ce qui concerne la dernière question, la réponse est non. Les dispositions de la loi du 8 décembre 1992 sont suffisantes et couvrent la matière du marketing direct.

Cette loi nous permet donc de gérer la majeure partie sinon la totalité des problèmes.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – Ma question était motivée par la lecture d’une information étonnante. Dans un autre pays européen, les données tout à fait particulières recueillies au moyen d’un inventaire des achats effectués par un client dans un magasin ont servi dans le règlement d’un litige entre ce magasin et ce client. Le magasin a démontré, dans le chef du client, une consommation excessive de produits alcoolisés et a pu argumenter qu’un accident survenu n’était pas de sa responsabilité.

Puis-je déduire que grâce à toutes les protections dont s’est dotée la Belgique, il serait tout à fait inconcevable que pareille situation puisse se produire ? Pourrait-on faire référence à l’article 9 qui offre un droit d’opposition gratuit ?

Il serait intéressant, me semble-t-il, que les différents documents signés pour l’obtention d’une carte de fidélité indiquent beaucoup plus explicitement que la protection de la vie privée impose que ces données ne puissent en aucun cas servir à un autre usage que celui initialement prévu, et sûrement pas dans un litige juridique. Dans l’exemple cité, ce procédé a mis l’usager en difficulté.

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Justitie over «de bevoegdheid van de federale centrale autoriteit in het kader van een adoptieprocedure» (nr. 4-957)

Question orale de Mme Els Schelfhout au ministre de la Justice sur «la compétence de l’autorité centrale fédérale dans le cadre d’une procédure d’adoption» (nș 4-957)

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – Adoptie is een zeer gevoelige materie. Het gaat over het verlangen van ouders naar een kind en over het recht van kinderen op liefhebbende ouders, op een warme thuis, op een toekomst. Dat is niet niks.

In een adoptieprocedure, zoals geregeld door het Verdrag van Den Haag, wordt ernstig onderzoek verricht naar de herkomst van de kinderen. Van de kandidaat-adoptieouders wordt verwacht dat zij een voorbereiding volgen. Ze worden gewikt en gewogen, vaak op een manier die vragen oproept. De bevoegde regionale autoriteiten zouden zich van dat alles bewust zijn en zouden initiatieven voorbereiden ter aanpassing van het adoptiedecreet.

Een groot vraagteken in de adoptieprocedure blijft evenwel de bevoegdheid van de Federale Centrale Autoriteit. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat aan de wijze waarop de FCA die bevoegdheid invult, één en ander schort.

Hoe evalueert de minister de wijze waarop de FCA haar bevoegdheden invult? Is de minister op de hoogte van problemen in dit verband?

Is de minister bereid maatregelen te nemen zodat de federale en de regionale autoriteiten hun bevoegdheden beter op elkaar kunnen afstemmen, de procedure een vlotter verloop zou kennen en kandidaat-adoptieouders op het einde van de rit, niet langer met de rug tegen de muur worden gezet?

Mme Els Schelfhout (CD&V). –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Ik onderschrijf uiteraard uw analyse dat het om een delicate problematiek gaat en dat de procedures op alle vlakken vlot moeten verlopen. Adoptie van kinderen gaat gepaard met heel wat emotionaliteit zowel van de kant van de adoptieouders als van de kinderen zelf.

Zowel de federale als de regionale overheid heeft een rol te vervullen. Een goede samenwerking met respect voor ieders bevoegdheid, is daarbij noodzakelijk. Dat is echter niet altijd het geval. Soms zijn er spanningen of uiteenlopende interpretaties. We hebben de opdracht de bevoegdheden maximaal op elkaar af te stemmen.

Mijn medewerkers handelen in nauw overleg met het kabinet van Vlaams minister Vandeurzen, niet alleen wat het volgen van de individuele dossiers betreft, maar ook en vooral over de wijze waarop de samenwerking structureel kan worden verbeterd.

Dat is niet altijd eenvoudig. In de landen van herkomst van de kinderen wordt niet altijd nauwgezet rekening gehouden met de internationale verdragen. Daardoor wordt het moeilijk de regelmatigheid van de procedure te beoordelen.

Niettemin is het belangrijk dat de bevoegde federale en Vlaamse autoriteiten nauwkeurig en intens samenwerken opdat de adoptieprocedure diligent kan verlopen. Op dit vlak zouden er geen obstakels mogen zijn die een snelle afhandeling in de weg staan. De bevoegdheden moeten op zeer korte termijn op elkaar worden afgestemd.

Er zijn inderdaad problemen geweest. Er zijn concrete dossiers die we nauwgezet trachten te volgen. Inmiddels zoeken we ook een structurele oplossing voor de samenwerking tussen de federale en de andere diensten.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – Uit het antwoord van de minister blijkt dat het probleem hem na aan het hart ligt. Het verheugt me dat hij de problemen erkent en dat hij samen met de Vlaamse minister Vandeurzen naar oplossingen zoekt.

Het zou niet mogen dat kandidaat-adoptieouders op het einde van de procedure struikelen over een detail zoals een paraaf in de kantlijn van de geboorteakte die niet gelegaliseerd zou zijn, terwijl de stempels van de legalisatie op de achterzijde van het document staan. Dat is geen muggenzifterij meer, maar onwil. Ik dank de minister dat hij naar oplossingen zoekt om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen.

Mme Els Schelfhout (CD&V). –

Mondelinge vraag van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Justitie over «het bouwen van een nieuwe strafinstelling in Marche-en-Famenne» (nr. 4-942)

Question orale de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de la Justice sur «la construction d’un établissement pénitentiaire à Marche-en-Famenne» (nș 4-942)

Mondelinge vraag van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Justitie over «de bouw van een nieuwe gevangenis in Marche» (nr. 4-944)

Question orale de Mme Dominique Tilmans au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de la Justice sur «la création d’une nouvelle prison à Marche» (nș 4-944)

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over «het masterplan voor de gevangenissen» (nr. 4-954)

Question orale de Mme Anke Van dermeersch au ministre de la Justice sur «le plan prison» (nș 4-954)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

De heer Dimitri Fourny (cdH). –

M. Dimitri Fourny (cdH). – Je souhaitais vous interroger sur le Masterplan visant à lutter contre la surpopulation carcérale dans notre pays, actuellement mis sur pied. Ce plan prévoit notamment la création de nouvelles prisons, objectif auxquels les problèmes actuellement rencontrés ne sont pas étrangers.

Pour la Région wallonne, trois sites ont été retenus : Sambreville, Leuze-en-Hainaut et Marche-en-Famenne. C’est au sujet de la future prison de Marche-en-Famenne que je souhaiterais vous interroger.

Ce projet de construction a été accueilli favorablement par le conseil communal de Marche-en-Famenne ; il y a fait l’unanimité car il fait espérer la création de nombreux emplois, non négligeables pour cette région rurale.

Nous avons appris par la presse que vos services étaient prêts à faire avancer le dossier et attendaient le feu vert de la Région wallonne, plus précisément du ministre de l’Aménagement du territoire, Philippe Henry.

La semaine dernière, nous avons mené un vaste débat au sein du Parlement wallon. Le bourgmestre de Marche, André Bouchat, y a interpellé le ministre Henry quant à ses intentions de délivrer le permis pour l’implantation de cette future prison dans une région certes agricole, mais proche d’importantes voies d’accès : autoroute, route rapide, gare. La réponse du ministre nous a surpris : il est dubitatif, il s’interroge sur l’intérêt de la construction d’une prison à cet endroit et veut encore y réfléchir.

Si je suis bien informé, vos services attendaient une réponse pour le 17 novembre. L’échéance est dépassée. Le ministre wallon de l’Aménagement du territoire n’a pas pris de décision et nous sommes inquiets. C’est pourquoi un front luxembourgeois, emmené par divers représentants politiques, s’est constitué pour défendre le projet. Mme Tilmans et moi-même en sommes aujourd’hui les porte-parole.

Avez-vous reçu un signal clair de la Région wallonne ? Le dossier a-t-il des chances d’avancer ? Pouvons-nous compter que l’autorité fédérale appuiera le projet auprès du ministre wallon ?

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). –

Mme Dominique Tilmans (MR). – En avril 2008, le gouvernement fédéral a mis en place le Masterplan 2008/2012 pour une incarcération plus humaine. Vu la situation catastrophique de nos établissements pénitentiaires, il est indispensable d’apporter des solutions aux problèmes de surpopulation et de promiscuité, sans oublier les conditions de travail difficiles du personnel.

Le gouvernement fédéral a confirmé, voici quelques mois, que Marche-en-Famene était retenue comme siège de l’une des trois nouvelles prisons prévues en Wallonie. Ce projet a été accueilli avec enthousiasme dans la province, sachant qu’il permettrait la création de 300 à 400 emplois dans une région qui doit faire face à un taux de chômage important.

Ce projet avait de réelles chances d’aboutir relativement rapidement jusqu’à ce que la Région wallonne, le ministre de tutelle Philippe Henry en particulier, fasse barrage à sa réalisation.

Il s’agissait pourtant d’un dossier solide. De nombreux contacts avaient eu lieu avec le fonctionnaire délégué de l’urbanisme qui avait d’ailleurs émis un avis favorable sur le site retenu malgré sa situation en zone agricole.

Vu l’absence de caserne désaffectée ou de tout autre bâtiment à réaffecter ou à réhabiliter, Marche-en-Famene est dans l’impossibilité de trouver une autre situation pour cette prison.

Lundi dernier, le conseil communal devait entériner la vente d’un terrain de 15 hectares à la Régie des bâtiments. Vu la décision du ministre régional, la vente a dû être suspendue et le bourgmestre a dû retirer le point malgré le soutien de l’ensemble du conseil communal.

Pour ce qui est de la situation géographique du futur bâtiment, Marche se trouve à moins d’une demi-heure de Namur. Le site proposé se trouve à moins de trois kilomètres de la gare de Marche et à moins de cinq kilomètres de la gare de Marloie. L’accès au site est aisé grâce à une route nationale à bandes. En outre, des navettes TEC seraient créées.

Nous nous interrogeons donc sur les raisons qui incitent le ministre Henry à empêcher la réalisation de ce projet.

Quelles démarches le vice-premier ministre Reynders compte-t-il entreprendre pour que ce dossier puisse progresser? A-t-il déjà pris contact avec le ministre Henry pour le convaincre du bien-fondé de cette réalisation ? Peut-il confirmer sa décision de soutenir jusqu’au bout le choix des villes opéré par le gouvernement fédéral, particulièrement le choix de Marche ?

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het plan van de minister om gevangenissen bij te bouwen, loopt duidelijk niet over rozen.

Eerder moest de al geplande gevangenis in Puurs worden opgegeven omdat het gekozen terrein niet geschikt leek voor enige bewoning. Ten gevolge daarvan werd een nieuwe selectieprocedure opgestart.

Deze week lazen we in de pers dan weer dat de Raad van State het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de bouw van een gevangenis in Dendermonde heeft vernietigd zodat ook de bouw van die gevangenis op losse schroeven komt te staan.

Naar verluidt, zijn er ook problemen met andere geplande gevangenissen.

Daarom had ik van de minister graag vernomen hoever het nu staat met zijn plannen voor de bouw van nieuwe gevangenissen. Voor welke geplande gevangenissen is er vertraging opgelopen of was er zelfs een totale heroriëntering noodzakelijk omdat de gekozen site niet voldeed of omdat er andere bezwaren waren in het dossier?

Meer specifiek wens ik te vernemen wat de gevolgen zijn van het arrest van de Raad van State voor de gevangenis van Dendermonde. Gaat men door met die geplande gevangenis? Zoekt men een andere locatie in die stad of moet men opnieuw van voor af aan beginnen met een zoektocht naar een andere vestigingsplaats in de provincie?

Graag vernam ik ook wat de stand van zaken is voor de gevangenis in de provincie Antwerpen na het afhaken van Puurs. Is de zoektocht naar een nieuwe locatie afgerond? Werd onderhandeld met het stadsbestuur van Antwerpen? Zo ja, wat is het resultaat daarvan?

Mme Anke Van dermeersch (VB). –

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik zal de vragen beantwoorden over Marche en Famenne en minister De Clerck geeft het antwoord wat de overige locaties betreft.

M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. –

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. –

M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – Le Masterplan, tel qu’approuvé par les conseils des ministres des mois d’avril et décembre 2008, prévoit notamment la construction de quatre nouvelles prisons pour 2012, deux en Flandre et deux en Wallonie, ainsi que la construction d’une nouvelle prison à Marche-en-Famenne pour 2013 en remplacement des prisons de Namur et Dinant.

Concernant la construction des quatre premières prisons, les procédures de marchés publics en cours sont actuellement au stade de la phase de sélection des candidats privés intéressés par ces projets de construction.

Ces procédures risquent toutefois d’être retardées, faute d’identification des terrains dans les prochains jours. Un nouveau planning sera établi dès le choix définitif des terrains.

Quant aux autres projets mentionnés dans le Masterplan, à savoir deux centres pour internés et un centre pour jeunes délinquants, les études ainsi que la préparation des procédures de marchés publics sont également en cours.

Concernant les différents sites retenus pour la construction de nouvelles prisons en Région wallonne, à savoir Leuze, Sambreville et Marche-en-Famenne, plusieurs entretiens et échanges d’informations ont eu lieu ces dernières semaines avec les représentants du ministre Philippe Henry.

Bien que les sites retenus répondant aux critères établis par la Justice et la Régie des Bâtiments aient été sélectionnés sur la base des résultats de nombreuses prospections sur le terrain et de sollicitations des différentes autorités régionales compétentes et concernées par ce type de projet en Région wallonne – gouvernement wallon, communes, provinces, intercommunales –, le ministre Henry envisage néanmoins de proposer des alternatives pouvant également rencontrer les critères de la Justice tout en réunissant ceux d’une implantation rationnelle en termes d’aménagement du territoire. Ces promesses de nouvelles propositions concernent les trois projets de nouvelles constructions en Région wallonne.

Les sites retenus ont tous été sélectionnés en tenant compte des conclusions formulées à la suite de multiples concertations des différentes autorités régionales compétentes et concernées par ce type de projet en Région wallonne – gouvernement wallon, communes, provinces, intercommunales – avec les cabinets des ministres des Finances et de la Justice.

Pour ce qui concerne concrètement Marche-en-Famenne, le projet a été accueilli avec enthousiasme par la Ville et est examiné favorablement par le service de l’urbanisme de la province de Luxembourg, qui soutient ledit projet malgré les problèmes d’affectation qui se posent.

Toutes les conditions semblaient être réunies pour que ce projet puisse avancer, étant donné qu’il répondait aux attentes de tous ceux qui avaient été consultés. Cependant, le ministre Henry a fait part de son souhait de proposer d’autres alternatives ; il a demandé et obtenu un délai jusqu’au 23 décembre pour rendre son avis. Les procedures d’acquisition des terrains situés en Région wallonne ont dès lors été suspendues dans l’attente de plus amples précisions quant aux choix des terrains.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Dit is een "tandemantwoord" op de vragen over de gevangenisproblematiek.

In verband met Marche-en-Famenne kan ik alleen bevestigen dat er inderdaad heel veel vergaderd is.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

 

Beaucoup de réunions ont eu lieu et nous avons eu plusieurs contacts. Pour ma part, j’insiste auprès du gouvernement wallon pour qu’il prenne au plus vite une décision. Pour quatre prisons, une procédure est en cours et des jurys sélectionnent plusieurs candidats. Dès que les consortiums auront été sélectionnés, il faudra leur fournir rapidement des indications sur les deux sites définitifs retenus par les autorités régionales et sur lesquels ils développeront leurs projets.

Les trois sites wallons en compétition sont Leuze-en-Hainaut, Sambreville et Marche-en-Famenne. Il est essentiel qu’ils bénéficient également du soutien des autorités régionales dans le cadre des permis à obtenir. J’espère donc qu’une décision interviendra rapidement.

Het hele masterplan voor gevangenissen loopt dus. In dat kader wordt er in Wallonië gedebatteerd over de vraag waar er nieuwe gevangenissen komen. Leuze-en-Hainaut is geen probleem. Blijft nog de vraag of het Marche-en-Famenne of Sambreville wordt. Aan Vlaamse kant werden oorspronkelijk Dendermonde en Puurs voorgesteld. Puurs is echter om milieutechnische redenen afgevoerd en Beveren kwam in de plaats. Op zich is dat volgens mij geen probleem. Dendermonde daarentegen is wel een probleem. Dat werd deze week trouwens bevestigd door een arrest van de Raad van State van 4 november 2009 dat het RUP vernietigt van de zone "Oud klooster" waar de nieuwe gevangenis van Dendermonde gepland was. Vanaf het moment dat we op de hoogte waren van het eventuele risico dat de site van Dendermonde niet meer in aanmerking zou komen, hebben we ook daarvoor een alternatief gezocht en dat werd Aalst.

Net zoals in Wallonië zijn we ook in Vlaanderen voor besprekingen naar de Vlaamse regering getrokken. We hebben de drie mogelijkheden voorgesteld: Beveren, Dendermonde met de problematiek van een verbroken RUP en procedures die heropgestart moeten worden, wat tijd vraagt, en Aalst, met eventueel milieutechnische problemen. De Vlaamse regering bestudeert het dossier en beslist in principe morgen welke twee sites worden vastgelegd. Dan kunnen we de bouwwerven opstarten.

Deze twee sites behoren tot het eerste pakket van zeven sites die in principe tegen 2012 klaar moeten zijn. Terecht werden hier ook de psychiatrische gevangenissen vermeld die in Gent en Antwerpen moeten worden gerealiseerd. De sites daarvoor zijn verworven, er is geen probleem van inplanting en de architectenteams zijn aan het werk. Voor Gent is de bouwaanvraag ingediend, die van Antwerpen is in voorbereiding. Daar zitten we op schema om tegen 2012 klaar te zijn.

Daarnaast komt er een jeugdinstelling in Achêne. Als Achêne klaar is, wordt Everberg vrijgemaakt voor Vlaanderen. Ook Saint-Hubert en Tongeren worden jongerencentra. Die afspraak hebben we in het verleden gemaakt.

Globaal zitten we nog altijd op schema. Het is wel hard werken om het tempo hoog te houden. Ik hoop dat morgen een beslissing valt aan Vlaamse kant en hopelijk de komende dagen of weken ook aan Waalse kant over de sites waar gebouwd kan worden.

 

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). –

Mme Dominique Tilmans (MR). – Je me réjouis que nous ayons reçu une réponse conjointe des ministres De Clerck et Reynders. Je note que les procédures sont en cours mais qu’il y aura un retard dû au choix du terrain. De nombreuses concertations ont eu lieu. Le gouvernement fédéral a donc parfaitement rempli son rôle. Nous attendons actuellement une décision de la Région wallonne pour le 23 décembre. Si cette décision est négative, ce serait le seul arrondissement à ne pas posséder de prison.

De heer Philippe Moureaux (PS). –

M. Philippe Moureaux (PS). – C’est parce que vous êtes honnêtes, là-bas ! Vous n’avez pas besoin de prison.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). –

Mme Dominique Tilmans (MR). – Ce sont les Luxembourgeois !

Cette décision ne ferait l’objet d’aucun recours car le terrain se trouve en face du camp militaire et est bordé par des commerces. Il n’y a dès lors aucune raison pour ne pas autoriser ce projet.

De heer Dimitri Fourny (cdH). –

M. Dimitri Fourny (cdH). – Je vous remercie du soutien que vous apportez à ce dossier. Des études ont montré son caractère extrêmement positif. La commune, la province et l’intercommunale Idelux le soutiennent. Le seul maillon qui fait actuellement défaut est la Région wallonne.

De heer Philippe Moureaux (PS). –

M. Philippe Moureaux (PS). – Interpellez le gouvernement wallon, alors !

De heer Dimitri Fourny (cdH). –

M. Dimitri Fourny (cdH). – J’espère que ce projet aboutira, grâce à la réunion des forces politiques. L’échéance du 23 décembre est très proche.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Ik dank de minister voor het antwoord. Ik wacht met hem op de beslissing van de Vlaamse regering, maar ik kom hier zeker nog op terug.

Mme Anke Van dermeersch (VB). –

Mondelinge vraag van de heer Christophe Collignon aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de recente verklaringen over de invoering van de kilometerheffing» (nr. 4-949)

Question orale de M. Christophe Collignon au secrétaire d’État à la Mobilité sur «les récentes déclarations concernant l’introduction d’une tarification au kilométrage» (nș 4-949)

Mondelinge vraag van de heer Bart Tommelein aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de verklaringen over rekeningrijden» (nr. 4-950)

Question orale de M. Bart Tommelein au secrétaire d’État à la Mobilité sur «les déclarations concernant la tarification au kilométrage» (nș 4-950)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie, antwoordt.

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice, répondra.

De heer Christophe Collignon (PS). –

M. Christophe Collignon (PS). – La presse s’est récemment fait l’écho de déclarations du secrétaire d’État à la Mobilité, M. Schouppe, relatives à la possibilité d’instaurer une taxe au kilomètre pour la circulation sur nos autoroutes à la suite de l’annonce des Pays-Bas de mettre en place un tel système en 2012. Ce débat n’est pas neuf. La Région wallonne avait déjà envisagé de créer une vignette autoroutière, un système plus simple et plus souple puisqu’il suffisait d’apposer une vignette sur la voiture. Techniquement, l’instauration de ce système pouvait être rapide, ce qui aurait permis à la Région wallonne d’obtenir 25 millions d’euros. Compensée par une diminution proportionnelle de la taxe de circulation, cette opération aurait été neutre pour le citoyen mais, grâce à l’argent obtenu, on pouvait entretenir le réseau autoroutier.

Les autoroutes belges traversent toutefois souvent les trois régions. Un accord de coopération serait donc nécessaire pour la mise en œuvre d’un tel système. Le dossier de la vignette a finalement fait l’objet de longues discussions.

 

Je suis donc quelque peu surpris de voir que le modèle préconisé par les Néerlandais soit un modèle qui retienne l’attention du secrétariat d’État à la mobilité quoiqu’il s’agisse d’une compétence purement régionale. Je ne suis pas opposé à ce que l’État fédéral coordonne des politiques mais il faut reconnaître que cette compétence est strictement régionale.

La déclaration du secrétaire d’État représente-t-elle la position officielle du gouvernement fédéral ? Peut-être suis-je mal informé mais je n’ai pas l’impression que cette prise position ait été le fruit d’une concertation avec les régions. Qu’en est-il ? Enfin, l’instauration de la vignette forfaitaire est-elle définitivement condamnée aux yeux du gouvernement fédéral ?

J’ajoute que les Néerlandais envisagent de mettre un tel système en route à partir de 2012, mais que cela fait dix ans qu’ils y réfléchissent. Techniquement ce système impose beaucoup de contraintes. L’instauration d’une vignette serait bien plus simple.

La taxe au kilomètre me semble une taxe injuste. Elle pénalisera celui qui roule beaucoup. Or vous savez que les habitants de Bruxelles roulent en moyenne peu de kilomètres à la différence de ceux du Luxembourg qui ont besoin d’une voiture pour de nombreux déplacements, y compris les déplacements professionnels.

Quel est le coût et quels sont les délais éventuellement nécessaires à la mise en place de cette taxe ? Ce régime ne risque-t-il pas de pénaliser les personnes qui travaillent ou constituer un frein à l’emploi ? Comment sera-t-il tenu compte des disparités entre régions, villes ou villages ?

De heer Bart Tommelein (Open Vld). –Vorige vrijdag kondigde de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat aan dat Nederland vanaf 2012 rekeningrijden invoert voor personenwagens.

Nogal verwonderlijk liet staatssecretaris Schouppe, verantwoordelijk voor Mobiliteit, daarop dit weekend verstaan ook voorstander te zijn van een systeem van kilometerheffing. Bij mijn weten is hij niet bevoegd voor deze materie, behalve dan voor overleg tussen de gewesten in verband met mobiliteit.

Bij mijn weten heeft het Comité van ministers van de Benelux al een commissie Wegbeprijzingen geïnstalleerd die zich bezighoudt met de materie. Heeft de federale regering eventueel via de minister van Buitenlandse Zaken, de Nederlandse regering al laten weten dat ons land absoluut vragende partij is voor overleg over rekeningrijden. Het kan toch niet zijn dat elk land in de Europese Unie een eigen systeem gaat invoeren. Zo een systeem moet minstens compatibel zijn met dat van de buurlanden. Binnen de Benelux lijkt compatibiliteit me zeker noodzakelijk. Het kan bijvoorbeeld toch niet dat Belgische bestuurders in Nederland een of andere heffing moeten betalen en Nederlandse bestuurders in België niet.

Zal de federale regering aan Nederland en Luxemburg laten weten dat ze over deze materie gezamenlijk van gedachten wil wisselen, eventueel via het Benelux-overleg? Zijn al stappen gedaan voor overleg met de deelstaten? De woordvoerder van de staatssecretaris heeft duidelijk gezegd dat een kilometerheffing een bevoegdheid van de gewesten is. Zal de commissie Wegbeprijzingen en het Benelux-parlement bij de zaak worden betrokken?

M. Bart Tommelein (Open Vld). –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. –

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Le secrétaire d’État à la Mobilité rappelle à M. Collignon qu’il a défendu la même position dans sa note de politique générale du 7 novembre 2008, laquelle a été approuvée par la majorité. Une première tentative de concertation a eu lieu vers la mi-mars 2008 dans le cadre de la préparation d’une réunion de la conférence interministérielle des ministres de la Mobilité, de l’Infrastructure et des Télécommunications. Mais étant donné que l’on se trouvait à ce moment en fin de législature régionale, les régions ont préféré ne plus parler de cette problématique. Maintenant que les nouveaux gouvernements régionaux ont trouvé leur vitesse de croisière, la concertation peut être reprise.

J’ignore si la vignette forfaitaire est condamnée, comme vous le suggérez. M. Schouppe est d’avis qu’un système intelligent de tarification au kilomètre serait mieux adapté pour atteindre les objectifs d’une mobilité durable. En ce qui concerne la mise en place d’un système similaire à celui des Pays-Bas, il est prématuré de dire quelles en seraient les modalités concrètes. Cela nécessite des négociations entre toutes les parties concernées.

Het antwoord van de heer Schouppe op de vraag van de heer Tommelein luidt als volgt.

Ik ben van oordeel dat het invoeren van het rekeningrijden, als een vorm van internalisatie van de externe kosten die door het vervoer worden veroorzaakt, onvermijdelijk is.

Ik ben voorstander van een intelligente kilometerheffing waarbij naast infrastructuurkosten, ook de aspecten congestie en milieuvervuiling in rekening kunnen worden gebracht. Met dergelijke slimme kilometerheffing kan men ook differentiëren naar plaats en tijd. De uiteindelijke bedoeling moet zijn dat voor alle vervoersmodi de externe kosten geïnternaliseerd worden. Ik ben ook van oordeel dat de invoering van het rekeningrijden gepaard moet gaan met een herziening van de globale autofiscaliteit.

