4-81 Belgische Senaat Gewone Zitting 2008-2009 Plenaire vergaderingen Donderdag 25 juni 2009 Namiddagvergadering |
4-81 Sénat de Belgique Session ordinaire 2008-2009 Séances plénières Jeudi 25 juin 2009 Séance de l’après-midi |
Voorlopig verslag Nog niet goedgekeurd door de sprekers. |
Compte rendu provisoire Non encore approuvé par les orateurs. |
Voorzitter: de heer Armand De Decker (De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.) |
Présidence de M. Armand De Decker (La séance est ouverte à 15 h 10.) |
De voorzitter . – Bij boodschap van 23 juni 2009 heeft het "Parlement wallon" aan de Senaat laten weten dat het zich ter vergadering van die dag geconstitueerd heeft. |
M. le président . – Par message du 23 juin 2009, le Parlement wallon a fait connaître au Sénat qu’il s’est constitué en sa séance de ce jour. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid |
Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre |
De voorzitter . – Bij de Senaat is het dossier aanhangig van de heer Franco Seminara, senator-opvolger voor het Franse kiescollege.Het Bureau is zopas bijeengekomen om de geloofsbrieven van de heer Seminara te onderzoeken. Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen. |
M. le président. – Le Sénat est saisi du dossier de Le Bureau vient de se réunir pour la vérification des pouvoirs de M. Seminara. Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau. |
Het woord is aan de heer Delpérée om voorlezing te doen van het verslag van het Bureau. |
La parole est à M. Delpérée pour donner lecture du rapport du Bureau. |
De heer Francis Delpérée (cdH) . – Het Bureau is overgegaan tot een aanvullend onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Franco Seminara, eerste opvolger van de lijst nr. 7, PS, die in aanmerking komt om het mandaat te voltooien van mevrouw Olga Zrihen, die op 23 juni 2009 de eed heeft afgelegd als lid van het Waals Parlement.Het Bureau heeft vastgesteld dat de heer Seminara nog steeds aan de verkiesbaarheidsvereisten, opgelegd door de Grondwet, voldoet. Bijgevolg heeft het Bureau de eer U voor te stellen, de heer Franco Seminara als rechtstreeks verkozen senator toe te laten. |
M. Francis Delpérée (cdH) . – Le Bureau a procédé à la vérification complémentaire des pouvoirs de M. Franco Seminara, premier sénateur suppléant de la liste n° 7, PS, qui vient en ordre utile pour achever le mandat de Mme Olga Zrihen, qui a prêté serment le 23 juin 2009 en tant que membre du Parlement wallon.Le Bureau a constaté que M. Seminara réunit encore les conditions d’éligibilité exigées par la Constitution. En conséquence, le Bureau a l’honneur de vous proposer l’admission de M. Franco Seminara comme sénateur élu direct. Permettez-moi de lui présenter d’ores et déjà mes félicitations à titre personnel. |
(Algemeen applaus) |
(Applaudissements sur tous les bancs) |
De voorzitter . – Daar niemand het woord vraagt, breng ik de besluiten van dit verslag ter stemming. |
M. le président . – Personne ne demandant la parole, je mets aux voix les conclusions de ce rapport. |
– De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan. |
– Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé. |
De voorzitter . – Ik verzoek de heer Seminara de grondwettelijke eed af te leggen. |
M. le président . – Je prie M. Seminara de prêter le serment constitutionnel. |
– De heer Franco Seminara legt de grondwettelijke eed af. |
– M. Franco Seminara prête le serment constitutionnel. |
De voorzitter . – Ik geef de heer Franco Seminara akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn functie van senator. |
M. le président. – Je donne acte à M. Franco Seminara de sa prestation de serment et le déclare installé dans ses fonctions de sénateur. Je lui adresse mes plus sincères félicitations. |
(Algemeen applaus) |
(Applaudissements sur tous les bancs) |
De voorzitter . – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen. Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming) |
M. le président . – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance. Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB) . – De quad, een kruising tussen een crossmotor en een 4x4 voertuig, maakt duidelijk opgang in ons land. Vijf jaar geleden waren er al meer dan 5.000 quads ingeschreven.Naast de quads, die gehomologeerd zijn als landbouwvoertuig, en de quads die enkel op privéterreinen mogen worden gebruikt, zijn ook steeds meer quads te zien in het straatbeeld. Om op de openbare weg te mogen, moeten de quads gehomologeerd zijn en voorzien van goedgekeurde verlichting, knipperlichten en een toeter. Een quad kan topsnelheden halen tot 130 kilometer per uur en kan heel bruusk versnellen of reageren. Wegens het grote vermogen en de bruuske versnelling vereist het besturen van zo’n voertuig de nodige technische vaardigheid en een zekere behendigheid. Zo een quad besturen houdt dus wel een veiligheidsrisico in, dat nog verhoogd wordt door de afwezigheid van een beschermend koetswerk. Los van de verkeersveiligheidproblematiek gaan mede door het groeiende succes van quads, steeds meer stemmen op om maatregelen te nemen tegen de geluidsoverlast die de voertuigen veroorzaken. Bepaalde Vlaamse steden en gemeenten ervaren de hinder als regelrechte overlast en zoeken naar een oplossing om het fenomeen aan banden te leggen. Sommige steden opteren ervoor om quads te verbieden via een aanvullend verkeersreglement, via een politieverordening of via het reglement op de gemeentelijke administratieve sancties. Veelal geldt het verbod enkel voor buurtwegen, die niet voor het algemeen voertuigenverkeer zijn ingericht. Maar enkele steden, zoals Antwerpen, willen verder gaan en de vierwielers verbieden in de binnenstad. Naar verluidt bestaat er echter geen strikt wettelijk kader, laat staan een specifiek verkeersbord dat quads de toegang ontzegt, omdat de voertuigen ofwel vallen onder de categorie motorfietsen en gelijkstaan met personenauto’s, ofwel vallen onder de categorie bromfietsen klasse B. Hoeveel quads, die gehomologeerd zijn voor de openbare weg, zijn momenteel ingeschreven als respectievelijk lichte en als zware vierwieler? Hoeveel waren er dat in 2007 en in 2008? Zijn reeds gegevens voorhanden aangaande verkeersongevallen en overtredingen waarbij quads betrokken waren? Kunnen gemeenten selectief de categorie "quads" weren op openbare, lokale wegen die voor algemeen voertuigenverkeer bestemd zijn? Zo ja, op welke manier? Zo neen, zijn initiatieven, zoals in Antwerpen aangekondigd, rechtsgeldig? Het verbod van quads in bepaalde steden of gemeenten, of in deelgebieden ervan, kan echter leiden tot verplaatsing van het probleem naar elders. Overweegt de staatssecretaris een nationale aanpak? |
Mme Anke Van dermeersch (VB) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Er bestaat geen specifieke inschrijving voor een lichte of zware vierwieler. Oorspronkelijk werden quads als landbouw- of bedrijfsmaterieel gehomologeerd. Sinds 1994 bestaat dat type homologatie evenwel niet meer. Enkele voertuigen die indertijd als dusdanig werden gehomologeerd, zijn momenteel waarschijnlijk nog altijd in bedrijf. Hun snelheid is beperkt tot 30 kilometer per uur en ze moeten een autonummerplaat dragen.Vandaag worden quads op basis van technische kenmerken gehomologeerd. Er zijn drie categorieën. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
Het kan gaan om een vierwielige bromfiets van klasse B, waarvoor geen inschrijving maar wel een rijbewijs A3 is vereist, een maximum snelheid van 45 km per uur geldt en een helm verplicht is. Het kan ook gaan om een vierwieler met motor. Die moet een motornummerplaat dragen en de bestuurder moet een rijbewijs B hebben en een helm dragen. Ten slotte kan het gaan om een landbouwtractor. Die moet voorzien zijn van een autonummerplaat en een snelheidsplaat met de vermelding ’40 km/u’ en de bestuurder moet houder zijn van een rijbewijs G – als landbouwvoertuigbestuurder – of B. Inzake het aantal ingeschreven voertuigen beschik ik over recente cijfers. Op 24 juni 2009 waren 8.050 voertuigen ingeschreven in de categorie landbouwmaterieel, een categorie die echter ook landbouwvoertuigen dan quads bevat. Als landbouwtractor staan 171.909 voertuigen ingeschreven, maar in die categorie zitten ook de echte tractoren. 22.817 voertuigen staan ingeschreven als vierwielers met motor, een categorie die precies is afgelijnd. Ten slotte is er nog de categorie van de bromfietsen van de klasse B, waarvoor geen inschrijving verplicht is en waarvan ik bijgevolg ook geen cijfers kan geven. Het gaat dus om een zeer heterogeen park, waarvan wij eerlijk gezegd niet goed weten hoe al die voertuigen worden gebruikt. Aangezien de quad geen specifieke voertuigcategorie is, kan ik geen antwoord geven op de vraag over het aantal quads. Om dezelfde reden bestaat er geen informatie over het aantal ongevallen en overtredingen met quads. Met een gepaste verkeerssignalisatie kan de toegang tot bepaalde gebieden aan bepaalde categorieën voertuigen worden ontzegd. Met het juiste verkeersbord met eventueel onderborden kan men een bepaalde categorie van quads verbieden een bepaald gebied te betreden. Momenteel wordt zowel op gewestelijk als op federaal niveau onderzocht of voor dit type voertuigen geen andere regeling kan worden getroffen, precies omdat er zoveel varianten bestaan. Voor een stad als Antwerpen is het echt onmogelijk om een quad de toegang tot de stad te verbieden, zonder een grote hoeveelheid signalisatieborden aan te brengen. Door toepassing van de wegcode en het nazicht op de technische eisen van de voertuigen zal de politie evenwel streng toezien op het gebruik van quads in de stad. Dat heeft de politie mij althans beloofd. De steden en gemeenten hebben natuurlijk de volle vrijheid om quads middels een wettige signalisatie op bepaalde wegen te weren. Dat geldt dus ook voor Antwerpen. Het kan vanzelfsprekend niet de bedoeling zijn dat daarbij problemen worden afgewenteld op naburige steden en gemeenten. Daarom is overleg nodig, zoals vandaag meestal ook gebeurt bij het instellen van tonnagebeperkingen op bepaalde wegen. Een nationale aanpak is vandaag, gezien de vele varianten van quads, niet gewenst. Initiatieven ter zake moeten aan de vrijheid en de creativiteit van de steden en gemeenten worden overgelaten. |
|
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB) . – Het is vandaag inderdaad gecompliceerd om quads als een afzonderlijke categorie te beschouwen en de verschillende categorieën waaronder de quads kunnen vallen, vormen een heterogene groep.Aangezien quads problemen opleveren onder meer op het gebied van geluidsoverlast, is het misschien aangewezen meer statistische gegevens over quads te verzamelen. Dat is mogelijk indien quads als een specifieke categorie worden beschouwd. In de toekomst zal dat nodig zijn, aangezien quads steeds populairder worden maar ook steeds meer problemen opleveren. Gemeenten moeten een zekere vrijheid hebben in het bepalen van wat er toegelaten is op hun grondgebied, maar toch pleit ik voor overleg zodat de problemen met quads niet toenemen. |
Mme Anke Van dermeersch (VB) . – |
De heer Francis Delpérée (cdH) . – |
M. Francis Delpérée (cdH) . – Notre assemblée est invitée à adopter aujourd’hui une proposition de loi modifiant la loi du 21 mars 2007 sur l’utilisation des caméras de surveillance. Un amendement a été déposé par les formations qui relèvent de la majorité. Il conviendrait de renvoyer le texte à la commission de l’Intérieur. |
– Tot terugzending wordt besloten. |
– Le renvoi est ordonné. |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Sta mij toe te starten met volgend citaat: "De politiek holt dikwijls achter de feiten aan. Trouwens, in het algemeen volgt de politiek vaak en leidt zij te weinig. In een politieke democratie met een wispelturige kiezer kan ‘leiden’ levensgevaarlijk zijn voor het politiek voortbestaan. Daarom handelt de overheid vaak ‘met de rug tegen de muur’ of met ‘de afgrond voor ogen. (...) Het domste wat men kan doen, is systematisch mensen naar de mond praten en de indruk geven dat we met zijn allen goed bezig zijn."De premier herkent dat citaat wellicht, want het komt namelijk uit zijn eigen boek Op zoek naar wijsheid. Bij het aantreden van de premier hoopten we dat hij de wijsheid en de nodige menselijkheid aan de dag zou leggen om het dossier asiel en migratie naar zich toe te trekken. De impasse in dit dossier sleept immers al bijna twee jaar aan, zowel wat de beloofde omzendbrief met betrekking tot de regularisatie betreft, als wat het schrijnend tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers betreft. Er was hoop dat de premier de bekvechtende ministers tot de orde zou roepen en hen zou doen inzien dat politiek bedrijven inderdaad betekent dat men moet durven knopen doorhakken en dat politiek bedrijven moed vergt. Beslissingen mogen niet afhangen van de waan van de dag of van de wispelturige kiezer. De toestand op het terrein wordt met de dag schrijnender. De ministers blijven spelletjes spelen en dat is onaanvaardbaar. De partijpolitieke spelletjes in dit dossier blijken bijvoorbeeld uit de uitspraken van minister Karel De Gucht in Humo. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
Minister De Gucht is erin geslaagd om te verklaren wat volgt: "In het migratiedossier zet de regering nu geen stappen, maar dat is omdat mijn partij geen stappen wil zetten." Eindelijk bekent de Open VLD kleur, maar de mensen op het terrein zijn daarmee geen stap verder. Het is een politieke keuze van de Open VLD om in dat dossier geen vooruitgang te boeken. Ik hoop, mijnheer de eerste minister, dat u die partij op de inhoud van het regeerakkoord wijst. Ook de Open VLD moet dit nakomen. Intussen wordt een ad-hoc- of schijnoplossing bedacht, bijvoorbeeld de regularisatie voor gezinnen met kinderen en het opvangen van mensen in goedkope hotels. Dat kan men volgens mij geen oplossingen noemen. De minister van Asiel en Migratie voert allerlei manoeuvres uit, die in mijn ogen op zijn minst provocerend zijn. Zo vaardigt ze vandaag een rondzendbrief uit over het oppakken van illegalen, maar hoe mensen die hier al jarenlang verblijven kunnen geïntegreerd worden, hoe de wet over de opvang van asielzoekers en mensen zonder papieren en het regeerakkoord kan worden uitgevoerd, dat is voor de minister blijkbaar te veel gevraagd. Verscheidene middenveldorganisaties trachten de druk op te voeren en hebben zelfs een proces tegen de federale overheid ingespannen. Ze zijn hierin overigens gevolgd door de OCMW’s van Brussel en Antwerpen. Het aantal open brieven van organisaties die de toestand aanklagen is niet meer te tellen. De wanhoopskreten van mensen zonder papieren en asielzoekers in hongerstaking klinken voor mij in elk geval oorverdovend, maar vallen bij de regering blijkbaar in dovemansoren. Mijnheer de eerste minister, in deze totale impasse heeft het duidelijk geen zin meer vragen te stellen aan de bevoegde ministers; zij hebben hun onwil en/of onkunde al bij herhaling bewezen en zouden daar beter eens de gepaste conclusies uit trekken. Ik richt mij dus tot u, geachte premier, in de hoop dat u de wijsheid, waarnaar u op zoek was, nu ook aan de dag legt. Komt er nog voor de zomervakantie een akkoord met betrekking tot de regularisatie van mensen zonder papieren? Hoe lang moeten we nog wachten vooraleer de rondzendbrief met criteria voor regularisatie, zoals beloofd in het regeerakkoord, wordt gepubliceerd? Welke acties op korte termijn en op lange termijn plant de regering om het tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers op te lossen? Is de premier van oordeel dat door het niet aanbieden van materiële opvang de regering de wet overtreedt en hoe valt dat te rechtvaardigen? Is de premier van mening dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het uitblijven van de rondzendbrief met regularisatiecriteria en het tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers? |
|
De heer Herman Van Rompuy , eerste minister. – Mevrouw Piryns, we zijn gedoemd om mekaar te mislopen. Vorige week kon ik hier niet aanwezig zijn door onverwachte politieke omstandigheden, daarstraks heb ik even op u gewacht.Mijn antwoord zal echter bijna even lang zijn als mijn inleiding, vrees ik, omdat ik heb aangekondigd dat de regering de komende tijd zal inzetten op wat niet door mij, maar door anderen de vijf werven wordt genoemd. We zoeken een geschikt moment om daarin een doorbraak of doorbraken tot stand te brengen. Persoonlijk denk ik dat we dat best nog voor de vakantie zouden afronden, maar ik kan dat alleen ondernemen, als er een redelijke kans bestaat om tot een akkoord te komen. Het is en blijft een van de prioritaire dossiers op de agenda. Ik zal dus alles doen om daarover tot een akkoord te komen. Hoe meer ik daarover echter zeg, hoe moeilijker het is om tot een akkoord te komen. Ik ben blij dat u mijn wijsheid looft, maar die heeft meer te maken met mijn biologische leeftijd, dan met iets anders. Zelfs al zou het iets anders zijn, in ons systeem is het dan zo dat die wijsheid egaal over de vijf meerderheidspartijen gespreid moet liggen. Alleen kan ik niets bereiken. |
M. Herman Van Rompuy , premier ministre. – |
Wij zullen dus zien of wij verder geraken. Ik zal mij daarvoor meer nog dan in het verleden inspannen. Wat de vragen betreft, ben ik het niet met u eens. Mevrouw Arena is hier en kan perfect op de gestelde vragen antwoorden op een manier waarvan ik bijna zeker ben dat ze mijn goedkeuring wegdraagt. Ik zal de vragen doorspelen aan de bevoegde en bekwame minister. |
|
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Voor ik op de woorden van de premier inga : gaat mevrouw Arena dan ook effectief antwoorden, zoals de premier suggereert ? |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De voorzitter . – U weet, mevrouw Piryns, dat de regering zelf beslist over de manier waarop zij antwoordt op een parlementaire vraag. |
M. le président . – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Daarom herhaal ik : de premier, dus de regering, stelt voor dat mevrouw Arena antwoordt. Mag zij dat dan alstublieft ook doen ? Het is een voorstel van de premier, niet van mijzelf… |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De voorzitter . – De volgende weken krijgt u ongetwijfeld de gelegenheid uw vragen te stellen. |
M. le président . – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Mag ik dan toch nog reageren op de woorden van de eerste minister ?Ik hoop dat het volgende week niet meer nodig zal zijn en dat hij in zijn zoektocht naar een geschikt moment om een doorbraak te vinden snel resultaat boekt, want het wordt hoog tijd. Het zal hem niet verbazen dat zijn antwoord mij niet bevredigt. Uit de feiten is nog niet gebleken dat het een prioritair dossier is. Hij zegt dat hij dit niet alleen kan oplossen en daar vijf partijen voor nodig heeft, maar ik ben er wel van overtuigd dat CD&V hier een sleutel in handen heeft. Een aantal ministers staan lijnrecht tegenover elkaar, waarbij CD&V een zeer belangrijke positie moet innemen. Dan kan minister Turtelboom eindelijk worden gedwongen om uit te voeren wat in het regeerakkoord staat. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? De premier kent de christelijke parabels over het opvangen van mensen toch veel beter dan ik? Als iedereen de ogen sluit, krijgen we nog veel schrijnender toestanden dan vandaag. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De heer Marc Verwilghen (Open Vld) . – Nog geen drie weken geleden sprak men over de levensgevaarlijke situatie op de E-40 aan de afrit Wetteren. In de avondspits is het bijzonder moeilijk om van de E40 te komen; men zit soms in een kilometerslange file. Soortgelijke problemen zijn er ’s morgens aan de afrit Sint-Denijs-Westrem, richting Brussel, en ’s avonds aan de afrit Aalter, richting kust, waar aan de afrit gewoonlijk een file van meer dan een kilometer staat. Het probleem is duidelijk: de afstand van de afrit Aalter tot aan de rotonde bedraagt vierhonderd meter en die staat snel vol auto’s. Tot overmaat van ramp storen heel wat chauffeurs zich niet aan de file: ze kennen de Engelse traditie van de queue niet voegen op het laatste ogenblik in. Zelfs wanneer ze in die omstandigheden een ongeval veroorzaken, kunnen ze nog vrijuit gaan, omdat de aansprakelijkheid bij het achteropkomend verkeer dat niet tijdig kan remmen, kan worden gelegd.Welke maatregelen kan de staatssecretaris nemen om de verkeersonveilige situatie te verbeteren? Kan bijkomende periodieke signalisatie een oplossing zijn? Moet de infrastructuur worden aangepast? Ik besef dat ik mij met die laatste vraag enigszins op een domein begeef waarvoor de staatssecretaris niet bevoegd is. In de onmiddellijke omgeving van de afrit Aalter is er een verkeerspost van de Federale Politie. Is het zo moeilijk om een politiepatrouille naar de afrit te sturen om de chauffeurs die op het laatste ogenblik invoegen en zo anderen in gevaar brengen, te verbaliseren? Het aantal overtredingen zou drastisch verminderen. |
M. Marc Verwilghen (Open Vld) . – |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Op de autosnelwegen in Oost-Vlaanderen staan op cruciale punten, zoals de afrittencomplexen, observatiecamera’s. Zo kunnen het Vlaams verkeerscentrum of het Communicatie- en informatiecentrum Oost-Vlaanderen, Werkvloer wegpolitie, op verkeerssituaties anticiperen met een veranderlijke signalisatie boven het wegdek of met het inzetten van verkeersploegen.Op die wijze wordt tijdens de spitsuren langs de E40 bijzondere aandacht besteed aan de verkeerssituaties in Wetteren en Aalter. Bij filevorming wordt de veranderlijke signalisatie met de vermelding "File" boven de autosnelweg in werking gesteld. Zo worden de weggebruikers enkele kilometers tevoren op de hoogte gebracht van de verkeersonveilige toestand en kunnen ze tijdig hun rijgedrag aanpassen. Een systematische signalisatie aan de staart van de file, die in de gegeven omstandigheden als structurele file dient te worden beschouwd, is bij gebrek aan capaciteit absoluut onmogelijk. Dat geldt ook voor een systematische verkeersregeling op het einde van de bedoelde afritten. In punctuele situaties kan uiteraard wel voor een verkeersregeling worden gezorgd. Infrastructurele maatregelen zijn onontbeerlijk en werden door de Vlaamse overheid gepland. Op de afrit Wetteren, richting Wetteren, werd de uitvoegstrook al verlengd en werd de frequentie van de verkeerslichten gewijzigd. Richting Zottegem werden nog geen maatregelen genomen, maar ze worden wel overwogen. Aan de afrit Aalter worden het verkeersplein en de rijksweg N44 aangepast. De voorbereidende werken op de N44 zijn al gestart en de heraanleg van het verkeersplein bevindt zich in de ontwikkelingsfase. De Vlaamse minister van Openbare Werken, mevrouw Crevits, is al ter plaatse geweest om samen met technici de situatie te bekijken en te evalueren. Bij structurele files kunnen we geen systematische verkeerscontroles overwegen, want ze zouden alleen maar voor meer hinder voor de weggebruikers zorgen. Op punctuele situaties anticiperen we met verkeersregeling, maar vooral met veranderlijke en aangepast signalisatie. De Vlaamse overheid zal de komende twee jaar op de Oost-Vlaamse autowegen, die tot de meest onveilige wegen behoren, investeren in wegkantsystemen,. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Marc Verwilghen (Open Vld) . – Ik weet dat er cameraobservatie is, maar ik heb al vastgesteld dat men geneigd is zich verder te passief op te stellen. Het probleem wordt wel gesignaleerd, maar niet iedereen let voldoende op. Zo zijn er altijd chauffeurs die, ondanks de tijdige signalisatie, menen dat ze tot de afrit kunnen doorrijden en dan pas invoegen. Dat probleem kan de staatssecretaris uiteraard niet oplossen. |
M. Marc Verwilghen (Open Vld) . – |
Als men signaleert dat er problemen zijn aan de afrit en bovendien aangeeft dat er politiecontrole is, zal dat een afradend effect hebben. Als bovendien een politieagent die aan de afrit plaatsvat, aan een politieagent bij de rotonde doorgeeft wie een overtreding begaat, zal men deze actie geen twee keer moeten herhalen om vooruitgang te boeken. |
|
De voorzitter . – Mevrouw Marie Arena, minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden , antwoordt. |
M. le président . – Mme Marie Arena, ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes , répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Dat productnamen van geneesmiddelen in andere landen van de EU verschillend kunnen zijn, is algemeen geweten. Wat minder bekend is, is dat geneesmiddelen die onder eenzelfde productnaam binnen de EU worden verkocht, afhankelijk van de lidstaat, andere moleculen kunnen bevatten. Dat kan leiden tot niet wenselijke situaties waarbij patiënten hun vertrouwd geneesmiddel in een andere lidstaat op productnaam kopen, terwijl de samenstelling anders is dan hun vertrouwd geneesmiddel in België.In Nederland komt de overheid hieraan tegemoet door een lijst op te stellen van geneesmiddelen die onder dezelfde productnaam worden verkocht in andere lidstaten, maar waarvan de samenstelling kan verschillen per land. Is er ook in ons land zulk een lijst ter beschikking van de burger? Zo ja, welke productnamen komen hierop voor? Indien er geen lijst ter beschikking is, is de minister dan bereid om ook voor ons land zulk een lijst op te stellen en te publiceren? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
Mevrouw Marie Arena , minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Een dergelijke lijst wordt in België niet ter beschikking van de patiënten gesteld. Ik heb aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten gevraagd prioriteit te geven aan de juiste en volledige informatie over geneesmiddelen aan patiënten. Eind dit jaar zullen de bijsluiters van alle geneesmiddelen die in België worden gecommercialiseerd, op de website van het agentschap beschikbaar zijn. Zo kan onder meer de samenstelling van het geneesmiddel worden nagegaan. Bovendien dient de apotheker in het kader van de farmaceutische zorg, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 21 januari 2009 houdende onderrichtingen van de apothekers, de patiënt bij te staan bij het afleveren van geneesmiddelen. Momenteel wordt ook niet gewerkt aan een dergelijke lijst. De diensten van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten zullen echter met belangstelling kennis nemen van de Nederlandse lijst waarnaar u verwijst. Het is immers belangrijk dat deze informatie correct is en up-to-date blijft. Het risico van verschillen in samenstelling van geneesmiddelen die dezelfde naam dragen, is een bekend fenomeen, in het bijzonder als die geneesmiddelen via het internet worden aangekocht. Dat is een van de gevaren waaraan men zich blootstelt bij aankopen via het internet buiten een in België vergunde apotheek om. Het grote publiek zal aan die risico’s worden herinnerd tijdens de sensibiliseringscampagne die na de grote vakantie van start zal gaan. |
Mme Marie Arena , ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Het is belangrijk dat de voorgestelde maatregel wordt genomen. Alleen vrees ik dat hij niet zal volstaan om te verhinderen dat patiënten die al dan niet gedwongen hun medicatie in het buitenland aanschaffen, een ander product onder dezelfde naam krijgen. Nederland heeft een lijst opgesteld om mensen daarvoor te waarschuwen. Ik zou het betreuren als België niet dezelfde inspanning zou doen. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – Mevrouw Marie Arena, minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden , antwoordt. |
