4-80 Belgische Senaat Gewone Zitting 2008-2009 Plenaire vergaderingen Donderdag 18 juni 2009 Namiddagvergadering |
4-80 Sénat de Belgique Session ordinaire 2008-2009 Séances plénières Jeudi 18 juin 2009 Séance de l’après-midi |
Voorlopig verslag Nog niet goedgekeurd door de sprekers. |
Compte rendu provisoire Non encore approuvé par les orateurs. |
Voorzitter: de heer Armand De Decker (De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.) |
Présidence de M. Armand De Decker (La séance est ouverte à 15 h 10.) |
Bijzondere opvolgingscommissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis |
Commission spéciale de suivi chargée d’examiner la crise financière et bancaire |
De voorzitter . – Het Bureau stelt voor om samen met de Kamer van volksvertegenwoordigers een bijzondere opvolgingscommissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis op te richten. |
M. le président . – Le Bureau propose d’instituer, avec la Chambre des représentants, une commission spéciale de suivi chargée d’examiner la crise financière et bancaire. |
De commissie bestaat uit elf leden en evenveel plaatsvervangers die de Kamer van volksvertegenwoordigers onder haar leden aanwijst volgens de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties, en uit tien leden en evenveel plaatsvervangers die de Senaat onder zijn leden volgens dezelfde regel aanwijst. |
La commission est composée de onze membres et d’autant de suppléants, désignés par la Chambre des représentants parmi ses membres, suivant la règle de la représentation proportionnelle des groupes politiques et de dix membres et d’autant de suppléants, désignés par le Sénat parmi ses membres, suivant la même règle. |
De overige politieke fracties van de twee Kamers kunnen elk één lid aanwijzen dat, zonder stemrecht, aan de werkzaamheden van de bijzondere opvolgingscommissie deelneemt. |
Les autres groupes politiques des deux Chambres peuvent chacun désigner un membre qui participera, sans droit de vote, aux travaux de la commission spéciale de suivi. |
Mag ik u verzoeken mij de kandidaturen te bezorgen? (Instemming) |
Puis-je vous demander de me faire parvenir vos candidatures? (Assentiment) |
De voorzitter . – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen. Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming) |
M. le président . – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance. Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB) . – Ten laatste op 30 juni moeten de belastingaangiften zijn ingediend. Omdat het invullen van het aangifteformulier er dit jaar opnieuw een stuk moeilijker op werd gemaakt, richten blijkbaar steeds meer mensen zich tot de ambtenaren van Financiën om hen daarbij te helpen. Naar ik hoor, worden sommige kantoren daardoor overrompeld door belastingplichtigen die hulp zoeken bij de ambtenaren van Financiën. Vooral in Antwerpen, waar ik woon, is dat het geval. Urenlange wachtrijen zijn hiervan het gevolg, met alle ongemakken en wrevel van dien bij de burgers en de ambtenaren. En uiteindelijk zijn ook de ambtenaren hiervan de dupe omdat ze, wanneer de burgers bij hen komen, als pispaal fungeren.Als klap op de vuurpijl liet Tax-on-web het zopas ook nog afweten. Mijn collega in de Kamer, Hagen Goyvaerts, stelde daarover gisteren in de commissie al een vraag. Het blijkt een structureel probleem te zijn en dat maakt het voor burgers en ambtenaren veel moeilijker om via die weg aangifte te doen. Daarbij komt nog dat er zich in sommige kantoren in Vlaanderen – en daar wil ik vandaag de nadruk op leggen – nogal wat anderstaligen aanmelden die geen Nederlands kennen en bediend willen worden in het Engels, Frans, Arabisch of nog een andere taal. Dan wordt de situatie voor de ambtenaren van Financiën natuurlijk al helemaal onmogelijk. Te meer omdat nogal wat anderstaligen bijzondere arrogant reageren wanneer ambtenaren hen verder in het Nederlands te woord staan en vragen voor een tolk te zorgen indien ze het Nederlands niet machtig zijn. De taalwetgeving is wat dat betreft nochtans duidelijk: gewestelijke diensten in eentalig Vlaamse gemeenten mogen uitsluitend het Nederlands gebruiken. Daarom heb ik volgende vragen. Worden sommige diensten van Financiën inderdaad overstelpt door burgers die om hulp vragen? Zo ja, waar zijn er vooral problemen? Is de toeloop groter dan in andere jaren? Zijn de diensten voldoende bemand om de toestroom aan te kunnen en indien niet, overweegt de minister het probleem onmiddellijk te verhelpen en ook voor komende jaren voorzieningen te treffen? Wat zijn de oorzaken van het falen van Tax-on-web? Binnen welke termijn werd het probleem opgelost en kan het in de toekomst nog gebeuren of is het definitief opgelost? Wordt er, gelet op de problemen, overwogen om de termijn waarbinnen de aangiftes kunnen worden ingediend, te verlengen? Heeft de minister weet van onbehoorlijk gedrag van burgers tegenover ambtenaren van Financiën en hoe omvangrijk is het probleem desgevallend? Welke maatregelen kunnen er worden genomen in de gevallen waar het de spuigaten uitloopt? Wat de taalproblematiek betreft: hoe treedt het departement op om de anderstaligen ervan op de hoogte te brengen dat de ambtenaren van Financiën in Vlaanderen enkel het Nederlands mogen gebruiken en dat wie de taal niet machtig is een tolk moet meebrengen? |
Mme Anke Van dermeersch (VB) . – |
De heer Didier Reynders , vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. – Elk jaar opnieuw stelt de FOD Financiën vast dat hoe dichter de einddatum voor het indienen van de aangifte in de personenbelasting nadert, hoe meer burgers een beroep doen op de ambtenaren van Financiën om hen bij te staan bij het invullen van die aangifte. In het kader van de dienstverlening aan de burger stellen die ambtenaren alles in het werk om aan de steeds toenemende vraag om hulp bij de invulling van de aangiften te voldoen. De diensten kregen dan ook instructies om de burgers maximaal te helpen met hun fiscale verplichtingen.Ik wens te benadrukken dat Tax-on-web in 2009 een zeer groot succes is. Rond 30 juni 2009 zullen de definitieve cijfers bekend zijn, maar nu al ziet het er goed uit. Vandaag, een uur geleden, hadden 958.584 belastingplichtigen al hun elektronische aangifte naar de FOD Financiën doorgestuurd. Dat is dus een succes, alleen worden er veel meer vragen gesteld over tijdelijke technische problemen dan over het succes van de toepassing. Maar misschien is dat normaal. Op maandag 15 juni is er een technisch incident geweest met een van de netwerksystemen. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord in de kamercommissie voor de Financiën en de Begroting op de vraag van Hagen Goyvaerts op 17 juni. Het ging daarbij concreet om een probleem met een defecte glasdraad die soms wel en soms niet een signaal gaf. |
M. Didier Reynders , vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. – |
Daardoor was de toegangsduur tot de databaseservers op sommige momenten veel langer dan normaal. Onder meer de trafiek tussen de twee datacenters was verstoord. De defecte link werd verwijderd en hersteld. De Tax-on-web-applicatie is blijven draaien, maar op bepaalde tijdstippen hebben gebruikers de connectie met het systeem verloren. Ook werden op bepaalde momenten sterk vertraagde responstijden vastgesteld. Dat heeft zonder twijfel een impact gehad voor de gebruikers. Rond 17uur 30 was het probleem gediagnosticeerd en werkte de applicatie opnieuw met normale responstijden, zodat de burgers ’s avonds zonder storingen hun aangifte via Tax-on-web hebben kunnen invullen. De datum van de indiening van de aangifte in de personenbelasting blijft bepaald op 30 juni 2009, behoudens voor belastingconsulenten en volmachthouders, waarvoor de datum van indiening, maar dan wel via Tax on web, is bepaald op 31 oktober 2009. De ambtenaren van de FOD Financiën zijn gehouden aan de toepassing van de taalwetgeving. Er wordt toegezien op een correcte toepassing. |
|
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB) . – Het is positief dat zoveel burgers hun belastingaangifte via Tax-on-web indienen. Dat neemt echter niet weg dat het werk van de ambtenaren-controleurs blijft liggen omdat ze heel veel belastingplichtigen moeten helpen bij het invullen van de papieren aangifte.Het recente technische probleem bij Tax-on-web is inderdaad snel opgelost. Blijft de vraag of soortgelijk probleem zich nog kan voordoen? Zijn er maatregelen genomen om zo een probleem volgend jaar in juni te voorkomen? Door wie en hoe wordt de naleving van de taalwetgeving gecontroleerd? |
Mme Anke Van dermeersch (VB) . – |
De heer Tony Van Parys (CD&V) . – Er is heel wat te doen over een aantal korpschefs van de zonale politie, vooral in de grote steden. Met een betere selectieprocedure zouden een aantal problemen kunnen worden voorkomen. Zo doen de feiten ten laste van de korpschef van de Gentse politie vragen rijzen omtrent die selectieprocedure. De burgemeester van Gent deelde op 16 maart jongstleden mee dat de minister van Binnenlandse Zaken hieromtrent een onderzoek voert en dat de leden van de selectiecommissie een schriftelijke verklaring zouden afleggen.Wat zijn de resultaten van het onderzoek dat de minister voerde naar de selectie en de selectieprocedure die aanleiding gaf tot de benoeming van de korpschef van de zonale politie Gent? Welke verklaringen werden door de leden van de selectiecommissie afgelegd? Hoe beoordeelde de Inspecteur-generaal van de Federale Politie de selectie en de selectieprocedure? Moet de selectieprocedure niet gewijzigd worden? Is het niet aangewezen omwille van de integriteit van de politie in een veiligheidsonderzoek te voorzien? Is het niet noodzakelijk bij de federale en de zonale politie te voorzien in een bureau integriteit met een meldpunt integriteit? |
M. Tony Van Parys (CD&V) . – |
De heer Guido De Padt , minister van Binnenlandse Zaken. – Voor de eerste twee vragen van de heer Van Parys verwijs ik naar mijn uitvoerig antwoord van 10 juni laatstleden in de commissie voor de Binnenlandse Zaken van de Kamer, waar collega Verherstraeten mij gelijkaardige vragen stelde. Daaruit blijkt dat de huidige regelgeving een aantal garanties biedt inzake de objectiviteit van de selectieprocedure.In tegenstelling tot wat de pers daarover bericht, heb ik nooit zelf een onderzoek gevoerd naar de manier waarop de bewuste selectie is gevoerd. Ik heb wel van mensen die aanwezig waren op de recente bijeenkomst van de begeleidingscommissie van het comité P vernomen dat het Comité P daar wel een toezichtsonderzoek rond heeft opgezet. Ik heb de stukken daarvan bij het Comité P en bij de Kamer opgevraagd. Als dat geoorloofd is, wil ik de stukken van het Comité P graag aan de heer Van Parys bezorgen. In opvolging van het evaluatierapport van 10 jaar geïntegreerde politie dat recentelijk door de Federale Politieraad is opgemaakt ten behoeve van mijzelf en van andere organen, bekijken we op het ogenblik hoe we de tuchtprocedure, onder meer van korpschefs en mandatarissen, zouden kunnen bijsturen. Ik kan daar nu alleen over zeggen dat we, en dan vooral ikzelf als minister van Binnenlandse Zaken, wat korter op de bal willen kunnen spelen, vooral wanneer er voorlopige schorsingen worden uitgesproken. We willen vooral nagaan hoe we daar meer de hand aan kunnen houden en of we mogelijk het injunctierecht kunnen aanwenden, wanneer men op het niveau van het korps in gebreke blijft. De heer Van Parys had ook een vraag over de integriteit van de politie en het veiligheidsonderzoek bij de politie. Overeenkomstig de actuele reglementering dienen de kandidaten-korpschef een attest voor te leggen waaruit blijkt dat ze niet het voorwerp zijn geweest van een evaluatie met melding ‘onvoldoende’ en geen zware tuchtstraf hebben opgelopen. Een veiligheidsonderzoek kan inderdaad bepaalde risico’s aanwijzen. Er kan eventueel worden overwogen om dit op te nemen als een onderdeel van de selectie voor korpschefs. Dat vraagt evenwel een diepgaande analyse. Inzake de opportuniteit van een bureau integriteit met een meldpunt integriteit, kan ik meedelen dat er bij de geïntegreerde politie al enkele maanden een expertise- en adviespunt integriteit actief is ten behoeve van de mandaathouders. Het is een intern en niet-permanent orgaan, dat adviserend en ondersteunend werkt voor de mandaathouders van de lokale en federale politie. Het adviespunt is samengesteld uit personeelsleden van zowel de lokale als de federale politie en wordt samengeroepen of geconsulteerd wanneer er een vraag wordt gesteld. Mandaathouders kunnen een vraag of een casus met betrekking tot een integriteitskwestie indienen en de casus of de vraag wordt dan geanalyseerd of beoordeeld aan de hand van een aantal criteria opgenomen in een leeswijzer. Een dergelijk advies is niet bindend voor de adviesvrager die, als mandaathouder, uiteraard zelf uiteindelijk de beslissing moet nemen en daar de verantwoordelijkheid voor zal dragen. Het advies beperkt zich strikt tot de vraag. Het adviespunt is geen onderzoeksorgaan. Het werkt binnen een proactief of preventief kader. Het is niet de bedoeling adviezen te geven over feiten die zich al hebben voorgedaan, of daden die reeds gesteld zijn, laat staan waarover reeds onderzoeken lopen. Dat expertise- en adviespunt integriteit heeft al enkele vragen behandeld. Daardoor hebben we de werking van het adviespunt een eerste maal kunnen evalueren en waar nodig verbeteren. Met het oog op een kwaliteitsvolle werking werd ter zake overleg gepleegd met externe diensten zoals de Algemene Inspectie. Momenteel loopt er ook nog een overleg met de deontologische commissie. |
M. Guido De Padt , ministre de l’Intérieur. – |
De heer Tony Van Parys (CD&V) . – Uit het antwoord van de minister besluit ik dat hij nooit een onderzoek heeft verricht over de selectie en de selectiecommissie. Verder zal ik de minister dank weten om me de stukken van het comité P zo spoedig mogelijk te bezorgen. Tot slot zegt de minister dat een veiligheidsonderzoek nuttig kan zijn. Ik dring aan op een dergelijk onderzoek. In het geval van Gent verklaarde iemand uit de selectiecommissie in de pers dat de kandidaat die uiteindelijk werd gekozen uitzonderlijke zwakheden en neigingen tot zelfdestructie vertoonde. Wie in een selectiecommissie zetelt, draagt verantwoordelijkheid en mag een dergelijke persoon niet kiezen. Via een veiligheidsonderzoek kunnen de gegevens die noodzakelijk zijn voor een objectieve selectie worden onderzocht. |
M. Tony Van Parys (CD&V) . – |
De heer Jean-Paul Procureur (cdH) . – |
M. Jean-Paul Procureur (cdH) . – Monsieur le ministre, il semblerait que vous ayez l’intention de recourir de plus en plus à des médiateurs volontaires. L’idée serait d’avoir des réseaux de quartier plus sécurisés.Les médiateurs auront un rôle important dans la politique de sécurité car leur mission est de décharger les forces de police des troubles de voisinage et des nuisances urbaines. Pour réaliser ce projet, le Conseil des ministres vient de libérer 435.000 euros, principalement pour indemniser les 120 volontaires recherchés pour la première année, leur assurer une formation et un stage adéquat, mettre en place deux coordinateurs – un francophone, un néerlandophone –, soutenir les projets lancés et éditer un guide d’information. Quel sera le statut de ces médiateurs volontaires ? Le montant de 1.500 euros versé aux communes s’associant au projet suscitera-t-il un nombre suffisant de candidatures ? Combien de communes ont-elles déjà adhéré au projet ? Existe-t-il des réticentes dans le chef de certaines villes et communes pour mettre le projet en œuvre ? Si oui, pourquoi ? Le recours à deux coordinateurs ne fera-t-il pas double emploi avec la mise en place, en 2006, d’une task force par le département de la Politique des grandes villes en vue d’accompagner et de soutenir la procédure de médiation ? |
De heer Guido De Padt , minister van Binnenlandse Zaken. – |
M. Guido De Padt , ministre de l’Intérieur. – Le statut des médiateurs volontaires sera celui décrit dans la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires.Il convient de rappeler que les médiateurs seront liés à l’administration communale et non au SPF Intérieur. Les modalités pratiques seront dès lors définies par les instances locales, avec l’aide de mon administration. Par ailleurs, l’impulsion financière de 1 500 euros me semble largement suffisante. En effet, le projet est axé sur des médiateurs volontaires, qui engageront dès lors des frais de fonctionnement limités. Bien que plusieurs villes et communes m’aient déjà officieusement informé de leur intérêt concernant le projet, elles n’ont pas encore eu la possibilité d’y adhérer. Je rappelle en effet que la décision émanant du conseil des ministres date seulement du 12 juin 2009. Au cours de la semaine prochaine, mon administration rédigera un courrier à l’attention des bourgmestres des 589 communes belges afin de leur proposer une éventuelle adhésion à ce projet. Une répartition " transparente " sera réalisée sur la base des réponses obtenues. |
Sachez en outre qu’aucune réticence ne m’a encore été signalée à ce jour. Le projet offre un soutien supplémentaire aux villes et communes souhaitant développer la médiation de quartier et n’implique pas de contraintes envers les projets de médiation déjà en cours. Le recours à deux coordinateurs ne fait pas double emploi avec la mise en place, en 2006, de la task force par le département chargé de la Politique des grandes villes. En effet, d’une part, la task force est uniquement organisée dans le contexte de la médiation spécifique aux sanctions communales administratives. D’autre part, le projet de médiation tel que visé par le conseil des ministres s’inscrit dans une perspective considérablement élargie de la médiation de quartier. De plus, j’ai la volonté de développer une concertation afin de pouvoir bénéficier de notions théoriques ainsi que de bonnes pratiques des acteurs experts en la matière. Dans ce but, un réseau d’échanges de connaissances sera constitué par mon administration. |
|
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V) . – Sinds de recente militaire operaties van de Congolese autoriteiten – met steun van de MONUC – in Oost-Congo tegen de FDLR (Kivu) en het LRA, constateren humanitaire organisaties een ernstige verslechtering van de veiligheids- en de humanitaire situatie voor de burgerbevolking. Sinds de start van de militaire operaties zijn 250.000 mensen in Noord-Kivu hun huis ontvlucht. In Zuid-Kivu zijn reeds 120.000 mensen gevlucht als gevolg van de militaire confrontaties en de wraakacties van de FDLR. Honderden vrouwen en meisjes zijn verkracht en honderden burgers werden gedood. De grootschalige aanvallen van de FDLR gaan gepaard met plunderingen, verkrachtingen, moorden en het afbranden van huizen en soms zelfs hele dorpen. Ook het Congolese leger pleegt gruweldaden en is zijn belofte om kindsoldaten buiten het nationaal leger te houden niet nagekomen.Gewapende groepen terroriseren ook de bevolking in de provincie Haut-Uele, een deel van de vroegere provincie Orientale, waar rebellen van het LRA de afgelopen maanden honderden burgers hebben gedood en meer dan duizend burgers ertoe hebben gedwongen te vluchten. De aanvallen van de FDLR en de FADRC op humanitaire organisaties nemen ook toe. Dinsdag laatstleden nog schoten soldaten van het Congolese regeringsleger in de richting van de VN-basis in Pinga, Noord-Kivu. Dat soort van aanvallen heeft er al toe geleid dat sommige organisaties hun activiteiten moeten stopzetten, met de vermindering van humanitaire hulp tot gevolg. De organisaties zijn bezorgd omdat de vrouwen, kinderen en mannen die op de vlucht werden gejaagd, door de beperkte capaciteit vaak geen toegang hebben tot de meest elementaire hulp. De toenadering tussen de DRC en Rwanda in december 2008 kunnen misschien een basis vormen voor een betere regionale samenwerking om het probleem van de gewapende groepen op te lossen. De huidige nadruk op een militaire strategie verhoogt echter aanzienlijk de risico’s voor de burgerbevolking en draagt weinig bij tot een duurzame vrede. Sinds de gezamenlijke operaties lijkt de internationale gemeenschap te geloven dat het einde van het conflict in Oost-Congo in zicht is. De donoren hebben tot hiertoe zeer traag gereageerd op de desastreuze impact van de operaties op de bevolking. Nochtans is de humanitaire situatie vandaag nog ernstiger dan tijdens Nkunda’s offensief eind 2008. Het is dan ook niet het moment voor België en de andere actoren van de internationale gemeenschap die actief zijn in de regio, om de kop in het zand te steken. Wat is de houding van België ten aanzien van de humanitaire situatie in Oost-Congo als gevolg van de operaties tegen de FDLR en het LRA? Wat is België op bilateraal en multilateraal vlak bereid te doen inzake de veiligheid van de Belgische en andere humanitaire organisaties zodat ze de meest elementaire hulp kunnen blijven verschaffen aan de burgerbevolking? Is België bereid om, eventueel samen met de andere EU-lidstaten, er bij de Congolese autoriteiten en de MONUC op aan te dringen onmiddellijk stappen te doen om de negatieve impact van de militaire operaties op de burgerbevolking te minimaliseren? Is België bereid om op korte termijn en samen met de overige EU-lidstaten en de VN een rol te spelen in de totstandkoming van een echte dialoog tussen de DRC, Rwanda en de FDLR, wetende dat de militaire aanpak geen duurzame oplossing biedt voor het conflict in Oost-Congo? |
Mme Els Schelfhout (CD&V) . – |
De heer Charles Michel , minister van Ontwikkelingssamenwerking. – België deelt de bekommernis rond de humanitaire situatie in Oost-Congo die het gevolg is van de militaire operaties tegen de FDLR en het LRA. De minister van Buitenlandse Zaken en ik hebben nota genomen van de standpunten die een reeks nationale en internationale ngo’s de voorbije dagen hierover hebben ingenomen.België heeft zopas via ontwikkelingssamenwerking 1,5 miljoen euro aan het gemeenschappelijk humanitair fonds voor de DRC bijgedragen en 2 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund. Voor voedselhulp draagt België 6,5 miljoen euro aan het World Food Program bij en 2 miljoen euro via het FAO. België draagt eveneens bij tot het algemene budget van het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs, Ocha, waarvan de activiteiten zich voor een groot deel in de DRC afspelen. Op de budgetten van Buitenlandse Zaken heeft minister De Gucht onlangs 2,5 miljoen euro voor VN-organisaties en 2 miljoen euro voor de repatriëring van vluchtelingen uitgetrokken. Hiermee werden tot hiertoe noodhulp- en re-integratieprojecten gefinancierd van verschillende organisaties zoals UNHCR, Oxfam Solidariteit, Handicap International en UNICEF. Andere projecten liggen ter studie. Daarnaast wordt via de Belgische ngo Memisa in de regio jaarlijks een vooraad noodhulpgoederen ter waarde van 1,25 miljoen euro aangelegd. In geval van een nieuwe noodtoestand kunnen die snel worden ingezet. Volgens Ocha hindert de groeiende onveiligheid de humanitaire hulpverleningsprogramma’s inderdaad zeer sterk. België heeft van bij de aanvang van de operaties consequent zijn bekommernis geuit over de impact ervan op de humanitaire situtatie. Ons land heeft aan de Congolese autoriteiten en aan de Monuc laten weten dat de negatieve impact van de militaire operaties op de burgerbevolking beperkt moet blijven. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dit trouwens nog vorige maand ter sprake gebracht in Brussel tijdens zijn laatste onderhoud met Alan Doss, de bijzondere vertegenwoordiger van de VN in de DRC. Belgie heeft zich van meetaf aan onomwonden sceptisch uitgelaten over de militaire operaties. Een zuiver militaire aanpak van het probleem van de FDLR biedt geen duurzame oplossing. In dit verband citeer ik de persverklaring uitgegeven na de vergadering van het kernkabinet van 4 februari jongstleden: "De ontwapening en ontmanteling van de gewapende groepen actief in Oost-Congo is van fundamenteel belang. België is steeds van oordeel geweest dat een louter militaire aanpak van de problemen in Oost-Congo haalbaar, noch aangewezen was. Wel is België net als andere landen steeds van oordeel geweest dat militaire druk aangewezen was als één van de middelen om de FDLR te bewegen tot het instappen in de logica van het Nairobiproces, te weten de terugkeer naar Rwanda of de hervestiging elders in de DRC." Toen wij hierover bij aanvang van de operaties met onze Congolese en Rwandese collega’s hebben gesproken, werd ons trouwens uitgelegd dat de militaire operaties deel uitmaakten van een ruimere niet louter militaire strategie. De militaire druk had tot doel de familie van de strijders te scheiden en vervolgens de strijders van hun bevelhebbers. Dat moest terugkeer en/of relocalisatie in de hand werken. Er werd overigens ook van uitgegaan dat de DRC en de MONUC na het vertrek van de Rwandese troepen de druk zouden overnemen. Vandaag stellen we, niet geheel onverwacht, vast dat dit een moeilijke klus blijkt. Het is van belang dat een geloofwaardige militaire druk gekoppeld wordt aan een exitmogelijkheid voor de FDLR. Een communicatiekanaal met de FDLR is dan ook aangewezen, maar dat betekent nog niet kunnen we politieke onderhandelingen moeten aanknopen. De voorwaarden van terugkeer en/of relocalisatie in de DRC bespreken, zoals voorzien in het communiqué van Naïrobi, moet volstaan. |
M. Charles Michel , ministre de la Coopération au Développement. – |
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V) . – Ik wens nog een opmerking in de kantlijn te plaatsen bij de uitspraak van de minister over het louter militair ingrijpen. Ik ben het met hem eens dat louter militair ingrijpen geen oplossing biedt en al helemaal niet als men het initiatief aan het Congolese leger laat. Louter humanitair ingrijpen biedt evenmin enige garantie op een duurzame, structurele oplossing op termijn. Daarom pleit ik nadrukkelijk voor meer politieke druk. Er moet in een langetermijnvisie worden gewerkt aan een politieke, onderhandelde oplossing.Dat betekent dat de Europese Unie concrete stappen moet doen om de negatieve impact van het militaire ingrijpen op de burgerbevolking te minimaliseren. Hopelijk zal België daartoe het voortouw blijven nemen, zoals het dat ook in de afgelopen maanden heeft gedaan. Tevens moet er bij de MONUC worden op aangedrongen dat er heel duidelijke voorwaarden worden gesteld voor verdere samenwerking en ondersteuning van militaire operaties. Ook bij de Congolese overheid moet duidelijk worden gesteld dat er nieuwe inspanningen moeten worden geleverd om structurele oplossingen te vinden en dat betekent dat er tussen alle betrokken partijen moet worden gecommuniceerd. |
Mme Els Schelfhout (CD&V) . – |
De heer Charles Michel , minister van Ontwikkelingssamenwerking. – Ik deel in hoge mate uw beschouwingen. Misschien moet ik er nog twee aspecten aan toevoegen.Ten eerste zijn we voortdurend in contact met de Congolese overheid. Vandaag had ik een vergadering met de Congolese minister van Landsverdediging, die in België was en een samenwerkingsakkoord met minister De Crem heeft gesloten. Ten tweede ben ik het ermee eens dat we binnen de Europese Unie zeer actief moeten zijn. Enkele weken geleden nam ik de mijn Congolese collega van Ontwikkelingssamenwerking, minister Tshibanda, het initiatief om een belangrijke vergadering te organiseren met een aantal Europese landen die, zoals België, zeer actief zijn in Congo. Het is de bedoeling de situatie in al haar aspecten te bekijken, zowel de militaire als de andere. Natuurlijk is er een speciale relatie tussen het aspect "ontwikkeling en vrede" en het aspect "militaire operaties". De Belgische regering streeft naar een coherente aanpak ter zake. |
M. Charles Michel , ministre de la Coopération au Développement. – |
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . – Gisteren had er in een gezamenlijke commissie Buitenlandse Betrekkingen van Kamer en Senaat een gedachtewisseling plaats met de heer Dominique de Crombrugghe, Bijzonder Evaluator van de Ontwikkelingssamenwerking. Hij stelde daar zijn rapport voor ter evaluatie van het Belgisch Ontwikkelingsbeleid in de periode 2006-2008.Na kennisname van zijn rapport en de verdere toelichting van de Bijzonder Evaluator werd duidelijk dat het mandaat van de heer de Crombrugghe ten einde loopt en dat hij momenteel in een verlengingsperiode zit van zes maanden ten behoefte van de dienst. Die beslissing zou genomen zijn zonder de objectieve evaluatie van zijn functie af te wachten, evaluatie waar de Bijzonder Evaluator zelf om had gevraagd. De functie van de Bijzonder Evaluator werd in 1999 in het leven geroepen via een koninklijk besluit tot benoeming van een "Bijzonder Evaluator van de internationale samenwerking" bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, en tot de vaststelling van zijn administratief en geldelijk statuut. |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
De functie werd toen gecreëerd op aanvraag van de Bijzondere Commissie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers belast met de opvolging van de problemen van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (ABOS). Die Commissie besliste hiertoe om niet meer te maken te hebben met wantoestanden, de zogenaamde "witte olifanten". Het is dus van groot belang dat er een onafhankelijke evaluator op post blijft om de herhaling van wantoestanden te vermijden, maar ook om ons ontwikkelingsbeleid steeds te blijven herbekijken en verbeteren. Enkel zo kan België een beleid blijven voeren dat een effectieve invloed heeft in de praktijk. Er zou nu een nieuw koninklijk besluit in de maak zijn dat het koninklijk besluit van 4 april 2003 ter aanstelling van de Bijzondere Evaluator moet vervangen. Hoe belangrijk acht de minister de functie van "Bijzonder Evaluator van de Ontwikkelingsamenwerking" ten aanzien van het beleid, rekening houdend met de gebeurtenissen uit het verleden? Is de minister bereid de verlengingsperiode van het mandaat van de evaluator alsnog te verlengen tot eind december zodat toch rekening kan worden gehouden met de resultaten van het evaluatierapport over zijn dienst? Wat zal de verankering zijn van het nieuwe koninklijk besluit, rekening houdend met het feit dat de Bijzonder Evaluator onder het huidige koninklijk besluit duidelijk objectief en onafhankelijk kan handelen? |
|
De heer Charles Michel , minister van Ontwikkelingssamenwerking. – De wet Internationale Samenwerking heeft de oprichting van een externe evaluatie opgelegd. Deze wetsbepaling wordt organiek uitgewerkt in een koninklijk besluit. Door de externe evaluatie op te nemen in de wet van 1999 werd duidelijk bepaald dat evaluatie bijzonder belangrijk is voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Ik ben het daar helemaal mee eens. In mijn beleidsverklaring leg ik immers de nadruk op de verhoging van de prijs-kwaliteit van onze samenwerking, dat wil zeggen, resultaten halen tegen een redelijke kostprijs. Het is precies de bedoeling van de evaluatie om te onderzoeken of de Belgische ontwikkelingssamenwerking de vooropgestelde resultaten inderdaad haalt. Voor de geloofwaardigheid van de ontwikkelingssamenwerking is het essentieel dat dit onderzoek door een onafhankelijke dienst wordt uitgevoerd.De regering heeft bij beslissing van de ministerraad van 8 mei het mandaat van de heer De Crombrugghe met zes maanden verlengd. Een dergelijke verlenging met zes maanden is conform de regeling voor managementfuncties bij de federale overheid. De bedoeling is dat het nieuwe koninklijke besluit dat de dienst Bijzondere Evaluatie regelt, zo snel mogelijk kan worden voorgelegd aan de ministerraad, zodat er in september een nieuwe selectie voor de functie van bijzonder evaluator komt. Mevrouw Temmerman verwijst naar een evaluatie van de dienst, die momenteel zou worden uitgevoerd. Dat is niet helemaal correct. De dienst wordt nu niet extern geëvalueerd. Er is wel een zogenaamde peer review door andere evaluatiediensten van de DAC gepland. Het is sinds enkele jaren de gewoonte dat de evaluatiediensten van DAC-landen elkaar geregeld doorlichten. Een of twee landen komen dan op bezoek bij de evaluatiedienst die wordt doorgelicht en maken aanbevelingen om de werking verder te optimaliseren. Een echte evaluatie is dit niet, maar eerder een ondersteuning die de verschillende evaluatiediensten van de DAC-landen elkaar geven. Ongetwijfeld zal deze peer review nuttige aanbevelingen opleveren. De resultaten van deze studie zijn evenwel niet noodzakelijk om het koninklijk besluit te actualiseren. Het kader binnen hetwelk DAC-evaluaties werken is bekend, en de aanbevelingen van vorige peer reviews zijn publiek beschikbaar. We beschikken dus over voldoende elementen om het koninklijk besluit te actualiseren. Deze vraag naar een peer review werd overigens voor het eerst besproken op het interne beheerscomité van DGOS op 11 mei 2009, dus nadat de beslissing van de ministerraad, namelijk op 8 mei, over de bijzondere evaluatie was genomen. |
M. Charles Michel , ministre de la Coopération au Développement. – |
De onafhankelijkheid van de Bijzonder Evaluator is essentieel. Het koninklijk besluit van 2003 moest omwille van vormvereisten worden bijgewerkt. Uitgerekend over de procedure van de hernieuwing van het mandaat van Bijzonder Evaluator is in het bestaande koninklijk besluit niets geregeld. Het is de bedoeling om zijn onafhankelijkheid nog te versterken, niet alleen door het mandaat te verduidelijken, maar ook door de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat mandaat in het koninklijk besluit te verankeren. |
|
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a) . –Ik ben blij met het positieve antwoord. Ik denk echter niet dat het om een misverstand gaat. Uit de gedachtewisseling met de Bijzonder Evaluator bleek dat het ging om een peer review met onder meer Nederlandse en Canadese reviewers. Heel wat leden van de commissie vonden het jammer dat omwille van het tijdschema met hun bevindingen geen rekening kon worden gehouden in de nadere omschrijving van het ambt van Bijzonder Evaluator. Ik hoop niettemin dat met de evaluatie rekening wordt gehouden. |
Mme Marleen Temmerman (sp.a) . – |
Question orale de M. Joris Van Hauthem au premier ministre sur «la réforme de l’État» (nº 4-820) |
|
De voorzitter . – De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt. |
M. le président . – M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, répondra. |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Nadat de voorbije weken weer verschillende denksporen werden gelanceerd om een staatshervorming, of beter gezegd een aanzet daartoe, vlot te krijgen, heeft de Vlaamse formateur Kris Peeters in zijn onderhandelingsnota ‘Actie in Vlaanderen’ nu voorgesteld om de discussie daarover in het Overlegcomité te voeren: "De nieuwe Vlaamse Regering zal de staatshervorming agenderen op het Overlegcomité: in de schoot van het Overlegcomité wordt de bereidwilligheid van de Franstaligen om mee te werken getoetst en worden de afspraken gemaakt over de methodologie, de doelstellingen en de materies voor een verdere staatshervorming."In het programma ‘De keien van de Wetstraat’ lanceerde de eerste minister nochtans een heel ander voorstel om de staatshervorming vlot te krijgen. Een zogenaamd comité der wijzen zou hiermee worden belast. Wat is het standpunt van de premier over de mogelijkheid om de staatshervorming via het Overlegcomité nieuw leven in te blazen? Is hij het eens met een dergelijke werkwijze? |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – Ik lees het antwoord van de eerste minister.Ik heb kennis en akte genomen van het voorstel in de onderhandelingsnota van Kris Peeters om, wanneer de nieuwe Vlaamse Regering is geïnstalleerd, de staatshervorming te agenderen op het Overlegcomité, met de bedoeling daar afspraken te maken over "de methodologie, de doelstellingen en de materies voor een verdere staatshervorming". Alle opties zijn dus open. Volgens artikel 5§4 van het huishoudelijk reglement van het Overlegcomité, kunnen de leden van het Overlegcomité "op de agenda alle punten brengen waarvan zij de bespreking wensen". Als de nieuwe Vlaamse Regering handelt zoals in de onderhandelingsnota wordt voorgesteld, lijkt het mij niet meer dan normaal dat het Overlegcomité dat agendapunt bespreekt. |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Ik had dit antwoord wel verwacht. Vanzelfsprekend kan alles op de agenda van het Overlegcomité worden gezet. Mijn vraag is of de federale regering bereid is om die optie ernstig te overwegen. Daarop heb ik geen antwoord gekregen. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De voorzitter . – de heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt. |
M. le président . – M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, répondra. |
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo) . – |
Mme Isabelle Durant (Ecolo) . – Je regrette que ni le premier ministre ni le ministre des Affaires étrangères ne soient venus au Sénat, alors qu’ils étaient présents à la Chambre.Ma question porte sur la réunion du Conseil européen d’aujourd’hui, lequel va devoir prendre position sur la nomination du président de la Commission européenne. Je ne parle pas du fond du problème mais de la forme : à quel moment le président de la Commission sera-t-il proposé et à quel moment le Parlement européen sera-t-il amené à ratifier sa candidature ? Il me paraît insensé que le Conseil européen décide dès aujourd’hui de proposer au Parlement européen la désignation de M. Barroso ou de tout autre candidat, appliquant ainsi les procédures prévues dans le traité de Nice. Il semble en effet que le traité de Lisbonne devrait être applicable dans quelques mois. C’est du moins ce que permettent d’espérer les signaux positifs émanant d’Irlande notamment. Il est beaucoup plus logique que la désignation du président de la Commission se fasse en même temps que le paquet de décisions à prendre en application du traité de Lisbonne. Ces décisions concernent notamment la désignation du haut représentant aux Affaires étrangères et des commissaires européens ainsi que les programmes de travail. Quel que soit le président de la Commission, c’est en effet sa déclaration gouvernementale qui importe. Je voudrais dès lors savoir quelle sera la position de la Belgique ce soir au Conseil européen. La Belgique défendra-t-elle une désignation immédiate du président de la Commission et une ratification par le Parlement européen le 14 juillet ou bien proposera-t-elle plus sagement que cette décision soit reportée en octobre après la ratification du traité de Lisbonne ? Je présume que cette question a été abordée lors de la réunion du Conseil des ministres et j’espère que MM. Van Rompuy et De Gucht adopteront une position claire et sage. |
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – Je vous lis la réponse du premier ministre.La présentation d’un président de la Commission européenne est évidemment d’une grande importance. Sur la base des contacts que j’ai eus ces dernières semaines et ces derniers jours, je peux affirmer que la situation se caractérise par trois éléments. Le premier élément est que les vingt-sept États membres sont d’accord pour que la Présidence tchèque propose Jose Manuel Barroso comme président de la Commission européenne. Par conséquent, celui-ci bénéficie d’un soutien très large. Le deuxième élément est que les vingt-sept États membres souhaitent que le Parlement européen se prononce rapidement et ce, pour la nécessaire continuité du fonctionnement de la Commission européenne. Comme vous le savez, le Parlement nouvellement élu a prévu une importante séance le 15 juillet. C’est aussi la date qu’envisagent la plupart des chefs d’État et de gouvernement. Évidemment, c’est au Parlement de décider de la manière dont il s’organise et du moment où il se prononcera. Le troisième élément est que le Conseil européen conserve l’initiative de la présentation et que, s’il souhaite faire une présentation aujourd’hui ou demain, il le fera en application du traité de Nice. |
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo) . – |
Mme Isabelle Durant (Ecolo) . – Cette réponse ne dit évidemment rien sur l’intention politique du premier ministre. Indépendamment des compétences de M. Barroso, il me paraît préférable de prendre des décisions sur un paquet global, conformément au traité de Lisbonne.Si je comprends bien, la Belgique ne défendra une fois de plus aucune position au Conseil européen de ce soir et se contentera d’avancer des arguments techniques. Je regrette profondément que notre pays, qui assumera bientôt la Présidence de l’Union européenne, adopte une attitude aussi frileuse sur des matières aussi importantes pour l’avenir de l’Union et pour la future collaboration entre la Commission, le Parlement et le Conseil. Je peux déjà vous annoncer que la famille verte prendra quant à elle très clairement position au Parlement européen. |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Ik hoop dat de voorzitter het mij niet kwalijk neemt, maar ik wil mijn mondelinge vraag met een week uitstellen. Ik heb met eigen ogen gezien dat de premier aanwezig was in de Kamer en zelfs de tijd had om in de koffiekamer rustig een gesprek te voeren. Dat is overigens zijn goed recht.Mijn vraag gaat over de impasse waarin het dossier asiel en migratie nu al maanden of zelfs jaren is terechtgekomen. Ik wil ze dan ook rechtstreeks aan de eerste minister. Het heeft immers duidelijk geen zin om vragen te stellen aan de bevoegde ministers; zij hebben hun onwil of onkunde al herhaaldelijk aangetoond. De enige die nog op mijn vraag een antwoord kan geven is de premier zelf. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – Ik heb begrip voor de opmerkingen van mevrouw Piryns. Het feit dat de premier om 14 uur in de Kamer aanwezig betekent niet dat hij om 15 of 16 uur in de Senaat aanwezig kan zijn. Zijn persoonlijke agenda liet hem niet toe om persoonlijk op de vraag van mevrouw Piryns te antwoorden. |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – |
Mevrouw Freya Piryns (Groen!) . – Ik wil de zaak niet op de spits drijven, maar ik heb zelf gezien dat de premier iets na 15 uur in de koffiekamer aanwezig was. Hij had dus snel even naar hier kunnen komen om op de vragen te antwoorden. Het dossier is belangrijk genoeg en er moet eindelijk een oplossing komen. Ik hoop dat de premier achter de schermen aan een oplossing werkt. |
Mme Freya Piryns (Groen!) . – |
De voorzitter . – De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt. |
M. le président . – M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, répondra. |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – Si je m’entête à poser une fois encore cette question, c’est que les ministres successifs que j’ai interrogés ne répondent jamais rien et que rien ne change.En octobre 2008, j’avais interrogé le ministre Vandeurzen sur la mauvaise volonté des autorités à appliquer la loi sur les armes et sur les erreurs liées à l’application de l’article 11/1 de la loi relative à la détention d’armes sans munition. Pour rappel, cette possibilité avait été introduite par la nouvelle loi de 2008. M. Vandeurzen avait répondu que de telles difficultés ne se posaient pas partout et que les services des provinces étaient suffisamment informés. La période transitoire pendant laquelle on pouvait déclarer la détention d’armes sans munition est à présent passée et les décisions doivent être prises par les gouverneurs. Or de nombreux détenteurs d’armes m’ont contacté pour me faire part des suites erronées données à leur dossier. Je voudrais donner un exemple, sans citer le nom de la personne concernée, mais je suis disposé à transmettre la lettre au ministre. Il s’agit d’un courrier du gouverneur du Brabant wallon stipulant qu’une demande de détention d’arme sans munition ne peut être octroyée qu’aux personnes désirant conserver dans leur patrimoine une arme qui avait fait l’objet d’une autorisation. Or cette affirmation est fausse. L’article 1/11 de loi prévoit ce qui suit : « Une autorisation de détention est également octroyée aux personnes désirant conserver dans leur patrimoine une arme qui avait fait l’objet d’une autorisation ou pour laquelle une autorisation n’était pas requise avant l’entrée en vigueur de la présente loi. » Lorsqu’une personne détenant une arme qui n’était pas soumise à autorisation avant la loi demande l’autorisation de détention sans munition, celle-ci lui est refusée et l’intéressé est obligé de remettre l’arme à un armurier ou de la faire neutraliser au banc d’épreuve des armes à feu. De telles méprises sont fréquentes. C’est évidemment inacceptable. Il est faux aussi de dire les autorités locales ne disposent pas de suffisamment de personnel. J’ai pu constater que le personnel s’intéresse aux armes qui n’ont pas été déclarées, croise le fichier actuel du registre central des armes avec leurs données et écrit aux personnes n’ayant pas introduit de demande d’autorisation pour exiger qu’elles rentrent les armes faute de quoi elles seront passibles d’un procès-verbal. D’un côté, on n’applique pas la loi et, de l’autre côté, on s’efforce d’appliquer avec rigueur ce qui est intéressant. Monsieur le ministre, la loi est la loi. Il m’est revenu que certains services du gouverneur et certains commissaires de police n’aiment pas cette loi ! Moi, je n’aime pas la loi sur les limitations de vitesse mais si je roule à 180 km/h et qu’un policier m’arrête, je ne crois pas que je pourrai me justifier en disant que je n’aime pas la loi. Je trouverais même normal que le policier me retire mon permis. Il est inacceptable que les autorités fassent tout pour ne pas appliquer la loi simplement parce qu’elles ne l’aiment pas. Monsieur le ministre, que comptez-vous faire face à cette situation ? Êtes-vous conscient de ces problèmes ? De mesures ont-elles été prises ? Des instructions précises ont-elles été données aux gouverneurs ? Que ferez-vous si les services des gouverneurs ne respectent pas les instructions ou se livrent à des applications fantaisistes de la loi ? Je ne puis évidemment me substituer au ministre mais il y a quelques semaines, j’ai écrit à un commissaire pour lui demander de lire la dernière version de la loi, ce que manifestement il n’avait pas fait. Fort heureusement, on n’a pas réclamé la levée de mon immunité… Nous commençons franchement à en avoir assez. Cette loi a été votée après mûre réflexion par 90% des parlementaires. Qu’elle soit donc appliquée et que les fonctionnaires n’interviennent pas dans le bien-fondé d’une loi votée à la quasi-unanimité du parlement ! |
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – Voici la réponse du ministre de la Justice.Je rappelle qu’une des principales raisons pour lesquelles la loi prévoit un recours auprès de mes services contre les décisions des gouverneurs en matière d’autorisation de détention d’armes est le souci d’une application correcte et uniforme de la loi partout dans le pays. Le service fédéral des armes traite bon nombre de recours et commence effectivement à recevoir les premiers dossiers ayant pour objet la détention passive d’armes, telle qu’introduite par la loi du 25 juillet 2008. Nous constatons cependant que la grande majorité des recours est non fondée, soit parce que l’intéressé présente un danger pour l’ordre public, soit parce qu’il ne remplit pas les conditions légales. En cas de réforme d’une décision d’un gouverneur, la décision attaquée repose souvent sur de mauvaises informations. On ne peut pas parler d’une volonté de mal appliquer la loi. Il est vrai que dans certaines provinces, il existe encore un grand retard dans le traitement des demandes. Les personnes se sentant lésées par une décision du gouverneur ou une absence de décision ont la possibilité d’introduire un recours, qui sera traité d’une manière correcte et dans le respect de la lettre et l’esprit de la loi. Pour le reste, le service fédéral des armes continue à tenir ses réunions mensuelles avec les services provinciaux afin d’uniformiser le traitement des dossiers, de fixer des lignes de conduite pratiques et d’expliquer la teneur de la loi. |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – Si vous voulez vraiment gérer une matière par le recours à la tutelle, monsieur le ministre, nous l’utiliserons systématiquement. Chaque fois qu’une situation se présentera, je demanderai à la personne concernée d’introduire un recours auprès du ministre, mais ce dernier sera rapidement surchargé.Il serait à mon sens préférable d’expliquer clairement aux forces de police et aux services du gouverneur comment fonctionne la loi et de contrôler la manière dont elle est appliquée. Il ne subsisterait ainsi que quelques recours à gérer. Si vous souhaitez gérer par recours, ce qui est une absurdité dans le domaine du droit administratif, nous communiquerons cette volonté à toutes les personnes rencontrant des difficultés. Elles introduiront directement un recours auprès du ministre, ce qui représentera une perte de temps pour vous-même et pour vos services. Ces derniers seront embouteillés et vous serez obligé de demander du personnel supplémentaire. |
De voorzitter . – De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt. |
M. le président . – M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, répondra. |
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – De voorbije weken werden twee grote drugsbendes opgerold, een eerste in Zonnebeke en een tweede in Lommel. Bij de bende die zondag op de camping Parelstrand werd opgepakt, heeft het federaal parket een enorme hoeveelheid cocaïne, xtc en cannabis in beslag genomen voor een geschatte waarde van 40 miljoen euro.De opgepakte kopstukken van de bende wonen in kasten van villa’s, met alle luxe, heel dure antieke meubelen en sierstukken en een uitgebreid luxueus wagenpark. Bij de huiszoeking trof men bovendien 165.000 euro cash geld aan. Die enorme luxe en die geldbedragen staan in schril contrast met de grote ellende die het dealen van drugs veroorzaakt bij de drugsgebruikers, die ten koste van hun fysieke en psychische gezondheid door de drugsbaronnen worden uitgemolken en kapotgemaakt. Als die criminelen worden vervolgd en in rechte moeten verschijnen, komen ze zelden oog in oog te staan met de slachtoffers of hun familieleden. Bij een verkeersongeval of een geweldmisdrijf is dat wel het geval. De confrontatie met de gevolgen van hun daden doet velen tot inkeer komen. Zo was er onlangs het getuigenis van de jonge autobestuurder die na spookrijden en dronken sturen een dodelijk ongeval veroorzaakte. Door de confrontatie met de feiten kwam hij tot inkeer en zei hij echt wel zijn lesje te hebben geleerd. Hij gaf tevens toe dat zijn fout onvergeeflijk was en zei dat hij eeuwig spijt zou hebben van het voorval. Daarom zou naar alternatieven moeten worden gezocht om ook in drugszaken de daders te confronteren met de honderden slachtoffers en het immense leed dat hun handel veroorzaakt. Zo kan eraan worden gedacht om drugsdealers te verplichten om bovenop hun straf een tijd door te brengen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers. Hebben de minister of zijn voorgangers reeds initiatieven genomen om veroordeelde drugsdealers te confronteren met de slachtoffers van dat dealen? Acht de minister het mogelijk veroordeelde dealers te verplichten, bovenop hun straf, een bepaalde periode door te brengen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers, in de – misschien ijdele – hoop dat ze tot inkeer komen? Nu krijgen ze een gevangenisstraf, betalen ze een boete en nemen ze hun handeltje weer op. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – Ik lees het antwoord van de minister.Ik dank senator Van Den Driessche dat hij dit belangrijk maatschappelijk probleem onder onze aandacht brengt. De jongste jaren is een geleidelijke verandering merkbaar in het denken over de doelstellingen en het nut van straffen en dergelijke. In de zoektocht naar oplossingen werd onder meer het vormingsvoorstel "Slachtoffer in beeld", afgekort SIB, ontwikkeld. Deze vorming heeft tot doel een kleine groep van daders te laten werken rond de gevolgen van de feiten, met de nadruk op de gevolgen voor de slachtoffers. SIB wil bijdragen tot zinvolle, constructieve reacties op strafbare feiten, die gericht zijn op herstel. SIB wil de slachtofferdimensie in de leefwereld van de daders binnenbrengen. De vorming is opgebouwd rond drie doelen: de dader bewuster maken van de mogelijke gevolgen van misdrijven voor slachtoffers, het inlevingsvermogen van de dader trachten te versterken en de dader stimuleren zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Het programma richt zich echter niet uitdrukkelijk op drugsdelicten. De vorming wordt in de Vlaamse Gemeenschap georganiseerd door Federatie Autonome CAW. |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – |
De vorming wordt gesubsidieerd door het departement Justitie in het kader van het koninklijk besluit van 17 december 2003 betreffende de subsidiëring van instellingen die voorzien in een gespecialiseerde begeleiding voor burgers die betrokken zijn in een gerechtelijke procedure. De federatie vroeg een verlenging aan, die werd goedgekeurd voor het werkingsjaar 2009. Op de vraag of we veroordeelde dealers kunnen verplichten bovenop hun straf een bepaalde periode in een hulpverleningscentrum door te brengen, moet ik een genuanceerd antwoord geven. De straffen die door een rechtbank kunnen worden opgelegd, zijn bepaald in het Strafwetboek. Drugsdealers dienen zich uiteraard voor de correctionele rechtbank te verantwoorden en daar kunnen volgende straffen worden opgelegd: de gevangenisstraf, de werkstraf, de geldboete of de bijzondere verbeurdverklaring. Conform de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kunnen deze straffen volledig of deels voorwaardelijk worden uitgesproken en gekoppeld aan de naleving van bijzondere voorwaarden. Ook in het kader van de strafuitvoering kunnen aan de vervroegde invrijheidstelling voorwaarden worden verbonden. Hieruit blijkt dat er volgende mogelijkheden zijn om drugsdealers te verplichten een tijd in een hulpverleningscentrum voor drugsverslaafden door te brengen. We kunnen hen een werkstraf opleggen in een hulpverleningscentrum voor verslaafde drugsgebruikers. Zo’n werkstraf kan echter niet worden gecombineerd met een gevangenisstraf en is volgens de minister van Justitie niet noodzakelijk de meest adequate bestraffing voor drugsdealers. Een andere mogelijkheid bestaat erin wel degelijk een gevangenisstraf op te leggen, die echter deels voorwaardelijk is en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. De rechter beslist echter volkomen autonoom welke voorwaarden hem opportuun lijken. Systematisch opleggen dat een zekere tijd in een hulpverleningscentrum voor verslaafden moet worden doorgebracht, is dan ook moeilijk realiseerbaar, bij gebrek aan juridische en praktische omkadering. Wel kunnen we overwegen een cursus "Slachtoffer in beeld" specifiek voor drugsdealers op te leggen. Het zijn echter de welzijnsdepartementen van de gemeenschappen en niet Justitie die in de eerste plaats een dergelijk nieuw vormingsaanbod moeten creëren. De suggestie om Slachtoffer in beeld op die manier te verruimen is in elk geval positief ontvangen en ik zal er ook aandacht voor vragen in het overleg tussen de gemeenschappen en de minister van Justitie. |
|
De heer Pol Van Den Driessche (CD&V) . – Ik dank de minister omdat hij bereid is mijn suggestie te overwegen. Ik wil toch nog het volgende beklemtonen. Een man of vrouw die in dronken toestand een dodelijk verkeersslachtoffer maakt, doet iets verschrikkelijk ergs en begaat een misdrijf, maar ik ga ervan uit dat hij of zij het niet wetens en willens deed, dat hij of zij zich niet zat heeft gedronken met de bedoeling daarna iemand dood te rijden. Drugsdealers – en dan heb ik het niet over een joint, maar over echt zware stuff – weten echter heel goed wat de gevolgen van hun daden zijn. Ze weten dat ze tot ellende leiden. Daarom vraag ik de minister met aandrang mijn suggestie mee te nemen. |
M. Pol Van Den Driessche (CD&V) . – |
De voorzitter . – De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, antwoordt. |
M. le président . – M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, répondra. |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) . – De gevangenis in Antwerpen is al meermaals in de media gekomen wegens sociale onrust. Zeggen dat deze situatie wordt veroorzaakt door overbevolking en de daaruit voortvloeiende gevaarlijke werksituatie voor de cipiers, is een open deur intrappen. Meermaals worden de cipiers dan ook tot acties aangezet. Nu blijken de vakorganisaties opnieuw actie te overwegen, omdat een ministeriële rondzendbrief werd afgeschaft die de vergoeding regelt voor cipiers die door agressie van gevangenen werkonbekwaam zijn. |
Mme Martine Taelman (Open Vld) . – |
Die cipier zien aldus hun vergoeding afgeschaft, wat tot 300 euro aan inkomensverlies per maand kan betekenen. Waarom trok de minister de rondzendbrief in? Is er al een vervangende rondzendbrief klaar? Zo ja, wordt die dan onmiddellijk toegepast en zo neen, waarom niet? Als die nog niet klaar is, wat is daarvan de oorzaak? Welke oplossing wordt in het vooruitzicht gesteld? Hoeveel gedetineerden verblijven er momenteel in de gevangenis van Antwerpen? Wat is de huidige capaciteit? In februari zouden er 308 gedetineerden te veel hebben verbleven. Wat is de actuele situatie? |
|
De heer Steven Vanackere , vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.De rondzendbrief waarover het gaat dateert van 14 december 2006. Hij werd niet ingetrokken, maar is niet meer van toepassing omdat de betaling van de onregelmatige prestaties in het kader van een erkend arbeidsongeval moet gebeuren conform de bestaande reglementering. In het kader van de besprekingen van het globaal eisendossier 2007-2011, heeft de minister van Justitie het principe naar voor geschoven dat de geldende regelgeving dient gerespecteerd te worden. In punt 2.4 van het protocol van voorakkoord van 19 december 2008 werd opgenomen dat de regeling over de betaling van onregelmatige prestaties in het kader van een erkend arbeidsongeval moet gebeuren binnen de bestaande reglementering. De stopzetting van de doorbetaling van de onregelmatige prestaties bij een afwezigheid na arbeidsongeval van meer dan 30 werkdagen, is vervat in de dienstnota nummer 2009/007 van 3 maart 2009, die het gevolg is van dit protocol van voorakkoord, ondertekend voor akkoord door ACV en ACOD. Deze toelagen werden voordien niet-conform met de regelgeving betaald tijdens de hele duur van de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid na een erkend arbeidsongeval, terwijl deze toelagen niet langer kunnen worden betaald indien de onderbreking meer dan 30 werkdagen duurt, overeenkomstig de vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie. Concreet verliest een personeelslid het recht op de betaling van de onregelmatige prestaties die niet gepresteerd werden vanaf het ogenblik dat de afwezigheid langer duurt dan 30 werkdagen, opeenvolgend of onderbroken, voor hetzelfde ongeval en dit vanaf het begin van de afwezigheid. In afwachting van een specifieke reglementaire bepaling die van toepassing is op de buitendiensten van DG EPI, wordt aan de penitentiaire inrichtingen gevraagd vanaf 1 maart 2009 een lijst van de arbeidsongevallen bij te houden voor de toepassing van het voorstel van reglementering. Elke penitentiaire inrichting moet maandelijks aan de juridische cel van de dienst P&O een lijst met de desbetreffende personeelsleden overmaken. De datum van 1 maart 2009 wordt weerhouden als datum van inwerkingtreding met terugwerkende kracht van het voorstel dat thans wordt uitgewerkt. De betaling zal enkel mogelijk zijn vanaf het moment dat daarvoor een reglementaire basis bestaat. In het protocol nummer 340 van 14 mei 2009 staat dat de aanpassing van de reglementering moet worden gefinaliseerd vóór ten laatste 1 maart 2010, met het oog op de retroactieve toepassing op datum van 1 maart 2009. Op 18 juni 2009 verblijven in de gevangenis van Antwerpen 683 mannelijke gedetineerden onder het gewoon regime. Bij een capaciteit van 365 betekent dat een overbezetting van 87 %. Er zijn 20 mannelijke gedetineerden onder beperkte detentie. Er is een capaciteit van 26, dus een bezetting van 77 %. Er zijn 45 vrouwelijke gedetineerden op een capaciteit van 48, dus een bezettingsgraad van 94 %. |
M. Steven Vanackere , vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. – |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld) . – Ik dank de minister voor zijn uitgebreide maar ook vrij technische antwoord. Vooraleer daarop te reageren wil ik het rustig nalezen.Het verheugt me alleszins dat er op het eerste gezicht geen probleem is met de betaling van de cipiers. |
Mme Martine Taelman (Open Vld) . – |
De heer Freddy Van Gaever (VB) . – Hier staat een zeer geduldig man. In het voorbije jaar heb ik al vier of vijf maal dezelfde vraag gesteld. Wat is het advies van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid over de vraag of frontstuurcabines niet veel gevaarlijker zijn dan de zogenaamde torpedo- of langsnuitcabines. Persoonlijk ken ik het antwoord al meer dan vijftig jaar. Meer dan vijftig jaar geleden was ik namelijk een van de eerste chauffeurs in België die met zo’n gevaarlijke frontstuurcabine reed. In de meeste landen van Europa zullen de meeste chauffeurs hetzelfde antwoord geven als ik.Dat neemt niet weg dat ik met veel belangstelling uitkijk naar het advies dat de staatssecretaris hopelijk intussen heeft ontvangen van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid. |
M. Freddy Van Gaever (VB) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – De werkgroep zwaar vervoer van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid heeft op 30 april de problematiek van de veiligheid van torpedotrucks besproken. Het verslag van deze werkgroep werd op 4 juni besproken in de plenaire vergadering van de Federale Commissie, die de conclusies van dat verslag heeft overgenomen.Torpedotrucks zijn een bijna uitgestorven soort. In België zouden er nog een duizendtal van rondrijden. Ze worden inderdaad benadeeld door de Europese reglementering inzake de maximale lengte van de voertuigcombinaties, die in het voordeel speelt van de frontstuurtrucks. Er zijn echter onvoldoende elementen om te zeggen dat frontstuurtrucks onveiliger zijn dan torpedotrucks of omgekeerd. Ook frontstuurtrucks moeten aan een aantal veiligheidsnormen voor de chauffeurs voldoen. Torpedotrucks hebben ook bepaalde nadelen, die te maken hebben met het grotere gewicht op de achterassen door hun langere wielbasis, de mindere manoeuvreerbaarheid en de grotere dode hoek voor fietsers en voetgangers. Ook zijn er bepaalde implicaties voor de infrastructuur die meer rekening houdt met de frontstuurtrucks. Naast de veiligheidsaspecten moeten ook het brandstofverbruik en de emissies per laadeenheid worden bekeken. Daarvoor blijft de laadlengte en de laadcapaciteit van frontstuurtrucks essentieel. Ten slotte kan ik nog zeggen dat er in Europa geen enkele aanzet is tot het ter discussie stellen van de huidige reglementering inzake de lengte en het gewicht in relatie tot de torpedotrucks, behalve dan voor de zogenaamde ecocombis, wat in se niets te maken heeft met de problematiek van de torpedotrucks. Ik ben dan ook niet van plan om, bij gebrek aan voldoende aanleiding, deze problematiek aan te kaarten op Europees niveau. Ik wil niet als een Don Quichote tekeer gaan, noch vechten tegen de bierkaai. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Freddy Van Gaever (VB) . – Ik ben sprakeloos. Ik verlang van de staatssecretaris helemaal niet dat hij Don Quichote speelt. Al zijn argumenten zijn zinloos. Wat heeft een torpedotruck te maken met emissie en met brandstofverbruik? De staatssecretaris geeft als argument dat in België nog slecht duizend torpedotrucks rijden. Dat is precies een bevestiging van het probleem: er rijden er praktisch geen omdat de wet het onmogelijk maakt rendabel te rijden met een torpedotruck. Ik ben zeer ontgoocheld in het antwoord. Het antwoord biedt me stof om dit probleem nog meer onder de aandacht te brengen, zeker nu ik de zinloze adviezen heb gehoord van de federale commissie van zogenaamde specialisten. |
M. Freddy Van Gaever (VB) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik kan de ontgoocheling van de heer Van Gaever begrijpen, maar hij moet ook begrijpen dat, als ik niet het gevoel heb dat ik binnen de Europese Raad enige kans van succes heb om het reglement te laten wijzigen, ik me daar niet voor zal inspannen. Het is nu eenmaal een bijna onmogelijke taak om 27 leden van gedacht te doen veranderen als daar geen voedingsbodem voor is. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Freddy Van Gaever (VB) . – Ik ben meer dan dertig jaar geleden naar de VS getrokken en heb er dit probleem aangekaart bij Ralph Nader, de eeuwige derde presidentskandidaat. Hij is er wel in geslaagd de wet in de VS te doen veranderen. In de VS gaat de wetgeving nu zelfs verder: voor schoolbussen zijn cabines met motor vooraan zelfs verplicht. Als in het grootste transportland ter wereld die wet tot stand komt, zie ik niet in waarom de minister denkt don Quichote te zijn als hij in Europa voor wetgeving ten gunste van torpedotrucks ijvert. |
M. Freddy Van Gaever (VB) . – |
De heer Philippe Mahoux (PS) . – |
M. Philippe Mahoux (PS) . – En janvier de cette année, je vous interpellais à propos de certains abus constatés dans le secteur des transports. Vous aviez notamment précisé que des discussions se déroulaient à l’échelon européen pour réglementer l’accès au niveau international du transport de marchandises par la route.Le 23 avril dernier, un vote visant à réglementer le cabotage est effectivement intervenu au Parlement européen. On autorise désormais trois transports de cabotage au maximum qui doivent être effectués immédiatement après un transport international. L’Allemagne et la France ont pris des mesures pour remédier aux dérapages constatés dans le secteur. |
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.) |
(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
Selon les organisations syndicales, c’est un pas important qui vient d’être franchi pour mettre un terme à certaines pratiques : des transporteurs créent ainsi de prétendues filiales en Europe de l’Est pour les introduire dans le transport en Belgique et licencient dès lors leurs chauffeurs belges. Ils appliquent ainsi, de manière détournée, la législation du pays d’origine en ce qui concerne les barèmes et le règlement du travail, en ce compris la durée et les interruptions. Cela pose des problèmes de sécurité non seulement pour les travailleurs mais aussi pour les autres usagers de la route. La directive précitée n’entrera en vigueur que six mois après sa publication, donc au plus tôt vers la fin de cette année. Où en est l’arrêté royal que vous évoquiez dans votre réponse à mon interpellation de janvier 2009 ? Par ailleurs, à ma question sur les contrôles effectués sur le terrain, vous m’aviez dit avoir l’intention de vérifier le nombre de contrôles et d’infractions constatées. Disposez-vous d’informations à ce sujet ? |
|
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Comme je l’ai signalé au mois de janvier, tout a été fait afin de pouvoir prendre un arrêté royal fixant les conditions d’admission au transport intérieur de marchandises par route d’entreprises de transport établies sur le territoire d’un autre État membre de l’Union européenne ou de l’Espace économique européen.Sur la base de cet arrêté, les transports de cabotage sur le territoire belge ne seront autorisés qu’à raison de trois transports de cabotage maximum, dans une période de sept jours calendrier à partir du dernier déchargement, consécutivement au transport international. Les règles proposées sont en grande partie basées sur les principes que l’Union européenne vient d’adopter. L’Inspection des Finances a émis un avis favorable le 31 mars 2009. Le projet a été adopté en Conseil des ministres le 3 avril 2009. Le 9 avril, j’ai demandé l’avis des régions. La Région de Bruxelles-Capitale a rendu un avis favorable le 28 mai 2009, la Région Wallonne et la Région flamande ont fait de même, respectivement le 27 mai 2009 et le 3 juin 2009. Ce midi, j’ai demandé en urgence l’avis du Conseil d’État. J’espère pouvoir publier l’arrêté royal pour la fin du mois. |
De heer Philippe Mahoux (PS) . – |
M. Philippe Mahoux (PS) . – Voilà qui devrait concrétiser les progrès que vous avez annoncés. J’espère que le Conseil d’État respectera le délai et que, dès réception de son avis, vous continuerez à agir aussi rapidement que vous l’avez fait depuis que les Régions ont rendu leur avis. |
De voorzitter . – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
M. le président . – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
Donderdag 25 juni 2009 om 15 uur |
Jeudi 25 juin 2009 à 15 heures |
Inoverwegingneming van voorstellen. |
Prise en considération de propositions. |
Actualiteitendebat en mondelinge vragen. |
Débat d ’actualité et questions orales. |
Ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof; Stuk 4-12/7 en 8. |
Projet de loi spéciale modifiant l ’article 26 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage ; Doc. 4-12/7 et 8. |
Wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (van de heer Filip Anthuenis en mevrouw Nele Lijnen); Stuk 4-1149/1 tot 4. |
Proposition de loi visant à modifier la loi du 21 mars 2007 réglant l’installation et l’utilisation de caméras de surveillance (de M. Filip Anthuenis et Mme Nele Lijnen) ; Doc. 4-1149/1 à 4.Évaluation de la loi réglant l’installation et l’utilisation de caméras de surveillance ; Doc. 4-1114/1. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt om het jaarlijks aantal kandidaat-notarissen op te trekken (van de heer Francis Delpérée); Stuk 4-1322/1 en 2. |
Proposition de loi modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat en vue d ’augmenter le nombre annuel de candidats-notaires (de M. Francis Delpérée) ; Doc. 4-1322/1 et 2. |
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 207bis van het Gerechtelijk Wetboek, houdende de regeling van de toegang tot de functie van plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep (van de heer Francis Delpérée); Stuk 4-1337/1 tot 4. |
Proposition de loi modifiant l ’article 207bis du Code judiciaire, organisant l’accès des notaires à la fonction de conseiller suppléant au sein d’une cour d’appel (de M. Francis Delpérée) ; Doc. 4-1337/1 à 4. |
Belangenconflict tussen het Waals Parlement en de Kamer van volksvertegenwoordigers naar aanleiding van de wetsvoorstellen tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (Stuk Kamer, nr. 52-37/1-18 en 52-39/1-15); Stuk 4-1286/1 en 4-1287/1. |
Conflit d ’intérêts entre le Parlement wallon et la Chambre des représentants à propos des propositions de loi modifiant les lois électorales, en vue de scinder la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde (Doc. Chambre n° 52-37/1-18 et 52-39/1-15) ; Doc. 4-1286/1 et 4-1287/1. |
Vanaf 17.30 uur: |
À partir de 17 heures 30 : |
Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten. |
Votes nominatifs sur les points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée. |
Naamstemming over het ontwerp van bijzondere wet tot wijziging van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof; Stuk 4-12/7 en 8. (Stemming met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet). |
Vote nominatif sur le projet de loi spéciale modifiant l’article 26 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage ; Doc. 4-12/7 et 8. (Vote à la majorité prévue par l’article 4, dernier alinéa, de la Constitution). |
Vragen om uitleg: |
Demandes d ’explications : |
– van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de achterstand bij werken in de provincie Antwerpen ten gevolge van problemen bij het Aankoopcomité" (nr. 4-975); |
– de Mme Martine Taelman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le retard pris par les travaux dans la province d’Anvers à la suite de problèmes au Comité d’acquisition » (nº 4-975) ; |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de terugbetaling van een tweede cochleair implantaat" (nr. 4-966); |
– de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le remboursement d’un deuxième implant cochléaire » (nº 4-966) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de opleiding tot verpleegkundige-ziekenhuishygiënist" (nr. 4-969); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la formation d’infirmier hygiéniste hospitalier » (nº 4-969) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de structurele financiering van de palliatieve dagcentra" (nr. 4-971); |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le financement structurel des centres de jour palliatifs » (nº 4-971) ; |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de invoer uit het buitenland van verwaarloosde en/of mishandelde dieren door dierenrechtenorganisaties" (nr. 4-987); |
– de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’importation, par des organisations de défense des droits animaliers, d’animaux négligés et/ou maltraités en provenance de pays étrangers » (nº 4-987) ; |
– van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "bilaterale overeenkomsten voor de zelfstandigen inzake geneeskundige verzorging" (nr. 4-988); |
– de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les accords bilatéraux en matière de soins de santé pour les travailleurs indépendants » (nº 4-988) ; |
– van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de reglementering voor tatoeëerders" (nr. 4-989); |
– de Mme Sabine de Bethune à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la réglementation pour les tatoueurs » (nº 4-989) ; |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vacatures bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg" (nr. 4-972); |
– de M. Louis Ide au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « les fonctions vacantes au sein du Centre fédéral d’expertise des soins de santé » (nº 4-972) ; |
– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen en aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap en aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding over "de controle op diverse fondsen" (nr. 4-973); |
– de Mme Anke Van dermeersch au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles et à la secrétaire d’État aux Personnes handicapées et au secrétaire d’État à la Lutte contre la pauvreté sur « le contrôle exercé sur des fonds divers » (nº 4-973) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de lokalen van de spoorwegpolitie" (nr. 4-979); |
– de M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles et au ministre de l’Intérieur sur « les locaux de la police des chemins de fer » (nº 4-979) ; |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de dienstverlening in postkantoren" (nr. 4-986); |
– de Mme Helga Stevens au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le service dans les bureaux de poste » (nº 4-986) ; |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "het gebruik van dienstencheques voor het begeleid vervoer van personen met een handicap" (nr. 4-985); |
– de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances sur « l’utilisation des titres-services pour le transport accompagné de personnes handicapées » (nº 4-985) ; |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "het uitzitten van gevangenisstraffen in Nederland" (nr. 4-967); |
– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « l’exécution de peines de prison aux Pays-Bas » (nº 4-967) ; |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "de prioriteiten inzake de hervorming en de informatisering van de justitie" (nr. 4-974); |
– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « les priorités en ce qui concerne la réforme et l’informatisation de la justice » (nº 4-974) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Justitie over "de grootschalige fraude met kredietkaarten" (nr. 4-981); |
– de M. Dirk Claes au ministre de la Justice sur « la fraude aux cartes de crédit à grande échelle » (nº 4-981) ; |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het fenomeen van de sackjackings" (nr. 4-990); |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre de la Justice et au ministre de l’Intérieur sur « le phénomène des sackjackings » (nº 4-990) ; |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "het lage aantal veroordelingen in verkrachtingszaken" (nr. 4-993); |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « le faible nombre de condamnations dans les affaires de viol » (nº 4-993) ; |
– van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Justitie over "de studie die aantoont dat verkrachting in België haast altijd onbestraft blijft" (nr. 4-994); |
– de Mme Sabine de Bethune au ministre de la Justice sur « l’étude démontrant que le viol reste presque toujours impuni en Belgique » (nº 4-994) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de heffingen van SABAM op kleine en middelgrote ondernemingen" (nr. 4-976); |
– de M. Dirk Claes à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les redevances de la SABAM pour les petites et moyennes entreprises » (nº 4-976) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "ontoelaatbare praktijken van multinationals jegens kleine Belgische bedrijven" (nr. 4-977); |
– de M. Dirk Claes à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les procédés inadmissibles de sociétés transnationales à l’encontre des petites entreprises belges » (nº 4-977) ; |
– van de heer Louis Ide aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden en aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de behandeling van asielzoekers die besmet zijn met hiv" (nr. 4-970); |
– de M. Louis Ide à la ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes et à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « le traitement des demandeurs d’asile contaminés par le VIH » (nº 4-970) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de hoge kosten van kredietkaarten" (nr. 4-978); |
– de M. Dirk Claes au ministre du Climat et de l’Énergie et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les frais élevés des cartes de crédit » (nº 4-978) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de mislukte repatriëring van asielzoekers" (nr. 4-980); |
– de M. Dirk Claes à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « les rapatriements ratés de demandeurs d’asile » (nº 4-980) ; |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de instructie van de minister aan de Dienst Vreemdelingenzaken betreffende de regularisatie van gezinnen" (nr. 4-991); |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « l’instruction adressée par la ministre à l’Office des étrangers concernant la régularisation des familles » (nº 4-991) ; |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de adviserende geneesheren en deskundigen bij een aanvraag tot medische regularisatie" (nr. 4-992); |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « les médecins conseils et les experts dans le cadre d’une demande de régularisation fondée sur des motifs médicaux » (nº 4-992) ; |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de belastingvermindering voor beveiligingssystemen tegen inbraak of brand" (nr. 4-968); |
– de Mme Martine Taelman au ministre de l’Intérieur sur « la réduction d’impôt pour des systèmes de protection contre le cambriolage ou l’incendie » (nº 4-968) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatie en het onderhoud van het communicatiesysteem ASTRID" (nr. 4-982); |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « l’évaluation et l’entretien du système de communication ASTRID » (nº 4-982) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitbreiding van de basisuitrusting voor politieagenten" (nr. 4-983); |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « l’extension de l’équipement de base des agents de police » (nº 4-983) ; |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gevolgen van het gebruik van een verdeelsleutel voor gemeentelijke brandweerdotaties" (nr. 4-984). |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « les conséquences de l’utilisation d’une clé de répartition pour les dotations communales aux services d’incendie » (nº 4-984). |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Reeds geruime tijd biedt Electrabel in zijn reclame zelf een energie-audit aan. Doel van een energie-audit is energiebesparende maatregelen voorstellen en het energieverbruik optimaliseren.De aangeboden energie-audit wordt echter niet door Electrabel zelf uitgevoerd, maar door de naamloze vennootschap Imtech Infra. Hij kost 200 euro. Aan klanten die de audit aanvragen, wordt in de marge van een schrijven meegedeeld dat de energie-audit geen recht geeft op belastingaftrek. Nochtans is een energie-audit volgens artikel 145.24 artikel 14524, §1, 7° Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en het desbetreffende koninklijk besluit, juist een uitgave waarvoor belastingvermindering kan gelden. Klopt het dat die audit niet voor belastingvermindering in aanmerking komt? Zo ja, wat is hiervoor de reden? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister Reynders.Krachtens artikel 14524, §1, 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kan een belastingvermindering worden verleend voor uitgaven voor een energie-audit van een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is, wanneer deze uitgaven tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald voor een rationeler energiegebruik in die woning. De prestaties die aan de basis liggen van voormelde uitgaven voor een energie-audit van een woning moeten krachtens artikel 6311, §1, 2°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92 worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke gewestelijke wetgeving. Tot nog toe hebben alleen het Waals en het Vlaams Gewest een dergelijke wetgeving ingevoerd. Volgens de uitvoeringsvoorwaarden voor een energie-audit van een woning gelegen in het Waals of het Vlaams Gewest, moet de energie-audit onder meer worden uitgevoerd door een door het Waals Gewest erkende energieauditeur, respectievelijk door een door het Vlaams Gewest erkende energiedeskundige. Na raadpleging van recente door het Waals en het Vlaams Gewest gepubliceerde lijsten van erkende energieauditeurs, respectievelijk energiedeskundigen, is mijn administratie tot de bevinding gekomen dat de door het geachte id aangehaalde onderneming niet in voormelde lijsten is opgenomen en dus niet kan worden beschouwd als een door het Waals of het Vlaams Gewest erkende energieauditeur, respectievelijk energiedeskundige. De uitgave voor een energie-audit van een woning uitgevoerd door deze onderneming komt in de huidige stand van zaken bijgevolg niet in aanmerking voor de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14524, §1, 7°, Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Het is betreurenswaardig dat de grootste energieleverancier in ons land samenwerkt met een energie-auditeur die niet door de overheid is erkend. Dat leidt tot misverstanden bij de gebruikers. We zullen hieraan de nodige ruchtbaarheid geven. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – In de aanloop naar de voorbije regionale en Europese verkiezingen kreeg ik vragen van Belgen in het buitenland over hoe ze in het buitenland konden stemmen. Men kon dat doen door zich ten laatste op 8 april 2009 hiervoor in te schrijven. U raadt het al, de meeste vragen van Belgen in het buitenland kreeg ik pas toen die datum al voorbij was!De toelichting over stemmen in het buitenland is terug te vinden op de website van Buitenlandse Zaken. Toch heeft het overgrote deel van de betrokkenen niet de reflex om tijdig inlichtingen in te winnen. Ik meen mij trouwens te herinneren dat in het verleden Belgen in het buitenland werden aangeschreven. Graag had ik een antwoord gehad op volgende vragen. Werden in het verleden Belgen in het buitenland via hun ambassade op de hoogte gebracht van de inschrijvingsprocedure? Zo neen, acht de minister die procedure opportuun in de toekomst? Zo ja, is er deze keer iets misgelopen? Wat is er misgelopen en hoe zal dat voortaan worden voorkomen? |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ziehier het antwoord van de minister.De wetgever heeft duidelijk een onderscheid gemaakt tussen de procedure die moet worden gevolgd bij de federale verkiezingen enerzijds en die voor de Europese en regionale verkiezingen anderzijds. Artikel 180bis van het Kieswetboek voorziet er uitdrukkelijk in dat voor de federale verkiezingen elke in het consulair bevolkingsregister ingeschreven landgenoot door de bevoegde diplomatieke zending of consulaire post uitgenodigd wordt zich te laten registreren als kiezer in een Belgische gemeente. Gezien de wettelijke verplichting, worden uiteraard alle ingeschreven landgenoten aangeschreven. Voor de Europese verkiezingen kunnen enkel de landgenoten die binnen de Europese Unie wonen deelnemen aan deverkiezing. Er bestaat geen wettelijke verplichting om zich te laten registreren. Daarenboven kunnen de Belgen binnen de Europese Unie hun stem uitbrengen in hun woonplaats, iets wat een zeer grote meerderheid verkiest. Belgen die in het buitenland wonen, kunnen niet deelnemen aan de regionale verkiezingen. Informatie over de Europese en regionale verkiezingen was sedert begin februari beschikbaar op de website van Buitenlandse Zaken en van onze zendingen en posten sedert begin februari. In de voorbereiding van de verkiezingen van 7 juni is dus niets misgelopen, alles is conform de wettelijke voorschriften verlopen. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – Het was niet mijn stelling dat er per definitie iets was misgelopen. Ik stel vooral vast dat een aantal kiezers niet wisten hoe hun stem uit te brengen en dat ze daar niet persoonlijk over zijn geïnformeerd.Op dat aspect van mijn vraag heb ik geen antwoord gekregen, maar ik neem aan dat dat wel moeilijk ligt voor de heer Schouppe die namens de minister heeft geantwoord. |
M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) . – |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Ik citeer een artikel van De Standaard van 4 juni 2009 over een internationale studie waaraan wetenschappers uit zeventien landen, waaronder ook Belgische aidslabs, hebben meegewerkt." Toeristen die terugkomen van een verblijf in Zuid-Europa of migranten die zich in een ander land vestigen, zijn de voornaamste oorzaak van de internationale verspreiding van het aidsvirus, hiv, op het Europese continent. Dat blijkt uit een internationale studie waaraan wetenschappers uit zeventien landen hebben meegewerkt. De onderzoekers kunnen met zogeheten fylogeografie het spoor van virussen heel nauwkeurig volgen, aldus een persmededeling van de KU Leuven. Belgische aidslabs werkten aan de studie mee.De studie concentreerde zich op de meest voorkomende variant van hiv in Europa, hiv-1 subtype B. De onderzoekers maken een onderscheid tussen ‘exportlanden’, ‘importlanden’ en landen waar het virus zowel wordt geëxporteerd als geïmporteerd. Spanje, Griekenland, Servië en Portugal zijn de grootste exportlanden. Vanuit Spanje en Griekenland wordt het virus het meest verspreid door toeristen die die landen bezoeken. In Servië zijn het reizende Serviërs zelf die het virus verspreiden. Vanuit Portugal loopt het spoor grotendeels naar Luxemburg: niet verbazend aangezien 13 procent van de Luxemburgse bevolking van oorsprong Portugees is. De landen waar het aidsvirus vooral ‘geïmporteerd’ wordt, zijn België, Oostenrijk en Luxemburg. In Denemarken, Duitsland, Israël, Italië, Noorwegen, Nederland, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk steekt het virus in twee richtingen de grens over. In Polen is migratie dan weer niet van belang. Daar steekt het virus nauwelijks de grens over, maar wordt hiv vooral binnen het land zelf verspreid, voornamelijk door drugsgebruikers." Zal de minister bijkomende maatregelen nemen om deze vorm van importpathologie uit Europa in de toekomst te voorkomen? Welke beleidsmaatregelen denkt de minister te nemen op basis van de gegevens waaruit blijkt dat voornamelijk mensen uit zwart Afrika, die vaak asiel aanvragen, een hoge incidentie vertonen van hiv? Wat is het gemiddelde prijskaartje voor antivirale middelen voor één patiënt op jaarbasis? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.Stellen dat hiv/aids in ons land enkel een importpathologie zou zijn, is niet correct en een foutieve interpretatie van een veel complexere toestand. Een van de belangrijkste kenmerken van een pandemie zoals ais is dat de besmettingen gebeuren over de grenzen heen en op alle continenten. De huidige mondialisering werkt dit proces in de hand. België wordt ook getroffen door deze pandemie, maar in mindere mate dan vele andere landen. In België worden verschillende manieren van overdracht waargenomen en ook verschillende bevolkingsgroepen worden getroffen. In tegenstelling met de bewering van mevrouw Van Ermen is de huidige evolutie in België er eerder een van verhoogde overdracht onder Belgen. De strijd tegen aids vraagt interventies op verschillende domeinen, zoals de promotie van preventieve methodes, correcte informatie van de bevolking en het vroegtijdig opsporen van besmettingen. Om zo efficiënt mogelijk te zijn moeten deze methodes toegankelijk zijn voor alle bevolkingsgroepen op ons grondgebied, ongeacht hun leeftijd, geslacht of nationaliteit. Volgens de gegevens van 2008 bedraagt de gemiddelde kostprijs van een behandeling 11.260 euro per jaar. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Preventie is een Vlaamse bevoegdheid. De behandeling wordt echter door het RIZIV betaald en is dus een federale bevoegdheid.Antwerpen is een metropool met 147 nationaliteiten, onder meer ook wegens de aanwezigheid van het Tropisch Instituut, waar met hiv besmette asielzoekers zich kunnen laten behandelen. Artikel 9, paragraaf 5, van de wet van 15 december 1980 verplicht ons ertoe die mensen te behandelen aan de overeengekomen bedragen. Natuurlijk is preventie nodig. De kostprijs voor de federale kas wijst erop dat wij vooral een importland zijn voor nieuwe gevallen. Ik vind het spijtig dat de minister daarop niet heeft geantwoord. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Uit recente berichten blijkt dat cannabis en andere drugs, partydrugs en dergelijke, vrij gemakkelijk kunnen worden aangekocht via het internet, ook door minderjarigen.Ondertussen staat steeds duidelijker wetenschappelijk vast dat cannabis, vooral voor jongeren, een zeer nefaste werking heeft. De schade die cannabis aanricht, is vergelijkbaar met een slaapmiddel, drie pinten en een half tot een heel pakje sigaretten: dat allemaal tegelijk door het roken van één jointje. De vergelijking met 20 sigaretten werd overigens ook op 11 januari 2007 in de Kamer gebruikt door toenmalig minister van Volksgezondheid Rudi Demotte in antwoord op een vraag over een op til zijnde anticannabiscampagne. Verder heeft de VAD, de Vereniging voor Alcohol en andere Drugsproblemen, in Het Nieuwsblad van 18 maart 2009 verklaard dat "een jointje per dag voor een volwassene geen probleem hoeft te zijn". Concreet betekent dit dat een overheidsorganisatie beweert "dat een half pakje tot een pakje sigaretten per dag geen probleem hoeft te zijn". Deze boodschap gaat uiteraard in tegen alle inspanningen die door de overheid worden geleverd om de schadelijke gevolgen van het roken voor de volksgezondheid te verminderen en te beperken. Zij ondermijnt immers alle inspanningen die door zoveel initiatieven worden geleverd. Ik verwijs onder meer naar de gratis telefoonhulplijnen en begeleiding voor rookstop. Wat zal de minister doen tegen de verkoop van drugs via het internet? Vindt de minister dat de VAD een dergelijke boodschap mag geven aan de samenleving en moet die boodschap niet zo spoedig mogelijk worden bijgestuurd? Vindt de minister niet dat een betere en ernstige informatiecampagne over onder meer cannabis prioritair is om de exponentiële toename van het drugsgebruik te counteren? |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –Ik lees het antwoord van minister Onkelinx. Wat de eerste vraag betreft: de verkoop van drugs via het internet is een bevoegdheid van minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, de heer Vincent Van Quickenborne. Betreffende de tweede vraag wil ik graag duidelijk zijn: het gebruik van cannabis schaadt de gezondheid en brengt risico’s met zich mee. Correcte informatie is dus belangrijk. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu herhaalt in alle communicatie dat het gebruik van drugs af te raden is. De uitspraken van de VAD zijn uiteraard voor rekening van de vereniging zelf. Sinds 2007 wordt een jaarlijks terugkerende informatiecampagne "drugs" gesubsidieerd. De eerste campagne 2007-2008 richtte zich op het middelengebruik in het algemeen en was gericht op het grote publiek: gebruik van alle drugs - met inbegrip van cannabis - bij alle leeftijdsgroepen. De bedoeling van de eerste campagne was om mensen te laten stilstaan bij het gebruik van alcohol en andere psychoactieve middelen. Voor de tweede, huidige campagne 2008-2009 werd de prioriteit gelegd bij alcohol en jongeren. Andere voorlichtingsacties over meer specifieke thema’s zullen later worden georganiseerd. De stijging van het gebruik van cannabis is een realiteit waarvoor ik zeer aandachtig zal zijn. Bij de verdere uitwerking van de voorlichtingsacties over de meer specifieke thema’s kan ik eventueel rekening houden met het thema cannabis bij jongeren. Hiertoe dien ik echter het nodige overleg te plegen met experts ter zake teneinde de beleidsprioriteiten te bepalen. Momenteel loopt een onderzoek in samenwerking met andere Europese landen waar de MDFT-behandeling – Multi Dimensional Family Therapy – wordt getest voor jongeren met een cannabisprobleem. De resultaten worden in de loop van 2010 verwacht. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Ik kijk uit naar de resultaten van de studie die minister Onkelinx heeft gelast.Samen met andere medici stel ik vast dat longemfysemen, blaasjes op de longen, die normaal bij zestigplussers voorkomen, nu ook worden vastgesteld bij jointjesrokers tussen 20 en 28 jaar. Zij zijn voor de rest van hun leven gehandicapt. Ook weten we dat cannabis het DNA beschadigt. Internationale studies hebben aangetoond dat er bij de jeugd een schrikbarend verhoogde incidentie van teelbalkanker is. Ook zijn er de vele psychogene stoornissen. Het is dus van belang, ook met het oog op de sociale zekerheid, dat in het beleid aandacht wordt besteed aan de gevaren van cannabis. Het is dan ook bedroevend dat de VAD uitspraken doet die tegen het federale beleid ingaan. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Binnen het budget medische materialen en implantaten stelt de Technische raad implantaten dat er een bezuiniging van 32 miljoen euro moet komen. 25 miljoen euro, of 80% van de bezuiniging, wordt gehaald in de cardiologie en hartchirurgie. Daarbinnen vallen de klappen voornamelijk in de cardiale electrofysiologie, het subspecialisme dat daadwerkelijk levens redt en patiënten definitief geneest, namelijk 15,7 miljoen euro of quasi 50% van de geplande ingrepen.De orthopedische prothesen, oor- en oogprotheses en dergelijke worden duidelijk ontzien. De pacemakerprijzen moeten met 10 tot 18% omlaag en voor de ICD’s plant men opnieuw een bezuiniging van 8 à 15%, hoewel van het voorziene aantal ICD’s van 1500 per jaar slechts 1360 zullen worden geplaatst omdat de cardiologen reeds heel conservatief implanteren. Men voorziet een reductie in de terugbetaling van ablatiemateriaal van 37%, terwijl we slechts sedert anderhalf jaar eindelijk een gedeeltelijke en in vergelijking met het ons omringende buitenland heel lage terugbetaling hebben. In 2007 werd na vijftien jaar behandeling van patiënten door middel van radiofrequentie katheter ablatie zonder enige vergoeding 5 miljoen euro vrijgemaakt om het hierbij gebruikte materiaal gedeeltelijk te vergoeden. Nu gaat men in de budgetten snoeien, hoewel er meer wetenschappelijke indicaties zijn. Bovendien doet de vergrijzing van de bevolking de incidentie stijgen van onder meer voorkamerfibrillaties, waarvoor in vele gevallen ablatie nodig is en eventueel het plaatsen van een pacemaker levensnoodzakelijk is. In Nederland begreep men dat de gezondheid van de bevolking toeneemt dankzij die medische technische hulpmiddelen en dat dit budget dientengevolge omhoog moest. Een verdere daling van de tarieven zal het onmogelijk maken dat de Vlaamse hartcentra deze curatieve en innovatieve therapie aan hun patiënten kunnen blijven aanbieden. Graag had ik vernomen waarom deze besparingsmaatregelen werden ingevoerd zonder overleg met alle betrokken partijen? Gezondheidseconomie is de toekomst. Heeft men uitgerekend wat de economische weerslag is op onze sociale zekerheid, als patiënten in de toekomst zullen moeten wachten op hun ablatie, ICD of pacemaker of een CVA doormaken ingevolge onbehandelde aritmie? Ik ben al 37 jaar arts en cardioloog en kijk dan ook nieuwsgierig uit naar het antwoord. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de minister.Bij de vaststelling van de begroting 2009 heeft de regering beslist dat uiterlijk tegen 30 juni 2009 een besparing van 40 miljoen euro moest worden gevonden binnen de sector implantaten. Het is evenwel niet juist te beweren dat deze maatregelen zonder overleg werden genomen. Integendeel, de regering heeft expliciet mandaat gegeven aan de ziekenfondsen en aan de vertegenwoordigers van de producenten van het materiaal om deze besparingen uit te werken. Deze besparingsvoorstellen werden voorbereid in een beperkte werkgroep van de Technische raad voor implantaten, met geregeld overleg met Unamec en mijn beleidscel, en er werd gerapporteerd aan de Technische raad voor implantaten en aan de overeenkomstencommissie leveraars van implantaten en aan de ziekenfondsen. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De partners van het RIZIV-overleg in de Technische Raad voor implantaten hebben alle verstrekkingen overlopen en zijn tot de uiteindelijke voorstellen van besparingen gekomen. Aangezien de besparingen niet ten laste van de patiënten kunnen vallen, zullen er vooral op het niveau van de nomenclatuur maatregelen worden genomen. De keuze voor coronaire stents is niet nieuw. Het voorstel van nomenclatuuraanpassing is door het Verzekeringscomité teruggestuurd omdat de terugbetalingsforfaits te hoog waren in vergelijking met de bedragen uit de KCE-studie. Om de correctie niet uit te stellen tot het voorstel herwerkt is, heeft de Technische Raad beslist de huidige forfaits zowel voor de gewone stents als voor de drug eluting stents nu al te verlagen. Voor de hartstimulatoren heeft een vergelijking met het buitenland geleid tot prijsverminderingen. Voor de ICD’s was die prijsverlaging vorig jaar al aangekondigd, toen het aantal eerste defibrillatoren werd verhoogd en de Technische Raad voor implantaten daarvoor een bijkomend budget van 5,9 miljoen euro moest uittrekken. De besparing bij de ablatiekatheters is te wijten aan een veel hoger uitgavenniveau dan initieel was geraamd bij de invoering van de terugbetaling ervan. Door de forfaits te verlagen wordt dit gecorrigeerd. Ondertussen zijn er al contacten geweest met specialisten van de Belgian Heart Rhythm Association over de besparingen in de elektrofysiologie. Er is afgesproken begin juli 2009 een werkgroep samen te roepen bestaande uit terreinspecialisten en vertegenwoordigers van de Technische Raad voor implantaten. Bij eventuele andere en nieuwe indicaties kan die werkgroep een aanpassing van de terugbetaling aan de gewijzigde medische praktijk voorstellen. Daarbij zullen zowel de volumes als de kwaliteitgaranties aan bod komen. |
|
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD) . – Ik wil hier toch mijn verantwoordelijkheid nemen namens de patiënten en de aandacht vestigen op de zeer negatieve gevolgen van bepaalde besparingen. Voetballer Anthony Van Loo uit Roeselaere stond niet op een wachtlijst maar kreeg veertien dagen geleden gelukkig wel zijn ICD!We komen in België tot eigenaardige toestanden. Vijftien jaar lang werd een ablatiekatheter niet terugbetaald. Opeens kwam er daarvoor wel geld vrij en de hartcentra stelden zich erop in dat ze het geld voor ablatiekatheters konden recupereren. Opeens komt er een einde aan die regeling. Voor handelsschepen kunnen verzekeringen worden afgesloten die ze indekken tegen koerswijzigingen van de dollar tijdens de duur van de overtocht van Europa naar Amerika. Hartcentra daarentegen kunnen zich niet verzekeren tegen de humeurwisselingen van het beleid, met alle gevolgen van dien. Wat met de patiënten die niet meer kunnen worden behandeld met curatieve ablaties? Dat betekent concreet voor hen meer controles, meer medicatie en een verlies aan levenskwaliteit. Als die patiënten naar het buitenland moeten, is dat enorm duur. Als de patiënt zelf moet betalen, ontstaat er een geneeskunde met twee snelheden, wat minister Onkelinx niet wil. Bijgevolg moet de industrie betalen. Het is ridicuul kathetermateriaal met 21% te belasten, alsof het om een luxeproduct gaat en niet om een levensnoodzakelijk iets. Hoe valt dat trouwens te rijmen met het feit dat de overheid wel miljoenen aan de banken geeft of alle hormonale producten en borstimplantaten voor geslachtsverandering terugbetaalt? Ik bestrijd dat alle actoren op het terrein werden uitgenodigd. Ik wéét namelijk dat dat niet zo is. De industrie heeft haar best gedaan en heeft geen indexverhoging van 4% gevraagd. Ze wilde een reserve van 152 miljoen euro bewaren voor innovatieve technieken. Er worden in België veel regels gemaakt, maar ze worden niet gecontroleerd en overtredingen worden niet bestraft. Wij weten welke centra met verkeerde indicaties werken en op een verkeerde manier stents plaatsen, maar die worden niet gecontroleerd. |
Mme Lieve Van Ermen (LDD) . – |
Overigens ligt in België het aantal ICD’s veel lager dan in de ons omringende landen. Door allerlei dwaze maatregelen daalt het medisch quality label hier schrikbarend, terwijl we al 25% onder het West-Europese gemiddelde zitten. Wat heeft het voor zin in de ene begroting te besparen, als je het uitgespaarde geld via een andere begroting moet uitgeven. Dank zij een ICD kan een patiënt redelijk snel opnieuw aan het werk en zijn de kosten voor de sociale zekerheid lager. Waarom zou je dat soort ingreep dan niet aanmoedigen? Conclusie: er moet meer in de breedte worden gedacht. |
|
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – L’Institut de formation de l’administration fédérale, l’IFA, a pour mission de proposer et de donner des formations continues aux fonctionnaires tout au long de leur carrière professionnelle dans les institutions publiques. Cet outil est capital.Il me revient que les formations de l’IFA ne remportent pas toujours le succès escompté et qu’elles sont souvent reportées. Tel est le cas pour la formation certifiée « soutien budgétaire – C – test » qui devait débuter en 2007. Autre exemple, celui de la formation « transmettre ses connaissances » destinée à des fonctionnaires proches de la retraite : la direction de l’IFA est incapable d’informer les fonctionnaires des dates des premières sessions. Dès lors, des fonctionnaires proches de l’âge de la pension ne pourront pas bénéficier de cette formation et de ses avantages, ni en faire profiter les plus jeunes. D’autres problèmes m’ont également été rapportés. Ainsi, un test QCM a eu lieu le 5 mai 2009, et on annonce à ceux qui l’ont passé qu’il faut en moyenne trois mois, parfois le double, pour obtenir les résultats. La mauvaise organisation est donc manifeste. Le ministre est-il au courant de ces retards dans l’organisation des formations et dans l’analyse des résultats ? Peut-il m’informer sur les causes de ces dysfonctionnements ? Quelles mesures entend-il éventuellement prendre pour remédier à ces carences dommageables dans le chef d’un institut qui a une mission essentielle dans la fonction publique ? |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Je vous lis la réponse du ministre Vanackere.Je suis heureux que, comme moi, vous estimiez que l’IFA contribue à accroître l’efficacité des services publics fédéraux. Au cours des dernières années, près de 25 000 personnes ont participé à des formations de l’IFA : offre ouverte, formations sur mesure, formations dans le cadre d’examens d’accession ou formations certifiées. Les participants sont en général satisfaits, tout comme les responsables de formation dans les différentes organisations clientes de l’IFA. Toutefois, des problèmes se posent dans l’organisation des formations certifiées, et on enregistre un retard considérable. Je suis au courant de la situation et mon administration me tient informé. C’est d’ailleurs une question prioritaire permanente depuis ma désignation en tant que ministre de la Fonction publique. Ce retard était inévitable. Pendant plusieurs années, l’IFA a été confronté à une mission impossible. Des formations certifiées ont été introduites en très peu de temps en tant qu’élément de la réforme des carrières pour tous les niveaux, pratiquement pour tous les fonctionnaires fédéraux, sans aucun doute dans le noble objectif de stimuler le développement permanent de nos fonctionnaires. Mais cet objectif n’est malheureusement pas réalisable dans les délais préétablis selon un scénario complètement centralisé puisque chaque formation certifiée devait être organisée par l’IFA. |
L’IFA aménage les formations certifiées dans la mesure du possible. La structure organisationnelle de l’IFA a été bouleversée et adaptée à la nouvelle situation. Le catalogue des formations certifiées a été rationalisé et le nombre des formations a été réduit pour en permettre une meilleure gestion. Dorénavant, les formations certifiées seront davantage axées sur le développement de compétences génériques que techniques, un domaine qui est également le point fort de l’IFA depuis des années. Toutefois, afin de pouvoir continuer à répondre à la demande de développement de compétences plus techniques, je prépare une modification de la réglementation. Les formations certifiées pourront ainsi être organisées de manière décentralisée par les services eux-mêmes, sans intervention de l’IFA. Ce projet d’arrêté royal sera inscrit prochainement à l’ordre du jour du Conseil des ministres. Cet arrêté permettra aux fonctionnaires des différents niveaux de suivre des formations en dehors de l’IFA ou de leur propre organisation et de les faire reconnaître. Toutes ces mesures contribueront à éliminer certains retards. L’IFA ne manquera pas d’apporter son aide et le support nécessaire aux services qui le souhaitent. Ne généralisons pas tous les problèmes. Si certaines formations sont lancées avec un certain retard – faute, dans certains cas, de trouver les formateurs adéquats – d’autres débutent à la date prévue dans le planning. Ainsi, la formation « Transmettre ses connaissances », destinée en premier lieu aux fonctionnaires qui partiront prochainement à la retraite, a été lancée en juin pour les niveaux A et B. Trente participants, quinze néerlandophones et quinze francophones, ont entamé cette formation. Il s’agit de fonctionnaires qui s’étaient inscrits fin avril et qui partent à la retraite au plus tard le 1er octobre 2009.Une formation similaire destinée aux fonctionnaires des niveaux C et D était initialement prévue en juin. Celle-ci a dû être reportée au mois de septembre pour des motifs liés à la qualité. L’objectif est de continuer à offrir régulièrement – chaque mois si nécessaire – ce type de formation pour les fonctionnaires des niveaux A, B, C et D afin que ceux-ci puissent la suivre avant la date de leur mise à la retraite. Comme vous pouvez le constater, une attention particulière est accordée au suivi rapide d’une formation, à la réussite du test et à l’obtention d’une prime, ce qui est tout à fait compréhensible. On peut s’interroger sur l’aspect prioritaire de certaines questions : Quelle formation vais-je choisir en fonction de certaines lacunes ? Comment vais-je veiller à mon développement avec un effet durable sur le lieu de travail ? Je mets dès lors en question la survie du système des formations certifiées et l’association d’une prime à la réussite ou non d’une formation. Je lancerai à très court terme des groupes de travail dans ce cadre, notamment avec les organisations syndicales. |
|
De heer Philippe Monfils (MR) . – |
M. Philippe Monfils (MR) . – Je remercie le ministre pour la précision de cette réponse. Je ne manquerai pas de suivre ce dossier et de voir comment évolue le travail du ministre dans les prochains mois en ce qui concerne l’amélioration du fonctionnement de l’Institut, notamment les groupes de travail dont il fait état. |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – In de loop van het jaar 2005 heeft mijn partij aan de hand van schriftelijke vragen een omstandig onderzoek verricht naar de verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen in de federale wetenschappelijke instellingen. De vaststellingen die we toen hebben gedaan, waren verbijsterend. Hoewel dit land ruw geschat 60% Nederlandstaligen telt en 40% Franstaligen, waren de betrekkingen in de federale wetenschappelijke instellingen in 2005 voor 46,5% toebedeeld aan Vlamingen en voor 53,5% aan Franstaligen. Dat was met andere woorden de omgekeerde wereld. Daarmee werd overigens niet eens de pariteit gehaald die volgens de wet nochtans is voorgeschreven.Ik heb daar toen de bevoegde minister, de heer Verwilghen, over ondervraagd. Die erkende de problemen en beloofde er ook iets aan te doen. "In een eerste fase wordt het herstel van het evenwicht nagestreefd, waar mogelijk door natuurlijke afvloeiingen en binnen het kader van de huidige wervingsmogelijkheden. Om stapsgewijs te komen tot een billijke verdeling van de betrekkingen, in overeenstemming met de nieuw vast te stellen taalkaders, zullen in de loop van de volgende maanden passende - dus ook budgettaire – maatregelen worden uitgewerkt met de HR-verantwoordelijken van de diensten van het Federaal Wetenschapsbeleid en met de nieuwe instellingshoofden", zo zei althans minister Verwilghen in antwoord op mijn vraag van 7 juli 2005, vier jaar geleden. Verder zei hij nog op diezelfde datum: "Daarnaast heb ik ook ingestemd met een voorstel voor de concrete maatregelen die dringend moeten worden genomen om het evenwicht te garanderen. Ik heb mijn administratie gevraagd om het dossier zo snel mogelijk voor te bereiden." Het was dus duidelijk dat de minister van zin was een en ander snel recht te trekken. Inmiddels zijn wij vier jaar verder. Het toeval wil dat onze collega Olivier Maingain, ongetwijfeld met andere verwachtingen voor ogen, in de Kamer de vraag over de taalverhoudingen opnieuw heeft gesteld voor een tiental federale wetenschappelijke instellingen. Die vraag werd gesteld en beantwoord op 1 december 2007. Tien federale wetenschappelijke instellingen zijn ze niet allemaal, maar de resultaten voor die tien zijn nog altijd verbijsterend. Na drie jaar, met name op 1 december 2007, blijkt voor acht van de tien instellingen nog altijd niet eens de pariteit bereikt te zijn. Voor vijf van de tien instellingen blijkt er een beetje vooruitgang te zijn geboekt, maar dat gebeurt tergend traag en is nog altijd absoluut onvoldoende. Wat echter nog verbijsterender is, is dat er drie instellingen zijn waar er een achteruitgang werd geboekt in die drie jaar tijd. Bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis was er op 1 januari 2005 een verhouding van 45,63% Nederlandstaligen tegenover 54,37% Franstaligen. Op 1 december 2007 blijkt dat 44% Nederlandstaligen en 56% Franstaligen te zijn geworden. Bij de Koninklijke Bibliotheek was dat in 2005 46,91% Nederlandstaligen tegenover 53,09% Franstaligen; eind 2007 evolueerde dat naar 45% Nederlandstaligen tegenover 55% Franstaligen. Voor het Algemeen Rijksarchief bestond er in 2005, wettelijk gezien tenminste, een klein voordeel voor de Vlamingen met 52,88% Nederlandstaligen tegenover 47,12% Franstaligen; nu is dat omgebogen naar 49% Nederlandstaligen tegenover 51% Franstaligen. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
Hoe is het mogelijk dat de taalverhoudingen in die drie instellingen nog meer werden scheefgetrokken ten nadele van de Nederlandstaligen, ondanks de duidelijke politieke wil en blijkbaar ook ondanks de instructies van toenmalig minister Verwilghen om, op zijn minst wettelijk gezien, de zaak op korte termijn recht te trekken? Wie is daarvoor verantwoordelijk? Welke maatregelen overweegt de minister tegenover diegenen die daarvoor verantwoordelijk zijn? Ik verwijs in het bijzonder naar de artikelen 57 en 58 van de taalwet in bestuurszaken, die trouwens een wet van openbare orde is. Volgens die artikelen is elke beslissing die niet conform met de taalwetgeving is, nietig. Die artikelen staan al meer dan veertig jaar in de taalwet in bestuurszaken, maar zijn dode letter gebleven. Welke maatregelen overweegt de minister om de wanverhoudingen in de federale wetenschappelijke instellingen in het algemeen, en wat de drie vernoemde instellingen in het bijzonder betreft, op korte termijn recht te trekken? Kan de minister mij ten slotte meedelen wat de actuele taalverhoudingen zijn voor alle federale wetenschappelijke instellingen samen en voor elk van hen afzonderlijk? |
|
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de minister.Er is nog steeds een onevenwicht van enkele procenten tussen het aantal Nederlandstalige en Franstalige personeelsleden. De oorzaken zijn grotendeels toe te schrijven aan twee factoren: enerzijds is het zeer moeilijk om Nederlandstalig uitvoerend personeel te vinden dat bereid is om in het Brussels gewest te gaan werken. Dikwijls betreft het bewakings- en onderhoudspersoneel dat opteert voor kort woon-werkverkeer. De meeste geïnteresseerden zijn dus woonachtig in het Brussels gewest. Anderzijds wensen de federale wetenschappelijke instellingen zich te blijven profileren door de hoogstaande wetenschappelijke kennis van hun wetenschappers. Buitenlandse wetenschappers worden veelal op de Franstalige taalrol geplaatst. Veelal worden nieuwe vacatures in de beide landstalen bekendgemaakt. Op de arbeidsmarkt is evenwel niet altijd een kandidaat beschikbaar die de vereiste bekwaamheden bezit en bovendien tot de Nederlandstalige taalrol behoort. De arbeidsmarkt is zeer verschillend in het noorden en het zuiden van ons land. Ik bevestig evenwel dat de federale wetenschappelijke instellingen alles in het werk stellen om een globaal evenwicht te bereiken tussen het aantal Franstaligen en het aantal Nederlandstaligen in dienst bij de federale wetenschappelijke instellingen. |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – |
De heer Joris Van Hauthem (VB) . – Dit antwoord is niet alleen verbijsterend, het is ook belachelijk. Op de duur begrijpen we het niet meer: als de taalkaders bij de politie in Brussel niet opgevuld raken wegens gebrek aan tweetalige kandidaten, wordt er gezegd dat er onvoldoende Franstalige kandidaten worden gevonden die de andere landstaal machtig zijn. Dat argument wordt niet alleen gebruikt voor de politie, maar ook voor De Post en voor andere overheidsinstellingen.Voor de federale wetenschappelijke instellingen zouden onvoldoende Nederlandstalige kandidaten te vinden zijn die tweetalig zijn. Wat een onzin! Wie in de Brusselse ziekenhuizen gaat kijken, ziet dat bijvoorbeeld in het AZ van Jette tweetalig personeel – het zijn Nederlandstaligen – werkt en dat Franstalige ziekenhuizen blijkbaar nog steeds geen tweetalig – Franstalig – personeel vindt. Dit antwoord is om bij te schreien. Het is bovendien helemaal in tegenspraak met de belofte van de heer Verwilghen in 2005 om op korte termijn tenminste een poging te doen om een einde te maken aan de scheeftrekkingen. Mevrouw Laruelle heeft die bezorgdheid en die doelstelling blijkbaar niet. Ze haalt alleen drogredenen aan. Als het de Franstaligen goed uitkomt, zoeken ze altijd wel redenen om scheeftrekkingen te laten bestaan, maar dat is blijkbaar eigen aan ons land. |
M. Joris Van Hauthem (VB) . – |
De voorzitter . – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt. |
M. le président . – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra. |
De heer Berni Collas (MR) . – |
M. Berni Collas (MR) . – La loi du 13 mars 2003 visait à stimuler le développement du second pilier par l’encouragement à conclure des plans de pension soit au niveau sectoriel, soit au niveau des entreprises. Elle a été élaborée dans un contexte de réflexion sur le financement des pensions face au vieillissement de la population.Le problème concerne la sortie de l’assurance-groupe. D’après la nouvelle loi, l’affilié ne peut exercer le droit au rachat de ses réserves ou obtenir le paiement de ses prestations qu’au moment de sa retraite ou au moment où il atteint l’âge de 60 ans, en vertu de l’article 27, paragraphe 1er. Toutefois jusqu’au 31 décembre 2009, les affiliés dont le règlement prévoyait avant la parution de la loi, un départ avant l’âge de 60 ans peuvent continuer à bénéficier des conditions initiales, selon l’article 61, paragraphe 1er. Le règlement prévoyait un terme des polices basé sur une carrière de 35 ans avec possibilité d’anticipation à partir de l’âge de 55 ans. La nouvelle loi entraîne dès lors pour certains l’obligation de continuer à travailler au-delà de ces 35 ans de carrière et au moins jusqu’à l’âge de 60 ans. En plus de cette obligation, il y a également un risque de décès et de perte de capital durant cette période, car généralement, la couverture décès est bien moindre que les réserves acquises. Il risque également d’y avoir une nouvelle modification législative qui entraverait la perception de l’assurance-groupe sous la forme de capital. Le contexte actuel, surtout dans le secteur financier, entraîne des risques évidents de pertes d’emplois importantes. L’année 2009 permettra encore des départs dans de bonnes conditions pour ceux qui peuvent partir. La fin de la période transitoire de la loi réduira considérablement les possibilités de départ volontaire puisque la sortie normale dans le cadre de l’assurance groupe ne sera plus possible avant 60 ans. Dans les milieux concernés, on plaide dès lors pour une prolongation de deux ans de cette période transitoire afin de permettre une restructuration dans de bonnes conditions sociales. Face à cette situation, je souhaite poser les questions suivantes : Comment la ministre évalue-t-elle cette situation ? Est-elle disposée à revenir sur la loi dite « Vandenbroucke » dans le sens indiqué ci-dessus ? |
De heer Etienne Schouppe , staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – |
M. Etienne Schouppe , secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Je vous lis la réponse de la ministre.La situation en matière de pensions de retraite est préoccupante, d’une part, en raison de l’évolution attendue de la structure démographique de la population belge et, d’autre part, en raison de la crise économique et financière que nous traversons. Cette dernière aggrave la problématique du coût du vieillissement de la population dans la mesure où cette crise limite inévitablement les moyens qu’il est nécessaire de dégager pour faire face au coût des pensions. La loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale vise effectivement à rendre le bénéfice de pensions complémentaires accessible à davantage de travailleurs. Tel n’est pourtant pas le seul but de cette loi. Entre autres, les dispositions de l’article 27 interdisant le rachat ou le versement de pensions complémentaires avant l’âge de 60 ans renforcent les dispositions de la loi du 6 avril 1995 dissuadant la cessation prématurée de l’activité professionnelle. Selon moi, l’entrée en vigueur de cet article 27 après six longues années de période transitoire ne constitue pas un obstacle à la sortie normale dans le cadre d’une assurance-groupe. Dans la mesure où une assurance-groupe garantit au travailleur l’engagement de pension complémentaire pris par son employeur, une sortie normale se définirait plutôt comme une prestation servie sous forme de rente à partir du moment de la retraite que par le paiement d’un capital avant l’âge de 60 ans. |
Si la perception d’un capital au moment où un employeur met brusquement fin au contrat de travail en raison de la crise permettrait effectivement de limiter les répercussions de cette perte d’emploi sur le mode de vie quotidien, il ne faut pas perdre de vue que ce capital est déjà destiné à limiter la chute du niveau de vie après la retraite, à un moment où il sera beaucoup plus difficile, voire impossible, de revenir sur le marché de l’emploi. En ce qui concerne le financement de la sécurité sociale et donc des pensions de retraite, l’objectif d’offrir à tous une pension légale suffisante et de ne pas reporter l’âge de la retraite au-delà de 65 ans n’est imaginable que si une part plus importante de la population reste active entre 55 et 65 ans. Prolonger la possibilité de liquider les provisions de l’assurance-groupe avant 60 ans ne pourrait que contrarier cette nécessaire évolution. Enfin, que les prestations soient calculées sur la base d’une carrière de 35 années ou que les garanties en cas de décès soient moindres que les réserves acquises sont des particularités du règlement de pension auquel M. Collas se réfère. Ces règlements variant d’un organisateur à l’autre, ces particularités devraient être examinées par l’organisateur et les travailleurs dans le cadre défini par la loi sur les pensions complémentaires. |
|
De heer Berni Collas (MR) . – We moeten deze problematiek plaatsen in de huidige crisis. Iedereen weet hoe zwaar die crisis heeft toegeslagen in de bankenwereld. Senator Vandenberghe zal als een van de actievere, bekwame leden van de Bijzondere Commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis dat zeker ook beklemtonen. Er staan ernstige herstructureringen voor de deur en er gaan heel wat ontslagen vallen.De uitstap in het kader van de beroepsverzekering kost de Staat niets. Het is mijns inziens een win-winsituatie. Er is immers geen sprake van een werkloosheidsuitkering of van een brugpensioen. |
M. Berni Collas (MR) . – |
Bij het uitwerken van een sociaal plan kan men zodoende tijdskredieten en brugpensioenen vermijden. Die sociale plannen zouden voor de banken wel eens een echt risico kunnen vormen. |
En cas de plan social, on évite même les charges des crédits-temps ou des prépensions. Ces plans sociaux risquent d’être pour les banques un risque réel. |
Mijnheer de staatssecretaris, ik zou u om een dienst willen verzoeken en u vragen om een afspraak te maken op het kabinet van de bevoegde minister. Ik zou namelijk graag met alle geïnteresseerden een kleine werkgroep oprichten. Ik ken een heleboel mensen in de betrokken kringen die enorm bezorgd zijn en pleiten voor een verlenging van de regeling met een of twee jaar om in deze overgangsperiode als het ware een Abfederung te vinden en minstens een gedeeltelijke oplossing voor de herstructureringen en ontslagen. Kunt u voor mij een afspraak maken met minister Arena? Zo zouden de betrokkenen persoonlijk hun bezorgdheid kunnen uiten tegenover de minister. |
|
De voorzitter . – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 25 juni om 15 uur. |
M. le président . – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.La prochaine séance aura lieu le jeudi 25 juin à 15 h. |
(De vergadering wordt gesloten om 18 uur.) |
(La séance est levée à 18 h.) |
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Lizin en de heer Verwilghen, om gezondheidsredenen, de dames Lijnen en Smet, in het buitenland, mevrouw Jansegers, wegens andere plichten. |
Mme Lizin et M. Verwilghen, pour raison de santé, Mmes Lijnen et Smet, à l’étranger, Mme Jansegers, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
Wetsvoorstellen |
Propositions de loi |
Artikel 77 van de Grondwet |
Article 77 de la Constitution |
Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 160, 193 en 214 van het Wetboek van strafvordering, wat betreft de verwijzing van de beklaagde in geval van een procedure van regeling van rechtsgebied (van de heer Tony Van Parys c.s.; Stuk 4-1361/1). |
Proposition de loi modifiant les articles 160, 193 et 214 du Code d’instruction criminelle en ce qui concerne le renvoi du prévenu dans le cas d’une procédure de règlement de juges (de M. Tony Van Parys et consorts ; Doc. 4-1361/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Artikel 81 van de Grondwet |
Article 81 de la Constitution |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake de aangifte van het doodgeboren kind (van mevrouw Martine Taelman; Stuk 4-1356/1). |
Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne la déclaration d’enfant né sans vie (de Mme Martine Taelman ; Doc. 4-1356/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, in functie van vrijwilligerswerk in het buitenland (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 4-1359/1). |
Proposition de loi modifiant l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, en ce qui concerne le volontariat à l’étranger (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 4-1359/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Voorstellen van resolutie |
Propositions de résolution |
Voorstel van resolutie betreffende het proces achter gesloten deuren en de opsluiting van de Birmaanse oppositieleidster Aung San Suu Kyi na de vermeende schending van haar huisarrest (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Philippe Mahoux; Stuk 4-1355/1). |
Proposition de résolution relative au procès à huis clos et à l’emprisonnement de l’opposante politique birmane Aung San Suu Kyi suite à de prétendues violations des restrictions liées à son assignation à résidence surveillée (de Mme Olga Zrihen et M. Philippe Mahoux ; Doc. 4-1355/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstel van resolutie betreffende het effect van de pauselijke uitspraken van 17 maart 2009 op het hiv/aidsbeleid in Afrika (van mevrouw Marleen Temmerman en de heer Patrik Vankrunkelsven; Stuk 4-1358/1). |
Proposition de résolution relative à l’impact, sur la politique en matière de VIH/sida menée en Afrique, des propos tenus par le Pape le 17 mars 2009 (de Mme Marleen Temmerman et M. Patrik Vankrunkelsven ; Doc. 4-1358/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
Voorstel van resolutie met betrekking tot de invoering van de mogelijkheid voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren die de officiële pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, om jaarlijks 400 uren op jaarbasis te werken tegen een voordelig RSZ-tarief (van mevrouw Nele Lijnen; Stuk 4-1360/1). |
Proposition de résolution visant à faire instaurer pour les travailleurs salariés, les travailleurs indépendants et les fonctionnaires ayant atteint l’âge légal de la retraite de 65 ans, la possibilité de travailler 400 heures par an en bénéficiant d’un taux ONSS réduit (de Mme Nele Lijnen ; Doc. 4-1360/1). |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen: |
Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "het uitzitten van gevangenisstraffen in Nederland" (nr. 4-967) |
– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « l’exécution de peines de prison aux Pays-Bas » (nº 4-967) |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de belastingvermindering voor beveiligingssystemen tegen inbraak of brand" (nr. 4-968) |
– de Mme Martine Taelman au ministre de l’Intérieur sur « la déduction d’impôt pour des systèmes de protection contre le cambriolage ou l’incendie » (nº 4-968) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de opleiding tot verpleegkundige-ziekenhuishygiënist" (nr. 4-969) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la formation d’infirmier hygiéniste hospitalier » (nº 4-969) |
– van de heer Louis Ide aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden en aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de behandeling van asielzoekers die besmet zijn met hiv" (nr. 4-970) |
– de M. Louis Ide à la ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes et à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « le traitement des demandeurs d’asile contaminés par le VIH » (nº 4-970) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de structurele financiering van de palliatieve dagcentra" (nr. 4-971) |
– de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le financement structurel des centres de jour palliatifs » (nº 4-971) |
– van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de vacatures bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg" (nr. 4-972) |
– de M. Louis Ide au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « les fonctions vacantes au sein du Centre fédéral d’expertise des soins de santé » (nº 4-972) |
– van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap en aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding over "de controle op diverse fondsen" (nr. 4-973) |
– de Mme Anke Van dermeersch au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles, à la secrétaire d’État aux Personnes handicapées et au secrétaire d’État à la Lutte contre la pauvreté sur « le contrôle exercé sur des fonds divers » (nº 4-973) |
– van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Justitie over "de prioriteiten inzake de hervorming en de informatisering van de justitie" (nr. 4-974) |
– de Mme Martine Taelman au ministre de la Justice sur « les priorités en ce qui concerne la réforme et l’informatisation de la justice » (nº 4-974) |
– van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de achterstand bij werken in de provincie Antwerpen ten gevolge van problemen bij het Aankoopcomité" (nr. 4-975) |
– de Mme Martine Taelman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « le retard pris par les travaux dans la province d’Anvers à la suite de problèmes au Comité d’acquisition » (nº 4-975) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de heffingen van SABAM op kleine en middelgrote ondernemingen" (nr. 4-976) |
– de M. Dirk Claes à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les redevances de la SABAM pour les petites et moyennes entreprises » (nº 4-976) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "ontoelaatbare praktijken van multinationals jegens kleine Belgische bedrijven" (nr. 4-977) |
– de M. Dirk Claes à la ministre des PME, des Indépendants, de l’Agriculture et de la Politique scientifique et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les procédés inadmissibles de sociétés transnationales à l’encontre des petites entreprises belges » (nº 4-977) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de hoge kosten van kredietkaarten" (nr. 4-978) |
– de M. Dirk Claes au ministre du Climat et de l’Énergie et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « les frais élevés des cartes de crédit » (nº 4-978) |
– van de heer Dirk Claes aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de lokalen van de spoorwegpolitie" (nr. 4-979) |
– de M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles et au ministre de l’Intérieur sur « les locaux de la police des chemins de fer » (nº 4-979) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de mislukte repatriëring van asielzoekers" (nr. 4-980) |
– de M. Dirk Claes à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « les rapatriements ratés de demandeurs d’asile » (nº 4-980) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Justitie over "de grootschalige fraude met kredietkaarten" (nr. 4-981) |
– de M. Dirk Claes au ministre de la Justice sur « la fraude aux cartes de crédit à grande échelle » (nº 4-981) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatie en het onderhoud van het communicatiesysteem ASTRID" (nr. 4-982) |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « l’évaluation et l’entretien du système de communication ASTRID » (nº 4-982) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitbreiding van de basisuitrusting voor politieagenten" (nr. 4-983) |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « l’extension de l’équipement de base des agents de police » (nº 4-983) |
– van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gevolgen van het gebruik van een verdeelsleutel voor gemeentelijke brandweerdotaties" (nr. 4-984) |
– de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « les conséquences de l’utilisation d’une clé de répartition pour les dotations communales aux services d’incendie » (nº 4-984) |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "het gebruik van dienstencheques voor het begeleid vervoer van personen met een handicap" (nr. 4-985) |
– de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances sur « l’utilisation des titres-services pour le transport accompagné de personnes handicapées » (nº 4-985) |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de dienstverlening in postkantoren" (nr. 4-986) |
– de Mme Helga Stevens au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « le service dans les bureaux de poste » (nº 4-986) |
– van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de invoer uit het buitenland van verwaarloosde en/of mishandelde dieren door dierenrechtenorganisaties" (nr. 4-987) |
– de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’importation, par des organisations de défense des droits animaliers, d’animaux négligés et/ou maltraités en provenance de pays étrangers » (nº 4-987) |
– van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "bilaterale overeenkomsten voor de zelfstandigen inzake geneeskundige verzorging" (nr. 4-988) |
– de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les accords bilatéraux en matière de soins de santé pour les travailleurs indépendants » (nº 4-988) |
– van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de reglementering voor tatoeëerders" (nr. 4-989) |
– de Mme Sabine de Bethune à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la réglementation pour les tatoueurs » (nº 4-989) |
– van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het fenomeen van de sackjackings" (nr. 4-990) |
– de M. Hugo Vandenberghe au ministre de la Justice et au ministre de l’Intérieur sur « le phénomène des sackjackings » (nº 4-990) |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de instructie van de minister aan de Dienst Vreemdelingenzaken betreffende de regularisatie van gezinnen" (nr. 4-991) |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « l’instruction adressée par la ministre à l’Office des étrangers concernant la régularisation des familles » (nº 4-991) |
– van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de adviserende geneesheren en deskundigen bij een aanvraag tot medische regularisatie" (nr. 4-992) |
– de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « les médecins conseils et les experts dans le cadre d’une demande de régularisation fondée sur des motifs médicaux » (nº 4-992) |
– van mevrouw Lieve Van Ermen aan de minister van Justitie over "het lage aantal veroordelingen in verkrachtingszaken" (nr. 4-993) |
– de Mme Lieve Van Ermen au ministre de la Justice sur « le faible nombre de condamnations dans les affaires de viol » (nº 4-993) |
– van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Justitie over "de studie die aantoont dat verkrachting in België haast altijd onbestraft blijft" (nr. 4-994) |
– de Mme Sabine de Bethune au ministre de la Justice sur « l’étude démontrant que le viol reste presque toujours impuni en Belgique » (nº 4-994) |
– Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden. |
– Ces demandes sont envoyées à la séance plénière. |
De Senaat heeft bij boodschap van 18 juni 2009 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp: |
Par message du 18 juin 2009, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation du projet de loi qui suit : |
Wetsontwerp ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (Stuk 4-1357/1). |
Projet de loi visant à promouvoir une objectivation du calcul des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants (Doc. 4-1357/1). |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Bij boodschap van 16 juni 2009 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp: |
Par message du 16 juin 2009, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, le projet de loi non évoqué qui suit : |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek der successierechten voor wat betreft de bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende (Stuk 4-1342/1). |
Projet de loi modifiant le Code civil et le Code des droits de succession en ce qui concerne le paiement libératoire effectué dans le cadre d’une succession et la mise d’un certain montant à la disposition du conjoint ou cohabitant légal survivant (Doc. 4-1342/1). |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
Bij boodschappen van 11 juni 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen: |
Par messages du 11 juin 2009, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour : |
Artikel 78 van de Grondwet |
Article 78 de la Constitution |
Wetsontwerp ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (Stuk 4-1357/1). |
Projet de loi visant à promouvoir une objectivation du calcul des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants (Doc. 4-1357/1). |
– Het ontwerp werd ontvangen op 12 juni 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 29 juni 2009. |
– Le projet a été reçu le 12 juin 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 29 juin 2009. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 11 juni 2009. |
– La Chambre a adopté le projet le 11 juin 2009. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
Kennisgeving |
Notification |
Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten: |
Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants : |
1º Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D. C. op 25 juni 2003; |
1º Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique en matière d’entraide judiciaire, fait à Washington D. C. le 25 juin 2003 ; |
2º Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, ondertekend op 28 januari 1988 (van de Regering; Stuk 4-1183/1). |
2º Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l’article 3, 2, de l’Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique en matière d’entraide judiciaire, fait le 25 juin 2003, concernant l’application de la Convention entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d’Amérique concernant l’entraide judiciaire en matière pénale, signée le 28 janvier 1988 (du Gouvernement ; Doc. 4-1183/1). |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 11 juni 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden. |
– La Chambre a adopté le projet le 11 juin 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat. |
Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten: |
Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants : |
1º Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003; |
1º Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique en matière d’extradition, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003 ; |
2º Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (van de Regering; Stuk 4-1184/1). |
2º Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l’article 3, 2, de l’Accord entre l’Union européenne et les États-Unis d’Amérique en matière d’extradition, fait le 25 juin 2003, concernant l’application de la Convention d’extradition entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d’Amérique, signée le 27 avril 1987 (du Gouvernement ; Doc. 4-1184/1). |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 11 juni 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden. |
– La Chambre a adopté le projet le 11 juin 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat. |
Wetsontwerp tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 4-1288/1). |
Projet de loi reportant la date d’entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (de M. Philippe Mahoux et consorts ; Doc. 4-1288/1). |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 11 juni 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden. |
– La Chambre a adopté le projet le 11 juin 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat. |
Bij brief van 8 juni 2009 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Arbeidshof te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 mei 2009. |
Par lettre du 8 juin 2009, le premier président de la Cour du travail d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de la Cour du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mai 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 5 juni 2009 heeft de Procureur-generaal te Luik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket-generaal te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 5 juni 2009. |
Par lettre du 5 juin 2009, le procureur général de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet général de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 5 juin 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 5 juni 2009 heeft de Procureur des Konings te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket van de Procureur des Konings te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 3 juni 2009. |
Par lettre du 5 juin 2009, le procureur du Roi de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet du Procureur du Roi de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 3 juin 2009. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
– Envoi à la commission de la Justice. |
Bij brief van 11 juni 2009 heeft de minister van Klimaat en Energie, aan de Senaat overgezonden, het beleidsverslag 2008 en, de jaarrekening en het verslag van het College van commissarissen. |
Par lettre du 11 juin 2009, le ministre du Climat et de l’Énergie a transmis au Sénat, le rapport de gestion 2008, les comptes annuels et le rapport du Collège des commissaires. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen |
Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités |
Bij brief van 9 juni 2009 heeft de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, overeenkomstig artikel 52, 9º, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2008 van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. |
Par lettre du 9 juin 2009, la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique a transmis au Sénat, conformément à l’article 52, 9º, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités, le rapport annuel 2008 de l’Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités. |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. |
– Envoi à la commission des Affaires sociales. |