Ik kan nog melden dat de zaak op het einde van de vorige gewestelijke legislatuur, namelijk midden maart 2009, werd aangekaart op een voorbereidende vergadering voor de interministeriële conferentie van de ministers van mobiliteit, infrastructuur en telecommunicatie. Omdat de verkiezingen toen voor de deur stonden, verkozen de gewesten de problematiek van het rekeningrijden op dat ogenblik niet meer te bespreken.

Nu de nieuwe gewestelijke regeringen weer geïnstalleerd zijn, zal ik voorstellen dat het rekeningrijden opnieuw geagendeerd wordt. Het is een goede suggestie om de kwestie ook in het Benelux-kader te bespreken.

 

De heer Christophe Collignon (PS). –

M. Christophe Collignon (PS). – La réponse qui vient d’être lue par le ministre est totalement insatisfaisante et me paraît extrêmement minimaliste. Il est heureux que M. Tommelein ait posé une question car on ne veut manifestement pas me répondre. Je ne sais même pas s’il s’agit de la position officielle du gouvernement fédéral. Une chose est certaine, la compétence appartient aux régions.

L’annonce de M. Schouppe me semble tout à fait prématurée : il veut s’emparer de compétences dont il ne dispose pas. Je n’ai rien contre le fait de poser la question au Benelux. Je rappelle toutefois que les Wallons se sont abstenus lors du vote qui y est intervenu.

Avant d’envisager une concertation au niveau du Benelux, je souhaiterais que les trois régions du pays essaient de s’entendre et adoptent une position commune. Pratiquement, je signale que les Hollandais examinent le dossier depuis dix ans et qu’il n’est toujours pas d’application.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). – Nu Nederland het rekeningrijden wil invoeren, is er inderdaad dringend overleg nodig tussen de verschillende gewesten van ons land. Hoe Nederland de buitenlanders wil laten betalen is nog niet duidelijk. Ik pleit dan ook voor overleg in Benelux-verband.

Ik heb de heer Clerfayt al horen pleiten voor een stedelijke tolheffing, die overigens al in heel wat Europese steden bestaat. Ik denk dat we ook daarvoor binnen de gewesten en in overleg met elkaar, het kader moeten creëren. Steden moeten de mogelijkheid krijgen om met een tolheffing het verkeer tijdens de spitsuren op een redelijke manier te laten verlopen.

M. Bart Tommelein (Open Vld). –

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «de inbeslagname van generische medicatie voor Afrika door de Belgische douane» (nr. 4-952)

Question orale de Mme Marleen Temmerman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur «la saisie de médicaments génériques pour l’Afrique par la douane belge» (nș 4-952)

De voorzitter. – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt.

M. le président. – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – De Belgische douane nam 1,8 miljoen antimalariapillen en 400.000 pijnstillers, geproduceerd in India en bestemd voor het Afrikaanse continent, in beslag onder het mom van de strijd tegen namaakgeneesmiddelen. Volgens Oxfam Solidariteit zou het hier echter helemaal niet gaan om namaakgeneesmiddelen, maar om generische geneesmiddelen bestemd voor Afrika.

Die geneesmiddelen werden hoogstwaarschijnlijk in beslag genomen op basis van de Europese Richtlijn 1383 die Europese Staten toestaat geneesmiddelen in beslag te nemen wanneer ze via Europa in transit zijn. De inspiratie voor de inbeslagname zou gebaseerd zijn op een Europese verordening over intellectuele eigendomsrechten, die geen onderscheid maakt tussen generische medicamenten en namaakproducten, waarvoor de verordening uiteraard bedoeld is. De ware motivatie blijft voor ons onduidelijk.

Indien de beschuldiging van Oxfam Solidariteit klopt, wil dit zeggen dat miljoenen mensenlevens op het spel worden gezet om de winsten van de farmaceutische industrie te vrijwaren. Die probeert de productie en handel in generische medicamenten te bemoeilijken via EU-verordeningen als die over intellectuele eigendomsrechten gaan. Die wetgeving maakt immers geen onderscheid tussen generische medicamenten en namaakproducten.

Dat baart mij ernstige zorgen want het tekort aan medicatie in derdewereldlanden is een immens probleem. Medicatie tegen moeder- en kindersterfte en HIV-medicatie bijvoorbeeld zijn absoluut nodig. Toch zien we in de praktijk vaak dat levensnoodzakelijke basisgeneesmiddelen op cruciale momenten ontbreken. Inbeslagnames als deze maken het probleem alleen maar erger, terwijl de essentie van de zaak, namelijk het opsporen van namaakmedicijnen, niet wordt aangepakt.

Werden die medicijnen inderdaad in beslag genomen op basis van de Europese Richtlijn 1383? Wat was de precieze motivatie hiervoor? Hoeveel van die medicamenten werden op basis van de Europese verordening over intellectuele eigendomsrechten tegengehouden? Wat gebeurt er met het contingent generische geneesmiddelen, aidsremmers, als blijkt dat het ten onrechte in beslag werd genomen?

Welke maatregelen zal de minister nemen om dit soort problemen in de toekomst te voorkomen? Is België bereid dit dossier aan te grijpen om de EU aan te manen richtlijn 1383 aan te passen of op te heffen zodat het echte doel, namelijk het opsporen van namaakmedicatie, kan worden gerealiseerd?

Mme Marleen Temmerman (sp.a). –

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Reynders.

De Douane en het FAGG reageerden in een gezamenlijk persbericht reeds op het Belgabericht van zondag 15 november 2009 : "La douane a saisi des médicaments génériques à destination de l’Afrique (Oxfam)", waarin Oxfam Solidariteit de in beslagname van generieke geneesmiddelen ter discussie stelt. De Douane bevestigt dat de 2.200.000 pillen die in oktober 2008 op de luchthaven te Zaventem in beslag werden genomen wel degelijk namaakgeneesmiddelen waren. De Douane onderstreept dat het één van haar basisopdrachten is bij te dragen aan de volksgezondheid en dat de strijd tegen namaakproducten tot haar kernopdracht behoort.

Zij betreurt dan ook dat zij in dit dossier door Oxfam Solidariteit onterecht in verband wordt gebracht met het tegenhouden van legale generieke geneesmiddelen bestemd voor Afrika, terwijl zij door het stoppen van die vervalste "generieke" producten juist heeft bijgedragen tot de bescherming van de bevolking in de derde wereld. Ondertussen heeft Oxfam Internationaal erkend dat de Douane op dat punt zeer goed werk heeft geleverd.

Het rechtsinstrument waarnaar verwezen wordt –de Europese Richtlijn 1383/03 – en tevens de basis is voor het optreden van de douaneambtenaren is een verordening en geen richtlijn. Dat betekent dat de voorschriften ervan rechtstreeks kracht van wet hebben in de lidstaten. De uitvoerende autoriteiten, in dit geval de Douane, zijn dus verplicht de voorschriften toe te passen.

De verordening betreffende de bescherming van intellectuele eigendomsrechten maakt geen onderscheid in de goederen. Volgens de criteria van die verordening is de Douane verplicht goederen tegen te houden als ze vermoedt dat ze bepaalde intellectuele eigendomsrechten schenden.

Zonder de stelling van senator Temmerman te onderschrijven dat het probleem door de Douane veroorzaakt wordt, kan de Douane in de toekomst nog nauwer samenwerken met het FAGG voor de herkenning van merkgeneesmiddelen en generische geneesmiddelen. Oplossingen van wettelijke aard behoren niet tot mijn bevoegdheid, maar tot die van de minister van Economie en of Volksgezondheid.

Het is niet duidelijk wat België volgens de senator aan de Europese Raad moet voorstellen om de verordening 1383/03 te wijzigen.

M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. –

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – Ik hoop dat inderdaad namaakproducten en geen generische geneesmiddelen in beslag werden genomen. We zullen dergelijke gevallen toch blijven volgen, want sommige generische producten, bijvoorbeeld producten die in India worden geproduceerd en via Europa naar Afrika gaan, kunnen via de verordening betreffende de intellectuele eigendomsrechten door de douane worden tegengehouden. We moeten een manier vinden om dat te verhinderen.

Mme Marleen Temmerman (sp.a). –

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Actualiteitendebat: De opvangcrisis

Débat d’actualité : La crise de l’accueil

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de beslissing inzake de maatregelen op federaal niveau om asielzoekers op te vangen» (nr. 4-947)

Question orale de Mme Zakia Khattabi au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «la décision concernant les dispositifs mis en œuvre au niveau fédéral pour accueillir les demandeurs d’asile» (nș 4-947)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de opvang van asielzoekers in een tentenkamp» (nr. 4-948)

Question orale de Mme Freya Piryns au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «l’accueil des demandeurs d’asile dans un camp de réfugiés» (nș 4-948)

Mondelinge vraag van mevrouw Fatma Pehlivan aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de opvangcrisis» (nr. 4-951)

Question orale de Mme Fatma Pehlivan au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «la crise de l’accueil» (nș 4-951)

Mondelinge vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de crisis in de opvang» (nr. 4-953)

Question orale de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «la crise de l’accueil» (nș 4-953)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de opvangcrisis» (nr. 4-956)

Question orale de Mme Nele Lijnen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «la crise de l’accueil» (nș 4-956)

De voorzitter. – Het Bureau heeft tijdens zijn vergadering van vanmiddag besloten een actualiteitendebat te houden over "de opvangcrisis". Het Bureau herinnert eraan dat het reglement de spreektijd voor iedere spreker vaststelt. Degenen die een vraag stellen, krijgen drie minuten. Degenen die daarover willen tussenkomen krijgen twee minuten spreektijd. Ieder van de sprekers krijgt dan nog een minuut om te repliceren. Om te verhinderen dat het debat een minidebat wordt, wenst het Bureau dat men zich houdt aan de spreektijden.

Mevrouw Lanjri, mevrouw Khattabi, mevrouw Pehlivan, mevrouw Piryns en mevrouw Lijnen krijgen dus elk drie minuten spreektijd. De andere senatoren die zullen spreken, mevrouw Jansegers, de heer Mahoux en de heer Lambert, krijgen twee minuten. De tijd voor de repliek bedraagt een minuut.

M. le président. – Au cours de sa réunion de ce midi, le Bureau a décidé de tenir un débat d’actualités sur « la crise de l’accueil ».

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Ik heb vorige week al een vraag over het opvangprobleem gesteld. Er spelen zich op dat vlak dan ook heel wat menselijke drama’s af.

Er is al een hele tijd een opvangcrisis. Fedasil kan geen opvangplaatsen meer toewijzen. Sinds er geen plaats meer in de hotels is, krijgt iedereen die zich aandient een code 207. Er wordt niet meer toegewezen aan een opvangcentrum. Tot dusver gaat het om een duizendtal mensen, die gewoon op straat belanden en proberen aan te kloppen bij een OCMW. Ook daar krijgen ze uiteraard vaak geen gehoor.

Ik krijg signalen uit Brussel, Antwerpen, Leuven dat mensen op zoek gaan naar OCMW-steun, maar tot beslissingen is het nog niet gekomen.

Daarnaast is er de beslissing van Fedasil om mensen al na vier maanden de mogelijkheid te geven om financiële steun bij het OCMW te vragen. Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Wij hebben de opvangwet mee goedgekeurd om die financiële steun af te schaffen, juist om de mensen gedurende de hele periode op te vangen.

Omdat er niet tijdig in extra opvangplaatsen is geïnvesteerd, worden de OCMW’s voor een stuk mee verantwoordelijk gesteld voor de heersende chaos en spelen er zich menselijke drama’s af. Veel van die mensen zijn dakloos en zwerven rond in het Brusselse en slapen in stations of in de metro.

Uit pure noodzaak hebben heel wat ngo’s gisteren een tentenkamp opgezet en het zal wellicht niet bij één kamp blijven.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat het om een duizendtal personen gaat? Of zijn er inmiddels meer die geen plaats hebben gekregen?

Heeft de staatssecretaris weet van de plaats waar die asielzoekers uiteindelijk belanden? Weet hij die nog terug te vinden? Hoe gaat hij met die mensen contact opnemen in verband met hun asieldossier ? Men heeft het vaak over mensen die in de natuur verdwijnen, zodat men ze niet meer het land kan uitzetten. Dit is nog erger: er is geen adres voor de asielprocedure.

Wanneer die mensen zich opnieuw bij Fedasil aanbieden, omdat zij na een paar nachten rondzwerven nog geen opvang hebben gevonden, zegt Fedasil hun dat er een beslissing werd genomen en dat daarop niet wordt teruggekomen. Voor die organisatie bestaan zij niet meer. Komen mensen die zich nu opnieuw aanbieden in aanmerking voor de 420 extra plaatsen waarover gisteren in het kernkabinet werd beslist?

Er wordt de facto weer financiële steun gegeven. Wij pleiten ervoor dat dit zeer selectief gebeurt. Het moet gaan over mensen die hier al langer verblijven en niet over mensen die hier pas vier maanden zijn. Bovendien moet het gekoppeld worden aan een spreidingsplan. Kan de minister daarmee akkoord gaan? Klopt het dat de financiële steun die OCMW’s nu al willen geven, niet wordt terugbetaald?

Welke concrete plannen heeft de staatssecretaris om de opvangcrisis te beheersen en om niet alleen de duizend mensen die nu op straat staan op te vangen, maar ook de veertig, vijftig mensen die zich dagelijks aanbieden?

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). –

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – « Zone de détresse humanitaire ». L’expression utilisée hier soir au Journal télévisé par le représentant d’une ONG, au milieu de tentes de fortunes accueillant des centaines de personnes a attiré mon attention et, surprise, nous ne nous trouvions ni en Ethiopie ni en Afghanistan ou encore dans un couloir humanitaire vers le Darfour, mais bien à Bruxelles, en plein centre de la capitale européenne !

La situation des réseaux d’accueil à l’approche de l’hiver est à ce point dramatique que des ONG ont cru bon d’ouvrir un camp de réfugiés en plein cœur de Bruxelles pour accueillir des demandeurs d’asile, et ainsi pallier les lacunes des politiques de ce gouvernement ! On en viendrait presque à bénir le réchauffement climatique : au moins, ces demandeurs d’asile ne mourront pas de froid !

Mi-novembre, 1100 personnes sont hébergées à l’hôtel en raison de jugements rendus par le Tribunal de première instance condamnant Fedasil à fournir un logement, sous peine d’astreinte, et 1100 autres personnes se retrouvent, quant à elles, à la rue. Depuis plus d’un an, Fedasil alerte et bricole, jusqu’à épuisement de son personnel, amassant les demandeurs dans ses centres, multipliant les initiatives d’accueil ponctuelles.

Les conséquences de cette situation sont multiples : le suivi social n’est plus assuré et les demandes d’asile sont introduites avec plusieurs mois de retard, mais ne nous trompons pas de responsable, le personnel de Fedasil est désespéré de ne pouvoir assurer les missions qui sont les siennes.

Dans son jugement du 18 novembre dernier, le Tribunal de travail de Bruxelles rappelle que l’État belge a l’obligation d’apporter une aide matérielle en hébergeant ces personnes dans un centre d’accueil ou toute autre place adaptée et confirme ainsi pour la première fois au fond que l’État belge ne peut se retrancher derrière la saturation des centres d’accueil pour ne pas respecter ses obligations.

On apprend aujourd’hui que le kern a décidé de libérer 420 places à partir du début du mois de décembre. Que se passera-t-il d’ici là pour ces personnes ? Devront-elles se débrouiller ?

Par ailleurs, si je compte bien, il reste donc encore 680 personnes ; qu’envisagez-vous pour celles-là ? Votre gouvernement continuera-t-il à trouver des réponses ponctuelles, à poser des rustines en mobilisant ici une caserne de l’armée, là les CPAS, en leur renvoyant la responsabilité pour cause de saturation et cela, sans même l’ébauche d’un plan de répartition, ou allez-vous enfin prendre vos responsabilités en mettant en œuvre une politique d’accueil cohérente et globale ?

Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). – Ik sluit mij aan bij wat mijn collega’s al hebben gezegd. De opvangcrisis sleept nu al maanden aan. Er zitten nog altijd 1200 mensen op hotel in precaire omstandigheden, met slechts een minimale begeleiding. Sinds 12 oktober belandden meer dan 800 mensen op straat. Voor hen kon zelfs in hotels geen opvang worden gevonden. Ze hebben alleen een "gids voor daklozen" gekregen, al is het niet zeker dat ze de taal begrijpen waarin die gids is opgesteld.

Fedasil werd veroordeeld tot een dwangsom van 500 euro per persoon per dag dat asielzoekers geen opvang krijgen. Fedasil kan zich volgens de Brusselse arbeidsrechtbank niet verschuilen achter het argument van overmacht.

Daarom hebben gisteren, 18 november 2009, 5 ngo’s besloten in hartje Brussel een heus vluchtelingenkamp op te zetten dat plaats biedt aan 50 mensen. Ik vind het mensonterend dat zoiets kan in een beschaafd land, in de hoofdstad van Europa.

De premier heeft het asiel- en migratiedossier als een prioritair punt voor deze regering bestempeld en sinds de herschikking van de regering is hij ook bevoegd voor de coördinatie van dit dossier. De huidige situatie wijst echter op een totaal gebrek aan controle en op een volledige chaos waarbij de hete aardappel van de ene dienst naar de andere wordt doorgeschoven.

Gisteren raakte bekend dat het kernkabinet een akkoord heeft bereikt over 420 extra opvangplaatsen die snel zouden worden gecreëerd. Ik vraag mij af hoe snel dat zal gaan. Bovendien zijn 420 extra plaatsen absoluut te weinig, aangezien 2000 mensen geen structurele opvang hebben.

Is de regering van plan nog extra maatregelen te nemen om het hoofd te bieden aan de opvangcrisis? Zo ja, welke? Indien niet, waarom niet?

Op de ministerraad van 18 september was al beslist om vóór het einde van het jaar 800 bijkomende plaatsen te creëren en 9,5 miljoen euro extra vrij te maken voor Fedasil. Komen de gisteren aangekondigde 420 plaatsen bovenop deze 800 of in de plaats ervan?

Een aantal ngo’s had zich ook al geëngageerd voor 450 extra plaatsen in 2010. Maken die 420 aangekondigde plaatsen hier deel van uit of komen die er bovenop?

Mme Fatma Pehlivan (sp.a). –

De voorzitter. – Mevrouw Pehlivan, gelieve af te ronden.

M. le président. –

Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). – Er zijn collega’s die wel wat langer mochten spreken.

Mme Fatma Pehlivan (sp.a). –

De voorzitter. – De voorzitter regelt de orde van de werkzaamheden, en niet de spreker. In het Bureau werd afgesproken dat iedereen zich aan de spreektijd moet houden.

M. le président. –

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik verwijs naar een rapport dat door de commissie Binnenlandse Zaken werd opgesteld over de evaluatie van de opvangwet. Dat bevat ook een aantal aanbevelingen. Het rapport kwam tot de conclusie dat er een absoluut gebrek aan opvangplaatsen was. Die situatie is vandaag nog erger geworden. De actie van gisteren heeft duidelijk aangetoond hoe moeilijk het is om een oplossing te vinden, maar er moet ter zake een moedig beleid worden gevoerd en de commissie Binnenlandse Zaken heeft daartoe aanbevelingen aangereikt. Gisteren werd op het kernkabinet beslist 420 extra plaatsen te creëren. Ik vind dat we het probleem niet alleen met extra plaatsen moeten proberen op te lossen. We moeten ook nadenken op welke andere wijzen we het tekort aan opvangplaatsen kunnen aanpakken. Ik denk bijvoorbeeld aan een betere uitstroom van de personen die niet meer in de opvangstructuren horen te verblijven. Wat zal de staatssecretaris doen om deze personen effectief te helpen al dan niet vrijwillig naar hun land terug te keren?

Is de regering van plan te onderzoeken hoe ongegronde, meervoudige aanvragen in het begin van de asielprocedure kunnen worden voorkomen? Ook dat vormt immers een probleem inzake de opvangcapaciteit in ons land?

Mme Nele Lijnen (Open Vld). –

Wat vooral in het oog springt in de evaluatie is het gebrek aan samenwerking tussen de DVZ en Fedasil. Ook de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus is verre van evident. Hoe zal de staatssecretaris dat oplossen? Plant hij geregeld overleg tussen de verschillende bevoegde federale kabinetten en de administraties opdat ze hun optreden in het asielbeleid op elkaar zouden afstemmen?

Ik sluit me verder aan bij mevrouw Lanjri en vind ook dat met financiële steun aan mensen die niet in de opvang terechtkunnen, een fout signaal wordt gegeven. Dat is geen basis voor een toekomstgericht beleid.

 

Mevrouw Freya Piryns (Groen!).. – "Monsieur le secrétaire d’État, monsieur Courard, je vous accuse." Dat zijn straffe woorden, maar de staatssecretaris verstaat niets anders. Ik beschuldig hem van nalatigheid en van het weigeren van hulp aan mensen in nood.

De staatssecretaris kijkt de andere kant op. Wij niet, samen met heel wat collega’s zijn we ter plaatse geweest. De hele week al heb ik op de stoep voor Fedasil gestaan en gisteren en vanochtend ben ik in het tentenkamp aan het Noordstation geweest. Wat ik daar zie, is beschamend voor België.

Nochtans komt de situatie niet uit de lucht gevallen. De regering kent ze al heel lang, maar ze doet er niets aan. Mijn geduld is op.

Er staan 1100 mensen op straat. Een gezin met dertien kinderen slaapt al meer dan een week in het Noordstation en een alleenstaande vrouw en haar vijf kinderen, onder wie een zieke baby, slapen er al tien dagen.

Wat doet de staatssecretaris? Hij verdeelt een folder met de welluidende titel "Dakloos. Waarheen?" Hij organiseert dus de dakloosheid met open ogen en tezelfdertijd laat hij in een Belgabericht weten dat hij 250.000 euro extra uittrekt voor daklozen, maar zeker niet voor asielzoekers. Ik meen dat elke dakloze recht heeft op een dak boven zijn hoofd en dat de staatssecretaris de plicht heeft om voor dat dak te zorgen.

De staatssecretaris zou binnen twee weken 420 extra opvangplaatsen creëren. Maar van de 800 eerder beloofde plaatsen moeten we de eerste nog zien. In afwachting moeten de mensen gewoon op straat slapen of in het tentenkamp dat volgens staatssecretaris Clerfayt vooral bedoeld is om plaatjes te kunnen schieten. Plaatjes of niet, zo een tentenkamp is een levende schande. Er staan genoeg overheidsgebouwen leeg en het is hoog tijd dat die worden opgevorderd en of de lokale burgemeester zich daartegen verzet, kan me niet schelen.

Op grond van onze internationale verplichtingen, maar ook om humanitaire redenen heeft de staatssecretaris de plicht asielzoekers op te vangen en ze minstens eten te geven plus een dak boven hun hoofd.

 

Mevrouw Nele Jansegers (VB). – Volgens onze fractie is de opvangcrisis gecreëerd door de regering en door de immigratielobby met zijn verborgen agenda van open grenzen. Een tentenkamp in hartje Brussel is geen symptoom van een echte humanitaire crisis, maar een pr-stunt van de immigratielobby.

Die tenten hadden niet hier moeten staan, maar in de echte crisis- en rampgebieden op de Filippijnen en in Afrika. Daar zitten de echte sukkelaars, de echte vluchtelingen die geen geld hebben om mensensmokkelaars, valse papieren of een vliegtuigticket naar Europa te betalen. Dat bewijst nogmaals het failliet van het hele systeem van open grenzen, regularisatie, van het belonen van asielbedrog en illegaliteit.

Mme Nele Jansegers (VB). –

Zelfs vóór de recentste regularisatie van kracht werd, moest men zogenaamde asielzoekers al onderbrengen in hotels. Heeft men al eens uitgerekend hoeveel echte vluchtelingen in echte crisis- en rampgebieden men met het geld van de hotelrekeningen had kunnen helpen?

Eerst slaat men alle waarschuwingen voor nieuwe regularisaties in de wind en ontkent men dat er een aanzuigeffect bestaat. Dan is men plots verontwaardigd en verbaasd wanneer men hen niet allemaal kan opvangen. Deze opvangcrisis vloeit voort uit de laksheid van de opeenvolgende regeringen die afgewezen asielzoekers, illegalen en zelfs echte bedriegers en criminelen niet durft te repatriëren. Het schandaal is niet dat al die gelukszoekers niet kunnen worden opgevangen. Het echte schandaal is dat ze hier werden binnengelaten hoewel ze op een kleine minderheid na, duidelijk geen echte vluchtelingen waren.

Stuur die vijf ngo’s met hun tenten naar een rampgebied in Afrika waar ze echt iets nuttigs kunnen doen. Zet de dolgedraaide regularisatiemachine stop. Repatrieer illegalen. Voer een strenge, maar rechtvaardige selectie door om echte asielzoekers van gelukszoekers te scheiden en zet die laatsten kordaat het land uit. Koppel tot slot strengere voorwaarden aan het verkrijgen van de Belgische nationaliteit en aan de toegang tot onze sociale voorzieningen en er zal geen opvangprobleem meer zijn.

Mme Nele Jansegers (VB). –

Mevrouw Christiane Vienne (PS). –

Mme Christiane Vienne (PS). – Je partage l’indignation de Mme Piryns mais un minimum de correction politique s’impose. M. Courard vient de prendre en charge un dossier complexe. Laissons-le nous exposer ses projets. Ensuite, nous verrons s’il y a vraiment lieu de tenir des propos aussi durs.

Sur le plan humain, la situation est dramatique mais nous faisons confiance au secrétaire d’État car nous sommes persuadés qu’il se fera un devoir de tout mettre en œuvre pour améliorer le sort des victimes de cette tragédie.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

De voorzitter. – U hebt recht op een repliek na het antwoord van de minister. Mevrouw Vienne heeft een louter politiek betoog gehouden.

M. le président. –

De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). – Ik had eerlijk gezegd ook de indruk dat mevrouw Vienne zich rechtstreeks tot mevrouw Piryns richtte.

Ik wend mij niet tot de staatssecretaris persoonlijk, want ik besef zeer goed dat hij een humanitair moeilijk dossier heeft geërfd. Hij dient evenwel de regering te vertegenwoordigen en regeren is vooruitzien. Welnu, deze problematiek sleept al maanden aan en verergert elke dag.

Wat ik het meest schrijnend vind, naast de beelden van mensen die op straat blijven staan en van vluchtelingenorganisaties die tentenkampen oprichten in onze eigenste hoofdstad om de aandacht op de problematiek te vestigen, is dat we de deur openzetten voor uiteenzettingen zoals die van mevrouw Jansegers waarin alles op één hoop wordt gegooid. Het gevolg is dat er een probleem wordt gecreëerd waarbij de regering haar eigen regularisatiebeleid, dat volgens mij terecht is, ondermijnt.

Ik verwijt de regering dat ze mensen, die naar ons land komen omdat ze vervolgd worden in hun thuisland, op straat laat staan. Mevrouw Jansegers weet zeer goed dat er ook in die thuislanden tentenkampen zijn van het Rode Kruis en van Unicef en dat er allerhande humanitaire organisaties aan het werk zijn. Ze weet echter ook zeer goed dat bepaalde mensen in die landen worden vervolgd, zodat ze niet in hun eigen land kunnen blijven en dus vluchten naar ons land. Onze regering weet dat die problematiek zich aandient, maar verschuilt zich en laat deze mensen aan hun lot over.

M. Geert Lambert (Indépendant). –

Ik doe meer dan een oproep. Er zijn extra budgetten vrijgekomen. Ik woon in een stad, Oostende, waar de staatssecretaris zelf gepoogd heeft een oplossing te vinden. Hij zal de gemeentelijke overheden ook met hun neus op de feiten moeten drukken. Hij zal vanuit zijn federale bevoegdheid moeten eisen dat de gemeenten en steden in ons land hun verantwoordelijkheid mee opnemen om de humanitaire crisis op te lossen. Ik ben bereid hem in mijn thuisstad, in de gemeenteraad, te steunen.

 

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. – Sta me toe een gezamenlijk antwoord te geven op de verschillende vragen over de opvang van asielzoekers.

Bij mijn aantreden als staatssecretaris in de zomer van dit jaar werd ik geconfronteerd met de verzadiging van het opvangnetwerk. Ik heb aan de ministerraad gevraagd mij te helpen om in 2009 nog 1200 nieuwe plaatsen te openen en 5000 in 2010.

Sinds september is de toestand inzake de aanvragen tot opvang niet verbeterd. De dienst Vreemdelingenzaken registreerde in september 170 bijkomende asielaanvragen in vergelijking met de maand voordien en 470 bijkomende asielaanvragen in vergelijking met september 2008. Alleen al op 3 november 2009 heeft Fedasil 307 aanvragen tot opvang gekregen. Dat is veel.

De middelen die op 18 september 2009 werden verkregen, hebben geleid tot de opening van nieuwe plaatsen. Tussen 18 september en 31 december 2009 zal het opvangnetwerk met 600 plaatsen toegenomen zijn. De bijkomende inspanningen van de regering moeten tegen eind dit jaar een stijging met meer dan 300 plaatsen mogelijk maken. Ik wacht nog op informatie van mijn collega’s over locaties of gebouwen. Ik heb hieromtrent nog geen bevestiging gekregen. In januari 2010 zal nog eens een uitbreiding van het opvangnetwerk met 250 plaatsen bevestigd worden.

Ik hoop dat ik begin volgende week al een aantal plaatsen kan openen. Het gaat dus wel degelijk om oplossingen op korte termijn. Alles zal echter afhangen van mijn collega’s in de regering en van de capaciteit van Fedasil en zijn partners om het operationele luik te ondersteunen en de begeleiding van de asielzoekers naar nieuwe opvangplaatsen te garanderen.

Van 12 oktober tot vandaag was Fedasil niet bij machte om in meer dan 1.100 gevallen opvangplaatsen toewijzen. Dat wil echter niet zeggen dat al deze personen geen plaats hebben gekregen als ze zich aangemeld hebben bij de dispatching.

Fedasil werd in 95 gevallen veroordeeld voor de rechter. Van deze 95 arresten werden er 45 gedwongen uitgevoerd. De 83 betrokken asielzoekers hebben indien mogelijk een opvangplaats gekregen. In het andere geval zijn de dwangsommen uitbetaald. Tot op vandaag heeft Fedasil aan 22 personen dwangsommen uitbetaald. De opgelegde dwangsommen varieerden van 250 euro tot 500 euro per dag per persoon. Tot op heden werden 1200 asielzoekers in een hotel ondergebracht.

M. Philippe Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté. –

Ik ben de eerste om me zorgen te maken over de verzadiging van het opvangnetwerk. Ik heb niet de aankondiging van een vluchtelingenkamp afgewacht om oplossingen te zoeken. In de zomer heb ik de leden van de regering om steun gevraagd opdat de gebouwen die eigendom zijn van de Staat kunnen worden gebruikt om asielzoekers onder te brengen.

De opvangpartners, waarvan drie van de vijf ngo’s bij de installatie van dit kamp betrokken zijn, hebben beloofd om nog voor het einde van het jaar driehonderd plaatsen te openen. Ze weten dat het vinden van sites of gebouwen niet zal volstaan, maar dat de asielzoekers ook moeten worden begeleid. Die begeleiding kan naar mijn mening enkel gebeuren door medewerkers die op dit vlak reeds over de nodige ervaring beschikken.

Ik veroordeel de houding van de vijf ngo’s niet, maar ik denk dat het mediagenieke aspect meer heeft doorgewogen dan het humanitaire aspect. In ieder geval kan dit geen structurele maatregel zijn. Ik reken trouwens op de energie en de bereidwilligheid van de partners om de nodige opvangplaatsen te vinden en mee naar oplossingen te zoeken.

Sinds het begin van de opvangcrisis zijn twee belangrijke maatregelen genomen die ertoe hebben geleid dat asielzoekers voor financiële steun bij een OCMW terecht kunnen. Die door de OCMW’s toegekende steun wordt door de federale overheid volledig terugbetaald. De OCMW’s moeten de steun dus niet uit eigen middelen betalen.

In november 2008 zijn vijfhonderd mensen naar een OCMW doorverwezen, waar ze financiële steun hebben gekregen. Tussen juli en september 2009 zijn nogmaals 2400 asielzoekers op basis van een spreidingsplan aan een OCMW toegewezen.

Fedasil heeft in oktober een instructie uitgevaardigd voor een opheffing van de code 207 op basis van vrijwilligheid, en dit binnen strikte criteria. Zo moeten de kandidaten onder andere reeds vier maanden in het opvangnetwerk zitten en over een huurovereenkomst beschikken. Momenteel hebben 140 personen voor financiële steun bij een OCMW aangeklopt.

 
 

J’ajouterai encore quelques éléments.

Je ne puis accepter d’entendre dire que rien n’est fait ou n’a été fait. Je partage toutefois la tristesse et le découragement de celles et ceux qui trouvent inacceptables de voir des hommes, des femmes et des enfants à la rue.

Je rappelle qu’une solution structurelle est prévue : des centaines de places seront ouvertes en 2009 et en 2010 ; cela nécessite l’obtention de permis de bâtir et d’autorisations, ainsi que le recours aux marchés publics. Je compte bien respecter les règles officielles, pour éviter tout souci, mais une solution immédiate, même provisoire, doit être trouvée. Je considère, moi aussi, qu’il existe des bâtiments publics, casernes ou autres lieux, qui peuvent en effet accueillir des personnes, sinon de manière optimale, du moins dans de meilleures conditions que celles de la rue. Dès demain, le gouvernement adoptera donc une première mesure qui permettra d’accueillir, je l’espère, quelques centaines de personnes.

Je précise que 1 100 refus ont été enregistrés. Cela ne signifie pas que 1 100 personnes se trouvent dans la rue, puisque certaines d’entre elles se sont présentées à plusieurs reprises et ont été comptabilisées plusieurs fois ; d’autres ont entre-temps trouvé une solution. Il n’empêche qu’une personne à la rue est une personne de trop. Je continue donc à me battre pour trouver des solutions structurelles et régler immédiatement les problèmes urgents. J’ai cité la date du 1er décembre, car quelques jours seront nécessaires pour prendre des dispositions, mais si les personnes concernées peuvent être accueillies avant, elles le seront, bien entendu.

Le problème des demandes multiples sera également réglé. Le gouvernement a étudié la question et j’ai obtenu les avis qui me permettent de déposer un texte devant le parlement. Nous devrions ainsi augmenter la capacité.

Nous menons une politique active. Un nombre bien plus élevé de personnes sortent des centres, mais le flux entrant est tellement important qu’il est particulièrement difficile de trouver des solutions. J’ai cité le chiffre de 309 demandes pour la seule journée du 3 novembre. Nous ne baissons certainement pas les bras. Je m’engage à poursuivre le combat.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Ik betreur dat de staatssecretaris niet heeft geantwoord op mijn vraag waar de mensen verblijven die geen plaats kregen toegewezen. Men kan ze immers niet opvolgen als men niet weet waar ze zich bevinden. Mijn vragen in verband met de financiële steun en de reden waarom het spreidingsplan niet wordt toegepast, bleven eveneens onbeantwoord. Ik kom hierop later zonder twijfel terug.

Steeds weer werden cijfers gegeven en beloften gedaan. Ik vind het uitstekend dat men naar opvangplaatsen zoekt, maar ze moeten er effectief ook komen. Van juli tot eind september werden er 500 plaatsen vooropgesteld, maar daarvan zijn er slechts 70 gecreëerd. Sindsdien werden er 800 beloofd, maar ook die zijn er grotendeels niet gekomen. Mij gaat het niet om het goochelen met cijfers, maar vooral om de concrete creatie van plaatsen.

De staatssecretaris noemde de kampen geen structurele oplossing. Dat is correct, maar het is niet aan de ngo’s om een structurele oplossing uit te werken. Dat moet de regering doen.

Ik ben het er volkomen mee eens dat elke persoon op straat er een te veel. Meer zelfs, elke persoon in een vluchtelingenkamp in België is er een te veel. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de regering daaraan een einde te maken.

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). –

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Je suis inquiète.

Je suis inquiète, monsieur le secrétaire d’État, car je constate, comme ma collègue, que vous n’avez toujours pas l’air d’envisager une politique d’accueil structurelle mais que vous poursuivez dans la recherche de solutions ponctuelles, qui d’ailleurs n’en sont pas, et que vous continuez à externaliser la responsabilité en demandant aux partenaires, aux ONG, d’ouvrir des places d’accueil.

Après avoir investi des millions pour sauver les banques, sans aucune garantie de régulation du système financier en contrepartie, après avoir acheté des vaccins dont on sait aujourd’hui que le stock sera loin d’être écoulé, ou pris la décision de louer des établissements pénitentiaires à l’étranger, ne pensez-vous pas qu’il est temps pour le gouvernement de revoir ses choix ? Vous le savez, monsieur le secrétaire d’État, en ces temps de crise et surtout en cette période, tout est une question de priorités.

Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). – Ik kan me aansluiten bij de repliek van de vorige sprekers. We hebben inderdaad geen antwoord gekregen op onze vragen. De staatssecretaris stelt cijfers tegenover cijfers en op den duur weet men niet meer waarover het gaat.

Belangrijker is evenwel dat mensen met baby’s en kinderen de nacht op straat moeten doorbrengen. Een oplossing uitwerken, behoort echter niet tot de verantwoordelijkheid van de ngo’s, maar tot die van de regering. Ik hoop dan ook dat de regering haar verantwoordelijkheid zo vlug mogelijk op zich zal nemen. We staan immers voor de winter en over enkele dagen kan het al heel koud zijn.

Sommigen spraken over een pr-activiteit van de ngo’s, maar ik zou me schamen mochten mensen daarvoor zijn gebruikt. Dat is onaanvaardbaar.

Mme Fatma Pehlivan (sp.a). –

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik betreur het vooral dat we geen antwoord hebben gekregen over een oplossing op lange termijn, hoewel ik me ervan bewust ben dat ook op korte termijn de problemen moeten worden weggewerkt. In ons rapport vroegen we daarvoor trouwens al aandacht, ook met betrekking tot het uitwijsbeleid.

De staatssecretaris merkt terecht op dat de nieuwe aanvragen zich opstapelen, maar dat kan ook niet anders, zeker niet met het signaal dat nu gegeven wordt in verband met financiële steun. De volgende weken zal het aantal aanvragen ongetwijfeld nog sterk toenemen.

Ik herhaal dat de problemen niet alleen kunnen worden weggewerkt door oplossingen op korte termijn, maar dat een langetermijnvisie absoluut noodzakelijk is en dat we een uitwijsbeleid moeten durven voeren.

Sta me toe te eindigen met een positieve noot. Ik kijk ernaar uit dat de staatssecretaris binnenkort een voorstel over meervoudige aanvragen zal voorleggen. Omdat ik in dat verband zelf een voorstel heb ingediend, zal ik dat dossier nauwgezet volgen.

Het lot van die mensen ligt in handen van de staatssecretaris. Bijgevolg vraag ik hem nogmaals om naast een kortetermijnoplossing, waarbij hij een beroep doet op zijn partners binnen de regering, ook aandacht te blijven hebben voor de langetermijnvisie.

Mme Nele Lijnen (Open Vld). –

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Natuurlijk heeft de staatssecretaris een moeilijk dossier geërfd, maar niet van een of andere nobele onbekende. Hij weet goed genoeg van wie en waar het dossier vandaan komt en hoe lang er al aan wordt gewerkt. Hij zegt dan dat hij zijn best doet, maar dat zei hij twee weken geleden ook al, toen ik dezelfde vragen stelde. En daarom, mevrouw Vienne, ben ik zo verontwaardigd, want twee weken geleden hoorde ik al dat de staatssecretaris zijn best doet. Ik wil dat best geloven, maar ik zie wat ik zie: hier onder onze ogen, in ons land speelt zich een humanitaire ramp af. Dat moet onmiddellijk worden opgelost, niet over twee weken of een maand. Die mensen moeten onmiddellijk van de straat worden gehaald. Het antwoord dat de staatssecretaris hier vandaag heeft gegeven, is dan ook ruim onvoldoende.

Ik heb een resolutie ingediend en ik hoop dat de staatssecretaris zijn partijgenoot, de heer Moureaux, wil vragen die met spoed te behandelen in de commissie waar hij voorzitter van is. Misschien kunnen we daar dan een grondig debat voeren over de oplossingen die we zien. Dat is nodig en we moeten er tijd voor uittrekken. Intussen kan de regering zich van pure schaamte beter afzonderen tot ze een echte, structurele, maar ook snelle oplossing heeft gevonden. Eerder zou ik niet meer buiten komen.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

Mevrouw Nele Jansegers (VB). – Als men dit probleem echt wil oplossen, dan moet men natuurlijk niet alleen iets doen aan de gevolgen van het non-beleid van de afgelopen decennia, maar dan moet men zeker ook de oorzaken aanpakken. Daar leggen wij vooral de nadruk op. Er moet inderdaad worden gezorgd voor een correcte en snelle procedure, die men niet heel lang kan rekken en eindeloos kan herhalen. Wanneer mensen worden afgewezen, moeten ze ook effectief worden uitgewezen en illegalen kunnen hier niet blijven. De regering doet echter precies het tegenovergestelde. Ze komt aandraven met een regularisatie die het bestaande probleem nog oneindig veel groter maakt. Op die manier komen we in een vicieuze cirkel terecht. De heer Lambert vindt blijkbaar dat de grote meerderheid van alle mensen die in ons land politiek asiel aanvragen, echte politieke vluchtelingen zijn. Wij durven dat betwisten en ook het aantal positief geëvalueerde asielaanvragen wijst in een andere richting.

Mme Nele Jansegers (VB). –

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Mevrouw Christiane Vienne (PS). –

Mme Christiane Vienne (PS). – Monsieur le secrétaire d’État, nous ne pouvons que vous encourager à poursuivre vos efforts. Nous reconnaissons en effet que de réels efforts sont consentis. Je place beaucoup d’espoir dans votre capacité à réquisitionner des bâtiments inoccupés comme des casernes pour y héberger toutes les personnes aujourd’hui à la rue. Espérons qu’à l’aube de cet hiver, elles pourront toutes trouver un abri. Je sais en tout cas que c’est vraiment votre préoccupation.

De heer Geert Lambert (Onafhankelijke). – Ik heb het antwoord van de staatssecretaris gehoord en ik hoop dat hij er echt werk van zal maken. Hij moet, zoals ik al zei, echt daadkrachtiger optreden, bij gemeenten bijna gebouwen gaan "opeisen". Daar zal hij zich niet altijd populair mee maken en ik weet zeer goed dat hij ook tegenstand zal krijgen van lokale bestuurders, maar hij zal zijn tanden moeten tonen.

Ik wil ook nog even reageren op u, mevrouw Jansegers. Ik bepaal helemaal niet of mensen die hier asiel aanvragen, ook als vluchteling erkend moeten worden. Daar hebben we instellingen voor. Maar u gooit alles op één hoop en ik verwijt de regering dat ze u, door net geen beleid te voeren, daar de argumenten voor aanreikt. Regularisatie is iets helemaal anders dan de asielprocedure. Men kan niet geregulariseerd worden wanneer men pas in het land is. Daar gaat het niet om. Wie geregulariseerd wordt, heeft meestal al een dak boven het hoofd. Dat is een heel andere problematiek. Maar de beelden die we op de televisie zien en jammer genoeg moeten zien, want het is de realiteit, geven u argumenten om totaal verschillende problemen op één hoop te gooien. Dat vind ik verschrikkelijk erg. Omdat de regering asielzoekers noodgedwongen in hotels moet onderbrengen, kunt u het beeld ophangen dat we sommige mensen heel anders behandelen dan anderen. Dat verwijt ik de regering en daar maakt u aardig gebruik van.

M. Geert Lambert (Indépendant). –

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

Wetsvoorstel houdende diverse wijzigingen inzake kansspelen (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton, Stuk 4-1162)

Proposition de loi portant des dispositions diverses relatives aux jeux de hasard (de Mme Marie-Hélène Crombé-Berton, Doc. 4-1162)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – Ik stel voor de wetsontwerpen en het wetsvoorstel samen te bespreken. (Instemming)

M. le président. – Je vous propose de joindre la discussion des projets et de la proposition de loi. (Assentiment)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V), rapporteur. De voorbije twee maanden heeft de commissie voor de Justitie zich gebogen over de twee wetsontwerpen die net voor het zomerreces werden goedgekeurd in de Kamer en die wijzigingen aanbrengen aan de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en aan diverse andere wetten.

De commissie voor de Justitie heeft op 7 en 14 oktober hoorzittingen gehouden over deze wetsontwerpen. Hierbij werden de voorzitter van de Beroepsvereniging van Wedkantoren en verschillende vertegenwoordigers van de Federaties van paardenwedrennen of experten ter zake gehoord. Ook heeft de commissie verschillende instanties gehoord, die slachtoffers van gokverslaving begeleiden, alsook een expert inzake de informaticatechnologie, met betrekking tot de kansspelen die worden aangeboden via het internet, en aan professor Ergec werd schriftelijk advies gevraagd over het statuut van de Kansspelcommissie.

De kansspelwet dateert van 1999. Nu een decennium later moeten we vaststellen dat door de ontwikkeling van nieuwe spelvormen, denk maar aan de spelen die via het internet of andere mediakanalen aangeboden worden, de wet op bepaalde punten achterhaald is en niet de nodige instrumenten bevat om de spelers op een adequate wijze te beschermen tegen gokverslaving of groot geldverlies. De vereenvoudigde bereikbaarheid vanuit de huiskamer, voor wat betreft de spelen die via het internet of via de televisie of radio worden georganiseerd, maakt een wetgevend optreden noodzakelijk.

Namens de commissie voor de Justitie van de Senaat, dank ik de regering en in het bijzonder de staatssecretaris voor dit belangrijk wetgevend initiatief.

Het uitgangspunt van de wet van 1999 wordt niet verlaten, de uitbating van kansspelen blijft in principe verboden. Uitzonderingen op dit verbod worden toegestaan door een stelsel van vergunningen. Deze vergunningen veruiterlijken de "kanalisatiegedachte", die de speler, binnen een gecontroleerd systeem, in staat stellen deel te nemen aan legale kansspelen.

Een uitbater van kansspelen kan slechts een vergunning krijgen van de kansspelcommissie wanneer hij aan alle wettelijke voorwaarden voldoet. Het wetsontwerp breidt het toepassingsgebied van de kansspelwet aanzienlijk uit, door de toevoeging in de wet van de weddenschappen en de kansspelen aangeboden via internet en de mediaspelen. Op deze manier worden ook wedkantoren en dagbladhandels die weddenschappen aannemen en de aanbieders van onlinespelen vergunningsplichtig.

Wat de weddenschappen betreft, zorgt het wetsontwerp voor een eenvormige regeling ten aanzien van de verschillende weddenschappen. Op dit ogenblik moeten de organisatoren van paardenweddenschappen een vergunning aanvragen bij de fiscale administratie.

Andere sportweddenschappen daarentegen dienen enkel een aangifte te doen. Voor weddenschappen buiten het sportleven bestaat er momenteel geen wettelijke regeling.

Door een eenvormige regeling van alle vormen van weddenschappen in de kansspelwet wordt een einde gemaakt aan de ongelijkheid in de controle op deze vormen van kansspelen.

De commissie voor de Justitie van de Senaat bracht een bijkomende wijziging aan op het ontwerp, door dagbladhandelaars de mogelijkheid te bieden voortaan ook onderlinge weddenschappen op buitenlandse paardenrennen te verdelen. Dit amendement gaf aanleiding tot heel wat discussie. In tegenstelling tot vroeger, is het aanbod van onderlinge weddenschappen op Belgische paardenrennen sterk verminderd.

De commissie achtte het daarom wenselijk om ook de onderlinge weddenschappen op buitenlandse paardenrennen toe te staan, die georganiseerd worden door de inrichter van de Belgische onderlinge weddenschappen op paardenrennen of met de toestemming van de Belgische renverenigingen.

De commissie maakte op dit punt een onderscheid tussen de onderlinge weddenschappen en de weddenschappen tegen notering, daar deze uit hun aard en de wijze waarop deze worden aangeboden sterk verschillend zijn. De commissie was dan ook van oordeel dat er op dit vlak geen discriminatie gecreëerd wordt. Tijdens de hoorzitting met de heer De Vocht werd duidelijk dat een wetgevend optreden met betrekking tot de kansspelen op het internet noodzakelijk was, zodat deze sector ook over de nodige vergunningen dient te beschikken. Het gemak om websites op te richten en weer te doen verdwijnen gekoppeld aan de laagdrempelige toegang via het internet en het feit dat men volledig anoniem kan deelnemen aan een kansspel zorgen ervoor dat meer en meer spelers de weg vinden naar het kansspel.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V), rapporteur. –

Daarenboven zijn deze kansspelen zeer fraudegevoelig. Er werd tevens gewezen op het gebruik van illegale kansspelen om crimineel geld via een kansspel in het legale circuit te brengen. Al deze elementen dwingen de wetgever ertoe een stringente regeling aan te nemen ter bescherming van de spelers.

Het wetsontwerp wil de wildgroei van de onlinekansspelen beperken via een coherent en gecontroleerd vergunningsbeleid. De kansspelen via het internet kunnen enkel aangeboden worden door hen die ook in de reële wereld kansspelen aanbieden. De activiteit die via internet wordt aangeboden, dient tevens in het verlengde te liggen van de activiteit waarvoor men in de reële wereld vergund is. De vraag kan rijzen of deze beperkingen geen onrechtmatige inbreuk betekenen op het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie. Op 8 september laatstleden werd echter door het Hof van Justitie te Luxemburg in de zaak Santa Casa benadrukt dat omwille van het fraudegevoelig karakter, lidstaten beperkende maatregelen kunnen nemen voor het aanbieden van kansspelen via het internet.

Een amendement dat het online aanbieden van kansspelen wilde loskoppelen van het hebben van een vergunning in de reële wereld, werd niet aanvaard.

De strikte reglementering van de kansspelen zal gepaard gaan met een effectieve controle door de Kansspelcommissie. Dit soort controle kan niet gerealiseerd worden wanneer de server van de aanbieders van onlinespelen en weddenschappen zich in landen bevindt waar het organiseren van kansspelen niet of niet op dezelfde wijze strafbaar wordt gesteld. Ook dient rekening gehouden te worden met de beperkingen van het strafrecht. Met enkele muisklikken kan een illegale website verhuisd worden naar een andere server.

De doeltreffende controle op de kansspelen is wel mogelijk op onlineaanbieders die in België ook in de reële wereld kansspelen of weddenschappen aanbieden.

Het wetsontwerp voorziet ook in een regeling van de mediaspelen, waaronder het uitgebreide aanbod van televisiespelletjes. Momenteel wordt deze sector enkel geregeld door een koninklijk besluit, waarbij verschillende van deze kansspelen ontsnappen aan de bestaande regeling. Voortaan vallen alle vormen van televisiespelletjes onder de nieuwe kansspelwet.

Een belangrijk element uit het wetsontwerp is ook dat het aantal strafbaarstellingen in de wet wordt uitgebreid. Naast de exploitanten worden ook zij die de exploitatie vergemakkelijken of er publiciteit voor maken, strafbaar gesteld. Ook het deelnemen aan niet-vergunde kansspelen wordt strafbaar.

Om het toezicht van de Kansspelcommissie te versterken, krijgt de Kansspelcommissie voortaan ook de mogelijkheid om administratieve geldboetes op te leggen.

In het kader van de rechtsbescherming die geboden wordt door het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, werd door de commissie voor de Justitie in een amendement verduidelijkt dat ingeval van beroep, de rechtbank van eerste aanleg over de volle rechtsmacht beschikt en dat er dus een werkelijke rechtsbescherming is voor de betrokkene.

Ik kom terug op het uitgangspunt van de wet van 7 mei 1999. Vanuit het oogpunt dat kansspelen een risico kunnen inhouden voor gokverslaving, maar dat er in de feiten toch een speelbehoefte bestaat, worden de kansspelen beperkt tot deze die beantwoorden aan de strikte regelgeving en daardoor ook over een vergunning beschikken.

Echter moeten er nog bijkomende maatregelen worden genomen om bepaalde spelers bijkomend te beschermen. Zo zullen voortaan ook hulpverleners en andere belanghebbenden een verzoek kunnen indienen om een familielid of een kennis de toegang tot bepaalde kansspelinrichtingen te laten ontzeggen. Ditzelfde toegangsverbod zal ook gelden voor de onlinespelen.

Ook het betalen met kredietkaarten wordt beperkt tot de casino’s, in de andere kansspelinrichtingen en op het internet wordt het betalen met kredietkaarten verboden.

De leeftijdsvereisten die bestaan in de reële wereld, worden ook doorgetrokken naar de onlinespelen. Behalve voor de weddenschappen, wordt de spelleeftijd vastgelegd op 21 jaar. Dat betekent een bijkomende bescherming voor de jongeren tegen gokverslaving en geldverlies.

Op basis van de opmerkingen van de leden van de fracties werden in de commissie voor de Justitie verschillende amendementen, waaronder een groot aantal technische amendementen, besproken.

 

Een meerderheid van amendementen werd aanvaard en bijgevolg werd het wetsontwerp door de commissie Justitie geamendeerd. Wat het wetsontwerp nr 4-1410 betreft, dat onder toepassing van artikel 77 van de Grondwet valt, werd de aangepaste tekst goedgekeurd door de commissie Justitie met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.

Het geamendeerde wetsontwerp nr 4-1411, dat onder toepassing van artikel 78 van de Grondwet valt, werd door de commissie Justitie goedgekeurd met 8 stemmen bij 4 onthoudingen.

 

Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR). –

Mme Marie Hélène Crombé-Berton (MR). –Monsieur de Talleyrand, homme d’État remarquable – en tout cas pour sa longévité politique – estimait que jouer c’était « bailler » sa vie. Le jeu comme palliatif à l’ennui. Les temps ont bien changé ! O tempora ! O mores ! , aurait dit Ciceron et j’en resterai là pour les citations, je vous rassure.