M. le président . – Mme Marie Arena, ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes , répondra. |
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . – De wet-Colla van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen bestaat precies tien jaar. Door het uitblijven van een aantal uitvoeringsbesluiten staan de beoefenaars van alternatieve geneeskunde en hun patiënten voor wettelijke problemen.De Orde van geneesheren heeft voor de rechtbank van eerste aanleg te Brugge een klacht ingediend tegen twee acupuncturisten wegens onwettige uitoefening van de geneeskunde. De rechtbank sprak de acupuncturisten vrij omdat hen niks kan worden verweten. De rechter was niet mals voor de overheid, die door juridische procedures de zaak onnodig rekt en zelf geen werk maakt van de oprichting van een commissie om de beoefenaars van acupunctuur te registreren. De rechter oordeelde dat er daarom sprake is van een rechtvaardige noodtoestand, waardoor acupuncturisten niet aan de vereiste van registratie kunnen voldoen. De beroepsvereniging van geneesheren-acupuncturisten alsook de Belgian Acupunctors Federation willen nu vlug duidelijkheid zodat de kwaliteitsvolle verzorging van patiënten niet in het gedrang komt. Precies een jaar geleden, op 25 juni 2008, verklaarde minister Onkelinx in de Kamercommissie voor de Sociale Zaken dat ze haar administratie de opdracht had gegeven om een structuur en een procedure uit te werken met betrekking tot registratie van de niet-conventionele praktijken, enerzijds, en de individuele beoefenaars, anderzijds. Ze verklaarde toen dat haar strategische cel ontmoetingen plande met homeopaten, acupuncturisten, osteopaten en chiropractors. Na dat overleg zou ze uitzoeken of de wet eerst nog moest worden aangepast. Dat was een jaar geleden. In november kondigde de minister weer een nieuwe studie aan. Ondertussen blijven de rechtszaken van en tussen de betrokken beroepsgroepen elkaar opvolgen. De rechtbank in Brugge wijst nu expliciet de overheid met de vinger als oorzaak van de problemen. Kan de minister uitleggen waarom de uitvoeringsbesluiten bij de wet-Colla - en zeer concreet de installatie van een registratiecommissie voor de acupuncturisten - uitblijven? Wat schort er dan precies aan de wet-Colla zelf en welke wijzigingen wenst de minister aan te brengen? |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
Mevrouw Marie Arena , minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Ik heb ook via de pers kennis genomen van de beslissingen van de correctionele rechtbank te Brugge. Als lid van de uitvoerende macht hoor ik me niet uit te spreken over de inhoud van gerechtelijke uitspraken en ik zal er dus ook geen commentaar op geven. Na een eerste onderzoek van de wet en na heel wat overleg met de vertegenwoordigers van de vier niet-conventionele praktijken die door de wet worden beoogd, inclusief de acupuncturisten, ben ik tot de vaststelling gekomen dat de situatie van elke niet-conventionele praktijk verschillend is. Tussen 1999 en nu zijn er inderdaad bijna tien jaar verlopen. De niet-conventionele praktijken zijn geëvolueerd en hebben zich verspreid. Zo wordt acupunctuur thans in bepaalde faculteiten geneeskunde onderwezen. De Université Libre de Bruxelles heeft dit jaar een volledige opleidingscyclus osteopathie opgestart. De ziekenfondsen betalen sommige prestaties in het kader van de aanvullende verzekering terug. |
Mme Marie Arena , ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes. – |
Daarom vind ik dat ik eerst over een ernstige en betrouwbare analyse van de huidige situatie moet beschikken, alvorens een beslissing te nemen over de uitvoering van de wet of over een eventuele aanpassing ervan. Ik wil meer bepaald weten hoeveel practici van niet-conventionele praktijken er in België zijn, hoe vaak patiënten ze raadplegen en welke opleidingen er voor deze praktijken zijn. Ik wil ook de belangrijkste studies over de efficiëntie van de niet-conventionele praktijken bestuderen en een evaluatie maken van de eventuele ongevallen of bijwerkingen. Daarom heb ik in oktober jongstleden het Federaal Kenniscentrum gezondheidszorg belast met het uitvoeren van een studie in die zin. Op basis daarvan kunnen de regering en het Parlement dan de maatregelen nemen die het beste tegemoetkomen aan de noden van de burgers en die een efficiënt en relevant beleid van het departement Volksgezondheid mogelijk maken. Ik verwacht de resultaten van die studie tegen eind 2009 of begin 2010. Ik wens dus resoluut in dit dossier vooruit te gaan, maar ik wil geen onaangepast antwoord geven op een vraag die voor mij belangrijk is, zodat het de moeite loont om nog enkele maanden uit te trekken om een duidelijk en actueel beeld van de situatie te krijgen. |
|
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . – Het was helemaal niet mijn bedoeling om commentaar van minister Onkelinx op de gerechtelijke uitspraak te krijgen. Ik wilde alleen een vraag stellen over de planning. Het KCE maakt een studie waarvan de resultaten eind dit jaar worden verwacht. Waarom kan men inmiddels al geen registratiecommissie installeren, zodat sneller en efficiënter kan worden gewerkt? Ik hoop dat die vraag aan minister Onkelinx kan worden doorgespeeld. |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – La presse nous a appris ce mardi qu’une note interne du service du personnel du ministère de la Justice avait récemment été adressée au ministre concernant l’externalisation des signes religieux.Cette note évoquerait trois possibilités, à savoir une interdiction générale de tout signe religieux, une autorisation partielle – les signes religieux ne seraient alors interdits qu’aux agents de première ligne ayant un rapport d’autorité ou de pouvoir avec le public ou exerçant des fonctions sensibles, comme les magistrats – ou une autorisation générale. La dernière option semble avoir les faveurs de la cellule diversité du ministère qui prône « une réelle ouverture des pratiques » affirmant que « la neutralité des agents n’est pas garantie par leur apparence ». Cette note clairement orientée, puisqu’elle propose la troisième solution, remet en question les principes fondamentaux de la Constitution belge qui garantit de plein droit la neutralité de l’État et l’autonomie des églises. Elle est également contraire aux dispositions prévues par l’arrêté royal du 14 juin 2007 qui mentionne en son article 8 que « Lorsqu’il est, dans le cadre de ses fonctions, en contact avec le public, l’agent de l’État évite toute parole, toute attitude, toute présentation qui pourraient être de nature à ébranler la confiance du public en sa totale neutralité, en sa compétence ou en sa dignité ». Je ne tiens pas à entrer dans le débat de fond qui agite depuis quelques jours l’opinion publique. Cependant, certaines questions doivent être posées au ministre et il est essentiel que celui-ci prenne position assez rapidement. Monsieur le ministre, étiez-vous au courant de cette note ? Qui l’a demandée ? Comment est-elle arrivée ? Estimez-vous judicieuse la rédaction d’une telle note ? S’il y a bien un département administratif qui doit être au-dessus de tout soupçon en ce qui concerne le respect de la hiérarchie – l’administration est quand même soumise au ministre – et la nécessaire prudence dans certaines situations, c’est bien évidemment le SPF Justice. On pourrait éventuellement admettre que dans d’autres SPF, des galopins croient utiles d’exprimer dans les médias leur sentiment sur l’un ou l’autre sujet, mais dans le cas dont je parle, cela pose problème. Je ne crois pas aux coïncidences politiques. Il est tout de même assez étonnant que cette note sorte précisément au moment où se déroule un débat assez difficile concernant le port du voile au parlement ou ailleurs. Pourquoi cette note sort-elle maintenant ? Que se passe-t-il ? Monsieur le ministre, que comptez-vous faire de cette note ? Êtes-vous d’accord avec son contenu ? Quelle attitude comptez-vous adopter ? Comptez-vous déposer un projet de modification de la réglementation ? Bref, partagez-vous l’une des trois conclusions de cette note et laquelle ? Je ne puis accepter qu’une administration fasse ainsi connaître ses pensées profondes par le biais de la presse sans y avoir été invitée par qui que ce soit. Je crois encore, peut-être parce que je suis juriste et que je n’ai plus vingt-cinq ans, à une certaine hiérarchisation. Le ministre est à la tête du pouvoir exécutif ; il est secondé par son administration qui exécute, même si elle peut lui donner certaines idées. Je ne crois pas à ces fuites dans la presse qui sont manifestement orchestrées et qui causent le plus grand tort dans l’opinion publique pour un débat qui devrait être beaucoup plus serein. D’ailleurs, tout le monde s’accorde à dire que ce débat devrait être renvoyé à plus tard, quand les esprits seront apaisés. |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Mon prédécesseur, le ministre Vandeurzen, a approuvé en 2008 le plan d’action "diversité", tel que présenté par le comité de direction de la Justice. Ce plan détermine de nombreuses actions afin de favoriser l’intégration d’allochtones dans le circuit de travail de la Justice.En accord avec tous les directeurs généraux et les représentants du Collège des procureurs généraux, mon prédécesseur a signé la Chartre de diversité. Celle-ci stipule explicitement que la Justice accomplira des efforts supplémentaires pour éliminer toute forme de discrimination, que ce soit au niveau du sexe, de l’origine ou de l’orientation sexuelle ou autre. À l’instar de la police fédérale, la Justice est à la recherche de candidats potentiels d’origine allochtone qui puissent répondre à certaines exigences, comme la connaissance des langues étrangères utilisées par les détenus. La présence d’allochtones sur le lieu de travail soulève automatiquement la question de savoir ce qu’il convient de faire quand se présente une personne portant le foulard. L’administration a remis une première proposition à ce sujet à la ministre Onkelinx, mais elle est restée sans suite jusqu’à ce jour. Je n’ai pas encore reçu de nouvelle proposition de mon administration. J’ai appris par les médias que le service du personnel était en train de rédiger une note juridique sur ce point. En outre, les médias diffusent un document contenant les différentes pistes juridiques élaborées par mon administration. Il est actuellement soumis pour avis à la commission d’accompagnement en matière de diversité. Il doit encore être transposé à un niveau opérationnel dans différents champs d’activité de la Justice – greffe, prison, tribunal – et soumis pour accord au comité de direction. Ce n’est qu’après l’accord de ce dernier que je pourrai prendre clairement position à ce sujet. J’ai d’ailleurs demandé au président du comité de direction de prendre contact avec les responsables de la Fonction publique. En effet, j’estime que ces propositions concernent potentiellement tous les fonctionnaires et pas uniquement ceux de la Justice. Une concertation est donc indispensable. Lorsque je disposerai d’une proposition concrète, je l’étudierai en détail. J’ai déjà contacté le ministre de la Fonction publique, M. Vanackere, et des questions lui ont été posées aujourd’hui même à la Chambre. Je me permets d’ailleurs, avec son autorisation, de vous lire le texte de sa réponse en néerlandais, qui fait référence au "statut Camus" datant de 1937. |
" Wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek, vermijdt de rijksambtenaar elk woord, elke houding, elk voorkomen die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen." Het standpunt van collega Vanackere is dus dat men in elke situatie wil vermijden dat een ambtenaar een voorkomen heeft dat het vertrouwen in zijn neutraliteit kan aantasten.Dit onderwerp werd, zoals gezegd, daarnet ook in de Kamer behandeld en ik wacht op de nota. |
|
Je n’ai pas encore vu cette note. Lorsqu’elle sera disponible, je demanderai au département de la Fonction publique de rendre un avis sur la façon de traiter cette question. |
|
De heer Philippe Monfils (MR) . –"Wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek vermijdt de rijksambtenaar elk woord, elke houding, elk voorkomen, die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen." |
M. Philippe Monfils (MR) . – Je retiens de sa réponse que le ministre ne connaissait pas la note publiée dans les médias. Si un ministre doit lire les quotidiens pour savoir ce qui se passe dans son administration, un problème se pose. Je ne vous jette pas la pierre, monsieur le ministre, mais je souligne le manque de déontologie du fonctionnaire concerné qui n’a pas à communiquer ces informations à la presse.En outre, cette divulgation a lieu au cours d’une période troublée et difficile. La note, qui ne compte que quelques lignes, peut être interprétée de toutes sortes de manières. Nous savons en effet très bien que des problèmes se sont posés voici quelques jours. Enfin, le texte de votre collègue de l’Intérieur est connu. Il s’agit de l’arrêté royal du 14 juin 2007 relatif au statut des agents de l’État. Il modifie en effet celui du 2 octobre 1937 mais prévoit que « l’agent de l’État évite toute parole, toute attitude, toute présentation qui pourraient être de nature à ébranler la confiance du public en sa totale neutralité, en sa compétence ou en sa dignité ». Ou bien on en reste là – je n’ai d’ailleurs entendu personne souhaiter aller plus loin – ou bien on remet ce principe en cause. Dans ce cas, ce doit être fait sérieusement et donc pas par le biais d’une note qui atterrit dans un journal et qui prend des proportions d’autant plus fortes que cette question fait actuellement l’objet d’un débat. Peut-être pourriez-vous, monsieur le ministre, demander à votre administration de se montrer plus calme et de ne pas exprimer sa profonde pensée dans la presse. J’attendrai les résultats de l’analyse que vous ne manquerez pas de faire des propositions de l’administration. |
De heer Jean-Paul Procureur (cdH) . – |
M. Jean-Paul Procureur (cdH) . – Les prisons accueillent actuellement 10 500 détenus pour 8 500 places. Cette surpopulation risque de causer des problèmes supplémentaires avec l’arrivée de la chaleur. Celle-ci, couplée à la proximité, peut en effet provoquer des tensions, des situations d’agressivité et donc des violences qui sont redoutées tant par les détenus que par les agents pénitentiaires.Afin d’éviter ces situations, vous avez décidé d’une mesure d’urgence et annoncé la libération anticipée de 200 à 300 détenus condamnés à des peines allant de 3 à 5 ans de prison et qui sont pratiquement arrivés au bout de celles-ci. Comment allez-vous choisir les personnes qui seront libérées parmi celles qui le sont potentiellement en fonction des critères définis ci-dessus ? Pouvez-vous développer vos critères de sélection ? Qu’entendez-vous exactement par « fin de peine » ? Pourquoi n’avez-vous pas retenu l’option de libérer des personnes condamnées à purger des peines inférieures à trois ans de prison ? La presse annonce votre projet de location d’une prison aux Pays-Bas qui pourrait accueillir 500 détenus. Confirmez-vous cette information ? Cette solution sera-t-elle temporaire ou définitive ? Quel est l’état d’avancement de ce projet ? Comptez-vous conclure une convention internationale avec les Pays-Bas afin de rendre ce projet réalisable ? Quelles sont les modalités juridiques à remplir pour concrétiser ce projet et éventuellement le réitérer ? |
De heer Stefaan De Clerck , minister van Justitie. – |
M. Stefaan De Clerck , ministre de la Justice. – Ces dernières années, les prisons connaissent une surpopulation de 24 à 25 pour cent. Actuellement, certaines prisons sont même peuplées en moyenne à 200 pour cent. Cela a pour conséquence que les conditions d’hébergement des détenus ne sont plus conformes, que le personnel pénitentiaire est surchargé, que le régime de détention des détenus se détériore et que les délais d’attente pour le travail pénitencier, les activités culturelles et l’aide psychosociale aux détenus s’intensifient de jour en jour.Dans certaines prisons, les normes de détention ne peuvent plus être garanties comme prévu dans la loi de principe. Le taux de surpopulation de certaines prisons n’est plus acceptable et est même immoral. Au 15 juin, 10 519 détenus étaient recensés pour une capacité totale de 8 456 places. C’est un problème auquel des solutions rapides doivent être trouvées. On ne peut rester aveugle à cette question. Comme vous le savez, des solutions ont déjà été élaborées pour le long terme, mais également pour le moyen terme comme la location envisagée de cellules aux Pays-Bas. Des solutions à court terme doivent également être mises en œuvre. Vous savez que ma note globale concernant l’exécution des peines est en préparation. Vous connaissez mon plan d’investissements pour la construction de sept nouvelles prisons vers 2012 et le remplacement de huit autres vers 2016. J’espère toutefois avancer cette dernière date. Certaines pistes de solutions temporaires à court terme sont à l’étude. Je procède à une consultation des différents acteurs comme les juges d’instruction, les syndicats, l’administration pénitentiaire ainsi que le Collège des procureurs généraux. Jusqu’à présent rien n’a été décidé. Il s’agit aussi de savoir comment gérer les détentions préventives. Je n’ai pas de pouvoir direct en la matière mais il m’est possible d’en discuter avec les juges d’instruction et d’envisager l’élaboration de mesures, dans le respect de leur indépendance. Cela fait partie de la concertation. La répartition des détenus entre les différentes prisons fait aussi partie du problème. Je constate qu’aujourd’hui il y a des prisons peuplées à 200 pour cent et d’autres qui ne sont même pas complètes. J’ai organisé une concertation avec les syndicats afin que des solutions soient trouvées pour mieux répartir les détenus dans les prisons. J’ai constaté que le rapport de cet entretien avec les syndicats a été publié dans les médias. Comme vous, j’ai lu les conclusions des syndicats. Je continue à m’informer et à étudier le dossier. Je suis la situation au jour le jour afin d’être prêt le cas échéant à prendre les dispositions qui s’imposeraient. Donc, jusqu’à présent, rien n’a encore été décidé. Quant au projet de location d’une prison aux Pays- Bas, je peux vous dire que les négociations avec les autorités hollandaises se trouvent à un stade bien avancé. Il y a un accord de principe qui doit encore être validé de façon définitive. Il faut également l’accord du gouvernement. Les textes de la convention sont presque prêts et j’espère finaliser ce travail le plus vite possible afin d’obtenir l’accord politique définitif : de la signature par le gouvernement à l’approbation parlementaire. La location d’une prison de cinq cents personnes nous donnera la possibilité de mieux gérer notre problème intérieur. Il faut cependant bien régler le problème budgétaire et résoudre les questions juridiques. De toute manière, cette solution ne serait que provisoire, limitée à une période de trois ans prenant cours au premier janvier 2010, le temps de construire de nouvelles prisons en Belgique. |
De heer Jean-Paul Procureur (cdH) . – |
M. Jean-Paul Procureur (cdH) . – Je remercie le ministre du caractère complet de sa réponse. Je prends acte du fait que la décision de libération avant la fin de la peine n’est pas encore prise.Je tiens à souligner qu’une surpopulation de 200 pour cent est préjudiciable aux détenus, aux agents pénitentiaires, à la société en général et à la sécurité. Enfin, le ministre a parlé de l’importance de gérer la détention préventive ; c’est effectivement une des données fondamentales de la problématique de la surpopulation. |
De heer Josy Dubié (Ecolo) . – |
M. Josy Dubié (Ecolo) . – C’est avec une certaine émotion que je prends la parole aujourd’hui dans cet hémicycle car c’est la dernière fois que je le fais. En effet, je n’étais plus candidat aux élections, et c’est ma collègue Marie Nagy qui me succédera.Pour cette dernière question, j’aborderai un sujet qui me tient particulièrement à cœur et que j’ai développé tout au long des quasi dix années pendant lesquelles j’ai siégé au Sénat. Il s’agit de la faim dans le monde. J’ai été confronté à cette situation dans l’exercice de ma profession antérieure et, contrairement à la plupart des membres de ces assemblées pour qui la faim dans le monde signifie des reportages ou des rapports, c’est pour moi une réalité vécue sur le terrain. La veille de Noël, en 1985, lors d’une famine épouvantable en Ethiopie, j’ai vu mourir dans les bras de sa mère un enfant qui hurlait de douleur. Cela s’est passé sur le plateau de Korem. C’est un chose que je n’oublierai jamais. La faim dans le monde, que je n’hésite pas à qualifier de génocide par la faim, est totalement inacceptable car elle pourrait très facilement être évitée. Or, une information récemment relayée dans la presse est passée quasiment inaperçue. Selon la FAO, l’organisation des Nations unies pour l’alimentation et l’agriculture, le nombre de personnes souffrant de la faim dans le monde vient de franchir le seuil inouï d’un milliard ! Selon le directeur général de cette organisation onusienne, M. Jacques Diouf, le nombre de personnes souffrant de la faim, c’est-à-dire recevant moins de 1.800 calories par jour, augmentera de 104 millions en 2009, soit plus de 10 % en seulement un an ! Est-il besoin de rappeler que le premier objectif du millénaire pour le développement lancé avec grand fracas en 2000 était de réduire de moitié l’extrême pauvreté et la faim d’ici à 2015 ! La froideur de ces chiffres masque la réalité de la somme énorme de souffrances et de morts absurdes, car évitables, pour des millions d’êtres humains, en particulier d’enfants. Cet accroissement dramatique est, toujours selon M. Diouf, le résultat de la crise alimentaire et financière. Beaucoup d’experts considèrent cependant que cet accroissement de la faim dans le monde est lié à la spéculation à la hausse sur les denrées alimentaires de base– blé, riz, maïs, etc. – qui a servi un moment de refuge à certains spéculateurs désemparés devant l’effondrement des valeurs boursières. Cette spéculation a même ouvertement connu des prolongements chez nous en Belgique. Ainsi, quand la crise financière a éclaté, lorsque l’affaire des subprimes est devenue de notoriété publique, les hedge funds se sont reportés sur le marché des matières premières, notamment celui des denrées alimentaires, avec comme conséquence des émeutes de la faim aux quatre coins du monde. Le directeur général de la FAO avait déjà dénoncé la situation à l’époque et avait souligné que le nombre de personnes souffrant de la faim dans le monde était passé de 850 millions à 925 millions en 2008. |
Dans le même temps, pour vendre ses produits de placement, la KBC a poussé le cynisme jusqu’à utiliser le slogan publicitaire suivant : « Il est possible de tirer avantage de la hausse du prix des denrées alimentaires ». Dans un feuillet de promotion, la banque précisait même que, je cite : « Les changements climatiques et la pénurie d’eau et de terres agricoles exploitables sont une opportunité ». Depuis lors, comme d’autres banques belges, la KBC a fait appel à l’État, c’est-à-dire à nous tous, pour renflouer ses caisses plombées par une spéculation sur des produits financiers pourris, des prêts hypothécaires à des centaines de milliers de pauvres gens frappés par la chute du marché immobilier et ruinés, les tristement fameuses «Subprimes ». Considérez-vous que les denrées alimentaires de base sont des produits comme les autres qui doivent donc être soumis uniquement aux lois du marché ? Dans la négative, quelles mesures préconisez-vous pour assurer, au milliard d’êtres humains souffrant de la faim, un accès plus équilibré et plus juste aux denrées alimentaires de base ? Enfin, trouvez-vous normal que des banques, renflouées par l’État – je rappelle que la KBC a été renflouée à concurrence de 25 % donnant ainsi une minorité de blocage à l’État – proposent des produits spéculatifs sur les denrées alimentaires de base ? |
|
De voorzitter . – |
M. le président . – Je profite de cette occasion pour vous féliciter pour votre collaboration active et pour le travail que vous avez réalisé au Sénat durant toutes ces années.Tout le monde sera sans doute d’accord avec moi pour dire que votre présence passait rarement inaperçue ! Votre engagement était bien connu. C’est l’honneur d’un parlementaire de s’engager. Je vous remercie également pour la collégialité avec laquelle vous avez rempli votre mandat public (Applaudissements). |
De heer Charles Michel , minister van Ontwikkelingssamenwerking. – |
M. Charles Michel , ministre de la Coopération au Développement. – Je tiens tout d’abord à m’associer aux propos tenus par le président.Au-delà des différences d’opinion et de conviction, je veux également vous saluer en tant que grand démocrate parlementaire particulièrement actif et engagé, notamment dans les matières relevant de la responsabilité que j’assume aujourd’hui, comme en témoigne cette dernière question que vous posez face à cette assemblée. Les informations de la FAO selon lesquelles le nombre de personnes souffrant de la faim dans le monde vient de franchir le seuil d’un milliard, sont très préoccupantes. Vous l’avez évoqué, au-delà des chiffres, ce sont des réalités humaines auxquelles nous sommes confrontés et nous ne pouvons naturellement pas rester insensibles face à ce qui peut être considéré comme la forme la plus extrême d’inhumanité. En dépit du repli des prix à l’exportation des céréales pa rapport aux sommets enregistrés pendant la première quinzaine de l’année 2008, de l’accroissement de la production céréalière en 2008 et des mesures prises par les gouvernements, les prix des produits alimentaires sont restés élevés dans de nombreux pays en développement, à faible revenu et déficit vivrier. Dans de nombreux cas, ces prix sont toujours supérieurs à ceux pratiqués il y a un an. La cherté persistante des prix alimentaires entrave l’accès à la nourriture de nombreux groupes de populations à faible revenu. L’explication est à rechercher dans le fonctionnement déficient des marchés internes de ces pays. Comme vous, je considère que les produits alimentaires ne sont pas des produits comme les autres au regard des règles économiques. |
Une possibilité pour contribuer à réguler les prix serait de revoir le système de stockage des denrées dans les pays touchés par la la crise alimentaire. En effet, des stocks historiquement bas – par exemple, une production céréalière pour la huitième fois en dix ans inférieure à la consommation – ne permettent plus de jouer le rôle de régulation des marchés. Cette volatilité des prix mondiaux a entraîné un climat peu propice aux investissements dans les pays en développement, en particulier dans le secteur de l’agriculture. La crise alimentaire a fait prendre conscience à la communauté internationale de la nécessité d’une approche globale la plus coordonnée possible des questions touchant à la sécurité alimentaire et au développement rural. Tel est le sens de l’initiative visant à mettre en place un partenariat global pour l’agriculture. Celui-ci a pour objectif d’associer tous les acteurs intéressés, notamment la société civile, à la réflexion, à l’établissement quasi permanent de diagnostics et à la prise de décision dans ces matières. La mise en œuvre de ce partenariat global devrait être assumée sur le plan global par un comité de la Sécurité alimentaire réformé, logé à la FAO. Cette organisation a également reçu mandat d’organiser un réseau de 500 experts de haut niveau venant en appui au comité de la Sécurité alimentaire. La High Level Task Force sur la crise alimentaire, créée par le secrétaire général des Nations unies dès avril 2008 et qui réunit les organisations spécialisées, les Fonds et Programmes des Nations unies et les institutions de la Banque mondiale, devrait dorénavant concentrer son action au niveau des pays et des régions. La Belgique soutient ce processus et y prend une part active, notamment via notre représentation permanente auprès de la FAO. Nous plaidons pour une accélération de ces dispositifs. À côté de ces initiatives sur le plan international, nous devons mobiliser tous les moyens pour soutenir les efforts visant à renforcer les capacités des agriculteurs locaux dans les pays en développement C’est pourquoi la Belgique a plaidé de manière très engagée dans différentes enceintes internationales, notamment l’Union européenne et les Nations unies, en faveur d’un réinvestissement substantiel dans le secteur de l’agriculture et du développement rural: elle souhaite porter à 10 % en 2010 et à 15 % en 2015 la part de l’aide publique au développement consacrée au secteur agricole et au développement rural afin de permettre aux agriculteurs locaux, en particulier sur le continent africain, de renforcer leur production pour s’orienter non seulement vers une logique de sécurité alimentaire mais vers une souveraineté alimentaire. Cet engagement doit faire écho à celui exprimé par les pays africains en 2003 à Maputo. En parfaite cohérence avec ce premier objectif, nous devons soutenir, là où c’est possible, la politique d’achats locaux et régionaux des denrées alimentaires, notamment par le biais du Programme alimentaire mondial qui représente une partie extrêmement importante des achats de denrées alimentaires des pays en développement. Le Budget 2009 de la DGCD prévoit une augmentation substantielle des moyens alloués à l’agriculture avec notamment un doublement de notre contribution au FIDA – 21 millions d’euros de 2010 à 2012 – et une augmentation de 30 % des fonds à la recherche agricole qui, de 6,4 millions d’euros en 2008, passeront à 8,65 millions d’euros en 2009. Enfin, je peux d’ores et déjà vous indiquer que l’agriculture et la sécurité alimentaire feront partie des priorités de la présidence de l’Union européenne assurée en trio par la Belgique, l’Espagne et la Hongrie. D’après les premières concertations que j’ai eues avec mes collègues espagnols et hongrois, ceux-ci partagent ma volonté d’en faire un thème prioritaire. Par ailleurs, l’expérience des derniers mois a montré que la spéculation avait bel et bien un effet amplificateur non négligeable sur la crise alimentaire. Ce n’est pas acceptable d’un point de vue éthique et il est indispensable de se pencher sur cette question dans un cadre international pour examiner comment on peut répondre à cette préoccupation sur un plan opérationnel. |
|
De heer Josy Dubié (Ecolo) . – |
M. Josy Dubié (Ecolo) . – Je remercie M. le ministre. Je constate qu’il n’a pas répondu à ma question concernant l’action éventuelle du gouvernement belge dans les institutions financières où il dispose d’une minorité de blocage pour éviter que certaines banques, mettant en avant de manière scandaleuse et cynique la possibilité de faire de l’argent sur la misère des autres, continuent à se livrer aux spéculations qu’il dénonce.J’entends bien ses propos au sujet de la souveraineté alimentaire mais les intentions avancées ne s’attaquent pas au fond du problème. Nous vivons dans une société où personne n’ose prendre les rênes pour régulariser ce marché de façon à ce que chacun y trouve son dû et que ceux qui ont des difficultés à se nourrir puissent s’alimenter. Le Soir publie aujourd’hui une carte blanche signée par deux membres de SOS Faim et d’Agir dans le Sud. Je cite : « Dans tous les cénacles où se négocient les enjeux agricoles ( Commission européenne, Organisation mondiale du commerce, Accords de partenariat économiques UE-ACP … ), la règle est d’ouvrir au maximum les marchés, de libéraliser les échanges. Peut-on décemment avancer que la faim et la pauvreté seront éradiquées de façon durable en libéralisant nos économies ? Les forces du marché ne peuvent apporter spontanément l’équilibre qui devrait faire en sorte que chaque femme, chaque homme, puisse bénéficier des conditions optimales de développement. La crise alimentaire et les émeutes de la faim de l’an dernier ne l’ont-elles pas démontré ? La main invisible du marché dans le secteur agricole est inefficace, inopérante et dangereuse pour les populations, particulièrement les plus précaires ». Joseph Stieglitz, prix Nobel d’économie, dit exactement la même chose. Nous ne résoudrons pas le problème de la faim dans le monde s’il n’y a pas une régulation prise par une organisation internationale imposant que tous ceux qui ont faim reçoivent la part qui leur est due. |
De voorzitter . – Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Migratie- en Asielbeleid , antwoordt. |
M. le président . – Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Politique de migration et d’asile , répondra. |
Mevrouw Elke Tindemans (CD&V) . – De fel gecontesteerde presidentsverkiezingen in Iran verontrusten de wereldgemeenschap. Niet alleen omwille van mogelijke verkiezingsfraude, maar vooral wegens het buitensporig geweld en de miskenning van de democratische rechten van vrije meningsuiting, vrijheid van betoging en vrije berichtgeving. De voorbije dagen vielen bij vreedzame manifestaties tegen het verkiezingsresultaat volgens officiële media meerdere doden en gewonden. Iranese mensenrechtenactivisten hebben de Westerse ambassades in Teheran opgeroepen hun deuren te openen voor gewonde manifestanten. Het risico is immers groot dat ze in het plaatselijk ziekenhuis gearresteerd worden. Maandagochtend vernamen we via de media dat België de deuren van de ambassade niet opent voor betogers die er hun toevlucht willen zoeken. Vandaag vernamen we nog dat zeventig professoren zijn opgepakt omdat ze een gesprek hadden met Hussein Musavi.In de Kamercommissie stelde de minister van Buitenlandse Zaken dat hij een eerder voorzichtige houding aanneemt en nog geen standpunt wil innemen aangezien onze ambassade nog niet werd benaderd voor de opvang van betogers. Welke stappen zal hij doen als vandaag betogers onze ambassade om hulp vragen? Hoe snel kan ons ambassadepersoneel gevolg geven aan de vraag om hulp? Is onze ambassade technisch in staat om 36 vluchtelingen op te vangen? In welke mate is er overleg met de andere Europese lidstaten? De RAZEB van 15 juni heeft een heel voorzichtig standpunt ingenomen. Intussen is de toestand geëscaleerd. President Obama heeft een duidelijk signaal gegeven aan de Iranese autoriteiten. Ook ons land heeft dinsdagochtend krachtig gereageerd. Ik meen echter dat een duidelijk signaal van de Europese Unie nu echt nodig is. Steunt de minister het verzoek van zijn Nederlandse collega Verhagen aan het Tsjechisch voorzitterschap om volgend weekend een extra vergadering van de ministers van buitenlandse zaken samen te roepen? Als de mensenrechtensituatie nog verslechtert, mogen andere diplomatieke reacties niet uitgesloten worden. Welke bijkomende stappen kunnen op internationaal vlak worden gedaan? |
Mme Elke Tindemans (CD&V) . – |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Migratie- en Asielbeleid. – Ik lees het antwoord van de minister.Onze Ambassade in Iran werd tot op vandaag nog niet benaderd voor de opvang van betogers of gewonden. Uit overleg met de ambassadeurs van de EU-lidstaten in Teheran blijkt dat er geen geloofwaardige aanwijzingen zijn dat betogers of gewonden zich al effectief hebben aangeboden bij Westerse ambassades. Italië zegt bereid te zijn de ambassade open te stellen voor gewonde betogers als die zich zouden aanmelden, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd. Ik ga ervan uit dat we geen hulp mogen weigeren aan mensen in nood. In de huidige context en het klimaat van verdachtmaking waarbij de Iraanse autoriteiten het Westen van inmenging beschuldigen, dient de situatie met de nodige nuchterheid en sereniteit te worden benaderd. Ik ben bereid om, samen met mijn EU-collega’s, na te gaan in welke zin de Europese Unie Iran een duidelijk bijkomend diplomatiek signaal kan geven. De mogelijkheden van de internationale gemeenschap op diplomatiek vlak zijn echter ook beperkt. Het Iraanse regime is overigens geen toonbeeld van openheid en diplomatieke contacten resulteren vaak in een dovemansgesprek. |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de la Politique de migration et d’asile. – |
Mevrouw Elke Tindemans (CD&V) . – De communicatie met Iran loopt inderdaad moeilijk, maar we zouden op Europees niveau toch veel meer kunnen doen. Ik hoop althans dat men mensen in nood niet wandelen stuurt. |
Mme Elke Tindemans (CD&V) . – |
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – Le 23 avril dernier, la Cour européenne de Justice a estimé que la loi belge interdisant la vente conjointe était contraire au droit européen. Depuis lors, il existe un vide juridique en la matière. En effet, la loi en question ne peut plus s’appliquer, mais elle n’a pas non plus été remplacée par une autre législation.À la suite de ce vide juridique, Unizo et Nelectra ont intenté un procès à deux sociétés pratiquant la vente conjointe dans le domaine des télécommunications. Cette situation est néfaste pour le secteur, particulièrement en période de crise, où consommateurs et entrepreneurs ont besoin de repères fiables pour consommer, investir et ainsi relancer l’économie. Monsieur le ministre, quelles mesures comptez-vous prendre pour clarifier cette situation ? |
De heer Vincent Van Quickenborne , minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. – |
M. Vincent Van Quickenborne , ministre pour l’Entreprise et la Simplification. – Comme vous le faites remarquer à juste titre, depuis l’arrêt de la Cour de Justice du 23 avril 2009, la Belgique ne peut plus interdire les offres conjointes. La loi fédérale doit respecter la réglementation européenne, notamment la directive 2005/29, qui autorise cette vente.Cependant, cela ne signifie pas que les vendeurs peuvent se permettre n’importe quoi. L’arrêt précité précise clairement qu’une offre conjointe est une pratique commerciale soumise aux réglementations en vigueur en matière de pratiques commerciales déloyales. Le vendeur doit faire preuve d’un minimum de diligence en vue de ne pas induire le consommateur en erreur. Les plaintes donneront lieu à des enquêtes. Les dispositions de la loi sur les pratiques de commerce qui couvrent l’offre conjointe ne sont pas les seules dispositions de cette loi à être critiquées par l’Europe. En effet, le 29 janvier 2009, la Commission européenne nous a adressé une mise en demeure pour la non-conformité des autres règles de cette loi avec la directive 2005/29 concernant les pratiques de commerce déloyales. Le gouvernement élabore une réforme de la loi en question, en vue de la rendre conforme à la réglementation européenne. Une solution est attendue avant les vacances parlementaires. Ce projet de loi doit supprimer le vide juridique existant à l’heure actuelle. |
Mevrouw Christiane Vienne (PS) . – |
Mme Christiane Vienne (PS) . – Nous examinerons votre projet de loi avec la plus grande attention lorsqu’il sera soumis à notre assemblée. |
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS) . – |
Mme Sfia Bouarfa (PS) . – L’accord prévoyant une régularisation des sans-papiers sur la base de critères à définir par une circulaire, accord conclu par le gouvernement en 2007, n’a pas encore été réalisé.Depuis lors, la situation des sans-papiers n’a fait qu’empirer. Ni les appels au secours ni les grèves de la faim ne vous ont fait fléchir, madame la ministre. Les occupations d’églises et de bâtiments privés se poursuivent. Pour la troisième fois, vendredi dernier, j’ai rendu visite aux occupants de l’immeuble de la place Saint-Lazare, à Saint-Josse, où 460 personnes – trente-deux femmes, dont trois enceintes, seize enfants scolarisés et seize malades – vivent dans des conditions indignes d’un pays civilisé et démocratique. Vous avez déclaré, madame la ministre, que les familles avec enfants scolarisés et les malades étaient régularisables. Pourquoi cela n’a-t-il pas encore été fait ? Des représentants des occupants de cet immeuble ont rencontré le directeur de l’Office des étrangers. Selon leurs dires, des promesses ont été formulées. Pourriez-vous nous informer des conclusions de cette rencontre et de la nature de ces promesses ? Enfin, quand comptez-vous exécuter l’accord du gouvernement et mettre fin à cette situation dramatique ? C’est la dernière fois que je vous interpelle à ce sujet, madame la ministre. Cette question conclut en effet mes travaux dans cet hémicycle, puisqu’il s’agit ici de ma dernière séance. J’aimerais en profiter pour remercier, tout d’abord, le président de la sagacité avec laquelle il mène les travaux, ensuite les membres des groupes démocratiques avec lesquels nous travaillons depuis presque neuf ans et, enfin, les services du Sénat. Je remercie les ministres d’avoir répondu à nos questions, pas toujours dans le sens souhaité, mais en tout cas de manière assidue. Cela étant, je continuerai à suivre attentivement vos futures décisions concernant les sans-papiers, madame la ministre. |
(Applaus) |
(Applaudissements) |
De voorzitter . – |
M. le président . – Nous vous remercions, madame la sénatrice, pour votre engagement politique et pour votre collaboration aux travaux du Sénat, notamment dans plusieurs commissions, collaboration qui a marqué nombre de vos collègues. Nous vous souhaitons un bel avenir dans l’instance parlementaire bruxelloise. |
(Applaus) |
(Applaudissements) |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Migratie- en Asielbeleid. – |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de la Politique de migration et d’asile. – Effectivement, le directeur général a eu un entretien avec les occupants des bâtiments de la Place Saint-Lazare. En effet, l’Office des étrangers a toujours été prêt à donner des explications au sujet de la réglementation sur les étrangers et sur les possibilités administratives. Ce groupe d’occupants a également reçu des explications sur les critères de régularisation actuels et sur les modalités de demande, le cas échéant.Cependant, cela ne signifie en aucun cas que des promesses leur ont été faites. Votre question portant sur les raisons pour lesquelles ces personnes ne sont pas régularisées touche au cœur des discussions que nous avons eues maintes fois ici. À moins d’ouvrir les frontières, on ne peut échapper à l’application de critères de sélection et, par conséquent, au fait qu’un certain nombre de personnes ne rencontrent pas ceux-ci. Une partie de ces personnes entameront une grève de la faim, aussi longtemps qu’elles pourront compter sur un soutien politique et une attention médiatique. De plus, nous savons que les personnes qui pratiquent la grève de la faim ne rencontreront souvent aucun critère et n’entreront pas dans le cadre d’une interprétation, aussi large soit-elle, de l’accord gouvernemental. Néanmoins, madame Bouarfa, et comme indiqué précédemment, nous sommes toujours prêts à aider les gens pour qu’ils arrêtent leur grève de la faim, mais nous ne pouvons pas faire plus. D’autres possibilités que nous avions dans le passé ne peuvent plus être utilisées, à la suite d’un avis rendu par le médiateur fédéral, fin 2008. |
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS) . – |
Mme Sfia Bouarfa (PS) . – Une fois de plus, je vous répondrai que l’absence de circulaire est tout à fait préjudiciable. Parmi les 460 personnes, je puis vous assurer que certaines sont dans notre pays depuis dix ans.Le respect de la Convention des droits de l’homme et de la Convention sur les droits de l’enfant permettrait de régulariser les familles avec enfants scolarisés. Ce serait déjà un bon début et cela offrirait un précieux gain de temps. Je suis convaincue que la clarté permettrait de solutionner ce problème. Je partage votre avis selon lequel certaines personnes ne répondent à aucun critère de régularisation. De nombreuses personnes sont sans doute arrivées dans notre pays dès qu’il y fut question de régularisation. Mais tant à l’église du Béguinage, qu’à la place Saint-Lazare, qu’à Louvain-la-Neuve et ailleurs en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles, il y a des personnes qui sont chez nous depuis de nombreuses années et qui ont été régularisées, à un moment ou l’autre mais qui ne le sont plus, en raison de certains événements. Dois-je vous rappeler la fameuse condition de cohabitation qui piège de nombreuses femmes ? Violentées par leur mari, elles doivent quitter le domicile conjugal et perdent ainsi leur droit au séjour. Je vous ai écrit plusieurs fois pour vous soumettre de tels cas. Je pense que vous devez mettre fin à cette misère et parfois à des espoirs infondés et, par ailleurs, régulariser ceux qui doivent l’être. |
Mevrouw Nele Jansegers (VB) . – "Een hongerstaking is een pressiemiddel. De hongerstakers vragen een geprivilegieerde behandeling vanwege de overheid. Als de overheid hieraan toegeeft, dan wordt hongerstaking een criterium voor de regularisatie. Dat kan niet de bedoeling zijn, omdat zo de willekeur - die iedereen veroordeelt - alleen maar toeneemt en dat zal leiden tot alsmaar meer hongerstakingen. Bovendien hoort in een rechtsstaat de wet te bepalen wat kan en wat niet kan." Dat is redelijk verstandige taal van de minister, uitgesproken in deze Senaat op 26 juni 2008, toen zij geconfronteerd werd met een hongerstaking in de Begijnhofkerk. De daden die daar een week later op volgden waren minder verstandig: de betrokkenen kregen een verblijfsvergunning van 9 maanden en een arbeidskaart C en wij zijn benieuwd hoeveel van de toen betrokken illegalen vandaag nog in ons land verblijven en intussen misschien zelfs een langdurig of permanent wettig verblijfsstatuut hebben verworven. Maar dat is een ander verhaal.Hoe dan ook, sindsdien is in april van dit jaar - niet toevallig opnieuw in de Begijnhofkerk – een zoveelste hongerstaking van illegalen van start gegaan. Op 22 juni konden we in de pers vernemen dat de zowat 230 hongerstakers die daaraan deelnamen na 79 dagen een einde hebben gesteld aan hun actie. Naar verluidt krijgen zij in ruil daarvoor een zogenaamde oranje kaart. Volgens andere berichten was een harde kern toch nog van zin om verder te gaan met de hongerstaking. Die oranje kaart is in feite al een capitulatie van de rechtsstaat ten overstaan van het chantagemiddel van de hongerstaking. Zij geeft de illegalen immers niet alleen het recht hier nog drie maanden langer te verblijven, maar mogelijk ook nog veel langer: de termijn van drie maanden kan immers driemaal worden verlengd en kan vervolgens nog eens door de gemeente onbeperkt met periodes van één maand worden verlengd zolang de DVZ geen andersluidende instructies geeft. Verder maken deze illegalen naar verluidt in Brussel kans op een arbeidskaart, iets waar de bevoegde Brusselse minister blijkbaar nogal soepel mee omspringt, en dat kan dan vervolgens leiden naar een permanente verblijfsvergunning. Het instrument van de hongerstaking is dus potentieel wel degelijk een opstap naar een meer permanent verblijf en regularisatie van illegalen op ons grondgebied. Dat is net het tegendeel van wat de minister beweert na te streven. Wat is de exacte toedracht van het stopzetten van de hongerstaking in de Begijnhofkerk? Om hoeveel mensen ging het? Wat is hun statuut en hun profiel? Welke toegevingen werden er gedaan aan hoeveel van die mensen? Hoe lang kunnen ze hier nog verblijven en welke mogelijkheden hebben ze om hier na die termijn op permanente basis te verblijven en geregulariseerd te geraken? Hoe zal de minister hierop dan reageren? |
Mme Nele Jansegers (VB) . – |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Migratie- en Asielbeleid. – Mevrouw Jansegers kent haar klassiekers. Zij citeert ook heel terecht dat "in een rechtsstaat de wet hoort te bepalen wat kan en wat niet kan".Ik heb inderdaad op vrijdagavond 19 juni vernomen dat de actievoerders in de Brusselse Begijnhofkerk een einde hadden gemaakt aan hun actie, die zij omschreven als een hongerstaking sedert 79 dagen. Zij hebben toen beslist allemaal een aanvraag in te dienen voor een tijdelijke regularisatie om medische redenen gedurende drie maanden. Om deze situatie te beoordelen heeft de DVZ de toestand van een aantal personen onderzocht en op basis van die resultaten heeft hij beslist een attest van immatriculatie van drie maanden af te leveren in afwachting van een beslissing ten gronde van de DVZ. Het gaat hier om een wettelijke procedure die we niet kunnen weigeren. De 242 dossiers zijn inmiddels bezorgd aan de DVZ. Het gaat in eerste instantie om een lijst met louter elementaire gegevens zoals de namen en de nationaliteiten, zoals die zijn opgegeven door de actievoerders. Het controleren van deze identificatiegegevens en de verwerking van deze dossiers neemt vele weken in beslag. Ik kan dus nog weinig zeggen over het statuut en het profiel van die mensen. Uit die basislijst blijkt wel dat, op een tiental personen na, alle actievoerders afkomstig zijn uit Afrika of het Indisch subcontinent. lk preciseer dat sinds het advies van de federale ombudsmannen eind vorig jaar de Dienst Vreemdelingenzaken geen andere interventie meer kan doen in het beëindigen van een hongerstaking. |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de la Politique de migration et d’asile. – |
De toekenning van een tijdelijk verblijf van drie maanden om medische redenen is overigens geen toegeving aan de stakers, maar een verplichting die voortvloeit uit internationale rechtstregels ter zake. Het verblijf kan slechts verlengd worden als de medische toestand van de aanvrager dat vereist en dat ook bevestigd wordt door de medische diensten van Vreemdelingenzaken zelf. Voor andere procedures, zoals de toekenning van een arbeidskaart, ben ik niet bevoegd en verwijs ik naar de bevoegde gewestministers. |
|
Mevrouw Nele Jansegers (VB) . – We zijn blij dat er toch slechts minimale toegevingen gebeuren, die de minister wettelijk niet kan weigeren.Werden alle hongerstakers medisch onderzocht? |
Mme Nele Jansegers (VB) . – |
Mevrouw Annemie Turtelboom , minister van Migratie- en Asielbeleid. – Neen, sommige hongerstakers werden onderzocht. We werken met steekproeven. |
Mme Annemie Turtelboom , ministre de la Politique de migration et d’asile. – |
Mevrouw Nele Jansegers (VB) . – Hebben de hongerstakers die niet onderzocht werden dan geen tijdelijke verblijfsvergunning om medische redenen gekregen? |
Mme Nele Jansegers (VB) . – |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – Dans une interview parue dans la Dernière Heure du jeudi 18 juin, le nouveau directeur de la police de la route présente sa « batterie » de répressions, sans la moindre considération pour les limites budgétaires, pour l’environnement, se permettant aussi de critiquer les missions que le ministre assigne à la police et annonçant des mesures de simplification des procès-verbaux sans la moindre garantie juridique pour le citoyen.Je vous donne quatre exemples. 1) Ce fonctionnaire veut utiliser un hélicoptère pour « traquer les chauffards » (sic), ce qui lui permettra également de lutter contre les stationnements interdits le long des autoroutes. Je n’ai personnellement jamais vu d’automobilistes arrêtés pour leur bon plaisir le long de l’autoroute. Le directeur de la police de la route précise que l’utilisation d’un hélicoptère coûtera certes cher mais qu’elle assurera sans doute d’importantes rentrées financières. Ce n’est apparemment pas la sécurité routière qui le préoccupe mais le renflouage budgétaire. Le directeur annonce en outre que de nombreuses voitures vont renforcer la flotte de véhicules. Celle-ci est déjà pléthorique ; à elle seule la police fédérale compte déjà non moins de 512 véhicules. 2) Ce fonctionnaire critique trois missions imposées par le ministre à savoir la signalisation des accidents, les escortes de convois, l’accompagnement des personnalités notamment à l’occasion de Sommets européens. S’il a des choses à dire à cet égard, qu’il s’adresse au ministre plutôt que de s’épancher dans les médias. 3) Ce fonctionnaire prône un système de terminal portable grâce auquel les policiers une fois revenus au bureau, n’auraient plus aucune tâche à accomplir « le travail administratif se faisant tout seul » (sic), cela sans la moindre considération des garanties judiciaires que tout contrevenant doit recevoir. 4) Ce fonctionnaire veut généraliser la reconnaissance des plaques sur tous les véhicules de police. Donc, à tout moment, un automobiliste en règle de conduite, se verra contrôlé – jusqu’où ? – par un simple pianotage sur l’ordinateur de bord de chaque voiture de police. Il s’agit peut-être d’un jeu vidéo très amusant pour les policiers mais qui peut devenir très dangereux pour le respect de la vie privée des citoyens ainsi soumis à un contrôle permanent dont ils n’ont par définition pas conscience. L’attitude de ce fonctionnaire n’est pas seulement inacceptable, elle est en plus dangereuse pour les libertés publiques et inadéquate au moment où de nombreux citoyens sont amenés à faire des sacrifices en raison de la situation économique et sociale. D’ailleurs, de nombreux outils de répression existent déjà comme les radars, les caméras, les contrôles de trajets... Un fonctionnaire de police ne peut ignorer le pouvoir exécutif et judiciaire et se croire au-dessus des contingences financières et environnementales. Mes questions sont donc les suivantes : Partagez-vous l’avis de ce fonctionnaire ? celui-ci a-t-il agi sur votre ordre ? Trouvez-vous normal que ce fonctionnaire s’épanche à ce point dans la presse ? Si non, des mesures ont-elles déjà été prises à l’encontre de cette personne ? Ce fonctionnaire vous avait-il auparavant communiqué ses critiques sur les trois missions imposées qu’il juge inopportunes ? Quel est le coût de l’achat et de l’entretien d’un tel hélicoptère ? Quel sera son impact sur l’environnement ? Êtes-vous d’accord avec l’idée de mettre en place un tel système de terminal portable dans toutes les voitures ? N’y voyez-vous pas un danger pour la protection de la vie privée ? |
De heer Guido De Padt , minister van Binnenlandse Zaken. – |
M. Guido De Padt , ministre de l’Intérieur. –Tout comme vous, j’ai pris connaissance dans la presse des déclarations du nouveau directeur de la police fédérale de la route.Je constate qu’il recherche de nouvelles pistes d’optimalisation du fonctionnement de ce service, qui représente une part significative de l’action policière au profit de la sécurité routière. Je considère qu’il s’agit toujours à l’heure actuelle d’idées et que la réflexion sur leur concrétisation éventuelle doit encore être poursuivie, notamment en ce qui concerne leur compatibilité budgétaire. J’estime cependant que le recours aux nouvelles technologies est assurément un élément positif, même au sein des services de police. En ce qui concerne l’utilisation des hélicoptères, je vous renvoie à la réponse que j’ai fournie la semaine passée en séance plénière à la Chambre. Je vous en transmettrai le texte. Une réunion de travail est planifiée sous peu avec le directeur général de police administrative. Les thèmes en question y seront abordés tout comme le mode de communication. |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – Je constate que désormais, pour faire avancer les choses, il faut qu’un fonctionnaire lance des idées dans la presse ! Ensuite, le ministre convoque une réunion pour discuter des idées jugées intéressantes. C’est le monde à l’envers ! Par contre, il est normal de faire des propositions. D’ailleurs, tous les jours, les parlementaire en font. Tout à l’heure, le Sénat procédera au vote sur la proposition de loi relative aux caméras mobiles. Un amendement a d’ailleurs été déposé, que j’ai cosigné, précisément pour que les citoyens disposent de certaines garanties concernant la vie privée en matière d’utilisation de telles caméras. Mais dans le cas dont nous parlons, il s’agit d’un fonctionnaire qui se frotte les mains en disant vous allez voir ce que vous allez voir…et le ministre réagit en disant que cela mérite réflexion. Moi, j’interpelle un ministre et pas un fonctionnaire de police manifestement très content que ses voisins puissent voir sa photo dans la presse, photo sur laquelle il apparaît à son avantage, bien plus jeune qu’en réalité, à coté d’une Volvo, si je ne m’abuse. Sans doute estime-t-il que les Volvo sont les meilleures voitures… Je m’abstiendrai de poser la question de savoir si un appel d’offres a été lancé concernant les Volvo car il y a suffisamment à dire au sujet de cette affaire.Les ministres ne pourraient-ils pas calmer leurs fonctionnaires et arriver à la situation où c’est le ministre qui décide des grandes options tandis que l’administration exécute et que le parlement se saisit, le cas échéant, des problèmes législatifs ? Il me semble que c’est la logique des choses. J’ai l’impression qu’actuellement, on fonctionne à l’envers. En tant que parlementaire, je le regrette. |
De heer Tony Van Parys (CD&V) . – De politiehervorming van tien jaar geleden is de jongste weken op verschillende niveaus geëvalueerd. Een van de pijnpunten blijkt de financiering van politiecapaciteit door de federale overheid. Sommige steden en gemeenten halen de minimumnorm inzake operationele politiecapaciteit immers niet, omdat het aantal door de federale overheid gesubsidieerde operationele ambten veel te laag ligt.Zo ligt de minimumnorm om behoorlijk te functioneren voor de stad Gent, mijn stad, met 1156 personeelsleden voor het operationeel kader hoger dan de KUL-norm die is vastgesteld op 956 . Om de minimumnorm te halen, zou Gent nu reeds 200 personeelsleden voor dat kader helemaal zelf, zonder enige inbreng van de federale overheid moeten betalen. De stad kan echter slechts 100 personeelsleden uit eigen middelen betalen. Dat is honderd te weinig om de minimumnorm te halen. Anderzijds zijn er politiezones met een minimumnorm die lager ligt dan de KUL-norm; ze ontvangen dus federale subsidies voor meer personeelsleden dan ze in dienst hebben. In 2003 werd de aanpassing van de KUL-norm al in het vooruitzicht gesteld. Nu de toestand in sommige gemeenten, net als in Gent, onhoudbaar wordt, zou ik graag vernemen wanneer de minister de KUL-norm zal aanpassen en hoe die aanpassing zal gebeuren? |
M. Tony Van Parys (CD&V) . – |
De heer Guido De Padt , minister van Binnenlandse Zaken. – Zoals ik reeds meermaals in Kamer en Senaat kon stellen, heeft de aanpassing van het huidige financieringsmechanisme van de lokale politie, dat gebaseerd is op de KUL-norm, slechts zin als men naar een beter mechanisme overstapt.Voor het consortium van universiteiten die het mechanisme in 2007-2008 hebben bestudeerd, is een beter financieringsmechanisme één dat de kosten van de minimale basispolitiezorg dekt. Om die kosten te bepalen moet men weten welke personeelssterkte operationeel nodig is voor de basispolitiezorg en wat als "extra" moeten worden beschouwd. Welnu, wij beschikken momenteel niet over dat objectief gegeven voor de politiezones. De wetenschappelijke onderzoekers gaan thans na welk deel van het verschil wordt gerechtvaardigd door de invulling van een gewaarborgde minimumdienstverlening inzake basispolitiezorg en welk deel voortvloeit uit een keuze van de lokale overheden voor een betere of bredere invulling van de basispolitiezorg. Het eerste deel verdient zeker ondersteuning door de federale overheid, maar het tweede deel is mijns inziens exclusief voor rekening van de gemeenten die een dergelijke keuze hebben gemaakt. In afwachting van de resultaten van de wetenschappelijke analyse en gelet op de huidige budgettaire toestand kan ik, realistisch bekeken, alleen maar de bestaande enveloppe herverdelen en dus ergens afnemen om elders te geven. Bij de eerste bespreking van het Octopusverslag gisteren in Kamercommissie zag ik al enkele volksvertegenwoordigers, vooral burgemeesters, huiveren bij die gedachte. |
M. Guido De Padt , ministre de l’Intérieur. – |
De heer Tony Van Parys (CD&V) . – Op basis van het antwoord van de minister moeten we niet meteen verandering verwachten. Een objectief en wetenschappelijk gegeven werd ons al langer beloofd.Gent is niet langer in staat de basispolitiezorg te verzekeren. Gent betaalt op het ogenblik zelf honderd personeelsleden voor het operationeel kader. Om goed te functioneren moeten er nog honderd bijkomen, maar tweehonderd man op elfhonderd zelf betalen is absoluut onhoudbaar. Ik waarschuw voor de gevolgen, die men nu al ziet bij de wijkpolitie. Het incident in Ledeberg is onder andere te wijten aan onvoldoende investering in de wijkzorg. |
M. Tony Van Parys (CD&V) . – |
De heer Francis Delpérée (cdH) , rapporteur. – |
M. Francis Delpérée (cdH) , rapporteur. – Voici un an, le 26 juin, nous avons adopté une proposition de loi spéciale modifiant l’article 26 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, aujourd’hui appelée Cour constitutionnelle. Il s’agissait d’une proposition déposée par MM. Vandenberghe et Van den Brande.Le texte adopté a été transmis à la Chambre des représentants, qui l’a elle-même soumis à l’avis de la section de législation du Conseil d’État. Ce dernier n’a pas formulé de remarque de fond, mais a émis trois observations de forme auxquelles la Chambre des représentants a été sensible. Tout d’abord, il a relevé une discordance manifeste entre les textes français et néerlandais, la version française insistant bien sur le fait que le contrôle de constitutionnalité devait avoir lieu avant le contrôle de conventionnalité. La version néerlandaise ne rendant pas compte de ce même ordre de priorité, la Chambre a par conséquent souhaité que le mot « eerst » soit inscrit dans le texte de la loi. Ensuite, la préoccupation essentielle est de savoir comment concilier contrôle de constitutionnalité et contrôle de conventionnalité. Quel ordre de priorité faut-il instaurer ? Le Conseil d’État a fait observer que la notion de conventionnalité était peut-être un peu trop étroite, que le droit conventionnel renvoyait certainement à la Convention européenne des droits de l’homme, au Pacte des Nations unies, à la Charte européenne des droits fondamentaux, mais, pris à la lettre, ne rendait pas compte du « droit européen dérivé ». Un deuxième amendement a donc été adopté par la Chambre des représentants pour tenir compte non seulement du droit international, mais aussi du droit européen dans ses différentes dispositions. Enfin, la Chambre des représentants a estimé qu’il était utile de mieux distinguer les exceptions au principe de priorité et des amendements ont également été introduits à ce sujet. Notre commission des Affaires institutionnelles a pris connaissance du texte de la Chambre des représentants et a donc marqué son accord sur ces amendements. Le texte a été adopté à l’unanimité des membres de la commission. Je me permets maintenant, à titre personnel et au nom de mon groupe, de souligner l’importance de ce projet de loi spéciale puisque nous allons faire œuvre pionnière. Plusieurs États européens nous regardent, nous lisent et nous écoutent. Ce mardi matin, j’ai été auditionné par la commission des Lois de l’Assemblée nationale française pour traiter de cette question. En effet, le gouvernement français se propose de suivre notre exemple. Il s’avère donc que ce projet de loi spéciale retient la meilleure attention de nos partenaires européens. Dans ces conditions, ai-je envie de dire, votons sans hésiter en faveur du texte qui nous est proposé. Cela assurera la paix judiciaire, cela contribuera à l’édification de l’État de droit. |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Ik dank collega Delpérée voor het verslag dat hij naar voor heeft gebracht. In het verslag staat inderdaad dat de amendementen die de Kamer na advies van de Raad van State heeft goedgekeurd, juridisch-technisch zijn en dat ze dus de fundamentele opties van het wetsvoorstel dat oorspronkelijk in de Senaat werd ingediend, niet wijzigen. In de eerste lezing in de Senaat namen we het standpunt in dat bij een samenloop van grondrechten het materiële criterium, en niet het formele, moet primeren en dat, wanneer in substantie de schending van een fundamenteel recht wordt ingeroepen, op de rechter de verplichting rust om in voorkomend geval ambtshalve na te gaan of er een samenloop van grondrechten in het geding is, ook al werpt de partij dat zelf niet op.Tijdens een discussie in de commissie voor de Institutionele Zaken vorig jaar werd het argument aangehaald dat indirect door een aantal leden van het Hof van Cassatie en de Raad van State werd opgeworpen, namelijk dat, wanneer in substantie de schending van het grondrecht wordt ingeroepen, de verplichting tot het stellen van de prejudiciële vraag ingaat tegen artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek en tegen artikel 2 van het Regentsbesluit van 23 augustus 1948, dat de rechtspleging regelt voor de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Een amendement dat was ingediend om dit standpunt te verdedigen, werd uitdrukkelijk door de commissie verworpen en kwam dus in openbare vergadering bij de daaropvolgende behandeling niet meer ter sprake. Het is de substantie die telt en in de mate dat men zegt dat er tegenstelling mogelijk is tussen artikel 26, § 4, van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof en de ingeroepen bepaling, artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 2 van het Regentsbesluit van 23 augustus 1948, moeten we aanvaarden dat artikel 26, § 4, hier beschouwd wordt als een lex specialis, die zo nodig voorrang krijgt op de geciteerde andere artikelen. Dat is ook de bedoeling van de wetgever. De andere, technische opmerkingen die ik wilde maken, worden weergegeven in het verslag dat collega Delpérée zojuist heeft toegelicht. Ik besluit dat we vandaag over een zeer belangrijk wetsontwerp stemmen, ook al blijkt dat niet naar buiten uit. Door de goedkeuring van deze tekst wordt een einde gemaakt aan een betwisting die jaren heeft gesluimerd in de diverse rechtscolleges. Nu is er opnieuw rechtszekerheid, die ertoe moet leiden dat toetsing van de wetten en de andere normen aan de grondwettelijke, fundamentele rechten en vrijheden op een zo professioneel mogelijke wijze gebeurt, met het oog op de eenheid van de rechtspraak, die door het Grondwettelijk Hof wordt verzekerd. Ik hoop dat de Senaat dit ontwerp van bijzondere wet eenparig zal goedkeuren. |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-1283/5.) |
(Le texte adopté par la commission des Affaires institutionnelles est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 52-1283/5.) |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
De heer Dirk Claes (CD&V) , rapporteur. – Ik zal in het kort verslag uitbrengen over deze wetswijzigingen.In juli 2008 heeft de commissie van de minister van Binnenlandse Zaken een nota gekregen betreffende de evaluatie van de camerawet van 21 maart 2007. Op 13 januari 2009 heeft de commissie beslist zelf de wet te evalueren en in het kader daarvan werden hoorzittingen gehouden en werd een werkbezoek afgelegd. De senatoren Anthuenis en Lijnen hebben op 29 januari 2009 een wetsvoorstel ingediend om de camerawet aan te passen. Dit wetsvoorstel werd als uitgangspunt gebruikt bij de verdere evaluatie in de werkgroep, waarin afgevaardigden van alle partijen, van het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken, van de politie en van de Privacycommissie aanwezig waren. De werkgroep heeft oplossingen voorgesteld die als amendement op het voorstel werden ingediend. In het geamendeerde wetsvoorstel wordt een sluitende definitie van mobiele camera’s gegeven. Zo bepaalt artikel 2, 4°: "De bewakingscamera die verplaatst wordt tijdens de observatie teneinde vanaf verschillende plaatsen en posities te filmen, wordt als mobiel beschouwd". De voorwaarden voor het gebruik van deze camera’s worden beschreven in een nieuw hoofdstuk 3, 1°. Zo zullen de mobiele bewakingscamera’s kunnen worden gebruikt in het kader van grote volkstoeloop, zowel op niet besloten plaatsen als op voor het publiek toegankelijk besloten plaatsen. Zo kunnen in mijn gemeente, waar Rock Werchter plaatsheeft, zowel op de straat als op het terrein camera’s worden opgesteld. Voor de niet besloten plaatsen kan de officier van de bestuurlijke politie de beslissing nemen om de camera’s te gebruiken. Voor de andere plaatsen moet de burgemeester beslissen, tenzij in geval van hoogdringendheid. De commissie is het eens geworden dat enkel de politiediensten de beelden van de mobiele bewakingscamera’s mogen bekijken. De politie kan de beelden echter wel gebruiken om andere diensten, zoals ziekenwagens en brandweer, op te roepen. Verder is het voor mobiele bewakingscamera’s , ingevolge artikel 8, niet meer nodig om een pictogram te plaatsen. Wie deelneemt aan een massaevenement wordt geacht door zijn of haar deelname toestemming te hebben gegeven. Ook worden de opnames van mobiele bewakingscamera’s die gemonteerd zijn op niet-gebanaliseerde voertuigen geacht op zichtbare wijze te zijn aangebracht. Voortaan is ook het advies van de gemeenteraad over het plaatsen van vaste bewakingscamera’s op niet besloten plaatsen doorslaggevend, maar de gemeenteraad moet wel de korpschef raadplegen van de zone waar de vaste bewakingscamera wordt geplaatst. De commissie is de mening toegedaan dat de huidige wet niet de verplichting inhoudt om bij elke vaste bewakingscamera op niet besloten plaatsen een pictogram te plaatsen. Wanneer er in bepaalde zones camerabewaking is, worden de pictogrammen aangebracht bij de toegang tot die zones, zodat er niet te veel borden moeten worden geplaatst in die gemeente of delen van die gemeente. Ook het begrip overlast, dat al in artikel 2 van de huidige wet vermeld is, werd in de andere artikelen ingevoegd. Op die manier kunnen de gemeenten camera’s inzetten in de strijd tegen vormen van overlast zoals beschreven in artikel 135 van de nieuwe gemeentewet. De commissie heeft artikel 10 van het voorstel over de smart camera’s geschrapt, aangezien er geen voorbeeld van een bewakingscamera kan worden gevonden dat voldoet aan dat begrip. Het geamendeerde wetsvoorstel werd door de commissie aangenomen. Naderhand heeft cdH nog een amendement ingediend, dat de commissie vandaag heeft besproken en aangenomen. |
M. Dirk Claes (CD&V) , rapporteur. – |
In dat amendement wordt bepaald dat, bij het ontbreken van een advies wegens hoogdringendheid, het opstellen van een camera binnen de zeven dagen aan de Privacycommissie moet worden gemeld. |
|
De heer Berni Collas (MR) . – |
M. Berni Collas (MR) . – La présente proposition de loi relève d’une initiative de nos collègues du VLD Filip Anthuenis et Nele Lijnen. Il s’agit en fait d’une proposition de loi réparatrice visant à s’adapter à l’usage réel des caméras de surveillance sur le terrain. Il s’agit dès lors de rectifier le tir afin d’obtenir une plus grande efficacité.Je rappelle que le groupe MR prône l’utilisation des caméras comme complément de la présence policière sur le terrain. Les caméras permettent d’appréhender les coupables mais ont aussi sans conteste un effet dissuasif et préventif sur les faits répréhensibles. Les caméras sont donc des supports sur lesquels la police peut s’appuyer pour mener une action plus efficace et plus rapide sur le terrain, pour éviter les interventions inutiles, pour fournir des moyens adéquats lors de rassemblements, pour mettre les auteurs d’infractions face à leurs responsabilités et pour contribuer à la lutte contre le sentiment d’insécurité. L’utilisation de caméras ne doit donc en rien réduire l’importance de la visibilité des forces de l’ordre dans nos rues. Ce n’est donc pas l’un à la place de l’autre mais l’un avec l’autre. J’en viens au principal apport de la présente proposition de loi. Il s’agit d’intégrer dans la loi « caméras » l’utilisation des caméras mobiles pour les services de police lors de l’exécution de leurs missions de police administrative ou judiciaire. Ces caméras de surveillance sont réputées mobiles lorsqu’elles sont déplacées au cours de l’observation afin de filmer à partir de différents lieux ou positions. Elles sont régulièrement utilisées par la police dans les lieux ouverts, principalement sur la voie publique, et dans les lieux fermés accessibles au public. Elles équipent souvent les arroseuses, les hélicoptères et certains véhicules de patrouille, ou sont utilisées par les équipes vidéo et les équipes de preuves de la Réserve générale. Elles ont sans conteste leur utilité dans le travail de la police. Il est néanmoins important que leur utilisation soit réglementée comme les autres types de caméras, pour éviter toute dérive et assurer une certaine harmonisation des pratiques. Pour tenir compte des spécificités de ces outils et leur conférer une efficacité maximale, il nous a paru opportun de leur consacrer un chapitre à part entière dans la loi « caméras ». Dans l’état actuel du texte, la prise de décision quant à l’usage des caméras mobiles par la police rencontre différents obstacles. Comment exiger du conseil communal qui doit rendre un avis préalable qu’il soit disponible en permanence ? Quid si des opérations sont planifiées sur plusieurs communes ? Quelle utilité ont ces caméras si leur utilisation cachée est interdite ? Il est bien entendu impensable que la police demande le consentement de chaque personne filmée lors d’un rassemblement. Une procédure spécifique leur est donc maintenant attribuée et nous nous en réjouissons. Pour les lieux ouverts, le bourgmestre doit être informé par l’officier de la police administrative qui a la responsabilité opérationnelle et qui prend la décision d’utiliser ce type de caméra. Pour les lieux fermés accessibles au public, le bourgmestre prend lui-même la décision. Les caméras ne peuvent être utilisées que dans un cadre très précis. Les services de police peuvent avoir recours aux caméras de surveillance mobiles dans le cadre des grands rassemblements tels que visés à l’article 22 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police. Il s’agit exclusivement de missions non permanentes dont la durée d’exécution est limitée. Ces objectifs sont limités : prendre des mesures préventives destinées à éviter une perturbation de l’ordre public, réunir la preuve de faits constitutifs d’une infraction ou d’une atteinte à l’ordre public, réunir la preuve de faits constitutifs de dommages ou de nuisances ou rechercher et identifier l’auteur des faits perturbateurs de l’ordre public, des témoins ou des victimes. |
Si les images ne peuvent contribuer à faire la preuve des nuisances, d’une infraction ou d’un dommage, si elles ne peuvent permettre d’identifier un auteur, un perturbateur de l’ordre public, un témoin ou une victime, elles ne pourront être conservées plus d’un mois. Bref, toutes les garanties sont prises pour une utilisation appropriée, sans dérives, et qui n’entrave pas les travaux de la police par une procédure administrative trop lourde empêchant une action rapide. Notre groupe soutien dès lors cette proposition ainsi que l’amendement introduit par M. Delpérée et signé par tous les groupes de la majorité. Il est vrai, monsieur Claes, que l’officier de police administrative avertit la veille d’un rassemblement la commission de protection de la vie privée mais qu’en cas d’urgence, il lui notifie dans les sept jours de l’application de cette méthode de surveillance. Nous nous réjouissons de l’adoption de cette loi qui améliore la loi sur l’usage des caméras et saluons l’ambiance constructive qui a régné durant les travaux en commission. |
|
De heer Filip Anthuenis (Open Vld) . – Tijdens de vorige zittingsperiode heeft de commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden een wetsvoorstel van gewezen VLD-senator Noreilde goedgekeurd. Dat wetsvoorstel lag aan de basis van de wet tot regeling van de plaatsing en gebruik van bewakingscamera’s. Na de inwerkingtreding van de wet in maart 2007 kwam aan het licht dat een aantal goedbedoelde privacybeschermende bepalingen aanleiding gaf tot toepassingsproblemen. Bovendien was er onduidelijkheid over de vraag of het gebruik van mobiele camera’s in overeenstemming was met de wet. Om hieraan tegemoet te komen diende ik samen met collega Lijnen een wetsvoorstel in dat een antwoord moet bieden op deze knelpunten.De Open Vld-fractie is blij dat in de commissie een voorstel is gegroeid dat is gedragen door een zeer ruime meerderheid en ook de goedkeuring wegdraagt van de minister van Binnenlandse Zaken. De nieuwe wet voorziet expliciet in de mogelijkheid tot het gebruik van mobiele camera’s. Deze kunnen worden ingezet in het kader van grote volkstoelopen, zoals risicowedstrijden in het voetbal, manifestaties met een risico van verstoring van de openbare orde, kortom massabijeenkomsten zoals gedefinieerd in de wet op het politieambt. De mobiele bewakingscamera’s mogen zowel in niet-besloten plaatsen als in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen worden gebruikt. Daardoor kan worden vermeden dat eventuele herrieschoppers of vandalen kunnen ontsnappen via voor het publiek toegankelijk besloten plaatsen. Deze wet staat ook toe dat beeldopnames worden gemaakt vanuit een helikopter. De beslissing tot het gebruik van mobiele camera’s is in handen van een officier van bestuurlijke politie. Het gebruik moet uiteraard verantwoord zijn, doelmatig en efficiënt dus. Het moet beantwoorden aan de fundamentele principes van de privacywet. Voort kunnen bewakingscamera’s worden ingezet in de strijd tegen overlast. Dat is een uitbreiding van de vroegere wet, waarin alleen sprake was van het gebruik van bewakingscamera’s in het kader van de openbare orde en de veiligheid. Deze uitbreiding kan alleen maar worden toegejuicht. Ik dank de deskundigen van de hoorzittingen, de afgevaardigden van de politie en de privacycommissie evenals de diensten van de Senaat die in een werkgroep aan de eindtekst hebben gesleuteld. Ik dank ook de rapporteur en de collega’s die zich achter het wetsvoorstel hebben geschaard. Als hoofdindiener zal onze fractie het wetsvoorstel uiteraard voluit steunen. |
M. Filip Anthuenis (Open Vld) . – |
De heer Dirk Claes (CD&V), rapporteur. – Ik wens collega Anthuenis te feliciteren met dit wetsvoorstel. Als afscheidsgeschenk vóór zijn overstap naar het Vlaams Parlement kan dat tellen. |
M. Dirk Claes (CD&V), rapporteur. – |
De heer José Daras (Ecolo) . – |
M. José Daras (Ecolo) . – Je voudrais saluer le travail de la commission qui a évalué la législation existante et a examiné en profondeur la proposition de M. Anthuenis. Le domaine abordé est très complexe et demande de nombreuses garanties. L’utilisation de caméras, entre autres mobiles, touche aussi au respect de la vie privée. Nous nous habituons sans doute trop facilement à être filmés dans les magasins, sur les places publiques, dans les bus et les métros, lors de manifestations. Il est peut-être trop facile de justifier la présence de caméras par des motifs de sécurité, laquelle peut être invoquée à l’infini pour justifier à peu près n’importe quoi puisque nous n’arriverons jamais à une société offrant une sécurité totale. Il y aura toujours des accidents et des actes de malveillance, ce qui permettra de dire qu’il faut renforcer davantage la sécurité.On ne s’est jamais posé la question de savoir jusqu’où l’on pouvait aller dans le renforcement de la sécurité, dans quelles limites on pouvait jouer sur les peurs collectives ou la peur de certains bourgmestres d’être surpris par des mouvements. Je crois de moins en moins au caractère préventif des caméras de surveillance. Elles sont si nombreuses que l’on finit par ne plus prêter attention aux pictogrammes signalant leur présence. On ne se soucie plus d’être probablement filmé, pas plus que l’on ne s’inquiète des caméras mobiles qui, par définition, se déplacent – ce qui en réduit le caractère préventif – et s’imposent sans prévenir. Selon moi, l’usage de ces outils doit être bien encadré. Lors de l’élaboration de la législation sur les méthodes particulières de recherche – actuellement réexaminée par la commission de la Justice –, on a essayé de poser des conditions très strictes. Les caméras font effectivement partie de ces méthodes particulières. En l’occurrence, nous ne sommes pas dans le cadre de cette législation, et je prétends que, dans un certain nombre de cas, on pourra outrepasser les conditions d’utilisation de ces méthodes, dont les caméras, pour des recherches relatives à des faits constitutifs d’infractions. M. Collas a rappelé les conditions pouvant justifier l’utilisation de ces caméras. En réalité, c’est à peu près tout ! Les caméras mobiles peuvent en outre justifier l’enregistrement d’images dans quasi tous les cas. L’officier chargé du contrôle peut aussi décider seul en cas d’extrême urgence. Il reviendra éventuellement à d’autres de contester le caractère d’extrême urgence à la base de la décision, ce qui est très difficile à faire, comme on le sait. |
Cette loi offre des possibilités extrêmement larges et le libéral que je suis n’aime pas l’idée de pouvoir être filmé, à son insu, sans conditions extrêmement contraignantes. Je reconnais, monsieur Delpérée, que l’amendement que vous avez introduit – je l’ai d’ailleurs voté – impose de prévenir la commission pour la Protection de la vie privée. C’est un minimum. La commission pourra ainsi juger que ce n’était pas justifié et faire un rapport, mais que se passera-t-il après ? Je reconnais que c’est un élément positif, mais je suis très insatisfait du résultat. En outre, permettre d’utiliser une caméra mobile dans un lieu fermé, accessible au public, avec des possibilités aussi larges, c’est permettre de l’utiliser pratiquement dans n’importe quel cas. Par conséquent, j’ai également déposé deux amendements. Le premier à l’article 5 parce que nous estimons qu’il n’est pas utile de supprimer l’avis conforme du chef de corps pour le placement d’une caméra de surveillance fixe. De même, la suppression de l’étude de sécurité et d’efficience ne nous semble pas être une bonne idée. Le deuxième amendement concerne le nouvel article 7.1 qui fait référence à l’article 22 de la loi du 5 août 1992. Or cet article concerne aussi les manifestations totalement pacifiques. Vous me direz que les gens qui manifestent en rue ont l’habitude d’être filmés et que cela ne les tracasse pas outre mesure. Néanmoins, ce n’est pas une chose que l’on doit autoriser trop facilement. Nous proposons dès lors de limiter cette habilitation à l’article 22, alinéa 2, c’est-à-dire l’article qui permet de limiter l’usage des caméras mobiles aux rassemblements qui s’accompagnent de crimes et de délits, aux rassemblements armés et aux infractions à la loi sur les milices privées, et donc, d’une façon beaucoup plus restrictive que l’article 22 qui comprend également les manifestations totalement pacifiques. Suite à cette intervention et aux amendements que j’ai déposés, vous comprendrez, chers collègues, que mon groupe ne pourra pas voter positivement cette législation, notamment en raison de notre souci, dans une société libérale, du respect de la vie privée. |
|
Mevrouw Nele Jansegers (VB) . – De wet op het gebruik van bewakingscamera’s wordt vooral gewijzigd op vraag van de politie, die graag had dat een aantal lacunes in de huidige regelgeving werd weggewerkt. Het is uiteraard positief dat op dit verzoek werd ingegaan. Toch heeft mijn fractie nog bedenkingen bij de aangenomen tekst.Zo wordt het gebruik van de mobiele camera’s geregeld, maar worden tevens enkele restricties vastgelegd die ervoor zorgen dat het gebruik ervan in bepaalde omstandigheden problematisch zal zijn. Het nieuwe artikel 7 regelt de voorwaarden voor het gebruik van dit type camera’s op de niet besloten plaatsen en op voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, maar vanzelfsprekend niet op de niet voor publiek toegankelijke besloten plaatsen. Dat betekent dat in het kader van de handhaving van de openbare orde de politie nooit een mobiele camera zal mogen gebruiken in een privéwoning, een appartementsgebouw, een fabriek, een boerderij, een kantoorgebouw waar geen diensten worden aangeboden, evenmin als in de aanhorigheden van dergelijke gebouwen, zoals een oprit, een voortuin of een parking van een dergelijk gebouw. Dat lijkt op het eerste zich ook logisch, aangezien we de privacy van de burgers zo weinig mogelijk willen aantasten. Ordeverstoorders die een kat-en-muisspel met de politie spelen, moeten nu echter enkel maar hun toevlucht nemen tot een besloten plaats opdat elk gebruik van de mobiele camera’ wordt uitgesloten en de bewijsgaring op die manier in het gedrang komt. Het volstaat de parking van een bedrijvenpark te betreden of de oprit van een privé-woning op te lopen en de mobiele camera zal moeten worden uitgeschakeld. Voor de politiemensen zal het in de praktijk niet makkelijk zijn om er zich in alle mogelijke omstandigheden van te vergewissen, zeker als er snel zal moeten worden gewerkt, dat ze niet aan het filmen zijn op een plaats waar het niet toegelaten is. Een tweede mogelijke probleem zijn de verschillende machtigingsprocedures voor het gebruik van mobiele camera’s in de twee omstandigheden waarin het gebruik ervan wel is toegelaten: op de niet besloten plaatsen en op de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. In het eerste geval neemt de bevoegde officier van bestuurlijke politie de beslissing, in het tweede geval de burgemeester. Enige correctie op dat laatste is het middels amendement ingevoegde derde lid van §2 van artikel 7/2 waarin, in geval van uiterste hoogdringendheid, de officier van bestuurlijke politie toch zelf de beslissing kan nemen om mobiele camera’s aan te wenden in voor publiek toegankelijke besloten plaatsen. Dat soort van multi-interpretabele zinnetjes zijn koren op de molen van procedureadvocaten. Ze laten onnodige ruimte, niet zozeer voor misbruik vanwege de politie, doch wel voor de Hans Rieders van de planeet. Trouwens, als de officier wordt geacht in uiterst hoogdringende situaties de juiste beslissing te kunnen nemen, dan mag men er redelijkerwijze ook wel van uitgaan dat hij dat kan in de gevallen waarin er van hoogdringendheid geen sprake is. We hebben ook vragen bij het gedateerde begrip ‘grote volkstoelopen’. Naar verluidt zou het begrip in de algemene context van de wet op het politieambt geen noemenswaardige problemen vormen. Anders is het voor de gevallen waar dat soort vage begrippen wordt geïntroduceerd in wetgeving die in haar essentie draait rond bewijsgaring. Ook hier speelt het enkel in het voordeel van de ordeverstoorders om te pogen het gebruik van de mobiele camera’s en de verkregen bewijzen ongeldig te laten verklaren wegens verkeerd gebruik, dat wil zeggen niet tijdens een zogenaamde volkstoeloop, laat staan een grote. In het verslag worden echt massaevenementen beoogd. Ik zie niet in waarom een spontane opstoot van vandalisme en geweld gepleegd door tien of twintig ‘kansarme jongeren uit Anderlecht’ niet zou mogen worden gefilmd. Als er nu iets is waarvoor het gebruik van die mobiele camera’s nuttig zou zijn, dan is het wel het filmen van zogenaamde relletjes. Is dat dan een volkstoeloop of niet? Bij de stemming over de camerawet in 2006 heeft het Vlaams Belang zich onthouden. Dat deden we niet omdat we tegen het gebruik van camera’s door de politiemensen zouden zijn, maar omdat we een aantal bedenkingen hadden bij de wet zoals die toen tot stand kwam, onder meer wat betreft de bewaartermijn van de beelden. Dat blijft voor ons ook na deze wetswijziging een pijnpunt. We zullen ons dan ook bij de stemming over deze wetswijziging opnieuw onthouden. Uit de besprekingen, zowel in 2006 als nu, bleek vaak een groot wantrouwen tegenover de politie te bestaan, vooral bij onze collega’s van de grootste partij aan de andere kant van de taalgrens. Nochtans menen wij dat de burger best bereid is een stukje van zijn recht op privacy in te leveren voor meer veiligheid en een hogere ophelderingsgraad van misdrijven. Het zou interessant zijn te evalueren hoeveel misdrijven sinds de inwerkingtreding van de camerawet werden opgehelderd dankzij camerabeelden. Het spreekt voor zich dat het werk van de politie, met of zonder camera’s, totaal zinloos blijkt als de opvolging door justitie mank loopt zoals vandaag. Als mensen die zijn opgepakt en veroordeeld, toch worden vrijgelaten omdat er geen plaats is in gevangenissen, blijft het dweilen met de kraan open. |
Mme Nele Jansegers (VB) . – |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden na terugzending door de plenaire vergadering, zie stuk 4-1149/6.) |
(Pour le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives après renvoi par la séance plénière, voir document 4-1149/6.) |
De voorzitter . – Artikel 5 luidt: |
M. le président . – L’article 5 est ainsi libellé : |
In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: |
Dans l’article 5 de la même loi, les modifications suivantes sont apportées : |
1º paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: "§2. De in §1 bedoelde beslissing wordt genomen nadat de gemeenteraad van de gemeente waar de plaats zich bevindt, een positief advies heeft gegeven. |
1º le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit : « §2. La décision visée au §1er est prise après avis positif du conseil communal de la commune où se situe le lieu. |
De gemeenteraad verstrekt zijn advies na voorafgaandelijk de korpschef van de zone waar die plaats zich bevindt, te hebben geraadpleegd"; |
Le conseil communal rend son avis après avoir consulté préalablement le chef de corps de la zone où se situe le lieu » ; |
2º in paragraaf 3, eerste lid, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "en aan de korpschef van de zone waar die plaats zich bevindt"; |
2º dans le paragraphe 3, alinéa 1er, la première phrase est complétée par les mots « et au chef de corps de la zone où se situe le lieu » ; |
3º paragraaf 3, tweede lid wordt aangevuld als volgt: "en aan de korpschef van de politiezone waar de niet-besloten plaats zich bevindt. In dit formulier bevestigt de verantwoordelijke voor de verwerking dat de plaatsing en het voorgenomen gebruik van de camera of camera’s in overeenstemming is met de beginselen van de wet van 8 december 1992."; |
3º le paragraphe 3, alinéa 2 est complété par ce qui suit : « et au chef de corps de la zone de police où se situe le lieu ouvert. Dans ce formulaire, le responsable du traitement atteste que l’installation et l’utilisation envisagée de la caméra ou des caméras sont conformes aux principes de la loi du 8 décembre 1992. » ; |
4º paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt: "Het bekijken van deze beelden in real time is uitsluitend toegestaan onder toezicht van de politiediensten opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd."; |
4º le paragraphe 4, alinéa 1er, est remplacé par ce qui suit : « Le visionnage de ces images en temps réel n’est admis que sous le contrôle des services de police et dans le but de permettre aux services compétents d’intervenir immédiatement en cas d’infraction, de dommage, de nuisance ou d’atteinte à l’ordre public et de guider au mieux ces services dans leur intervention. » ; |
5º paragraaf 4, derde lid, wordt vervangen als volgt: "Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van overlast of feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, verstoorders van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren."; |
5º le paragraphe 4, alinéa 3, est remplacé par ce qui suit : « L’enregistrement d’images n’est autorisé que dans le but de réunir la preuve de nuisances ou de faits constitutifs d’infraction ou générateurs de dommages, de rechercher et d’identifier les auteurs des faits, les perturbateurs de l’ordre public, les témoins ou les victimes. » ; |
6º paragraaf 4, vierde lid, wordt vervangen als volgt: "Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard."; |
6º le paragraphe 4, alinéa 4, est remplacé par ce qui suit : « Si les images ne peuvent contribuer à apporter la preuve d’une infraction, d’un dommage ou d’une nuisance ou ne peuvent permettre d’identifier un auteur, un perturbateur de l’ordre public, un témoin ou une victime, elles ne peuvent être conservées plus d’un mois. » ; |
Op dit artikel heeft de heer Daras c.s. amendement 18 ingediend (zie stuk 4-1149/8) dat luidt: |
À cet article, M. Daras et consorts proposent l’amendement nº 18 (voir document 4-1149/8) ainsi libellé : |
De bepalingen onder 1º, 2º en 3.º van dit artikel doen vervallen. |
Supprimer les 1º, 2º et 3º de cet article. |
Artikel 9 luidt: |
L’article 9 est ainsi libellé : |
Onder hoofdstuk III/1 wordt in de wet een artikel 7/1 ingevoegd, luidende: |
Dans le chapitre III/1 est inséré dans la loi un article 7/1, rédigé comme suit : |
" Artikel 7/1 |
« Article 7/1 |
De politiediensten kunnen gebruik maken van mobiele bewakingscamera’s in het kader van grote volkstoelopen, als bedoeld in artikel 22 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Het betreft uitsluitend niet-permanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn. |
Les services de police peuvent avoir recours aux caméras de surveillance mobiles dans le cadre de grands rassemblements, tels que visés à l’article 22 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police. Il s’agit exclusivement de missions non permanentes et dont la durée d’exécution est limitée. |
Mobiele bewakingscamera’s kunnen worden gebruikt in een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats." |
Des caméras de surveillance mobiles peuvent être utilisées dans un lieu ouvert ou dans un lieu fermé accessible au public. » |
Op dit artikel heeft de heer Daras c.s. amendement 19 ingediend (zie stuk 4-1149/8) dat luidt: |
À cet article, M. Daras et consorts proposent l’amendement nº 19 (voir document 4-1149/8) ainsi libellé : |
In het voorgestelde artikel 7/1, de woorden "artikel 22" vervangen door de woorden "artikel 22, tweede lid,". |
Dans l’article 7/1 proposé, remplacer les mots « article 22 » par les mots « article 22, alinéa 2, ». |
– De stemming over de amendementen en over de artikelen waarop zij betrekking hebben wordt aangehouden. |
– Le vote sur les amendements et sur les articles auxquels ils se rapportent est réservé. |
– De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen. |
– Les autres articles sont adoptés sans observation. |
– De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel hebben later plaats. |
– Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble de la proposition de loi. |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) , rapporteur. – De heer Delpérée heeft een wetsvoorstel ingediend met het oog op het oplossen van een praktisch probleem. Het wetsvoorstel heeft dus geen ambitieuze doelstelling, maar wil een antwoord bieden op de vraag hoeveel kandidaat-notarissen in de loop van een jaar kunnen worden benoemd. Momenteel benoemt de Koning elk jaar een aantal kandidaat-notarissen en bepaalt hij, na advies van elke benoemingscommissie, hoeveel kandidaat-notarissen per taalrol worden benoemd, evenwel met die beperking dat het aantal niet hoger mag zijn dan zestig. In de praktijk is dat aantal onvoldoende gebleken. Dit wetsvoorstel strekt er daarom toe dat aantal te verhogen tot negentig.Het voorstel werd eenparig aangenomen. |
Mme Martine Taelman (Open Vld) , rapporteuse. – |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het wetsvoorstel. Zie stuk 4-1322/1.) |
(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte de la proposition de loi. Voir document 4-1322/1.) |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats. |
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi. |
De heer Tony Van Parys (CD&V) , rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
M. Tony Van Parys (CD&V) , rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
– La discussion générale est close. |
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie, zie stuk 4-1337/4.) |
(Pour le texte adopté par la commission de la Justice, voir document 4-1337/4.) |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats. |
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi. |
(Voor het voorstel aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, zie stuk 4-1286/1.) |
(Pour la proposition adoptée par la commission des Affaires institutionnelles, voir document 4-1286/1.) |
De heer Francis Delpérée (cdH) , corapporteur. – |
M. Francis Delpérée (cdH) , corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit, notamment à la conclusion figurant à la page 13, selon laquelle au vu de la discussion telle que reproduite dans le rapport de la commission, document 4-1286/1, la commission propose de ne pas remettre d’avis motivé au comité de concertation et cela, compte tenu des initiatives et négociations institutionnelles qui interviendront après la formation des gouvernements régionaux. Le Sénat considère qu’il convient de constituer un cadre de dialogue approprié qui aboutira à un résultat constructif. |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Ik wil eerst en vooral de rapporteurs en de diensten bedanken. Dankzij hen hebben we altijd de beschikking over een niet alleen gedetailleerd, maar ook bijzonder helder verslag.Wat moeten we nog zeggen over de saga die al zovele maanden duurt? Op 7 november 2008 werd in de kamercommissie een wetsvoorstel goedgekeurd waartegen belangenconflicten werden ingeroepen. Ik ben blij dat de gewezen minister-president van de Vlaamse Regering hier vandaag aanwezig is. Ooit sprak hij, als oppositieleider, van "vijf minuten politieke moed". Dat kon men nog als "oppositiepraat" afdoen, maar er was ook het Vlaams regeerakkoord. Dat was evenwel blijkbaar een lachertje. In dat verband wil ik toch even pagina 8 van het verslag citeren, want volgens mij is dat bijzonder verhelderend: "De heer Vandenberghe brengt in dat het Vlaams Parlement geen enkele bevoegdheid heeft inzake staatshervorming." Dat klopt. "Het is makkelijk om in het Vlaams Parlement allerhande verstrekkende moties goed te keuren en er de onverkorte uitvoering van te eisen, terwijl men weet dat ze alleen door compromisvorming op federaal vlak kunnen worden gerealiseerd. Een motie van het Vlaams Parlement kan de in de Grondwet verankerde belangenconflict- en alarmbelprocedures niet ongedaan maken." Ik ben blij dat u hier bent, mijnheer Leterme. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De heer Yves Leterme (CD&V) . – Ik ben hier altijd. |
M. Yves Leterme (CD&V) . – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Absoluut, ik zeg ook niet dat u er anders niet bent. Ik ben blij dat de heer Leterme hier is, want zijn collega Vandenberghe zegt eigenlijk dat het regeerakkoord van de heer Leterme uit 2004 een lachertje was. In dat regeerakkoord – niet in een motie – stond effectief dat de partijen zich engageerden om "onverwijld en zonder prijs" Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. Natuurlijk wist men op dat ogenblik wel dat er dingen bestaan als een belangenconflict en een alarmbelprocedure. Dat doet me denken aan een debat dat ik in de aanloop naar de verkiezingen had met onder meer Tom Dehaene. Over Brussel-Halle-Vilvoorde zei hij dat "Brussel-Halle-Vilvoorde splitsen met een democratische Vlaamse meerderheid" – want er is slechts een gewone meerderheid, geen bijzondere meerderheid voor nodig – "zoiets is als de Fabeltjeskrant." Voor de Franstalige collega’s: dat was destijds een kinderprogramma waarin Mijnheer De Uil de Fabeltjeskrant kwam voorlezen. Uit wat de heer Dehaene in het debat en de heer Vandenberghe in de commissie zeiden, moet ik dus besluiten dat de heer Leterme Mijnheer De Uil was, die in 2004 op de tribune van het Vlaams Parlement de Fabeltjeskrant voorlas. In mei 2005 had hij er zelfs een week sluiting van het Vlaams Parlement voor over.Wat leren we uit dit zoveelste belangenconflict? Dat er een procedure van belangenconflict bestaat is in een federaal land niet onlogisch. Vandaag stellen we echter vast dat er van die procedure schaamteloos misbruik wordt gemaakt. Parlement, na parlement, na parlement stelt plots vast, soms na meer dan een jaar, dat wat op 7 november 2008 in de kamercommissie is gebeurd, ernstig zijn belangen schaadt. We weten allemaal dat dit niet meer ernstig is. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
We hebben een voorstel van bijzondere wet ingediend – we hopen dat dit in de commissie wordt geagendeerd – dat inhoudt dat een parlement, naar aanleiding van een stemming in een commissie, dertig dagen de tijd heeft om een belangenconflict in te dienen, desnoods alle parlementen tegelijkertijd. Het kan niet dat het ene parlement wacht op het andere tot de conflictprocedure is uitgeput. Het kan niet dat men bijvoorbeeld zes maanden nadat de belangen zijn geschaad een belangenconflict indient. De procedure moet dus worden herzien. Het misbruik van het belangenconflict geeft ons ook nog een kijk op een andere zaak. Men beweert soms dat Brussel-Halle-Vilvoorde in feite een symbooldossier is, maar het is ook meer, het zegt alles over de verhoudingen in dit land. Het zegt alles over de machtsverhoudingen tussen het Noorden en het Zuiden van de taalgrens. We zijn nog niet aan het einde van de saga van de belangenconflicten. Er kunnen er nog twee komen. Een minderheid kan zaken waarover in heel Vlaanderen een consensus bestaat blijven blokkeren. Welnu, als een minderheid de zaken kan blijven blokkeren, dan zegt dit alles over het Belgisch federaal systeem op zich. Het is gewoon niet meer werkbaar. Ik dank de heer Vandenberghe, want in het verslag zeg hij over onze partij: "De partij huldigt immers het principe dat het federale niveau onwerkbaar is, dat vormt de fond de commerce van deze partij." Het is niet de fond de commerce, maar wel een vaststelling dat het federale niveau inderdaad niet meer werkt. Daarom willen we er een einde aan maken. Dit belangenconflict heeft nogmaals aangetoond dat er in België twee democratieën zijn, dat de democratie in het federale parlement niet meer kan werken en ook nooit meer zal kunnen werken. |
|
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Zelfs al slaagt men erin nog twee belangenconflicten in te roepen, uiteindelijk leidt deze procedure onherroepelijk tot een stemming, ook al misbruikt men procedures en termijnen. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Op 7 november 2007 keurden de Vlaamse partijen in de bevoegde Kamercommissie de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde goed. Op 8 november 2007, 8 mei 2008, 9 mei 2008, 14 januari 2009 wordt dat herhaald en omdat het overleg tussen de delegatie van de Kamer en de delegatie van het Waals Parlement op 25 maart 2009 niet in een oplossing resulteerde, wordt het geschil aanhankelijk gemaakt in de Senaat. Die moet binnen de vooropgestelde termijn, die met dertig dagen werd verlengd, een gemotiveerd advies uitbrengen bij het Overlegcomité, terwijl de feitelijke beslissingsmacht bij het Overlegcomité ligt. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Intussen zijn ook de verkiezingen van 7 juni al voorbij en moeten we met lede ogen vaststellen dat we geen stap verder staan. De Senaat zal straks vermoedelijk eens te meer haar onmacht etaleren door in deze geen advies te geven. Intussen draait de carrousel rustig verder. Identiek dezelfde carrousel was overigens ook het lot van het voorstel van decreet van het Vlaams Parlement dat de inspectie over de faciliteitenscholen tot een Vlaamse bevoegdheid maakt. Het is wraakroepend dat de Franstaligen via verschillende parlementen telkens opnieuw een belangenconflict kunnen inroepen, wat maakt dat ze minstens vier keer zolang een voorstel kunnen blokkeren als het Vlaams Parlement dat kan. Omdat ze nu eenmaal ook lid zijn van het Franse Gemeenschapsparlement, kunnen Waalse parlementsleden twee keer een belangenconflict inroepen, terwijl Vlaamse parlementsleden dat maar een keer kunnen. Het wordt hoog tijd dat het Grondwettelijk Hof zich ten gronde uitspreekt over deze pertinente discriminatie, zodat eindelijk de rechtmatige Vlaamse eis tot het onverwijld splitsen van het kiesarrondissement B-H-V, zonder verdere vertragingsmanoeuvres, een feit wordt. |
|
(Levendig applaus bij Vlaams Belang) |
(Vifs applaudissements) |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
De voorzitter . – We stemmen over amendement 18 van de heer Daras. |
M. le président . – Nous votons sur l’amendement n° 18 de M. Daras. |
Stemming 1 |
Vote nº 1 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Het amendement is niet aangenomen. |
– L’amendement n’est pas adopté. |
De voorzitter . – We stemmen nu over artikel 5. |
M. le président . – Nous votons à présent sur l’article 5. |
Stemming 2 |
Vote nº 2 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Artikel 5 is aangenomen. |
– L’article 5 est adopté. |
De voorzitter . – We stemmen over amendement 19 van de heer Daras. |
M. le président . – Nous votons sur l’amendement n° 19 de M. Daras. |
Stemming 3 |
Vote nº 3 |
Aanwezig: 53 |
Présents: 53 |
– Het amendement is niet aangenomen. |
– L’amendement n’est pas adopté. |
De voorzitter . – We stemmen nu over artikel 9. |
M. le président . – Nous votons à présent sur l’article 9. |
Stemming 4 |
Vote nº 4 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Artikel 9 is aangenomen. |
– L’article 9 est adopté. |
De voorzitter . – We stemmen nu over het wetsvoorstel in zijn geheel. |
M. le président . – Nous votons à présent sur l’ensemble de la proposition de loi. |
Stemming 8 |
Vote nº 8 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Het wetsvoorstel is aangenomen. – Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– La proposition de loi est adoptée. – Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants. |
Stemming 5 |
Vote nº 5 |
Aanwezig: 54 |
Présents: 54 |
– Het wetsvoorstel is aangenomen. – Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– La proposition de loi est adoptée. – Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants. |
Stemming 6 |
Vote nº 6 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Het wetsvoorstel is aangenomen. – Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
– La proposition de loi est adoptée. – Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants. |
Stemming 7 |
Vote nº 7 |
Aanwezig: 55 |
Présents: 55 |
– Het voorstel van de commissie is aangenomen. |
– La proposition de la commission est adoptée. |
– Het zal worden meegedeeld aan de eerste minister en aan de voorzitters van het Waals Parlement en van de Kamer van volksvertegenwoordigers. |
– Elle sera transmise au premier ministre et aux présidents du Parlement wallon et de la Chambre des représentants. |
Stemming 9 |
Vote nº 9 |
Nederlandse taalgroep |
Groupe linguistique néerlandais |
Aanwezig: 33 |
Présents: 33 |
Het quorum en de gewone meerderheid zijn bereikt. |
Le quorum des présences et la majorité simple sont atteints. |
Franse taalgroep |
Groupe linguistique français |
Aanwezig: 21 |
Présents: 21 |
Het quorum en de gewone meerderheid zijn bereikt. |
Le quorum des présences et la majorité simple sont atteints. |
De Duitstalige gemeenschapssenator heeft voor gestemd. |
Le sénateur de communauté germanophone a voté pour. |
De tweederde meerderheid is bereikt. |
La majorité des deux tiers est atteinte. |
– Het ontwerp van bijzondere wet is aangenomen. – Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
– Le projet de loi spéciale est adopté. – Il sera soumis à la sanction royale. |
De voorzitter . – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
M. le président . – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
Donderdag 2 juli 2009 om 15 uur |
Jeudi 2 juillet 2009 à 15 heures |
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden. |
Vérification des pouvoirs et prestation de serment de nouveaux membres. |
In memoriam de heer Karel Van Miert, Minister van Staat. |
Éloge funèbre de M. Karel Van Miert, Ministre d’État. |
Inoverwegingneming van voorstellen. |
Prise en considération de propositions. |
Actualiteitendebat en mondelinge vragen. |
Débat d’actualité et questions orales. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt (van de heer Francis Delpérée); Stuk 4-1317/1 tot 4. |
Proposition de loi modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat (de M. Francis Delpérée) ; Doc. 4-1317/1 à 4. |
Evaluatie van de opvang van vreemdelingen; Stuk 4-1203/1. (Pro memorie) |
Évaluation de l’accueil des étrangers ; Doc. 4-1203/1. (Pour mémoire) |
Vanaf 17.30 uur : Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel. |
À partir de 17 heures 30 : Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée. |
Vragen om uitleg: |
Demandes d’explications : |
– van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de interpretatie van het begrip pensioengerechtigde leeftijd in de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten" (nr. 4-1001); |
– de M. Pol Van Den Driessche au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « l’interprétation de la notion d’âge légal de la pension donnée par la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d’assurance terrestre » (nº 4-1001) ; |
– van de heer Hugo Coveliers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de blijvende problemen omtrent de rechtsgeldigheid van de koninklijke besluiten nrs. 78 en 79" (nr. 4-996); |
– de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les problèmes permanents relatifs à la validité des arrêtés royaux nºs 78 et 79 » (nº 4-996) ; |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de uitvoeringsbesluiten van de wet van 21 april 2007 tot aanwijzing van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen" (nr. 4-1008); |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les arrêtés d’exécution de la loi du 21 avril 2007 désignant les représentants des infirmiers à domicile à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs » (nº 4-1008) ; |
– van mevrouw Els Schelfhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische bijdrage aan vrije en transparante verkiezingen in 2010 in Rwanda" (nr. 4-1004); |
– de Mme Els Schelfhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur « la contribution de la Belgique aux élections libres et transparentes au Rwanda en 2010 » (nº 4-1004) ; |
– van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het taalgebruik door Infrabel bij de verspreiding van folders" (nr. 4-998); |
– de Mme Nele Jansegers au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « l’emploi des langues par Infrabel dans le cadre de la distribution de dépliants » (nº 4-998) ; |
– van de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie over "het project tot verbetering van het beheer van de gerechtskosten" (nr. 4-999); |
– de M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur « le projet visant à améliorer la gestion des frais de justice » (nº 4-999) ; |
– van de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie over "de transparantie op de producten van de Rechterlijke Orde" (nr. 4-1000); |
– de M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur « la transparence sur les produits de l’Ordre judiciaire » (nº 4-1000) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "de vrijlating door procedurefouten in de zaak van de "cannabisboer" (nr. 4-1011); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « la libération pour fautes de procédure dans l’affaire du cultivateur de cannabis » (nº 4-1011) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "de berisping van de daders in de zaak Simon Wijffels" (nr. 4-1012); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « la réprimande prononcée à l’encontre des agresseurs de Simon Wijffels » (nº 4-1012) ; |
– van de heer Freddy Van Gaever aan de minister van Klimaat en Energie over "de stand van zaken omtrent het dossier van de uitstap uit de kernenergie" (nr. 4-1009); |
– de M. Freddy Van Gaever au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’état de la question concernant le dossier de la sortie du nucléaire » (nº 4-1009) ; |
– van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de voorbereidingsfase van de gemengde commissie België-DRC" (nr. 4-1005); |
– de Mme Els Schelfhout au ministre de la Coopération au développement sur « la phase préparatoire de la commission mixte Belgique-RDC » (nº 4-1005) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aankoop van drugs via internet" (nr. 4-1010); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « l’achat de drogues sur Internet » (nº 4-1010) ; |
– van de heer Marc Elsen aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de rol van Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen" (nr. 4-995); |
– de M. Marc Elsen à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « le rôle du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides » (nº 4-995) ; |
– van mevrouw Nele Jansegers aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de bezetting van gebouwen en hongerstakingen door illegalen sinds 1999" (nr. 4-997); |
– de Mme Nele Jansegers à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « l’occupation de bâtiments et les grèves de la faim par des illégaux depuis 1999 » (nº 4-997) ; |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "een nieuwe omzendbrief over de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 4-1002); |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « une nouvelle circulaire concernant les mineurs étrangers non accompagnés » (nº 4-1002) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gevaar verbonden aan het mededelen van vakantiegegevens via sociale netwerksites" (nr. 4-1003); |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre de l’Intérieur sur « le danger lié à la communication sur les réseaux sociaux des informations relatives aux vacances » (nº 4-1003) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "de kennis van de afwijkende buitenlandse verkeersregels" (nr. 4-1007). |
– de M. Hugo Vandenberghe au secrétaire d’État à la Mobilité sur « la connaissance des règles de la circulation routière différentes à l’étranger » (nº 4-1007). |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V) . – Uit recente cijfers van de minister van Binnenlandse Zaken blijkt dat in de eerste helft van 2008 1508 mensen beroofd werden terwijl ze in hun wagen zaten. In de eerste zes maanden van 2008 waren er meer van dergelijke feiten dan in het hele jaar 2007. De statistieken wijzen uit dat 94 procent van de sackjackings in het Brusselse Gewest gebeurde. Vlaanderen was goed voor 71 gevallen en Wallonië voor 19.Op een schriftelijke vraag van juli 2005 antwoordde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken het volgende: in 2002 (vanaf maart) waren er in totaal 1772 sackjackings, in 2003 3512 en in 2004 3055. Ook Brussel scoorde toen sterk, met 56% van het totaal aantal sackjackings in 2003, maar duidelijk minder sterk dan dat vandaag het geval is. In Luik waren er in 2003 318 sackjackings, nu "amper" 19 voor heel Wallonië. Als te nemen maatregelen las ik in het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2005: "Via de veiligheids- en preventiecontracten kunnen steden en gemeenten inspelen op de lokale behoeften in criminaliteitspreventie. Wanneer vereist kunnen fenomeenspecifieke projecten ontwikkeld worden". De toenmalige minister van Justitie, aan wie dezelfde vraag was gesteld, antwoordde dat in 2002 211 personen werden aangehouden, in 2003 491 en in 2004 383. Hoe verklaart de minister de daling van het aantal sackjackings in 2008 in vergelijking met de cijfers van 2002-2004? Welke evolutie is er sedert 2004 inzake het aantal aanhoudingen van personen die een sackjacking uitvoerden? Kan de minister een opsplitsing per jaartal mededelen? Acht de minister het wenselijk maatregelen te nemen om het aantal sackjackings een halt toe te roepen? |
M. Hugo Vandenberghe (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister De Clerck.In de tabel die ik aan de heer Vandenberghe overhandig, is, per gewest, het aantal sackjackings terug te vinden die door de politiediensten werden geregistreerd voor de jaren 2006, 2007 en 2008. Globaal waren er in 2006 530 sackjackings, in 2007 1537 en in 2008 1505. Opgesplitst per gewest voor het jaar 2008 bedragen de cijfers 1418 voor Brussel-Hoofdstad, 71 voor het Vlaams Gewest en 19 voor het Waals Gewest. De gegevens zijn afkomstig uit de Algemene Nationale Gegevensbank van de geïntegreerde politie. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De specifieke modus operandi sackjacking werd pas gedefinieerd, zeg maar verfijnd, in maart 2006. De feiten worden sindsdien in alle steden op dezelfde wijze als volgt gecatalogeerd: "Specifieke vorm van diefstal uit of aan een auto, waarbij een handtas of andere voorwerpen uit een auto worden gestolen, terwijl de bestuurder of passagier in die auto zit". Voordien werd een ruimere definitie gehanteerd namelijk : "Specifieke vorm van diefstal met geweld of braak op een voor het publiek toegankelijke plaats waarbij een handtas of andere voorwerpen worden gestolen". Dat verklaart het verschil in de cijfers. De meeste feiten gebeuren ter hoogte van verkeerslichten, of op andere plaatsen waar een aantal wagens in een file stilstaan. De daders kiezen meestal een wagen uit met enkel een vrouw aan boord: ze openen de passagiersdeur, of slaan een ruitje in, om vervolgens een handtas te bemachtigen die zichtbaar in de wagen ligt. Het betreft een quasi exclusief Brussels fenomeen. In 2007 noteerden we omzeggens een verdrievoudiging van het aantal feiten ten aanzien van 2006. In 2008 werd een lichte daling vastgesteld, maar sinds begin 2009 is er opnieuw een spectaculaire stijging. Betreffende de tweede vraag laat de minister van Justitie mij weten dat zij daarover geen geregistreerde gegevens heeft. Het fenomeen van de sackjackings wordt dagelijks opgevolgd door het AIK, het Arrondissementeel Informatiekruispunt, in Brussel en in de verschillende betrokken korpsen van de lokale politie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het leidt concreet tot fenomeengerichte acties en resultaten. Een ander deel van de oplossing van het probleem ligt bij de preventie: elementaire voorzorgen door de autobestuurders zelf kan al heel wat miserie voorkomen. |
|
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – De voorbije maanden word ik zeer regelmatig gecontacteerd door ouders die zich afvragen wanneer de terugbetaling van een tweede cochleair implantaat nu eindelijk een feit zal worden. De kwestie is dringend. Vele van deze mensen zien zich immers voor volgend dilemma geplaatst: ofwel niet langer wachten en de loodzware kost – zo’n 25 000 euro – zelf proberen dragen via een lening of anderszins, ofwel toch wachten tot de terugbetaling mogelijk wordt, met het risico dat de implantatie door het langere wachten minder doeltreffend zal zijn.In antwoord op mijn schriftelijke vraag 4-888 van april 2008 had de minister in het vooruitzicht gesteld dat de terugbetaling in 2009 mogelijk zou worden. Het RIZIV laat echter uitschijnen dat die planning niet langer haalbaar is. Volgens mijn informatie zou de betreffende werkgroep vermoedelijk in juni een voorstel doen aan de Technische Raad voor implantaten. Vervolgens moet het voorstel worden voorgelegd aan de Overeenkomstencommissie en het Verzekeringscomité. Het kabinet van de miister stelt dan een ontwerp van koninklijk besluit op dat voor advies wordt voorgelegd aan de inspecteur van Financiën, de staatssecretaris van Begroting en de Raad van State. Ten slotte wordt het definitief koninklijk besluit opgesteld en gepubliceerd, om dan in principe twee maanden na publicatie in werking te treden. De hele procedure, vanaf de voorlegging aan de Technische Raad, duurt normaal gezien minimum zes maanden en maximum één jaar. De implantatie van een tweede cochleair implantaat zou dus ten vroegste vanaf februari 2010 en mogelijk nog heel wat later voor terugbetaling in aanmerking komen. In het licht van de vroegere toezegging dat een tweede cochleair implantaat al in 2009 zou kunnen vergoed worden, vind ik dit ten aanzien van de vernoemde ouders niet kunnen. |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De resultaten van de voorbereidende vijfjarige studie studie ter zake werden al in juni 2008 – een jaar geleden dus – gepresenteerd. Het komt me voor dat de werkgroep die het voorstel voor de Technische Raad heeft uitgewerkt, meer dan ruim de tijd heeft genomen. Dit kan toch niet wanneer zovele ouders, die het beste willen voor hun kind, zitten te wachten ! Welk tijdsschema zal nu worden gehanteerd ? Wanneer zal het koninklijk besluit over de terugbetaling van een tweede cochleair implantaat worden gepubliceerd? Is de minister bereid om dit dossier met de grootst mogelijke spoed te laten afwerken? Is de minister bereid om het koninklijk besluit met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 in werking te laten treden? Die werkwijze is ongebruikelijk, maar ik vraag het niettemin in het licht van de eerdere toezegging. Aan welke indicaties en voorwaarden zal volgens het voorstel van de werkgroep moeten worden voldaan om in aanmerking te komen voor een vergoeding van een tweede cochleair implantaat? |
|
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.Het cochleaire implantaat is een auditief implantaat dat gebruikt wordt bij ernstigste gevallen van doofheid. Technisch gezien stimuleert het rechtstreeks de gehoorzenuwen via elektroden. Voor het plaatsen ervan is in tegenstelling tot de andere auditieve implantaten, die gebaseerd zijn op het versterken van de ontvangen geluiden, een chirurgische ingreep nodig. De Technische Raad voor implantaten van het RIZIV moet de mogelijke terugbetaling van een tweede cochleair implantaat nog onderzoeken. In dit stadium kunnen dus onmogelijk definitieve antwoorden worden gegeven. Er lijkt een consensus te bestaan voor de terugbetaling van dit tweede implantaat, maar ik wacht op de definitieve conclusies betreffende de voorwaarden voor de terugbetaling. Er zijn nog heel wat procedurestappen nodig, maar die kunnen wel vlugger gebeuren dan mevrouw Stevens raamt. Of de datum van inwerkingtreding kan worden vooruitgeschoven naar 1 januari 2009, kan in dit stadium echter onmogelijk worden bevestigd. Ik ben niet gekant tegen het idee om de mogelijkheid van een inwerkingtreding met terugwerkende kracht te onderzoeken, op voorwaarde dat hierdoor het hele dossier wegens budgettaire overschrijding niet op de helling wordt gezet. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord, maar betreur dat de minister zelf niet aanwezig is. Nu kan ik niet in debat gaan.Het is vreemd dat het zo lang moet duren om een voorstel aan de Technische Raad voor te leggen. Dit is een modern land onwaardig. Het getuigt niet van goed bestuur om de mensen zo lang in het ongewisse te laten. Het verheugt me dat de minister overweegt om de zaak met terugwerkende kracht te regelen, maar we hebben besluiten nodig. Als het besluit er niet komt, dan wordt het tweede implantaat niet vergoed. Inmiddels hebben vele ouders de kosten al gemaakt. Het is een vreemde situatie en ik pleit voor een snellere afhandeling van dit dossier. |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Naar aanleiding van het recente koninklijk besluit van 18 maart 2009, dat een aantal wijzigingen doorvoert in het koninklijk besluit van 27 april 2007 over de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, is bij een aantal dierenrechtenorganisaties, waaronder de vzw Greyhounds In Nood Belgium die werkt rond windhonden, grote ongerustheid ontstaan. Deze en andere gelijkaardige organisaties bekommeren zich om verwaarloosde en mishandelde dieren uit het buitenland die in het land van herkomst geen toekomst meer hebben. In samenwerking met lokale dierenrechtenorganisaties en dierenasielen worden de dieren opgevangen, verzorgd en, wanneer er een adoptiegezin is gevonden, overgebracht naar België.Deze organisaties vrezen in het bijzonder dat twee artikelen in het genoemde besluit voor hun problematisch zijn. Zo bepaalt artikel 20, § 1, dat het aanvoeren van dieren uit een ander land verboden is voor dierenasielen. De genoemde organisaties vrezen dat dit artikel ook op hen van toepassing zal zijn wanneer het koninklijk besluit op 1 oktober in werking treedt. Verder lijkt uit artikel 19/5 te volgen dat alleen een erkende kweker-handelaar dieren uit het buitenland kan invoeren en dan nog alleen wanneer in de kwekerij in het land van oorsprong de terecht strenge voorwaarden gelden zoals bepaald in de bijlage III bij het KB. Voor de buitenlandse asielen, waar de genoemde dierenrechtenorganisaties mee samenwerken, ligt deze lat echter vaak te hoog omwille van de dikwijls moeilijke omstandigheden waarin ze moeten werken. Vormt het genoemde koninklijk besluit effectief een probleem voor de genoemde dierenrechtenorganisaties, ongeacht of ze een erkenning als dierenasiel bezitten of niet? Zullen deze vzw’s na 1 oktober niet langer dieren kunnen invoeren uit het buitenland? Is de minister bereid, indien er effectief een probleem rijst voor de genoemde organisaties, om de wetgeving aan te passen, zodat deze organisaties hun goede werk voor dieren die in eigen land geen toekomst meer hebben, kunnen voortzetten? |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.De wet die de handel in honden en katten in dierenwinkels verbiedt, is op 1 januari in werking getreden. Om een correcte toepassing van deze nieuwe wetgeving mogelijk te maken, heb ik inderdaad een koninklijk besluit laten nemen dat op 1 april werd bekendgemaakt en dat de modaliteiten bepaalt voor de handel in deze dieren in de erkende fokkerijen, die thans als enige honden en katten mogen verkopen. Dit besluit bepaalt dat vanaf 1 oktober 2009 de fokkers-handelaars die honden importeren een attest moeten voorleggen van het land van oorsprong, waarin gestipuleerd wordt dat de dieren gefokt werden onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de fokkerijen in België, dit om evidente redenen van gezondheid en welzijn van de dieren. Het besluit bepaalt ook expliciet dat de opvangasielen die in België erkend zijn, geen dieren mogen invoeren, omdat dit niet in overeenstemming is met hun opdrachten betreffende de opvang en het plaatsen van verwaarloosde of mishandelde dieren. De verenigingen waarnaar mevrouw Stevens verwijst, vallen onder het koninklijk besluit van 18 maart 2009 indien ze erkend werden als asiel of indien ze commerciële activiteiten hebben. Ik heb veel respect voor vrijwilligers die zich inzetten om het lot van achtergelaten, verwaarloosde of mishandelde dieren te verbeteren. Uit de cijfers van de Belgische asielen blijkt echter dat ook in ons eigen land heel wat asielhonden geen toekomst meer hebben. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
In 2007 werden 34.944 honden opgevangen in asielen, waarvan er 11.371 aan hun eigenaar konden worden teruggegeven. Voor de overige 23.573 dieren moest een nieuwe thuis worden gezocht. Voor maar liefst 6.385, of 27 %, onder hen werd echter geen plaats gevonden. Deze honden moesten dan ook euthanasie krijgen. Gelet op die cijfers lijkt het mij evident dat eerst moet worden geprobeerd het probleem binnen onze eigen grenzen op te lossen, wat niet wil zeggen dat er niet grondig moet worden nagedacht over het lot van dieren die in het buitenland worden mishandeld, waaronder de Spaanse windhonden. Daarom heb ik de Raad voor Dierenwelzijn om advies gevraagd. Zodra ik dat advies heb ontvangen, zal ik er voor zorgen dat de meest adequate maatregelen worden genomen. |
|
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Het verheugt me dat de minister advies vraagt aan de Raad voor Dierenwelzijn. Ik hoop dat het advies er snel komt. Ik zal de zaak verder opvolgen. |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Om economische redenen wordt het sterk verlieslatende netwerk van 1.300 postkantoren hervormd tot een netwerk van minimaal 1.300 servicepunten, een netwerk van reguliere postkantoren en postpunten waar klanten terecht kunnen voor de meest courante postdiensten zoals frankeeradvies, verkoop van postzegels, aangetekende zendingen, en voor eenvoudige bankverrichtingen, zoals de storting van kleine bedragen, afgifte overschrijvingsbulletins.Sinds juli 2006 wordt een postkantoor dat gesloten wordt in principe vervangen door een postpunt in dezelfde buurt. Daarmee blijft het totaal aantal servicepunten inderdaad wel op peil, maar neemt de dienstverlening in een bepaalde buurt of regio niettemin onvermijdelijk af. De postpunten nemen immers lang niet alle taken van de gesloten kantoren over, waardoor de werklast in het overblijvende kantoor in dezelfde buurt of regio merkelijk hoger komt te liggen. Mijn ervaring in het Gentse leert dat het personeelsbestand en de infrastructuur van de overblijvende postkantoren niet altijd aangepast worden aan de toegenomen werklast. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de dienstverlening. Ik geef drie concrete voorbeelden. In het kantoor aan de Hogeweg in Sint-Amandsberg is op zaterdagvoormiddag slechts één personeelslid aanwezig, met als gevolg dat er wachtrijen staan van 20 tot 30 mensen. Er zijn nu ook te weinig parkeerplaatsen. In het kantoor aan de Brusselsesteenweg in Gentbrugge hetzelfde verhaal: vaak wachtrijen tot buiten. In het kantoor in de Lange Kruisstraat in Gent-Centrum lopen de wachttijden vaak op tot langer dan een half uur. Dat getuigt toch niet van klantvriendelijkheid. Op welke manier wordt bij de hervorming van het netwerk van postservicepunten rekening gehouden met de sterke toename van de werklast in de overblijvende postkantoren? Wordt de personeelsbezetting in die kantoren aangepast aan die hogere werklast? Op welke manier wordt de personeelsbezetting geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd? Op welke manier wordt er rekening mee gehouden dat de infrastructuur van de overblijvende kantoren, bijvoorbeeld wat de parkeerplaatsen betreft, aan de nieuwe situatie dient te worden aangepast? |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Vanackere.Vooraleer een postkantoor wordt gesloten, wordt in detail bekeken hoe in een buurt de klantenstroom optimaal kan worden verdeeld tussen het postpunt voor een aantal basisverrichtingen en de postkantoren voor iets meer gespecialiseerde verrichtingen, zoals de bancaire verrichtingen. Rekening houdend met de te verwachten klantenstroom wordt ook het betrokken postpersoneel van het gesloten postkantoor in de naburige postkantoren ingezet. Vermits de klantenstroom echter niet helemaal te voorspellen is, zeker niet in grotere agglomeraties, zal de toestand permanent worden geëvalueerd. Om die reden zullen na de evaluatie personeelsleden tussen de postkantoren onderling worden verschoven om zo de organisatie van betrokken postkantoren beter af te stemmen op de klantenstroom. In Gent-Centrum is momenteel een toegenomen klantenstroom vastgesteld, klaarblijkelijk omdat het kantoor Gent-Zuid tijdelijk gesloten is voor verbouwingswerken. De situatie zou na de heropening van dat kantoor moeten verbeteren. Voor zover de commerciële ligging goed is, probeert De Post zich dichtbij publieke parkeergelegenheden te vestigen. Er is geen ander specifiek parkeerbeleid, noch voor de klanten noch voor het personeel. De Post sluit commerciële huurovereenkomsten voor meestal beperkte oppervlaktes. De huidige milieuwetgeving of de wetgeving op de ruimtelijke ordening verplicht de uitbaters van allerlei commerciële ruimtes niet om in privéparkeerplaatsen te voorzien, zeker niet voor bestaande kleine lokalen. Integendeel wordt het gebruik van de openbare vervoermiddelen bevorderd waar ze beschikbaar zijn, vooral in de steden. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Ik pleit ervoor dat De Post korter op de bal speelt. De toestand in het postkantoor in Sint-Amandsberg sleept nu al een maand aan. Dat is niet echt klantvriendelijk. De Post zegt dat ze respect heeft voor de klanten en belooft dat de dienstverlening niet onder reorganisatie zal lijden. In de praktijk is de toestand echt verslechterd.Het is positief dat de minister pleit om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Niet iedereen kan daarvan gebruik maken, bijvoorbeeld omdat de bus- of tramhalte te ver af is. De Post moet voor voldoende parkeerplaatsen zorgen om te vermijden dat de parkeerdruk op de buurt te groot wordt. Ik vraag dan ook dat de toestand opnieuw wordt geëvalueerd. |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Op basis van artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques kunnen dergelijke cheques worden gebruikt voor het begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, waaronder onder meer volwassenen en kinderen met een handicap. Voor mensen met een handicap wordt hierbij wel de voorwaarde gesteld dat het vervoer dient te gebeuren met een speciaal aangepast voertuig, waarvoor de FOD Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd.Deze voorwaarde maakt dat mensen met een handicap voor dit type vervoer via dienstencheques alleen een beroep kunnen doen op gespecialiseerde ondernemingen, die beschikken over een aangepast wagenpark. Een andere mogelijkheid is dat de gezinnen met een volwassen of minderjarig gezinslid met een handicap het eigen gezinsvoertuig laten ombouwen. Via verschillende kanalen verneem ik dat deze beperkingen problematisch zijn. Het is immers niet voor elke persoon met een handicap nodig dat een aangepast voertuig wordt gebruikt. Blinden en zwaar slechtziende mensen kunnen gebruik maken van een gewone wagen. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld mensen met een mentale handicap. Ook voor kinderen met een handicap aan de onderste ledematen zijn aanpassingen niet altijd nodig: tot de leeftijd van twaalf tot veertien jaar kunnen ze met wat hulp plaatsnemen in een niet-aangepast voertuig. Voor de groepen die ik opsom, is de bestaande regelgeving discriminerend: ook voor hen is zich via gemotoriseerd vervoer verplaatsen geen evidentie, maar toch kunnen zij of de mensen die voor hen verantwoordelijk zijn geen gebruik maken van de hier besproken maatregel, tenzij ze geheel overbodig de gezinswagen laten ombouwen, wat een zware en onnodige kost is voor zowel de betrokkene als de overheid, of tenzij ze een beroep doen op een van de weinige ondernemingen die deze dienstverlening via aangepaste voertuigen aanbieden. Daarenboven mag men de lange wachttijd niet uit het oog verliezen. Graag had ik vernomen of de minister het met me eens is dat de huidige regelgeving niet geheel rechtvaardig is. Is de minister bereid de voorwaarde van een speciaal aangepast voertuig te schrappen uit het genoemde koninklijk besluit, behalve dan voor die categorieën van mensen met een handicap voor wie een aangepast voertuig werkelijk onontbeerlijk is? Zal de minister in deze contact opnemen met mevrouw Julie Fernandez, staatssecretaris voor Personen met een handicap, en zal de minister het advies vragen van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een handicap? Is het mogelijk een timing voorop te stellen? |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister.Het begrip mindervaliden in het koninklijk besluit betreffende de dienstencheques werd reeds vorig jaar herbekeken en gedifferentieerd, in samenspraak met de Algemene Directie Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid. Een persoon komt in aanmerking voor mindermobielenvervoer met dienstencheques als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet. Ten eerste, de gebruiker is als mindervalide erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, het Agence Wallonne pour l’Intégration des personnes handicapées, de Service bruxellois francophone des personnes handicapées of de Dienststelle für Personen mit Behinderung. Ten tweede, de gebruiker geniet een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming, op basis van de wet van 27 december 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Ten derde, de gebruiker of zijn kind, jonger dan 21 jaar, werd ten minste 7 punten toegekend op de zelfredzaamheidsschaal en beschikt hiervoor over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid. Ten vierde, de gebruiker geniet een verhoogde kinderbijslag voor gehandicapte kinderen of het kind dat aan een zware ziekte lijdt. Ten vijfde, de gebruiker is ten minste zestig jaar en geniet prestaties verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De personen die erkend zijn als mindervalide door de bevoegde gewestelijke overheid onder voorwaarde 1, moeten in het kader van het mindermobielenvervoer met dienstencheques worden vervoerd met een speciaal uitgerust voertuig. Voor alle andere gebruikers die in aanmerking komen voor het begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit is echter geen aangepaste wagen vereist. Bovendien komen de gebruikers die erkend zijn als mindervalide onder voorwaarde 1 en die het bewijs kunnen leveren dat ze aan één van de andere voorwaarden voldoen, eveneens in aanmerking voor vervoer zonder aangepast voertuig. Een verdere opsplitsing van de categorie van de gebruikers die erkend zijn als mindervalide is niet evident. Men zou al met nieuwe, bijkomende attesten moeten werken en dat betekent een extra administratieve belasting voor de gebruiker en de onderneming. Bovendien moet er zeker over worden gewaakt dat het al dan niet toestaan van mindermobielenvervoer zonder aangepast voertuig geen willekeur wordt. Ik ben van oordeel dat de opsplitsing in de huidige regelgeving rechtvaardig is. Ik ben evenwel altijd bereid om hierover overleg te plegen met mevrouw Julie Fernandez, staatssecretaris voor Personen met een handicap. |
|
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke) . – Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord. Het was nogal technisch en ik wil het eerst nog eens goed doornemen. Het verheugt me wel dat de minister bereid is contact op te nemen met staatssecretaris Fernandez.Ik blijf dit onderwerp zeker volgen, want het is niet echt logisch dat mensen met een handicap, die minder zelfredzaam zijn, verplicht worden hun eigen vervoer met een aangepast voertuig te organiseren. Waarom dan geen gebruik maken van vervoer met dienstencheques in een niet-aangepast voertuig? Ik zal het verder grondig bekijken. |
Mme Helga Stevens (Indépendante) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Op 28 mei 2009 stelde ik in de plenaire vergadering een vraag over de opleiding tot verpleegkundige-ziekenhuishygiënist. Na het antwoord dat de minister bij monde van staatssecretaris Wathelet gaf, besefte ik dat mijn vraag misschien niet helemaal duidelijk gesteld was. Ze had immers betrekking op de niet-academische opleiding tot verpleegkundige-ziekenhuishygiënist aan het vervolmakingcentrum voor vroedvrouwen en verpleegkundigen van het NVKVV, maar dat bleek inderdaad niet geheel duidelijk uit de vraagstelling.Daarom kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen. Komt iemand die bij het NVKVV de opleiding startte vóór de bekendmaking van het koninklijk besluit in april 2007, maar zijn of haar diploma pas in juni 2007 kreeg in aanmerking voor de erkenning als verpleegkundige-ziekenhuishygiënist? Dat zou echt een pak van het hart zijn voor een, ik geef het toe, kleine groep mensen. Of valt zo iemand uit de boot? Als die persoon voor een vrijstelling in aanmerking komt, moet hij of zij dan nog iets doen om de gehele situatie te regulariseren? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Over de verworven rechten valt het volgende te lezen in het koninklijk besluit waarvan sprake: "In afwijking op de vorige leden dient de verpleegkundige die, op de datum van inwerking treden van het koninklijk besluit van 26 april 2007 …, in toepassing van de op dat ogenblik vigerende erkenningsnormen, fungeert als verpleegkundige-ziekenhuishygiënist niet te voldoen aan de gestelde voorwaarden inzake de vereiste opleiding." Deze verworven rechten hangen dus niet af van de gevolgde opleiding, al dan niet volledig afgewerkt op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit, maar van het feit dat de persoon in kwestie op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit reeds als verpleegkundige-ziekenhuishygiënist fungeerde. Zoals reeds eerder aangegeven kunnen de betrokkenen hun functie als verpleegkundige-ziekenhuishygiënist niet alleen staven aan de hand van het organigram van het ziekenhuis, maar ook aan de hand van documenten zoals verslagen van het comité voor ziekenhuishygiëne of jaarverslagen van het team voor ziekenhuishygiëne. Wie in aanmerking komt voor verworven rechten moet zelf niets doen. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De minister blijft dus vasthouden aan een erkenning gebaseerd op verworven rechten en personen die de studie begonnen waren vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit, maar hun diploma pas erna halen, komen niet in aanmerking. Dat betreur ik een beetje. Ik begrijp ook wel dat het koninklijk besluit niet zo expliciet kan zijn. Het geeft de minister wel de mogelijkheid handig een bochtje te maken zodat een cascade nieuwe wetsregels voorkomen wordt. Door dat gaatje in de wetgeving blijven bepaalde mensen helaas in de kou staan. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – In de plenaire vergadering van 5 maart 2009 stelde ik reeds een vraag om uitleg over dit onderwerp. Ik citeer uit het antwoord dat me toen werd verschaft door de minister: "Ik heb reeds de opdracht aan SELOR gegeven om de selectieprocedure voor de functie van directeur van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg te lanceren. De oproep tot kandidaten zal worden gepubliceerd in de tweede helft van maart. Afhankelijk van het aantal kandidaten, neemt de procedure 3 à 4 maanden in beslag. Dat betekent dat de procedure tegen de zomer kan worden afgerond."Kan de minister een stand van zaken verstrekken over dit dossier? Zijn er voldoende kandidaturen binnengekomen? Hoe ver staat men met de selectieprocedure? Heeft de minister al een meer concrete timing voor ogen? Want ten slotte is het al zomer. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister.De oproep tot kandidaten is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en op de website van Selor op 27 maart 2009. De evaluatie van de kandidaten, screening van de cv’s, werd beëindigd in de week van 18 mei 2009. De kandidaten die aan de deelnemingsvoorwaarden voldeden, werden voor de computergestuurde tests, CSA, uitgenodigd. De CSA vonden plaats op 3 en 5 juni 2009. Alle kandidaten hebben wel degelijk de computergestuurde proef afgelegd. Er hebben vijftien kandidaten gesolliciteerd. Negen kandidaten hebben het gevraagde cv niet teruggestuurd. Zes kandidaten hebben het gevraagde cv teruggestuurd. Die zes kandidaten hebben de computergestuurde tests afgelegd en zullen dus voor de mondelinge proef worden uitgenodigd. Gezien het grote aantal selecties dat momenteel wordt beheerd en de vakantieperiode lijkt het aannemelijk dat de mondelinge proef eind augustus zal plaatsvinden. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – De selectieprocedure zou toch helemaal afgerond moeten zijn in de herfst. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – De Standaard kopte onlangs: "Verkrachting haast altijd onbestraft." Het artikel betrof een hoorzitting in de Senaat van psychologe Danièle Zucker. Van honderd verkrachtingsdossiers, uit de periode 2001 tot 2007, hebben er uiteindelijk maar vier tot een veroordeling door een Belgische strafrechter geleid. In slechts één geval heeft de dader een effectieve celstraf opgelopen.Politie en justitie investeren veel energie in deze verkrachtingsdossiers, maar het eindresultaat is bedroevend. Bovendien is verhoudingsgewijs het aantal veroordelingen wegens verkrachting in ons land de jongste jaren zelfs gedaald, van 20 % naar 13 %. Dit zijn de vaststellingen van psychologe Danièle Zucker, die 100 verkrachtingsdossiers aan een grondige analyse onderwierp. Zij pleit voor een efficiëntere aanpak van verkrachtingsdossiers: beter medisch onderzoek, betere ondervraging van de verdachte met video-opname, een langere verjaringsperiode voor deze dossiers en een aanleg van een databank met DNA-profielen, zowel van veroordeelden als verdachten. Kan de minister de resultaten van dat onderzoek bevestigen? Hoe staat de minister tegenover de aanbevelingen van de onderzoekster? Kan de minister zich vinden in de stelling dat het voor slachtoffers belangrijk is te weten dat hun dader achter de tralies is beland? Welke maatregelen zal de minister op korte termijn nemen om meer resultaat te boeken in deze verkrachtingsdossiers? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.De gegevens die mevrouw Van Ermen aanhaalt, zijn ontleend aan een lezing die mevrouw Danièle Zucker in de Senaat gaf op 16 juni. Ze zijn afkomstig van een Europees onderzoek onder leiding van professor Liz Kelly van de London Metropolitan University. Het onderzoek omvat een algemeen gedeelte over 33 Europese landen, dat in Londen is gerealiseerd, en een tweede gedeelte dat betrekking heeft op 11 Europese landen. De gegevens in verband met verkrachting werden verzameld in 11 Europese landen. Danièle Zucker en haar medewerkster stonden in voor het Belgische hoofdstuk van dit tweede gedeelte. Ik beschik nog niet over de eindresultaten van het onderzoek. Het spreekt vanzelf dat ik daarvan met de grootste aandacht kennis zal nemen. De hierna volgende opmerkingen worden dus voorwaardelijk gegeven op basis van de informatie waarover ik thans beschik. Het einddocument is aangekondigd voor het einde van deze maand. Zolang we niet grondig kennis hebben kunnen nemen van de methodologie en van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en geldigheid van de geselecteerde gegevens is het voorbarig enige conclusie te trekken. De statistische onderzoeksgegevens voor België hebben betrekking op de jaren 2001 tot 2007. Er werd een selectie doorgevoerd van 100 verkrachtingsdossiers op basis van een lijst met 5 restrictieve criteria, vastgesteld in Londen: beslissing genomen door een rechtbank, feit van "verkrachting" in de strikte zin, meerderjarige dader, meerderjarig slachtoffer, één slachtoffer. De gedetailleerde methodologische indicaties en voorzorgsmaatregelen kwamen in de lezing in de Senaat niet aan bod. Ik kan vooralsnog dan ook onmogelijk nagaan of de conclusies die afgeleid zijn uit de steekproef veralgemeend kunnen worden tot alle verkrachtingsdossiers in België. Feit is dat in de periode 2001-2007 een sterke toename van het aantal klachten voor verkrachting is opgetekend. Volgens de procureur-generaal van Luik moet deze periode gesitueerd worden in de context van de Dutroux-affaire. De cijfers van mevrouw Zucker moeten dan ook met de nodige omzichtigheid worden benaderd. Deze sterke toename is niet gevolgd door een sterke toename van het aantal veroordelingen. Inzake de aanbevelingen uit het onderzoek van mevrouw Zucker, met name omtrent de verjaringstermijn en de uitbreiding van de DNA-banken, moet worden vermeld dat zij het resultaat zijn van interviews met een aantal actoren in het veld en met deskundigen. In dit stadium weet ik niet of die aanbevelingen het resultaat zijn van de studie zelf of dat zij los staan van de naar voren gebrachte statistieken. Ik zal eveneens kennis nemen van deze aanbevelingen en deze met de grootste aandacht analyseren, aangezien ik ze in overweging neem bij het gevolg dat ik moet geven aan het evaluatieverslag van de zogenaamde zedenwetten van 1995 en 2000. Inzake het aantal veroordelingen wil ik mevrouw Van Ermen graag de cijfers van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid bezorgen. Uit de tabellen van deze dienst kan ik maar een conclusie trekken, namelijk dat het aantal veroordelingen verre van verwaarloosbaar is. Het derde deel van de vraag van mevrouw Van Ermen slaat op de complexiteit van dit onderzoek en de evoluties in België. Seksueel geweld wordt doorgaans buiten het medeweten van de buitenwereld gepleegd en vaak hebben de slachtoffers niet de mogelijkheid of gelegenheid om meteen na de feiten een klacht in te dienen. Daaruit volgt dat het verzamelen van bewijsmateriaal een delicate aangelegenheid is: de klassieke bewijsmiddelen, zoals de getuigenis, zijn moeilijk te verkrijgen. Een zedenonderzoek vereist andere middelen en methodes. Op dat vlak zijn er de jongste jaren aanzienlijke verbeteringen gebeurd, meer bepaald door het gebruik van de seksuele agressieset. De ministeriële richtlijn van 15 december 1998 strekte ertoe de vaststellingen in verband met feiten van verkrachting en aanranding van de eerbaarheid eenvormig te maken, de verzameling van bewijsmateriaal middels DNA-analyse te verzekeren en in passende hulp jegens de slachtoffers te voorzien. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Deze richtlijn werd geëvalueerd. Daaruit vloeide op 15 september 2005 een nieuwe ministeriële richtlijn voort, die in werking trad op 1 oktober 2005 en waarvan de toepassing versterkt werd door de aanneming van COL 10/2005. Er wordt gebruik gemaakt van de audiovisuele opname van het slachtofferverhoor door speciaal daartoe opgeleide onderzoekers, in overeenstemming met de ministeriële circulaire van 16 juli 2001, goedgekeurd door het College van Procureurs-generaal. Tevens wordt gebruik gemaakt van onderzoeken naar de geloofwaardigheid van slachtofferverklaringen volgens de SVA-methode (Statement Validity Analysis) en het gebruik van het inhoudelijke analyserooster, zoals uitgewerkt door professor Van Gijseghem. Het College van Procureurs-generaal heeft het voornemen een VICLAS-circulaire (Violent Crime Linkage Analysis System) aan te nemen. Het VICLAS-systeem is een gegevensbank die wordt gebruikt als ondersteuning bij een onderzoek en die het mogelijk maakt verbanden te leggen tussen misdrijven die ingegeven zijn door seksuele of gewelddadige motieven, voor het merendeel buiten de gezinssfeer gesitueerd. Het doel is een dader te identificeren of de ontwikkeling van een onderzoek te sturen. De dossiers inzake zedenfeiten worden over het algemeen behandeld binnen de parketten door gespecialiseerde afdelingen en/of magistraten die daaraan hun volledige aandacht besteden door een beroep te doen op de methodes die aanbevolen worden in de verschillende rondzendbrieven die van kracht zijn. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Van veel van de ministeriële besluiten die de minister vermeldt, heb ik zelf kennis genomen omdat ik lid was van de politieraad. Ik weet dat er veel ondernomen is de voorbije jaren.De dag nadat ik mijn vraag om uitleg had ingediend las ik in the Guardian van 18 juni over een gelijkaardig onderzoek in Zuid-Afrika. De onderzoekers komen tot de afschuwelijke vaststelling dat één op vier mannen anoniem toegeeft ooit een verkrachting te hebben gepleegd, op meerdere slachtoffers. In Zuid-Afrika wordt een hoog percentage van de verkrachtingen – 88% – nooit gerapporteerd. Zeven procent van de gerapporteerde gevallen in Zuid-Afrika leiden wel tot een rechtszaak. Bij ons komt slechts vier procent van de gevallen voor de correctionele rechtbank, waarvan uiteindelijk maar één procent tot een gevangenisstraf leidt. Professor Rachel Jewkes besluit: "we need our government to show political leadership in changing attitudes". We moeten dus een regering hebben die politiek leiderschap toont om attitudes te veranderen, ook in deze gevoelige zaak van verkrachtingen. Het gerecht moet optreden. Er moeten acties worden ondernomen om er zeker van te zijn dat de daders worden gestraft. Dat is een politieke keuze waar ik volledig achter sta. Het is schandalig dat slachtoffers van zo een afschuwelijk delict geen gerechtigheid krijgen. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Onze kleine en middelgrote bedrijven hebben het op dit ogenblik niet gemakkelijk door de economische crisis. Daarenboven worden zij steeds vaker geconfronteerd met grote multinationals die de kleine bedrijven zwaar onder druk zetten. Volgens de Unie van Zelfstandige Ondernemers bevinden vele kleine en middelgrote ondernemingen zich momenteel op de grenzen van hun mogelijkheden en zijn de praktijken van de multinationals ongehoord. De multinationals handelen daarbij puur in functie van hun beurskoers en de dividenden van de aandeelhouders.De praktijkvoorbeelden tonen aan dat grote ondernemingen druk uitoefenen om fikse kortingen te verkrijgen van hun toeleveranciers. De toeleveranciers bevinden zich in een ondergeschikte onderhandelingspositie en vrezen hun contract te verliezen ten voordele van anderen als ze niet meteen ingaan op de onaanvaardbare eisen van de grote firma’s. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij internationale ondernemingen eisen dat ze de interne boekhouding van hun leveranciers kunnen inkijken om na te gaan waar er nog marge is om winsten te kunnen recupereren. Ik ben ervan overtuigd dat niet alleen Belgische bedrijven met dit soort praktijken wordt geconfronteerd. Het is daarom noodzakelijk dat er dringend een Europese aanpak wordt uitgewerkt waarbij dit soort praktijken juridisch aan banden wordt gelegd. Het is cruciaal dat de federale regering deze praktijken bij de Europese Unie aanklaagt opdat er snel tot actie kan worden overgegaan. Een eenzijdige Belgische actie kan immers tot gevolg hebben dat de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen in gevaar wordt gebracht. Is de minister op de hoogte van de praktijken van sommige multinationals tegenover kleine en middelgrote ondernemingen? Hoe staat de minister van Ondernemen tegenover deze methodes? Heeft hij reeds concrete maatregelen genomen om dit fenomeen tegen te gaan? Bestaan er mogelijke maatregelen om het laattijdig betalen van facturen en de uitgestelde betalingstermijnen tegen te kunnen gaan? Is de minister voorstander om bovenvermelde problematiek ook op Europees niveau aan te pakken? Heeft hij hiertoe reeds concrete stappen gezet? Wat zal de houding van de minister zijn bij de bespreking van dit thema? |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister.Nadat ik signalen van de door u geciteerde problemen had ontvangen, heb ik op 21 april aangekondigd om via overleg met de ondernemersfederaties een oplossing te willen vinden. Momenteel bevinden we ons in de laatste fase van die onderhandelingen. Het doel is een oplossing te vinden voor de problemen veroorzaakt door ondernemingen die hun machtspositie gebruiken om plots minder gunstige betalingsvoorwaarden aan hun leveranciers op te leggen. Tijdens de debatten en analyses kwam snel tot uiting dat bij onderhandelingen tussen ondernemingen er een duidelijke correlatie bestaat tussen prijs en betaaltermijnen. Beide zijn een even fundamenteel onderdeel van het financiële hoofdstuk van een handelsakkoord en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Of het nu gaat over de opgelegde betaaltermijn op zich, dan wel over een bedongen lagere prijs, met het akkoord dat ik zeer snel met de ondernemersfederaties hoop te sluiten, moeten we ernaar streven dat over het volledige financiële hoofdstuk van een handelstransactie, dus over prijs en betalingsvoorwaarden, op een billijke en evenwichtige manier wordt onderhandeld. We mogen niet dulden dat ondernemingen de problemen die worden veroorzaakt door de financiële crisis naar elkaar proberen door te schuiven. In verband met uw vraag over mededingingsvervalsing is het inderdaad zo dat bepaalde gevallen van te dominant marktgedrag een indicatie voor mededingingsvervalsing kunnen zijn. Als er een vermoeden van misbruik van machtspositie of marktverstorend gedrag bestaat, zal ik niet aarzelen om de mededingingsautoriteiten in te schakelen, zoals ik in het verleden reeds meermaals deed. Zij zullen dan in alle onafhankelijkheid een onderzoek voeren en indien noodzakelijk maatregelen treffen. Zo heb ik bijvoorbeeld een informeel onderzoek gevraagd naar de in de pers aangekondigde praktijken van AB InBev en Belgacom. Bij AB InBev hebben de Belgische mededingingsautoriteiten geen aanwijzingen van inbreuken op de mededingingsregels gevonden, omdat de in de pers omschreven en aangekondigde acties geen onmiddellijk gevolg hebben in België enerzijds en omdat er verder nog onderhandelingen lopen anderzijds. Wat Belgacom betreft zijn de contacten en onderzoeken nog lopende. Ten slotte deel ik de mening van Unizo dat we bepaalde problemen in handelsrelatie tussen ondernemingen niet zomaar op nationaal vlak kunnen regelen. Een groot deel van onze economie is afhankelijk van de internationale handel. Bovendien is onze economie door de centrale ligging van ons land extra gevoelig voor wijzigingen aan het wettelijk of financieel kader voor ondernemingen in individuele landen. Daarom moeten we absoluut vermijden dat maatregelen op nationaal vlak onze concurrentiepositie verzwakken zodat onze ondernemingen handel naar buurlanden zouden zien verschuiven. Tijdens de gesprekken met de ondernemersfederaties hebben we dit onderwerp diepgaand besproken. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Belangrijk is dat de minister al initiatieven heeft genomen en overleg pleegt met de ondernemers. Ik noteer ook dat AB Inbev de mededingingsregels momenteel niet overtreedt. De problematiek moet echter ook op Europees vlak worden aangepakt. Daartoe dienen nog initiatieven te worden genomen. |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, zal antwoorden. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Er zijn steeds meer klachten over de hoge kosten van kredietkaarten. Wanneer een aankoop met een kredietkaart wordt betaald, moet de bank van de handelaar aan de bank van de koper een bijdrage betalen. De handelaar ontvangt bijgevolg minder dan de prijs die in de handelszaak is aangegeven. Deze commissies kunnen bijzonder sterk oplopen. Zeker het bedrijf VISA wordt genoemd, maar de klachten gaan niet alleen over deze firma.De Europese distributiefederatie EuroCommerce heeft een officiële klacht ingediend bij de Europese Commissie. De federatie klaagt de bovenstaande praktijken aan en wijst erop dat die praktijken in strijd zijn met het Europees recht. Visa mag naar verluidt maximaal 0,01 euro per transactie vragen om zijn kosten te dekken. Vandaag houden de kredietleveranciers hogere percentages af. Als het om een grote som geld gaat, loopt dit al gauw enorm op. Is de minister reeds op de hoogte van de klacht van diverse zelfstandigen en distributeurs omtrent de hoge commissies op kredietkaarten? Wat is de houding van de minister tegenover deze praktijken? Heeft de minister weet van de klacht die onlangs werd ingediend bij de Europese Commissie? Is de minister van plan om op korte termijn zelf initiatieven te nemen in België of op het niveau van de Europese Unie om deze praktijken een halt toe te roepen? |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord op de vraag van senator Claes.Naar aanleiding van de onderhandelingen tussen de Europese Commissie en Mastercard en na contacten met Unizo en Fedis, die mij wezen op het disproportioneel karakter van de kosten voor kredietkaartbetalingen, heb ik begin maart aan het auditoraat gevraagd om een formeel onderzoek te starten naar de tarifering voor handelaars die klanten toestaan om met kredietkaarten te betalen. De informele gesprekken die de algemene directie Mededinging met de sector voerde, leverden immers weinig resultaten op lk wacht de resultaten van het onderzoek van het auditoraat af. Een betaling met een kredietkaart is natuurlijk niet te vergelijken met een betaling via een debetkaart zoals Bancontact, al was het maar door bijvoorbeeld het gratis betalingsuitstel dat de consument kan genieten. Maar het is voor mij heel belangrijk dat de kosten voor de banken of kaartuitgevers correct en evenwichtig aan de handelaar worden doorgerekend. Op 1 april jongstleden sloot de Europese Commissie met Mastercard een akkoord waarbij de interchange fee voor internationale kredietkaartbetalingen tijdelijk begrensd werd tot 0,3%. De overeenkomst loopt tot het Europees Hof in Luxemburg een uitspraak doet in de rechtszaak die Mastercard tegen de Commissie aangespannen heeft. Sinds dit akkoord worden we geconfronteerd met een onlogische situatie. Een Belgische handelaar betaalt maximum 0,3% interchange fee voor kredietkaartbetalingen van buitenlanders, terwijl hij voor betalingen door landgenoten hogere tarieven aangerekend krijgt, gemiddeld ongeveer 1%. Aangezien we volop met het dossier bezig zijn, ken ik uiteraard de bezorgdheid van de handelaars ten opzichte van VISA, met wie de Europese Commissie tot op heden nog geen akkoord bereikt heeft. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Dirk Claes (CD&V) . – Het gaat om veel geld. Er gebeuren heel wat verrichtingen met kredietkaarten. Zolang die bedrijven percentages kunnen aanrekenen, die dan nog niet gecontroleerd worden, kan dat sterk oplopen.Ik pleit ervoor dat er een vast bedrag per verrichting wordt betaald. Dat kan 0,01 euro of desnoods iets meer, maar een vast bedrag is veel logischer dan een percentage. |
M. Dirk Claes (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – In de plenaire vergadering van 7 mei 2009 heb ik over dit onderwerp reeds een vraag om uitleg gesteld aan dezelfde ministers. Het antwoord stemde mij tevreden, maar ik bleef toch een beetje op mijn honger.Ik citeer uit dat antwoord het deel van de minister van Migratie- en Asielbeleid: "Als de asielaanvraag van een asielzoeker definitief wordt afgewezen, kan de uitgeprocedeerde asielzoeker altijd een verblijfsaanvraag om medische redenen, gesteund op artikel 9ter van de Vreemdelingenwet, indienen. Een arts van de dienst Vreemdelingenzaken zal dan een advies geven betreffende de ernst van de ziekte en onderzoeken of een adequate behandeling mogelijk is in het land van herkomst of verblijf. Wat de tweede en derde vraag betreft, wordt dit geval per geval onderzocht. Vanzelfsprekend nemen mijn diensten artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens in acht." Over dit fragment uit het antwoord heb ik nog enkele vragen. Wat wordt precies bedoeld met "geval per geval wordt onderzocht"? Wie doet dit en op basis van welke criteria wordt een beslissing genomen? Indien men geval per geval beslist, beschikt men dan over een lijst met landen waar de adequate geneesmiddelen beschikbaar zijn? Zo ja, kan de minister me die lijst bezorgen? Hoe is de lijst, als ze effectief bestaat, samengesteld? Op basis van welke criteria? |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Migratie- en Asielbeleid.Ik heb al herhaaldelijk gesteld dat alle humanitaire verblijfsaanvragen individueel worden onderzocht en geëvalueerd. Dat staat overigens in de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de wetswijzigingen van 2006 en 2007. Er wordt met andere woorden rekening gehouden met de bijzondere situatie van de verzoeker. Deze benadering staat in contrast met een onderzoek louter op basis van een aantal basisvoorwaarden of per categorie. In een humanitaire context garandeert enkel de benadering geval-per-geval een accurate besluitvorming. Het onderzoek van een humanitaire aanvraag, inclusief aanvraag voor medische redenen in toepassing van artikel 9ter van de wet, en de besluitvorming gebeuren door de gemachtigden van de minister, in casu gespecialiseerde ambtenaren van de dienst Vreemdelingenzaken. Een geneesheer verbonden aan de administratie moet conform de vreemdelingenwet een advies verstrekken omtrent de ontvankelijk verklaarde medische aanvragen, dat strikt beperkt is tot het medische aspect en dat handelt over de ernst van de ziekte en de reële mogelijkheid op behandeling in het land van herkomst. Een lijst van landen waar adequate geneesmiddelen beschikbaar zijn, bestaat niet en zou in ieder geval weinig pertinent zijn. De medische situatie in derdewereldlanden wijzigt en evolueert constant. Bij de onderzoeken wordt daarom zoveel mogelijk rekening gehouden met zeer recent informatiemateriaal. Niet alleen moet de beschikbaarheid van adequate medicatie worden nagegaan maar de Vreemdelingenwet stelt zeer duidelijk dat ook, meer algemeen, de mogelijkheid op een adequate behandeling moet worden onderzocht. Wat onder adequate behandeling dient te worden verstaan, is vanzelfsprekend een medische inschatting die de behandelende arts toekomt. Deze adequate behandeling moet ook beschikbaar zijn, dit wil zeggen dat ze financieel en geografisch toegankelijk moet zijn. Deze aspecten worden door de DVZ nagetrokken op basis van de beschikbare informatie, bijvoorbeeld bij de diplomatieke posten in de landen van herkomst of in de gegevensbank van het het commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de staatlozen. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
De heer Louis Ide (Onafhankelijke) . – Er wordt dus duidelijk geval per geval beslist en er is geen systematische benadering. Dit betekent dat de beslissing afhankelijk kan zijn van de persoon die beoordeelt. Dat is niet onbelangrijk. Ik zal een schriftelijke vraag stellen om die evolutie te volgen. Volgens mij is een objectieve benadering nodig. |
M. Louis Ide (Indépendant) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Op basis van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet is het mogelijk een aanvraag tot regularisatie in te dienen. De criteria op basis waarvan er over de aanvraag beslist wordt, zijn echter nog altijd niet verduidelijkt in een omzendbrief, zoals nochtans overeengekomen in het regeerakkoord. De onderhandelingen over de regularisatiecriteria zitten al een tijdje in het slop.De minister verraste dan ook iedereen door op 27 maart 2009 een nieuwe instructie aan de Dienst Vreemdelingenzaken te geven die bijkomende criteria vooropstelde bij de gangbare procedure tot regularisatie. Volgens die instructie kunnen families met schoolgaande kinderen, met een afgesloten of een hangende asielprocedure geregulariseerd worden voor zover ze kunnen aantonen dat ze tenminste vijf jaar ononderbroken in België verblijven en een asielaanvraag hebben ingediend voor 1 juni 2007 waarvan het onderzoek tenminste één jaar in beslag heeft genomen. Voorts moet het schoolgaande kind of de schoolgaande kinderen minstens sinds 1 september 2007 school lopen of school gelopen hebben. De minister liet uitschijnen dat zij met die instructie tegemoet komt aan een grote groep asielaanvragers. Uit een rondvraag blijkt echter dat de cumulatie van criteria die de minister oplegt, bijzonder zwaar is, zodat slechts weinig gezinnen in aanmerking komen. Iemand die hier al tien jaar woont, met twee kinderen die hier geboren werden en schoollopen, die hier legaal heeft gewerkt, maar slechts acht van de vereiste tien maanden asielprocedure heeft doorlopen, komt niet in aanmerking. Hoeveel dossiers zijn er sinds de bekendmaking van de instructie van 27 maart 2009 op basis daarvan behandeld? Over hoeveel personen gaat het? Hoeveel van die dossiers kregen na afloop een positief antwoord? Hoeveel aanvragen werden afgewezen? Over hoeveel personen gaat het telkens? |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Turtelboom.Nieuwe aanvragen op basis van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet of de actualisatie van reeds ingediende aanvragen waarbij de aanvrager de toepassing van de instructie van 27 maart 2009 inroept, bereiken de Dienst Vreemdelingenzaken via de gemeentebesturen. Het gemeentebestuur moet een woonstcontrole uitvoeren en daarna de aanvraag doorzenden naar de DVZ. Afhankelijk van de middelen die de gemeenten kunnen vrijmaken voor die opdracht, kan de procedure meerdere weken in beslag nemen. Om die reden heb ik op 28 mei aan senator Piryns geantwoord dat de eerste cijfers pas vanaf juni beschikbaar zouden zijn. Bovendien zullen de cijfers alleen betrekking hebben op het aantal positieve beslissingen. Over de negatieve of andere beslissingen, bijvoorbeeld zonder voorwerp, niet-inoverwegingneming, wordt slechts een totaalcijfer bijgehouden omdat gedifferentieerde cijfergegevens alleen nuttig zijn bij positieve beslissingen. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord dat ik op 28 mei aan senator Piryns heb gegeven. De concrete cijfers heb ik nog niet, maar ik verwacht ze eerstdaags. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – De minister stelt in haar antwoord dat de gemeenten enkele weken nodig hebben om de woonstcontrole te doen. Mocht dat zo zijn, dan overtreden de gemeentebesturen de wettelijke termijn van tien dagen. De minister moet de gemeenten hierop aanspreken.Ik heb ook weet van dossiers die onmiddellijk na de inwerkingtreding op 27 maart zijn ingediend, en waarin de woonstcontrole al lang is gebeurd, en die al lang bij de DVZ liggen. Als de minister pas vanaf 1 juli over de gegevens zal beschikken, zal ik mijn vraag na 1 juli opnieuw stellen. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt. |
M. le président . – M. Carl Devlies, secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice, répondra. |
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Op basis van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 kan men een aanvraag tot medische regularisatie indienen. Geneesheren onderzoeken of de aanvraag gegrond is. Indien die geneesheren meer informatie nodig hebben, kunnen ze de aanvragers naar medisch deskundigen doorverwijzen.In de ministerraad van 30 april werd de lijst met deskundigen eindelijk goedgekeurd. Er zijn echter nog verschillende specialisaties waarvoor nog geen deskundige is aangesteld. Daarbij valt vooral de afwezigheid van een psychiater op. Nochtans is de aanwezigheid van een psychiater zeer belangrijk, aangezien een groot aantal aanvragen tot medische regularisatie gaat over psychische ziektebeelden. Kan de minister meedelen of zich voor de vacante specialisaties reeds kandidaat-deskundigen hebben aangemeld? Zijn daar psychiaters bij? |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De heer Carl Devlies , staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Turtelboom.Alvorens op de vragen in te gaan, wil ik eerst toch enkele foutieve stellingen rechtzetten. Het is niet helemaal correct dat de geneesheren in de context van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet "onderzoeken of de (regularisatie)aanvraag gegrond is". Zij verlenen enkel een medisch advies met betrekking tot het levensbedreigende karakter van de ziekte en het reële risico op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer geen adequate verzorging in het land van herkomst mogelijk is. Het is evenmin correct dat die geneesheren "de aanvragers doorverwijzen naar medisch deskundigen". De Vreemdelingenwet stelt dat de geneesheer zo nodig een extra advies kan inwinnen van deskundigen. Dat sluit een eventuele doorverwijzing niet uit, maar het is zeker niet de regel. Wat de deskundigen betreft wil ik toch eerst meegeven dat het merendeel van de experts die onlangs bij koninklijk besluit werden aangesteld vandaag beschikbaar zijn. Enkele kandidaat-specialisten, onder meer een specialist in de psychiatrie, hebben jammer genoeg hun kandidatuur ingetrokken, zodat ze niet aangesteld werden. |
M. Carl Devlies , secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État, adjoint au ministre de la Justice. – |
Aanvankelijk was ten minste één kandidaat-deskundige beschikbaar voor elk van de 34 disciplines opgesomd in het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006. Bij het opstellen van het koninklijk besluit dat de deskundigen aanwijst, heeft men echter moeten vaststellen dat er in negen disciplines geen kandidaat-deskundigen waren. Een nieuw ontwerp van besluit zal worden voorgelegd zodra de ontbrekende deskundigen zijn gevonden. Er zal zo spoedig mogelijk een nieuwe oproep voor deskundigen worden gelanceerd. Omdat de vakantieperiode niet echt de ideale periode is om kandidaat-medische-experts aan te trekken, heeft DVZ besloten de oproep eind augustus te lanceren. |
|
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V) . – Uiteraard weet ik dat niet de arts beslist of de regularisatie wordt toegekend. Nadat hij een advies heeft gegeven, beslist de gemachtigde van de minister of de minister zelf.Ik stel vast dat er in verschillende disciplines nog kandidaten worden gezocht. Ik vind het een goede zaak dat de oproep einde augustus wordt gelanceerd zodat de kandidaten voldoende tijd krijgen om te reageren. Ik kom op de kwestie later terug om na te gaan of er inderdaad kandidaten zijn gevonden. |
Mme Nahima Lanjri (CD&V) . – |
De voorzitter . – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.De volgende vergadering vindt plaats donderdag 2 juli om 15 uur. |
M. le président . – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.La prochaine séance aura lieu le jeudi 2 juillet à 15 h. |
(De vergadering wordt gesloten om 19.40 uur.) |
(La séance est levée à 19 h 40.) |
Afwezig met bericht van verhindering: de dames Lizin en Russo, om gezondheidsredenen, de heren Courtois en Van Overmeire, in het buitenland, de heer Martens, wegens andere plichten. |
Mmes Lizin et Russo, pour raison de santé, MM. Courtois et Van Overmeire, à l’étranger, M. Martens, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour information. |
Stemming 1 |
Vote nº 1 |
Aanwezig: 55 Voor: 4 Tegen: 51 Onthoudingen: 0 |
Présents : 55Pour : 4 Contre : 51 Abstentions : 0 |
Voor |
Pour |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Tegen |
Contre |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Stemming 2 |
Vote nº 2 |
Aanwezig: 55 Voor: 41 Tegen: 4 Onthoudingen: 10 |
Présents : 55Pour : 41 Contre : 4 Abstentions : 10 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Tegen |
Contre |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem. |
|
Stemming 3 |
Vote nº 3 |
Aanwezig: 53 Voor: 4 Tegen: 49 Onthoudingen: 0 |
Présents : 53Pour : 4 Contre : 49 Abstentions : 0 |
Voor |
Pour |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Tegen |
Contre |
Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Stemming 4 |
Vote nº 4 |
Aanwezig: 55 Voor: 43 Tegen: 4 Onthoudingen: 8 |
Présents : 55Pour : 43 Contre : 4 Abstentions : 8 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Tegen |
Contre |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem. |
|
Stemming 5 |
Vote nº 5 |
Aanwezig: 54 Voor: 48 Tegen: 0 Onthoudingen: 6 |
Présents : 54Pour : 48 Contre : 0 Abstentions : 6 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Nele Jansegers, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem. |
|
Stemming 6 |
Vote nº 6 |
Aanwezig: 55 Voor: 51 Tegen: 0 Onthoudingen: 4 |
Présents : 55Pour : 51 Contre : 0 Abstentions : 4 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Stemming 7 |
Vote nº 7 |
Aanwezig: 55 Voor: 41 Tegen: 9 Onthoudingen: 5 |
Présents : 55Pour : 41 Contre : 9 Abstentions : 5 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Guy Swennen, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Tegen |
Contre |
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Michel Delacroix, Freya Piryns, Marleen Temmerman, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke. |
|
Stemming 8 |
Vote nº 8 |
Aanwezig: 55 Voor: 43 Tegen: 4 Onthoudingen: 8 |
Présents : 55Pour : 43 Contre : 4 Abstentions : 8 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Roland Duchatelet, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Els Schelfhout, Franco Seminara, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille. |
|
Tegen |
Contre |
José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns. |
|
Onthoudingen |
Abstentions |
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem. |
|
Stemming 9 |
Vote nº 9 |
Nederlandse taalgroep |
Groupe linguistique néerlandais |
Aanwezig: 33 Voor: 33 Tegen: 0 Onthoudingen: 0 |
Présents : 33Pour : 33 Contre : 0 Abstentions : 0 |
Voor |
Pour |
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Hugo Coveliers, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Roland Duchatelet, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Freya Piryns, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille. |
|
Franse taalgroep |
Groupe linguistique français |
Aanwezig: 21 Voor: 21 Tegen: 0 Onthoudingen: 0 |
Présents : 21Pour : 21 Contre : 0 Abstentions : 0 |
Voor |
Pour |
Sfia Bouarfa, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Armand De Decker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, Franco Seminara, Dominique Tilmans , Christiane Vienne. |
|
Duitstalige gemeenschapssenator |
Sénateur de communauté germanophone |
Voor |
Pour |
Berni Collas. |
|
Wetsvoorstellen |
Propositions de loi |
Artikel 81 van de Grondwet |
Article 81 de la Constitution |
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, teneinde de Duitstalige kandidaten de mogelijkheid te bieden het schriftelijke gedeelte van het examen in hun moedertaal af te leggen (van de heren Berni Collas en François Roelants du Vivier; Stuk 4-1354/1). |
Proposition de loi modifiant l’arrêté royal du 25 avril 1956 fixant le statut des agents du ministère des Affaires étrangères et du Commerce extérieur, afin de permettre aux candidats germanophones de présenter la partie écrite de l’examen dans leur langue maternelle (de MM. Berni Collas et François Roelants du Vivier ; Doc. 4-1354/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. |
Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 124 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst betreffende de inkorting van het kapitaal van een levensverzekering in geval van erfopvolging (van de heer Tony Van Parys c.s.; Stuk 4-1362/1). |
Proposition de loi complétant l’article 124 de la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d’assurance terrestre en ce qui concerne la réduction du capital d’une assurance vie en cas de succession (de M. Tony Van Parys et consorts ; Doc. 4-1362/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot uitbreiding van de categorieën van personen en van de schadeposten die in aanmerking komen voor een vergoeding door de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Hugo Coveliers; Stuk 4-1366/1). |
Proposition de loi étendant les catégories de personnes et de postes de dommages susceptibles de faire l’objet d’une indemnisation par la commission pour l’aide financière aux victimes d’actes intentionnels de violence (de Mme Anke Van dermeersch et M. Hugo Coveliers ; Doc. 4-1366/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat betreft de algemene belastingaftrek voor restaurantkosten (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 4-1367/1). |
Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne la déductibilité fiscale générale des frais de restaurant (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 4-1367/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat betreft het parkeren van artsen en verplegend personeel (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Freddy Van Gaever; Stuk 4-1369/1). |
Proposition de loi modifiant l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique en ce qui concerne le stationnement des médecins et du personnel infirmier (de Mme Anke Van dermeersch et M. Freddy Van Gaever ; Doc. 4-1369/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Voorstellen van resolutie |
Propositions de résolution |
Voorstel van resolutie teneinde fruit en groenten in kort circuit vrij te stellen van de belasting over de toegevoegde waarde en het percentage van de belasting over de toegevoegde waarde op bepaalde voedingsmiddelen waarvan vooraf wordt vastgesteld dat ze geen deel uitmaken van een gezonde en evenwichtige dagelijkse voeding, te verhogen (van de heer Jacques Brotchi; Stuk 4-1365/1). |
Proposition de résolution visant d’exonérer les fruits et légumes en circuit court de la taxe sur la valeur ajoutée et d’augmenter le taux de la taxe sur la valeur ajoutée grevant certains aliments préalablement reconnus comme ne faisant pas partie d’une alimentation quotidienne saine et équilibrée (de M. Jacques Brotchi ; Doc. 4-1365/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Voorstel van resolutie tot afschaffing van de Leopoldsorde, de Kroonorde en de Orde van Leopold II (van de heren Joris Van Hauthem en Hugo Coveliers; Stuk 4-1370/1). |
Proposition de résolution relative à la suppression de l’Ordre de Léopold, de l’Ordre de la Couronne et de l’Ordre de Léopold II (de MM. Joris Van Hauthem et Hugo Coveliers ; Doc. 4-1370/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstel van resolutie betreffende het bloedig onderdrukken van een vreedzaam protest van indianen in Bagua (Noord-Peru) en de miskenning van de rechten van de inheemse bevolking in Peru (van mevrouw Els Schelfhout c.s.; Stuk 4-1372/1). |
Proposition de résolution concernant la répression sanglante d’une protestation pacifique d’Indiens à Bagua (nord du Pérou) et le mépris des droits de la population indigène au Pérou (de Mme Els Schelfhout et consorts ; Doc. 4-1372/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstel van resolutie betreffende de viering van de Mandela-dag (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 4-1373/1). |
Proposition de résolution relative à la commémoration de la journée Mandela (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 4-1373/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet |
Propositions de déclaration de révision de la Constitution |
Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet, met als doel in de gebruikte terminologie de geslachtsgelijkheid tot uitdrukking te brengen (van mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 4-1363/1). |
Proposition de déclaration de révision de la Constitution visant à traduire l’égalité des sexes dans la terminologie utilisée (de Mme Sabine de Bethune ; Doc. 4-1363/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires institutionnelles. |
Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 110 van de Grondwet wat betreft het genaderecht (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Hugo Coveliers; Stuk 4-1368/1). |
Proposition de déclaration de révision de l’article 110 de la Constitution en ce qui concerne le droit de grâce (de Mme Anke Van dermeersch et M. Hugo Coveliers ; Doc. 4-1368/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires institutionnelles. |
Voorstellen tot herziening van het Reglement |
Propositions de révision du Règlement |
Voorstel tot wijziging van de artikelen 13 en 15 van het reglement van de Senaat (van de heer André Van Nieuwkerke c.s.; Stuk 4-1364/1). |
Proposition de modification des articles 13 et 15 du règlement du Sénat (de M. André Van Nieuwkerke et consorts ; Doc. 4-1364/1). |
– Verzonden naar het Bureau. |
– Envoi au Bureau. |
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen: |
Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : |
– van de heer Marc Elsen aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de rol van Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen" (nr. 4-995) |
– de M. Marc Elsen à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « le rôle du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides » (nº 4-995) |
– van de heer Hugo Coveliers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de blijvende problemen omtrent de rechtsgeldigheid van de koninklijke besluiten nrs. 78 en 79" (nr. 4-996) |
– de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les problèmes permanents relatifs à la validité des arrêtés royaux nos 78 et 79 » (nº 4-996) |
– van mevrouw Nele Jansegers aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de bezetting van gebouwen en hongerstakingen door illegalen sinds 1999" (nr. 4-997) |
– de Mme Nele Jansegers à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « l’occupation de bâtiments et les grèves de la faim par des illégaux depuis 1999 » (nº 4-997) |
– van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het taalgebruik door Infrabel bij de verspreiding van folders" (nr. 4-998) |
– de Mme Nele Jansegers au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « l’emploi des langues par Infrabel dans le cadre de la distribution de dépliants » (nº 4-998) |
– van de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie over "het project tot verbetering van het beheer van de gerechtskosten" (nr. 4-999) |
– de M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur « le projet visant à améliorer la gestion des frais de justice » (nº 4-999) |
– van de heer Tony Van Parys aan de minister van Justitie over "de transparantie op de producten van de Rechterlijke Orde" (nr. 4-1000) |
– de M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur « la transparence sur les produits de l’Ordre judiciaire » (nº 4-1000) |
– van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de interpretatie van het begrip pensioengerechtigde leeftijd in de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten" (nr. 4-1001) |
– de M. Pol Van Den Driessche au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « l’interprétation de la notion d’âge légal de la pension donnée par la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d’assurance terrestre » (nº 4-1001) |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "een nieuwe omzendbrief over de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 4-1002) |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « une nouvelle circulaire concernant les mineurs étrangers non accompagnés » (nº 4-1002) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gevaar verbonden aan het mededelen van vakantiegegevens via sociale netwerksites" (nr. 4-1003) |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre de l’Intérieur sur « le danger lié à la communication sur les réseaux sociaux des informations relatives aux vacances » (nº 4-1003) |
– van mevrouw Els Schelfhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische bijdrage aan vrije en transparante verkiezingen in 2010 in Rwanda" (nr. 4-1004) |
– de Mme Els Schelfhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur « la contribution de la Belgique aux élections libres et transparentes au Rwanda en 2010 » (nº 4-1004) |
– van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de voorbereidingsfase van de gemengde commissie België-DRC" (nr. 4-1005) |
– de Mme Els Schelfhout au ministre de la Coopération au développement sur « la phase préparatoire de la commission mixte Belgique-RDC » (nº 4-1005) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "de kennis van de afwijkende buitenlandse verkeersregels" (nr. 4-1007) |
– de M. Hugo Vandenberghe au secrétaire d’État à la Mobilité sur « la connaissance des règles de la circulation routière différentes à l’étranger » (nº 4-1007) |
– van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de uitvoeringsbesluiten van de wet van 21 april 2007 tot aanwijzing van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen" (nr. 4-1008) |
– de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les arrêtés d’exécution de la loi du 21 avril 2007 désignant les représentants des infirmiers à domicile à la commission de conventions infirmiers-organismes assureurs » (nº 4-1008) |
– van de heer Freddy Van Gaever aan de minister van Klimaat en Energie over "de stand van zaken omtrent het dossier van de uitstap uit de kernenergie" (nr. 4-1009) |
– de M. Freddy Van Gaever au ministre du Climat et de l’Énergie sur « l’état de la question concernant le dossier de la sortie du nucléaire » (nº 4-1009) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aankoop van drugs via internet" (nr. 4-1010) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « l’achat de drogues sur Internet » (nº 4-1010) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "de vrijlating door procedurefouten in de zaak van de "cannabisboer" (nr. 4-1011) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « la libération pour fautes de procédure dans l’affaire du cultivateur de cannabis » (nº 4-1011) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "de berisping van de daders in de zaak Simon Wijffels" (nr. 4-1012) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « la réprimande prononcée à l’encontre des agresseurs de Simon Wijffels » (nº 4-1012) |
– Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden. |
– Ces demandes sont envoyées à la séance plénière. |
Bij boodschap van 23 juni 2009 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp: |
Par message du 23 juin 2009, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, le projet de loi non évoqué qui suit : |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wat het invoeren van het alcoholslot betreft (Stuk 4-1350/1). |
Projet de loi modifiant la loi relative à la police de la circulation routière, coordonnée le 16 mars 1968, en ce qui concerne le recours à l’éthylotest antidémarrage (Doc. 4-1350/1). |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Bij brief van 23 juni 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Verviers overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Verviers, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 18 juni 2009. |
Par lettre du 23 juin 2009, le président du Tribunal de commerce de Verviers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Verviers, approuvé lors de son assemblée générale du 18 juin 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 19 juni 2009 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden: |
Par lettre du 19 juin 2009, le Conseil central de l’économie a transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie : |
– het advies betreffende het versterken van kennisuitwisseling tussen de onderzoekswereld en het bedrijfsleven; |
– l’avis relatif au renforcement des échanges de connaissances entre le monde de la recherche et les entreprises ; |
– het advies betreffende een ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de eisen waaraan houtpellets moeten voldoen om gebruikt te worden als brandstof voor niet-industriële verwarmingstoestellen, |
– l’avis relatif au projet d’arrêté royal déterminant les exigences auxquelles doivent répondre des pellets de bois prévus pour alimenter des appareils de chauffage non industriels, |
goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 17 juni 2009. |
approuvés lors de sa séance plénière du 17 juin 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad |
Conseil central de l’économie et Conseil national du travail |
Bij brief van 4 juni 2009 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden: |
Par lettre du 4 juin 2009, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail ont transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie et à l’article premier de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail : |
– het advies over de voortgezette opleiding in het kader van een alomvattende strategie (CRB 2009-845 DEF); |
– l’avis sur la formation continue dans le cadre d’une stratégie globale (CCE 2009-845 DEF) ; |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques et à la commission des Affaires sociales. |
Bij brief van 22 juni 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Financiën, overeenkomstig artikel 29 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2008. |
Par lettre du 22 juin 2009, le vice-premier ministre et ministre des Finances a transmis au Sénat, conformément à l’article 29 de la loi du 21 février 2003, créant un service des créances alimentaires au sein du SPF Finances, le rapport d’activités pour 2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Bij brief van 12 juni 2009, heeft de Directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 december 2002 houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, aan de Senaat overgezonden, het activiteitenverslag voor 2008. |
Par lettre du 12 juin 2009, le Directeur de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes a transmis au Sénat, conformément à l’article 12 de la loi du 16 décembre 2002 portant création de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, le rapport d’activités 2008. |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |