4-89 Belgische Senaat Gewone Zitting 2009-2010 Plenaire vergaderingen Donderdag 15 oktober 2009 Namiddagvergadering |
4-89 Sénat de Belgique Session ordinaire 2009-2010 Séances plénières Jeudi 15 octobre 2009 Séance de l’après-midi |
Voorlopig verslag Nog niet goedgekeurd door de sprekers. |
Compte rendu provisoire Non encore approuvé par les orateurs. |
Voorzitter: de heer Armand De Decker (De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.) |
Présidence de M. Armand De Decker (La séance est ouverte à 15 h 05.) |
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden |
Vérification des pouvoirs et prestation de serment de nouveaux membres |
De voorzitter . – Bij de Senaat is het dossier aanhangig van mevrouw Zakia Khattabi, gemeenschapssenator.Het Bureau is zonet bijeengekomen om de geloofsbrieven van mevrouw Khattabi te onderzoeken. Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen. |
M. le président . – Le Sénat est saisi du dossier de Mme Zakia Khattabi, sénatrice de Communauté.Le Bureau vient de se réunir pour la vérification des pouvoirs de Mme Khattabi. Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau. |
Het woord is aan de heer Mahoux om voorlezing te doen van het verslag van het Bureau. |
La parole est à M. Mahoux pour donner lecture du rapport du Bureau. |
De heer Philippe Mahoux (PS) , rapporteur. – Het Bureau heeft kennisgenomen van de aanwijzing die op 14 oktober jl. werd gedaan door de Ecolo-fractie van het Parlement van de Franse Gemeenschap, met toepassing van artikel 211, § 7, van het Kieswetboek, teneinde te voorzien in de vervanging van mevrouw Marie Nagy, die ontslag genomen heeft.Het Bureau heeft vastgesteld dat de lijst die aan de griffier van de Senaat werd betekend, ondertekend is door de meerderheid van de leden van de betrokken fractie. Wat het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven betreft, acht het Bureau deze procedure overbodig omdat dit onderzoek reeds door de bevoegde Assemblee is verricht. Bijgevolg heeft het Bureau de eer u voor te stellen mevrouw Zakia Khattabi als lid van de Senaat toe te laten. |
M. Philippe Mahoux (PS) , rapporteur. – Le Bureau a pris connaissance de la désignation effectuée le 14 octobre dernier par le groupe Ecolo du Parlement de la Communauté française, en application de l’article 211, § 7, du Code électoral, afin de pourvoir au remplacement Mme Marie Nagy, démissionnaire.Il a constaté que la liste transmise au greffier du Sénat était signée par la majorité des membres du groupe concerné. En ce qui concerne la vérification des pouvoirs proprement dite, le Bureau estime cette procédure superfétatoire dans la mesure où cette vérification a déjà été effectuée précédemment par l’Assemblée compétente. Le Bureau vous propose dès lors l’admission de Mme Zakia Khattabi comme membre du Sénat. |
De voorzitter . – Daar niemand het woord vraagt, breng ik de besluiten van dit verslag in stemming. |
M. le président . – Personne ne demandant la parole, je mets aux voix les conclusions de ce rapport. |
– De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan. |
– Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé. |
De voorzitter . – Ik verzoek mevrouw Khattabi de grondwettelijke eed af te leggen. |
M. le président . – Je prie Mme Khattabi de prêter le serment constitutionnel. |
– Mevrouw Zakia Khattabi legt de grondwettelijke eed af. |
– Mme Zakia Khattabi prête le serment constitutionnel. |
De voorzitter . – Ik geef mevrouw Zakia Khattabi akte van haar eedaflegging en verklaar haar aangesteld in haar functie van senator. (Algemeen applaus) |
M. le président . – Je donne acte à Mme Zakia Khattabi de sa prestation de serment et la déclare installée dans sa fonction de sénatrice. (Applaudissements sur tous les bancs) |
Bij de Senaat is het dossier aanhangig van de heer Jean-Paul Procureur, gecoöpteerd senator. Het Bureau is zonet bijeengekomen om de geloofsbrieven van de heer Procureur te onderzoeken. Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen. |
Le Sénat est saisi du dossier de M. Jean-Paul Procureur, sénateur coopté. |
Het woord is aan de heer Delpérée om voorlezing te doen van het verslag van het Bureau |
La parole est à M. Delpérée pour donner lecture du rapport du Bureau |
De heer Francis Delpérée (cdH) , rapporteur. – Het Bureau heeft kennisgenomen van de aanwijzing die werd gedaan door de cdH-fractie teneinde te voorzien in de vervanging van mevrouw Vanessa Matz, die op 16 juli 2009 de eed heeft afgelegd als rechtstreeks verkozen senator.Het Bureau heeft vastgesteld dat het document voorgeschreven door artikel 220, § 3, van het Kieswetboek, ondertekend is door de meerderheid van de rechtstreeks verkozen senatoren en de gemeenschapssenatoren die tot deze fractie behoren. Bovendien heeft de heer Jean-Paul Procureur, aangewezen als gecoöpteerd senator, bewezen dat hij de door de Grondwet gestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden vervult. Het Bureau heeft dan ook de eer u voor te stellen de heer Jean-Paul Procureur toe te laten als lid van de Senaat. |
M. Francis Delpérée (cdH) , rapporteur. – Le Bureau a pris connaissance de la désignation effectuée par le groupe cdH afin de pourvoir au remplacement de Mme Vanessa Matz, qui a prêté serment en tant que sénatrice élue direct le 16 juillet 2009.Le Bureau a constaté que le document prescrit par l’article 220, § 3, du Code électoral, était signé par la majorité des sénateurs élus directs et des sénateurs de communauté appartenant à ce groupe. De plus, M. Jean-Paul Procureur, désigné comme sénateur coopté, a justifié qu’il remplissait les conditions d’éligibilité exigées par la Constitution. Le Bureau a, dès lors, l’honneur de vous proposer l’admission de M. Jean-Paul Procureur comme membre du Sénat. |
De voorzitter . – Daar niemand het woord vraagt, breng ik de besluiten van dit verslag in stemming. |
M. le président . – Personne ne demandant la parole, je mets aux voix les conclusions de ce rapport. |
– De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan. |
– Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé. |
De voorzitter . – Ik verzoek de heer Procureur de grondwettelijke eed af te leggen. |
M. le président . – Je prie M. Procureur de prêter le serment constitutionnel. |
– De heer Jean-Paul Procureur legt de grondwettelijke eed af. |
– M. Jean-Paul Procureur prête le serment constitutionnel. |
De voorzitter . – Ik geef de heer Procureur akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn functie van senator. (Algemeen applaus) |
M. le président . – Je donne acte à M. Procureur de sa prestation de serment et le déclare installé dans sa fonction de sénateur. (Applaudissements sur tous les bancs) |
De voorzitter . – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen. Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming) |
M. le président . – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance. Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
De voorzitter . – Ik ontving van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Luik, een dossier betreffende de vervolging ten laste van een lid van de Senaat. |
M. le président . – J’ai reçu du procureur général près la Cour d’appel de Liège un dossier relatif à des poursuites à charge d’un membre du Sénat. |
Ik stel voor dit dossier naar de commissie voor de Justitie te verzenden. (Instemming) |
Je vous propose d’envoyer ce dossier à l’examen de la commission de la Justice. (Assentiment) |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
Mevrouw Olga Zrihen (PS) . – |
Mme Olga Zrihen (PS) . – C’est avec beaucoup d’étonnement que les Louviérois ont découvert dans la presse votre projet de réorganisation des arrondissements judiciaires et le sort qu’il leur est réservé. Voilà pourquoi, Mme Burgeon, à la Chambre, et moi-même, au Sénat, souhaitons vous interroger.A priori, il apparaît que le transfert de La Louvière de l’arrondissement de Mons vers celui de Charleroi procède plus d’une logique mathématique que du résultat d’une analyse sociologique ou criminologique. Les acteurs de terrain déplorent l’absence d’information provenant du ministère de la Justice et le manque de concertation. Pour les citoyens louviérois, faire ce transfert c’est faire peu de cas de l’histoire sociale et économique du bassin de la Haine ! Monsieur le ministre, l’avenir de la Ville de La Louvière s’inscrit résolument en synergie avec la région de Mons-Borinage avec laquelle nous partageons un projet de développement social, économique, sportif et culturel. De même, nous ne pouvons accepter que soit ainsi remise en cause la collaboration entre les policiers de la zone de police de La Louvière et l’autorité judiciaire de Mons. C’est oublier un peu vite que, derrière des chiffres et des statistiques, il y a des hommes et des femmes qui accomplissent un travail de proximité, qui s’inscrit dans les priorités définies dans des plans zonaux de sécurité en collaboration avec le parquet de Mons. La réforme qui nous est proposée éloignera définitivement les citoyens de La Louvière, cinquième ville de Wallonie par la démographie, de la justice de proximité pour les plonger dans une structure de mégapole totalement impersonnelle. Voici mes questions. Pourquoi, dans le découpage des futurs arrondissements judiciaires, ne vous inspirez-vous pas des travaux menés dans le cadre de la réforme des services incendie où le découpage des zones de secours se calque sur celui des zones de police répondant ainsi à une logique certaine ? Pouvez-vous amender votre projet en tenant compte de la proximité socio-économique et culturelle existant entre La Louvière et Mons qui s’inscrit, notamment, dans le projet de bassin de vie de la Haine ? Je vous remercie de l’attention que vous porterez à ces questions. |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Je crois utile de rappeler que ma note d’orientation constitue une base de départ pour un débat sur le fond que le gouvernement entamera le 19 octobre avec neuf partis de la majorité et de l’opposition, donc avec le PS évidemment. Ma note est ouverte à la discussion.La réduction du nombre d’arrondissements judiciaires proposée s’effectuerait fondamentalement par le jumelage d’arrondissements, éventuellement complété par des modifications très restreintes des limites d’arrondissement. À cet effet, il est tenu compte de critères comme le chiffre de la population, mais aussi du nombre de membres du personnel du tribunal, un critère qui concerne donc la gestion du tribunal Cette réduction du nombre d’arrondissement doit encore être affinée en fonction d’autres critères tels que les caractéristiques socio-économiques et démographiques du ressort et de sa population. Cela explique pourquoi nous proposons de joindre La Louvière à l’arrondissement de Charleroi. Je note toutefois que vous apportez d’autres éléments qui seront pris en compte lors de la discussion. Dans ma proposition, il est d’ailleurs précisé qu’il faudra veiller au maximum à assurer la cohésion avec les autres divisions policières et administratives. |
Je vise donc une cohésion socio-économique et sécuritaire. Le gouvernement souhaite dans un premier temps dégager un accord politique sur les lignes de force de cette future réforme qui va au-delà de la détermination pure et simple de la taille des arrondissements. Dès que les principes auront été fixés, la discussion portera sur les plus grands arrondissements. Nous avons actuellement 27 arrondissements, et je propose de réduire ce nombre à 16. La taille définitive sera fixée par le groupe de travail qui entamera ses travaux lundi prochain. |
|
Mevrouw Olga Zrihen (PS) . – |
Mme Olga Zrihen (PS) . – Je remercie le ministre de sa réponse. Si nous pouvons être sensibles à la volonté de synergie, nous restons extrêmement vigilants sur la nécessité de créer un bassin socio-économique naturel. Sinon, le risque est d’aboutir à une région comme la nôtre, quelque peu écrasée entre Charleroi et Mons et qui n’a plus d’identité réelle.Il est tout à fait possible de s’associer à des projets qui existent sur le terrain à savoir les zones de police, les zones de sécurité et celles de développement territorial. Nous souhaitons que cette cohésion, qui est créée par ailleurs sur ces trois projets, puisse être respectée aussi pour les arrondissements judiciaires. Nous suivrons de près les travaux qui seront entamés la semaine prochaine. |
De heer Karim Van Overmeire (VB) . – In een recente open brief aan de eerste minister schrijft Karel Van Eetvelt, gedelegeerd bestuurder van Unizo, dat hij een sterk signaal verwacht van de regering aan het adres van de Marokkaanse autoriteiten aangaande het uitleveren – of beter niet uitleveren – van verdachten.De aanleiding is een moordzaak uit 2006 waarin een 58-jarige juwelier uit Lede brutaal werd overvallen en om het leven gebracht. De zaak zette het hele land op zijn kop en schokte iedereen. Uit protest tegen deze brutale roofmoord sloten heel veel juweliers tijdens de begrafenis van het slachtoffer hun winkel. Intussen zijn we drie jaar verder en stellen we vast dat een van de vermoedelijke daders van de moord sindsdien onbezorgd een luxueus leven leidt in Marokko, in een wijk van Tanger, in – o ironie – de Rue de Belgique, ver weg van de klauwen van de Belgische justitie. Nochtans kan de Belgische justitie weinig worden verweten. Zestien uur na de aankomst van de dader in Marokko was er al een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd. Probleem is dat de Marokkaanse overheid – politie of gerecht - niet reageert ondanks verschillende pogingen van het parket om de zaak vlot te trekken. De heer Van Eetvelt, maar ook anderen merken terecht op dat dergelijke situaties een schijn van straffeloosheid wekken en het onveiligheidsgevoel bij veel ondernemers en eigenlijk bij de hele bevolking doen toenemen. Binnenkort vertrekt met betrekking tot dit dossier opnieuw een rogatoire commissie richting Marokko – na die van 2006 en 2007 is dat al de derde – in de hoop dat Marokko de verdachte alsnog wil uitleveren of vervolgen, maar dat wordt steeds twijfelachtiger. In gerechtelijke kringen wordt zelfs vermoed en gefluisterd dat de Marokkaanse politie en justitie werden omgekocht. Ik citeer uit Het Nieuwsblad: "Het Dendermondse gerecht begint zich af te vragen of er sprake is van slechte wil vanwege de Marokkaanse politie en / of gerecht." Tussen België en Marokko bestaat er natuurlijk een akkoord om personen uit te leveren die zich op het grondgebied bevinden en die worden vervolgd voor een misdrijf of worden gezocht met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Artikel 4 van het akkoord bepaalt echter dat de partijen geen eigen onderdanen uitleveren. Deze laatste bepaling lijkt van toepassing te zijn op de betrokkene en er zal misschien geen uitlevering komen. Kiest Marokko echter voor een rechtsgang ter plaatse, dan blijft het onaanvaardbaar dat er niets gebeurt en dat de betrokkene onbestraft en ongestoord een luxueus leventje kan leiden. Welke pogingen werden reeds gedaan om de betrokkene te berechten en wat waren de resultaten? Heeft de regering dit dossier reeds via diplomatieke kanalen aangekaart? Welk sterk signaal is de regering van plan te geven aan de Marokkaanse autoriteiten om alsnog de verdachte voor het gerecht te brengen? |
M. Karim Van Overmeire (VB) . – |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – De bevoegde gerechtelijke autoriteiten in België hebben al verschillende stappen gedaan om de vermoedelijke mededader waarvan sprake is, voor de rechter te brengen. Hiertoe werden in 2007 en 2008 rechtshulpverzoeken gericht aan Marokko, waar betrokkene zich zou bevinden.Omdat de betrokkene echter de Marokkaanse nationaliteit heeft, is zijn uitlevering onmogelijk en werd op 10 februari 2009 aan Marokko een verzoek tot overname van de strafvervolging gericht. Deze vervolgingsprocedure kon in Marokko evenwel nog niet worden opgestart omdat betrokkene niet kon worden gelokaliseerd en aangehouden. Een internationaal rechtshulpverzoek en aanvullend verzoek van de bevoegde onderzoeksrechter van Dendermonde werden aan de Marokkaanse autoriteiten gericht. Het wordt van 14 oktober tot 21 oktober 2009 uitgevoerd. De Belgische delegatie bestaat uit de onderzoeksrechter, zijn griffier, de procureur des Konings en twee leden van de federale gerechtelijke politie. Het doel van deze rogatoire commissie is de betrokkene te lokaliseren, aan te houden en te zorgen voor verder onderzoek. De Belgische initiatieven in deze zaak verlopen via de bevoegde gerechtelijke autoriteiten in beide landen en worden vanuit de Belgische ambassade in Rabat ondersteund en gefaciliteerd, meer in het bijzonder door de Belgische verbindingsmagistraat en de verbindingsofficier van de politie, die zich ter plaatse bevinden en zeer efficiënt werken. De Belgische regering blijft deze zaak met bijzondere aandacht volgen. Wellicht zal ik binnenkort ook persoonlijk contact hebben met de bevoegde politieke overheden. In dit stadium moeten we de resultaten van de meest recente rogatoire commissie afgewachen. De regering zal niet nalaten naar de vooruitgang in dit onderzoek te informeren en blijft het dossier van heel nabij volgen. |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – |
De heer Karim Van Overmeire (VB) . – Het antwoord van de minister is vooral een opsomming van wat al is gebeurd. Het probleem ligt niet in België, maar in Marokko. Hoe de Marokkaanse autoriteiten, conform de verdragsrechtelijk verplichtingen, gevolg gegeven aan het Belgische verzoek?We wachten af wat er de komende dagen en weken gebeurt, maar daarna moet er een politiek signaal komen om duidelijk te maken dat dergelijke situaties totaal onaanvaardbaar zijn. We volgen deze zaak op en brengen ze desnoods opnieuw ter sprake. |
M. Karim Van Overmeire (VB) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . –De Lotto werd door de overheid opgericht om het gokgedrag min of meer te kanaliseren.Het is een goede zaak dat mensen die willen gokken terechtkunnen bij een instelling als de Nationale Loterij, zodat het gokken correct verloopt en de winst ten goede komt van de overheid. De Lotto gaat echter soms te ver bij het kanaliseren van mensen. Men kan nu een bestendige opdracht geven aan een bank om elke maand automatisch op de Lotto te spelen. Dat is al verregaand, maar dat valt nog binnen de opdracht van de Nationale Loterij. Op het moment evenwel dat iemand zijn bestendige opdracht opzegt, geeft die persoon een sterk signaal. Het komt de Lotto dan niet toe om iemand te verplichten verder te spelen op de Lotto. Na opzegging van de bestendige opdracht, vraagt de Lotto nochtans een schriftelijke bevestiging en stuurt dan meermaals een rappel naar de betrokkene met een kant en klaar briefje om de bestendige opdracht te vernieuwen. De Lotto gaat daar mijns inziens zijn opdracht te buiten en stimuleert op die manier het gokgedrag bij mensen die misschien de moeilijke beslissing hebben genomen om te stoppen met spelen. Zal de minister optreden tegen deze handelswijze van de Lotto? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.Wanneer een speler zijn lotto-abonnement schriftelijk opzegt en tegelijk de domiciliëring bij de bank stopzet, krijgt hij een bevestigingsbrief van de opzegging van het abonnement met de vermelding van de datum van opzegging. Senator Van Krunkelsven verwijst naar het scenario waarbij de speler zijn abonnement niet schriftelijk opzegt. In dat geval kan worden verondersteld dat er een probleem bij de bank is voor de betaling van het abonnement. De abonnee zal dan, nadat de domiciliëringsopdracht niet is uitgevoerd rond de vijftiende van de maand, een bevestiging van opschorting ontvangen voor de deelnemende maand, zoals vermeld in paragraaf 24 van het betrokken koninklijk besluit. Dit document wordt automatisch afgedrukt voor alle niet uitgevoerde domiciliëringen. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Op die manier wordt de abonnee erop gewezen dat hij de daaropvolgende maand niet zal deelnemen. Er kan een tweede bevestiging van opschorting volgen, waneer de abonnee geen schriftelijke bevestiging van annulering verstrekt en indien hij een tweede domiciliëringsopdracht niet uitvoert. Bij ontvangst van de bevestiging van de annulering van de domiciliëring door de betrokken bank, zonder schriftelijke bevestiging door de abonnee krijgt deze van de Dienst Abonnementen een brief die hem in staat stelt zijn domiciliëringen na te kijken en, indien het om een vergissing van de bank gaat, deze opnieuw te activeren. De schrapping van het abonnement wordt bevestigd nadat de abonnee zijn annulering heeft bevestigd of wanneer hij een tweede domiciliëring niet heeft uitgevoerd. Op de bevestigingen van de Opschorting en Annulering worden volgende gegevens weergegeven: abonnementnummer, persoonlijke gegevens van de abonnee, maand van de opschorting of annulering, trekkingen zaterdag en/of woensdag, inzet per trekking, gespeelde nummers, joker ja/nee. Indien de abonnee de vooropgestelde reglementering voor een annulering niet volgt, kan hij mogelijk meerdere malen een brief ontvangen. Het is perfect logisch en normaal dat, indien de abonnee zelf geen enkele actie onderneemt en ook niet reageert op de brief van de Nationale Loterij, er een voldoende controle en dubbele controle gebeurt vooraleer het abonnement definitief wordt opgezegd. Hierbij worden de deelnemende nummers weergegeven. Er wordt nooit op aangedrongen om het abonnement te verlengen. Er wordt alleen op gewezen dat de domiciliëring niet werd uitgevoerd. |
|
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – De werkwijze die de staatssecretaris schetst lijkt me toch wat bizar. Iemand kan zelf het initiatief nemen om een domiciliëring aan te gaan en kan later, nadat hij op de Lotto heeft gespeeld, die domiciliëring opzeggen met een bericht aan de bank, waarop de bank haar stortingen stopzet. Op dat moment is de actieve handeling van de abonnee gebeurd. Ik heb zelf heel wat domiciliëringen en daarbij is het altijd zo dat die een einde nemen van zodra ik ze opzeg. Ik begrijp niet waarom de Nationale Loterij tweemaal een herinnering moet sturen, de nummers moet invullen en een document moet maken dat de abonnee alleen maar moet ondertekenen en opsturen aan de Nationale Loterij, waarna die de domiciliëring opnieuw activeert.Ik pleit ervoor dat de staatssecretaris die handelswijze herbekijkt en dat hij in het kader van de strijd tegen de gokverslaving aan de Nationale Loterij vraagt dat die de opzegging van een domiciliëring respecteert. De Nationale Loterij kan dan eventueel nog een brief sturen waarin de abonnee wordt meegedeeld dat de domiciliëring werd stopgezet en dat daarmee een einde komt aan de deelname aan de Lotto met de nummers die werden opgegeven. Ik kan begrijpen dat dit gebeurt met één duidelijk schrijven, zonder dat er formulieren worden bijgevoegd om opnieuw een domiciliëring aan te gaan, maar niet tweemaal en vooral niet met een aansporing om de domiciliëring opnieuw aan te gaan. Dat lijkt me echt een stap te ver. Ik dring er dan ook op aan dat de staatssecretaris deze hele procedure herbekijkt. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – La Commission financière française a ouvert une enquête sur les banques ayant commercialisé ce que l’on appelle des « produits structurés de dettes », à savoir des obligations à taux révisable. Dexia Crédit Local, la filiale française du groupe, aurait vendu ces produits à des collectivités territoriales en les faisant passer pour des produits sûrs alors qu’il s’agissait de produits toxiques. L’enquête porte sur la toxicité de ces produits et sur la manière dont ils ont été commercialisés.En Belgique, Dexia est connue comme étant la banque des communes. Si cette banque a vendu des produits toxiques à nos communes, elle a donc incontestablement creusé leur déficit budgétaire et aurait une énorme responsabilité envers ces collectivités et leurs citoyens qui en subiraient des conséquences directes (subsides aux associations locales, aménagement des voiries communales, etc.). La porte-parole de Dexia Belgique, Mme Ulrike Pommée, a reconnu dans la presse que des produits structurés avaientt été vendus en Belgique. Ceux-ci seraient toutefois moins risqués que ceux commercialisés en France. Qu’est-ce que cela signifie exactement ? Quelles sont les conséquences pour nos communes ? Avez-vous des informations précises à ce sujet ? La CBFA envisage-t-elle, comme c’est le cas en France, de mener une enquête sur les banques ayant commercialisé des « produits structurés de dettes » en Belgique ? |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – Je vous donne lecture de la réponse du ministre.Vous m’interrogez sur une enquête menée, en France, par la Commission bancaire auprès des banques ayant vendu ce que l’on appelle des « produits structurés de dettes » à des collectivités locales. S’agissant d’une autorité de contrôle étrangère, je ne peux vous donner aucune information individuelle à cet égard. Quant à votre autre question portant sur la situation en Belgique, j’attire votre attention sur le fait qu’il n’existe aucune définition légale des « produits structurés de dettes ». De manière générale, il s’agit de prêts accordés aux pouvoirs locaux pour leur permettre de mieux gérer l’évolution de leurs dettes. Cette activité n’a, en principe, pas de lien avec la vente de produits d’investissements, dits produits toxiques, dont la presse a parlé récemment. L’activité d’octroi de prêts fait partie de la gamme des activités classiques que la CBFA – Commission bancaire, financière et des assurances – examine dans le cadre de sa mission de contrôle prudentiel. Pour le reste, vous comprendrez aisément que le ministre des Finances n’a pas à se prononcer sur les dossiers individuels de contrôle d’une autorité prudentielle qui, comme la CBFA, est tenue au secret professionnel. |
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – J’imagine que si Mme Ulrike Pommée, porte-parole de Dexia Belgique, a fait une déclaration à la presse pour rassurer, c’est qu’il y avait matière à rassurer.Je suis étonnée de vous entendre dire que le ministre n’est pas concerné et que vous ne disposez d’aucune information. J’ai posé une question sur la situation en Belgique et non en France. Si la France estime nécessaire de mener une enquête, je m’étonne que ce ne soit pas le cas en Belgique. Je continuerai donc à suivre très attentivement ce dossier. Nous connaissons l’efficacité de la CBFA en matière de contrôle prudentiel. Nous avons pu le vérifier à de très nombreuses occasions. Je suis donc relativement déçue par la réponse du ministre. |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Ik ben bijzonder verheugd dat de regering een prioriteit maakt van de horeca en bereid is een btw-verlaging toe te passen. De horeca is momenteel een sector in moeilijkheden: de winstmarges zijn te klein om leefbaar te zijn, investeringen te doen en voldoende personeel in dienst te nemen. De aangekondigde btw-verlaging is bijzonder positief want het zal de sector nieuwe ademruimte geven. Eerder deze week werd gesteld dat er na een jaar een evaluatie komt en dat de regering de gevolgen op het vlak van de werkgelegenheid zal bekijken. Het is positief dat de regering de sector wil verwittigen.Bij de concrete uitwerking van de maatregelen blijven er echter nog verschillende onduidelijkheden. We mogen niet vergeten dat niets doen heel wat faillissementen tot gevolg zou hebben. Volgens sommige berekeningen zouden er in 2010 zesduizend banen verloren gaan. Op wat en voor wie zal het verlaagde btw-tarief concreet van toepassing zijn? Kunnen ook de tavernes en cafés met een beperkte eetkaart de verlaagde btw genieten? Hoe zal de maatregel worden geëvalueerd, wanneer zal dit gebeuren en door wie? Welke concrete initiatieven verwacht de regering van de horecasector in ruil voor de btw-verlaging, bijvoorbeeld op het vlak van extra werkgelegenheid? Aan hoeveel nieuwe jobs binnen welke termijn denkt men? Verwacht de regering ook initiatieven van de horeca op het vlak van prijsverlagingen of prijsblokkeringen? Welke initiatieven zullen worden genomen op het vlak van fiscale en sociale controle? Voor wie gelden de nieuwe maatregelen? Hoe zal de controle concreet verlopen? Binnen welke termijn wordt de controle uitgevoerd? Op welke manier zal het geregistreerde kassasysteem worden ingevoerd? Voor wie geldt dit nieuwe systeem en is er reeds een stappenplan uitgewerkt? Is er ruimte om bij een positieve evaluatie de btw-maatregel ook uit te breiden naar niet-alcoholische dranken zodat ook de drankgelegenheden een btw-verlaging zullen kunnen genieten? Wij zijn geen vragende partij voor een btw-verlaging voor alcoholische dranken. Wil de minister deze mogelijkheid nu reeds concreet onderzoeken? |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Reynders.Vanaf 1 januari 2010 wordt het btw-tarief voor maaltijden in de horecasector verlaagd van 21% naar 12 %. Tavernes en cafés met een beperkte eetkaart kunnen voor de door hen geserveerde maaltijden eveneens het verlaagde btw-tarief genieten. Die verlaging gaat gepaard met een engagement van de sector om het aantal arbeidsplaatsen te verhogen. De maatregel is gekoppeld aan een aantal begeleidende maatregelen om het zwartwerk en de zwarte inkomsten in de sector tegen te gaan. Om die doelstellingen te bereiken, zal onder meer het elektronische kasregister geleidelijk worden ingevoerd. De tewerkstelling zal beter worden geregistreerd en gecontroleerd. De begeleidende maatregelen zullen worden geëvalueerd op hun efficiëntie en waar nodig zullen ze worden bijgestuurd. De invulling van de begeleidende maatregelen zal eerst worden besproken met de diverse vertegenwoordigers van de horecasector. De maatregelen zullen in onderling overleg worden bepaald. Ik ben uiteraard bereid om alle mogelijke pistes te onderzoeken indien de evaluatie van de ingevoerde maatregelen positief is. Op dit ogenblik is het echter nog te vroeg om op al de concrete vragen van de senator in te gaan. Na één jaar zal de maatregel grondig worden geëvalueerd en kunnen al die vragen uitvoerig worden beantwoord. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Wij vinden niet dat de horecasector carte blanche moet krijgen. Dat was onze vraag niet.Het is goed dat maatregelen worden genomen voor de invoering van een elektronische registratie van de kassaverrichtingen. Het is logisch dat daarover overleg plaatsvindt met de sector en dat de invoering geleidelijk, maar efficiënt gebeurt. Het is ook goed dat de regering heeft gekozen voor de sector van de maaltijden, de meest arbeidsintensieve sector. Er is immers meer volk nodig om een maaltijd te serveren dan om een pintje te tappen. In de restaurantsector werken op dit ogenblik 162.000 mensen. Als een derde van de 9% btw-verlaging naar tewerkstelling gaat, dan kunnen er 5000 extra arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Bij de evaluatie zou echter ook eens moeten worden bekeken of ook de niet-alcoholische dranken voor de btw-verlaging in aanmerking kunnen komen zodat ook de cafés een graantje kunnen meepikken. |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – Mijnheer de voorzitter, het is niet op ons verzoek dat het Bureau de behandeling van een vraag heeft geweigerd. Tot onze grote verwondering wordt die vraag nu toch gesteld. Wij vragen het Bureau dus om zijn beslissingen uit te voeren, anders wordt het niet ernstig meer genomen.Ik ben niet ontstemd over de vraag, want we moeten over alles vragen kunnen stellen, maar voor de goede orde dring ik aan op meer duidelijkheid. De bedoelde vraag stond normaal morgen op de agenda. |
Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – |
De heer Bart Tommelein (Open Vld) . – Mijnheer de voorzitter, ik ben nieuw in dit huis, maar ik vind het wel bedenkelijk dat in dit halfrond actuele vragen worden gesteld op het moment dat de Kamer nog over de regeringsverklaring debatteert. Dat is een beslissing van het Bureau, maar als die vragen bovendien over materies uit de regeringsverklaring handelen, waarover de Senaat normaal gezien morgen debatteert, dan rijst er een probleem.Als in het Bureau wordt beslist dat die vraag niet kan worden gesteld, moeten we ons aan de afgesproken werkwijze houden. Dat betekent niet dat ik bezwaren heb tegen de vraag van de heer Claes, want ik ben niet helemaal tevreden met de bewuste maatregel. |
M. Bart Tommelein (Open Vld) . – |
De voorzitter . – Aan de CD&V-leden van het Bureau is inderdaad gevraagd om de vraag van de heer Claes in te trekken, niet om ze te schrappen.Na het Bureau moesten we echter vaststellen dat ook andere vragen, zoals bijvoorbeeld de vraag van mevrouw Temmerman, de regeringsverklaring betreffen of die het begrotingsbeleid aansnijden. We hebben dus niet alle vragen correct beoordeeld en dus minstens een schijn van onredelijkheid in de besluitvorming gewekt. We konden toen ofwel alle vragen die verband houden met de regeringsverklaring intrekken, of de intrekking van de vraag van de heer Claes ongedaan maken. We waren niet gewonnen voor een catenaccio en hebben de vraag van de heer Claes dus opnieuw opgenomen. |
M. le président . – |
De heer Bart Tommelein (Open Vld) . – Mijnheer de voorzitter, ik stel voor om volgend jaar uit respect voor de Kamer, waar pas 48 uur na de lezing van de regeringsverklaring kan worden gestemd, alle actuele vragen op te schorten tot de Kamer uitspraak heeft gedaan. |
M. Bart Tommelein (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De Senaat stelt vragen en de regering is zo hoffelijk om erop te antwoorden. Het is niet aan de Senaat om de hoffelijk hand van de regering af te wijzen.Ik weet wel dat een aantal senatoren willen verhinderen dat de Senaat iets doet – ik viseer u niet mijnheer Tommelein – zodat bewezen kan worden wat ze willen bewijzen. Andere senatoren vinden het tweekamerstelsel wel nuttig. We vinden het niet aangewezen om de hoffelijkheid van de regering af te wijzen. |
M. le président . – |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH) . – |
Mme Vanessa Matz (cdH) . – Une récente étude du CRIOC montre qu’actuellement, les jeunes peuvent se procurer des boissons alcoolisées sans difficulté et ce, en dépit d’une interdiction de vente aux moins de 18 ans.Le CRIOC a suivi des jeunes qui se sont présentés dans plus de 160 points de vente répartis sur tout le pays pour y acheter de la bière et des alcopops. Huit fois sur dix, ils sont repartis avec des boissons alcoolisées. La loi interdit pourtant la vente de spiritueux aux mineurs. Ce n’est pas la première fois qu’une étude dénonce le manque d’éthique et les comportements peu responsables du secteur en la matière. La législation existante reste manifestement peu respectée. Dans notre société, l’alcool est intégré socialement et culturellement. Il s’invite en famille et est souvent perçu comme un passage quasi obligé, un rituel initié lors d’une fête. Il est aussi étroitement lié à la fête chez les jeunes. On boit pour s’amuser, se changer les idées, se détendre, être moins timide. Mais l’alcool permet aussi de masquer un mal-être, de dépasser ses limites. C’est ici que le jeune peut facilement basculer dans une consommation excessive qui devient dangereuse pour sa santé et entraîne des comportements borderline : actes de violence, conduite d’un véhicule sous influence, relations sexuelles non protégées, etc. La loi devant permettre d’éviter ce genre de dérives existe, mais encore faut-il qu’elle soit appliquée correctement. Le code éthique diffusé par les alcooliers ne semble pas suffisant. Le CRIOC a également évalué le respect de la législation en matière de vente de produits de la Loterie nationale. La loi du 22 juillet 1991 confère à la Loterie nationale le monopole d’organiser les loteries publiques dans l’intérêt général. Cette loi ne prévoyait aucune disposition interdisant le jeu aux mineurs d’âge. Diverses adaptations par voie d’arrêtés royaux ont permis de stipuler que les mineurs ne sont pas autorisés à acheter des produits de la Loterie nationale. Pourtant, 71% des points de vente visités par le CRIOC répondent spontanément à la demande du jeune acheteur et acceptent de lui vendre un billet à gratter ou un bulletin de la Loterie nationale. Je voudrais connaître votre position en matière de contrôle de l’application de l’interdiction de vente de spiritueux aux mineurs dans les magasins ainsi que de l’interdiction visant les jeux de hasard. Quel est le nombre de contrôles effectués en 2008 concernant le respect de ces interdictions ? Combien de contrôles ont-ils été suivis de sanctions et quelles ont été celles-ci ? Que comptez-vous prendre comme mesure pour que ces interdictions soient appliquées correctement ? |
Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. – |
Mme Laurette Onkelinx , vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale. – En réalité, madame la sénatrice, votre question concerne non pas deux mais trois ministres. En effet, la législation relative à la vente d’alcool aux mineurs est actuellement de la compétence du SPF Finances via la loi du 28 décembre 1983 sur la patente pour le débit de boissons spiritueuses. Je vous invite donc à vous adresser au ministre des Finances pour obtenir les statistiques demandées afin de pouvoir mesurer l’ampleur du problème.Comme vous le savez, nous avons beaucoup parlé de la vente d’alcool aux mineurs dans le cadre de la conférence interministérielle des ministres de la Santé publique. À la suite du plan Alcool de la conférence interministérielle, j’ai déposé au gouvernement un projet de révision de la législation relative à la vente d’alcool aux jeunes. Un projet de modification interdisant également la vente de bière et de vin aux jeunes de moins de 16 ans et reprenant l’interdiction de vente de spiritueux au moins de 18 ans sera discuté la semaine prochaine en commission de la Santé publique de la Chambre. Si le projet est accepté, la compétence sur cette matière sera transférée au SPF Santé publique. Cela permettra de recentrer le débat sur les problèmes de santé des jeunes. Par ailleurs, en termes d’application, le contrôle de l’ensemble de ces mesures d’interdiction de vente d’alcool aux mineurs sera renforcé et fera l’objet d’une meilleure coordination. Nous pourrons notamment profiter de l’expérience acquise lors des contrôles de l’interdiction de vente des produits du tabac au moins de 16 ans, du service Inspection de la DG4 du SPF Santé publique qui effectue un travail remarquable en la matière. Cette question est posée à un moment où la législation est en cours de modification et où des compétences sont transférées. En fonction de l’évolution de la discussion qui aura lieu la semaine prochaine à la Chambre, je vous propose de faire un nouveau bilan de la situation. |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – La Commission des jeux de hasard est compétente pour les jeux de casinos, dans les salles de jeux et dans les débits de boisson. Les fournisseurs de jeux de hasard au sens de la loi du 7 mai 1999 sont également contrôlés. L’article 3bis de la loi stipule que la loi ne s’applique pas aux loteries au sens de la loi du 31 décembre 1851.En d’autres termes, la Commission des jeux de hasard n’effectue pas de contrôle sur les jeux de loteries proposés par la Loterie nationale. La Commission des jeux de hasard ne serait compétente que dans la mesure où la Loterie nationale proposerait des jeux au sens de la loi sur les jeux de hasard, c’est-à-dire des jeux semblables à ceux offerts par les casinos, les salles de jeux et les débits de boisson, soit des jeux répétitifs, avec des gains immédiats pouvant être rejoués tout de suite. Les jeux de loteries sont contrôlés par l’organisateur des jeux. Aucune sanction pénale n’est prévue. Pour les jeux de loteries, la Loterie nationale est libre d’organiser son contrôle et de fixer les sanctions éventuelles en cas de violation de son règlement interdisant la vente à des mineurs. Dans le système actuel, les sanctions – retrait provisoire ou définitif des terminaux de la Loterie nationale, diminution du bonus pour les détaillants – relèvent donc exclusivement de la Loterie nationale. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH) . – |
Mme Vanessa Matz (cdH) . – Je ne suis pas très satisfaite des réponses. Le fait que les compétences pourraient être confiées au seul ministère de la Santé serait certes positif, mais cela ne répondra toujours pas à la question de savoir quelles sanctions sont appliquées puisque cette législation n’est vraisemblablement pas du tout contrôlée.Au sujet des jeux de hasard, je suis dubitative puisque la Loterie nationale devrait se sanctionner elle-même ! J’aurais peut-être été mieux inspirée en interpellant le ministre des Finances sur les deux aspects de la question. Hier, la RTBF a diffusé un reportage inquiétant dans lequel une jeune fille achetait sans souci des produits de la Loterie nationale dans trois points de vente. La consommation de boissons alcoolisées est encore plus préoccupante puisqu’elle peut déboucher sur une dépendance. Dans une quinzaine de jours, je poserai une nouvelle question à Mme Onkelinx pour faire le point sur les progrès qu’elle a laissé entrevoir. J’espère que de son côté, M. De Clerck examinera la possibilité de réintégrer une partie des jeux de hasard dans la législation classique soumise à son ministère. |
De voorzitter . – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming) |
M. le président . – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment) |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – In het ochtendnieuws van 9 september hoorde ik de heer Paul Vanden Berghe, directeur van de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen, zeggen dat het budget 2009 voor palliatieve thuiszorg al helemaal op is.De vijftien Vlaamse "multidisciplinaire begeleidingsequipes" ondersteunen de eerstelijnszorg door huisartsen en thuisverpleegkundigen van de palliatieve patiënt. Zo helpen ze het mogelijk te maken dat patiënten die dat willen, ook effectief thuis kunnen sterven. De equipes met een arts, verpleegkundigen en psychologische ondersteuning zijn zo succesvol dat ze een veelvoud (x 2,5) van het initieel in 1998 vooropgestelde aantal patiënten begeleiden, zonder dat hun financiering die spectaculaire groei gevolgd is, terwijl anderzijds ook de levenseindezorg sedert de goedkeuring van de euthanasiewet in 2002 nog veel complexer geworden is, in medisch, psychologisch, ethisch en juridisch opzicht. Elke ziekenhuisopname aan het levenseinde die voorkomen kan worden, betekent kwaliteit van leven voor de patiënt en zijn omgeving, maar ook een grote besparing voor de ziekteverzekering. Die equipes die 24 uur op 24 toegankelijk zijn verdienen zichzelf ruimschoots terug en toch moeten ze werken op basis van vastgelegde quota of ‘forfaits’ van te begeleiden patiënten waarvoor ze via het RIZIV een vergoeding ontvangen. De grote meerderheid van de equipes hadden hun quotum begeleidingen al in de zomer bereikt. Voor de rest van het jaar ontvangen ze, voor elke patiënt die ze extra ondersteunen, geen bijkomende vergoeding meer. Die praktijk maakt de werkdruk voor de equipes al enkele jaren onhoudbaar: steeds meer verpleegkundigen haken af terwijl ervaren krachten moeilijk te vinden zijn. Kortom de goede zorg komt steeds meer in gevaar! Daarom vraagt de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen uit naam van de vijftien palliatieve thuiszorgequipes een keuze te maken uit twee alternatieven. A. De gecontroleerde afschaffing van het quotum dat voor elk equipe met het RIZIV vastgelegd is: 1 bijkomende verpleegkundige per 50 extra begeleidingen op jaarbasis. Dat komt voor Vlaanderen neer op 23 bijkomende voltijds verpleegkundigen en een kostprijs van 1.150.000 euro, voor Wallonië en Brussel een kostprijs van 850.000 euro. Totale kostprijs : 2.000.000 euro, besparing voor het RIZIV niet verrekend. B. Een lineaire verhoging met 2,6 full time equivalenten (FTE) - arts, verpleegkundige, … - tot 3,6 FTE per 100.000 inwoners. Voor Vlaanderen betekent het tweede voorstel een maximale uitbreiding met 31,86 FTE. Voor Wallonië en Brussel resulteert dat bij benadering in een maximale uitbreiding van 21,24 FTE. De kostprijs voor Vlaanderen bedraagt 1.593.000 euro, voor Wallonië en Brussel 1.062.000 euro. Totale kostprijs optie B : 2.655.000 euro. Wat is de reactie van de minister op de noodkreet van de drie Federaties Palliatieve Zorg? Bevestigt de minister dat het budget ontoereikend is? Hoeveel bedraagt het tekort voor 2009? Wanneer mogen wij de resultaten van de KCE-studie ter zake verwachten? Welke maatregelen zal de minister nemen om het euvel te verhelpen? De minister stelde tijdens het minidebat over de palliatieve dagcentra eind juli dat ze in september met een oplossing zou komen. Mogen wij vernemen welke oplossing ter zake gevonden werd? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Begin september maakte de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen bekend dat het jaarbudget voor palliatieve thuiszorg al op is. Het zal je maar overkomen wanneer je als terminale patiënt te horen krijgt dat er geen middelen meer zijn om je te helpen omdat je een week te laat komt. De vijftien multidisciplinaire teams die de eerstelijnszorg van palliatieve patiënten in Vlaanderen ondersteunen, zitten dus zonder geld. Om de goede werking van de teams te blijven garanderen, vraagt de Federatie 2 miljoen euro extra aan het RIZIV.Probleem is dat de financiering van de thuiszorgploegen vast hangt aan verouderde patiëntenquota. De teams krijgen een forfaitaire vergoeding van het RIZIV in functie van het aantal patiënten aan wie palliatieve zorg wordt toegediend. Per regio van 200.000 inwoners is berekend dat 100 patiënten palliatieve zorg nodig hebben. Omgerekend naar personeel betekent dat 2 voltijds verpleegkundigen. Vandaag begeleiden de teams echter veel meer dan 100 patiënten per 200.000 inwoners. En de vraag blijkt in werkelijkheid nog veel groter te zijn. Wij hebben steeds het belang van de palliatieve thuiszorg beklemtoond en wij hebben de federatie ook steeds gesteund in haar vraag om meer middelen. De minister had ons naar aanleiding van de bespreking van het kankerplan toegezegd dat er meer middelen zouden vrijkomen voor palliatieve zorg. Dat lijkt me heel belangrijk omdat er in de geneeskunde geen rem staat op het aantal behandelingen en onderzoeken, ook al zijn die soms overbodig en een verspilling van geld. In de palliatieve zorg daarentegen is het aantal prestaties wel gerantsoeneerd, ook al zijn alle overbodige behandelingen geschrapt. Er dient dus een realistische inschatting gemaakt te worden van de behoefte aan palliatieve thuiszorg. Het budget ervoor moet voldoende groot zijn. Een arts getuigde dat hij voor een reguliere patiënt zonder enig probleem een zoveelste nutteloze scan kan uitvoeren, terwijl hij voor een palliatieve patiënt een uiterst gedetailleerd dossier dient bij te houden om te vermijden dat hij zijn recht op remgeld verliest. Dat is niet correct. Elke patiënt heeft recht op een goede verzorging. Palliatieve zorg betekent ook meer dan opvang van terminale patiënten. Elke patiënt met een ernstige, progressieve of ongeneeslijke aandoening heeft recht op ondersteuning, wanneer hij chemotherapie, bestraling of een chirurgische ingreep moet ondergaan. Palliatieve zorg omvat dus zowel terminale zorg als supportieve zorg. Als palliatieve zorg beperkt wordt tot terminale zorg, komen de palliatieve teams te laat of niet in actie, wat heel wat leed met zich brengt dat kan vermeden worden. Daarom heeft men de aanvankelijke benaming palliatief dagcentrum vervangen door supportief dagcentrum, wat de drempel om verzorging te vragen voor veel mensen verlaagt. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
Is de minister bereid de patiëntenquota te herberekenen en de forfaitaire vergoedingen die op basis daarvan werden vastgesteld, te herzien? Is ze bereid de 2 miljoen euro vrij te maken die de federatie bijkomend vraagt om dit jaar de dagelijkse werking te kunnen voortzetten? In de regeringsverklaring staat dat voorzien wordt in palliatief verlof voor zelfstandigen, wat een goede zaak is. Zal de minister nog andere initiatieven nemen? Ik vraag ook meer aandacht en meer middelen voor palliatieve zorg, in alle mogelijke vormen, dus zowel voor palliatieve eenheden, ongeacht of ze al dan niet verbonden zijn aan een ziekenhuis, als voor palliatieve dagcentra, die vaak een brug vormen tussen de opvang in het ziekenhuis en de opvang thuis. Vaak gaan beide partners uit werken, waardoor mantelzorg steeds schaarser wordt. Een palliatief dagcentrum kan dan een zeer belangrijke rol spelen. Ik vraag ook dat de palliatieve thuiszorgteams worden ondersteund en dat de communicatie over de mogelijkheden inzake palliatieve zorg wordt verbeterd. Persoonlijk word ik helaas geconfronteerd met het feit dat mijn moeder palliatieve zorg nodig heeft. Mijn zus neemt daarvoor voltijds palliatief verlof. Ik neem alleen palliatief verlof op het niveau van de gemeenteraad, om ook te kunnen helpen. Ik stel echter vast dat mijn zus één van de vele Belgen is die eigenlijk niet goed op de hoogte zijn van de bestaande regelingen en mogelijkheden. Indien zij niet van mij wist wat de mogelijkheden zijn, zou ze geen beroep hebben gedaan op thuisverpleging, op het palliatief netwerk Antwerpen, enzovoort. Er is dus wel degelijk ondersteuning, maar heel veel mensen zijn niet op de hoogte van de mogelijkheid van palliatieve thuiszorg en kiezen voor opname in het ziekenhuis hoewel de meeste mensen liever thuis sterven. Een waardig levenseinde mag geen gunst zijn. Het moet een recht zijn! Ik reken er op dat de minister dat recht mee vorm zal geven. |
|
Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. – Wat het "grote forfait" betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag nr. 1074 van mevrouw Lanjri. Ik citeer: "Er werden mij reeds verschillende vragen gesteld inzake de huidige financiering van de palliatieve equipes en hun werkdruk. Bij die gelegenheden heb ik uitgelegd dat het feit dat verschillende palliatieve equipes al hun "grote forfaits" hebben aangerekend halfweg het jaar, niet betekent dat ze hun equipe de rest van het jaar niet meer kunnen vergoeden. Eenmaal de equipes al hun grote forfaits hebben geïnd, zijn hun volledige loon- en werkingskosten van het jaar in kwestie namelijk al volledig terugbetaald en voor een deel eigenlijk voorgeschoten door de ziekteverzekering. |
Mme Laurette Onkelinx , vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale. – |
Dit heeft te maken met de wijze waarop de financiering van de equipes is geregeld. Volgens die regeling moeten de equipes een minimum aantal patiënten begeleiden om uit hun kosten te geraken . Voor die patiënten kunnen ze het "grote forfait" aanrekenen. De beheersorganen van het RIZIV hebben het minimum aantal patiënten destijds bewust laag gehouden om te vermijden dat de equipes verlieslatend zouden zijn. Het gevolg hiervan is dat het bedrag van het grote forfait zeer hoog is, namelijk gemiddeld 2.000 euro. Ermee rekening gehouden dat met dit bedrag gemiddeld 30 uren van een verpleegkundige vergoed kunnen worden, terwijl volgens de RIZIV-reglementering één huisbezoek, één deelname aan een teamvergadering of vier telefonische contacten al volstaan om het forfait aan te rekenen, is het duidelijk dat dit forfait onbillijk hoog is als vergoeding van één begeleiding. De equipes kunnen dan ook duidelijk voor meer patiënten tussenbeide komen dan het aantal patiënten waarvoor ze het grote forfait kunnen aanrekenen. Nadat ze het aantal grote forfaits hebben uitgeput, kunnen ze ook de rest van het jaar palliatieve patiënten blijven behandelen. Men mag ook niet vergeten dat de equipes niet zelf zorgen voor de begeleiding van de patiënten, maar dat het hun opdracht is de eerste lijn zorgverleners, de huisartsen en thuisverpleegkundigen, te ondersteunen. Of de palliatieve equipes op zich voldoende groot zijn, is een andere vraag. Het criterium dat per 200.000 inwoners 2,6 voltijdse van een palliatieve begeleidingsequipe nodig zijn, is een theoretisch uitgangspunt dat destijds gevolgd is. Dat stemt echter niet noodzakelijk overeen met de werkelijke noden. Als de palliatieve equipes een personeelsverhoging en een groter budget wensen, is het belangrijk dat ze de beheersorganen van het RIZIV aantonen dat hun werktijd, die via overeenkomsten met het RIZIV gefinancierd wordt, niet volstaat om al de begeleidingen waarvoor ze gevraagd worden, te realiseren. In de begroting 2010 die de Algemene Raad van het RIZIV op 13 oktober heeft goedgekeurd, is in een budget van 700.000 euro voorzien dat toelaat desgevallend een uitbreiding van de personeelsomkaderingen van de palliatieve equipe te realiseren. Daarbij kan wel overwogen worden om de huidige financieringsmodaliteiten aan te passen, teneinde te komen tot een financieringsregeling die beter aansluit bij de werkelijke kostprijs van de gerealiseerde begeleidingen". Einde citaat. De KCE-studie over palliatieve zorg staat volgende week op de agenda van de raad van bestuur van het KCE. Wat de palliatieve dagcentra betreft, heb ik tijdens het minidebat gezegd dat, in afwachting van de evaluatie die gepland is voor 2009, en van een definitieve beslissing voor een structurele verankering van deze centra, het koninklijk besluit van 8 december 2006 met twee jaar wordt verlengd voor hetzelfde budget, zodat de overgebleven zes projecten – vijf in Vlaanderen en één in Wallonië – hun werking kunnen voortzetten. |
|
Dat betekent dat de overeenkomst wordt verlengd. Het Verzekeringscomité van het RIZIV heeft op zijn vergadering van juni 2009 een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 2006 goedgekeurd. De tekst ligt voor advies bij de Raad van State. Ik heb het punt van de dagcentra ook op de agenda gezet van de interministeriële conferentie Volksgezondheid van 28 september jongstleden. Daar werd beslist om de overeenkomsten tussen het RIZIV en de betrokken gemeenschappen en gewesten te verlengen. Dat heeft dan ook tot gevolg dat de overeenkomsten die de betrokken gemeenschappen en gewesten met de centra voor palliatieve zorg hebben gesloten, eveneens worden verlengd. De interministeriële conferentie heeft ook de interkabinettenwerkgroep Ouderenzorgbeleid opdracht gegeven om zeer spoedig over dit onderwerp te beraadslagen en om een gemeenschappelijk standpunt te bepalen zodat er uiterlijk einde 2010 een structurele oplossing is. Om dat te kunnen realiseren werd het RIZIV gevraagd de evaluatie van die projecten tegen einde 2009 af te ronden. Er werden ondertussen reeds twee interkabinettenwerkgroepen georganiseerd. De eerste werkgroep kwam samen op 1 oktober. Hierop werden De rapporten van de Vlaamse Gemeenschap en het Waalse gewest werden daar besproken. Tussen 2006 en 2008 werden zes projecten gefinancierd, die onder meer tot doel hadden informatie in te zamelen zodat tegen eind 2008 kon worden beslist in welk kader de centra vanaf 2009 zouden kunnen functioneren. De gegevens die door de gemeenschappen en de gewesten uit die projecten zijn verzameld, volstaan niet om een structureel voorstel voor een concept en voor een financiering uit te werken. Die boodschap werd ook aan de drie federaties voor palliatieve zorg meegedeeld. Op mijn vraag hebben zij een voorstel voor een zorgmodel geformuleerd waarin ze spreken van ‘supportief dagcentrum’. Dat voorstel werd op de tweede vergadering van de interkabinettenwerkgroep Ouderenzorgbeleid van de interministeriële conferentie Volksgezondheid besproken in aanwezigheid van de federaties. De werkgroep zal de besprekingen in de komende maanden voortzetten. Het is de bedoeling om nog in het najaar een voorstel aan het Verzekeringscomité van het RIZIV te doen. Intussen werd een koninklijk besluit opgesteld dat de verdere financiering van die centra in 2009 en 2010 waarborgt. |
|
Vous constaterez que je m’occupe beaucoup de cette question, essentielle à mes yeux. J’espère que nous aurons l’occasion d’en débattre largement en commission des Affaires sociales du Sénat. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – De minister zal zelf wel beseffen dat de huidige regeling een theoretisch concept is dat in de praktijk niet meer voldoet. Met andere woorden, de palliatieve thuiszorg is slachtoffer van zijn succes.De minister wil in 2010 wel in middelen voorzien, maar die van 2009 zijn nu al op. Volgens de Artsenkrant gaat de minister daar licht overheen. Het dubbel aantal patiënten helpen met ongewijzigde middelen betekent evenwel een enorme werkdruk en leidt niet tot een oplossing. Ik vrees dat er nog veel pensenkermissen en benefietconcerten zullen moeten worden georganiseerd! Ik vind het fantastisch dat de minister werkgroepen en interministeriële vergaderingen bijeenroept, maar ik hoop ook dat het niet komt tot een getouwtrek tussen de dagcentra en de palliatieve thuiszorg. Allebei zijn ze immers van belang. Is het niet schrijnend te moeten vaststellen dat er slechts 2 miljoen euro beschikbaar is voor hulp aan mensen die thuis in vrede willen sterven, terwijl de voorstudie van de haalbaarheidsstudie van de Hadrontherapie 60 miljoen euro kost. Als de minister weet dat Groot-Brittannië heel veel dagcentra telt, dan zal ze wel begrijpen dat er veertig dagcentra moeten komen. Om die te realiseren volstaat een verlenging van de overeenkomst niet. Daarvoor zijn structurele veranderingen in de financiering onontbeerlijk. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Ik stel vast dat de minister dit dossier onderzoekt en verder onderzoek wil steunen. Het stelt me ook tevreden dat ze aanhaalt dat de cijfers gebaseerd zijn op een theoretisch model, waarvan de berekening misschien voor herziening vatbaar is.De minister antwoordt dat, hoewel de middelen voor het forfait uitgeput zijn, ook de palliatieve eenheden met onvoldoende middelen om hun taken dit jaar voort te zetten, opnieuw een dossier kunnen indienen bij het RIZIV. Ik roep de betrokken eenheden dan ook op een aanvraag in te dienen en hoop dat ze wordt gehonoreerd, zodat zij hun patiënten verder kunnen helpen. Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Van Ermen met betrekking tot de dagcentra. Het stemt me tevreden te vernemen dat ze worden "verlengd", maar hun aantal volstaat niet en moet worden uitgebreid. Bovendien vormen degenen die nu palliatieve hulp vragen slechts een deel van wie die hulp nodig heeft. In overleg met de gemeenschap zal worden gewerkt met een groep Ouderenzorg. Ik doe opmerken dat palliatieve zorg niet alleen moeten worden toegediend aan ouderen, maar helaas eveneens aan jonge mensen. Ik dring er dan ook op aan dat het dossier niet worden verengd tot het oudere deel van onze bevolking. Ik ben het ermee eens dat het debat grondiger moet worden gevoerd. Allicht is dit mogelijk naar aanleiding van de beleidsbrief 2010. Als voorzitter van de commissie wil ik dit onderwerp graag aan de agenda plaatsen, zodat de minister dieper op vragen kan ingaan. Kortom, ik dring niet alleen aan op uitbreiding van de bestaande initiatieven, zoals palliatieve eenheden, dagcentra en thuiszorg, maar tevens op communicatie en informatie aan de bevolking. Dat is immers cruciaal en daar is nog veel werk aan de winkel. Wie "informatie" zegt, beseft meteen dat dit betekent dat de vraag naar dergelijke zorg nog zal toenemen. Overigens volkomen terecht, want een waardige zorg en een waardig levenseinde zijn geen gunst, maar een recht. De parlementsleden moeten dan ook alles in het werk stellen om dat recht waar te maken. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De heer Yves Buysse (VB) . – Het OCMW van Antwerpen luidde dinsdag de alarmklok, omdat het een opmerkelijke stijging vaststelt in het aantal steunaanvragen van mensen van Marokkaanse origine die uit Spanje komen. Veelal zou het gaan om Marokkanen die de Spaanse nationaliteit hebben verkregen en die de economische crisis in Spanje ontvluchten. Zoals Gazet van Antwerpen schreef: "Ze zoeken uit in welk ander land ze hun schrijnende situatie het meest kunnen verbeteren. En waar komen ze dan uit? Juist, in België."Veel heeft uiteraard ook te maken met de lopende regularisatie. Volgens Monica De Coninck, de Antwerpse OCMW-voorzitster, gaat dat niet zelden met fraude gepaard. Met valse arbeidscontracten, frauduleuze huurovereenkomsten of dokterspapieren en via nepbedrijven hopen velen in aanmerking te komen voor regularisatie, werkloosheids- of OCMW-steun. Een insider die de problematiek in Antwerpen van dichtbij kent, verwoordde het in de pers als volgt: "Onder Marokkanen in Marokko en in Spanje wordt stevig gelachen met België. In dat apenland kan en mag alles, luidt het." Het OCMW en de RVA zijn vaak onvoldoende uitgerust om deze vormen van fraude te detecteren, met alle gevolgen van dien. Ik neem aan dat de regering het met mij eens is dat een immigratie met als doel te profiteren van onze sociale voordelen, al dan niet via frauduleuze praktijken, ongewenst is. Is de regering op de hoogte van dit fenomeen? Weet de regering of deze tendens zich ook in andere centrumsteden manifesteert, eventueel met bevolkingsgroepen uit andere EU-landen of met andere nationaliteiten? Hoe kunnen OCMW’s en de RVA zich beter wapenen tegen dergelijke vormen van misbruik? Welke maatregelen neemt de regering om deze praktijken een halt toe te roepen? |
M. Yves Buysse (VB) . – |
De heer Melchior Wathelet , staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. – Ook ik heb in De Morgen van dinsdag 13 oktober gelezen dat het om Spanjaarden van Marokkaanse origine gaat, om EU-burgers met andere woorden. Het gaat hier dus om het recht op vrij verkeer van Europese burgers op het grondgebied van een lidstaat van de Unie. Dit recht geldt voor alle burgers, alle ingezetenen van de lidstaten van de Unie. Het is een fundamentele vrijheid waarbij het recht op verblijf op ons grondgebied geldt.Voor een verblijf van maximum drie maanden is er geen enkele voorafgaande toestemming vereist. Men moet enkel een een identiteitskaart of een geldige reispas kunnen voorleggen. Een dergelijk kort verblijf is bedoeld voor toeristen en houdt niet in dat sociale steun wordt toegekend. Het recht op maatschappelijke integratie is er voor EU-burgers die over een verblijfsrecht van meer dan drie maanden beschikken én tot een van de drie categorieën behoren opgenomen in artikel 40, paragraaf 4 van de wet van 1980. Het OCMW moet een sociaal onderzoek uitvoeren en nagaan of aan de wettelijke voorwaarden betreffende het toekennen van sociale steun of het recht op maatschappelijke integratie voldaan is. Vragen over de RVA en werkloosheidsuitkeringen moeten aan minister Milquet worden gesteld. Op grond van artikel 40, paragraaf 4, 10, van de wet van 15 december 1980 heeft een burger van de Unie het recht om langer dan drie maanden in België te verblijven om werk te zoeken. Zolang hij kan bewijzen dat hij nog werk zoekt en een reële kans maakt dat ook te vinden, kan hij in België blijven. Wanneer de DVZ of de gemeente het verblijfsrecht erkennen krijgt de EU-burger een gewoon verblijfsrecht van drie jaar. |
M. Melchior Wathelet , secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales. – |
Gedurende deze drie jaar kan de DVZ controleren of de EU-burger nog steeds voldoet aan de verblijfsvoorwaarden die voor hem gelden. De DVZ kan een einde maken aan het verblijfsrecht van deze burger, wanneer die niet meer voldoet aan de voorwaarden om steun te ontvangen, bijvoorbeeld wanneer hij geen reële kans maakt om werk te vinden. Ook mag de EU-burger geen onredelijke belasting vormen voor de Belgische sociale bijstand. De DVZ kan steeds een einde maken aan het verblijf van elke burger die fraude heeft gepleegd die van doorslaggevend belang was bij de toekenning van zijn verblijfsrecht of wanneer hij een gevaar uitmaakt voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid. |
|
De heer Yves Buysse (VB) . – Na het antwoord van de staatssecretaris blijf ik toch wat op mijn honger. Vooral de vraag of het probleem een louter Antwerpse kwestie is, dan wel of het ook in andere steden wordt opgemerkt, blijft onbeantwoord. Ik kan me dan ook niet van de indruk ontdoen dat er in de regering weinig animo is om deze fraudegevallen aan te pakken. Ze worden nochtans niet te berde gebracht door mensen van mijn partij, maar door de voorzitter van het OCMW van Antwerpen, die ze met zoveel woorden in de krant laat noteren. Ik verwacht van de regering toch dat ze wat meer daadkracht aan de dag legt. |
M. Yves Buysse (VB) . – |
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – In de pediatrieafdelingen van kleinere ziekenhuizen maakt men zich grote zorgen over wat er na 1 januari 2010 gaat gebeuren. In het zorgprogramma pediatrie staat namelijk dat iedere afdeling pediatrie vanaf die datum over vier pediaters moet beschikken. Daardoor zijn die afdelingen in veel kleinere ziekenhuizen ten dode opgeschreven, wat in de betrokken regio’s zeer slecht ontvangen wordt. De families van de kinderen verkiezen uiteraard dat die, als het medisch verantwoord is, dicht bij huis worden verzorgd. Nu krijgen ze de indruk – terecht of ten onrechte, dat laat ik in het midden – dat men alleen nog mastodontziekenhuizen wil waar de kinderen vooral voor hoog gespecialiseerde behandelingen terechtkunnen. Nochtans hebben de kleinere afdelingen pediatrie zeker een plaats in de samenleving. Het zou dus bijzonder jammer zijn dat die zouden wegvallen omdat ze voortaan vier pediaters moeten hebben.Sinds kort doet het gerucht de ronde dat deze kleine ziekenhuizenafdelingen open kunnen blijven als ze kiezen voor samenwerking, vooral rond de spoeddienst, bijvoorbeeld wanneer twee ziekenhuizen een permanentie met zes pediaters garanderen. Het belang van het voortbestaan van pediatrie in kleine ziekenhuizen kan moeilijk worden onderschat. Het gaat om een lokale verankering en kinderen ontvangen veel bezoek. Kinderen moeten dicht bij huis kunnen worden verzorgd. De ouders zijn meestal zeer tevreden over de verzorging en de persoonlijke contacten. Zijn er voldoende bewijzen dat men in kleinere ziekenhuizen niet aan hoogstaande en misschien zelfs minder dure geneeskunde kan doen? Is het realistisch te verwachten dat deze ziekenhuizen nog voor 1 januari 2010 over vier pediaters beschikken? Is de regering bereid een wijziging te aanvaarden die erin bestaat dat een afdeling pediatrie met drie pediaters mag blijven bestaan na 1 januari 2010, wanneer ze samenwerkt met een andere pediatrie? Vreest de minister niet dat het voortbestaan van de kleinere ziekenhuizenafdelingen in het gedrang zal komen als hun pediatrie over vier pediaters moet beschikken? Omdat de tijd dringt, wil ik graag van de minister vernemen of deze ziekenhuizenafdelingen nog een kans maken om te overleven als ze onderling samenwerken. |
Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – |
Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. – Er zijn geen formele bewijzen dat de kwaliteit van de geleverde pediatrische zorg inferieur zou zijn in kleinere ziekenhuizen. Het is ook geen evidentie dat de zorg minder duur zou zijn in een kleiner ziekenhuis. Toch wil ik wijzen op de directe relatie tussen de kwaliteit van de zorg enerzijds en de activiteit in termen van aantal verstrekkingen per ziekenhuis en per arts.Het Kenniscentrum wees in een recent rapport op een duidelijk verband tussen volume en outcome in termen van overleving voor bepaalde heelkundige ingrepen. Ik sluit niet uit dat een dergelijk verband ook in de pediatrische geneeskunde bestaat. Wat de tweede vraag betreft, kan ik meedelen dat er binnenkort op mijn beleidscel overleg wordt gepleegd met de ziekenhuisbeheerders en de Belgische Academie voor Kindergeneeskunde over de norm inzake medische omkadering van het zorgprogramma voor kinderen. Ik merk op dat men voor het garanderen van de wachtdienst over voldoende kinderartsen moet beschikken. Er wordt gezocht naar een regeling waarbij door samenwerking tussen zorgprogramma’s een goede oplossing kan worden gevonden om de wachtdiensten en de toegankelijkheid van de pediatrische zorg te verzekeren. De normen van het zorgprogramma voor kinderen zoals die nu van toepassing zijn, kunnen inderdaad een probleem vormen voor kleinere instellingen. Het kan zijn dat de noden van kleinere ziekenhuizen verschillen van die van een groter ziekenhuis. Daarom denk ik dat het nuttig is na te denken over het concept van een functie van pediatrische basiszorg of een functie inzake zorg voor moeder en kind. Ik toets dit concept af bij de de kinderartsen, de ziekenhuisbeheerders en andere betrokken beroepsgroepen. Ik vraag ook advies aan het recentelijk geïnstalleerde College voor het Zorgprogramma voor kinderen. Ik zal u daarvan een verslag bezorgen. |
Mme Laurette Onkelinx , vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale. – |
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – Ik ben blij dat er nog overleg komt en dat de minister tijdens het overleg een onderscheid zal maken tussen grote en kleine ziekenhuizen. Grote ziekenhuizen werken immers altijd op een andere manier dan kleine. De kwaliteit moet perfect zijn, maar het verheugt me dat kleine ziekenhuizen in de toekomst zullen mogen meespreken over de pediatrie. |
Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a) . – |
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . – Ik ben verheugd met het begrotingsvoorstel betreffende de ziekteverzekering. De groeinorm van 4,5% is gerespecteerd en het voorstel bevat veel sociale accenten. Zeker in tijden van economische en financiële crisis zijn een sterke sociale zekerheid en ziekteverzekering broodnodig. Het voorstel is evenwichtig en bevat zowel noodzakelijke nieuwe initiatieven als besparingen.In de geneesmiddelensector kan echter meer worden bespaard. De minister kondigt prijsdalingen voor de oudere geneesmiddelen en een versterking van het referentieterugbetalingssysteem aan. De minister wil de terugbetalingsbasis van de geneesmiddelen in dit systeem progressief verminderen tot 35%. Er zijn echter grotere besparingen mogelijk. Voor de blockbusters, de geneesmiddelen met hoge omzetcijfers, zoals ‘omeprazole’ en beta-blokkers, zijn nog substantieel hogere prijsdalingen mogelijk. De prijsbepaling van die geneesmiddelen zouden het resultaat moeten zijn van onderhandelingen met de sector enerzijds en van een prijsvergelijking in Europees verband anderzijds. In een dergelijk systeem kunnen geneesmiddelen die deze prijsdaling niet volgen van terugbetaling worden uitgesloten. In plaats van een lineaire prijsdaling voor de generieken, afhankelijk van de leeftijd van een medicament, pleit ik dus voor een selectievere daling van het omzetcijfer: meer daling bij een grotere omzet. Dit kan een verschil van 70 tot 80% opleveren. Gaat de minister akkoord met de stelling dat er meer besparingen in de sector geneesmiddelen mogelijk en noodzakelijk zijn dan degene die momenteel worden aangekondigd? Gaat de minister ermee akkoord dat de patiënt het gelag betaalt bij de ‘klassieke’ referentiebetaling, die de patiënt een supplement oplegt indien zijn voorschrijvend geneesheer niet kiest voor het goedkopere product? Wat zijn de plannen van de minister om een aangepast model in te voeren, waarbij de geneesmiddelenprijzen efficiënter worden aangepakt? |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. – Ik ben het er uiteraard mee eens dat er meer besparingen kunnen gebeuren in de geneesmiddelensector.De senator vestigt er terecht de aandacht op dat dit moet gebeuren zonder dat de patiënt daarvan het slachtoffer is. Naast de besparingsmaatregelen in de geneesmiddelensector voor 60 miljoen in 2010 – of 85 miljoen structurele besparingen op jaarbasis – werd beslist een maatregel in te voeren die de patiënt beschermt tegen de supplementen waarnaar de senator verwijst. Er zal een "veiligheidsmarge" worden ingevoerd waardoor het supplement voor de originelen waarvan de prijzen niet worden aangepast, zal worden beperkt. In 2010 zullen die supplementen met 27 miljoen verminderen. |
Mme Laurette Onkelinx , vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale. – |
De terugbetalingsbasis voor een generiek middel dat op de markt komt, wordt verminderd met 30%, maar voor het origineel kan men de terugbetalingsbasis op 100% houden en dus 30% van de prijs als supplement aan de patiënt aanrekenen. In totaal betalen patiënten dus meer dan 70 miljoen euro aan supplementen!! Krachtens mijn voorstel dat de Algemene Raad heeft goedgekeurd, stemt de maximumprijs van het origineel vanaf nu overeen met de terugbetalingsbasis verhoogd met het remgeld categorie B (25%). Daardoor bedraagt het supplement maximum 17% van de prijs (70% x 25%) met een maximum van 10,80 euro. De idee om het remgeld in categorie B te nemen heeft de bedoeling te verduidelijken dat de patiënt maximum tweemaal het remgeld betaalt. In categorie B, waarin 75% wordt terugbetaald voor veel chronische behandelingen, zijn er vaak supplementen. Zonder die beschermende maatregel konden we de referentieterugbetaling onmogelijk verder laten dalen. Dalingen met 80% zoals vraagsteller vermeldt, gaven vroeger aanleiding tot supplementen met 80% en dat viel niet in overweging te nemen. In de begroting 2010 heb ik op lineaire basis de vermindering in de referentieterugbetaling opgetrokken van 32% tot 35,15%, maar ik verhul u niet dat er gediscussieerd is over meer gerichte prijsdalingen voor grote moleculen, zoals de zogenaamde blockbusters. Er rijzen heel wat vragen over de belangrijkste prijsdalingen en daarom ben ik eerder gewonnen voor een ernstige denkoefening dan voor overhaaste budgettaire beslissingen. Het evaluatierapport van het "kiwimodel"is klaar en wordt volgende week overhandigd. Het biedt wellicht een goede basis voor de discussie over de manier waarop we lagere prijzen zonder belangrijke perverse effecten kunnen verkrijgen. |
|
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . –Ik dank de minister voor haar uitgebreid en gedetailleerd antwoord. Ik stel verheugd vast dat ze bekommerd blijft over te hoge remgelden voor bepaalde medicijnen en een ernstige denkoefening plant.Ik kijk uiteraard uit naar het evaluatierapport van het kiwimodel en hoop te kunnen samenwerken om op basis daarvan betere voorwaarden te scheppen, want het huidige model houdt nog steeds het gevaar in dat patiënten te hoge remgelden moeten betalen voor bepaalde medicaties. |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
De voorzitter . – Ik begroet een delegatie van het Parlement van Nieuw-Zeeland. Ik wens haar een vruchtbaar verblijf in ons midden toe. (Algemeen applaus) |
M. le président . – Je voudrais saluer la présence parmi nous d’une délégation du Parlement de la Nouvelle-Zélande. Je lui souhaite un séjour fructueux parmi nous. (Applaudissements sur tous les bancs) |
De heer Alain Destexhe (MR) . – |
M. Alain Destexhe (MR) . – À la mi-septembre, des échauffourées extrêmement graves ont mis plusieurs jeunes de Molenbeek aux prises avec la police. Elles se sont soldées par un bilan de neuf blessés parmi les forces de l’ordre et cinq arrestations. Neuf blessés, cela n’arrive pas tous les jours en Belgique.D’autres incidents de ce type s’étaient déjà produits au cours des semaines précédentes. Lors des plus graves, de tirs de kalachnikov auraient été entendus dans la nuit du 7 au 8 septembre dans un quartier de Forest. Des armes ainsi que des cocktails Molotov auraient été trouvés dans un jardin d’une habitation sociale à Anderlecht. Certaines zones de la capitale sont de moins en moins sous contrôle de la police. Les forces de police ne sont plus en mesure d’assurer l’ordre dans des délais raisonnables. Certains quartiers deviennent progressivement des zones de non-droit où les policiers sont victimes de véritables embuscades et où il n’est plus, semble-t-il, demandé aux patrouilles de police d’effectuer des contrôles. De plus, la situation particulière de certains habitants est très compliquée. J’ai pris connaissance du témoignage d’une personne homosexuelle résidant dans un de ces quartiers et qui vit une véritable campagne de harcèlement systématique à cause de son homosexualité. Ce sont des choses que nous ne pouvons approuver. Comment se fait-il que la police éprouve tant de peine à maintenir l’ordre dans certains quartiers bruxellois ? Pourquoi assiste-t-on depuis quelque temps à une escalade de violence dans ces quartiers ? Quelles sont les causes de ces violences ? Que comptez-vous faire pour que l’ordre et la sécurité soient respectés ? Vous avez promis 50 policiers supplémentaires pour Bruxelles mais j’ai relevé dans la déclaration gouvernementale et dans le budget qui a été adopté que l’on prévoit 600 policiers en moins au niveau fédéral. Cela me semble contradictoire. Comment comptez-vous concilier cela ? |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Binnenlandse Zaken. – |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de l’Intérieur. –En ce qui concerne l’incident avec les kalachnikovs, une enquête judiciaire a été ouverte. Je vous renvoie donc à cet égard au ministre de la Justice.Pour les événements survenus à Molenbeek, contrairement à vos propos la police a bien assuré le maintien de l’ordre. La réaction prompte et efficace de la police a d’ailleurs permis très rapidement un retour au calme. De plus, il est clair que ces événements résultaient précisément d’une action conjointe de la police et de la justice à Molenbeek. Quinze asbl qui se livraient au trafic de drogues ont été fermées et un mineur suspecté de faits de drogues a été arrêté. La fermeture de ces asbl et la réaction rapide de la police au cours de ces événements violents constituent la meilleure preuve que ni la police ni la justice ne tolèrent l’existence de zones de non-droit. Pour ce qui est de la réaction sur le terrain, je citerai l’arrivée immédiate de renforts depuis les autres zones de Bruxelles, Malines et Bruges, ce qui témoigne d’un travail policier professionnel, ainsi que l’arrivée rapide d’un hélicoptère normalement affecté à d’autres actions au Limbourg et de plusieurs arroseuses. |
Dans les jours qui ont suivi, des mesures de renforcement ont été prises en concertation avec les autorités locales. Durant le week-end suivant, une force policière suffisante a été déployée pour donner un signal fort. Le résultat de cette action fut une tolérance zéro dans les rues et 85 arrestations pour la seule journée de vendredi. À long terme, il faudra évidemment agir de manière répressive là où cela s’impose, mais la seule répression ne suffit pas. Aussi, la semaine suivant les faits, mon cabinet a organisé plusieurs réunions. Pour l’aspect du maintien de l’ordre, j’ai personnellement rencontré les principaux bourgmestres concernés, leurs chefs de zone, le DirCo et le DirJud de Bruxelles, la police fédérale, le parquet, les représentants du cabinet de la Justice et du Président de la Région bruxelloise. Pour l’aspect prévention, mes collaborateurs ont rencontré les fonctionnaires de prévention locaux. En ce qui concerne le maintien de l’ordre, nous avons décidé, en concertation avec les autorités locales et fédérales concernées, de mener un certain nombre d’actions à entreprendre rapidement, à savoir : - une lutte plus intensive contre la criminalité spécifique, comme le trafic de drogue et de voitures dans les quartiers sensibles, le but étant d’agir directement et de manière visible sur les noyaux durs ; - un suivi immédiat par le parquet ; je signale que la collaboration avec le parquet est excellente, quoi qu’en pensent certains ; - la création d’un centre de rassemblement, en vue des détentions administratives, d’une capacité de plus de 150 personnes ; - le soutien et la reconnaissance du travail difficile de la police dans les quartiers sensibles, notamment par la prise au sérieux des faits d’outrage à la police; - le renforcement de l’échange d’informations de la police dans tout Bruxelles ; il importe de mieux connaître les phénomènes criminels pour mieux les combattre; - le renforcement à Bruxelles de la réserve fédérale opérationnelle par l’engagement de 50 policiers bien entraînés, pouvant être déployés immédiatement et opportunément. L’exécution de cette mesure débutera encore ce mois-ci. J’ajoute qu’aucun lien ne doit être fait avec les 300 policiers prévus en remplacement des 600 policiers pensionnés ; - une meilleure collaboration entre les zones de police bruxelloises afin qu’elles puissent, si nécessaire, unir leurs efforts et leurs capacités d’intervention dans la zone en difficulté. Il s’agit là de la contribution de la composante locale. Enfin, la prévention joue ici un rôle déterminant. La police et la justice ne peuvent résoudre seules tous les problèmes de société. Il faudra réfléchir à la manière de mieux aligner les divers projets en matière de prévention, ainsi que les budgets y relatifs. Actuellement, plusieurs autorités fédérales (SPF Intérieur, Politique des grandes villes) et régionales mettent en œuvre de tels projets avec les autorités locales. Il me paraît utile de les examiner, non pas en vue de les remettre en cause, mais afin de créer entre eux de plus grandes synergies. |
|
De heer Alain Destexhe (MR) . – |
M. Alain Destexhe (MR) . – Je vous remercie de votre réponse, madame la ministre. Je signale cependant que, selon la presse, il a fallu plusieurs heures avant que l’ordre ne soit rétabli. Or je constate que vous considérez que la police a été efficace et a fait du bon travail.Par ailleurs, je suis très surpris que vous parliez de quinze asbl fermées parce qu’elles se livraient à des trafics de drogue. Cela me semble énorme. Pourriez-vous nous donner quelques précisions à cet égard ? Dans ces quartiers, il s’avère que le taux de chômage des jeunes est supérieur à 50%, que des « ghettos » – même si je n’apprécie pas ce terme – à forte concentration de populations d’origine immigrée se développent et que des phénomènes liés à l’islamisme radical se produisent. Tout cela crée une situation explosive que le gouvernent doit à mon sens prendre à bras-le-corps. Cela étant, il me plairait d’obtenir plus d’informations au sujet de ces quinze asbl qui se livraient à des trafics de drogue. |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Binnenlandse Zaken. – |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de l’Intérieur. – Cela relève du ministère de la Justice et nécessite une enquête judiciaire. |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) . – Het Antwerpse OCMW maakt zich ongerust over malafide praktijken die zich zouden voordoen in het kader van de regularisatiecampagne die momenteel loopt. Spookfirma’s helpen naar verluidt personen met de Marokkaanse nationaliteit komende uit Spanje aan valse arbeidsovereenkomsten of huurovereenkomsten, die geantidateerd worden.Het Antwerpse OCMW beschikt over een zwarte lijst met verdachte firma’s, waarop - dixit mevrouw De Coninck - vooral bedrijven uit het Brusselse voorkomen. Die spookfirma’s helpen deze personen aan een "schijncontract". Omdat deze malafide firma’s zo snel failliet gaan en van naam of adres veranderen, is het niet makkelijk om in te grijpen. De betrokkenen dienen een regularisatiedossier in, maar vermelden niet dat ze ook in Spanje een verblijfstitel bezitten en ze betalen die malafide bedrijfjes voor geantidateerde huur- en arbeidscontracten en andere documenten die zogezegd moeten staven dat ze al langer in het land zijn dan werkelijk het geval is. Blijkbaar gaat het ook om big business: voor een vals arbeidscontract worden prijzen tot 10.000 euro genoemd; een vals huurcontract zou 3000 euro kosten. Heeft de minister weet van de lijst met malafide bedrijven die deze "illegalen" aan valse arbeids- en huurcontracten helpen? Natuurlijk zijn het geen echte illegalen, want ze hebben een verblijfstitel in Spanje. Is er contact opgenomen met de OCMW’s om te detecteren of dergelijke misbruiken ook elders worden gesignaleerd? Wordt er iets ondernomen om de personen die achter de spookfirma’s zitten, te kunnen vervolgen? Zijn er klachten ingediend? Worden de parketten daarvan ingelicht ? Worden er contacten gelegd met de OCMW’s om misbruiken in de procedure te kunnen detecteren? Zo ja, wordt dan ook in de individuele dossiers gevolg gegeven aan de misbruiken? Zo neen, waarom niet? Betekent dat laatste dan dat er kan worden geregulariseerd op basis van valse gegevens? |
Mme Martine Taelman (Open Vld) . – Zo-even was er een vraag over dezelfde feiten, maar over een ander aspect ervan. Het Antwerpse OCMW maakt zich ongerust over malafide praktijken die zich zouden voordoen in het kader van de regularisatiecampagne die momenteel loopt. Spookfirma’s helpen naar verluidt mensen van Marokkaanse nationaliteit komende uit Spanje aan valse arbeidsovereenkomsten of huurovereenkomsten, die met een aantal jaren geantidateerd worden.Het Antwerpse OCMW beschikt over een zwarte lijst met verdachte firma’s met - dixit mevrouw De Coninck - vooral bedrijven uit het Brusselse. Die spookfirma’s helpen deze groep mensen aan een "schijncontract". Omdat deze malafide firma’s zo snel failliet gaan en veranderen van naam of adres is het niet makkelijk om in te grijpen. Er wordt een regularisatiedossier ingediend, men vermeldt niet dat betrokkenen ook in Spanje een verblijfstitel bezitten en zij betalen die malafide bedrijfjes voor geantidateerde huur-, arbeidscontracten en andere documenten die zogezegd moeten staven dat deze mensen al langer in het land zijn dan werkelijk het geval is. Blijkbaar gaat het ook om "big business": voor een vals arbeidscontract worden prijzen tot 10 000 euro genoemd, een vals huurcontract kost 3 000 euro. Heeft de minister weet van de lijst rond malafide bedrijven die deze "illegalen" aan valse arbeids- en huurcontracten helpen? Natuurlijk zijn het geen illegalen, want ze hebben een verblijfstitel in Spanje. Is er contact opgenomen met de OCMW’s om te detecteren of dergelijke mogelijke misbruiken ook elders worden gesignaleerd? Worden er stappen ondernomen om de personen die achter de spookfirma’s zitten te kunnen vervolgen? Is er klacht ingediend ? Worden de parketten daarvan ingelicht ? Worden er contacten gelegd met de OCMW’s om misbruiken in de procedure te kunnen detecteren? Zo ja, wordt er dan ook in de individuele dossiers gevolg gegeven aan de misbruiken? Zo neen, waarom niet? Betekent dat laatste dan dat er kan worden geregulariseerd op basis van valse gegevens? |
De heer Melchior Wathelet , staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. – De instructie van 19 juli 2009 bevat de mogelijkheid om onder andere via een arbeidsovereenkomst een aanvraag tot machtiging tot verblijf op grond van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 in te dienen.Personen die onder punt 2.8.b. van de instructie vallen, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: ze moeten sinds 31 maart 2007 in België verblijven, ze dienen hier duurzaam lokaal verankerd te zijn en ze moeten een werkgever hebben gevonden die hen wil aanwerven. Vooral dat derde criterium kan problemen veroorzaken.De aanvraag tot machtiging tot verblijf voor meer drie maanden kan ook op grond van punt 2.8.b., maar dan alleen tussen 15 september en 15 december, worden ingediend. De dienst Vreemdelingenzaken gaat bij de behandeling van het dossier na of de arbeidsovereenkomst voldoet aan de criteria van de instructie, namelijk een overeenkomst van minstens een jaar of van onbepaalde duur en een loon dat ten minste gelijk is aan het minimumloon. De dienst Vreemdelingenzaken heeft bij de behandeling van de aanvragen speciaal aandacht voor fraude. Als er fraude wordt vastgesteld, zal de regularisatie niet worden toegestaan. De werkgever moet na de behandeling van het dossier door de dienst Vreemdelingenzaken binnen drie maanden de arbeidskaart B aanvragen. Die aanvraag wordt door het bevoegde gewest beoordeeld. De laatste arbeidskaartprocedure wordt geregeld via een apart koninklijk besluit. Het zijn dan ook de gewesten nagaan of de werkgevers bonafide zijn. We hebben contact opgenomen met de gewesten. Er werd vooruitgang geboekt in het koppelen van de databanken. |
M. Melchior Wathelet , secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales. – |
Zo kunnen de Kruispuntbank van ondernemingen, de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de Balanscentrale van de Nationale Bank de gewesten inlichtingen verschaffen over het statuut van werkgevers. Op deze manier kunnen we misbruiken met spookfirma’s en schijncontracten vermijden. Een persoon zal uiteindelijk pas geregulariseerd worden indien hij een arbeidsvergunning heeft. De dienst Vreemdelingenzaken wacht op de beslissing van het bevoegde gewest alvorens aan een gemeente de instructie te geven om een verblijfsvergunning voor beperkte duur uit te reiken. |
|
De voorzitter . – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
M. le président . – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
Donderdag 22 oktober 2009 om 15 uur |
Jeudi 22 octobre 2009 à 15 heures |
Inoverwegingneming van voorstellen. |
Prise en considération de propositions. |
Actualiteitendebat en mondelinge vragen. |
Débat d’actualité et questions orales. |
Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet |
Art. 81, al. 3, et art. 79, alinéa 1er, de la Constitution |
Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de kostenverdeling onder partijen bij een echtscheidingsprocedure; Stuk 4-1115/6 en 7. |
Projet de loi modifiant le Code judiciaire quant à la répartition des dépens entre parties dans le cadre d’une procédure en divorce ; Doc. 4-1115/6 et 7. |
Vanaf 17 uur : Naamstemming over het afgehandelde agendapunt in zijn geheel. |
À partir de 17 heures : Vote nominatif sur l’ensemble du point à l’ordre du jour dont la discussion est terminée. |
Vragen om uitleg: |
Demandes d’explications : |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verkoop van alcohol aan minderjarigen" (nr. 4-1100); |
– de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la ministre de l’Intérieur sur « la vente de boissons alcoolisées aux mineurs » (nº 4-1100) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het opheffen van het moratorium voor pediatrische bedden" (nr. 4-1089); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la suppression du moratoire en ce qui concerne les lits pédiatriques » (nº 4-1089) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het vergoeden van de huisartsen voor het vaccineren tegen de Mexicaanse griep" (nr. 4-1091); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’indemnité à verser aux médecins généralistes chargés d’inoculer le vaccin contre la grippe mexicaine » (nº 4-1091) ; |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "het rookverbod in gesloten ruimtes van centra voor maatschappelijke dienstverlening" (nr. 4-1094); |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur « l’interdiction de fumer dans les lieux fermés des institutions de services sociaux » (nº 4-1094) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de vaccinatie en de registratie in het kader van de Mexicaanse griep" (nr. 4-1095); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la vaccination et l’enregistrement dans le cadre de la grippe mexicaine » (nº 4-1095) ; |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "nosocomiale infecties" (nr. 4-1096); |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les infections nosocomiales » (nº 4-1096) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "pathogeen-inactivatie van bloedplaatjes" (nr. 4-1104); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’inactivation pathogène des plaquettes de sang » (nº 4-1104) ; |
– van mevrouw Caroline Persoons aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de hervorming van de Orde van geneesheren" (nr. 4-1105); |
– de Mme Caroline Persoons à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la réforme de l’Ordre des médecins » (nº 4-1105) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de problemen van de studenten geneeskunde bij de laattijdige uitreiking van de RIZIV-nummers" (nr. 4-1108); |
– de M. Dirk Claes à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les problèmes des étudiants dans le cadre de l’octroi tardif des numéros INAMI » (nº 4-1108) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Russische waardepapieren van vóór 1917" (nr. 4-1093); |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre des Affaires étrangères sur « les titres russes antérieurs à 1917 » (nº 4-1093) ; |
– van de heer Philippe Mahoux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten" (nr. 4-1099); |
– de M. Philippe Mahoux au ministre des Affaires étrangères sur « la protection des défenseurs des droits humains » (nº 4-1099) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de moord op mevrouw Natalia Estemirova" (nr. 4-1101); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « le meurtre de Mme Natalia Estemirova » (nº 4-1101) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de aanbeveling met betrekking tot de follow-up van de mobiliteit van studenten en de wederzijdse erkenning van diploma’s in Europa (802/1)" (nr. 4-1102); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « la recommandation concernant le suivi de la mobilité des étudiants et la reconnaissance réciproque des diplômes en Europe (802/1) » (nº 4-1102) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de ondertekening in 2009 van het Ambulanceverdrag tussen België en Nederland (797/3)" (nr. 4-1103); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « la signature en 2009 du Traité en matière de transport par ambulances (797/3) » (nº 4-1103) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de terdoodveroordeling van drie leden van de Iraanse oppositie" (nr. 4-1109); |
– de M. Dirk Claes au ministre des Affaires étrangères sur « la condamnation à mort de trois membres de l’opposition iranienne » (nº 4-1109) ; |
– van de heer Philippe Monfils aan de minister van Justitie over "de ontoepasbaarheid van het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot bepaling van de veiligheid" (nr. 4-1097); |
– de M. Philippe Monfils au ministre de la Justice sur « l’inapplicabilité de l’arrêté royal du 14 avril 2009 relatif aux conditions de sécurité auxquelles sont soumis le stockage, le dépôt et la collection d’armes à feu » (nº 4-1097) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Klimaat en Energie over "de passage in het Waals regeerakkoord over genetisch gemodificeerde organismes" (nr. 4-1098); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre du Climat et de l’Énergie sur « le passage dans l’accord de gouvernement wallon concernant les organismes génétiquement modifiés » (nº 4-1098) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de investeringen in brandweermateriaal" (nr. 4-1106); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « les investissements pour du matériel pour les services d’incendie » (nº 4-1106) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de trend van nepflitspalen" (nr. 4-1107); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « la tendance à installer de faux radars automatiques » (nº 4-1107) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de dreiging van het moslimfundamentalisme in Europa" (nr. 4-1110); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « la menace du fondamentalisme musulman en Europe » (nº 4-1110) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitbreiding van het opleidingsprogramma voor het behalen van het brevet van brandweerman" (nr. 4-1111); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « l’allongement du programme de formation en vue de l’obtention du brevet de sapeur-pompier » (nº 4-1111) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over "internetfraude" (nr. 4-1112); |
– de M. Hugo Vandenberghe à la ministre de l’Intérieur et au ministre de la Justice sur « la fraude sur Internet » (nº 4-1112) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het niet vervangen van 600 politieagenten" (nr. 4-1113); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « sur le non-remplacement de 600 agents de police » (nº 4-1113) ; |
– van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de financiële toestand van voetbalclub Excelsior Moeskroen" (nr. 4-1090); |
– de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « la situation financière du club de football Excelsior Mouscron » (nº 4-1090) ; |
– van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de schulden van voetbalclub Royal Antwerp" (nr. 4-1092). |
– de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « les dettes du club de football Royal Antwerp » (nº 4-1092). |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Een werknemer wil zijn woon-werkverplaatsingen bewijzen en wenst geen beroep te doen op het forfait voor beroepskosten. Hij maakt deze verplaatsingen met een voertuig ingeschreven op naam van zijn moeder, maar is de enige gebruiker van het voertuig. Soms maakt hij deze verplaatsingen echter met een ander voertuig, ook ingeschreven op naam van zijn moeder of van zijn vader. Is hij dan verplicht om een soort van logboek bij te houden van de verplaatsingen per voertuig of volstaat het hier om eenvoudig de woon-werkafstand aan te tonen, bijvoorbeeld via een trajectberekening op een website en die afstand te vermenigvuldigen met het aantal effectief gewerkte dagen en het forfait van 0,15 euro per km? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister van Financiën.Er bestaat geen enkele bepaling die de belastingplichtige verplicht tot het houden van een soort logboek. Indien de belastingplichtige zijn werkelijke beroepskosten inzake het woon-werkverkeer met de wagen wenst te bewijzen naar rato van 0,15 euro per afgelegde kilometer, dient hij het bewijs omtrent het werkelijk aantal afgelegde kilometers te leveren met de middelen die op belastinggebied gebruikelijk zijn, inzonderheid de aankoop- en onderhoudsfacturen van het voertuig waarop de kilometerstand is vermeld en alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, uitgezonderd de eed. Indien de belastingplichtige elke werkdag hetzelfde woon-werktraject aflegt, kan het aantal kilometers voor de toepassing van het forfait gemakkelijk worden bepaald aan de hand van het aantal gepresteerde werkdagen en de normale afstand van het woon-werktraject. Het feit dat de belastingplichtige meestal de wagen van zijn moeder en soms de wagen van zijn vader gebruikt, doet geen afbreuk aan deze beginselen. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Een werknemer rijdt met een voertuig dat ingeschreven is op naam van zijn moeder, maar draagt verder alle kosten zelf. De verplaatsingen voor woon-werkverkeer mogen in dit geval voor een forfait van 0,15 euro per km worden ingebracht. Indien hij bovendien nog bijkomende verplaatsingen maakt tijdens zijn werkuren die door de werkgever niet worden terugbetaald, mag de afschrijving van de waarde van het voertuig dan verrekend worden of geldt hier plots dat het voertuig eigendom moet zijn van de werknemer? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister van Financiën.Overeenkomstig artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, WIB 92, zijn als beroepskosten aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Dat betekent concreet dat slechts als beroepskost kan worden aangemerkt, de kosten die de belastingplichtige zelf heeft gedaan of gedragen. Artikel 66, §5, tweede lid, WIB 92, namelijk het gebruik van een voertuig door een kind of de echtgenoot van de belastingplichtige in het kader van de woon-werkverplaatsingen, vormt een wettelijke afwijking op dit principe. De afschrijvingen kunnen overeenkomstig artikel 61, eerste lid, WIB 92, bovendien slechts als beroepskosten worden aangemerkt indien ze gebaseerd zijn op de aanschaffings- of beleggingswaarde en voor zover ze noodzakelijk zijn en samengaan met een waardevermindering die zich in het belastbare tijdperk werkelijk heeft voorgedaan. In het bedoelde geval heeft de belastingplichtige het loutere gebruik van een voertuig, waarvan de moeder eigenaar is en waarvan zij ook de aanschaffingsprijs heeft betaald. De bovengenoemde voorwaarden zijn in dit geval dan ook niet vervuld opdat de beoogde belastingplichtige de afschrijvingen die verband houden met de zuivere dienstverplaatsingen als een aftrekbare beroepskost zou kunnen inbrengen. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Een werknemer die tijdens zijn werkuren bijkomende verplaatsingen aflegt en die de hele week parkeert bij de werkplaats waar hij zijn belangrijkste beroepsactiviteit uitoefent, kan bij het bewijs van zijn werkelijke beroepskosten de parkeertickets inbrengen. Het bedrag dat aftrekbaar is, is 75% verrekend met de coëfficiënt die het deel van de bijkomende verplaatsingen in het totaal gebruik van de wagen aanduidt.Kan de werknemer in dit geval parkeertickets inbrengen die, verrekend met de bepaalde coëfficiënt voor bijkomende verplaatsingen, aftrekbaar zijn als beroepskosten wanneer hij zijn werkelijke beroepskosten wenst te bewijzen? Is hij verplicht om elk ticketje bij te houden of kan hij de kosten aantonen door bijvoorbeeld een attest van de werkgever dat hij niet over een parkeerplaats beschikt en volgens een gemeentereglement in de wijde omgeving betalend parkeren geldt? Indien de werknemer soms verplaatsingen maakt met een ander voertuig dan dat waar hij gebruikelijk mee rijdt, bijvoorbeeld de wagen van zijn moeder, mag hij dan de parkeertickets verrekenen met de coëfficiënt die bepaald is voor het gebruikelijke voertuig als de verschillen tussen beide coëfficiënten verwaarloosbaar zouden zijn? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de vice-eerste minister.Als de parkeerkosten worden gemaakt in het kader van de woon-werkverplaatsingen vallen die kosten onder de toepassing van het forfait van 0,15 eur per afgelegde kilometer overeenkomstig de bepalingen van artikel 66, §4, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. In dit forfait zijn immers alle autokosten met betrekking tot het woon-werkverkeer begrepen. Aangezien het om een forfait gaat, is de werknemer niet verplicht elk parkeerticket te bewaren. Dit forfait mag eveneens worden toegekend indien de belastingplichtige soms de wagen van zijn moeder gebruikt voor de woon-werkverplaatsingen. Indien het daarentegen gaat om zuiver beroepsmatige verplaatsingen in opdracht van de werkgever, zijn de parkeerkosten als beroepskosten aftrekbaar overeenkomstig de algemene regel van artikel 49, WIB 92. Dat betekent concreet dat zij moeten zijn gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en dat de echtheid en het bedrag ervan moeten worden verantwoord door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. Deze parkeerkosten zijn slechts tot 75% aftrekbaar overeenkomstig artikel 66, §1, WIB 92 wanneer zij verband houden met de in artikel 65, WIB 92 bedoelde voertuigen. In het kader van de bewijsvoering inzake de werkelijke beroepskosten zal de belastingplichtige in principe alle parkeertickets ter beschikking moeten houden van de administratie. Een attest van de werkgever is in dit geval zeker ontoereikend aangezien het geenszins aantoont dat de door de belastingplichtige ingebrachte uitgaven werkelijk hebben gediend voor het betalen van parkeerkosten. Indien de belastingplichtige soms de wagen van zijn moeder gebruikt, komen de door hem betaalde parkeertickets in het kader van zuivere dienstverplaatsingen eveneens in aanmerking om te worden afgetrokken als werkelijke beroepskosten en dit ten belope van 75%. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Ik werd recentelijk door verontruste collega’s aangesproken. Het gaat om huisartsen die met hun praktijk gestopt zijn en zich op esthetische geneeskunde hebben toegelegd. Zij hebben de nodige opleidingen gevolgd en houden zich vooral bezig met niet-invasieve rimpelbehandelingen. Ze maken zich zorgen omdat ze hebben gehoord dat dergelijke behandelingen in de toekomst alleen nog door dermatologen en plastische chirurgen mogen worden uitgevoerd.Zal de minister in de nabije toekomst eventuele wijzigingen aanbrengen? Zo ja, wat is de stand van zaken? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Een arts die in België de geneeskunde mag beoefenen, kan alle behandelingen uitvoeren. Hier geldt het principe van de therapeutische vrijheid. De enige beperkingen hierop zijn die welke hem door de deontologie en zijn praktijkkennis worden opgelegd. De wettelijke uitoefening van de geneeskunde staat tegenover de illegale uitoefening van de geneeskunde, zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967: "Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de geneeskunde, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij lid 1 van deze paragraaf, niet vervult, van elke handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose, het instellen of uitvoeren van een behandeling van een fysische of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand, hetzij de inenting." De handelingen van esthetische chirurgie kunnen dus worden uitgevoerd door elke persoon die houder is van een diploma van arts. Wettelijk gezien kan een oftalmoloog dus borstprotheses plaatsen. Die opmerking geldt trouwens voor alle specialismen. Elke arts mag immers alle geneeskundige handelingen uitvoeren, ook die welke niet tot zijn discipline behoren. Het enige verschil is uiteraard dat de handelingen die buiten de erkende discipline worden uitgevoerd niet door het RIZIV worden terugbetaald aan de patiënten. Om de uitoefening van bepaalde behandelingen of medische daden te beperken, is dus een wet nodig. Dat is stof voor een debat, niet alleen om bepaalde uitwassen te vermijden, maar ook om de esthetische geneeskunde en de terugbetaling ervan te omkaderen. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – In haar adviezen over de werking en evaluatie van de wet betreffende de rechten van de patiënt vraagt de Commissie Rechten van de Patiënt al geruime tijd dat er een gratis infolijn zou worden geïnstalleerd. Patiënten zouden met vragen over hun rechten in eerste instantie bij die infolijn terecht kunnen. Dat werkt drempelverlagend en hiermee zouden ook al ongegronde klachten kunnen worden ondervangen.Wat is het standpunt van de minister over die infolijn en/of is zij bereid die op korte termijn te installeren? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Mijn administratie en de federale Commissie "Rechten van de Patiënt" delen mij mee dat ze geen weet hebben van een advies van de federale commissie over dit thema. Ik wijs er in dit verband op dat de ombudsdiensten van de ziekenhuizen en de Overlegplatformen Geestelijke Gezondheid, alsook de federale ombudsdienst "Rechten van de Patiënt", de patiënten nu al informeren over hun rechten. Ook de ziekenfondsen antwoorden op talrijke vragen ter zake. Dit gezegd zijnde, ben ik uiteraard bereid om elk initiatief dat het mogelijk zou maken de patiënten beter over hun rechten te informeren welwillend te onderzoeken. Ik zal mijn administratie dus vragen wat in dit verband zou kunnen worden gedaan, rekening houdend met de bevoegdheden en de budgettaire context. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Sta me toe een suggestie te formuleren. Ik ben het ermee eens dat er al enkele ingangspoorten zijn, maar het lijkt me nuttig de federale ombudsdienst om te vormen tot een soort gratis infolijn. Daartoe hoeft echt geen aparte infodienst te worden gecreëerd en de federale ombudsdienst lijkt me daarvoor het meest geschikt te zijn. Ik zal de minister ter zake nog een nota bezorgen. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – In het zorgtraject nierinsufficiëntie is in een verhoogde terugbetaling voorzien voor raadplegingen voor de patiënten die zich inschrijven in het traject. Huisbezoeken zijn evenwel uitgesloten. Nochtans zijn een aantal patiënten heel moeilijk te been en brengen hun verplaatsingen heel wat organisatie en eventueel kosten met zich. In die situaties is een huisbezoek te verkiezen, reden waarom de verhoogde terugbetaling voor huisbezoeken dan ook verdedigbaar is. Om te voorkomen dat voor sommige patiënten dit traject een lege doos wordt, vraag ik de minister hiermee rekening te houden en ook voor bepaalde huisbezoeken in een verhoogde terugbetaling te voorzien. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.Het zorgtraject is een nieuw concept van shared care voor chronisch zieken. Het gaat uit van een samenwerking tussen drie partijen, zijnde patiënt, huisarts en arts-specialist, om tot een betere aanpak, behandeling en followup van de patiënt te komen. De patiënt verbindt zich ertoe actief mee te werken aan de uitvoering van het met de arts overeengekomen zorgplan. In dit concept worden inderdaad enkel de raadplegingen volledig terugbetaald. Om in aanmerking te komen voor een zorgtraject moet een patiënt beantwoorden aan bepaalde criteria. De inclusiecriteria voor chronische nierinsufficiëntie zijn: chronische nierinsufficiëntie gedefinieerd als een berekende GFR <45m1/min/1,73m2 volgens de vereenvoudigde MDRD-formule en/of een proteïnurie > 1g per dag. Beide testen moeten na ten minste drie maanden een tweede maal bevestigd worden. Tevens moet de patiënt ouder zijn dan achttien jaar, mag hij niet in dialyse zijn en geen niertransplantatie ondergaan hebben en moet hij in staat zijn tot ambulante follow-up. Dit laatste betekent dat hij op raadpleging moet gaan bij de huisarts en de specialist. Deze inclusiecriteria werden vastgelegd door de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen, op voorstel van de Nationale Raad voor kwaliteitspromotie, in overeenstemming met artikel 4 van het koninklijk besluit van 21 januari 2009. Voor de twee huidige zorgtrajecten, namelijk diabetes type 2 en chronische nierinsufficiëntie, is uiterlijk van 1 december 2011 af een evaluatie opgenomen op basis van gegevens geregistreerd door de huisartsen. De Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen heeft een werkgroep belast met het uitwerken van een intermediaire evaluatie vóór 2011. Indien uit de evaluatie blijkt dat de inclusiecriteria dienen te worden gewijzigd, kan de Nationale Commissie na de evaluatie beslissen daartoe over te gaan. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Ik vind dit een gemiste kans. Om tot het traject te worden toegelaten is ernstige nierinsufficiëntie vereist, maar patiënten in dat geval die een lange ziekenhuisopname willen voorkomen en thuis behandeld willen worden, krijgen geen verhoogde terugbetaling voor het huisbezoek van hun arts. Dat is toch contradictoir, maar ik leg me erbij neer dat dit probleem wordt geëvalueerd en eventueel kan worden bijgestuurd. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – In juli van dit jaar keurde het parlement in een spoedprocedure een wet goed die de uiterste datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek met een jaar uitstelde. Bij de bespreking ervan verkondigde de minister dat uitstel noodzakelijk was omdat er anders een periode van wetteloosheid zou zijn inzake handelingen met menselijk lichaamsmateriaal. De minister kondigde toen ook aan dat ze verwachtte de uitvoeringsbesluiten klaar te hebben tegen het begin van het nieuwe parlementaire jaar.Graag had ik van de minister dan ook vernomen hoever het daarmee staat en wanneer de besluiten in het Belgisch Staatsblad zullen verschijnen. De sector wil immers graag zo snel mogelijk rechtszekerheid. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Op 28 september 2008 zijn zes koninklijke besluiten ondertekend die noodzakelijk zijn voor de omzetting van de EU-richtlijnen betreffende menselijke cellen en weefsels. Deze koninklijke besluiten houden het volgende in: ten eerste, de algemene erkenningsvoorwaarden voor de banken, intermediaire structuren en productie-instellingen; ten tweede, de kwaliteitsnormen voor de banken, intermediaire structuren en productie-instellingen; ten derde, de melding van ernstige ongewenste voorvallen en ernstige ongewenste bijwerkingen; ten vierde, de aanpassing van de erkenningsnormen voor ziekenhuizen; ten vijfde, de lijst van de artikelen van de wet van 19 december 2008 die van toepassing zijn op gameten, gonaden, embryo’s en foetaal menselijk lichaamsmateriaal, en, ten zesde, de aanwijzing van de personeelsleden van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten die inbreuken op de wet van 19 december 2008 en de uitvoeringsbesluiten ervan moeten vaststellen. Mijn diensten bereiden de publicatie in het Belgisch Staatsblad voor. Dat zal vóór het einde van deze maand gebeuren. Hierdoor zal de wet van 19 december 2008, met uitzondering van artikel 22, dat de biobanken betreft, op 1 december 2009 in werking treden. Volledigheidshalve wijs ik er nog op dat twee bijkomende ontwerpen van koninklijk besluit aan de Ministerraad worden voorgelegd. Deze twee besluiten betreffen de regeling voor de biobanken en de terbeschikkingstelling van navelstrengbloed. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Gezien de beleidsverklaring over de dienstencheques is mijn vraag misschien voor een stuk achterhaald, maar ik stel ze toch.Op 1 mei 2008 steeg de prijs van een dienstencheque van 6,70 euro naar 7 euro. Op 1 januari 2009 steeg die prijs nog eens met 50 cent. Hoeveel dienstencheques werden er verkocht per maand tussen 1 januari 2008 en 1 augustus 2009, opgedeeld per provincie? Hoeveel werknemers werkten per maand van 1 januari 2008 tot 1 augustus 2009 onder het stelsel van dienstencheques, in het totaal en in voltijds equivalenten? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik heb de senator, namens collega Milquet, een tabel overhandigd met een overzicht van het aantal dienstencheques dat tussen begin januari 2008 en eind juli 2009 per provincie werd aangekocht.In de loop van 2008 werden 103.437 werknemers geteld. We hebben echter geen informatie over het maandelijks aantal werknemers met dienstencheques dat van januari 2008 tot einde juli 2009 heeft gewerkt. We weten evenmin over hoeveel voltijdse equivalenten het gaat. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Ik dank de minister voor het antwoord. Ik begrijp dat er wel een totaalcijfer is, maar dat er geen evolutie of regionale spreiding gekend is. Misschien kunnen we dat uit de tabel wel extrapoleren. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Recent werd door de diensten van de federale overheid in diverse jachthavens een strenge controle uitgevoerd aan boord van zeil- en motorjachten. Er werd gecontroleerd op het gebruik van de correcte brandstof, het betalen van de verschuldigde BTW en nog tal van andere fiscale verplichtingen die de jachteigenaars moeten naleven.Ik verneem dat koning Albert II recent een nieuw luxejacht heeft gekocht, de ALPA. Volgens welingelichte bronnen werd het jacht aangekocht zonder BTW te betalen. Is de minister op de hoogte van de aankoop van een luxejacht op naam of ten behoeve van de koning waarvoor geen BTW zou zijn betaald? Zijn er redenen waarom de aankoop vrijgesteld is van BTW? Zo ja, op basis van welke regelgeving? Indien de koning geen vrijstelling geniet, welke maatregelen zullen dan worden genomen om de gederfde BTW alsnog te recupereren? |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.Allereerst verwijs ik naar de artikelen 2, 3 en 3bis van het BTW-Wetboek, die de implementatie inhouden van de artikelen 2, a) tot d) van de Europese richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 19 december 2006. Hierin wordt bepaald dat enkel de in België plaatsvindende leveringen van goederen, invoer en intracommunautaire verwervingen van goederen in aanmerking komen. Het jacht van de koning werd in Italië aangekocht, is bestemd om daar te blijven en maakt niet het voorwerp uit van een intracommunautaire verwerving in België, met andere woorden een vervoer van Italië naar België om vervolgens hier te worden gebruikt. De handeling dient dus te worden aangemerkt als een levering die in Italië plaatsvindt en in dit opzicht komt het niet de Belgische fiscale administratie toe zich uit te spreken. De plaats waar het jacht is ingeschreven, afgifte van een Belgische militaire vlaggenbrief, heeft overigens geen enkel gevolg voor het bepalen van de plaats van de handeling op het vlak van de BTW. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Dat is een creatief antwoord. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Uit de media verneem ik dat het nieuwe luxejacht van koning Albert II, de ALPA, vaart onder vlag van de Belgische marine. Het schip met nummer A982 maakt dus deel uit van de Belgische militaire vloot. Het nummer A982 laat vermoeden dat het om een militair bevoorradingsschip gaat. Het lijkt mij nogal merkwaardig dat een privéjacht van de vorst onder militaire vlag vaart.Wie is de eigenaar van het jacht ALPA? Gaat het om een privépersoon? Zijn er nog schepen die onder militaire vlag varen zonder dat die volle eigendom zijn van het Belgisch leger? Wat is de militaire functie van het jacht ALPA? Zijn er Belgische militairen actief op het schip? Wie staat in voor het onderhoud van het schip? Vormt het jacht van de koning als militair vaartuig geen doelwit voor aanslagen van terroristen of aanvallen van vijanden? Hoe schat de minister dat risico in, wetende dat er gekken rondlopen of -varen én dat ook ons land door sommige regimes of terreurgroepen wordt belaagd, zeker indien het staatshoofd kan worden getroffen? Ik neem aan dat in tijden van oorlog alle militaire schepen worden ingezet. Ik ben dan ook benieuwd welke rol voor de A982 is weggelegd tijdens een eventueel militair conflict. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.De aankoop van het koninklijk jacht ALPA behoort tot de privésfeer van de koning. Zoals internationaal gebruikelijk is dit koninklijk jacht, onder andere om identificatie- en veiligheidsredenen opgenomen op de officiële lijst van Belgische zeeschepen en van de vloot van de Zeemacht. Het voert daarom ook dezelfde vlag als de schepen van de Zeemacht. Het jacht kreeg daarom het militair kenteken A982, waardoor er bij mogelijke veiligheidsrisico’s aangepaste maatregelen kunnen worden getroffen. Om die reden staan vier militairen ter beschikking om occasioneel prestaties te verrichten aan boord van het koninklijk jacht. Het gaat om één scheepscommandant en drie bemanningsleden. Er zijn maximaal drie militairen gelijktijdig aan boord. Die personeelsleden behoren tot het actief- of het reservekader van de Belgische Zeemacht. De militairen van het actief kader hebben een normale hoofdactiviteit in de nationale structuur en voeren, evenals de reservemilitairen, slechts occasioneel prestaties uit aan boord van het koninklijk jacht. Het jacht ALPA voert geen opdrachten uit voor Defensie. Er zijn geen onderhouds- of bewakingskosten ten laste van het ministerie van Defensie. Naast de A982 ALPA is er nog één schip dat onder militaire vlag vaart zonder eigendom van Defensie te zijn, namelijk de A962 BELGICA. Dit schip is eigendom van de programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid en vaart, in uitvoering van de conventie van 3 januari 1996, met militair personeel. De A962 BELGICA voert enkel opdrachten uit in het domein van oceanografisch onderzoek. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Er werden mij recentelijk enkele misbruiken in de vastgoedsector aan de Belgische kust gesignaleerd. Het betreft praktijken die naar mijn mening niet door de beugel kunnen. Het gaat onder andere om overtredingen op het vlak van de brandveiligheid, een gebrekkige controle op de naleving van de wet Breyne bij het bepalen van de schadevergoeding wegens vertraging bij de uitvoering van werken, problemen met de syndicus en slecht geïnformeerde vastgoedmakelaars.Ik kreeg van de minister graag antwoord op volgende vragen. Is hij op de hoogte van die problemen? Heeft de minister ook al dergelijke klachten ontvangen? Wordt de bestaande wetgeving voldoende geëvalueerd? Moet deze wetgeving niet worden aangepast zodat een voorlopige oplevering van een gebouw niet mogelijk is zonder dat de brandweer ter plaatse is geweest? Is de minister bereid om, in overleg met zijn collega’s en andere bevoegde overheden, een initiatief te nemen opdat er een oplossing wordt gevonden voor de misbruiken in de vastgoedsector, meer specifiek op het vlak van de gebrekkige controle op de naleving van de wettelijke verplichtingen? |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. –Ik lees het antwoord van vice-eersteminister Reynders. Ik weet dat er bepaalde problemen opduiken bij de toepassing van de door de heer Van Den Driessche aangehaalde wetgeving. De controle van de brandveiligheid is de bevoegdheid van de burgemeester. Artikel 22 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 bepaalt: "Elke brandweerdienst moet zowel in zijn eigen gemeente als in een andere gemeente van de gewestelijke groep die hij beschermt, controle uitoefenen op de toepassing van de maatregelen voorgeschreven bij de wetten en verordeningen inzake brandvoorkoming. Die controle heeft plaats in de bij de wetten en verordeningen bepaalde gevallen en telkens als de burgemeester erom verzoekt." Met andere woorden, de burgemeester moet aan de brandweer de opdracht geven voor de controle, voor zover er op het gebouw in kwestie een reglementering van toepassing is. In het door de heer Van Den Driessche aangekaarte geval van de nieuwe gebouwen is wel het advies van de brandweer gevraagd in het kader van de gewestelijke bouwwetgevingen, namelijk bij het verlenen van de bouwvergunning. De brandweer baseert zich op het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing. Dit besluit wordt meestal opgelegd bij het verlenen van de bouwvergunning. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Tegen overtredingen op het gebied van brandpreventie kan worden gereageerd op basis van twee rechtsgronden, namelijk de bouwwetgeving die valt onder de bevoegdheid van de gewesten en deels door de gemeente moet worden uitgevoerd en artikel 5 van de wet van 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering tegen burgerrechterlijke aansprakelijkheid. Dat artikel bepaalt: "Op verslag van de territoriale brandweerdienst ziet de burgemeester toe op de uitvoering van de krachtens deze wet voorgeschreven veiligheidsmaatregelen". Bij de toepassing van de wet Breyne kunnen zich enkele problemen voordoen. Wat betreft de schadevergoeding wegens vertraging, stipuleert artikel 13 van de wet Breyne dat de niet-nakoming van artikel 7 de nietigheid van de overeenkomst of de nietigheid van het met het wet strijdige beding tot gevolg heeft. De bepaling van de aanvangsdatum voor de berekening van de vertragingsvergoeding kan worden overeengekomen door de partijen in de aanvankelijke overeenkomst. Bij onduidelijkheid over die aanvangsdatum is het de rechter die in eer en geweten en op basis van de wettelijke en contractuele bepalingen de aanvangsdatum moet bepalen. Ook in verband met de andere knelpunten die de senator aanhaalt, zijn er toepassingsmoeilijkheden. Ik heb nog enkele concrete antwoorden. Het aantal klachten is zeer beperkt. Op dit ogenblik wordt er op vlak van brandveiligheid één klacht onderzocht. In verband met de Wet Breyne heb ik persoonlijk nog geen klacht ontvangen. De regering plant in haar kmo-plan een evaluatie van de Wet Breyne waarbij onder andere de problemen die de senator aanstipt, zullen worden onderzocht. Momenteel voeren de bevoegde ministers dit plan stelselmatig uit. De voorlopige oplevering van een gebouw is een contractuele verbintenis tussen de bouwheer en de aannemer. Een evaluatie van de Wet Breyne wordt gepland. De bestaande wetgeving voor brandveiligheid volstaat om misbruiken te voorkomen indien alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid opnemen. Ik ben echter bereid om elk initiatief dat het systeem kan optimaliseren, te ondersteunen. |
|
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – In juni 2004 organiseerde de Wereldgezondheidsorganisatie in Boedapest de vierde ministerconferentie over gezondheid en milieu met als thema "Een toekomst voor onze kinderen". Een studie van het WHO had namelijk aangetoond dat jaarlijks meer dan vijf miljoen kinderen sterven ten gevolge van milieuvervuilende stoffen in bodem, water, lucht en voeding. De conferentie had als doel de nadelige gevolgen van de milieuvervuiling op de gezondheid van kinderen te onderzoeken en een consensus te bereiken over prioritaire maatregelen. De conferentie mondde uit in het Europees Actieplan Children’s Environment and Health Action Plan for Europe , CEHAPE.In maart volgend jaar zal de vijfde ministerconferentie over gezondheid en milieu georganiseerd worden in Parma, Italië. De inspanningen van de voorbije jaren zullen er worden geëvalueerd en er zullen nieuwe maatregelen genomen worden om de uitdagingen voor de toekomst het hoofd te bieden. De gevolgen van de milieuverontreiniging zijn vandaag nog verontrustender dan voorheen. De opwarming van de aarde gaat veel sneller dan aanvankelijk gedacht. Kinderen behoren tot de grootste slachtoffers. Welke concrete follow-up wordt in ons land gegeven aan het Europees Actieplan CEHAPE? Zal België deelnemen aan de vijfde ministerconferentie over gezondheid en milieu in Parma? Zo ja, wie is bij de voorbereiding betrokken en wie zal ons land op de conferentie vertegenwoordigen? |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Op de eerste vraag kan ik antwoorden dat de Gemengde Interministeriële Conferentie Leefmilieu Gezondheid in 2004 beslist heeft het CEHAPE mee op te nemen in het Nationaal Actieplan Leefmilieu-Gezondheid, NEHAP, dat tot stand is gekomen via het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor de samenwerking op de beleidsdomeinen milieu en gezondheid dat op 10 december 2003 is ondertekend. Concreet zijn er binnen dit kader 2 projecten afgerond en loopt nog één project, alle specifiek gericht op de gezondheid van kinderen. Een eerste project betreft het onderzoek naar persistente organische polluenten in moedermelk om uit te maken in welke mate dergelijke stoffen een gevaar kunnen zijn voor kinderen die borstvoeding krijgen. Een tweede project had tot doel de kinderdagverblijven te sensibiliseren en te wijzen op mogelijke verontreinigende stoffen in het binnenmilieu. Op basis van de resultaten van die studie werden aanbevelingsfiches opgesteld die door Kind en Gezin en ONE worden verspreid. Het laatste project, het uitwerken van een haalbaarheidstudie voor een registratiesysteem om de potentiële effecten van het leefmilieu op de voorkoming van kinderkanker in België te onderzoeken, is nog niet afgerond. De algemene doelstelling ervan is te beoordelen in hoeverre het mogelijk is een registratiesysteem in te voeren om het verband tussen kinderkanker en het milieu te bestuderen. In de volgende fase van het NEHAP, van 2009 tot 2013, zal specifiek aandacht worden besteed aan respiratoire aandoeningen bij kinderen als gevolg van milieufactoren in de buiten- en binnenlucht. Voor België is dit een prioritair thema. Hierbij zal een project worden opgestart, waarbij het binnenmilieu in lagere scholen zal worden onderzocht met het oog op maatregelen om tot een gezonde kwaliteit van de binnenlucht te komen. Voorts zal het effect van de luchtverontreiniging in de steden worden onderzocht en zullen de gevolgen van de chemische samenstelling van fijne stofdeeltjes voor de gezondheid worden onderzocht. Ten slotte verzamelt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid in opdracht van de Nationale Cel Leefmilieu-Gezondheid de gegevens met betrekking tot LG-indicatoren en geeft ze die door aan de WHO-EU. De bevoegde diensten zijn in 2008 al begonnen met de voorbereiding van de conferentie in Parma. Dit valt namelijk onder de verantwoordelijkheid van de Nationale Cel Leefmilieu-Gezondheid. Die cel is samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministers verantwoordelijk voor Volksgezondheid of Leefmilieu in de federale regering en de gemeenschaps- of gewestregeringen die het samenwerkingsakkoord hebben ondertekend. Enkele leden van de Nationale Cel zullen aan die conferenties deelnemen. Op dit ogenblik is het nog niet duidelijk welke ministers aanwezig zullen zijn. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Meer dan drie jaar geleden trad het koninklijk besluit van 25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings in werking. Ik verwijs naar mijn eerdere vraag om uitleg hieromtrent (4-989). In uw antwoord daarop stelde u de strategie voor die de FOD Volksgezondheid volgt voor de uitvoering van het koninklijk besluit. Er zou daarover een balans worden opgemaakt.Artikel 4 van het koninklijk besluit bepaalt de modaliteiten omtrent de erkenning van beroepsbeoefenaars van tatoeages en piercings. Een voorwaarde om te worden erkend is dat men een vorming heeft gevolgd volgens artikel 12 van het koninklijk besluit. Paragraaf 3 van datzelfde artikel legt vast dat de minister de voorwaarden van de opleiding bepaalt. Op basis van artikel 10 kan de minister beroepsverenigingen erkennen. De minister verklaarde zich ook voorstander van een wettelijke bezinningsperiode vooraleer een tatoeage of piercing te laten aanbrengen. De minister is eveneens voorstander van de invoering van een minimumleeftijd. Hoeveel beroepsoefenaars van tatoeages en piercings heeft de minister tot op vandaag erkend sinds de invoering van het koninklijk besluit? Bestaan er al opleidingen voor de beroepsbeoefenaars? Zo ja, welke organisaties bieden deze opleidingen aan? Welke voorwaarden heeft de minister aan de opleiding opgelegd? |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
Welke beroepsverenigingen worden al erkend? Hoeveel controles werden al uitgevoerd door de FOD Volksgezondheid? Hoeveel inbreuken werden bij deze controles vastgesteld? Wat zijn de meest voorkomende inbreuken? Wat zijn de mogelijke sancties bij inbreuken op de bepalingen van het koninklijk besluit? Werden al erkenningen ingetrokken? Heeft de minister al een initiatief genomen om de bezinningsperiode en de minimumleeftijd wettelijk te verankeren? Zijn de adviezen van de sector en de Hoge Gezondheidsraad, die heeft aanbevolen een minimumleeftijd in te voeren, al bekend? |
|
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – Je vous lis la réponse de la ministre.Six cent vingt-cinq professionnels ont été reconnus par le SPF de la Santé publique du côté flamand, depuis août 2008, 220 autres ont suivi la formation, et ont obtenu un diplôme provisoire de Syntra/Attentia, mais n’ont pas encore reçu l’agrément. La seule formation légale est la formation à l’hygiène mentionnée à l’article 12. Pour garantir la qualité et l’homogénéité de cette formation, avec le SPF santé publique et le ministre de l’enseignement, nous avons défini les organismes agréés qui proposent cette formation concue par Attentia et donnée par des formateurs de Attentia. Pour les néerlandophones, cette formation est dispensée dans les locaux de Syntra à Uccle et pour les francophones, elle l’est dans les locaux de IFAPME (à Mons, Tournai, Charleroi et Liège) et à l’EFPME (Bruxelles). Aucune organisation profesionnelle n’est encore agréée. Il n’existe du reste que la Belgische Bond van Tatoeëerders qui compte une trentaine de membres. Chaque année, quelque 300 contrôles d’hygiène ont été faits par deux contrôleurs qui ont encore d’autres responsabilités à assumer (notamment en matière de médecine de garde, d’influenza et de poliomyélite). Lors des premiers contrôles en Flandre en 2006, quarante magasins n’étaient pas en ordre ; beaucoup se sont adaptés, d’autres sont passés au marché noir, en raison des coûts trop élevés. Les infractions constatées concernaient l’hygiène : pas d’autoclave à la norme BENOR 13060, mais aussi du travail au noir, la proposition de tatouages et de piercings dans les festivals, l’inexistence de formulaire d’approbation, tatouage et piercing sur des mineurs. Les nouveaux magasins sont contrôlés à l’ouverture et tous les magasins sont vérifiés chaque année. Si une infraction peut être prouvée, un procès- verbal est rédigé par la police ou parfois par les inspecteurs du Conseil Supérieur de la Santé des provinces. Seule la police peut faire fermer une boutique ou infliger une amende à son propriétaire. Les contrôleurs ne disposent pas de ce pouvoir. L’article 6 de l’arrêté royal mentionne que le client doit respecter un délai de réflexion. Toutefois, il est absurde d’imposer un délai de plusieurs jours, car à la côte, en Flandre occidentale, on peut difficilement faire attendre un touriste pendant une semaine, cela occasionnerait un manque à gagner pour les nombreux magasins. Fixer un âge minimum de 18 ans peut s’envisager pour les tatouages et les piercings intimes. Par contre, les piercings commerciaux (comme les bijoux de nez, du nombril,,...) peuvent se faire dès 11 ans avec autorisation des parents. Si l’on veut imposer 18 ans pour tout tatouage ou piercing, on risque de voir nombre de ces tatouages ou piercing se faire sur des adolescents en dehors du circuit légal. |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Het alcoholmisbruik in ons land is problematisch. Belgen zouden vaker overmatig alcohol gebruiken dan het Europese gemiddelde. Vooral jongeren tussen 15 en 24 jaar gebruiken te veel alcohol. Jongeren beginnen ook zeer vroeg alcohol te gebruiken. Drie vierde van de Vlaamse leerlingen van 13 jaar hebben reeds alcohol gebruikt. Vandaag stonden in de Vlaamse kranten nieuwe, zorgwekkende cijfers die deze trend bevestigen.Ik heb steeds gepleit voor een meer performante regelgeving omtrent het verbod op verkoop van alcohol aan minderjarigen. Ik verwijs hierbij naar mijn vragen om uitleg 3-1759, 3-1732 en 3-1690 in de vorige legislatuur. Ik diende ook een wetsvoorstel in om de verkoop van alcoholpops in drankautomaten te verbieden. De toepassing van de huidige wetgeving over alcoholpops is dubbelzinnig. De voorganger van de minister, de heer Demotte, stelde in zijn antwoord op de parlementaire vraag 3-1690 het volgende: "Worden beschouwd als sterke dranken: de gedistilleerde dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2%, de gegiste dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 22% en brandewijn. De dranken worden naargelang van hun productiewijze, gedistilleerd of gegist, in een bepaalde categorie ondergebracht. Vandaag blijkt dat de alcopops ofwel in de eerste categorie, Bacardi & cola, ofwel in de tweede categorie, limonade en bier, zijn ondergebracht. In sommige gevallen waarbij de twee procédés, gisting en ethanol, worden gecombineerd, kunnen de producenten hun producten nog op de markt brengen als gegiste dranken met een alcoholvolumegehalte van ongeveer 5%. Daardoor ontsnappen ze aan de belasting als sterke drank en aan het verbod van verkoop aan minderjarigen.". Op 17 juni 2008 namen de ministers van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid een gemeenschappelijke verklaring aan betreffende het toekomstige alcoholbeleid. De ministers van Volksgezondheid van de federale staat, de gewesten en gemeenschappen stellen in de verklaring maatregelen voor betreffende de wetgeving. "De huidige reglementering blinkt uit door de onduidelijk ervan en is complex" lezen we. De minister en haar collega’s stellen voor om de reglementering te vereenvoudigen en te harmoniseren om ze makkelijker te doen respecteren en controles efficiënter te maken. De ministers willen ook de wetgeving aanpassen zodat de verkoop van bieren en wijnen aan jongeren beneden 16 jaar niet enkel in de horeca wordt verboden, maar in alle handelszaken. Volgens mijn informatie heeft de minister hiertoe nog geen wetgevend initiatief genomen. "De ministers van Volksgezondheid wensen eveneens de wetgeving op de verkoop en de distributie van gemengde dranken, ‘alcoholpops’ genoemd te onderzoeken." De verklaring neemt ook nog een reeks maatregelen op betreffende de beschikbaarheid en het prijsbeleid van alcohol, alsook maatregelen ten aanzien van bepaalde doelgroepen en alcohol in het verkeer. Twee maatregelen worden onderzocht op hun haalbaarheid. Inzake de maatregelen voor marketing en reclame wordt onder meer verwezen naar het convenant dat in 2005 met de sector, de gebruikers en de minister van Volksgezondheid werd afgesloten. De bedoeling zou zijn dit convenant te institutionaliseren. De wet van 17 november 2006 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, biedt de minister de mogelijkheid om met een koninklijk besluit dergelijke overeenkomst met de alcoholsector regelgevende kracht te geven. Ondanks engagementen van minister Demotte werd het convenant nooit bekrachtigd bij koninklijk besluit. Nochtans kan de minister deze maatregel snel nemen. Krachtens artikel 5.3 van het convenant zou alvast de verkoop van alcohol in drankautomaten in of in de onmiddellijke nabijheid van lagere en middelbare scholen, lokalen van jeugdclubs en –bewegingen en het plaatsen waar minderjarigen samenkomen verboden worden. Zijn er vandaag alcoholische dranken op de markt die de twee procedés, namelijk gisting en distillatie, combineren, maar op de markt worden gebracht als gegiste drank met een alcoholvolume van minder dan 22% en zodoende ontsnappen aan de belasting op sterke drank en het verbod op verkoop aan minderjarigen? Zo ja, om welke producten gaat het? Heeft de minister reeds maatregelen genomen betreffende de wetgeving? Wat is de stand van zaken? Werd de wetgeving op de verkoop en de distributie van gemengde dranken reeds onderzocht? Wat is de stand van zaken en wat zijn de eventuele conclusies? Waarom werd tot op vandaag het Convenant inzake gedrag en reclame met betrekking tot alcoholhoudende dranken van 12 mei 2005 nog niet bekrachtigd bij koninklijk besluit? Kan de minister inzake de overige maatregelen opgenomen in de gemeenschappelijke verklaring betreffende het toekomstige alcoholbeleid een gedetailleerde stand van zaken geven betreffende de uitvoering ervan? |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
(Voorzitter: de heer Armand De Decker.) |
(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Mijn diensten zijn niet op de hoogte van het feit dat deze producten op de markt zijn. We hebben immers geen notificatiesysteem voor alcoholproducten dat ons in staat stelt gerichte controles uit te voeren. Daarenboven valt de wetgeving inzake alcoholhoudende dranken onder de bevoegdheid van de minister van Financiën. Een voorontwerp van wet zal volgende week in de commissie voor de Sociale Zaken van de Kamer besproken worden. Het idee is om de wetgeving over de verkoop van alcohol aan minderjarigen, te weten artikel 13 van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank en artikel 5 van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, beter te coordineren. Het samenbundelen van deze maatregelen in de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten maakt het mogelijk om het debat terug te brengen tot de essentie, namelijk de gezondheidsproblemen bij jongeren. Wat de toepassing betreft, zullen we zorgen voor een betere coördinatie van de controle op deze maatregelen en zullen we kunnen terugvallen op de ervaring die werd opgedaan bij de controle op het verbod op de verkoop van tabaksproducten aan min-zestienjarigen door de dienst Inspectie van het DG 4 van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De wetgeving betreffende alcoholhoudende dranken valt zoals gezegd onder de bevoegdheid van de minister van Financiën. Daarom heeft mijn administratie op 18 november 2008 een vraag over de wetgeving inzake alcopops aan deze FOD gericht. Op 13 februari 2009 heb ik deze vraag persoonlijk herhaald bij de minister. Tot nog toe ontvingen wij geen antwoord. Mijn diensten werken aan de institutionalisering van het convenant. Er zijn echter aanpassingen nodig voor de publicatie in een koninklijk besluit. Overleg is dus noodzakelijk. We grijpen deze kans ook om een praktische gids uit te werken om het convenant beter te kunnen toepassen. Ik breng in herinnering brengen dat de verklaring is opgesteld met het oog op een alomvattende benadering van de alcoholproblematiek. De minister van Volksgezondheid is uiteraard maar bevoegd voor een deel van de voorgestelde maatregelen. Om de verklaring zo efficiënt mogelijk te implementeren, heb ik ze aan alle betrokken leden van de federale regering doorgestuurd. Ook de algemene cel Drugsbeleid, waarin alle ministers met bevoegdheden op het gebied van tabak, alcohol, illegale drugs of psychoactieve medicatie vertegenwoordigd zijn, ontving de verklaring. Wat mijn bevoegdheidsdomein betreft, heb ik, bovenop de reeds vermelde acties inzake wetgeving en reclame, nog een aantal initiatieven genomen: lk heb aan de Hoge Gezondheidsraad advies gevraagd over de risico’s van alcoholgebruik voor en tijdens de zwangerschap en tijdens de borstvoedingsperiode. De Raad heeft zijn advies uitgebracht op 4 maart 2009. In 2010 wil ik dit advies verspreiden bij alle betrokken beroepsgroepen, zoals huisartsen en gynaecologen. Vorig jaar heb ik de vzw IDA een subsidie van 673.118 euro toegekend voor de organisatie van een nationale informatiecampagne rond alcohol. Deze campagne droeg de titel ‘Maak jezelf niets wijs. Te veel drinken heeft nooit leuke gevolgen.’ Ze richtte zich specifiek op de leeftijdsgroep van 15 tot 34 jaar en beoogde jongeren bewust te maken van de risico’s van alcoholgebruik. De informatie van deze campagne is beschikbaar op de websites www.druglijn.be en www.infor-drogues.be. Daarnaast heb ik een aantal projecten gefinancierd voor een verbeterde opvang van kinderen en jongeren die ouders met een alcoholprobleem hebben. Een vroege detectie en interventie zijn belangrijk voor het vermijden van de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances. – |
De website www.alcoholhulp.be die ik heb gefinancierd, biedt hier een laagdrempelig en efficiënt aanbod. Doelgroepen die door de klassieke hulpverlening minder bereikt worden, zoals vrouwen, worden door dit aanbod aangesproken. De verklaring vermeldt bovendien het belang van valabele cijfergegevens over alle aspecten van de alcoholproblematiek. Op voorstel van mijn administratie werd in het kader van het actieprogramma van het Federaal Wetenschapsbeleid ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs een oproep gedaan voor een onderzoek naar de overheidsuitgaven voor het beleid rond psychoactieve medicatie, illegale drugs en alcohol. Minister Laruelle heeft haar goedkeuring gegeven voor de financiering van een onderzoek, dat door de Universiteit Gent zal worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet ons dus nieuwe cijfers opleveren. Ik kijk ook uit naar de resultaten van de meest recente gezondheidsenquête, die vragen bevat rond het gebruik en het problematisch gebruik van alcohol. Mijn diensten werken momenteel intensief aan de uitvoering van het protocolakkoord met de gemeenschappen en de gewesten rond de Treatment Demand Indicator. Deze registratie moet het mogelijk maken alle nieuwe behandelingsaanvragen voor problemen op het gebied van illegale drugs en alcohol op een coherente manier te registreren. Door dergelijke initiatieven proberen we dus tegemoet te komen aan de noden op het gebied van cijfers over verschillende aspecten van de alcoholproblematiek. Dit wordt expliciet vermeld door de verklaring. Zoals ik al zei werd de verklaring opgesteld vanuit een globale benadering van de alcoholproblematiek. De algemene cel Drugsbeleid en de interministeriële conferentie Drugs zijn de organen bij uitstek om een adequaat beleid uit te werken. Ik zal er dan ook op toezien dat de nodige initiatieven worden genomen. |
|
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – De minister van Volksgezondheid zegt mijn bekommernis te delen, maar ik begrijp niet waarom structurele maatregelen zo lang uitblijven. De minister geeft mij een lijst van intenties en onderzoeken, maar ik heb er in mijn inleiding al op gewezen hoe lang het al duurt en hoeveel jaren wij deze problematiek onder de aandacht brengen, maar er is nog geen vooruitgang geboekt. Ik betreur dus het ontbreken van structurele maatregelen en ik zal op heel korte termijn op dit onderwerp terugkomen. |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Het College van procureurs-generaal maakte midden september voor het eerst cijfers bekend over de strafvervolging van partnergeweld. Uit die cijfers blijkt dat partnergeweld amper bestraft wordt. Driekwart van de strafdossiers wordt namelijk geseponeerd.In 2007 werden op de correctionele parketten 44.743 zaken van partnergeweld geregistreerd. Dat is 6,6 % van het totaal aantal binnengekomen zaken. In 2008 steeg dat cijfer tot 46.670, of bijna 7% van het totaal. In ongeveer de helft van de gevallen blijkt het te gaan om ernstige slagen en verwondingen. Dat het aantal meldingen gestegen is, wijst niet noodzakelijk op een stijging van het aantal gevallen van partnergeweld. Het kan er ook op wijzen dat meer mensen de drempel overwinnen om aangifte te doen. Sinds de invoering van de wet op het partnergeweld in 2003 is er meer aandacht voor het thema gekomen. Dat er amper vervolging is, is dan ook verontrustend, vooral omdat er in het vorige actieplan en door de verschillende bevoegde ministers meermaals op gewezen werd dat men op dat vlak naar zero tolerance zou streven. Kan de minister de cijfers bevestigen die het College van procureurs-generaal heeft bekendgemaakt? Zo ja, kan de minister de oorzaken duiden voor de hoge graad van seponering? Welke stappen zal de minister doen om het beleid bij te sturen? Welke accenten zal de minister leggen in het Nationaal Actieplan Partnergeweld waarover nu wordt onderhandeld? Ik heb immers begrepen dat vóór het einde van het jaar door de verschillende bevoegde ministers een nieuw actieplan zal worden uitgevaardigd. |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.De aangehaalde cijfers maken deel uit van het cijfermateriaal dat de dienst Statistiek van het College van Procureurs-generaal gedistilleerd heeft uit de computergegevens die beschikbaar zijn bij de parketten voor de periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2008. Ze moeten worden gelezen in het licht van het strafrechtelijk beleid dat gevoerd wordt in uitvoering van de omzendbrieven Col 3/2006 en Col 4/2006 van 1 maart 2006 en die in werking traden op 1 april 2006. De cijfers werden overigens gepubliceerd in het kader van de evaluatie van de toepassing van die omzendbrieven. Col 3/2006 is toegespitst op de definitie van intrafamiliaal geweld, waarvan partnergeweld en de identificatie en registratie van de dossiers door de politiediensten en de parketten elementen zijn. Col 4/2006 past binnen het strafrechtelijk beleid op het vlak van de bestrijding van partnergeweld en stelt dat voor ieder aangegeven geval een passende oplossing moet worden gevonden waarbij het slachtoffer van het geweld wordt ontzien, beschermd en erkend, de kinderen van het paar of van een van de partners bescherming genieten, het strafrechtelijk laakbaar karakter van het gedrag van de dader van het geweld wordt bevestigd en herhaling moet worden voorkomen. Daartoe legt omzendbrief Col 4/2006 de krachtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast aan de hand van de omschrijving van de opdrachten van de procureur des Konings, meer in het bijzonder de aanwijzing van een referentiemagistraat en een referentieambtenaar van de politie, die de bevoorrechte gesprekspartner is van de magistraat. De omzendbrief verzoekt de politiediensten de magistraat met dienst op de hoogte te brengen in een aantal gevallen die verband houden met de ernst van de feiten, de sfeer van geweld, het isolement en de broze psychologische toestand van het slachtoffer, de aanwezigheid van kinderen, de toename in heftigheid of frequentie van de echtelijke crises. De omzendbrief bevat een interventieschema gebaseerd op deze elementen en verzoekt het openbaar ministerie op te treden. De zogenaamde omzendbrief nultolerantie staat een passende en geproportioneerde reactie van het openbaar ministerie voor, in de plaats van alle daders genoemd in een klacht systematisch voor de correctionele rechtbank te brengen. Zo maant Col 4/2006 de magistraat aan de geweldpleger naar het parket te laten brengen. Naargelang de aanwijzingen over de ernst en de frequentie van de situatie, kan de aangewezen reactie bestaan uit: - een terechtwijzing, waarbij de beslissing over de wenselijkheid van vervolgingen wordt uitgesteld om de evolutie van de situatie na te gaan; - een voorstel tot strafbemiddeling; - de aanhangigmaking bij de onderzoeksrechter met een vraag tot uitvaardiging van een aanhoudingsbevel; - de oproeping voor een zitting in de context van een snelrechtprocedure of een rechtstreekse dagvaarding na het onderzoek. Hieruit volgt in de meeste gevallen een seponering na terechtwijzing door de magistraat of de politie en een evaluatie van de toestand. De in de parlementaire vraag aangehaalde cijfers moeten onder andere in het licht van de redenen tot seponering worden gezien, die ofwel van technische aard zijn, ofwel met opportuniteit te maken hebben: - ongeveer één derde van de seponeringen gebeurt om technische redenen: geen misdrijf, onvoldoende bewijslast, verjaring, overlijden van de dader, klachtafstand, onbevoegdheid, gezag van het rechterlijk gewijsde, strafuitsluitende verschoningsgrond, onbekende dader; - van de seponeringen om opportuniteitsredenen is een kwart het resultaat van een geregulariseerde toestand; ongeveer 10% wordt geseponeerd wegens de disproportionele reactie die een vervolging met zich zou meebrengen. Het is ook interessant om de evolutie van 1 januari 2004 tot 31 december 2008 nader te bekijken. De spectaculaire toename van het aantal dossiers op nationaal niveau mag dan al een gevolg zijn van een betere registratie, toch is het duidelijk dat het effect van de aankondiging van de omzendbrief meegespeeld heeft. De verveelvoudiging van de klachten leidde niet tot een toename van het percentage seponeringen. Dat wijst erop dat politie en parket tastbare inspanningen hebben geleverd om deze vorm van criminaliteit te bestrijden. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De evaluatie van de omzendbrieven omvat nog een tweede onderdeel, waarbij naast het statistische aspect ook de kwaliteit van de politionele en gerechtelijke interventies wordt bekeken. De werkgroep die zich met de evaluatie bezighoudt, heeft zich omringd met vertegenwoordigers van de personen die actief zijn in de opvang van slachtoffers of de behandeling van daders van huiselijk geweld. Tijdens de studiedagen die aan de evaluatie waren gewijd, werd een zeer duidelijke toename van de aandacht voor huiselijk geweld vastgesteld, ook al creëert de omzendbrief verwachtingen waarop het niet eenvoudig in te spelen is, zoals de verwijdering van de dader uit de woonplaats. Het is tevens gebleken dat motivering en opleiding van de politiemensen en magistraten cruciaal zijn voor de kwaliteit van de toepassing van de omzendbrieven. Ten slotte blijft de vraag of de beschikbare menselijke, materiële en juridische middelen toereikend zijn en aangepast zijn om de omzendbrieven toe te passen. Die kwestie zal de werkgroep ook moeten evalueren. |
|
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Ik dank de minister voor het interessante en genuanceerde antwoord.Ik stel voor dat we dit thema eens op de agenda zetten van de commissie voor de Justitie. Een misdrijf dat goed is voor 7% van het totaal aantal zaken dat bij de correctionele parketten binnenkomt is wel een grondig debat waard. Ik zou graag een toelichting krijgen van de minister en de betrokken diensten zodat we als parlementsleden ook aanbevelingen kunnen formuleren voor het nieuwe actieplan. Het is positief dat in de loop van de jaren naar een beleid is gestreefd. Ik weet dat de rondzendbrief inzake de nultolerantie bestaat. Het is interessant om te horen dat hij ook wordt toegepast. Wellicht moet hij nog op enkele punten worden bijgestuurd. |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Ik verwijs naar mijn mondelinge vraag 4-812 en mijn vraag om uitleg 4-808.In het protocolakkoord van 24 november 2008, gesloten tussen de Adviesraad van de Magistratuur en de minister van Justitie, werd overeengekomen dat de Adviesraad van de Magistratuur aan de minister van Justitie tegen eind mei 2009 een advies voor de regeling van de arbeidstijd van de magistraten (per jaar/week/dag) en een regeling van de vakantie- en verlofregeling bezorgt, alsook een advies over de herverdeling van het werk, zoals loopbaanonderbreking, deeltijds werk, sociaal en familiaal verlof. In zijn antwoord op mijn mondelinge vraag van 11 juni 2009 (4-812) deelde de minister mee dat de Adviesraad van de Magistratuur ook een vragenlijst betreffende het sociale en financiële statuut van de magistraten had verstuurd. Op het ogenblik dat ik de mondelinge vraag stelde, was er nog geen advies van de Adviesraad beschikbaar. Ook de resultaten van de rondvraag waren nog niet gekend. In juni werd nog een aantal vergaderingen gepland om de werkzaamheden af te ronden. Tot op vandaag is er nog geen wettelijke regeling voor magistraten die een betere combinatie van arbeid en gezin mogelijk moet maken, en dat in tegenstelling tot bijna alle andere sectoren. Zo is het voor magistraten niet mogelijk om ouderschapsverlof, palliatief verlof, tijdskrediet en arbeidsduurvermindering enzovoort op te nemen. Wat zijn voor de minister de belangrijkste resultaten en conclusies van de vragenlijst betreffende het sociaal en financieel statuut van de magistraten? Wat zijn voor de minister de belangrijkste elementen of voorstellen in het advies van de Adviesraad van de Magistratuur voor de regeling van de arbeidstijd, de vakantie- en verlofregeling en de herverdeling van het werk? Welke maatregelen zal de regering in navolging van het advies nemen om het statuut van de magistraten dienaangaande te verbeteren? |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.De Adviesraad van de Magistratuur heeft op 26 juni 2009 zijn advies betreffende de jaarlijkse vakantie en de verlof- en arbeidstijdregeling in het kader van een modern sociaal statuut voor magistraten overgezonden. In het verleende advies is rekening gehouden met de desiderata van de magistraten die blijken uit de tevredenheidsenquête, verricht door de Adviesraad van de Magistratuur. Uit dat advies kan worden opgemaakt dat de magistraten in het algemeen tevreden zijn met de soepelheid van de bestaande arbeidstijdregeling, maar dat de meerderheid toch voorstander is van de mogelijkheid tot herschikking van de arbeidstijd in de ruime zin van het woord. Hoewel de Adviesraad meent dat het niet dienstig is het aantal dagen jaarlijkse vakantie te bepalen, dat idealiter dertig vakantiedagen bedraagt, waaraan tien bijkomende dagen in de vorm van beheersinstrument zouden worden toegevoegd, is de raad toch van oordeel dat de magistraten inzonderheid de volgende mogelijkheden zouden moeten kunnen krijgen: verlof om dwingende redenen van familiaal belang, ouderschapsverlof, adoptieverlof en verlof voor thuiskomst, moederschapsverlof en vaderschapsverlof, invoering van een stelsel van deeltijdse arbeid ingeval het werk wordt hervat na een periode van arbeidsongeschiktheid, een stelsel van loopbaanonderbreking, een stelsel van arbeidsduurvermindering en een stelsel van eindeloopbaanregeling en omstandigheidsverlof. De Adviesraad van de Magistratuur stelt inzonderheid voor dat de magistraten vijftien werkdagen betaald verlof per jaar zouden kunnen nemen als een familielid dat onder hetzelfde dak woont ziek of arbeidsongeschikt is, alsmede onbetaald verlof van een tot drie maanden ingeval bedoelde personen voor een lange periode arbeidsongeschikt zijn. Voor het overige wordt in het verleende advies gepleit voor afstemming op het stelsel dat geldt voor het openbaar ambt, via een aantal aanpassingen, maar wordt niet stilgestaan bij de haalbaarheid van het voorgestelde stelsel. De wens dat magistraten de mogelijkheid zouden hebben loopbaanonderbreking van drie tot zes maanden te nemen of hun arbeidstijd voor een periode van drie tot 72 maanden te verminderen, moet worden afgewogen tegen het feit dat de magistraten voor het leven worden benoemd. De Adviesraad van de Magistratuur is op dit vlak van oordeel dat de invoering van een dergelijk stelsel moet samenvallen met de oprichting van een pool van reservemagistraten die afwezige magistraten kunnen vervangen. De haalbaarheid van het voorgestelde stelsel zal onder meer afhangen van de resultaten van de werklastmeting en van de herinrichting van het gerechtelijk landschap. Het is bijgevolg te vroeg om op dat vlak tot conclusies te komen. Bovendien moet het door de magistratuur gewenste stelsel worden beschouwd in het algemenere kader van hun sociaal en financieel statuut. Bijgevolg moet binnen het kader van die reflectie ook aandacht uitgaan naar het stelsel voor afwezigheid wegens ziekte of ongeval in het privé-leven, dat wordt gekenmerkt door het gegeven dat een disponibiliteitsregeling wegens ziekte niet bestaat. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) . – Voor het eerst heb ik een concreet antwoord op mijn vraag gekregen en daar dank ik de minister voor.Ik neem er nota van dat de minister benadrukt dat het moeilijk zal zijn de aanbevolen maatregelen te implementeren en dat ze moeten worden afgewogen tegen het feit dat magistraten voor het leven benoemd zijn. Mag ik erop wijzen dat benoemd zijn voor het leven de wisselvalligheden van dat leven niet voorkomt en dat men dus nood kan hebben aan de verschillende thematische verlofstelsels. Ik heb ook begrepen dat bepaalde maatregelen moeten worden genomen, zoals een "vlottende" magistraat die kan inspringen. Ik kan er alleen maar op aandringen daarvoor de nodige schikkingen te treffen, want het is de enige manier om ook in dat beroep mensen op een eigentijdse manier te laten functioneren. Het kan de dienstverlening van het gerecht alleen maar ten goede komen. |
Mme Sabine de Bethune (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik vind het niet erg dat mevrouw Lanjri voor haar beurt het woord neemt, maar ze had dat wel eerst kunnen vragen. Dat zou van meer respect getuigen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – Mevrouw Lanjri moet zo meteen een commissievergadering voorzitten. |
M. le président . – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Mijnheer Ide, ik bepaal de agenda niet en ik stel vast dat de volgorde van de agenda niet altijd gevolgd wordt. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Toch wel. We nemen het woord in de volgorde van de agenda, maar de vragen rond een thema worden wel gegroepeerd. Ik heb er geen probleem mee u te laten voorgaan, maar ik zou het wel waarderen dat u dat in de toekomst even vraagt, zoals u dat de vorige keer hebt gedaan. Ik begrijp niet waarom u dat nu niet doet. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat u eerst de heer Ide het woord geeft. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De voorzitter . – U hebt het woord, mevrouw Lanjri. |
M. le président . – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Op 19 juli bereikte de federale regering een akkoord over de regularisaties, dat werd omgezet in een instructienota. Naast de reeds bestaande groepen zijn er nu ook nieuwe categorieën van mensen die in aanmerking komen voor regularisatie.Zo wordt er bij de reeds bestaande "prangende humanitaire situaties" het nieuwe criterium "duurzame lokale verankering" ingevoerd. Hiervoor komen twee groepen in aanmerking: enerzijds de vreemdelingen die al langer dan 5 jaar ononderbroken in België verblijven en vóór 18 maart 2008 een wettig verblijf hebben gehad of aangevraagd en anderzijds de vreemdelingen die sinds 31 maart 2007 ononderbroken in België verblijven en die een kopie van een arbeidscontract of een arbeidsengagement bij een bepaalde werkgever kunnen voorleggen, hetzij van bepaalde duur van ten minste één jaar, hetzij van onbepaalde duur, met minimaal een inkomen equivalent aan het minimumloon. Deze criteria vallen onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten. Sommige van die voorwaarden kunnen ook maar alleen door de gewesten en gemeenschappen worden getoetst. Dat is bijvoorbeeld het geval voor werkbereidheid en de beoordeling of kwalificaties en competenties op het arbeidsaanbod zijn afgestemd. Ik heb hierbij volgende vragen. Is er overleg geweest tussen de Dienst Vreemdelingenzaken, enerzijds, en de VDAB en de arbeidsbemiddelingsinstanties van de andere gewesten, anderzijds, over het attesteren van de werkbereidheid en de werkwilligheid? Wat is de uitkomst van dat overleg? Zullen de gewestelijke instanties voor arbeidsbemiddeling om advies worden gevraagd? Heeft de minister er zicht op of er een verschil zal bestaan tussen de gewesten bij de regularisatie van deze categorieën? Zal er bijvoorbeeld enkel regularisatie mogelijk zijn voor knelpuntberoepen? Aangezien dit een gewestmaterie is, besef ik ten volle dat de gewesten een verschillend beleid kunnen voeren. Ik wil echter graag weten of dat inderdaad het geval zal zijn. Hoe zit het met het arbeidsmarktonderzoek? Zal dat in elk van de gewesten worden gevoerd? Zijn er gewesten die dit onderzoek op basis van artikel 38, paragraaf 2, van het koninklijk besluit van 1999 niet of zeer beperkt zullen voeren? Wanneer ten slotte zal er hierover duidelijkheid bestaan? Op het terrein blijken er momenteel vooral problemen te bestaan in het Brusselse en Waalse Gewest, uitgerekend de gewesten waar de vraag naar regularisatie het grootst is. Tot vandaag hebben de mensen zonder papieren absoluut geen zicht op de lijst van jobs waarvoor ze kunnen solliciteren, aangezien de gewesten hierover nog geen beslissing hebben genomen. Kan er tenminste op aangedrongen worden die beslissing snel te nemen? |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.De Koning heeft op 7 oktober 2009 een koninklijk besluit ondertekend dat de instructie implementeert van 19 juli 2009 betreffende de toepassing van het vroegere artikel 9bis en 9, alinea 3, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Dit besluit, dat op 14 oktober 2009 gepubliceerd werd, heeft vooral betrekking op punt 2.8ter van voornoemde instructie. Het besluit werd opgesteld na verschillende overlegvergaderingen met de bevoegde overheden, met name de gewesten, de Dienst Vreemdelingen-zaken en de FOD Werk. Het werd nodig geacht de reglementering op de tewerkstelling van buitenlandse werknemers te wijzigen, vooral om de rechtszekerheid te garanderen van de toekenning van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten, rekening houdend met de verblijfssituatie van de betrokken personen. Het merendeel van de toekenningsvoorwaarden van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten blijft echter van toepassing, en vooral artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999, dat bepaalt dat de arbeidsvergunning wordt uitgereikt na onderzoek van de arbeidsmarkt. De toekenning van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten valt overigens onder de bevoegdheid van de gewesten. Ze zijn bevoegd voor de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. De vergunning wordt pas toegekend na individueel onderzoek van elke aanvraag, geval per geval. De bevoegde gewestminister kan de vergunning steeds toekennen door artikel 38, paragraaf 2, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 toe te passen, dat de mogelijkheid geeft om economische of sociale redenen in individuele behartenswaardige gevallen af te wijken van de voorwaarde van de arbeidsmarkt, artikel 8. Het ligt niet in mijn bevoegdheid een uitspraak te doen over de analyse van de arbeidsmarkt die werd uitgevoerd door de gewesten. Het valt evenmin onder mijn bevoegdheid een uitspraak te doen over het feit dat de gewesten om economische en sociale redenen in individuele behartenswaardige gevallen afwijken van artikel 8 van het koninklijk besluit. Ik kan enkel zeggen dat de reglementering de mogelijkheid biedt. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Door het uitblijven van een beslissing vanwege de gewesten, blijft de instructie van 19 juli een lege doos. De beslissing kan in Brussel anders zijn dan in Vlaanderen of Wallonië. Het belangrijkste is dat er een beslissing komt over de deadline van de indiening van de dossiers op 15 december. Als er geen beslissing valt, is het niet mogelijk geregulariseerd te worden om economische redenen, namelijk op basis van werk. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – In het kader van de evaluatie van de asielprocedure werden in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden hoorzittingen gehouden met de instituties en organisaties die met deze procedure bezig zijn. Deze hoorzittingen gaven een goede kijk op de realiteit op het terrein.Eén van de personen die gehoord werden, was de Eerste Voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Hij stelde een lijvig rapport over de historiek en de werking van de Raad te onzer beschikking. Toch bleef ik met enkele vragen zitten. Bestaan er cijfers inzake de hervormingsgraad in volle rechtsmacht bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen? In hoeveel dossiers, procentueel en in absolute cijfers, werd het verzoek tot hervorming verworpen? Wat zijn de cijfers voor de Franstalige en Nederlandstalige kamers? In hoeveel dossiers, procentueel en in absolute cijfers, werd asiel toegekend? Wat zijn de cijfers voor de Franstalige en Nederlandstalige kamers? In hoeveel dossiers, procentueel en in absolute cijfers, werd subsidiaire bescherming toegekend? Wat zijn de cijfers voor de Franstalige en Nederlandstalige kamers? Hoeveel dossiers, procentueel en in absolute cijfers, werden teruggestuurd naar het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen voor verder onderzoek? Wat zijn ook hier de cijfers voor de Franstalige en Nederlandstalige kamers? |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van staatssecretaris Wathelet.De hervormingsgraad in volle rechtsmacht voor het gerechtelijk jaar 2008-2009 bedraagt 5,8%. Het percentage verworpen verzoeken tot hervorming bedraagt voor de Franstalige kamers 82,5% en voor de Nederlandstalige kamers 96,5%. De Raad beschikt niet over absolute cijfers over het aantal ingediende beroepen, daar het aantal dicta niet altijd overeenstemt met het aantal ingediende beroepen. Het percentage dossiers waarin de vluchtelingenstatus werd toegekend, bedraagt voor de Franstalige kamers 6,3% en voor de Nederlandstalige kamers 0,7%. De Raad beschikt niet over absolute cijfers over het aantal ingediende beroepen, daar het aantal dicta niet altijd overeenstemt met het aantal ingediende beroepen. Het percentage dossiers waarin subsidiaire bescherming werd toegekend, bedraagt voor de Franstalige kamers 2,3 % en voor de Nederlandstalige kamers 2,3 %. De Raad beschikt niet over absolute cijfers over het aantal ingediende beroepen, daar het aantal dicta niet altijd overeenstemt met het aantal ingediende beroepen. Het percentage van dossiers dat naar het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd teruggestuurd, bedraagt voor de Franstalige kamers 8,8 % en voor de Nederlandstalige kamers 0,6 %. De Raad beschikt niet over absolute cijfers over het aantal ingediende beroepen, daar het aantal dicta niet altijd overeenstemt met het aantal ingediende beroepen. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord, maar vraag hem tegelijk dat hij meer werk maakt van het verzamelen van andere gegevens, onder meer over de absolute cijfers van de beroepen en de arresten van de Franstalige en Nederlandstalige kamers. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Een collega van vice-eersteminister Onkelinx deed een enorm interessante uitspraak in de Nederlandstalige en Franstalige pers, die werd overgenomen door de medische vakpers. Volgens de Huisarts zei vice-premier Vanackere in diverse media dat de federale overheid ‘moet stoppen met andermans bevoegdheden te betalen’. Het ging vooral over preventie in de gezondheidszorg. De minister had het onder andere over borstkankerscreening, vaccinatie en het tabaksfonds in het nationale kankerplan. De CD&V-excellentie wil dat de gemeenschappen die zaken voortaan zelf financieren.Ik heb me direct akkoord verklaard met de stelling van minister Vanackere. Ik ben benieuwd naar de mening van mevrouw Onkelinx en of zij de uitgestoken hand van haar collega vice-eersteminister aanneemt. Laat ze met andere woorden de gemeenschappen voor de volle bevoegdheden wikken en beschikken inzake preventie, gezondheidspromotie en vaccinatie? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Het principe "elkeen betaalt en beslist wat zijn bevoegdheden betreft" valt te verdedigen. Wel moeten de ministers het op voorhand eens zijn over wat tot ieders bevoegdheid behoort. Bovendien moeten de ministers blijk geven van pragmatisme wanneer een initiatief in het domein van de gezondheidszorg een beroep doet op de respectieve bevoegdheidsdomeinen van meerdere beleidsniveaus. Zo onderzoekt de interministeriële conferentie Volksgezondheid, die alle ministers van het land die bevoegd zijn op het gebied van de volksgezondheid groepeert, systematisch alle dossiers waarbij het nuttig is dat het federale niveau en de gemeenschapsentiteiten samenwerken en dus gezamenlijk een initiatief financieren. Op dit vlak wordt niets eenzijdig beslist; er wordt steeds naar een consensus gezocht. Voor de dossiers op het gebied van het gezondheidsbeleid die maar op één beleidsniveau worden behandeld, worden alle uitvoerende wetteksten onderworpen aan het kritisch advies van de Inspectie van Financiën, van de minister van Begroting en van de Raad van State. Indien in een ervan de initiatiefnemende minister zijn of haar bevoegdheden overschrijdt, zal hij of zij daar onmiddellijk opmerkzaam op worden gemaakt. Het dossier moet dan worden ingetrokken of aangepast aan de kritiek betreffende de bevoegdheidssfeer. Ik ga in op de drie voorbeelden die de senator geeft. De opsporing van borstkanker houdt medische handelingen in die door de verplichte ziekteverzekering worden terugbetaald. Moet die laatste dan deze medische handelingen niet terugbetalen, onder het voorwendsel dat de opsporing van borstkanker op een gecoördineerde wijze en aan de hand van dezelfde internationale aanbevelingen door de gemeenschappen georganiseerd en gepromoot wordt? Nochtans wordt wetenschappelijk erkend dat de systematische opsporing bij alle vrouwen van de doelgroep efficiënter is dan de individuele onderzoeken op initiatief van de patiënte of haar arts. Mijn antwoord is duidelijk neen, ook al omdat deze werkmethode goedkoper is voor het RIZIV dan de individuele onderzoeken. Het vaccin is een terugbetaald geneesmiddel en voor het vaccineren is er, naargelang de omstandigheden, een handeling nodig door een arts of een verpleegkundige, die ook door de verplichte ziekteverzekering terugbetaald wordt. Moet de organisatie van de vaccinatiecampagnes door de gemeenschappen dan leiden tot het niet meer terugbetalen van de vaccinering? Nogmaals, duizend keer neen. Ook hier is de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus efficiënter in termen van volksgezondheid en goedkoper voor iedereen: patiënten, gemeenschappen en het RIZIV. Het Tabaksfonds maakt het mogelijk om verschillende initiatieven te financieren waarbij meerdere actoren betrokken zijn wier handelingen al dan niet tot de gezondheidszorg behoren en al dan niet tot de bevoegdheid van de federale overheid. Op dit domein zijn de verschillende bevoegdheden het meest verstrengeld. De coördinatie van de acties van de verschillende actoren verbieden komt neer op het belemmeren van een efficiënt overheidsbeleid tegen tabaksgebruik. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Minister Onkelinx zweeg wijselijk in de pers en nu ontwijkt ze het antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of ze de uitgestoken hand van minister Vanackere aanvaardt.Ze geeft drie voorbeelden. Wat het Tabaksfonds betreft, stip ik aan dat mevrouw Vervotte, toen ze in de Vlaamse regering minister van Volksgezondheid was, een antitabaksprogramma had opgezet. Tegelijkertijd had de toenmalige federale minister van Volksgezondheid een tabaksprogramma opgezet. Dezelfde situatie doet zich nu opnieuw voor. De middelen worden slecht zo besteed. Twee keer hetzelfde doen is zinloos. Professor Lieven Annemans, gezondheidseconoom, noemt het de X-inefficiëntie van het beleid. Ik stel voor dat minister Onkelinx de uitgestoken hand van minister Vanackere aanvaardt. Dan staan we weer een stap verder op het vlak van efficiënt bestuur en doen we een besparing, wat zeer welkom is voor de begroting. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De referentiebedragen zijn ingevoerd onder meer met het oog op standaardisatie. In principe mag een heupprothese bij een 70-jarige dame zonder medische antecedenten en zonder complicatie na de ingreep niet meer kosten in het ene ziekenhuis dan in het andere. De ministers Frank Vandenbroucke, Rudi Demotte en Didier Donfut slaagden daarin niet, de huidige minister wel.De ziekenhuizen kregen ondertussen bericht van wat hun te wachten staat. Normaal zal dat de federale kas trouwens ook iets opleveren. Ik ben benieuwd naar de uitkomst ervan. In die zin ben ik bijzonder geïnteresseerd in een aantal zaken. Zijn er ziekenhuizen die veel moeten terugbetalen in het kader van de referentiebedragen? In welk gewest liggen de grootste uitschieters? Delen de universitaire ziekenhuizen zwaar in de brokken? Kan de minister meedelen waar ongeveer de ziekenhuizen zich situeren die het meest moeten terugbetalen, op basis van type, geografie? Waarvoor denkt ze de geïnde gelden aan te wenden? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Met toepassing van de methode 2006 op de gegevens 2006 kan ik volgende cijfers meedelen : - 34 ziekenhuizen moeten een totaal bedrag van 5,9 miljoen euro terugbetalen. - 11 Nederlandstalige ziekenhuizen moeten een totaal bedrag van 2.227.773 euro terugbetalen. Het gemiddeld bedrag is 202.525 euro. - 8 Brusselse ziekenhuizen moeten een totaal bedrag van 1.259.380 euro terugbetalen. Het gemiddeld bedrag is 157.422 euro. - 15 Waalse ziekenhuizen moeten een totaal bedrag van 2.495.424 euro terugbetalen. Het gemiddeld bedrag is 166.362 euro. Uit de analyse van de ziekenhuizen waarop de terugbetaling betrekking heeft, blijkt niet dat het statuut – al dan niet universitair, openbaar of privé – of de grootte een invloed hebben op het eindresultaat. Sommige universitaire ziekenhuizen moeten terugbetalen en andere niet. De vaststellingen zijn dezelfde voor openbare en privéziekenhuizen, voor kleine en grote ziekenhuizen. Omdat die bedragen door de betrokken ziekenhuizen kunnen worden betwist, mogen de hierboven vermelde bedragen niet als definitief worden beschouwd. Anderzijds wordt de lijst met de gedetailleerde resultaten per ziekenhuis niet meer meegedeeld omdat die publicatie of mededeling niet meer in de nieuwe wetgeving is opgenomen. De resultaten zijn op 17 september 2009 aan de ziekenhuizen meegedeeld. De ziekenhuizen beschikken over 30 dagen om een betwisting in te dienen bij het Verzekeringscomité. Ingeval van betwisting moet het Verzekeringscomité zijn beslissing nemen binnen een termijn van 90 dagen. Als er geen betwisting is, wordt de storting verwacht vóór 15 december 2009. De definitieve bedragen die na betwisting zullen worden terugbetaald, zullen het Toekomstfonds van de geneeskundige verzorging stijven krachtens artikel 111 van de programmawet van november 2008. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik dank de minster voor het omstandige antwoord, maar ik ga er niet mee akkoord dat de cijfers niet per ziekenhuis bekend worden gemaakt. Ik sta erop dat dit wel gebeurt, met het oog op de openbaarheid van bestuur. Ik reken er dan ook op dat minster Onkelinx dat te gepasten tijde zal doen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik zal het kort houden. De vraag brandt op eenieders lippen in de geneeskundige sector: wie wordt de algemeen directeur van het Federaal Kenniscentrum? Informeel ken ik het antwoord al, maar graag had ik het gehoord van de staatssecretaris. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – De minister heeft mij volgend antwoord bezorgd.De selectiecommissie heeft de kandidaten op 27 augustus 2009 ontmoet en heeft twee van hen geselecteerd. Zoals bepaald in de artikelen 9 en 10 van het koninklijk besluit van 20 februari 2003 houdende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, heeft Selor op 11 september 2009 de resultaten van de selectie voor directeur-generaal meegedeeld aan mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, die een aanvullend gesprek heeft gevoerd. De gekozen kandidaat moet worden aangewezen door de Koning bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit op voorstel van de minister van Sociale Zaken, mevrouw Onkelinx. Dit koninklijk besluit ligt voor in de Ministerraad van 16 oktober 2009. Het geachte lid zal vast begrijpen dat uit respect voor de privacy Selor geen enkele naam van de kandidaten meedeelt; hij zal derhalve dienen te wachten op de officiële aanwijzing bij koninklijk besluit. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – We zullen wachten tot morgen … |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . –Ik citeer De Huisarts: "Dinsdag zei Vanackere in diverse media dat de federale overheid moet stoppen met andermans bevoegdheden te betalen. Dat ging vooral over preventie in de gezondheidszorg. Vanackere had het onder andere over borstkankerscreening, vaccinatie en het tabaksfonds in het nationale kankerplan. De CD&V-excellentie wil de gemeenschappen dat voortaan zelf laten financieren."Zijn woorden waren nog niet koud of een PS-parlementslid verklaarde dat het toch niet kon zijn dat preventie wordt overgeheveld, waardoor de Franse Gemeenschap dat zelf zou moeten betalen. Zijn partijgenoot minister Onkelinx zweeg echter wijselijk. De minister kennende was het ballonnetje dat hij in een Vlaamse en Franstalige krant opliet, niet vrijblijvend. Hij heeft er vast en zeker goed over nagedacht en misschien had hij er zelfs over gepraat met minister Onkelinx. Had de minister voor zijn verklaringen contact met minister Onkelinx? Zo niet, had hij nadien contact met minister Onkelinx en wat was haar reactie? Zal zij alle acties inzake preventie uit haar beleid schrappen? Wat zal de minister zelf ondernemen om te realiseren wat hij in de pers verklaarde? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van minister Vanackere.De ministers van Volksgezondheid hebben inderdaad een interministerieel protocolakkoord gesloten over verdere gemengde financieringsverantwoordelijkheden voor de gekende reeks primaire preventie-initiatieven met een looptijd over 2010 en 2011. De gemeenschappen en gewesten zijn zeer tevreden met het protocolakkoord omdat het hen de gelegenheid biedt op maat van hun regio een preventief gezondheidszorgbeleid uit te werken. Algemeen zal ik de problematiek van de oneigenlijke bevoegdheden blijvend volgen in nauw overleg met de gemeenschappen en gewesten. Mijn collega’s in de federale regering kennen goed mijn standpunt ter zake. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik ben zeer tevreden omdat minister Vanackere de waakhond zal zijn van de bevoegdheden, zodat ze niet overschreden worden. Hij ontwijkt de stoere verklaringen die hij in de medische pers heeft afgelegd; ik merk dat hij gas terugneemt. Ik wil hem ervoor waarschuwen dat in de toekomst niet meer te doen en alleen verklaringen af te leggen over zaken die hij werkelijk kan realiseren. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Geregeld verschijnen er artikels waarin huisartsen hun beklag doen over het feit dat ze door de politie gevorderd worden om ’s nachts en in het weekend bloedafnames uit te voeren bij mensen die verdacht worden van een alcoholintoxicatie. Dat gebeurt te pas en te onpas. De vergoeding die artsen hiervoor krijgen, is zeer laag in vergelijking met takeldiensten en slotenmakers.Er zijn diverse mogelijkheden om een arts te vorderen. De procureur des Konings kan zich beroepen op artikel 44bis van het Wetboek van strafvordering. In verkeerszaken is de bloedanalyse met het oog op het bepalen van het alcoholgehalte geregeld in artikel 63 van de Wegverkeerswet. Dit geldt ook voor het onderzoek naar druggebruik. De gevorderde arts kan alleen zijn medewerking weigeren wanneer er een medische contra-indicatie is of wanneer de arts meent dat de betrokkene gegronde redenen kan aanvoeren om de bloedproef te weigeren. In geen geval mag de arts dwang gebruiken om bloed af te nemen. De deontologische code is daar zeer duidelijk in. Een vaak voorkomende vraag is of een arts verplicht is zijn medewerking aan een onderzoeksopdracht te verlenen. Zoals gezegd, worden hiervoor vaak huisartsen met wachtdienst lastig gevallen en kunnen zij in een conflictsituatie terecht komen. Wanneer een arts wachtdienst heeft, wordt hij verondersteld in alle omstandigheden beschikbaar te zijn om levens te redden. Wanneer hij evenwel gevorderd wordt om een dronkenschap vast te stellen door een bloedafname, verlaat hij als het ware de wachtdienst. Het is wachten tot deze conflictsituatie ooit eens escaleert. Ik geef artsen met wachtdienst dan ook steevast de raad om vorderingen te weigeren, aangezien ze aansprakelijk gesteld kunnen worden. Om eindelijk klaarheid te krijgen, heb ik ook het advies gevraagd van de Orde van Geneesheren. Justitie moet natuurlijk ook haar werk kunnen doen en er moet soms bloed worden afgenomen. Is het dan niet logisch dat artsen dit doen op vrijwillige basis? Dopingartsen van de Vlaamse Gemeenschap, bijvoorbeeld, zijn vaak artsen met een bijzondere competentie in sport en doping. Ook zij treden op vrijwillige basis op, ondanks de moeilijke situatie met vaak agressieve sporters en supporters. Het verschil is echter dat zij hiervoor financieel voldoende gecompenseerd worden. Gaat de minister akkoord met het feit dat artsen die wachtdienst kloppen, voorrang moeten geven aan de patiënt en het redden van levens? Is de minister het ermee eens dat het verzorgen van de wachtdienst te allen tijde voorrang geniet en dat bijgevolg vorderingen moeten kunnen geweigerd worden? Anders dreigt immers de mogelijkheid dat de arts levens in gevaar brengt. Wat denkt de minister van het idee om lijsten aan te leggen van artsen die vrijwillig bloedafnames willen uitvoeren en daarvoor vergoed worden volgens ten minste dezelfde tarieven als die voor de slotenmakers en de takeldiensten? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. – Ik lees het antwoord van de minister.Wanneer een gevorderde huisarts die opgevorderd wordt, gelijktijdig een oproep voor een levensbedreigende zaak krijgt, lijkt het mij uiteraard evident dat de arts voorrang geeft aan de levensbedreigende toestand. Het is aan de arts om de ernst van de oproep in te schatten. Voorrang geven aan levensbedreigende toestanden wil ook weer niet zeggen dat de gevorderde arts gewoon kan weigeren om in te gaan op de vordering. Hij dient zich zo te organiseren dat hij in principe op de vordering kan ingaan. De suggestie om een lijst op te stellen van artsen die zich kandidaat stellen voor het uitvoeren van bloedafnames, lijkt me zeer zinvol en kan in samenwerking met de artsen en in nauw overleg met de vorderende overheid verder uitgewerkt worden. Het zal steeds de vorderende overheid zijn die uiteindelijk beslist. Voor de prestaties van de gevorderde artsen zijn de tarieven vastgelegd in de schaal der honoraria in strafzaken. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik ben erg verheugd dat de minister mijn suggestie over vrijwilligers positief onthaalt. Vrijwilligers zijn immers meer gemotiveerd.Ik pleit wel voor een forse aanpassing van de tarieven. In de Kamer zag ik een voorstel voor een bescheiden verhoging die de vergelijking met de tarieven voor de loodgieters of de takeldiensten geenszins doorstaat. Ik ga niet akkoord met de stelling dat de vordering te allen tijde voorrang heeft op de wachtdienst. De arts kan immers niet altijd inschatten of de situatie waarvoor hij opgeroepen wordt, levensbedreigend is. Om deze problemen te vermijden, hoop ik dat de minister erin slaagt mijn suggestie uit te werken. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Ik heb over dit onderwerp al een reeks vragen gesteld en staatssecretaris Schouppe heeft mij op 23 april 2009 een zeer bevredigend antwoord gegeven.Hij antwoordde mij dat Justitie contact heeft opgenomen met het College van Procureurs-generaal, meer bepaald met de procureur-generaal van Bergen, en dat er een richtlijn zou worden uitgevaardigd. Ik ben dan ook benieuwd naar de stand van zaken, want er was beloofd dat deze zaak zou worden afgerond. Ondertussen zijn we maanden verder en ik zou van de minister van Justitie graag vernemen hoever het daar nu mee staat en of de richtlijn al werd afgerond? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister De Clerck.Het College van Procureurs-generaal heeft een advies uitgebracht en wees op de mogelijkheden waarin de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer reeds voorziet. Volgens artikel 29, § 2, kunnen de steden en gemeenten een parkeerkaart afgeven die de houder ervan recht geeft op een bijzondere parkeerregeling en hem desgevallend toelaat te parkeren op voorbehouden plaatsen, juncto artikel 2.51 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Die parkeerkaart kan worden toegekend aan bepaalde groepen, zoals dokters of thuisverpleegkundigen. Het komt de staatssecretaris voor Mobiliteit toe de lokale overheden uit te nodigen om de nodige reglementering uit te vaardigen. Ik nam hiervoor reeds contact op met mijn college voor Mobiliteit. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . –Het is natuurlijk gemakkelijk te zeggen dat de gemeenten een parkeerkaart moeten geven, maar huisartsen gaan vaak verder dan hun eigen gemeente. Moeten ze dan verschillende kaarten meenemen? Dat is uiteraard niet praktisch en het komt er dan ook op aan in aangepaste parkeerplaatsen te voorzien. Ik zal de vraag dan ook stellen aan de staatssecretaris voor Mobiliteit. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Volgens een artikel in de Artsenkrant op 23 september 2009 mogen de ziekenfondsen samen een bonus van 23 tot 80 miljoen euro verdelen voor hun bijdrage tot het goed beheer van de gezondheidskosten in 2008. Ze hebben recht op 25% van het bedrag dat in de Riziv-begroting gereserveerd was maar uiteindelijk niet werd uitgegeven.Vast staat dat de wet op de financiële verantwoordelijkheid de ziekenfondsen recht geeft op een kwart van het gebudgetteerde maar niet uitgegeven bedrag. Een eenvoudige rekensom leert dat de vijf Belgische ziekenfondsen bijgevolg minimum 23 miljoen en maximum 80 miljoen euro onder elkaar mogen verdelen. Dat is een beloning voor hun bijdrage tot het goede beheer van de Riziv-uitgaven. De ziekenfondsen zijn erin geslaagd deze bonus voor zichzelf te verdienen door hun extreem rigoureuze opstelling in alle budgetdiscussies. Of het nu gaat over geneesmiddelen, implantaten of artsenhonoraria, vaak drijven ze hun besparingsdrift tot op het randje van de pesterijen. De besparingsdrang van de ziekenfondsen gaat niet alleen ten koste van de zorgverstrekkers maar ook van de patiënten die steeds meer remgeld moeten betalen. Ik vind het heel erg dat de ziekenfondsen voor dit ‘goede werk’ beloond worden. Is dit systeem nog ethisch verantwoord? Is het niet vicieus? Is dit nog logisch op een moment dat iedereen in de gezondheidssector probeert rond te komen met vaak veel te kleine budgetten? Als ziekenfondsen minder uitgeven door verschrikkelijk streng op te treden tegen hun leden en tegen de artsen, incasseren ze een bonus. Als zorgverstrekkers echter zuinig zijn en hun budget niet opgebruiken, wordt dat gewoon weggegomd, ten bewijze daarvan de referentiebedragen. Ziekenhuizen die goed scoren, krijgen toch ook geen bonus? Artsen die alleen ethisch verantwoorde, overwogen onderzoeken laten uitvoeren bij hun patiënten krijgen toch ook geen bonus? Welke maatregelen zal de minister nemen om dit euvel te verhelpen? Zouden we die bonus niet beter gebruiken voor een vergrijzingsfonds, want op dat gebied loopt België hallucinant achter omdat er beleidsmatig niet pro-actief wordt opgetreden? Dat wordt ook gezegd in de laatste Knack van oktober door de denktank Itinera en de hoogleraren De Vos en Van de Cloot. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de minister.Ik wens eerst te herinneren aan de context waarin de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen werd ingevoerd. Bij het begin van de jaren negentig leidt de steeds groter wordende kloof tussen de uitgaven die terugbetaald werden aan de ziekenfondsen en de reële financiële situatie van de verzekeringsinstellingen ertoe dat de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen opgenomen werd in de wet-Moureaux van 1993, die in 1995 in werking trad. Een van de principes van de financiële verantwoordelijkheid is dat de verzekeringsinstellingen ertoe moeten worden aangemoedigd het systeem op de meest efficiënte manier te beheren, meer bepaald door de uitgaven te controleren. Het mechanisme van de financiële verantwoordelijkheid is tot regel verheven in de artikelen 196 tot 201 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Aanvankelijk was de verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen beperkt tot 20% van het verschil tussen hun reële uitgaven en het hun toegewezen budget, met een maximumbedrag in geval van tekort, 2% van het budget. Het percentage ging in 2001 van 20 naar 25%. Deze progressiviteit was logisch aangezien het percentage van de financiële verantwoordelijkheid alleen kon toenemen naarmate de kwaliteit van de normatieve verdeelsleutel, die door universitaire teams werd ontwikkeld, zou verbeteren. Het beheer van de bijzondere reservefondsen maakt integraal deel uit van de wettelijke mechanismen van de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen. In tegenstelling tot wat men uit de vraag van senator Van Ermen zou kunnen opmaken, behoort het deel (25%) van de boni van de verzekering gezondheidszorgen, niet echt toe aan de verzekeringsinstellingen. De boni worden immers opzij gezet om latere tekorten te kunnen opvangen. Dezelfde regel geldt inderdaad ook in geval van een tekort, waarbij 25% ten laste is van de verzekeringsinstellingen, met een beperking van 2% van de budgettaire doelstelling. De tegenprestatie van de reserves, namelijk de thesaurie, blijft in het stelsel van de gezondheidszorgen en dient voor de betaling van de zorgverstrekkers. Vermits het geld in de thesaurie van het stelsel blijft, genieten de verzekeringsinstellingen dus ook niet van de rente op deze bedragen. De bijzondere reservefondsen zijn samengesteld uit twee delen: het deel dat gespijsd wordt door de bijdragen van de leden en gebruikt kan worden voor beleggingen en het deel dat gespijsd wordt door de eventuele boni van de ziekteverzekering. Het is niet juist dat het resultaat van de onderhandelingen die de verzekeringsinstellingen met de zorgverstrekkers voeren, hun eender welke winst oplevert. Het is niet hun geld, maar dat van hun leden. Als de ziekteverzekering een overschot heeft, moeten ze geen bijdragen vragen aan de mensen. Voor hun administratiekosten ontvangen de verzekeringsinstellingen 20% van de rente die op de thesaurie wordt gerealiseerd. Dat stelt echter niet veel voor. Het rendement op zichtrekeningen is immers laag en termijnrekeningen zijn verboden. De verzekeringsinstellingen hebben er trouwens geen voordeel bij geld op te potten. Hoge liquiditeitscoëfficiënten worden immers gesanctioneerd via de evaluatiecriteria van de administratiekosten. Die sanctie bedraagt meer dan de winst die ze uit de 20% rente zouden kunnen halen. Het systeem leidt er dus niet alleen toe dat bij de verzekeringsinstellingen geen interesse wordt opgewekt, maar zet er hen tevens toe aan de zorgverstrekkers zo snel mogelijk te betalen. Samengevat, bij een bonus in de gezondheidszorg gaat er meer geld om en zijn de zorgverstrekkers sneller betaald. De burgers moeten geen bijdragen betalen. De verzekeringsinstellingen halen er geen enkel profijt uit. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Het wettelijke kader is dus zeer strikt en het is moeilijk om ervan af te wijken, tenzij men de wet zou wijzigen. De jongste jaren wordt bij het afsluiten van de rekeningen van de verplichte ziekteverzekering echter vastgesteld dat het de gereserveerde bedragen zijn die voor boekhoudkundige boni zorgen, zonder dat het beheer van de verzekeringsinstellingen er voor iets tussenzit. De gereserveerde bedragen zijn die bedragen die verbonden zijn met maatregelen die op een bepaald moment van het jaar in werking moesten treden en waarvoor een budget werd vrijgemaakt, maar die uitgesteld werden. Ook kan het gaan om bedragen voor nieuwe maatregelen die men voortaan in 12/12den budgetteert voor een goed beheer, zelfs wanneer men bij voorbaat weet dat de inwerkingtreding in de loop van het komende jaar in fasen zal verlopen. Het gereserveerde bedrag is het verschil tussen het gebudgetteerde bedrag en het bedrag dat tijdens dat jaar effectief is uitgegeven. Om die reden werden bij de opmaak van het budget voor 2009 de bedragen die gereserveerd zijn voor nieuwe initiatieven in 2009 en die voorgesteld werden door de Algemene Raad, a priori toegewezen aan het Toekomstfonds. Het ging om een bedrag van 77 miljoen euro. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Dit is toch een kafkaiaanse manier van boekhouden. De balans van de ziekteverzekering kan in het rood duiken door de boni die aan de ziekenfondsen moeten worden terugbetaald. In 2007 heeft de ziekteverzekering zo veel boni moeten terugbetalen dat ze in het rood is gegaan. Als het dan toch om een wettelijke verplichting gaat, dan moet het mogelijk zijn om Kafka buiten de wet te houden en de wet te wijzigen. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Ik had graag van minister Onkelinx vernomen waarom er één enkele bestelling voor vaccins voor Mexicaanse griep is geplaatst bij GlaxoSmithKline voor 12,5 miljoen units, dus iets meer dan één vaccinshot voor elke Belg, terwijl een vaccinatie twee shots vereist.In La Libre Belgique zei mevrouw Onkelinx 150 miljoen euro beschikbaar te hebben in haar budget. Is die som weloverwogen en kritisch besteed zonder subjectieve overwegingen? Nederland en Frankrijk bestelden tweemaal zoveel shots als er inwoners zijn. Beleidsmatig zou de vraag moeten zijn: "Wie heeft een kwalitatief hoogstaand erkend vaccin? Is er genoeg in de productielijn? Tegen welke prijs?" In België zijn drie firma’s in de running, die de goedkeuring van EMEA verkregen: GSK, Novartis en Baxter. De eerste twee produceren nieuwe vaccins die met een adjuvans werken. Dat heeft een groot voordeel omdat men met een adjuvans minder antistof nodig heeft. Baxter oogst daarentegen nog een "klassiek" vaccin. Er werd echter geen enkele bestelling geplaatst bij de twee laatstgenoemde firma’s; in het buitenland gebeurde dat daarentegen wel! Novartis heeft praktisch een gelijkaardig product als GSK, doch de hoofdonderhandelaar zit ver weg in Basel. Nochtans staan de klinische studies er zelfs een paar weken voor op de concurrentie. Een adjuvans is als het ware een vrachtwagen waarvan men de lading kan wisselen, mocht ook het griepvirus "muteren". We weten uiteraard als wetenschapper dat GSK hierin het voortouw nam en hierin goede prestaties heeft geleverd. Toch zit ik als verkozene des volks met enkele vragen. Waarom werd alles besteld bij GSK? Het bedrijf, waar 6000 personen werken, is gevestigd in Wallonië, in Lasnes, toevallig ook de tweede woonplaats van minister Onkelinx. Gaat het hier toch een beetje om "ons kent ons"? Was het niet beter om als een goede huisvader zijn eieren in verschillende korven te leggen? Achteraf kan de kwaliteit van de ene toch beter blijken te zijn dan de andere. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een recent artikel in The Lancet. Ook is het mogelijk dat ergens in de productielijn een "kink in de kabel" komt. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Bij een echte pandemie zullen de grenzen worden gesloten en kunnen er in het buitenland geen vaccins meer worden besteld. Waarom heeft men niet óók klassieke vaccins besteld, bijvoorbeeld bij Baxter, die toch goedgekeurd werden door EMEA en die een mock-up licence hebben? Trouwens Baxter heeft eveneens een vestiging in Wallonië, namelijk in Lessines, maar er werken "slechts" 2.000 personen! Is het niet zeer onpraktisch dat GSK zijn vaccins aanbiedt in doosjes van 10? Dat zal altijd tot ongebruikte units leiden. En hoe zal de minister beleidsmatig de vaccinatie organiseren nu er slechts voldoende vaccins zijn voor de helft van de inwoners van Belgenland? Bovendien moeten adjuvans en antigen nog in de praktijkruimte van de arts worden vermengd, terwijl Novartis het vaccin in één geheel levert. Ten slotte, is het niet de taak van de huisarts, de eerste linie, om uit te maken wie precies een high risk-patiënt is en gevaccineerd moet worden? Wordt die eerste linie niet "gepasseerd", zoals de Kringraad, de Federale Raad van Huisartsenkringen, op 29 september uitbracht en wordt het beroepsgeheim niet geschonden wanneer de overheid "vaccinatiecentra voor de Mexicaanse griep" organiseert? |
|
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van collega Onkelinx.Sinds eind april 2009 de nieuwe influenza stam A/H1N1v ontdekt werd, evolueert de informatie dag na dag. De hoge mortaliteitscijfers die men door interpretatie uit de Mexicaanse statistieken kon afleiden, werden genuanceerd door bijkomende informatie uit de Verenigde Staten, maar later ook uit landen zoals Australië en Nieuw-Zeeland. In vergelijking met de eerste dagen van de pandemie hebben we nu ook een beter zicht op de verschillende categorieën risicopatiënten. België heeft 12,6 miljoen vaccins gekocht bij GSK, op aanbeveling van ons wetenschappelijk comité dat een geadjuvanteerd vaccin adviseerde. Een dergelijk vaccin biedt een bredere bescherming met een kleinere dosis antigen en precies de productie van antigen is de voornaamste limiterende factor voor de beschikbaarheid van vaccins op wereldschaal. Ook werd ons aanbevolen te gaan voor een formule waar antigen en adjuvans gescheiden van elkaar worden aangeboden, omdat dit de mogelijkheid geeft om, in het geval van een mutatie van het virus, het antigen aan te passen en zo tegen een lagere kost – 15% van de totale kost van een vaccin om precies te zijn – een doeltreffend vaccin te hebben tegen een eventueel nieuw virus. Aan deze criteria beantwoordde alleen het vaccin van GSK. De vaccinatie van de volledige Belgische bevolking is niet aan de orde gezien de minder ernstige vorm die deze griep op het moment aanneemt. Daarom wordt de vaccinatie van de risicogroepen in samenspraak met de artsenkringen via de huisarts georganiseerd, die inderdaad het best geplaatst is om precies uit te maken wie at risk is en wie niet. Uitzondering op deze regel zijn bijvoorbeeld personeelsleden van ziekenhuizen voor wie binnen en door het ziekenhuis een vaccinatiemoment wordt georganiseerd. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Bij medische beslissingen wegen wetenschappers voor- en nadelen tegen elkaar af. Ik ken de voordelen van het vaccin van GSK, ik heb ze trouwens in mijn vraag aangehaald. Bij de politieke besluitvorming over het aan te kopen vaccin spelen altijd subjectieve factoren mee, waaronder de afscherming van de eigen markt. Zo heeft ook Frankrijk zijn hoofdbestelling bij Aventis geplaatst. Dat belet niet dat het toch altijd beter is bij drie producenten een klein aantal vaccins te bestellen, omdat er altijd bijwerkingen kunnen zijn en er altijd een productielijn kan stilvallen. Door de verdeling over drie producenten verdeel je de voor- en nadelen van elk product.Ik vrees opnieuw voor een imbroglio , zoals toen er een tweede griepdode viel en men post hoc moest toegeven dat het wel om een risicopatiënte ging. Bij zo een nieuw imbroglio zal het dan gaan over wetenschappelijke transparantie en beroepsgeheim met alle problemen van dien. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V) . – Ik ben sterk geïnteresseerd in de armoedeproblematiek rond de vierde wereld. Groot was mijn verbazing toen ik vorige week surfte naar www.armoede.be en www.pauvreté.be. Op de sites stond namelijk dat ze door gebrek aan financiële middelen en steun niet meer in staat zijn de portaalsites te onderhouden en actueel te houden. Ze worden nochtans als gebruiksvriendelijk en begrijpelijk bestempeld. Dat wordt beaamd door verenigingen waar armen het woord nemen en mensen in armoede zelf. Het gaat hier om digitale verzamelpunten met informatie over het armoededebat en de praktijk van armoedebestrijding.Beide portaalsites zijn tot stand gekomen dankzij een samenwerkingsverband tussen enkele initiatiefnemende organisaties en daarnaast kent elke portaalsite nog enkele adviserende partners. Beide sites gaan uit van een pluralistische opstelling en willen alle betrokken actoren in armoedebestrijding en de overheidsactoren en de organisaties actief in armoedebestrijding een plaats geven. Deze sites benaderen de armoedeproblematiek vanuit een multidimensionele visie. Diverse thema’s komen aan bod: digitale kloof, energie, gezin, inkomen, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, participatie, recht, werk, wonen, cultuur en gezondheid. Ze bevatten ook een databank met informatie over het beleid, onderzoek en armoedeprojecten. Het zijn interactieve sites voor mensen in armoede. Het zou dan ook bijzonder jammer zijn mochten deze websites verdwijnen. Welk engagement heeft het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting ten aanzien van de portaalsite www.armoede.be? Waaruit bestaat desgevallend de verleende steun? Heeft het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting ook engagementen ten aanzien van de portaalsite www.pauvreté.be? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet? Welk engagement heeft de POD Maatschappelijke Integratie ten aanzien van de portaalsite www.pauvreté.be? Waaruit bestaat desgevallend de verleende steun? Heeft de POD Maatschappelijke Integratie ook engagementen ten aanzien van de portaalsite www.armoede.be? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet? Zijn er afspraken gemaakt met de regionale overheden omtrent het verlenen van steun aan deze websites? Zo ja, waaruit bestaan deze afspraken? Zo neen, zal de staatssecretaris een initiatief nemen om met de regionale overheden tot afspraken te komen? Welke oplossing heeft de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat deze informatie niet verloren gaat en de websites operationeel blijven? Kan en wil de federale overheid het beheer van de sites op zich nemen? |
Mme Cindy Franssen (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van de staatssecretaris.De websites www.armoede.be en www.pauvreté.be zijn mij wel bekend. Ze werden trouwens verschillende jaren door mijn administratie ondersteund. Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting werd destijds betrokken bij de opstart van de portaalsite en zat mee in het begeleidingscomité. Op de website van het Steunpunt wordt ook een link naar de portaalsite gelegd. De portaalsite werd vier jaar lang gesubsidieerd door de POD Maatschappelijke Integratie. De facultatieve subsidies van de POD Maatschappelijke Integratie zijn bedoeld als impulssubsidie ter ondersteuning van maatschappelijke experimenten en initiatieven. Deze experimenten krijgen zo de kans om te groeien en ondertussen op zoek te gaan naar de nodige middelen voor een structurele ondersteuning. Volgende subsidies werden toegekend voor het uitbouwen van de website: Ik ben altijd bereid om, samen met de regionale overheden, naar oplossingen te zoeken. Het is niet de taak van de federale overheid om het beheer van deze portaalsite op zich te nemen. Ik verwijs dan ook naar de bestaande website van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. Dit Steunpunt werd in ons land opgericht via een Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten. Het Steunpunt beschikt over een eigen website: www.armoedebestrijding.be en www.luttepauvrete.be. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V) . – Ik heb toch nog een bedenking bij het antwoord van de staatssecretaris De minister heeft het over tijdelijke impulssubsidies die voor vier jaar worden toegekend, maar ik denk dat structurele subsidies voor de armoedebestrijding veel meer zoden aan de dijk brengen. |
Mme Cindy Franssen (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, antwoordt. |
M. le président . – M. Bernard Clerfayt, secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra. |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V) . – Het jaar 2010 wordt het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en tevens het jaar waarin België in het tweede semester het voorzitterschap van de Europese Unie zal opnemen. Tenslotte is 2010 ook het jaar waarin het decennium van de Lissabonstrategie eindigt en de Unie een nieuwe sociale beleidsagenda zal aannemen.Als een van de onderdelen van de Lissabonstrategie verbonden de lidstaten van de Europese Unie zich ertoe stappen te ondernemen om de armoede volledig uit te roeien. Kort voor het einde van het decennium moeten we echter vaststellen dat die ambitieuze doelstelling niet werd bereikt. De armoedecijfers in Europa schommelen nog steeds rond de 16 %. België doet het met 14,7% in 2007 slechts een weinig beter. Er is met andere woorden nog veel werk aan de winkel. België bevindt zich in 2010 in een uitzonderlijke positie en 2010 wordt op Europees vlak een uitzonderlijk jaar. Het biedt een unieke gelegenheid om een heel ruim en gevarieerd publiek te sensibiliseren en te mobiliseren voor de strijd tegen armoede. Dergelijke ambitie kan enkel worden waargemaakt als men met een heldere en eenduidige boodschap naar buiten treedt. Het begeleidingscomité 2010 werkt dan ook rond een centrale as: "De strijd tegen armoede is een zaak van iedereen". Daarnaast worden ook een drietal prioriteiten vooropgesteld, namelijk het minimuminkomen en de sociale bescherming versterken, dakloosheid en huisvesting aanpakken en de vicieuze armoedecirkel doorbreken. Dit laatste slaat op mensen in generatiearmoede en daaraan gekoppeld de kinderarmoede, die ook in ons land een groeiend probleem wordt. Het nationaal uitvoeringsorgaan hanteert hierbij een strategie die tot doel heeft de diverse maatschappelijke actoren die betrokken waren bij de voorbereiding van het Europees Jaar een centrale rol toe te kennen bij het organiseren van activiteiten. Er wordt ook gestreefd naar een maximale samenwerking met de gewesten en gemeenschappen. Inmiddels zijn we minder dan drie maanden van het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting verwijderd. Daarom kreeg ik van de staatssecretaris graag antwoord op volgende vragen. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de Belgische inbreng in het kader van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting? Hoe verloopt de samenwerking tussen het nationaal uitvoeringsorgaan en de diverse betrokken maatschappelijke actoren bij de voorbereiding en valorisatie van de verschillende geplande activiteiten? Kan de staatssecretaris een lijst bezorgen met de aangevraagde activiteiten in het kader van het Europees Jaar? Voor welke projecten is er cofinanciering uitgetrokken? Worden er inspanningen geleverd om ook activiteiten te ondersteunen die niet voor financiering in aanmerking komen? Hoe verloopt de samenwerking tussen het nationaal uitvoeringsorgaan en de regionale autoriteiten? Voor welke acties heeft het nationaal uitvoeringsorgaan bij de Vlaamse Regering financiering aangevraagd? Wat is het gevraagde bedrag per actie? Kan de staatssecretaris ook de verdeelsleutel van de diverse financieringsoverheden meegeven? Kan de staatssecretaris een stand van zaken geven van de voorbereidingen voor de gezamenlijke eindverklaring die aansluitend bij dit Europees Jaar door de staatshoofden en regeringsleiders zal worden opgesteld? Wat zal de Belgische inbreng zijn bij deze eindverklaring? Hoe verloopt de samenwerking met de regionale autoriteiten op dit vlak? Welke initiatieven zijn gepland om in het kader van het Europees Jaar een zo ruim en gevarieerd mogelijk publiek te sensibiliseren en te mobiliseren voor de strijd tegen armoede? |
Mme Cindy Franssen (CD&V) . – |
De heer Bernard Clerfayt , staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. – Ik lees het antwoord van staatssecretaris Courard.De voorbereidingen voor het Europees Jaar van de strijd tegen de armoede en sociale uitsluiting zijn volop aan de gang. Het nationaal uitvoeringsorgaan voor het Europees jaar is inderdaad het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. Om de verschillende belanghebbenden maximaal te betrekken, werd in dit Steunpunt een "Begeleidingscomité 2010" opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende regeringen en administraties, de sociale partners, de Vereniging van Steden en Gemeenten – afdeling OCMW’s – de verenigingen waar armen het woord nemen. De samenstelling van dit comité werd vastgelegd op de Interministeriële Conferentie van 15 december 2008. Voor het volledige jaar 2010 werd een bedrag uitgetrokken van 614.658 euro waarvan de helft, dus 307.329 euro, door België moet worden gecofinancierd. Voor dit laatste bedrag werd op het Overlegcomité van 29 april 2009 een verdeelsleutel afgesproken. Die verdeelsleutel werd als volgt bepaald: 75% wordt ten laste genomen door de federale Staat, terwijl Vlaanderen 14% voor zijn rekening neemt, Wallonië 8,5% en Brussel 2,5% . Op dit ogenblik worden de meer dan 250 ingediende projecten gescreend. De projecten die niet voor financiering in aanmerking komen, zouden na het advies van het Begeleidingscomité 2010 eventueel een beroep kunnen doen op een label. Ook de eindverklaring voor het Europees Jaar wordt voorbereid in het Begeleidingscomité 2010, dus samen met de gewesten en de gemeenschappen. Het doel is uiteraard het Europees engagement voor de uitroeiing van de armoede krachtiger te maken. Naast de vele initiatieven vanuit het werkveld wordt een aparte opening- en slotzitting gepland. Ook in het kader van het voorzitterschap van de EU wordt speciale aandacht besteed aan het thema armoede. |
M. Bernard Clerfayt , secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale. – |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V) . – Het is goed dat er naar aanleiding van het internationaal jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting geregeld wordt teruggekoppeld naar de commissie en dat er verslag kan worden uitgebracht. |
Mme Cindy Franssen (CD&V) . – |
De voorzitter . – Bij boodschap van 13 oktober 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat laten weten dat zij zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft. |
M. le président . – Par messages du 13 octobre 2009, la Chambre des représentants a fait connaître au Sénat qu’elle s’est constituée en sa séance de ce jour. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
De voorzitter . – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.De Senaat komt morgen om 10 uur bijeen om naast de bespreking van de verklaring van de regering ook het wetsontwerp dat machtigingen verleent aan de Koning in geval van een griepepidemie of –pandemie, Stuk 52-2156/-1 tot 3, te bespreken en erover te stemmen. De naamstemming kan plaatshebben vanaf 12 uur. |
M. le président . – |
(De vergadering wordt gesloten om 20.00 uur.) |
(La séance est levée à 20 h 00.) |
Afwezig met bericht van verhindering: de dames Jansegers en Tindemans, om gezondheidsredenen, mevrouw Stevens en de heer Coveliers, wegens andere plichten. |
Mmes Jansegers et Tindemans, pour raison de santé, Mme Stevens et M. Coveliers, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour information. |
Het volgende voorstel werd ingediend: |
La proposition ci-après a été déposée : |
Voorstel tot herziening van de Grondwet: |
Proposition de révision de la Constitution : |
Herziening van de artikelen 64, eerste lid, 3º, en 69, 3º van de Grondwet |
Révision des articles 64, alinéa 1er, 3º, et 69, 3º, de la Constitution |
– Dit voorstel zal worden vertaald, gedrukt en rondgedeeld. |
– Cette proposition sera traduite, imprimée et distribuée. |
– Er zal later over de inoverwegingneming worden beslist. |
– Il sera statué ultérieurement sur la prise en considération. |
Wetsvoorstellen |
Propositions de loi |
Artikel 77 van de Grondwet |
Article 77 de la Constitution |
Wetsvoorstel houdende wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de splitsing van de Nationale Kamer van de gerechtsdeurwaarders in een Nederlandstalige Kamer en een Frans- en Duitstalige Kamer (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1421/1). |
Proposition de loi modifiant le Code judiciaire en vue de scinder la Chambre nationale des huissiers de justice en une Chambre des huissiers de justice francophones et germanophones et une Chambre des huissiers de justice néerlandophones (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1421/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 418, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde de termijn voor het instellen van een tuchtprocedure tegen een magistraat te verkorten van zes tot drie maanden (van de heer Philippe Monfils; Stuk 4-1442/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 418, alinéa 1er, du Code judiciaire pour réduire de six à trois mois le délai pour initier une procédure disciplinaire à l’encontre des magistrats (de M. Philippe Monfils ; Doc. 4-1442/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel strekkende om tuchtbeslissingen op gerechtelijk gebied eveneens te verzenden naar de Hoge Raad voor de Justitie (van de heer Philippe Monfils; Stuk 4-1443/1). |
Proposition de loi étendant au Conseil supérieur de la Justice la transmission des décisions disciplinaires en matière judiciaire (de M. Philippe Monfils ; Doc. 4-1443/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot uitbreiding van de elementen opgenomen in de gegevensbank bedoeld in artikel 427, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, tot de adviezen van de Nationale Tuchtraad over de voorgestelde straffen (van de heer Philippe Monfils; Stuk 4-1444/1). |
Proposition de loi étendant les éléments de la banque de données visée à l’article 427, alinéa 2, du Code judiciaire aux avis sur les peines proposées rendus par le Conseil national de discipline (de M. Philippe Monfils ; Doc. 4-1444/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 259bis-2 van het Gerechtelijk Wetboek om de advocaten een betere vertegenwoordiging te verzekeren in de Hoge Raad voor de Justitie (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 4-1447/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 259bis-2 du Code judiciaire afin d’assurer une meilleure représentativité des avocats au sein du Conseil supérieur de la Justice (de Mme Marie-Hélène Crombé-Berton et Mme Christine Defraigne ; Doc. 4-1447/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 591 van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de procedure tot waardebepaling van een onroerend goed dat in onverdeeldheid is tussen echtgenoten en samenwonenden met het oog op de verdeling en de vereffening bij scheiding (van de heer Guy Swennen; Stuk 4-1449/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 591 du Code judiciaire relatif à la procédure accélérée de détermination de la valeur d’un bien immobilier en indivision entre époux ou cohabitants en vue d’une liquidation-partage en cas de séparation (de M. Guy Swennen ; Doc. 4-1449/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Artikel 81 van de Grondwet |
Article 81 de la Constitution |
Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 62, §1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wat betreft de intrekking van gezinsbijslag in geval van spijbelen (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1413/1). |
Proposition de loi complétant l’article 62, §1er, des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, en ce qui concerne le retrait des allocations familiales en cas d’absentéisme scolaire (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1413/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en diensten bij die tarieven met het oog op de invoering van een BTW-tarief van 6% voor de horecasector (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Freddy Van Gaever; Stuk 4-1414/1). |
Proposition de loi modifiant l’arrêté royal nº 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux, en vue d’introduire un taux de TVA de 6% pour le secteur horeca (de Mme Anke Van dermeersch et M. Freddy Van Gaever ; Doc. 4-1414/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot regeling van het taalgebruik inzake de winkelopschriften en andere schrifturen zichtbaar vanuit het openbaar domein (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1415/1). |
Proposition de loi réglementant l’emploi des langues en ce qui concerne les enseignes de magasin et les autres inscriptions visibles depuis le domaine public (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1415/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1229 van het Gerechtelijk Wetboek wat de bevoegdheden en de aanstelling van de curator betreft bij onbeheerde nalatenschappen (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 4-1417/1). |
Proposition de loi modifiant l’article 1229 du Code judiciaire en ce qui concerne la désignation et les pouvoirs du curateur d’une succession vacante (de M. Hugo Vandenberghe ; Doc. 4-1417/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 43quater in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, met betrekking tot het dragen van retroreflecterende kledij door fietsers (van mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 4-1418/1). |
Proposition de loi visant à insérer dans l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique un article 43quater relatif au port, par les cyclistes, d’un vêtement rétroréfléchissant (de Mme Sabine de Bethune ; Doc. 4-1418/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot invoering van een gezinseffectenrapport (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1422/1). |
Proposition de loi instaurant un rapport d’incidence sur les familles (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1422/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Wetsvoorstel ter veralgemening van de derdebetalersregeling (van mevrouw Marleen Temmerman; Stuk 4-1425/1). |
Proposition de loi généralisant le régime du tiers-payant (de Mme Marleen Temmerman ; Doc. 4-1425/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Wetsvoorstel houdende instelling van een verbod tot het bedekken van het gelaat zodanig dat de identificatie van de persoon onmogelijk is (van de heer Dirk Claes c.s.; Stuk 4-1427/1). |
Proposition de loi instaurant une interdiction de se couvrir le visage d’une manière rendant impossible toute identification de la personne (de M. Dirk Claes et consorts ; Doc. 4-1427/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek met het oog op de strafbaarstelling van de verkoop van kinderen (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 4-1428/1). |
Proposition de loi complétant le Code pénal en vue d’incriminer la vente d’enfants (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 4-1428/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met het oog op de principiële afschaffing van de terugvorderingsmogelijkheid door het OCMW van de kosten gemaakt voor maatschappelijke dienstverlening in het kader van de opname van ouderen in een rusthuis (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1430/1). |
Proposition de loi modifiant la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale en vue de supprimer en principe la possibilité pour le CPAS de récupérer les frais exposés au titre de l’aide sociale dans le cadre de l’admission de personnes âgées en maison de repos (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1430/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft de huurovereenkomst van studentenkamers (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 4-1431/1). |
Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne le bail afférent aux chambres d’étudiant (de M. Wouter Beke et consorts ; Doc. 4-1431/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement met het oog op de gelijkschakeling van de leeftijd als verkiesbaarheidsvoorwaarde (van de heer Joris Van Hauthem c.s.; Stuk 4-1433/1). |
Proposition de loi modifiant la loi du 23 mars 1989 relative à l’élection du Parlement européen en vue d’harmoniser l’âge en tant que condition d’éligibilité (de M. Joris Van Hauthem et consorts ; Doc. 4-1433/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. |
Wetsvoorstel tot het strenger bestraffen van geweldsdelicten op het openbaar vervoer (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Hugo Coveliers; Stuk 4-1434/1). |
Proposition de loi visant à réprimer plus sévèrement les délits de violence dans les transports publics (de Mme Anke Van dermeersch et M. Hugo Coveliers ; Doc. 4-1434/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot invoering van een verlaagd btw-tarief voor digitale boeken (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 4-1436/1). |
Proposition de loi instaurant un taux de TVA réduit pour les livres électroniques (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 4-1436/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de aftrekbaarheid van restaurant- en receptiekosten voor alle BTW-plichtigen (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1438/1). |
Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne la déductibilité des frais de restaurant et de réception pour tous les assujettis à la TVA (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1438/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde personen automatisch van de nationaliteit vervallen te verklaren wanneer zij strafrechtelijk veroordeeld worden tot een vrijheidsstraf van minimum één jaar (van de heer Michel Delacroix; Stuk 4-1439/1). |
Proposition de loi modifiant le Code de la nationalité belge en vue d’automatiser la déchéance de la nationalité en cas de condamnation pénale à une peine privative de liberté d’un an minimum (de M. Michel Delacroix ; Doc. 4-1439/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, inzake de afschaffing van het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten (van mevrouw Nele Jansegers c.s.; Stuk 4-1440/1). |
Proposition de loi modifiant, en ce qui concerne la suppression du Fonds d’équipements et de services collectifs, les lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, coordonnées le 19 décembre 1939 (de Mme Nele Jansegers et consorts ; Doc. 4-1440/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, wat het verbod op kernwapens betreft (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 4-1441/1). |
Proposition de loi complétant la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, en ce qui concerne l’interdiction des armements nucléaires (de M. Philippe Mahoux ; Doc. 4-1441/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Wetsvoorstel tot legalisering van de aanschaf, het bezit, het dragen en het gebruik van pepperspray door particulieren en ambtenaren van een uitbater van een openbaar vervoernetwerk (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton; Stuk 4-1446/1). |
Proposition de loi visant à légaliser l’acquisition, la détention, le port et l’utilisation du spray au poivre par les particuliers et les agents d’un exploitant d’un réseau de transport en public (de Mme Marie-Hélène Crombé-Berton ; Doc. 4-1446/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel houdende invoering van een snelle procedure tot waardebepaling van een onroerend goed dat in onverdeeldheid is tussen echtgenoten en samenwonenden met het oog op de verdeling en vereffening bij scheiding (van de heer Guy Swennen; Stuk 4-1448/1). |
Proposition de loi instaurant une procédure accélérée de détermination de la valeur d’un bien immobilier en indivision entre époux ou cohabitants en vue d’une liquidation-partage en cas de séparation (de M. Guy Swennen ; Doc. 4-1448/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de aanrekening van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen en brugpensioenen (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 4-1450/1). |
Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l’imputation de la réduction d’impôt pour allocations de chômage et prépensions (de M. Wouter Beke et consorts ; Doc. 4-1450/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied van de aftrekbare giften tot de instellingen en verenigingen binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (van de heer Dirk Claes c.s.; Stuk 4-1451/1). |
Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue d’étendre le champ d’application des libéralités déductibles aux associations établies dans un État membre de l’Espace économique européen (de M. Dirk Claes et consorts ; Doc. 4-1451/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel ter bestrijding van discriminatie in de tak van de schuldsaldoverzekeringen waarvan sommige personen met een handicap het slachtoffer zijn (van mevrouw Christiane Vienne c.s.; Stuk 4-1452/1). |
Proposition de loi visant à lutter contre les discriminations dans la branche des assurances de solde restant dû dont sont victimes certaines personnes en situation de handicap (de Mme Christiane Vienne et consorts ; Doc. 4-1452/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Voorstellen van bijzondere wet |
Propositions de loi spéciale |
Artikel 77 van de Grondwet |
Article 77 de la Constitution |
Voorstel van bijzondere wet betreffende de doorlichting door het Rekenhof van de budgettaire en macro-economische gevolgen van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen bij verkiezingen voor het Vlaams Parlement, het Parlement van het Waalse Gewest, het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Parlement van de Franse Gemeenschap (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 4-1429/1). |
Proposition de loi spéciale relative à l’analyse, par la Cour des comptes, des conséquences budgétaires et macroéconomiques des programmes électoraux présentés par les partis politiques lors de l’élection du Parlement flamand, du Parlement de la Région wallonne, du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale et du Parlement de la Communauté française (de M. Hugo Vandenberghe ; Doc. 4-1429/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires institutionnelles. |
Voorstellen van resolutie |
Propositions de résolution |
Voorstel van resolutie over de politieke situatie in Iran na de presidentsverkiezingen (van de heer Alain Destexhe c.s.; Stuk 4-1416/1). |
Proposition de résolution sur la situation politique en Iran après les élections présidentielles (de M. Alain Destexhe et consorts ; Doc. 4-1416/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstel van resolutie teneinde de wettelijke betaalde feestdag van 21 juli te schrappen en te vervangen door 11 juli voor de Vlaamse Gemeenschap, 27 september voor de Franse Gemeenschap en 15 november voor de Duitstalige Gemeenschap (van de heer Jurgen Ceder en mevrouw Nele Jansegers; Stuk 4-1445/1). |
Proposition de résolution visant à supprimer le jour férié légal payé du 21 juillet et à le remplacer par le 11 juillet pour la Communauté flamande, le 27 septembre pour la Communauté française et le 15 novembre pour la Communauté germanophone (de M. Jurgen Ceder et Mme Nele Jansegers ; Doc. 4-1445/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Bij de Senaat zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van bepaalde commissies: |
Le Sénat est saisi de demandes tendant à modifier la composition de certaines commissions : |
Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden: |
Commission des Affaires institutionnelles : |
– Mevrouw Zakia Khattabi wordt plaatsvervangend lid. |
– Mme Zakia Khattabi devient membre suppléant. |
– De heer Jean-Paul Procureur wordt plaatsvervangend lid. |
– M. Jean-Paul Procureur devient membre suppléant. |
– Mevrouw Caroline Désir wordt plaatsvervangend lid. |
– Mme Caroline Désir devient membre suppléant. |
– De heer Jean-Jacques De Gucht vervangt mevrouw Ann Somers als plaatsvervangend lid. |
– M. Jean-Jacques De Gucht remplace Mme. Anne Somers comme membre suppléant. |
– De heer Paul Wille wordt plaatsvervangend lid. |
– M. Paul Wille devient membre suppléant. |
Commissie voor de Justitie: |
Commission de la Justice : |
– Mevrouw Zakia Khattabi vervangt de heer José Daras als plaatsvervangend lid. |
– Mme Zakia Khattabi remplace M José Daras comme membre suppléant. |
– Mevrouw Caroline Désir en de heer Franco Seminara worden plaatsvervangend lid. |
– Mme Caroline Désir et M. Franco Seminara deviennent membres suppléants. |
– Mevrouw Ann Somers vervangt de heer Paul Wille als plaatsvervangend lid. |
– Mme Ann Somers remplace M Paul Wille comme membre suppléant. |
– De heer Marc Verwilghen vervangt de heer Roland Duchâtelet als plaatsvervangend lid. |
– M. Marc Verwilghen remplace M. Roland Duchâtelet comme membre suppléant. |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden: |
Commission des Affaires sociales : |
– Mevrouw Zakia Khattabi wordt effectief lid. |
– Mme Zakia Khattabi devient membre effectif. |
– De heer Jean-Paul Procureur wordt effectief lid. |
– M. Jean-Paul Procureur devient membre effectif. |
– Mevrouw Caroline Désir wordt plaatsvervangend lid. |
– Mme Caroline Désir devient membre suppléant. |
– De heer Jean-Jacques De Gucht wordt effectief lid. |
– M. Jean-Jacques De Gucht devient membre effectif. |
– Mevrouw Ann Somers vervangt mevrouw Martine Taelman als plaatsvervangend lid. |
– Mme Ann Somers remplace Mme Martine Taelman comme membre suppléant. |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden: |
Commission de l’Intérieur et Affaires administratives : |
– Mevrouw Zakia Khattabi wordt plaatsvervangend lid. |
– Mme Zakia Khattabi devient membre suppléant. |
– De heer Franco Seminara wordt plaatsvervangend lid. |
– M. Franco Seminara devient membre suppléant. |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en Landsverdediging: |
Commission des Relations extérieures et Défense : |
– Mevrouw Zakia Khattabi vervangt de heer José Daras als plaatsvervangend lid. |
– Mme Zakia Khattabi remplace M José Daras comme membre suppléant. |
– De heer Jean-Paul Procureur vervangt mevrouw Cécile Frémault als effectief lid. |
– M. Jean-Paul Procureur remplace Mme Cécile Frémault comme membre effectif. |
– Mevrouw Caroline Désir en mevrouw Christiane Vienne worden plaatsvervangend lid. |
– Mme Caroline Désir et Mme Christiane Vienne deviennent membres suppléants. |
– De heer Paul Wille wordt effectief lid. |
– Monsieur Paul Wille devient membre effectif. |
Commissie voor de Financiën en voor de economische aangelegenheden: |
Commission des Finances et des Affaires économiques : |
– De heer Franco Seminara wordt plaatsvervangend lid. |
– M. Franco Seminara devient membre suppléant. |
– De heer Jean-Jacques De Gucht vervangt mevrouw Ann Somers als plaatsvervangend lid. |
– M. Jean-Jacques De Gucht remplace Mme. Anne Somers comme membre suppléant. |
Parlementaire Overlegcommissie: |
Commission de Concertation parlementaire : |
– Mevrouw Caroline Désir wordt plaatsvervangend lid. |
– Mme Caroline Désir devient membre suppléant. |
Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen: |
Comité d’avis pour l’égalité des chances femmes-hommes : |
|
|
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het opheffen van het moratorium voor pediatrische bedden" (nr. 4-1089) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la suppression du moratoire en ce qui concerne les lits pédiatriques » (nº 4-1089) |
– van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de financiële toestand van voetbalclub Excelsior Moeskroen" (nr. 4-1090) |
– de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « la situation financière du club de football Excelsior Mouscron » (nº 4-1090) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het vergoeden van de huisartsen voor het vaccineren tegen de Mexicaanse griep" (nr. 4-1091) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’indemnité à verser aux médecins généralistes chargés d’inoculer le vaccin contre la grippe mexicaine » (nº 4-1091) |
– van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de schulden van voetbalclub Royal Antwerp" (nr. 4-1092) |
– de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice sur « les dettes du club de football Royal Antwerp » (nº 4-1092) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Russische waardepapieren van vóór 1917" (nr. 4-1093) |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre des Affaires étrangères sur « les titres russes antérieurs à 1917 » (nº 4-1093) |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "het rookverbod in gesloten ruimtes van centra voor maatschappelijke dienstverlening" (nr. 4-1094) |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur « l’interdiction de fumer dans les lieux fermés des institutions de services sociaux » (nº 4-1094) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de vaccinatie en de registratie in het kader van de Mexicaanse griep" (nr. 4-1095) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la vaccination et l’enregistrement dans le cadre de la grippe mexicaine » (nº 4-1095) |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "nosocomiale infecties" (nr. 4-1096) |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les infections nosocomiales » (nº 4-1096) |
– van de heer Philippe Monfils aan de minister van Justitie over "de ontoepasbaarheid van het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot bepaling van de veiligheid" (nr. 4-1097) |
– de M. Philippe Monfils au ministre de la Justice sur « l’inapplicabilité de l’arrêté royal du 14 avril 2009 relatif aux conditions de sécurité auxquelles sont soumis le stockage, le dépôt et la collection d’armes à feu » (nº 4-1097) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Klimaat en Energie over "de passage in het Waals regeerakkoord over genetisch gemodificeerde organismes" (nr. 4-1098) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre du Climat et de l’Énergie sur « le passage dans l’accord de gouvernement wallon concernant les organismes génétiquement modifiés » (nº 4-1098) |
– van de heer Philippe Mahoux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten" (nr. 4-1099) |
– de M. Philippe Mahoux au ministre des Affaires étrangères sur « la protection des défenseurs des droits humains » (nº 4-1099) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verkoop van alcohol aan minderjarigen" (nr. 4-1100) |
– de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles, à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale et à la ministre de l’Intérieur sur « la vente de boissons alcoolisées aux mineurs » (nº 4-1100) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de moord op mevrouw Natalia Estemirova" (nr. 4-1101) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « le meurtre de Mme Natalia Estemirova » (nº 4-1101) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de aanbeveling met betrekking tot de follow-up van de mobiliteit van studenten en de wederzijdse erkenning van diploma’s in Europa (802/1)" (nr. 4-1102) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « la recommandation concernant le suivi de la mobilité des étudiants et la reconnaissance réciproque des diplômes en Europe (802/1) » (nº 4-1102) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de ondertekening in 2009 van het Ambulanceverdrag tussen België en Nederland (797/3)" (nr. 4-1103) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre des Affaires étrangères sur « la signature en 2009 du Traité en matière de transport par ambulances (797/3) » (nº 4-1103) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "pathogeen-inactivatie van bloedplaatjes" (nr. 4-1104) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « l’inactivation pathogène des plaquettes de sang » (nº 4-1104) |
– van mevrouw Caroline Persoons aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de hervorming van de Orde van geneesheren" (nr. 4-1105) |
– de Mme Caroline Persoons à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « la réforme de l’Ordre des médecins » (nº 4-1105) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de investeringen in brandweermateriaal" (nr. 4-1106) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « les investissements pour du matériel pour les services d’incendie » (nº 4-1106) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de trend van nepflitspalen" (nr. 4-1107) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « la tendance à installer de faux radars automatiques » (nº 4-1107) |
– van de heer Dirk Claes aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de problemen van de studenten geneeskunde bij de laattijdige uitreiking van de RIZIV-nummers" (nr. 4-1108) |
– de M. Dirk Claes à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale sur « les problèmes des étudiants dans le cadre de l’octroi tardif des numéros INAMI » (nº 4-1108) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de terdoodveroordeling van drie leden van de Iraanse oppositie" (nr. 4-1109) |
– de M. Dirk Claes au ministre des Affaires étrangères sur « la condamnation à mort de trois membres de l’opposition iranienne » (nº 4-1109) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "la menace du fondamentalisme musulman en Europe" (nr. 4-1110) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « la menace du fondamentalisme musulman en Europe » (nº 4-1110) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitbreiding van het opleidingsprogramma voor het behalen van het brevet van brandweerman" (nr. 4-1111) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « l’allongement du programme de formation en vue de l’obtention du brevet de sapeur-pompier » (nº 4-1111) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over "internetfraude" (nr. 4-1112) |
– de M. Hugo Vandenberghe à la ministre de l’Intérieur et au ministre de la Justice sur « la fraude sur internet » (nº 4-1112) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het niet vervangen van 600 politieagenten" (nr. 4-1113) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de l’Intérieur sur « sur le non-remplacement de 600 agents de police » (nº 4-1113) |
– Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden. |
– Ces demandes sont envoyées à la séance plénière. |
De Senaat heeft bij boodschappen van 17 juli 2009 en van 28 september 2009 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen: |
Par messages des 17 juillet 2009 et 28 septembre 2009, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation des projets de loi qui suivent : |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de werking van de mede-eigendom te moderniseren en het beheer ervan transparanter te maken (Stuk 4-1409/1). |
Projet de loi modifiant le Code civil afin de moderniser le fonctionnement des copropriétés et d’accroître la transparence de leur gestion (Doc. 4-1409/1). |
|
|
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411/1). |
Projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411/1). |
|
|
Bij boodschappen van 16 juli 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen: |
Par messages du 16 juillet 2009, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour : |
Artikel 77 van de Grondwet |
Article 77 de la Constitution |
Wetsontwerp betreffende aspecten van gerechtelijk recht wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten betreft (Stuk 4-1408/1). |
Projet de loi relatif aux aspects de droit judiciaire concernant le statut et le contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins (Doc. 4-1408/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wat de kansspelcommissie betreft (Stuk 4-1410/1). |
Projet de loi modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, en ce qui concerne la commission des jeux de hasard (Doc. 4-1410/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Artikel 78 van de Grondwet |
Article 78 de la Constitution |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft (Stuk 4-1407/1). |
Projet de loi modifiant, en ce qui concerne le statut et le contrôle des sociétés de gestion des droits, la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins (Doc. 4-1407/1). |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 17 juli 2009; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 27 oktober 2009. |
– Le projet de loi a été reçu le 17 juillet 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mardi 27 octobre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 16 juli 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 16 juillet 2009. |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de werking van de mede-eigendom te moderniseren en het beheer ervan transparanter te maken (Stuk 4-1409/1). |
Projet de loi modifiant le Code civil afin de moderniser le fonctionnement des copropriétés et d’accroître la transparence de leur gestion (Doc. 4-1409/1). |
– Het ontwerp werd ontvangen op 17 juli 2009; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 27 oktober 2009. |
– Le projet a été reçu le 17 juillet 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mardi 27 octobre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 16 juli 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 16 juillet 2009. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen inrichten en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 4-1411/1). |
Projet de loi portant modification du Code civil, de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, de la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives et de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 4-1411/1). |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 17 juli 2009; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 27 oktober 2009. |
– Le projet de loi a été reçu le 17 juillet 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mardi 27 octobre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 16 juli 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 16 juillet 2009. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek van Vennootschappen (Stuk 4-1412/1). |
Projet de loi modifiant la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l’utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme, et le Code des sociétés (Doc. 4-1412/1). |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 17 juli 2009; de uiterste datum voor evocatie is dinsdag 27 oktober 2009. |
– Le projet de loi a été reçu le 17 juillet 2009 ; la date limite pour l’évocation est le mardi 27 octobre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 16 juli 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 16 juillet 2009. |
Artikel 81 van de Grondwet |
Article 81 de la Constitution |
Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de kostenverdeling onder partijen bij een echtscheidingsprocedure (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 4-1115/1). |
Projet de loi modifiant le Code judiciaire quant à la répartition des dépens entre parties dans le cadre d’une procédure en divorce (de M. Philippe Mahoux ; Doc. 4-1115/1). |
– Het ontwerp werd ontvangen op 17 juli 2009; de onderzoekstermijn, die overeenkomstig artikel 79, eerste lid, van de Grondwet 15 dagen bedraagt, verstrijkt op dinsdag 27 oktober 2009. |
– Le projet a été reçu le 17 juillet 2009 ; le délai d’examen, qui est de 15 jours conformément l’article 79, al. 1er, de la Constitution expire le mardi 27 octobre 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 16 juli 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 16 juillet 2009. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend: |
Le Gouvernement a déposé les projets de loi ci-après : |
Indiening van een wetsontwerp |
Dépôt d’un projet de loi |
De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend: |
Le Gouvernement a déposé le projet de loi ci-après : |
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag inzake clustermunitie, gedaan te Dublin op 30 mei 2008 (van de Regering; Stuk 4-1419/1). |
Projet de loi portant assentiment à la Convention sur les armes à sous-munitions, faite à Dublin le 30 mai 2008 (du Gouvernement ; Doc. 4-1419/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Wetsontwerp houdende goedkeuring van de wijzigingen van de statuten van de internationale Bank voor wederopbouw en ontwikkeling bij resolutie 596 van 30 januari 2009 van de Raad van Gouverneurs van de internationale Bank voor wederopbouw en ontwikkeling met het oog op de hervorming van het stemgewicht en deelname van de ontwikkelings- en transitielanden in de internationale Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (van de Regering; Stuk 4-1420/1). |
Projet de loi portant approbation des modifications des statuts de la Banque internationale pour la reconstruction et le développement par la résolution 596 du 30 janvier 2009 du Conseil des Gouverneurs de la Banque internationale pour la reconstruction et le développement en vue de renforcer la voix et la participation des pays en développement et des pays en transition au sein de la Banque internationale pour la reconstruction et le développement (du Gouvernement ; Doc. 4-1420/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) door luchtvaartmaatschappijen aan het Ministerie van Binnenlandse veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika (PNR-Overeenkomst 2007), gedaan te Brussel op 23 juli 2007 en te Washington op 26 juli 2007 (van de Regering; Stuk 4-1432/1). |
Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique sur le traitement et le transfert de données des dossiers passagers (données PNR) par les transporteurs aériens au Ministère américain de la sécurité intérieure (DHS) (Accord PNR 2007), fait à Bruxelles le 23 juillet 2007 et à Washington le 26 juillet 2007 (du Gouvernement ; Doc. 4-1432/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, betreffende strategische milieueffectrapportage, gedaan te Kiev (Oekraïne) op 21 mei 2003 (van de Regering; Stuk 4-1437/1). |
Projet de loi portant assentiment au Protocole à la Convention sur l’évaluation de l’impact sur l’environnement dans un contexte transfrontière, relatif à l’évaluation stratégique environnementale, fait à Kiev (Ukraine) le 21 mai 2003 (du Gouvernement ; Doc. 4-1437/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Bij brief van 12 oktober 2007 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel, overeenkomstig artikel 340, §3, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het tussentijds verslag over de werking van de aanvullende kamers in het Hof van Beroep te Brussel – 2007. |
Par lettre du 12 octobre 2007, le premier président de la Cour d’appel de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, du Code judiciaire, le rapport d’activité intérimaire sur le fonctionnement des chambres supplémentaires de la Cour d’appel de Bruxelles – 2007. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 26 juni 2009, heeft de voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig de artikelen 259bis -12, §1, en 259bis-18 van het Gerechtelijk Wetboek, aan de Senaat overgezonden: |
Par lettre du 26 juin 2009, le président du Conseil supérieur de la Justice a transmis au Sénat, conformément aux articles 259bis -12, §1, et 259bis-18 du Code judiciaire : |
– het advies over de oriëntatienota "het gerechtelijk landschap – naar een nieuwe architectuur voor Justitie" van de Minister van Justitie; |
– l’avis sur la note d’orientation « le paysage judiciaire – une nouvelle architecture de la Justice » du Ministre de la Justice ; |
– het voorstel tot wijziging van de artikelen 259ter van het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op: |
– la proposition de modification de l’article 259ter du Code judiciaire, en vue de : |
– het verzekeren dat de BAC’s worden ingelicht over de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke veroordelingen en lopende procedures met betrekking tot de kandidaat; |
– d’assurer que les CND soient informées des condamnations pénales ou disciplinaires et des procédures en cours concernant le candidat ; |
– het voegen bij het benoemingsdossier van iedereen door de Advies- en onderzoekscommissies van de HRJ gegrond verklaarde klacht betreffende de kandidaat en; |
– joindre au dossier de nomination chaque plainte concernant le candidat déclarée fondée par les Commissions d’avis et d’enquête du CSJ et ; |
– het verlenen van een onderzoeksbevoegdheid aan de Benoemings- en aanwijzingscommissies van de HRJ; |
– donner un pouvoir d’investigation aux Commissions de nomination et de désignation du CSJ ; |
– een motie over de rol van de HRJ in het kader van een algemene hervorming van de rechterlijke organisatie; |
– la motion relative au rôle du CSJ dans le cadre d’une réforme globale de l’organisation judiciaire ; |
– het advies over het voorstel tot oprichting van een kader van substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in handelszaken, |
– l’avis sur la proposition portant création d’un cadre de substituts du procureur du Roi spécialisés en matière commerciale, |
goedgekeurd door de algemene vergadering op 30 september 2009. |
approuvés par l’assemblée générale le 30 septembre 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 2 oktober 2009 heeft de minister van Justitie, overeenkomstig artikel 143bis, §7, van het Gerechtelijk Wetboek, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag van het College van procureurs-generaal voor 2007-2008. |
Par lettre du 2 octobre 2009, le ministre de la Justice a transmis au Sénat, conformément à l’article 143bis, §7, du Code judiciaire, le rapport annuel du Collège des procureurs-généraux pour 2007-2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 8 oktober 2009 heeft de Voorzitter van de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, aan de Senaat overgezonden het advies nr. 1.704 over het wetsontwerp tot invoering van een sociaal strafwetboek, goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 7 oktober 2009. |
Par lettre du 8 octobre 2009, le Président du Conseil national du Travail a transmis au Sénat, conformément à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du Travail, l’avis nº 1.704 sur le projet de loi introduisant le Code pénal social, approuvé lors de sa séance plénière du 7 octobre 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Bij brief van 6 oktober 2009, heeft de voorzitter van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie, overeenkomstig artikel 26 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag van de Commissie voor het jaar 2008. |
Par lettre du 6 octobre 2009, le président de la Commission nationale permanente du Pacte culturel a transmis au Sénat, conformément à l’article 26 de la loi du 16 juillet 1973 garantissant la protection des tendances idéologiques et philosophiques, le rapport annuel de la Commission pour l’année 2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires institutionnelles. |
Bij brief van 7 oktober 2009 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden: |
Par lettre du 7 octobre 2009, le président du Parlement européen a transmis au Sénat : |
– een wetgevingsresolutie inzake het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten; |
– une résolution législative sur la proposition de décision du Conseil relative à la conclusion de l’accord entre la Communauté européenne et le gouvernement de la Mongolie sur certains aspects des services aériens ; |
– een wetgevingsresolutie inzake het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds; |
– une résolution législative sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion du protocole modifiant l’accord relatif aux transports maritimes entre la Communauté européenne et ses États membres, d’une part, et le gouvernement de la République populaire de Chine, d’autre part ; |
– een resolutie over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan; |
– une résolution sur l’accord international envisagé pour mettre à la disposition du département du Trésor des États-Unis des données de messagerie financière afin de prévenir et de combattre le terrorisme et le financement du terrorisme ; |
– een resolutie over de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds; |
– une résolution sur la conclusion de l’accord de partenariat et de coopération entre les Communautés européennes et leurs États membres, d’une part, et la République du Tadjikistan, d’autre part ; |
– een wetgevingsresolutie inzake het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie inzake de sluiting van een partnerschap en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds; |
– une résolution législative sur la proposition de décision du Conseil et de la Commission relative à la conclusion d’un accord de partenariat et de coopération établissant un partenariat entre les Communautés européennes et leurs États membres, d’une part, et la République du Tadjikistan, d’autre part ; |
– een resolutie over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie; |
– une résolution sur la loi lituanienne relative à la protection des mineurs contre les effets néfastes de l’information publique ; |
– een resolutie over de crisis in de zuivelsector; |
– une résolution sur la crise dans le secteur laitier ; |
– een resolutie over externe aspecten van de energiezekerheid; |
– une résolution sur les aspects extérieurs de la sécurité énergétique ; |
– een resolutie over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland, |
– une résolution sur les meurtres de défenseurs des droits de l’homme en Russie, |
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 14 tot en met 17 september 2009. |
adoptées au cours de la période de session du 14 au 17 septembre 2009 inclus. |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense et au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes. |