Ainsi, du jeu de société on est passé à la société du jeu. Ou, si vous préférez, le jeu est aujourd’hui enjeu.

Il n’est évidemment pas question de porter quelque jugement de valeur sur cette évolution. Le jeu, cet impossible hasard, ce défi au destin qui distribue parfois si mal les cartes est, plus que jamais, inhérent à la condition humaine. Dans ce domaine plus que dans d’autres, le législateur est un funambule à la recherche permanente d’un équilibre parfait et donc difficile.

En effet, comment dans une loi, concilier liberté individuelle, protection de la société, protection de l’individu et intérêts économiques ? Même si je reconnais que ma démarche personnelle s’est davantage inscrite dans la protection du joueur pathologique.

Les questions posées sont de plusieurs ordres. Faut-il protéger le joueur contre lui-même ? Faut-il le laisser aller jusqu’au bout de son rêve ou plutôt de son cauchemar ? Faut-il limiter le nombre de salles de jeux ? Faut-il limiter les mises ? Que faire avec la prolifération des jeux en ligne ? Quelles sont les limites de la virtualité ?

Le projet du gouvernement ainsi que la proposition de loi que j’avais auparavant déposée posent un certain nombre de jalons dans un secteur complexe qui intéresse le citoyen dans ses objectifs mais l’indiffère – et on peut le comprendre – quant à son contenu, souvent technique.

Tout d’abord il s’agit d’étendre le champ d’application de la loi de 1999. Pour rappel, en Belgique, l’exploitation de jeux de hasard est en principe interdite. Elle peut cependant, à titre d’exception, être autorisée grâce à un système de licences octroyées et contrôlées par la Commission des jeux de hasard.

La nouvelle loi englobe désormais les paris et les jeux par internet. En dehors de ce cadre légal, l’exploitant ou le participant pourront être incriminés pénalement ainsi que ceux qui faciliteront l’exploitation – hébergeur sur le web, agence de publicité – et les personnes qui pourront exercer une influence directe sur le résultat du jeu, par exemple le jockey, l’entraîneur de foot, etc.

Il s’agit ensuite de protéger au mieux le joueur pathologique. Ainsi à l’heure actuelle seul le joueur, malade, peut demander son interdiction à la Commission des jeux de hasard et il ne le fait souvent que quand c’est malheureusement trop tard.

La nouvelle loi permettra à toutes personnes intéressées (famille, médiateur de dettes, CPAS, etc.) de faire cette démarche. Ce droit s’applique aussi aux jeux en ligne. Et de cela, je suis tout particulièrement contente.

Pour ce qui est de la Commission des jeux de hasard, celle-ci se verra octroyer de nouvelles compétences. Je l’ai déjà souligné en matière d’interdiction du joueur. Elle pourra aussi adresser des avertissements et imposer des amendes administratives.

Pour le reste, elle garde son pouvoir d’enquête sur place en vue de la recherche et de la constatation d’infractions. Elle se prononce sur les demandes de licences et sur leur octroi.

Enfin, de nouvelles licences sont créées pour les jeux en ligne. À l’heure actuelle et pour rappel, les jeux en ligne sont illégaux mais ils prolifèrent sans aucun contrôle. L’octroi de la licence Internet dépend de l’octroi de la licence principale traditionnelle dans le projet de loi, tel qu’adopté en commission, ce qui implique – et j’y reviendrai – qu’un exploitant d’un autre État membre doit posséder une licence en Belgique de type « off line » pour obtenir une licence « on line ».

Monsieur le secrétaire d’État, vous avez invoqué l’urgence pour que ce projet soit voté. Il est vrai que, surtout pour ce qui concerne les jeux en ligne, il s’impose de légiférer au plus vite. J’ai déposé en son temps une proposition de loi que vous avez en grande partie reprise dans votre projet. Soyez-en remercié. Car contrairement à certains de mes collègues, je n’y trouve rien à redire. Je n’ai pas de maternité rentrée. Je trouve le procédé d’ailleurs plutôt valorisant. L’objectif, c’est qu’il y ait une loi. Le reste me semble quelque peu dérisoire.

Je regrette cependant – et je m’exprime en mon nom personnel – que l’on n’ait pas pris le temps au Sénat de réfléchir et de régler quelques problèmes qui me paraissent plus que cruciaux si l’on veut que cette loi produise au plus vite ses effets. En d’autres termes, il me paraît que les risques de recours sont très (trop) nombreux.

Permettez-moi de les évoquer rapidement.

Tout d’abord, votre projet ne reconnaît pas à la Commission des Jeux de hasard le statut de juridiction. Ce qui impliquerait que l’on doive dissocier la phase d’instruction et la phase de décision.

M. Ergec, professeur à l’Université du Luxembourg, consulté par la commission de la Justice du Sénat, a lui-même émis un certain nombre de réserves et je le cite : « En droit public belge, la notion de juridiction est définie à l’aide d’un faisceau d’indices dont aucun n’est déterminant à lui seul.

 

Les critères matériels tiennent aux indices suivants : l’organe ne peut se saisir lui-même de l’affaire ; il tranche des prétentions opposées qui lui sont soumises par des tiers sur la base des règles de droit applicables à l’espèce ; la décision est motivée.

Les critères organiques et formels sont les suivants : l’organe doit avoir été créé par une loi ; il doit être indépendant ; il doit statuer à la suite d’un débat contradictoire ; la décision doit être revêtue de l’autorité de la chose jugée.

On constate – c’est toujours M. Ergec qui s’exprime – que certains de ces critères sont réunis dans le chef de la commission : elle tranche, sur base de la législation sur les jeux de hasard, les prétentions opposées des autorités de contrôle, à savoir les enquêteurs-rapporteurs, d’une part, et de l’administré concerné de l’autre ; le débat est contradictoire.

D’autres critères ne sont pas satisfaits ou prêtent à doute : la commission se saisit elle-même de l’affaire ; son indépendance, même si elle est formellement consacrée dans la loi en projet, est sujette à caution.

Si l’on veut dissiper tout doute sur la qualité juridictionnelle de la commission, il conviendrait de séparer clairement dans la loi en projet les missions d’instruction et de jugement en les confiant à deux chambres distinctes.

La nomination par l’exécutif n’est en effet pas incompatible avec la notion de juridiction. La limitation du mandat à six ans ne l’est pas davantage. »

Pour ce qui concerne la même consultation et l’aspect juridictionnel par rapport à la Convention européenne des droits de l’homme, M. Ergec déclare que « L’article 6 de la Convention sur le droit à un procès équitable ne s’applique qu’aux procédures mues devant un « tribunal ». Il s’agit là d’une notion autonome détachée des qualifications du droit interne. La circonstance que le législateur belge qualifie la commission d’autorité administrative, soit dans le texte soit dans les travaux préparatoires, est inopérant à cet égard. Il en est de même de la jurisprudence belge qui ne nie pas la Cour de Strasbourg ».

Je pense donc que la qualité de juridiction de la commission est un élément avéré et je regrette que vous la considériez, vous, comme une autorité administrative.

Enfin, aujourd’hui, des avocats plaidant déjà devant cette commission ont plaidé son aspect juridictionnel en invoquant l’arrêt Dubus.

Dans cet arrêt, qui visait la procédure devant la Commission bancaire française, la Cour reconnaît que le justiciable a raisonnablement pu avoir l’impression que ce sont les mêmes personnes qui l’ont poursuivi et jugé et douter de la décision de la commission qui, en confondant les rôles, a décidé de la mise en accusation, de la signification des griefs et de la sanction.

Dans le cas de la Commission bancaire française il existait cependant un Secrétariat général distinct, ce qui n’est même pas le cas au sein de la Commission des jeux de hasard.

La Commission des Jeux de hasard est bien, selon moi et selon des spécialistes, une juridiction. Des recours pourraient donc aboutir aussi bien au niveau de la Cour constitutionnelle belge qu’au niveau de la CEDH.

En considérant que la commission n’est qu’une autorité administrative, vous induisez une insécurité juridique qui me paraît dangereuse.

Le deuxième point qui suscite mon questionnement concerne l’octroi de licences des jeux par internet. Pour rappel, ces jeux sont aujourd’hui illégaux mais ils prolifèrent. Le but louable et légitime du projet est d’éviter le blanchiment et les truquages, de palier le phénomène d’addiction et de faire en sorte que les opérateurs paient leurs impôts en Belgique.

L’enjeu est donc de taille. Votre réponse qui vise à ne permettre qu’aux titulaires d’une licence terrestre de demander une licence en ligne me paraît bancale, tout d’abord sur le plan juridique, au regard du droit européen.

Le projet instaure trois verrous, à savoir la limitation du nombre de licences, l’obligation du serveur en Belgique et le lien déjà évoqué entre le « off line » et le « on line », ce qui est contraire à l’article 49 du Traité de Rome relatif à la liberté de prestation de service et à l’article 43 concernant la liberté d’établissement.

C’est d’ailleurs pour cette raison que la Commission européenne a émis un avis circonstancié à l’égard de votre projet dont les termes ne sont malheureusement pas sujets à interprétation : «À la lumière de ce qui précède la Commission souligne qu’il est d’une importance capitale, dans le cadre du projet notifié, que les autorités belges clarifient et modifient leur texte au regard des exigences de détention préalable d’une licence de type A, B et F1 pour des opérations de jeux terrestres en Belgique et d’installation du serveur de l’exploitant en Belgique ».

 

Sur le plan de la jurisprudence de la Cour européenne de Justice, vous avez souvent évoqué l’arrêt Santa Casa pour justifier de la liberté des États dans le domaine spécifique des jeux de hasard.

Or cet arrêt a une portée limitée car la structure du marché des jeux au Portugal est particulier et il s’agissait d’un monopole historique d’un établissement quasi caritatif.

Le Portugal n’a fait que confirmer une situation de monopole déjà existante, ce qui n’est pas le cas en Belgique. Mme Dony, professeur à l’ULB, a par ailleurs confirmé qu’elle pensait que cet arrêt était sujet à caution étant donné que la défense de BWin avait été plus que légère et qu’un certain nombre d’arguments n’avaient pas été mis en exergue.

Ainsi, malgré l’arrêt Santa Casa, le Danemark s’est vu, lui aussi, notifier un avis circonstancié.

Sur le plan du droit belge et du principe d’égalité, un autre type de recours est également possible devant la Cour constitutionnelle.

Pour rencontrer ces problèmes juridiques, je vous ai proposé de faire sauter un des trois verrous.

Il conviendrait d’ouvrir le marché à tous les opérateurs de l’Union européenne, à l’exception des paradis fiscaux, pour éviter de contrevenir à la fois au droit européen et au droit belge. Cela se pratique d’ailleurs déjà en France.

Par ailleurs, et je sors ici de l’aspect juridique des choses, l’ouverture du marché à d’autres opérateurs européens permettrait d’ouvrir le champ à des opérateurs dont c’est le métier – les jeux par internet n’ont rien à voir avec les jeux terrestres – et qui présentent le plus de garanties en matière de protection du joueur, de transparence, de solvabilité, etc.

En outre, au vu de ce qui précède, certains opérateurs terrestres m’ont dit eux-mêmes n’être pas intéressés par la pratique du «on line», ce qui risque de réduire tellement le champ que cela pourrait inciter le joueur ne disposant pas d’une offre suffisante à continuer à fréquenter des sites illégaux.

J’en viens alors à un point qui me touche tout particulièrement et qui concerne l’instauration d’une cellule psychosociale au sein de la Commission des jeux de hasard. Nous en avons d’ailleurs longuement discuté, monsieur le secrétaire d’État.

Votre projet parle beaucoup des jeux, à juste titre d’ailleurs, mais vous avez omis le problème du joueur malade d’une pathologie qui le place, lui et sa famille, dans des situations inextricables. L’addiction concernerait 200 000 personnes aujourd’hui.

J’avais donc proposé qu’une cellule composée d’un médecin, d’un assistant social et d’un psychologue ait une double compétence, celle d’aider à la prise de décision en ce qui concerne l’interdiction, mais aussi, sur le plan médical, celle de faire prendre conscience au joueur qu’il est malade et de l’orienter vers des services cliniques adéquats.

Je regrette que vous n’ayez pas retenu cette proposition dont le coût budgétaire est insignifiant par rapport au coût social et personnel que représente L’addiction.

Enfin, vous n’avez pas voulu exonérer d’autorisation les jeux audiovisuels et radiophoniques lorsqu’ils étaient accessoires à une émission, ce qui engorgera de manière inutile la Commission des jeux de hasard. Vous vous êtes engagé à préparer un arrêté royal dans ce domaine et à venir le négocier en commission, ce qui est évidemment une ouverture que je salue.

J’aurais aimé que nous donnions du temps au temps, non pas par principe, mais parce que la précipitation est mauvaise conseillère. Faut-il rappeler que le Sénat est une chambre de réflexion et non une chambre d’expédition ?

Il y a trop de risques que ce projet, auquel je tiens tout particulièrement, fasse l’objet de recours qui aboutissent au vide que nous voulons combler aujourd’hui. J’aurai sans doute le tort d’avoir eu raison trop tôt.

Par ailleurs, comme je viens de le dire, le joueur et son addiction ne sont pas suffisamment pris en considération dans votre projet.

Pour ces raisons, je m’abstiendrai à regret lors du vote, car cette matière est aussi un peu mon enfant. Je reviendrai avec mes propositions quand le temps – qui sait ? – m’aura donné raison.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het eerste wetsontwerp beoogt in hoofdzaak op een coherente manier de wetgeving inzake de kansspelen te reguleren. Die regulering is gebaseerd op de kanalisatiegedachte. Het is de bedoeling het toepassingsgebied van de kansspelwet uit te breiden tot de kansspelen aangeboden via "informatiemaatschappij-instrumenten", waaronder het internet, de mediaspelen en de weddenschappen. Terzijde merk ik op dat het gebruik van het woord "informatiemaatschappij-instrumenten" een zeer ongelukkige woordkeuze is. Beter zou zijn om te spreken van bijvoorbeeld elektronische datatransmissie. Ik heb echter begrepen dat die woordkeuze door Europa is opgelegd.

De eerste vraag die rijst is of kanalisatie de juiste optie is in deze aangelegenheid. Is het aangewezen om de online markt deels te openen door een controleerbare omgeving te scheppen, net zoals bijvoorbeeld bij gevaarlijke producten die via apotheken verkregen kunnen worden ?

Volgens het subsidiariteitsbeginsel kunnen de lidstaten van de Europese Unie inderdaad regelgevend optreden met een eigen licentiesysteem, dat niet noodzakelijk een wederzijdse erkenning moet toestaan. Europese lidstaten kunnen discretionair optreden, zij het dat ze gelimiteerd zijn door het proportionaliteitsbeginsel.

Een kanalisatiebeleid kan een oplossing bieden voor de infiltratie van de misdaad in de online gokspelen, maar er zijn andere en misschien betere mogelijkheden. Terwijl Italië en Frankrijk een zeer liberale koers varen op het vlak van online gokspelen, heeft Finland een zuiver monopolie ingevoerd en is er in Duitsland en Nederlands zelfs een volledig verbod ingevoerd.

Hoe dan ook is een puur concurrentiële markt met vrije mededinging a priori uitgesloten wegens het gevaar op een toename van de gokverslavingsproblemen. Om redenen van integriteit kan geen zelfregulerend kader toegelaten worden. Ook de witwasrichtlijn en het hoge risico maken een zelfregulerend kader niet mogelijk.

Gokverslaving leidt immers tot grote problemen en treft vaak maatschappelijk zwakkeren. Duitsland heeft om deze en andere weloverwogen redenen een totaalverbod op internetgokken ingesteld. Waarom volgen wij dat voorbeeld niet?

In principe is het uitbaten van kansspelen nu al a priori verboden. Momenteel zijn online kansspelen gewoonweg verboden in ons land, maar de controle hierop is zo goed als onbestaande.

Met dit wetsontwerp kunnen uitzonderingen worden toegestaan door een stelsel van vergunningen, waarbij de vergunningsbevoegdheid uitgeoefend wordt door de kansspelcommissie. Het wetsontwerp gaat ervan uit dat online gokken in een beveiligde omgeving zal plaatsvinden en dat misbruiken op het internet vanaf nu tot het verleden zullen behoren.

Het internet kennende, weet ik dat een waterdichte beveiliging bijna onmogelijk is en bijgevolg is de zogenaamde kanalisatie via een beveiligde omgeving dat ook. In feite doen we dus veel moeite voor niets. Het beoogde doel zal niet worden bereikt.

Bovendien is online gokken niet zomaar een spelletje. Vooreerst zijn er de financiële gevolgen voor wie verliest, maar los daarvan is online gokken op zichzelf al mogelijk verslavend, net zoals het geval is voor alle internetspelletjes, spelconsoles en dergelijke.

Mme Anke Van dermeersch (VB). –

Er is weinig of geen sociale controle op jongeren die de identiteitskaart van hun ouders lenen en daarmee gokken op het internet of die op hun kamertje gewoon urenlang zitten spelen.

Voor alle duidelijkheid, het Vlaams Belang kant zich ook tegen belspelletjes allerhande op televisie met gsm en dergelijke, omdat wij vinden dat ook daar de sociale controle heel laag is. Wij willen het echt wel beperken tot die fysieke omgevingen, niet de virtuele, waar er dikwijls al genoeg wordt vergokt en waar er dikwijls heel veel verslaving optreedt.

In de commissie voor de Justitie was er veel beroering over de vraag of er voldoende aandacht wordt besteed aan de bescherming van de speler. Het is een feit dat de bescherming van de consument in dit wetsontwerp duidelijk niet de eerste prioriteit is. Maatregelen zoals een verdubbeling van het toegestane uurverlies en het toestaan van het gebruik van kredietkaarten wakkeren immers de goklust aan. Men had meer en betere maatregelen kunnen treffen om problemen van spelverslaving te voorkomen.

Met dit wetsontwerp plaats ons land zich op een ethisch hellend vlak, dat enkel goedgepraat kan worden omwille van het solidariteitspricipe dat er achter zit, omdat er retributies betaald worden aan de Kansspelcommissie.

Desondanks is mijn fractie de wilde liberalisering van de sector niet genegen. Wij maken ons zeker ongerust over het gebrek aan sociale controle en over het gevaar voor misbruiken op het internet. In de reële wereld kunnen spelers op psychologische obstakels stoten of gelden maatregelen die hen verhinderen te gokken. Internetkansspelen zouden totaal verboden moeten worden zoals in Duitsland. Dit is echter niet de politieke optie die met deze wetsontwerpen en –voorstellen genomen wordt.

Tot besluit kan ik concluderen dat de optie die hier vandaag genomen wordt niet de optie is die mijn partij zou nemen.

Het is vandaag een feit dat er een ongebreideld aanbod is aan online kansspelen en dit kan ook niet. Ik hoop dat door de kanalisatie waarvoor vandaag geopteerd wordt, dit online aanbod strenger gereguleerd zal worden en dat er ook streng opgetreden wordt tegen elke overtreding, want ik zou liever een strenge handhaving gezien hebben van het verbod dat tot vandaag eigenlijk geldt in plaats van het kanalisatiebeleid dat we nu gaan invoeren. Het kanalisatiebeleid kan weliswaar de huidige wildgroei beperken. Onze fractie zal zich dan ook onthouden bij de stemming.

 

De heer Francis Delpérée (cdH). –

M. Francis Delpérée (cdH). – Mon intervention se limitera à trois remarques.

La première pour dire que le cdH apporte son soutien aux projets de loi en discussion, par réflexe majoritaire plutôt que par conviction profonde ou par enthousiasme débordant.

La seconde est que je ne puis m’empêcher de regretter la méthodologie qui a été suivie en commission et qui, à mon sens, n’est pas digne de la chambre de réflexion que peut représenter le Sénat. En effet, sur les trois auditions de professeurs que nous avions prévues, une seule a eu lieu. Ensuite, alors que nous avions exclu les interventions et auditions d’avocats du secteur public ou privé, nous avons finalement été amenés à entendre un avocat de l’État. Enfin, trois consultations juridiques avaient été demandées et nous n’avons obtenu que celle du professeur Ergec.

Je ne cherche pas à pointer des responsabilités mais il ne s’agit pas d’une méthode de travail normal. Monsieur le président, il nous faudra, à l’avenir, réfléchir à la manière de mieux organiser ces auditions, ces consultations, ces travaux. Nous devrons nous poser ce problème de méthodologie fondamentale, d’autant plus que le Sénat est toujours amené à intervenir, souvent en second ordre, et dans un laps de temps relativement court. En d’autres termes, il nous faudra mieux préparer à l’avenir ce type de débat.

Quant à ma troisième remarque, je constate que le projet de loi prévoit de larges délégations de pouvoirs et qu’il risque dès lors de s’exposer un jour ou l’autre à des critiques de constitutionnalité, ce qui risque d’affecter son efficacité et finalement, la stabilité juridique des lois que nous voterons.

En commission, certains nous ont dit que la matière était fluide, mouvante, évolutive. Elle évolue tellement qu’il faudra une sorte de loi de pouvoirs spéciaux et que nous devrons donner au Roi, au ministre ou au secrétaire d’État la possibilité d’agir et d’intervenir.

Nous avons obtenu des apaisements et le secrétaire d’État nous a dit qu’il soumettrait aux commissions parlementaires les arrêtés royaux qu’il prendra incessamment. C’est mieux que rien mais on voit que nous sommes vraiment à la limite des délégations admissibles.

C’est dans cet état d’esprit que le cdH se prononcera en faveur des dispositions qui nous sont proposées.

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Discussion des articles du projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 4-1410/6.)

(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 4-1410/6.)

– De artikelen 1 tot 23 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er à 23 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Discussion des articles du projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 4-1411/7.)

(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 4-1411/7.)

De voorzitter. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving inzake kansspelen.

M. le président. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Projet de loi portant modification de la législation relative aux jeux de hasard.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

M. le président. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

De voorzitter. – Het woord is aan mevrouw Crombé-Berton voor een mondeling verslag.

M. le président. – La parole est à Mme Crombé-Berton pour un rapport oral.

Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR), rapporteur. –

Mme Marie Hélène Crombé-Berton (MR), rapporteuse. – Le projet de loi règle une matière visée à l’article 78 de la Constitution. Il trouve son origine dans une proposition de loi déposée le 2 juillet 2009 par M. Vandenberghe et consorts, en même temps que la proposition de loi qui règle une matière visée à l’article 77 de la Constitution. Les deux propositions de loi ont été amendées par le Sénat puis transmises à la Chambre des représentants. Celle-ci les a à son tour amendées et renvoyées au Sénat. Il s’agit donc bel et bien d’une navette parlementaire.

Le ministre a répondu à plusieurs questions posées par le service d’évaluation de la législation du Sénat, relatives aux diplômes de bachelier et de master. Un débat a porté sur la notion de droit constitutionnel et celle de Staatsrecht. Visent-elles la même chose ? Ce n’est pas le cas selon M. Delpérée.

Un autre débat a porté sur la procédure civile. Quel est le socle indispensable pour une équivalence de diplômes ? M. Delpérée a rappelé que le but n’est pas d’établir un programme idéal pour toutes les facultés mais un seuil minimum à atteindre pour les personnes venant d’un autre pays.

À la suite de ce débat, deux amendements ont été déposés. L’un d’entre eux, signé par M. Vandenberghe, a été approuvé. Il supprime de l’article 1er tout ce qui concerne une liste exhaustive des droits réels, des droits de la personne et de la famille, des droits des contrats spéciaux, du droit administratif, du droit du travail, des droits de la sécurité sociale, du droit commercial et du droit fiscal. La commission et le ministre se sont ralliés à cet amendement qui a été adopté à l’unanimité des 11 membres présents.

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Discussion des articles du projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 4-1376/10.)

(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 4-1376/10.)

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Discussion des articles du projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Justitie, zie stuk 4-1377/9.)

(Pour le texte amendé par la commission de la Justice, voir document 4-1377/9.)

– De artikelen 1 tot 5 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er à 5 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Wetsontwerp betreffende aspecten van gerechtelijk recht wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten betreft (Stuk 4-1408)

Projet de loi relatif aux aspects de droit judiciaire concernant le statut et le contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins (Doc. 4-1408)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – Het woord is aan de heer Vandenberghe voor een mondeling verslag.

M. le président. – La parole est à M. Vandenberghe pour un rapport oral.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V), rapporteur. – De bepalingen vervat in voorliggend bicameraal wetsontwerp werden in de Kamer van volksvertegenwoordigers afgesplitst van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.

Voorliggend wetsontwerp werd door de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 16 juli 2009 eenparig aangenomen met 131 stemmen en op 17 juli 2009 overgezonden aan de Senaat.

Het werd door de commissie voor de Justitie besproken tijdens haar vergadering van 17 november 2009, in aanwezigheid van de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen.

Het voorliggend wetsontwerp heeft samen met het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, tot doel de bepalingen inzake het statuut en de controle van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten te verbeteren.

Oorspronkelijk werd een globaal wetsontwerp ingediend inzake de controle op en het statuut van de beheersvennootschappen, maar dit werd overeenkomstig artikel 72.2 van het reglement van de Kamer gesplitst in een ontwerp "als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet" en een ontwerp "als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet".

M. Hugo Vandenberghe (CD&V), rapporteur. –

Het ontwerp "als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet" werd op 16 juli 2009 door de Kamer aangenomen. De Senaat heeft het niet geëvoceerd binnen de evocatietermijn, die afliep op 26 oktober jongstleden, en het is dus definitief door het parlement aangenomen. Met zijn 45 artikelen is het de kern van de nieuwe wetgeving.

Onderhavig ontwerp "als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet" behelst technische aanpassingen. Concreet gaat het om twee wijzigingen van het Gerechtelijk wetboek, om de rechter aan te wijzen die bevoegd is om kennis te nemen van een door de minister ingestelde vordering

Le projet « article 78 de la Constitution » a été approuvé par la Chambre le 16 juillet 2009. Il n’a pas été évoqué par le Sénat au cours du délai d’évocation qui s’est terminé le 26 octobre dernier, et a donc été adopté par le parlement. Avec ses 45 articles, il constitue le noyau du nouveau dispositif législatif.

Le présent projet « article 77 de la Constitution » porte sur des adaptations techniques. Concrètement, il s’agit de deux modifications du Code judiciaire, afin de désigner le juge compétent pour connaître une action formée par le ministre.

Er zijn tijdens de bespreking geen opmerkingen geformuleerd, noch amendementen ingediend.

De artikelen 1 tot 3 werden aangenomen met negen stemmen bij een onthouding.

Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met negen stemmen bij een onthouding.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor een mondeling verslag.

 

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-2123/1.)

(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 52-2123/1.)

– De artikelen 1 tot 4 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er à 4 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Wetsvoorstel tot wijziging van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001 (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1165)

Proposition de loi modifiant la partie XII de l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, confirmée par la loi-programme du 30 décembre 2001 (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1165)

Algemene bespreking

Discussion générale

De heer Berni Collas (MR), rapporteur. – Ik kijk naar rechts, maar zie hem niet zitten. Nochtans is hij hier elke dinsdag en donderdag. Ik heb het over één van de in mijn ogen meest gedreven en meest serieuze senatoren, de heer Dirk Claes. Hij is er niet omdat zijn echtgenote onverwachts is overleden. Ik wil hem en zijn familie uit mijn naam en uit naam van onze fractie ons diep medeleven betuigen. De heer Claes is trouwens de hoofdauteur van het wetsvoorstel dat we nu bespreken.

M. Berni Collas (MR), rapporteur. –

 

La proposition de loi qui nous est soumise aujourd’hui vise à remédier aux discriminations dont font l’objet les commissaires chefs de corps d’un commune de classe 17 et les commissaires d’une commune de classe 20. Comme l’a dit à plusieurs reprises la Cour d’arbitrage devenue Cour constitutionnelle, il est en effet important qu’à la l’occasion de la réforme la police, l’intégration des différents corps de police se déroule de manière équilibrée. Le législateur est présumé rechercher l’équité et la cohérence.

La commission a examiné la proposition de loi au cours de ses réunions du 5 mai, du 30 juin, du 7 juillet et du 27 octobre 2009. Il a été décidé lors de la réunion du 5 mai de demander l’avis du Conseil d’État. Au cours de la réunion du 7 juillet, il a été décidé de solliciter l’avis de la Cour des comptes sur l’incidence budgétaire de la proposition de loi. Ces avis ont été publiés sous les numéros 4-1165/2 et 4-1165/3.

L’ensemble de la proposition a été adoptée par neuf voix ; trois commissaires se sont abstenus.

Je vais enchaîner par une brève intervention au nom du groupe MR.

Nous soutenons évidemment cette proposition. Je rappelle que, lors de la réforme de la police, les officiers de la gendarmerie à partir du grade de major ont été classés parmi les officiers supérieurs et ont été revêtus du nouveau grade de commissaire divisionnaire.

Il ressort d’une comparaison détaillée que les commissaires chefs de corps de classe 17 et les commissaires de classe 20 de l’ancienne police communale auraient dû être classés parmi les officiers supérieurs. C’est l’objectif de cette proposition de loi qui vise à supprimer la discrimination. Les ministres, M. De Padt et Mme Turtelboom, redoutaient de créer, en adoptant cette mesure, une discrimination au préjudice des commissaires de la police judiciaire de la classe C1. Ils craignaient un effet domino. Un amendement de consensus entre les commissaires et la ministre a pu être trouvé. On y prévoit d’offrir aux deux catégories concernées, les commissaires des classes 17 et 20, la possibilité d’être désignés soit par la voie de la mobilité interne, soit par mandat dans un emploi de commissaire divisionnaire, à l’instar de ce qui est possible pour les anciens commissaires divisionnaires C1 de la police judiciaire

Ce compromis constitue un premier pas vers l’égalité des droits. Ce pas est franchi grâce à une initiative parlementaire, dont l’auteur principal est notre collègue Claes. Nous nous en félicitons.

Cette proposition n’est toutefois qu’un premier pas car d’autres catégories de policiers méritent sans doute notre attention comme les commissaires des classes 15 et 16 et les officiers de police judiciaire de classe C1.

En des temps meilleurs rien ne nous empêchera de nous saisir de leur situation dans un souci d’équilibre et d’équité.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Namens Groen! en Ecolo sluit ik mij aan bij de blijken van medeleven voor de heer Claes en zijn familie.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Ik dank alle collega’s voor hun medeleven met het zware verlies dat de heer Claes vandaag treft.

Ik was niet voornemens om nu het woord te nemen, maar de heer Claes heeft in dit wetsvoorstel veel energie gestoken en zoals de rapporteur heeft beklemtoond, is het compromis dat nu voorligt het resultaat ervan.

In normale omstandigheden zou collega Claes heel blij geweest zijn om vandaag mee de kroon op dit werk te zetten.

Helaas moet hij vandaag een haast ondraaglijk verlies verwerken.

Onze fractie is blij met de nieuwe wet die een discriminatie wegwerkt. In de toekomst zal men via mobiliteit of een mandaatregeling voor het ambt van hoofdcommissaris aangewezen kunnen worden en mits een gunstige evaluatie kan men er na drie jaar ook in worden benoemd. Men groeit niet automatisch door, maar wel als er een plaats vrijkomt.

Dankzij de nieuwe bepalingen krijgen de betrokkenen in de toekomst loopbaan- en doorgroeimogelijkheden. Tot nog toe was dit onmogelijk omdat ze vastzaten in een bepaalde schaal.

Namens collega Claes dank ik alle collega’s die het wetsvoorstel steunen.

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). – Zoals alle collega’s zijn ook wij aangeslagen door het verlies dat de heer Claes vandaag treft.

Wat voor hem een hoogdag moest worden, werd een dag van rouw.

We steunen uiteraard het wetsvoorstel van de heer Claes en hopen dat het zal worden aangenomen.

Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a). –

Mevrouw Christiane Vienne (PS). –

Mme Christiane Vienne (PS). – Je voudrais aussi m’exprimer au nom de mon groupe.

Nous avons récemment beaucoup travaillé avec le collègue Claes qui a fait preuve de grandes qualités humaines dans les discussions relatives à l’interdiction de fumer. Même si nous partagions son avis sur le fond, c’est grâce à sa conviction politique que notre position a évolué. Le drame qui le touche à titre personnel est extrêmement difficile à vivre.

C’est aussi un homme qui s’investit beaucoup dans ses projets politiques.

Au nom du groupe socialiste, je voudrais lui présenter nos condoléances et lui exprimer notre sympathie dans l’épreuve qu’il traverse.

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 4-1165/6.)

(Pour le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives, voir document 4-1165/6.)

– De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er à 3 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

Voorstel van resolutie betreffende het proces achter gesloten deuren en de opsluiting van de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi na de vermeende schending van haar huisarrest (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-1355)

Proposition de résolution relative au procès à huis clos et à l’emprisonnement de l’opposante politique birmane Aung San Suu Kyi suite à de prétendues violations des restrictions liées à son assignation à résidence surveillée (de Mme Olga Zrihen et M. Philippe Mahoux, Doc. 4-1355)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 4-1355/1.)

Discussion

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 4-1355/1.)

De voorzitter. – Mevrouw Van Hoof verwijst naar haar schriftelijk verslag.

M. le président. – Mme Van Hoof se réfère à son rapport écrit.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – Je ne vous ferai pas l’injure de rappeler exhaustivement l’ensemble des événements, délits et violations du droit international, tant humanitaire que relatif aux droits de l’homme, qui ont émaillé ces dernières années l’histoire contemporaine de la Birmanie, plus précisément depuis l’accession au pouvoir politique de la junte militaire à Rangoon en 1962.

Toutefois, je m’attarderai sur la situation des prisonniers politiques et des opposants au régime militaire. Parmi ceux-ci figure Mme Aung San Suu Kyi, seul prix Nobel de la Paix soumis à une assignation à résidence surveillée.

Cette proposition de résolution a précisément pour objet cette personnalité et les conditions de détention et restrictions diverses liées à son assignation à résidence surveillée.

Alors que son assignation à résidence expirait le 27 mai 2009, les autorités militaires birmanes se sont empressées d’inculper Mme Aung San Suu Kyi pour violation des restrictions liées à cette assignation, à savoir l’accueil pendant deux jours dans sa résidence d’un ressortissant américain, M. John Yettaw.

Cette intrusion est d’autant plus suspecte que le quasi isolement dans lequel Mme Aung San Suu Kyi est maintenue depuis 2003 à Rangoon nécessite des mesures de sécurité importantes et spécifiques que nul ne peut enfreindre aisément.

En août 2009, Mme Aung San Suu Kyi a été condamnée à 18 mois de détention, ce qui devrait l’empêcher de poser sa candidature aux élections générales de 2010. L’opposition birmane, à l’instar de bon nombre d’observateurs internationaux, est convaincue qu’il s’agit d’une manœuvre politique visant à écarter Mme Aung San Suu Kyi de la politique juste avant les élections de 2010 promises par la junte militaire au pouvoir.

Dans cette proposition de résolution, il est demandé à notre gouvernement de rappeler aux autorités birmanes l’impérieuse nécessité de garantir des procès justes et équitables et, durant ceux-ci, le respect des droits les plus élémentaires de la défense.

 

Cette proposition de résolution demande également la libération sans condition de l’opposante historique et de l’ensemble des prisonniers condamnés pour fait d’opinion !

Enfin, une activité diplomatique forte et intensifiée se doit d’être développée dans les divers contacts — tant bilatéraux que multilatéraux — que la Belgique entretient avec les acteurs internationaux et les États concernés par ce problème. Cette demande est d’autant plus importante au regard des prochaines échéances présidentielles européennes dévolues à notre pays !

Comme il est loisible de le constater, cette proposition de résolution s’inscrit dans le prolongement des positions adoptées antérieurement par la Belgique et les instances internationales.

La communauté internationale a dénoncé unanimement la dernière condamnation de Mme Aung San Suu Kyi à trois ans de détention, poussant le pouvoir birman à commuer cette peine en une peine de 18 mois d’assignation à résidence.

La Communauté internationale a également condamné officiellement les violations permanentes des droits de l’Homme en Birmanie. Le maintien en détention prolongée, la détention continue ou la mise en résidence surveillée, le non-respect des droits des personnes détenues, les arrestations arbitraires sans mandat, les exécutions extrajudiciaires et le recours systématique à la torture ou à d’autres formes de traitements cruels, inhumains ou dégradants, le recours au travail forcé régulier ainsi que la mobilisation d’enfants soldats sont autant d’atteintes aux libertés fondamentales dénoncées respectivement par le biais de plusieurs instruments juridiques internationaux sans pour autant, malheureusement, avoir eu un effet satisfaisant quant à l’émergence d’un processus réel et volontariste de réformes démocratiques !

Dans le cas qui nous occupe plus particulièrement, il importe de rappeler que l’Union européenne a également demandé une libération immédiate et sans conditions de Mme Aung San Suu Kyi.

Il importe que la Belgique capitalise avec force et énergie sa future présidence de l’Union européenne afin que le dossier birman soit inscrit en priorité à son agenda. Il y va de sa crédibilité. Dans ce cadre, il faudrait s’interroger plus particulièrement sur le rôle que pourraient jouer certains pays membres de l’ASEAN – la Chine, mais également l’Inde – pour que le respect des droits humains et la protection des populations soient une priorité dans les accords passés entre ces derniers et la Birmanie.

Au regard de l’ensemble des éléments exposés et du vote intervenu en commission, qui a sanctionné positivement et unanimement le texte soumis à votre analyse, j’espère que l’ensemble des familles politiques démocratiques se joindront à cette initiative législative.

De heer Philippe Fontaine (MR). –

M. Philippe Fontaine (MR). – La proposition de résolution qui nous est présentée aujourd’hui témoigne de notre souci constant de rappeler le triste sort du peuple birman et de l’emblématique Aung San Suu Kyi.

Nous partageons entièrement l’objectif exprimé, au sommet de l’ASEAN, par le président des États-Unisie au sujet de la Birmanie, à savoir que la junte birmane doit s’engager sincèrement et concrètement dans un processus de réconciliation nationale avec l’opposition et les minorités ethniques.

Nous espérons que l’appel, lancé au Premier ministre birman, demandant de libérer tous les prisonniers politiques, dont Aung San Suu Kyi, sera entendu. Je rappelle que les prisonniers politiques birmans sont plus de 2.000 et que Mme Aung San Suu Kyi a été privée de liberté durant 14 des 20 dernières années. Cette condition est indispensable pour que les élections prévues en 2010 par les autorités birmanes soient véritablement démocratiques comme ces dernières l’ont promis. Si ces élections doivent reposer sur une certaine crédibilité, elles doivent être libres, justes, transparentes et ouvertes à l’opposition.

 

Je note avec satisfaction mais aussi avec une certaine prudence que les autorités ont accepté qu’Aung San Suu Kyi rencontre les ambassadeurs des pays appliquant des sanctions, ainsi que des émissaires américains. Il leur appartient maintenant de prendre des mesures concrètes en faveur du dialogue et de la réconciliation nationale.

Nous ne pouvons ni ne voulons oublier la douloureuse situation du peuple birman. Alors qu’elle regorge de ressources naturelles qui pourraient favoriser son développement économique et que les pays voisins progressent vers l’ère numérique, la Birmanie risque de revenir au Moyen Age. C’est une société en plein désarroi, coupée du monde extérieur, où les citoyens n’ont accès ni à la démocratie ni à une éducation suffisante ni aux droits économiques fondamentaux, et où les droits de l’homme ne sont pas respectés. Le régime a poussé le peuple birman au-delà du point de rupture.

Malgré le manque de résultat concret et visible, il nous faut persister dans nos appels à un dialogue constructif assorti d’échéances précises, à un renforcement du rôle des Nations unies et à la participation d’autres forces politiques, notamment les minorités ethniques de Birmanie. Cette démarche doit être approfondie. Obtenir une ouverture de la junte est « un effort à long terme qui requiert beaucoup de patience », soulignait il y a peu, la secrétaire d’État Hillary Clinton. Et elle ajoutait : « Il ne fait aucun doute pour moi que les dirigeants de la junte sont du mauvais côté de l’histoire. La question est de savoir combien de temps ils vont y rester. ».

Il est temps que le régime lance un dialogue réel, qu’il s’assouplisse, qu’il s’ouvre à la société civile et ne soit plus un pouvoir pour lui-même. À cet égard, il doit lever les restrictions appliquées aux contacts d’Aung San Suu Kyi et entamer un vrai dialogue avec elle, ainsi qu’avec les autres forces d’opposition et chefs de file des minorités ethniques.

L’objectif doit être de parvenir à une réconciliation et à une transition politique réelles. Il est évident que ce processus ne sera ni rapide ni simple. La Birmanie est un pays complexe où se mêlent les questions d’ethnies, de religion et de culture. Les pays voisins et les partenaires de la Birmanie sont bien placés pour appuyer et encourager ce processus qui doit mener à la fin de la dictature militaire.

L’enjeu pour le peuple birman, qui souffre depuis de longues années, et pour les pays voisins qui subissent depuis trop longtemps les problèmes liés aux réfugiés, au trafic de drogue et à l’instabilité débordant des frontières birmanes, est d’une importance capitale: une Birmanie prospère et stable, réalisant son potentiel économique, contribuant au dynamisme de la région et permettant à son peuple d’exercer ses libertés, voilà notre souhait.

– De bespreking is gesloten.

– La discussion est close.

– De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Wetsontwerp betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (Stuk 4-1392) (Evocatieprocedure)

Projet de loi instaurant une réglementation générale relative à l’interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac (Doc. 4-1392) (Procédure d’évocation)

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). – Ik heb voor deze en andere stemmingen een stemafspraak met senator Dirk Claes.

Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a). –

De voorzitter. – We stemmen over amendement 4 van de heer Ide.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 4 de M. Ide.

Stemming 1

Vote nș 1

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 35
Onthoudingen: 18

Présents: 54
Pour: 1
Contre: 35
Abstentions: 18

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

– Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 5 tot 9 van de heer Ide. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

– Le même résultat de vote est accepté pour les amendements nos 5 à 9 de M. Ide. Ces amendements ne sont donc pas adoptés.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 18 van mevrouw Jansegers en de heer Ceder.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 18 de Mme Jansegers et M. Ceder.

Stemming 2

Vote nș 2

Aanwezig: 54
Voor: 7
Tegen: 36
Onthoudingen: 11

Présents: 54
Pour: 7
Contre: 36
Abstentions: 11

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 10 van de heer Ide.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 10 de M. Ide.

Stemming 3

Vote nș 3

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 36
Onthoudingen: 17

Présents: 54
Pour: 1
Contre: 36
Abstentions: 17

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 19 van mevrouw Jansegers en de heer Ceder.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 19 de Mme Jansegers et M. Ceder.

Stemming 4

Vote nș 4

Aanwezig: 55
Voor: 7
Tegen: 38
Onthoudingen: 10

Présents: 55
Pour: 7
Contre: 38
Abstentions: 10

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 12 van de heer Ide.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 12 de M. Ide.

Stemming 5

Vote nș 5

Aanwezig: 53
Voor: 1
Tegen: 36
Onthoudingen: 16

Présents: 53
Pour: 1
Contre: 36
Abstentions: 16

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 20 van mevrouw Jansegers en de heer Ceder.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 20 de Mme Jansegers et M. Ceder.

Stemming 6

Vote nș 6

Aanwezig: 55
Voor: 7
Tegen: 37
Onthoudingen: 11

Présents: 55
Pour: 7
Contre: 37
Abstentions: 11

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 11 van de heer Ide.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 11 de M. Ide.

Stemming 7

Vote nș 7

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 37
Onthoudingen: 16

Présents: 54
Pour: 1
Contre: 37
Abstentions: 16

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

– Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 13 van de heer Ide. Het amendement is dus niet aangenomen.

– Le même résultat de vote est accepté pour l’amendement n° 13 de M. Ide. Cet amendement n’est donc pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 3 van mevrouw Khattabi en de heer Hellings.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 3 de Mme Khattabi et de M. Hellings.

Stemming 8

Vote nș 8

Aanwezig: 54
Voor: 7
Tegen: 29
Onthoudingen: 18

Présents: 54
Pour: 7
Contre: 29
Abstentions: 18

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’ensemble du projet de loi.

Stemming 9

Vote nș 9

Aanwezig: 54
Voor: 30
Tegen: 7
Onthoudingen: 17

Présents: 54
Pour: 30
Contre: 7
Abstentions: 17

De heer John Crombez (sp.a). – Onze fractie vindt, zoals de meeste artsen en de vele senatoren die begaan zijn met de gezondheid en die het ontwerp hebben goedgekeurd, de doelstellingen inzake gezondheid de belangrijkste in de discussie rond het rookverbod.

Dit wetsontwerp belangt iedereen aan: mensen die zelf proberen rook te vermijden, mensen die roken, de horeca. De manier waarop dit belangrijke wetsontwerp tot stand is gekomen, is echter redelijk afschuwelijk en dat is dan ook de reden van mijn onthouding. Het is een kakofonie, niet het minst door toedoen van de meerderheid zelf. Het bevat een aantal zaken die onlogisch en zelfs absurd zijn. Dat bleek vanochtend nog bij de toelichting door de verschillende fracties. Ik geef een voorbeeld, maar er zijn er meer. Door de definitie van "werkruimte" bijvoorbeeld zal men in bepaalde ondernemingen of zo zelfs niet onder een afdak mogen roken, maar moet dat in de open lucht gebeuren.

Het ontwerp gaat nu opnieuw naar de Kamer en ik hoop dan ook dat het daar wordt geamendeerd. Ik vraag de meerderheid er het ontwerp ernstiger te bespreken en die absurditeiten eruit te halen.

M. John Crombez (sp.a). –

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté.

– Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants.

– Ten gevolge van deze stemming vervallen:

– À la suite de ce vote deviennent sans objet :

– het wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (van de heren Dirk Claes en Louis Ide, Stuk 4-601)

– la proposition de loi relative à une interdiction générale de fumer dans des lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac (de MM. Dirk Claes et Louis Ide, Doc. 4-601)

– het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1141).

– la proposition de loi concernant une réglementation générale relative à l’interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1141).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410)

Projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410)

Stemming 10

Vote nș 10

Aanwezig: 55
Voor: 39
Tegen: 0
Onthoudingen: 16

Présents: 55
Pour: 39
Contre: 0
Abstentions: 16

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté.

– Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving inzake kansspelen (Stuk 4-1411) (Evocatieprocedure)

Projet de loi portant modification de la législation relative aux jeux de hasard (Doc. 4-1411) (Procédure d’évocation)

Stemming 11

Vote nș 11

Aanwezig: 54
Voor: 37
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

Présents: 54
Pour: 37
Contre: 0
Abstentions: 17

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté.

– Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants.

– Ten gevolge van deze stemming vervalt het wetsvoorstel houdende diverse wijzigingen inzake kansspelen (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton, Stuk 4-1162).

– À la suite de ce vote, la proposition de loi portant des dispositions diverses relatives aux jeux de hasard (de Mme Marie-Hélène Crombé-Berton, Doc. 4-1162) devient sans objet.

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) (Stuk 4-1376)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 78 de la Constitution (Art. 81, alinéa 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution) (Doc. 4-1376)

Stemming 12

Vote nș 12

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 54
Pour: 54
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

– Het werd opnieuw geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté à l’unanimité.

– Il a été réamendé et sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp tot gelijkstelling van de graad van master in de rechten, master in het notariaat en master in het sociaal recht met respectievelijk een licentiaat of doctor in de rechten, een licentiaat in het notariaat en een licentiaat in het sociaal recht wat betreft de diplomavereisten voor juridische beroepen in wetten en reglementen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (Stuk 4-1377)

Projet de loi mettant en équivalence le grade de master en droit, master en notariat, master en droit social et respectivement une licence ou un doctorat en droit, une licence en notariat, une licence en droit social en ce qui concerne les exigences de diplôme pour les professions juridiques dans les lois et règlements qui règlent une matière visée à l’article 77 de la Constitution (Doc. 4-1377)

Stemming 13

Vote nș 13

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 53
Pour: 53
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

– Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté à l’unanimité.

– Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp betreffende aspecten van gerechtelijk recht wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten betreft (Stuk 4-1408)

Projet de loi relatif aux aspects de droit judiciaire concernant le statut et le contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins (Doc. 4-1408)

Stemming 14

Vote nș 14

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 54
Pour: 54
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

– Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

– Le projet de loi est adopté à l’unanimité.

– Il sera soumis à la sanction royale.

Wetsvoorstel tot wijziging van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bekrachtigd door de programmawet van 30 december 2001 (van de heer Dirk Claes c.s., Stuk 4-1165)

Proposition de loi modifiant la partie XII de l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, confirmée par la loi-programme du 30 décembre 2001 (de M. Dirk Claes et consorts, Doc. 4-1165)

Stemming 15

Vote nș 15

Aanwezig: 54
Voor: 41
Tegen: 0
Onthoudingen: 13

Présents: 54
Pour: 41
Contre: 0
Abstentions: 13

– Het wetsvoorstel is aangenomen.

– Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– La proposition de loi est adoptée.

– Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

Voorstel van resolutie betreffende het proces achter gesloten deuren en de opsluiting van de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi na de vermeende schending van haar huisarrest (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-1355)

Proposition de résolution relative au procès à huis clos et à l’emprisonnement de l’opposante politique birmane Aung San Suu Kyi suite à de prétendues violations des restrictions liées à son assignation à résidence surveillée (de Mme Olga Zrihen et M. Philippe Mahoux, Doc. 4-1355)

Stemming 16

Vote nș 16

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 53
Pour: 53
Contre: 0
Abstentions: 0

– De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de minister van Buitenlandse Zaken.

– La résolution est adoptée à l’unanimité. Elle sera transmise au premier ministre et au ministre des Affaires étrangères.

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitter. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

M. le président. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine :

Donderdag 26 november 2009 om 15 uur

Jeudi 26 novembre 2009 à 15 heures

In memoriam Graaf Pierre Harmel, Minister van Staat en Erevoorzitter van de Senaat.

Éloge funèbre du Comte Pierre Harmel, Ministre d’État et Président honoraire du Sénat.

Inoverwegingneming van voorstellen.

Prise en considération de propositions.

Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

Débat d’actualité et questions orales.

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden over de terbeschikkingstelling van een penitentiaire inrichting in Nederland ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij Belgische veroordelingen opgelegde vrijheidsstraffen, gedaan te Tilburg (Nederland) op 31 oktober 2009; Stuk 4-1491/1 en 2.

Projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays-Bas sur la mise à disposition d’un établissement pénitentiaire aux Pays-Bas en vue de l’exécution de peines privatives de liberté infligées en vertu de condamnations belges, faite à Tilburg (Pays-Bas) le 31 octobre 2009 ; Doc. 4-1491/1 et 2.

Evocatieprocedure
Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen; Stuk 4-1469/1 tot 4. (Pro memorie)

Procédure d’évocation
Projet de loi portant des dispositions fiscales et diverses ; Doc. 4-1469/1 à 4. (Pour mémoire)

Toe te voegen:

À joindre :

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de aanrekening van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen en brugpensioenen (van de heer Wouter Beke c.s.); Stuk 4-1450/1 en 2;

Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l’imputation de la réduction d’impôt pour allocations de chômage et prépensions (de M. Wouter Beke et consorts) ; Doc. 4-1450/1 et 2 ;

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied van de aftrekbare giften tot de instellingen en verenigingen binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (van de heer Dirk Claes c.s.); Stuk 4-1451/1 en 2.

Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue d’étendre le champ d’application des libéralités déductibles aux associations établies dans un État membre de l’Espace économique européen (de M. Dirk Claes et consorts) ; Doc. 4-1451/1 et 2.

Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen (van mevrouw Nahima Lanjri c.s.); Stuk 4-840/1 tot 5.

Proposition de loi visant à rendre le volontariat accessible aux étrangers (de Mme Nahima Lanjri et consorts) ; Doc. 4-840/1 à 5.

Vanaf 17.30 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.

À partir de 17 heures 30 : Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée.

Vragen om uitleg:

Demandes d’explications :

– van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-regelgeving van toepassing op boeken" (nr. 4-1202);

– de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le régime de TVA applicable aux livres » (nș 4-1202) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB)-rulingdienst" (nr. 4-1203);

– de Mme Anke Van dermeersch au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le Service des décisions anticipées (SDA) – service du ruling » (nș 4-1203) ;

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de sanctiecommissie van de raad voor toezicht" (nr. 4-1205);

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la commission des sanctions du conseil de surveillance » (nș 4-1205) ;

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de wet betreffende de (roerende) inkomsten van de auteurs" (nr. 4-1206);

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la loi relative aux revenus (mobiliers) des auteurs » (nș 4-1206) ;

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-verlaging voor de horeca" (nr. 4-1207);

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la baisse de la TVA dans le secteur de l’horeca » (nș 4-1207) ;

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de schatting vanfiscale status van patiënten door mutualiteiten om een ranking te bekomen voor de terugbetaling van remgelden" (nr. 4-1211);

– de Mme Lieve Van Ermen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’appréciation, par les mutualités, du statut fiscal des patients en vue d’obtenir un classement pour le remboursement des tickets modérateurs » (nș 4-1211) ;

– van mevrouw Christine Defraigne aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de minister van Justitie over "de fiscus en de RSZ en betreffende de continuïteit van de ondernemingen en de definitie van bevoegdheden" (nr. 4-1214);

– de Mme Christine Defraigne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et au ministre de la Justice sur « le fisc et l’ONSS, et la continuité des entreprises et la définition des compétences » (nș 4-1214) ;

– van de heer Hugo Coveliers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de blijvende problemen omtrent de rechtsgeldigheid van de koninklijke besluiten nrs. 78 en 79" (nr. 4-1177);

– de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les problèmes permanents relatifs à la validité des arrêtés royaux nos 78 et 79 » (nș 4-1177) ;

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de blijvende financiële ondersteuning van palliatieve zorgen" (nr. 4-1178);

– de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le soutien financier permanent aux soins palliatifs » (nș 4-1178) ;

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de griepvaccins" (nr. 4-1180);

– de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les vaccins contre la grippe » (nș 4-1180) ;

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het overschrijden van de toegestane limieten door ziekenhuizen in het kader van de referentiebedragen" (nr. 4-1183);

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le dépassement, par les hôpitaux, des limites autorisées dans le cadre des montants de référence » (nș 4-1183) ;

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de problematiek omtrent de bloedplaatjes" (nr. 4-1185);

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la problématique autour des plaquettes de sang » (nș 4-1185) ;

– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de oproep voor meer levende donoren" (nr. 4-1187);

– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’appel en vue d’augmenter le nombre de donneurs vivants » (nș 4-1187) ;

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het kadaster voor medische beroepen" (nr. 4-1190);

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le cadastre des professions médicales » (nș 4-1190) ;

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de mogelijke oprichting van een hadroncentrum" (nr. 4-1191);

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la création éventuelle d’un centre d’hadronthérapie » (nș 4-1191) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het Fonds Rode Kruis van België" (nr. 4-1193);

– de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le Fonds Croix-Rouge de Belgique » (nș 4-1193) ;

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de toepassing van de derdebetalersregeling voor de vaccinatie tegen de griep A/H1N1v" (nr. 4-1197);

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’application du régime du tiers payant pour la vaccination contre la grippe A/H1N1v » (nș 4-1197) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de minister van Justitie en aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ritueel slachten naar aanleiding van het Offerfeest" (nr. 4-1208);

– de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et au ministre de la Justice et à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et à la ministre de l’Intérieur sur « les abattages rituels à l’occasion de la Fête du sacrifice » (nș 4-1208) ;

– van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de financiering van palliatieve dagcentra" (nr. 4-1213);

– de Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le financement des centres de jour palliatifs » (nș 4-1213) ;

– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de organisatie van selectieproeven door Selor" (nr. 4-1181);

– de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « l’organisation des épreuves de sélection par le Selor » (nș 4-1181) ;

– van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de dienstverlening van De Post" (nr. 4-1189);

– de Mme Dominique Tilmans au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le service de La Poste » (nș 4-1189) ;

– van de heer José Daras aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de voorgenomen heringebruikstelling voor reizigersverkeer van de lijn 125a (Flémalle – Seraing – Luik-Guillemins)" (nr. 4-1199);

– de M. José Daras au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le projet de remise en service voyageurs de la ligne 125a (Flémalle – Seraing – Liège-Guillemins) » (nș 4-1199) ;

– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de modernisatiewerken op de lijn 161-162" (nr. 4-1215);

– de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « les travaux de modernisation sur la ligne 161-162 » (nș 4-1215) ;

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de zwarte markt in valse documenten in het kader van de regularisatieprocedure" (nr. 4-1179);

– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice et au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « le marché noir de faux documents dans le cadre de la procédure de régularisation » (nș 4-1179) ;

– van de heer Roland Duchatelet aan de minister van Justitie over "het omkoopschandaal in het Belgisch voetbal, beter bekend als de zaak-Ye" (nr. 4-1184);

– de M. Roland Duchatelet au ministre de la Justice sur « le scandale de corruption dans le football belge, mieux connu sous le nom de l’affaire Ye » (nș 4-1184) ;

– van mevrouw Els Van Hoof aan de minister van Justitie over "internet en zedendelicten" (nr. 4-1188);

– de Mme Els Van Hoof au ministre de la Justice sur « l’Internet et les délits de mœurs » (nș 4-1188) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over "het dragen van sluiers in gerechtsgebouwen" (nr. 4-1194);

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre de la Justice sur « le port du voile dans les palais de justice » (nș 4-1194) ;

– van mevrouw Elke Tindemans aan de minister van Justitie over "de filmkeuring" (nr. 4-1216);

– de Mme Elke Tindemans au ministre de la Justice sur « le contrôle des films » (nș 4-1216) ;

– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "het uitzitten van gevangenisstraffen in het land van herkomst" (nr. 4-1217);

– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « l’exécution de peines de prison dans le pays d’origine » (nș 4-1217) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Klimaat en Energie over "de versoepeling van de procedures voor het plaatsen van offshorewindmolens" (nr. 4-1195);

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’assouplissement des procédures relatives à l’installation d’éoliennes offshore » (nș 4-1195) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het Fonds Kansspelen" (nr. 4-1192);

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « le Fonds Jeux de hasard » (nș 4-1192) ;

– van mevrouw Els Van Hoof aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de omzetting van de Dienstenrichtlijn naar Belgisch recht" (nr. 4-1198);

– de Mme Els Van Hoof au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « la transposition en droit belge de la Directive services » (nș 4-1198) ;

– van de heer Franco Seminara aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan mogelijkheden om de elektronische identiteitskaart efficiënt te gebruiken" (nr. 4-1200);

– de M. Franco Seminara au ministre pour l’Entreprise et la Simplification et à la ministre de l’Intérieur sur « le manque d’exploitation de la carte d’identité électronique » (nș 4-1200) ;

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het publiek geven van misdaadstatistieken over de politiezones en de gemeenten" (nr. 4-1196);

– de Mme Anke Van dermeersch à la ministre de l’Intérieur sur « la publication des statistiques de criminalité jusqu’au niveau des zones de police et des communes » (nș 4-1196) ;

– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal leidinggevenden bij de politie" (nr. 4-1204);

– de M. Hugo Vandenberghe à la ministre de l’Intérieur sur « le nombre de cadres au sein de la police fédérale » (nș 4-1204) ;

– van de heer Dimitri Fourny aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de installatie van radars" (nr. 4-1212);

– de M. Dimitri Fourny à la ministre de l’Intérieur sur « l’installation des radars » (nș 4-1212) ;

– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de oproep tot kandidaatstelling voor mandaten bij de Commissie van Advies voor Vreemdelingen" (nr. 4-1186);

– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « l’appel aux candidats à des mandats auprès de la Commission consultative des étrangers » (nș 4-1186) ;

– van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over "het onderzoek naar en de aanpak van kinderarmoede" (nr. 4-1201).

– de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « l’étude et l’approche de la pauvreté infantile » (nș 4-1201).

– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux.

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «het gebrek aan federale steun voor het Vlaamse Kruis» (nr. 4-1163)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «le manque de soutien fédéral pour le Vlaamse Kruis» (n° 4-1163)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Het Rode Kruis is in België werkzaam op een aantal domeinen zoals de dienst voor het bloed, ontwikkelingssamenwerking, maar ook bijstand, EHBO en ziekenvervoer. Het Rode Kruis wordt dan ook ingeschakeld als erkende partner in rampsituaties. Het Rode Kruis bestaat in ons land voor het hele operationele gedeelte uit een Vlaamse vleugel en een Franstalige vleugel.

In Vlaanderen bestaat ook het Vlaamse Kruis. Het Vlaamse Kruis is de op een na grootste kruisvereniging in Vlaanderen, maar ook in België. Het is eveneens actief in de eerstehulpverlening, met opleiding, en ziekenvervoer. Dat komt ongeveer overeen met een zesde van de activiteitsgraad van het Rode Kruis-Vlaanderen op deze vlakken.

Het Vlaamse Kruis en het Rode Kruis-Vlaanderen zijn geen concurrenten; het zijn collega’s die elkaar goed begrijpen. Doch het Vlaamse Kruis moet het, in tegenstelling tot het Rode Kruis, stellen zonder enige federale overheidssteun.

Waarom kan het Vlaamse Kruis geen federale overheidssteun genieten?

Hoeveel bedraagt de steun voor Rode Kruis-Vlaanderen inzake ziekenvervoer, rampenhulpverlening, EHBO? Hoeveel stopt de Nationale Loterij toe? Zijn er nog andere instanties die het Rode Kruis-Vlaanderen financieren?

Hoeveel bedraagt de steun voor het Croix-Rouge inzake ziekenvervoer, rampenhulpverlening, EHBO? Hoeveel stopt de Nationale Loterij toe? Zijn er nog andere instanties die het Croix-Rouge financieren?

Waarom geldt de regeling voor burgerlijke aansprakelijkheid, namelijk 0,35 procent, van voertuigen enkel voor het Rode Kruis?

Mocht de Mexicaanse griep straks alsnog een ware pandemie worden, zullen sommige ziekenhuizen werken in de vorm van cohorte-ziekenhuizen: alle grieppatiënten in één ziekenhuis, alle niet-grieppatiënten in een ander. Dat vergt patiëntentransport in een rampenfase. Het zal alle hens aan dek zijn. Is het dan niet logisch dat ook het Vlaamse Kruis, dat een tachtigjarige expertise in heeft, ook ten volle mee participeert en daarvoor bijgevolg ook erkend en gefinancierd wordt? Bovendien zijn het Rode Kruis-Vlaanderen en het Vlaamse Kruis complementair, zoals in Ieper en Tessenderlo, waar het Vlaamse Kruis sterker staat.

Vindt de minister het logisch dat het Vlaamse Kruis op geen enkel vlak vertegenwoordigd is, zoals in de Nationale Raad voor dringende medische hulpverlening, de Provinciaal Geneeskundige Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening of de Nationale Raad voor paramedische beroepen?

Goede communicatie is onontbeerlijk voor goede hulpverlening. Door zijn medewerking in de rampenhulpverlening, maar ook bij risicomanifestaties, moet het Vlaamse Kruis in verbinding staan met de andere disciplines en diensten. Op het ogenblik beschikt het Vlaamse Kruis echter niet over nationale frequenties die deze communicatie mogelijk maken. Het Astridnetwerk legt bijkomende lasten op, want de kostprijs voor dit netwerk is een belangrijke hinderpaal voor de implementatie binnen een vrijwilligersvereniging-vzw. Is de minister bereid het Vlaamse Kruis financieel bij te springen in het ontwikkelen van adequaat netwerk?

Vermits het Rode Kruis operationeel gesplitst is, ook voor de kerntaken die gedeeld worden met het Vlaamse Kruis, is het toch de logica zelve dat de beide organisaties billijk vergoed worden, zonder dat dit minder middelen voor het Rode Kruis-Vlaanderen hoeft te betekenen?

Het Vlaamse Kruis kan overigens in bepaalde situaties geen gebruik maken van de rampenkoffer. Het aantal koffers is beperkt per provincie en zou eigenlijk toch ter beschikking moeten staan van alle hulpdiensten. Vindt de minister ook niet dat elke hulpdienst die instaat voor zorg en hulp bij manifestaties, gebruik moet kunnen maken van de rampenkoffer?

Deze verenigingen zoals het Rode Kruis en het Vlaamse Kruis zijn erkend voor hun expertise, want ze geven attesten van opleiding tot EHBO’er en zorgen ervoor dat organisatoren in orde zijn met veiligheidsvoorschriften. Met andere woorden: moet ook geen volledige erkenning volgen van het Vlaamse Kruis?

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Het Vlaamse Kruis is niet opgenomen in de algemene medische en psychosociale rampenplannen en de eraan gekoppelde financiering omdat het niet federaal georganiseerd is en het evenmin evenwichtig over Vlaanderen, Wallonië en Brussel verspreid is. Evenwicht is van cruciale voor de interventietijd.

Dit fenomeen doet zich zelfs al in Vlaanderen voor. De penetratie van het Rode Kruis-Vlaanderen is veel sterker dan die van het Vlaamse Kruis. Operationeel is dat heel belangrijk: het Rode Kruis kan op elke plaats in België een evenwaardige tussenkomst garanderen met vertrek binnen 30 minuten na oproep.

De steun aan het Rode Kruis-Vlaanderen verloopt via het Belgische Rode Kruis. Het deel voor Vlaanderen is afhankelijk van de interne verdeling. Er is geen tussenkomst of bijdrage voor ziekenvervoer of voor EHBO. Ik heb geen informatie over de steun van de Nationale Loterij of de omvang ervan. Ik stel voor dat de heer Ide zich tot minister Reynders wendt, die bevoegd is voor de Nationale Loterij.

De steun aan het Croix-Rouge Communauté française verloopt ook via het Belgische Rode Kruis. Het deel voor Wallonië is eveneens afhankelijk van de interne verdeling. Ook hier geeft mijn departement geen bijdrage voor ziekenvervoer of EHBO.

Inzake burgerlijke aansprakelijkheid verwijs ik naar de wetgeving terzake en de algemene financiële ondersteuning van de werkingskosten van het Belgische Rode Kruis. Daarbij moet worden rekening gehouden met de positie van het Rode Kruis, de conventies van Genève en de verbintenissen van de Belgische staat die daaraan verbonden zijn.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

Bij een ramp zal indien nodig voor het patiëntentransport een beroep worden gedaan op alle mogelijke partners in de hulpverlening, dus ook op het Vlaamse Kruis. Het Rode Kruis ontvangt daarvoor echter geen voorafgaande vergoeding.

De waardering voor de activiteitsgraad van het Vlaamse Kruis in maar twee gemeenten laat ik voor rekening van de heer Ide. Wij streven een zo groot mogelijke penetratie en federale dekking van de hulpverlening na, dus niet alleen in Ieper of Tessenderlo.

In de Provinciale Commissies voor dringende hulpverlening zetelen vertegenwoordigers van de diensten die in de dringende geneeskundige hulpverlening actief zijn. De leden van het provinciale bureau worden voor vijf jaar verkozen uit de leden van de algemene vergadering.

Mijn diensten hebben alle voertuigen die deelnemen aan de dringende geneeskundige hulpverlening en rampenhulpverlening uitgerust met Astrid-communicatiemiddelen, die alleen of hoofdzakelijk kunnen worden ingezet in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening en de rampenhulpverlening op last van het hulpcentrum 100.

 

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Per ziekenwagen werden de kosten voor de aanschaf van één mobiele en één draagbare radio (twee voor de MUG’s) en de bijhorende abonnementskosten ten laste genomen. Dat geldt ook voor de middelen van het Vlaamse Kruis wanneer dat in de dringende geneeskundige hulp wordt ingezet. De middelen die niet door het hulpcentrum 100 worden ingezet, vallen niet onder die regeling. De abonnementskosten vallen onder artikel 7 van het beheerscontract gesloten tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de NV Astrid; het basistarief waarvan sprake wordt vastgelegd in artikel 33.

De abonnementsvoorwaarden van de gebruikers onder artikel 8 worden goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken. Elke organisatie die in het kader van de veiligheid van het land opereert, kan zich kandidaat stellen als gebruiker onder artikel 8.

Wanneer het Vlaamse Kruis door de 100-diensten ingeschakeld wordt in de dringende geneeskundige hulpverlening, waarvoor de overheid de kosten voor de communicatie draagt, dan kan de organisatie ook deze bijdrage genieten. De overheid komt echter niet tussen voor andere communicatiemiddelen of netwerken.

Voor de gepresteerde diensten en de georganiseerde hulpverlening wordt een billijke vergoeding toegepast voor het hele grondgebied.

De rampenkoffers kunnen alleen gebruikt worden bij een Medisch Interventieplan en niet bij preventie-activiteiten, ongeacht de organisatie die hierom vraagt.

 

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik had Tessenderlo en Ieper slechts als voorbeeld gegeven. Het Vlaams Kruis neemt een zesde van de activiteiten in Vlaanderen voor zijn rekening en werkt in nauw overleg met het Rode Kruis Vlaanderen.

Ik heb een formele opmerking voor minister Onkelinx. Het Rode Kruis Vlaanderen en het Croix rouge vormen samen wel één rechtspersoon in de Belgische koepel, maar ze zijn wel operationeel gescheiden. Dat betekent dat het Rode Kruis Vlaanderen niet actief is in Wallonië. Ik vraag me af wat een magistraat zou denken van de redenering van de minister dat het Rode Kruis Vlaanderen niet federaal georganiseerd is.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «de nieuwe regelgeving betreffende orgaandonatie» (nr. 4-1164)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «la nouvelle réglementation concernant le don d’organes» (n° 4-1164)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – In België wordt de orgaandonatie tot nu toe geregeld door een wet van 1986. Die maakt het mogelijk de organen van een overledene te gebruiken wanneer die zich tijdens zijn leven niet tegen een eventuele donatie heeft verzet. Dat geldt niet wanneer men de organen van de overledene voor wetenschappelijke doeleinden wil gebruiken. Daarvoor is de uitdrukkelijke toestemming van de overledene nodig.

Op 1 december treedt er een nieuwe wet in werking, namelijk de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek. Door deze nieuwe wet kunnen organen ook zonder toestemming bij de overledene worden weggenomen. Wie zich verzet tegen het afstaan van zijn organen voor wetenschappelijk onderzoek, verzet zich ook tegen het afstaan ervan aan noodlijdende mensen. De nieuwe wet maakt geen onderscheid meer tussen de beide categorieën.

Bepaalde mensen op het terrein, zoals professor Herman Nys in De Huisarts van 5 november schrijft, vrezen dat deze nieuwe regeling nefaste gevolgen kan hebben voor het aantal organen dat voor donatie beschikbaar komt. Ze vrezen dat mensen die hun organen wel willen afstaan voor transplantatie maar niet voor wetenschappelijke doeleinden zich tegen orgaandonatie zullen verzetten.

Wat is de mening van de minister in deze kwestie?

Kan de wet zo worden aangepast dat er een onderscheid blijft bestaan tussen orgaandonatie voor transplantatie en voor de wetenschap?

Heeft de minister met de mensen op het terrein reeds rond de tafel gezeten?

Was de minister op de hoogte van de ongerustheid die er heerst?

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

De wet van 19 december 2008 verwijst inderdaad naar de bepalingen van de wet van 13 juni 1986 voor het opting-out-beginsel voor het wegnemen van menselijk lichaamsmateriaal na het overlijden. Dat betekent dat wie vanaf 1 december van dit jaar aangeeft dat hij na zijn overlijden geen organen wenst af te staan, meteen ook weigert menselijk lichaamsmateriaal af te staan met het oog op een toepassing die in deze wet wordt omschreven.

Toch wil ik de bewering nuanceren dat over deze verwijzing naar het "opting out"-beginsel uit de wet op de orgaantransplantatie, "ongerustheid zou heersen op het terrein". Tot vandaag kreeg ik geen informatie die erop wijst dat bij potentiële donoren zo’n wantrouwen heerst tegenover wetenschappelijk onderzoek, dat het aantal weigeringen tot wegneming van organen nu zou toenemen.

Ik wil in dit verband ook wijzen op een recente studie naar de bereidheid van burgers om menselijk lichaamsmateriaal af te staan voor wetenschappelijk onderzoek, die op vraag van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie in de KU Leuven werd uitgevoerd. Uit deze studie blijkt dat er een groot maatschappelijk draagvlak voor en vertrouwen is in biomedisch onderzoek. Mensen aanvaarden doorgaans zonder probleem dat residuair lichaamsmateriaal, materiaal dat overgebleven is na een diagnostische of therapeutische ingreep, voor wetenschappelijk onderzoek wordt gebruikt. De burger blijkt ook een groot vertrouwen te hebben in de rol van de ethische commissies bij het beoordelen van wetenschappelijke onderzoeksprojecten. Uit de bevindingen van deze studie kan worden afgeleid dat het gebruik van post mortem weggenomen menselijk lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek een redelijk draagvlak kent. Ik wijs er ook op dat het menselijk lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek zich in een biobank dient te bevinden. Een koninklijk besluit in uitvoering van artikel 22 van de wet is in voorbereiding. Een biobank kan pas worden erkend na een gunstig advies van een ethische commissie. Dat biedt op zich toch een bijkomende waarborg voor de ethische kwaliteit van het geplande wetenschappelijk onderzoek.

Toch blijft er een verschil bestaan tussen enerzijds een opting-out voor het wegnemen van menselijk lichaamsmateriaal post mortem voor therapeutische toepassing en anderzijds een opting-out voor het wegnemen post mortem met als primaire intentie het wetenschappelijk onderzoek. Ik ben me bewust van de ethische gevoeligheden op dit punt. Ik zal hierover advies vragen aan het Raadgevend comité voor de bio-ethiek. Deze vraag zal deel uitmaken van een globale evaluatie van het Belgische model van ‘presumed consent’ voor donatie post mortem.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik wil het probleem alleen maar preventief signaleren. Men heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in campagnes voor orgaandonatie. Men heeft er alles aan gedaan om het taboe weg te werken. Het zou jammer zijn dat mensen zouden afhaken voor orgaandonatie omdat ze niet begrijpen wat er gebeurt.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over «zwangerschapsverlof voor artsen in opleiding» (nr. 4-1166)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur «les congés de maternité pour les médecins en formation» (n° 4-1166)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Vrouwelijke huisartsen in opleiding die zwanger zijn, hebben recht op een aantal maanden zwangerschapsverlof zonder dat dit een nadeel mag vormen voor hun opleiding. Dit is een recente verworvenheid en een goede zaak. Een zwangerschapswens zal vrouwelijke collega’s niet meer beletten zich te specialiseren in de huisartsgeneeskunde.

Bij specialisten in opleiding geldt de regeling ook en al langer. Door de regeling krijgen vrouwelijke artsen gelijke kansen in de opleiding en zullen ze een carrière in de medische wereld kunnen uitbouwen.

In de Klinische Biologie gelden volgende regels:

Voor een gehele opleiding van vijf jaar, aanvaarden de Erkenningscommissie voor geneesheren-klinisch biologen en de Erkenningscommissie voor apothekers-klinisch biologen een onderbreking van vier aaneensluitende maanden zwangerschapsverlof, zonder verlenging van de totale opleidingsduur. Elke langere onderbreking of nieuwe onderbreking ten gevolge van een volgende zwangerschap zal leiden tot een verlenging van de opleidingsduur met het aantal afwezige dagen.

Voor vele ziekenhuizen zijn assistenten die op een zucht van hun erkenning staan de "interessantste" werknemers. Ze werken zelfstandig en zijn als het ware goedkope werkkrachten. Los van de discussie hoe die assistenten verdeeld moeten worden over de periferie en de universiteiten, en waar deze bijna specialisten werkzaam zijn, doet zich soms volgend probleem voor.

Meer en meer zijn er subspecialisaties in de specialisatie. Wil men bijvoorbeeld nefroloog worden, dan dient men zes jaar te specialiseren. Meestal stelt men dit voor als vijf jaar "algemeen inwendige" en één jaar "subspecialisatie". Dit is natuurlijk kort door de bocht, want de arts-assistent moet gedurende al die jaren meedraaien in alle disciplines en kwam dus al veel in contact met de nefrologie.

Als een vrouwelijke assistente zwanger wordt in haar laatste jaar, het zogenaamde subspecialisatie jaar, dan moet zij rekening houden met het feit dat zij de afwezige dagen moet inhalen.

Door de opleiding niet als één geheel te zien, maar als een "basisopleiding" van vijf jaar en één specialisatiejaar rijzen er vragen in geval van zwangerschap. Vrouwen stellen zwangerschap nogal eens uit in functie van hun carrière. Vrouwen bestraffen omwille van een zwangerschapswens is daarenboven erg vrouwonvriendelijk.

Vindt de minister dat vrouwelijke assistenten die zwanger worden tijdens hun opleiding van zes jaar, "gestraft" moet worden met een verlenging van de opleiding. Ik noem het "straffen", want door die verlenging komen ze later op de arbeidsmarkt en verminderen ze hun kansen op het vinden van de juiste job.

Het komt nogal opportunistisch over dat stagemeesters deze zelfstandig werkende bijna-specialisten langer en goedkoop aan het werk kunnen houden. Wat vindt de minister daarvan?

Wat vindt de minister van het idee van eindtermen? Waarom bijvoorbeeld de kandidaat gastro-enteroloog niet een bepaald aantal gastroscopieën in een jaar laten uitvoeren en de stagemeester een sanctie opleggen als het aantal niet wordt gehaald. Hij zou bijvoorbeeld tijdelijk kunnen worden geschorst. Met zo een regeling fixeren we ons niet meer op het aantal jaren, maar op eindtermen en doelstellingen. De stagemeester moet ervoor zorgen dat de doelstellingen gehaald worden door de arts in opleiding effectief de onderzoeken te laten doen.

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Ook in de discussie over de zwangerschap bij artsen in opleiding moeten we er allereerst over waken dat alle artsen, ongeacht hun geslacht, op dezelfde wijze opgeleid worden, want de kwaliteit van de zorg aan de patiënt hangt daarvan af.

Zwangerschap bij artsen in opleiding wordt in de eerste plaats geregeld door het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen. Dat bepaalt: "Een onderbreking van de stage mag in geen geval de totale duur van de opleiding verkorten. Wanneer de kandidaat gedurende minstens drie maanden zijn opleiding heeft moeten onderbreken, dient hij onmiddellijk de bevoegde kamer van de erkenningscommissie daarvan in kennis te stellen met opgave van de redenen van onderbreking. De kandidaat zal aan de bevoegde kamer voorstellen doen met het oog op een aanvullende stageperiode."

Verder bepaalt het ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, dat alleen betrekking heeft op de kandidaat-specialisten, in artikel 2 dat:

"§ 5. De opleiding moet ononderbroken worden gevolgd, behoudens afwijking toegestaan door de bevoegde erkenningscommissie overeenkomstig de richtlijnen van de minister. Elke onderbreking van meer dan 15 weken, berekend over het geheel van de opleiding, moet worden ingehaald op het einde van de opleiding voor het deel dat de 15 weken overschrijdt.

§ 6. De zwangere kandidaat-specialist, geniet van de bepalingen inzake de moederschapsbescherming, geregeld bij de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij het koninklijk besluit van 2 mei 1995 inzake de moederschapsbescherming.

Zij geeft zo snel mogelijk haar stagemeester en de bevoegde arbeidsgeneeskundige dienst kennis van haar zwangerschap. (…).

Zo nodig moet de stagemeester, in overleg met de arbeidsgeneeskundige dienst, haar uit een risicovolle omgeving transfereren naar een veilige omgeving waar zij haar opleiding kan voortzetten."

Uit deze twee artikelen blijkt dat een zwangere kandidate geacht wordt haar opleiding verder te zetten en dat, indien ze die moet onderbreken, elke onderbreking van meer dan vijftien weken, berekend op de volledige opleiding, moet worden ingehaald bij het einde van de opleiding, voor het deel dat de vijftien weken overschrijdt.

Deze bepalingen, die specifiek slaan op de opleiding en meer bepaald op het verloop van het stageplan onder controle van de bevoegde erkenningscommissie, gelden ongeacht het statuut van de kandidaat bij de instelling waar de kandidaat stage loopt (bediende, zelfstandige,…) en ongeacht de rechten die er voor de kandidaat uit zouden voortvloeien.

Omdat de stage deel uitmaakt van de opleiding van de kandidaten, zou het ongepast zijn de effectieve duur van de opleiding te veel in te korten. Die lange periode is immers nodig om de kandidaten goed te kunnen vormen in hun specialisatie.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

Ik ben echter bereid te praten met de verschillende actoren op het terrein om een betere regeling te vinden voor de zwangere vrouwen.

Ik liet recent een nieuw statuut voor de huisartsen in opleiding goedkeuren, dat de zwangere collega’s beschermt en hen eindelijk recht geeft op betaald zwangerschapsverlof.

Over het aspect "kwantitatieve uitdrukking" van de erkenningscriteria zijn de artsen bijzonder verdeeld. De meningen gaan van een voorkeur voor kwalitatieve tot een voorkeur voor kwantitatieve elementen.

Op pedagogisch vlak is het essentieel om de nodige competenties te definiëren en om op het einde van de stage na te gaan of deze competenties verworven werden. Het spreekt voor zich dat de competenties niet kunnen worden herleid tot een precies aantal technische handelingen. Een heel andere zaak is het definiëren van een minimum aantal handelingen in bepaalde specialismen en dit onafhankelijk van het aantal jaren opleiding.

België heeft al lang geleden gekozen voor een beroepsopleiding met evaluatie door gelijken. Het is een keuze die ik zal respecteren, zolang de artsen er zelf mee tevreden zijn.

Er wordt thans gewerkt aan het moderniseren van de criteria, die meer kwantitatieve elementen zullen invoeren.

 

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Er moet inderdaad een gezond evenwicht worden gezocht tussen kwalitatieve en kwantitatieve handelingen. Het is geruststellend dat de minister bevestigt dat de opleiding als huisarts of specialist een beroepsopleiding is, die door artsen zelf wordt geëvalueerd.

Het is mij enigszins ontgaan of de minister heeft geantwoord op mijn specifieke vraag over de regeling voor zwangere artsen in opleiding, meer bepaald in verband met specialisatie en subspecialisatie. Ik zal het antwoord nalezen en kom er eventueel later op terug.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Vraag om uitleg van de heer Berni Collas aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over «de financiële steun aan de MUG van de vzw The Spirit of St. Luc» (nr. 4-1174)

Demande d’explications de M. Berni Collas à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur «le soutien financier au SMUR de l’asbl The Spirit of St. Luc» (n° 4-1174)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

De heer Berni Collas (MR). –

M. Berni Collas (MR). – L’asbl « The spirit of St.Luc » organise un SMUR par hélicoptère dans une partie des provinces de Liège, Luxembourg et Namur. Cette asbl a été reconnue comme « SMUR satellite expérimental » le 1er janvier 2003. Selon mes informations, ce service ne bénéficierait que d’une subvention de plus ou moins 65 000 euros par an, tandis que les SMUR ordinaires bénéficient d’une subvention de 220 000 euros par an.

Vu l’étendue du territoire couvert par ce service, une moyenne de 900 interventions par an, la spécialisation du personnel volant et la grande utilité publique, surtout dans une région à faible densité de population, une adaptation ou un traitement égalitaire entre les subventions des SMUR automobiles et des SMUR par hélicoptère me paraît opportune. En outre, le travail bénévole du comité de soutien de l’asbl est très impressionnant et mérite notre soutien.

Dès lors, je me permets de vous poser les questions suivantes :

Comment évaluez-vous l’opportunité d’une adaptation des subventions pour les SMUR par hélicoptère ?

Envisagez-vous une pleine reconnaissance des SMUR héliportés et donc une subvention adaptée ? Dans l’affirmative, pour quand cette reconnaissance est-elle envisagée ?

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. –

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. – Je vous donne lecture de la réponse de Mme la vice-première ministre Onkelinx.

L’hélicoptère de Bra-sur-Lienne opère depuis quelques années dans l’est de la province de Liège et dans le Luxembourg, dans le cadre d’une expérience pilote organisée par le SPF Santé, et est depuis intégré comme intervenant dans les départs primaires SMUR du Luxembourg.

Cette expérience pilote est financée, comme d’autres expériences pilotes, à hauteur de 60 000 euros. Je suis consciente que cette somme est certes limitée par rapport au coût réel de l’hélicoptère, qui s’élève à 2 ou 3 millions d’euros par an, mais vous devez comprendre que ces 60 000 euros financent le SMUR expérimental et non les frais de fonctionnement de l’hélicoptère.

Les données de l’activité du SMUH – Service Médical d’Urgence par Hélicoptère – de Bra-sur-Lienne au cours de la période comprise entre avril 2008 et septembre 2009, soit l’activité de 18 mois, ont été extraites de la banque de données des SMUR et comparées aux données des SMUR terrestres.

Les premiers résultats m’ont été transmis. Le SMUH est intervenu comme moyen primaire de l’aide médicale urgente à 353 reprises dans le Luxembourg avec des délais d’intervention qui sont, en grande majorité, plus courts que ceux des SMUR terrestres. Le temps gagné est de 2 à 5 minutes dans 91 interventions faites à Durbuy, Erezée et Houffalize, de 5 à 10 minutes dans 141 interventions à Gouvy, La Roche-en-Ardenne et Vielsalm et de 20 minutes dans 74 interventions à Manhay.

Les pathologies prises en charge appartiennent aux cinq groupes de pathologies sévères que sont les arrêts cardiaques, les polytraumatismes, les dyspnées sévères, les accidents coronariens et cérébrovasculaires dans 44,1% des appels, contre 38,9% pour les SMUR terrestres.

Par ailleurs, le Conseil national des secours médicaux d’urgence – CNSMU – s’est penché sur le projet d’arrêté royal visant à intégrer l’hélicoptère comme moyen de transport dans le cadre de l’aide médicale urgente en Belgique. Le CNSMU a rendu son avis ce 18 novembre 2009.

Je retiens de cet avis, à première analyse, les points principaux suivants.

L’hélicoptère a fait la preuve de son efficacité comme moyen de l’aide médicale urgente, pour réduire le temps d’accès à un patient ou le temps de transport d’un patient vers la structure hospitalière appropriée. Toutefois, ce bénéfice est marginal à l’échelle du pays, mais significatif dans certaines zones ou conditions, comme les zones de faible densité de population ou en cas de saturation du trafic routier.

Le dispatching médical doit être renforcé.

Le bénéfice en termes de morbi-mortalité concerne un très petit nombre de patients dont le nombre d’années de vie épargnées est grand.

Le coût du SMUH ne peut être mis à charge du seul patient ; il doit être mutualisé et ne peut porter préjudice au financement actuel des SMUR.

Vous aurez compris que la réflexion autour du SMUH progresse mais qu’elle est loin d’être terminée. Il s’agit d’un problème complexe car il faut éviter de faire du SMUH un outil de promotion d’intérêts particuliers.

De heer Berni Collas (MR). –

M. Berni Collas (MR). – Je note un élément nouveau : le Conseil national des secours a rendu un avis le 18 novembre. À la lumière de cette évaluation, je me concerterai avec les acteurs de terrain. Il est évident qu’il faudra progresser dans cette voie mais je suis conscient qu’il n’est pas possible d’obtenir la totalité tout de suite.

Vraag om uitleg van de heer Berni Collas aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «het Sociaal Verwarmingsfonds» (nr. 4-1173)

Demande d’explications de M. Berni Collas au ministre du Climat et de l’Energie et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur «le Fonds Social Chauffage» (n° 4-1173)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

De heer Berni Collas (MR). –

M. Berni Collas (MR). – Le Fonds social Chauffage intervient dans le paiement de la facture de gasoil des personnes qui se trouvent dans des situations financières précaires.

Les personnes qui peuvent bénéficier d’une intervention partielle du fonds sont classées en quatre catégories, à savoir : les personnes ayant droit à une intervention majorée de l’assurance maladie-invalidité, les personnes aux revenus limités, les personnes endettées et les ménages qui n’appartiennent pas à une de ces trois catégories précitées et qui ont des revenus annuels nets imposables inférieurs ou égaux à 26.000 euros.

En principe, les demandes sont introduites auprès des CPAS. Néanmoins, depuis le 1er janvier 2009, les personnes appartenant à la quatrième catégorie doivent introduire leur demande auprès du SPF Économie et ne peuvent donc plus la déposer auprès du CPAS.

Dans ce contexte, je me permets d’attirer l’attention du ministre sur le fait que ces demandes ne peuvent pas être formulées en langue allemande. Selon mes informations, la ligne téléphonique 0800/90.929 et le site du SPF Économie ne fournissent pas non plus des informations en allemand.

Le ministre envisage-t-il une solution pour que nos concitoyens germanophones puissent introduire leur demande au SPF Économie dans leur langue maternelle ?

Le site du SPF Économie annonce que „Der FÖD wird allmählich mehrere Rubriken auf Deutsch veröffentlichen. Im Moment sind leider nur einige Seiten auf Deutsch verfügbar". Quel est l’état d’avancement des traductions ? Pour quand envisage-t-on une traduction intégrale ?

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. –

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. – J’ai le plaisir de vous faire part de la réponse qui m’a été communiquée par mon collègue, le ministre du Climat et de l’Énergie.

Dans le cadre de la réduction forfaitaire pour le gaz naturel, l’électricité ou le mazout, le SPF Économie s’est effectivement engagé à traiter les dossiers des consommateurs ou des ménages dont le revenu net imposable est inférieur à 26.520 euros (indexé au 1er juillet).

La ligne téléphonique que vous évoquez 0800/90.929 est celle de l’asbl Fonds social Chauffage. En ce qui concerne les demandes traitées par le SPF Économie, il faut s’adresser au 0800/120.33.

Le Contact Center du SPF Économie se tient à la disposition des citoyens et peut répondre oralement aux demandes en français et en néerlandais. Par contre, le formulaire de demande pour l’obtention de la réduction forfaitaire peut être obtenu en allemand sur simple demande et le SPF Économie répond également par écrit en allemand à toute question formulée par courrier dans cette langue.

Enfin, je me permets d’attirer votre attention sur le fait qu’à partir du moment où le citoyen renvoie le formulaire en allemand, il sera automatiquement contacté dans cette langue. Toute communication nécessaire (par téléphone ou par courrier) pendant le traitement des demandes peut se faire en français, en néerlandais ou en allemand, en fonction de la langue de la demande.

De heer Berni Collas (MR). –

M. Berni Collas (MR). – Je remercie le ministre d’avoir précisé le numéro de téléphone qu’il faut contacter au SPF Économie. Je constate également un certain progrès quant au traitement des demandes en langue allemande. La situation optimale n’est toutefois pas pour tout de suite et nous devrons sans doute patienter encore un peu.

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over «de financiële situatie van de voetbalclub Excelsior Moeskroen» (nr. 4-1168)

Demande d’explications de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur «la situation financière du club de football Excelsior Mouscron» (n° 4-1168)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.

M. le président. – F, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Mijn vorige vraag om uitleg over de financiële toestand van Excelsior Moeskroen was nog niet koud of de Belgische voetbalbond besliste om de proflicentie van de Henegouwse ploeg in te trekken. Dat komt erop neer dat Moeskroen niet meer in de hoogste twee afdelingen van de Belgische competitie mag spelen omdat ze haar financiële verplichtingen niet nakwam.

Die beslissing van de voetbalbond verbaast me allerminst, gelet op de structurele financiële problemen waar Excelsior Moeskroen reeds langer mee kampte. Wat me wel verbaasde, was dat het nieuws nog geen dag oud was toen De Standaard in haar editie van 28 oktober uitpakte met cijfers die het via de voetbalbond verkregen had. Zo wist de krant te melden dat Excelsior Moeskroen haar financiële verplichtingen niet nakwam in het derde trimester. Het zou gaan om 231.000 euro voor de RSZ, 358.000 euro voor de btw en 256.000 euro voor de bedrijfsvoorheffing. Dat brengt de totale schuld aan de gemeenschap op 845.000 euro. De overheid heeft dus nog een immens bedrag te goed van de voetbalclub.

Wat zijn de plannen van de staatssecretaris om dit bedrag terug te vorderen van voetbalclub Excelsior Moeskroen? Loopt er een betalingsplan? Worden bepaalde bedragen zoals inkomgelden automatisch doorgestort aan de fiscus? Kan men bij een faillissement alle verschuldigde bedragen terugvorderen? Is de staatssecretaris ook niet van mening dat de overheid dit dossier te lang heeft laten aanslepen, waardoor de gemeenschap een financiële aderlating dreigt te moeten doormaken? Hoe zit het met de andere schulden van de club tegenover de overheid? Ik denk voornamelijk aan de lening van 900.000 euro van een intercommunale eind vorig seizoen.

Ik werd bij mijn vorige vraag om uitleg wandelen gestuurd toen ik cijfers vroeg over de financiële toestand van Excelsior Moeskroen. Ik citeer het antwoord dat mij toen werd gegeven: "Alle gegevens daarover vallen onder het beroepsgeheim of behoren tot de persoonlijke levenssfeer. Ik kan bijgevolg geen informatie over individuele gevallen vrijgeven." Het is toch verwonderlijk dat de KBVB deze cijfers wel naar buiten mag brengen, terwijl een minister een vertegenwoordiger van het volk niet mag inlichten. Is er dan meer transparantie bij de voetbalbond dan in de contacten tussen de uitvoerende en wetgevende macht?

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van staatssecretaris Devlies.

Volgens de cijfers van de financiële toestand van voetbalclub vzw Royal Excelsior Mouscron in De Standaard, zijn de bedragen uit mijn vorig antwoord aanzienlijk gestegen.

Krachtens de KBVB-licentie van 7 mei 2009, moet de vzw Royal Excelsior Mouscron haar tussentijdse financiële resultaten op 31 mei 2009, 21 oktober 2009, 21 januari 2010 en op 21 april 2010 aan de licentiecommissie meedelen. Zo oefent de Koninklijke Belgische Voetbalbond, overeenkomstig haar interne regels, toezicht uit op de club en heeft ze de licentie van de club in een beslissing van 27 oktober 2009 ingetrokken.

De vzw Royal Excelsior Mouscron heeft echter verzet aangetekend tegen de beslissing van de KBVB-licentiecommissie. Ze heeft voorts twee leden van de licentiecommissie gewraakt en een eenzijdig verzoekschrift ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel om de licentiecommissie onbevoegd te verklaren. Ingevolge die rechtsplegingen is de procedure van intrekking van de licentie van de vzw Royal Excelsior Mouscron door de rechtbank opgeschort tot 24 november 2009.

In het algemeen geeft de uitvoerende macht geen onderzoeksgegevens vrij. Ook in deze specifieke zaak houdt ze zich aan die regel. Naar analogie met de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van fysieke personen, hebben ook rechtspersonen recht op discretie over hun fiscale en sociale toestand. Bovendien zijn de bepalingen inzake het beroepsgeheim van artikel 237 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen en artikel 458 van het Strafwetboek duidelijk. Zo zijn ambtenaren buiten de uitoefening van hun ambt verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding over alle zaken waar ze in de uitvoering van hun opdracht kennis van krijgen. De RSZ maakt de rekeningstand van een werkgever niet kenbaar, tenzij een wet dat expliciet oplegt.

Een fiscaal afbetalingsplan wordt door de bevoegde ontvanger toegekend. Tot dusver heb ik daarover geen informatie.

De Club is haar verplichting inzake sociale zekerheidsbijdragen nagekomen tot en met het tweede kwartaal 2009. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over het derde kwartaal. De socialezekerheidsbijdragen moeten uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal bij de RSZ toekomen: voor het derde kwartaal is dat op 31 oktober. De erkende sociale secretariaten van werkgevers beschikken echter over 20 extra werkdagen: ze kunnen de bijdragen voor het derde kwartaal dus tot 20 november betalen.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

Bij een eventueel faillissement worden de vorderingen van RSZ en fiscus opgenomen in het passief, ieder volgens zijn rang. Dit houdt in dat de RSZ dan de openstaande vordering zal indienen bij de curator, met het verzoek ze op te nemen in het passief van het faillissement. Tenzij de curator de vordering betwist, wordt de RSZ-vordering opgenomen in het bevoorrecht passief voor de bijdragen en de bijdrageopslagen, en in het gewoon passief voor de intresten en de gerechtskosten.

Of de RSZ een dividend ontvangt, hangt dus af van de omvang van de activa en de grootte van de vorderingen die een beter voorrecht genieten dan de RSZ.

Het voorrecht van de fiscus wordt geregeld in de fiscale wetgeving. Voor sommige invorderingen komen zij na de RSZ. Voor andere komen ze in dezelfde rang als de RSZ.

Als de RSZ in samenloop komt met de bedrijfsvoorheffing of de btw en er is onvoldoende geld beschikbaar om die vorderingen te betalen, dan volgt er een pondspondsgewijze verdeling plaats.

De voorwaarden van de licentie die de KBVB aan Royal Excelsior Moucron heeft gegeven op 7 mei 2009, het feit dat de CFI informatie aan het gerecht heeft meegedeeld en het feit dat de bevoegde invorderingsdiensten de geldende wetgeving en administratieve bepalingen toepassen, overtuigen mij dat alle betrokken partijen het nodige hebben gedaan in dit dossier.

Ik kan u ook bevestigen dat de bevoegde diensten de geldende wetgeving en administratieve bepalingen toepassen in de vorm van het aanstellen van een raadsman om een gerechtelijke procedure op te starten om de rechten van de schatkist te vrijwaren.

 

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik dank de staatssecretaris. Het laatste van zijn antwoord was het meest geruststellende, namelijk dat de diensten hun werk zullen doen, zodat de schulden aan de samenleving kunnen worden gevorderd.

Elke andere zelfstandige heeft belastingsplicht, RSZ-plicht, moet bedrijfsvoorheffing betalen. Het zou niet bijster lang duren, mochten dergelijke schulden openstaan, voor de deurwaarder aan de deur staat.

Hoe de voetbalbond zijn zaken intern regelt, moeten we hier niet bespreken. Eigenlijk moet de staatssecretaris daar ook niet naar omzien. Onze diensten moeten optreden zoals het hoort voor elk bedrijf, voor elk voetbalbedrijf.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over «het wetsontwerp inzake levenloos geboren kinderen» (nr. 4-1162)

Demande d’explications de Mme Sabine de Bethune au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «le projet de loi concernant les enfants nés sans vie» (n° 4-1162)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – In het parlement werden meerdere wetsvoorstellen ingediend met het oog op een modernisering en humanisering van de huidige wetgeving over levenloos geboren kinderen. Ik verwijs naar mijn wetsvoorstel 4-1318.

Kinderen die na een zwangerschap van minder dan 180 dagen levenloos worden geboren, worden nog steeds niet geregistreerd. In de akte van aangifte van een levenloos geboren kind kan geen familienaam worden opgenomen. Heel wat ouders nemen er aanstoot aan dat hun kindje voor de wetgever wel gestorven is, maar niet geboren. Er wordt immers geen geboorteakte opgesteld en de akte van aangifte van een levenloos geboren kind wordt ingeschreven in het register van de akten van overlijden.

De staatssecretaris heeft ter zake een wetsontwerp aangekondigd. Wat is de stand van zaken van dit wetsontwerp? Wat zijn de krachtlijnen ervan? Wanneer plant de staatssecretaris de indiening ervan in het parlement?

Heeft de staatssecretaris voor het wetsontwerp adviezen ingewonnen? Zo ja, aan welke instanties werd een advies gevraagd en wat zijn de conclusies?

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van de staatssecretaris voor Begroting, Migratie en Asielbeleid, Gezinsbeleid en de Federale Culturele Instellingen.

Het wetsontwerp inzake levenloos geboren kinderen werd opgesteld en besproken op twee interministeriële bijeenkomsten.

De belangrijkste doelstelling van het ontwerp is het erkennen van het lijden van de rouwende ouders. Het wil hun de mogelijkheid bieden hun levenloos geboren kind te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand.

Daartoe werd voorzien in 3 categorieën.

Voor de levenloos geboren kinderen vanaf 180 dagen zwangerschap wordt het huidig artikel 80 ter van het Burgerlijk Wetboek gewijzigd met het oog op het invoeren van deze termijn en het afgeven van een "certificaat van levenloos geboren kind".

Voor de levenloos geboren kinderen tussen 140 en 180 dagen wordt bij de burgerlijke stand een speciaal register geopend waarin deze kinderen verplicht zullen worden ingeschreven en waarbij de ouders de mogelijkheid zullen hebben het kind een voornaam te geven.

Voor de foetussen die geen teken van leven vertonen tussen 106 en 140 dagen wordt een speciaal register geopend waarin de ouders de foetus kunnen laten inschrijven en een voornaam geven.

Op de interministeriële vergaderingen werd mij gevraagd het advies van diverse instellingen in te winnen met betrekking tot het ontwerp en de gevolgen ervan, ondermeer op het vlak van de sociale rechten, maar ook op het vlak van de burgerlijke stand en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tevens werd mij gevraagd het advies in te winnen van het RIZIV, de RKW en de Nationale Arbeidsraad.

Bepaalde adviezen werden door de betrokken commissies uitgebracht, maar ik wacht nog op de laatste twee.

Het ontwerp wordt momenteel aangepast op basis van bepaalde opmerkingen op het vlak van het sociaal recht.

Zodra ik in het bezit ben van de laatste adviezen kan het interministerieel overleg worden voortgezet. Ik hoop het ontwerp vóór het einde van het jaar bij de Ministerraad te kunnen indienen.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord. De denksporen die de staatssecretaris aanreikt, gaan in de goede richting en komen tegemoet aan de bezorgdheid die ik ook in mijn eigen wetsvoorstel tot uiting breng. Ik hoop dat we dit punt spoedig in de bevoegde commissie kunnen bespreken om zeker vóór het einde van deze legislatuur een nieuw wettelijk kader te kunnen creëren.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over «de werking van Fedasil» (nr. 4-1176)

Demande d’explications de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «le fonctionnement de Fedasil» (n° 4-1176)

De voorzitter. – De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken, antwoordt.

M. le président. – M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes, répondra.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Tijdens het debat van daarnet hebben we de crisis in de opvang van asielzoekers besproken. Fedasil roeit met de riemen die het heeft, maar kan nu eenmaal geen wonderen verrichten. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het gebrek aan personeel.

Fedasil ziet zich genoodzaakt meer personeel in dienst te nemen. De audit van de personeelscyclus uitgevoerd door het Rekenhof bracht een aantal pertinente problemen naar voren. Nu bereiken mij ook vanuit de verschillende opvangcentra onheilspellende berichten.

Het rapport van het Rekenhof bracht onder meer aan het licht dat het hoofdbestuur bij de indienstneming en selectie van nieuwe medewerkers niet kan controleren of wel degelijk de meest geschikte kandidaat werd geselecteerd. Daarnaast ontbreekt bij vele selecties een degelijke motivatie. Voorts controleert het hoofdbestuur nooit hoe de centra voor het selectie-interview selecteren. Bovendien is dat interview vaak het enige selectiemiddel, wat een eerder wankele techniek blijkt te zijn. Ten slotte blijkt dat er onvoldoende mededinging is en dat voor verschillende dossiers slechts één kandidaat tot het selectieproces werd toegelaten.

Dergelijke technieken zetten de deur open voor willekeur en zorgen ervoor dat van een objectieve wervingsmethode geen sprake kan zijn.

Die situatie wordt ook aangeklaagd door verschillende personeelsleden van Fedasil, maar zij vinden geen gehoor bij de directie. Zij klagen onder meer over het gebrek aan communicatie en overleg bij veranderingsprocessen en over willekeur bij de selecties en wervingen. Dat alles leidt tot demotivatie en frustratie, zeker in de huidige crisissituatie.

Is de staatssecretaris op de hoogte van de inhoud van het rapport van het Rekenhof?

Is de staatssecretaris op de hoogte van de klachten van de medewerkers van Fedasil?

Welke maatregelen zal de staatssecretaris nemen om de wervings- en selectiemethoden van Fedasil snel te objectiveren?

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Europese Zaken. – Ik lees het antwoord van de staatssecretaris voor Maatschaapelijke integratie en Armoedebestrijding.

Ik ben uiteraard op de hoogte van het genoemde rapport en de aanbevelingen. De algemene strekking van het rapport is volgens mij positief. Zo vermeldt het rapport dat Fedasil "belangrijke stappen heeft gezet om tot een gedegen interne beheersing van de personeelscyclus te komen (..)" en dat het "dankzij een aantal beheersactiviteiten" de regelgeving grotendeels naleeft" en dat de organisatie haar personeelsverrichtingen "efficiënt, effectief en ethisch" behartigt en dat "de personeelsfunctie hiertoe beschikt over deskundig personeel".

Het Rekenhof wijst op een aantal positieve punten, zoals het bestaan van een vademecum met betrekking tot de selectie- en wervingsprocedures. Uiteraard zijn er altijd punten voor verbetering vatbaar. Zo doet het Rekenhof twee concrete aanbevelingen: in de eerste aanbeveling dringt het erop aan dat men naast het interview ook bijkomende tests zou organiseren. De tweede aanbeveling is meer zorg te besteden aan de motivatie van de beslissing van de selectiejury.

Mijn administratie heeft die aanbevelingen ter harte genomen: ze werden opgenomen in het jaaractieplan 2009 van de personeelsdienst en zullen dus effectief nog dit jaar worden ten uitvoer gelegd; ik kom hierop terug in mijn antwoord op de derde vraag.

Mijn administratie, noch ikzelf zijn op de hoogte van specifieke en ernstige klachten van medewerkers over de vermeende subjectiviteit van selecties, laat staan dat wij op dit ogenblik een oorzakelijk verband detecteren tussen die vermeende subjectiviteit in het bijzonder en de motivatie van het personeel in het algemeen.

De maatregelen die in het jaaractieplan 2009 van Fedasil worden voorgesteld naar aanleiding van het rapport van het Rekenhof acht ik relevant en afdoende.

Het gebruik van extra selectietools zal voortaan in het selectiedossier worden geëxpliciteerd. Mijn administratie betwist overigens dat geen gebruik wordt gemaakt van extra tests, maar beseft wel dat die tests niet zichtbaar zijn in de dossiers zoals die door het Rekenhof werden geauditeerd.

De motivatieplicht wordt uitgebreid naar een absolute rangschikking van kandidaten van gelijke geschiktheid via een nummering. Die nummering wordt telkens gemotiveerd in de individuele beoordelingsformulieren van de kandidaten.

De voorselectie op basis van een cv zal standaard in het selectiedossier worden opgenomen.

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires européennes. –

De centrale personeelsdienst zal meer gestructureerde steekproeven uitvoeren in de centra om de kwaliteit van het decentrale selectieproces te monitoren.

 

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Ik wil er toch op wijzen dat wij hetzelfde rapport van het Rekenhof hebben gelezen en dat daar behalve positieve punten ook heel wat problemen in vermeld staan, waarvoor het Rekenhof concrete aanbevelingen doet.

Natuurlijk gaat het niet om "vermeende" subjectiviteit, aangezien ze ook door het Rekenhof wordt vastgesteld en de personeelsleden eveneens klachten hebben. Het lijkt me daarom nodig dat het Rekenhof hierop een reactie krijgt.

In elk geval noteer ik dat de staatssecretaris en Fedasil bereid zijn, op basis van wat in het jaaractieplan voor Fedasil voor 2009 is opgenomen, nog dit jaar een aantal maatregelen te nemen die door het Rekenhof worden aangebracht ter verbetering van de selectieprocedure. Dat is positief. Over een aantal maanden zal ik de staatssecretaris daarover opnieuw vragen stellen om te kijken of deze maatregelen ook op het terrein effect hebben. Het is immers belangrijk dat iedereen opnieuw gemotiveerd geraakt. We weten allemaal hoe moeilijk het werken is en een selectieprocedure die niet helemaal objectief verloopt, draagt bij tot de demotivatie.

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

De voorzitter. – Hiermee zijn we aan het einde van deze belangrijke dag gekomen. Behalve een koning hebben we nu ook een president. Onze eerste minister en vroegere collega – in 1987 werd Herman Van Rompuy senator – wordt de eerste president van de Europese Unie. Hij heeft een goede basisopleiding gekregen om rimpelloos van de Belgische naar de Europese oever over te varen. Ik twijfel er niet aan dat alle collega’s in de Senaat hierover ten zeerste verheugd zijn.

M. le président. –

De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 26 november om 15 uur.

L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le jour & date à 15 h.

(De vergadering wordt gesloten om 20.10 uur.)

(La séance est levée à 20 h 10.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Matz, Taelman en Van Ermen, de heren Vande Lanotte en Wille, in het buitenland, mevrouw Stevens, om gezondheidsredenen, de heer Claes, om familiale redenen, mevrouw Lizin en de heer Duchatelet, wegens andere plichten.

Mmes Matz, Taelman et Van Ermen, MM. Vande Lanotte et Wille, à l’étranger, Mme Stevens, pour raison de santé, M. Claes, pour raisons familiales, Mme Lizin et M. Duchatelet, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

– Voor kennisgeving aangenomen.

– Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote nș 1

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 35
Onthoudingen: 18

Présents : 54
Pour : 1
Contre : 35
Abstentions : 18

Voor

Pour

Louis Ide.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Marcel Cheron, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, José Daras, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Philippe Monfils, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Freya Piryns, Dominique Tilmans , Luckas Vander Taelen, Myriam Vanlerberghe.

Stemming 2

Vote nș 2

Aanwezig: 54
Voor: 7
Tegen: 36
Onthoudingen: 11

Présents : 54
Pour : 7
Contre : 36
Abstentions : 11

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Marcel Cheron, Christophe Collignon, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Dominique Tilmans , Els Van Hoof, Myriam Vanlerberghe.

Stemming 3

Vote nș 3

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 36
Onthoudingen: 17

Présents : 54
Pour : 1
Contre : 36
Abstentions : 17

Voor

Pour

Louis Ide.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, John Crombez, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Fatma Pehlivan, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Marcel Cheron, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Freya Piryns, Dominique Tilmans , Luckas Vander Taelen, Myriam Vanlerberghe.

Stemming 4

Vote nș 4

Aanwezig: 55
Voor: 7
Tegen: 38
Onthoudingen: 10

Présents : 55
Pour : 7
Contre : 38
Abstentions : 10

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Marcel Cheron, Christophe Collignon, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Dominique Tilmans , Myriam Vanlerberghe.

Stemming 5

Vote nș 5

Aanwezig: 53
Voor: 1
Tegen: 36
Onthoudingen: 16

Présents : 53
Pour : 1
Contre : 36
Abstentions : 16

Voor

Pour

Louis Ide.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, John Crombez, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Jansegers, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Marcel Cheron, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Dominique Tilmans , Luckas Vander Taelen, Myriam Vanlerberghe.

Stemming 6

Vote nș 6

Aanwezig: 55
Voor: 7
Tegen: 37
Onthoudingen: 11

Présents : 55
Pour : 7
Contre : 37
Abstentions : 11

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Marcel Cheron, Christophe Collignon, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Zakia Khattabi, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Dominique Tilmans , Myriam Vanlerberghe.

Stemming 7

Vote nș 7

Aanwezig: 54
Voor: 1
Tegen: 37
Onthoudingen: 16

Présents : 54
Pour : 1
Contre : 37
Abstentions : 16

Voor

Pour

Louis Ide.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, John Crombez, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Marcel Cheron, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Armand De Decker, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Freya Piryns, Dominique Tilmans , Luckas Vander Taelen, Myriam Vanlerberghe.

Stemming 8

Vote nș 8

Aanwezig: 54
Voor: 7
Tegen: 29
Onthoudingen: 18

Présents : 54
Pour : 7
Contre : 29
Abstentions : 18

Voor

Pour

Marcel Cheron, José Daras, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Freya Piryns, Luckas Vander Taelen.

Tegen

Contre

Wouter Beke, Christophe Collignon, John Crombez, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Berni Collas, Alain Courtois, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Armand De Decker, Michel Delacroix, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Louis Ide, Nele Jansegers, Philippe Monfils, Caroline Persoons, Dominique Tilmans , Freddy Van Gaever, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire.

Stemming 9

Vote nș 9

Aanwezig: 54
Voor: 30
Tegen: 7
Onthoudingen: 17

Présents : 54
Pour : 30
Contre : 7
Abstentions : 17

Voor

Pour

Wouter Beke, Marcel Cheron, Christophe Collignon, José Daras, Sabine de Bethune, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Philippe Mahoux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Onthoudingen

Abstentions

Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Nele Lijnen, Philippe Monfils, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Ann Somers, Dominique Tilmans , Bart Tommelein, Myriam Vanlerberghe, Marc Verwilghen.

Stemming 10

Vote nș 10

Aanwezig: 55
Voor: 39
Tegen: 0
Onthoudingen: 16

Présents : 55
Pour : 39
Contre : 0
Abstentions : 16

Voor

Pour

Wouter Beke, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, John Crombez, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Michel Delacroix, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Philippe Monfils, Freya Piryns, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Stemming 11

Vote nș 11

Aanwezig: 54
Voor: 37
Tegen: 0
Onthoudingen: 17

Présents : 54
Pour : 37
Contre : 0
Abstentions : 17

Voor

Pour

Wouter Beke, Berni Collas, Christophe Collignon, John Crombez, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Michel Delacroix, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Philippe Monfils, Freya Piryns, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Stemming 12

Vote nș 12

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 54
Pour : 54
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 13

Vote nș 13

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 53
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 14

Vote nș 14

Aanwezig: 54
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 54
Pour : 54
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 15

Vote nș 15

Aanwezig: 54
Voor: 41
Tegen: 0
Onthoudingen: 13

Présents : 54
Pour : 41
Contre : 0
Abstentions : 13

Voor

Pour

Wouter Beke, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Hugo Coveliers, José Daras, Benoit Hellings, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Freya Piryns, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Karim Van Overmeire.

Stemming 16

Vote nș 16

Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 53
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Berni Collas, Christophe Collignon, Alain Courtois, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, John Crombez, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Caroline Désir, Jan Durnez, Philippe Fontaine, Richard Fournaux, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Nele Jansegers, Zakia Khattabi, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Caroline Persoons, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Ann Somers, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Bart Tommelein, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Luckas Vander Taelen, Freddy Van Gaever, Els Van Hoof, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Wetsvoorstellen

Propositions de loi

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten betreffende het elektronisch toezicht (van de heer Philippe Monfils; Stuk 4-1506/1).

Proposition de loi modifiant la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d’exécution de la peine en ce qui concerne la surveillance électronique (de M. Philippe Monfils ; Doc. 4-1506/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

– Envoi à la commission de la Justice.

Artikel 81 van de Grondwet

Article 81 de la Constitution

Wetsvoorstel tot versoepeling van de termijnen voor de aanvraag tot vrijstelling van sociale bijdragen van zelfstandigen (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 4-1503/1).

Proposition de loi visant à assouplir les délais pour l’introduction de la demande de dispense de cotisations sociales par les travailleurs indépendants (de M. Wouter Beke et consorts ; Doc. 4-1503/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

– Envoi à la commission des Affaires sociales.

Wetsvoorstel tot vrijwaring van de pensioenrechten voor zelfstandigen die een vrijstelling van sociale bijdragen bekomen (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 4-1504/1).

Proposition de loi visant à préserver les droits de pension des travailleurs indépendants qui obtiennent une dispense de cotisations sociales (de M. Wouter Beke et consorts ; Doc. 4-1504/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

– Envoi à la commission des Affaires sociales.

Voorstel van resolutie

Proposition de résolution

Voorstel van resolutie om tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie de opsluiting van de Myanmarese oppositieleidster Aung San Suu Kyi te veroordelen (van mevrouw Lieve Van Ermen; Stuk 4-1493/1).

Proposition de résolution visant à condamner durant la présidence belge de l’Union européenne l’emprisonnement de la dirigeante de l’opposition birmane Aung San Suu Kyi (de Mme Lieve Van Ermen ; Doc. 4-1493/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

Vragen om uitleg

Demandes d’explications

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes :

– van de heer Hugo Coveliers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de blijvende problemen omtrent de rechtsgeldigheid van de koninklijke besluiten nrs. 78 en 79" (nr. 4-1177)

– de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les problèmes permanents relatifs à la validité des arrêtés royaux nșs 78 et 79 » (nș 4-1177)

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de blijvende financiële ondersteuning van palliatieve zorgen" (nr. 4-1178)

– de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le soutien financier permanent aux soins palliatifs » (nș 4-1178)

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de zwarte markt in valse documenten in het kader van de regularisatieprocedure" (nr. 4-1179)

– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice et au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « le marché noir de faux documents dans le cadre de la procédure de régularisation » (nș 4-1179)

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de griepvaccins" (nr. 4-1180)

– de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les vaccins contre la grippe » (nș 4-1180)

– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de organisatie van selectieproeven door Selor" (nr. 4-1181)

– de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « l’organisation des épreuves de sélection par le Selor » (nș 4-1181)

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het overschrijden van de toegestane limieten door ziekenhuizen in het kader van de referentiebedragen" (nr. 4-1183)

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le dépassement, par les hôpitaux, des limites autorisées dans le cadre des montants de référence » (nș 4-1183)

– van de heer Roland Duchatelet aan de minister van Justitie over "het omkoopschandaal in het Belgisch voetbal, beter bekend als de zaak-Ye" (nr. 4-1184)

– de M. Roland Duchatelet au ministre de la Justice sur « le scandale de corruption dans le football belge, mieux connu sous le nom de l’affaire Ye » (nș 4-1184)

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de problematiek omtrent de bloedplaatjes" (nr. 4-1185)

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la problématique autour des plaquettes de sang » (nș 4-1185)

– van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de oproep tot kandidaatstelling voor mandaten bij de Commissie van Advies voor Vreemdelingen" (nr. 4-1186)

– de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur « l’appel aux candidats à des mandats auprès de la Commission consultative des étrangers » (nș 4-1186)

– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de oproep voor meer levende donoren" (nr. 4-1187)

– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’appel en vue d’augmenter le nombre de donneurs vivants » (nș 4-1187)

– van mevrouw Els Van Hoof aan de minister van Justitie over "internet en zedendelicten" (nr. 4-1188)

– de Mme Els Van Hoof au ministre de la Justice sur « l’Internet et les délits de mœurs » (nș 4-1188)

– van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de dienstverlening van De Post" (nr. 4-1189)

– de Mme Dominique Tilmans au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le service de La Poste » (nș 4-1189)

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het kadaster voor medische beroepen" (nr. 4-1190)

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le cadastre des professions médicales » (nș 4-1190)

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de mogelijke oprichting van een hadroncentrum" (nr. 4-1191)

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la création éventuelle d’un centre d’hadronthérapie » (nș 4-1191)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het Fonds Kansspelen" (nr. 4-1192)

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « le Fonds Jeux de hasard » (nș 4-1192)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het Fonds Rode Kruis van België" (nr. 4-1193)

– de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le Fonds Croix-Rouge de Belgique » (nș 4-1193)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Justitie over "het dragen van sluiers in gerechtsgebouwen" (nr. 4-1194)

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre de la Justice sur « le port du voile dans les palais de justice » (nș 4-1194)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Klimaat en Energie over "de versoepeling van de procedures voor het plaatsen van offshorewindmolens" (nr. 4-1195)

– de Mme Anke Van dermeersch au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’assouplissement des procédures relatives à l’installation d’éoliennes offshore » (nș 4-1195)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het publiek geven van misdaadstatistieken over de politiezones en de gemeenten" (nr. 4-1196)

– de Mme Anke Van dermeersch à la ministre de l’Intérieur sur « la publication des statistiques de criminalité jusqu’au niveau des zones de police et des communes » (nș 4-1196)

– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de toepassing van de derdebetalersregeling voor de vaccinatie tegen de griep A/H1N1v" (nr. 4-1197)

– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’application du régime du tiers payant pour la vaccination contre la grippe A/H1N1v » (nș 4-1197)

– van mevrouw Els Van Hoof aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de omzetting van de Dienstenrichtlijn naar Belgisch recht" (nr. 4-1198)

– de Mme Els Van Hoof au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « la transposition en droit belge de la Directive services » (nș 4-1198)

– van de heer José Daras aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de voorgenomen heringebruikstelling voor reizigersverkeer van de lijn 125a (Flémalle – Seraing – Luik-Guillemins)" (nr. 4-1199)

– de M. José Daras au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le projet de remise en service voyageurs de la ligne 125a (Flémalle – Seraing – Liège-Guillemins) » (nș 4-1199)

– van de heer Franco Seminara aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan mogelijkheden om de elektronische identiteitskaart efficiënt te gebruiken" (nr. 4-1200)

– de M. Franco Seminara au ministre pour l’Entreprise et la Simplification et à la ministre de l’Intérieur sur « le manque d’exploitation de la carte d’identité électronique » (nș 4-1200)

– van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over "het onderzoek naar en de aanpak van kinderarmoede" (nr. 4-1201)

– de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « l’étude et l’approche de la pauvreté infantile » (nș 4-1201)

– van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-regelgeving van toepassing op boeken" (nr. 4-1202)

– de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le régime de TVA applicable aux livres » (nș 4-1202)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB)-rulingdienst" (nr. 4-1203)

– de Mme Anke Van dermeersch au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le Service des décisions anticipées (SDA) – service du ruling » (nș 4-1203)

– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal leidinggevenden bij de politie" (nr. 4-1204)

– de M. Hugo Vandenberghe à la ministre de l’Intérieur sur « le nombre de cadres au sein de la police fédérale » (nș 4-1204)

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de sanctiecommissie van de raad voor toezicht" (nr. 4-1205)

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la commission des sanctions du conseil de surveillance » (nș 4-1205)

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de wet betreffende de (roerende) inkomsten van de auteurs" (nr. 4-1206)

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la loi relative aux revenus (mobiliers) des auteurs » (nș 4-1206)

– van de heer John Crombez aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-verlaging voor de horeca" (nr. 4-1207)

– de M. John Crombez au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la baisse de la TVA dans le secteur de l’horeca » (nș 4-1207)

– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, aan de minister van Justitie, aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ritueel slachten naar aanleiding van het Offerfeest" (nr. 4-1208)

– de Mme Anke Van dermeersch à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale, au ministre de la Justice, à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et à la ministre de l’Intérieur sur « les abattages rituels à l’occasion de la Fête du sacrifice » (nș 4-1208)

– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de schatting vanfiscale status van patiënten door mutualiteiten om een ranking te bekomen voor de terugbetaling van remgelden" (nr. 4-1211)

– de Mme Lieve Van Ermen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’appréciation, par les mutualités, du statut fiscal des patients en vue d’obtenir un classement pour le remboursement des tickets modérateurs » (nș 4-1211)

– van de heer Dimitri Fourny aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de installatie van radars" (nr. 4-1212)

– de M. Dimitri Fourny à la ministre de l’Intérieur sur « l’installation des radars » (nș 4-1212)

– van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de financiering van palliatieve dagcentra" (nr. 4-1213)

– de Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « le financement des centres de jour palliatifs » (nș 4-1213)

– van mevrouw Christine Defraigne aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de minister van Justitie over "de fiscus en de RSZ en betreffende de continuïteit van de ondernemingen en de definitie van bevoegdheden" (nr. 4-1214)

– de Mme Christine Defraigne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles, à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et au ministre de la Justice sur « le fisc et l’ONSS, et la continuité des entreprises et la définition des compétences » (nș 4-1214)

– van de heer Dimitri Fourny aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de modernisatiewerken op de lijn 161-162" (nr. 4-1215)

– de M. Dimitri Fourny au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « les travaux de modernisation sur la ligne 161-162 » (nș 4-1215)

– van mevrouw Elke Tindemans aan de minister van Justitie over "de filmkeuring" (nr. 4-1216)

– de Mme Elke Tindemans au ministre de la Justice sur « le contrôle des films » (nș 4-1216)

– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "het uitzitten van gevangenisstraffen in het land van herkomst" (nr. 4-1217)

– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « l’exécution de peines de prison dans le pays d’origine » (nș 4-1217)

– Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

– Ces demandes sont envoyées à la séance plénière.

Niet-evocaties

Non-évocations

Bij boodschappen van 17 en 19 november 2009 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen:

Par messages des 17 et 19 novembre 2009, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, les projets de loi non évoqués qui suivent :

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (Stuk 4-1468/1).

Projet de loi visant à modifier le Code de la taxe sur la valeur ajoutée (Doc. 4-1468/1).

Wetsontwerp betreffende de betalingsdiensten (Stuk 4-1495/1).

Projet de loi relatif aux services de paiement (Doc. 4-1495/1).

Wetsontwerp op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen (Stuk 4-1496/1).

Projet de loi relatif au statut des établissements de paiement, à l’accès à l’activité de prestataire de services de paiement et à l’accès aux systèmes de paiement (Doc. 4-1496/1).

Wetsontwerp houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (Stuk 4-1498/1).

Projet de loi portant confirmation de divers arrêtés royaux pris en vertu de la loi du 29 avril 1999 relative à l’organisation du marché de l’électricité et de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations (Doc. 4-1498/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, wat de taken van het één-loket betreft (Stuk 4-1500/1).

Projet de loi modifiant la loi du 16 janvier 2003 portant création d’une Banque-Carrefour des Entreprises, modernisation du registre de commerce, création de guichets-entreprises agréés et portant diverses dispositions, en ce qui concerne les tâches du guichet unique (Doc. 4-1500/1).

– Voor kennisgeving aangenomen.

– Pris pour notification.

Boodschappen van de Kamer

Messages de la Chambre

Bij boodschappen van 12 november 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Par messages du 12 novembre 2009, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van (…) betreffende de betalingsdiensten (Stuk 4-1497/1).

Projet de loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers et instaurant l’action en cessation des infractions à la loi du (…) relative aux services de paiement (Doc. 4-1497/1).

– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Artikel 78 van de Grondwet

Article 78 de la Constitution

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (Stuk 4-1494/1).

Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (Doc. 4-1494/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 30 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 30 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 8 december 2008 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, B, C en E voor het kalenderjaar 2009 (Stuk 4-1499/1).

Projet de loi portant confirmation de l’arrêté royal du 8 décembre 2008 relatif à la contribution aux frais de fonctionnement, de personnel et d’installation de la Commission des jeux de hasard due par les titulaires de licences de classe A, B, C et E pour l’année civile 2009 (Doc. 4-1499/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 30 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 30 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Artikel 80 van de Grondwet

Article 80 de la Constitution

Wetsontwerp betreffende de betalingsdiensten (Stuk 4-1495/1).

Projet de loi relatif aux services de paiement (Doc. 4-1495/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 18 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mercredi 18 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Wetsontwerp op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen (Stuk 4-1496/1).

Projet de loi relatif au statut des établissements de paiement, à l’accès à l’activité de prestataire de services de paiement et à l’accès aux systèmes de paiement (Doc. 4-1496/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 18 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mercredi 18 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Wetsontwerp houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (Stuk 4-1498/1).

Projet de loi portant confirmation de divers arrêtés royaux pris en vertu de la loi du 29 avril 1999 relative à l’organisation du marché de l’électricité et de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations (Doc. 4-1498/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 18 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mercredi 18 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, wat de taken van het één-loket betreft (Stuk 4-1500/1).

Projet de loi modifiant la loi du 16 janvier 2003 portant création d’une Banque-Carrefour des Entreprises, modernisation du registre de commerce, création de guichets-entreprises agréés et portant diverses dispositions, en ce qui concerne les tâches du guichet unique (Doc. 4-1500/1).

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 13 november 2009; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 18 november 2009.

– Le projet de loi a été reçu le 13 novembre 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mercredi 18 novembre 2009.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009.

Kennisgeving

Notification

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap betreffende de onverenigbaarheden voor de leden van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap (van de heer Berni Collas c.s.; Stuk 4-1225/1).

Projet de loi modifiant la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone en ce qui concerne les incompatibilités pour les membres du Parlement de la Communauté germanophone (de M. Berni Collas et consorts ; Doc. 4-1225/1).

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 12 november 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

– La Chambre a adopté le projet le 12 novembre 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.

Indiening van een wetsontwerp

Dépôt d’un projet de loi

De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

Le Gouvernement a déposé le projet de loi ci-après :

Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, aangenomen te New York op 20 december 2006 (van de Regering; Stuk 4-1505/1).

Projet de loi portant assentiment à la Convention internationale pour la protection de toutes les personnes contre les disparitions forcées, adoptée à New York le 20 décembre 2006 (du Gouvernement ; Doc. 4-1505/1).

– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

Informele mededeling van een verdrag

Communication informelle d’un traité

Bij brief van 12 november 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Financiën, aan de Senaat ter kennisgeving overgezonden, de tekst van de Overeenkomst tussen België en Liechtenstein, ondertekend op 10 november 2009.

Par lettre du 12 novembre 2009, le vice-premier ministre et ministre des Finances a transmis au Sénat le texte de la Convention entre la Belgique et le Liechtenstein, signé le 10 novembre 2009.

Deze tekst zal tevens worden gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën www.fiscus.fgov.be.

Ce texte sera prochainement publié sur le site web du Service public fédéral Finances www.fiscus.fgov.be.

Deze Overeenkomst werd nog niet aan de Kamers ter goedkeuring voorgelegd.

Cette Convention n’a pas encore été soumise à l’approbation des Chambres.

– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

Mededeling van koninklijke besluiten

Communication d’arrêtés royaux

Bij brief van 13 november 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid aan de Senaat overgezonden, voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel 3bis, §1, 3de lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, het ontwerp van koninklijk besluit voor advies voorgelegd aan de Raad van State van volgende koninklijke besluiten:

Par lettre du 13 novembre 2009, la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique a transmis au Sénat, avant la publication au Moniteur belge, en application de l’article 3bis, §1, al. 3, des lois coordonnées sur le Conseil d’État, le projet d’arrêté soumis à l’avis du Conseil d’État des arrêtés royaux suivants :

– het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3, 3ș, van de wet van 16 oktober 2009 die machtigingen verleent aan de Koning in geval van griepepidemie of -pandemie;

– l’arrêté royal portant exécution de l’article 3, 3ș, de la loi du 16 octobre 2009 accordant des pouvoirs au Roi en cas d’épidémie ou de pandémie de grippe ;

– het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 3, 5ș, van de wet van 16 oktober 2009 die machtigingen verleent aan de Koning in geval van griepepidemie of -pandemie.

– l’arrêté royal portant exécution de l’article 3, 5ș, de la loi du 16 octobre 2009 accordant des pouvoirs au Roi en cas d’épidémie ou de pandémie de grippe ;

– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

– Envoi à la commission des Affaires sociales.

Economische Overheidsbedrijven
– Infrabel

Entreprises publiques économiques
– Infrabel

Bij brief van 10 november 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, overeenkomstig artikel 23, §6, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag omtrent de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel tijdens het dienstjaar 2008.

Par lettre du 10 novembre 2009, le vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 23, §6, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel relatif à l’exécution des missions de service public d’Infrabel pendant l’année d’activité 2008.

Economische Overheidsbedrijven
– NMBS

Entreprises publiques économiques
– SNCB

Bij brief van 10 november 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, overeenkomstig artikel 23, §6, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag omtrent de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van de NMBS tijdens het dienstjaar 2008.

Par lettre du 10 novembre 2009, le vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 23, §6, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel relatif à l’exécution des missions de service public de la SNCB pendant l’année d’activité 2008.

Economische Overheidsbedrijven
– NMBS – Holding

Entreprises publiques économiques
– SNCB Holding

Bij brief van 10 november 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, overeenkomstig artikel 23, §6, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag omtrent de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van de NMBS-Holding tijdens het dienstjaar 2008.

Par lettre du 10 novembre 2009, le vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 23, §6, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel relatif à l’exécution des missions de service public de la SNCB Holding pendant l’année d’activité 2008.

  • – Verzonden aan de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
  • – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.
  • Vaste Commissie voor taaltoezicht

    Commission permanente de contrôle linguistique

    Bij brief van 29 oktober 2009, heeft de minister van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig artikel 62 van de door het koninklijk besluit van 18 juli 1966 samengeordende wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag en de adviezen van de Vaste Commissie voor taaltoezicht voor het jaar 2008.

    Par lettre du 29 octobre 2009, le ministre de l’Intérieur a transmis au Sénat, conformément à l’article 62 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées par l’arrêté royal du 18 juillet 1966, le rapport annuel et les avis de la Commission permanente de contrôle linguistique pour l’année 2008.

    – Neergelegd ter Griffie.

    – Dépôt au Greffe.

    Europees Parlement

    Parlement européen

    Bij brief van 23 oktober 2009 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

    Par lettre du 23 octobre 2009, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci-après :

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het sluiten van het statuut van het Internationale Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA) door de Europese Gemeenschap en het uitoefenen van de daaruit voortvloeiende rechten en plichten;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil relative à l’adhésion aux statuts de l’Agence internationale sur les énergies renouvelables (IRENA) par la Communauté européenne et à l’exercice de ses droits et obligations ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mauritius inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et la République de Maurice relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et la République des Seychelles relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et la Barbade relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federatie van Saint Kitts en Nevis inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et la Fédération de Saint-Christophe-et-Nevis relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et Antigua-et-Barbuda relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Gemenebest van de Bahama’s inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

    – Résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et le Commonwealth des Bahamas relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

    – Resolutie over de stand van zaken van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie en het Visuminformatiesysteem;

    – Résolution sur l’état d’avancement du système d’information Schengen de deuxième génération et du système d’information sur les visas ;

    – Resolutie over democratieopbouw in de externe betrekkingen van de EU;

    – Résolution sur le renforcement de la démocratie dans les relations extérieures de l’UE ;

    – Resolutie over de aanstaande topontmoeting EU-VS en de vergadering van de trans-Atlantische Economische Raad;

    – Résolution sur le prochain sommet UE – États-Unis et la réunion du Conseil économique transatlantique

    – Resolutie over de situatie in Guinee;

    – Résolution sur la situation en Guinée ;

    – Resolutie over Iran,

    – Résolution sur l’Iran,

    aangenomen tijdens de vergaderperiode van 19 tot 22 oktober 2009.

    adoptés au cours de la période de session du 19 au 22 octobre 2009 inclus.

    – Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense et au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes.