4-77

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2008-2009

Plenaire vergaderingen

Donderdag 14 mei 2009

Namiddagvergadering

4-77

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2008-2009

Séances plénières

Jeudi 14 mai 2009

Séance de l’après-midi

Voorlopig verslag

Nog niet goedgekeurd door de sprekers.
Niet citeren zonder de bron te vermelden.

Compte rendu provisoire

Non encore approuvé par les orateurs.
Ne pas citer sans mentionner la source.

 

Inhoudsopgave

Sommaire

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie» (nr. 4-773)

Mondelinge vraag van mevrouw Joëlle Kapompolé aan de eerste minister over «het herstelplan en de verlenging van het verlaagde BTW-tarief op nieuwbouw» (nr. 4-774)

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de toepassing van pathogeenreductie op labiele bloedderivaten in het licht van de dreigende influenzapandemie» (nr. 4-781)

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het systematisch gebruik van Intercept als pathogeen inactivator voor bloedplaatjes» (nr. 4-776)

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de behandeling van ADHD bij volwassenen» (nr. 4-779)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de keuze van het Sint-Pietersziekenhuis als noodcentrum voor de behandeling van de Mexicaanse griep» (nr. 4-782)

Mondelinge vraag van de heer Marc Elsen aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «het ontbreken van een wettelijk statuut voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen afkomstig uit de landen van de Europese Economische Ruimte» (nr. 4-780)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «asielaanvragen op basis van seksuele geaardheid» (nr. 4-785)

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de onderrichtingen aangaande het versturen van de oproepingsbrieven voor de komende verkiezingen voor wat betreft de rand- en de taalgrensgemeenten» (nr. 4-783)

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de bouwvallige staat van het Nationaal Instituut voor de criminalistiek en de criminologie» (nr. 4-775)

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de beslissingen in verband met de staatshulp aan de KBC Bank» (nr. 4-786)

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor Begroting en Gezinsbeleid over «de adoptieproblematiek» (nr. 4-778)

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «het afbreken van de passerelles in de stations van Turnhout en Geel» (nr. 4-777)

Mondelinge vraag van mevrouw Isabelle Durant aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap over «de voorbereiding van een « duurzaam Europees voorzitterschap» (nr. 4-784)

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (Stuk 4-1042)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

Wetsvoorstel tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (van de heer Philippe Mahoux c.s., Stuk 4-1288)

Algemene bespreking

Artikelsgewijze bespreking

Voorstel van resolutie betreffende het Wereldgezondheidsfonds (van mevrouw Marleen Temmerman c.s., Stuk 4-832)

Bespreking

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Olga Zrihen c.s., Stuk 4-533)

Bespreking

Stemmingen

Wetsontwerp houdende wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbeslechting naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de Belgische regulator van de post- en telecommunicatiesector (Stuk 4-1249)

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (Stuk 4-1042)

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (van de heer Philippe Mahoux c.s., Stuk 4-1288)

Voorstel van resolutie betreffende een wereldwijde sociale gezondheidsbescherming (van mevrouw Marleen Temmerman c.s., Stuk 4-832)

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Olga Zrihen c.s., Stuk 4-533)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de verkoop van medicijnen via het internet» (nr. 4-908)

Vraag om uitleg van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude over «de verruiming van het toepassingsgebied van de belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen» (nr. 4-900)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het tekort aan spoedartsen» (nr. 4-898)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de klacht tegen het Vlaams Neutraal Ziekenfonds» (nr. 4-907)

Vraag om uitleg van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het kadaster van de huisartsen in het kader van een optimale aanpassing van de numerus clausus» (nr. 4-909)

Vraag om uitleg van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over «de repressie van de Turkse autoriteiten ten aanzien van de Koerdische partij DTP» (nr. 4-905)

Vraag om uitleg van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Justitie over «de bevoegde autoriteit in het kader van medicinale cannabis» (nr. 4-906)

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over «de pensioenen van de gerechtelijke politie» (nr. 4-910)

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «diefstal van nummerplaten» (nr. 4-899)

Berichten van verhindering

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Evocatie

Boodschappen van de Kamer

Indiening van een wetsontwerp

Hof van Cassatie

Arbeidshof

Parket-generaal

Auditoraat-generaal

Arbeidsauditoraat

Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Kansspelcommissie

Prise en considération de propositions

Questions orales

Question orale de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances sur «la Commission de règlement de la relation de travail» (nº 4-773)

Question orale de Mme Joëlle Kapompolé au premier ministre sur «le plan de relance et la prolongation du taux réduit de TVA sur les constructions neuves» (nº 4-774)

Question orale de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’application de la réduction des pathogènes aux dérivés sanguins labiles à la lumière de la pandémie de grippe imminente» (nº 4-781)

Question orale de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’utilisation systématique d’Intercept en vue de l’inactivation pathogène des plaquettes de sang» (nº 4-776)

Question orale de Mme Sabine de Bethune à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le traitement du TDAH chez l’adulte» (nº 4-779)

Question orale de Mme Nele Jansegers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le choix de l’hôpital Saint-Pierre en tant que centre de crise pour le traitement de la grippe mexicaine» (nº 4-782)

Question orale de M. Marc Elsen à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «l’absence d’un statut légal pour les mineurs étrangers non accompagnés issus de l’Espace économique européen» (nº 4-780)

Question orale de Mme Freya Piryns à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «les demandes d’asile qui font état de l’orientation sexuelle» (nº 4-785)

Question orale de M. Joris Van Hauthem au ministre de l’Intérieur sur «les instructions données concernant l’envoi des convocations pour les prochaines élections dans les communes périphériques et les communes de la frontière linguistique» (nº 4-783)

Question orale de Mme Olga Zrihen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur «la vétusté de l’Institut national de criminalistique et de criminologie» (nº 4-775)

Question orale de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur «les décisions relatives aux aides d’État accordées à la Banque KBC» (nº 4-786)

Question orale de Mme Els Schelfhout au ministre de la Justice et au secrétaire d’État au Budget et à la Politique des familles sur «la problématique de l’adoption» (nº 4-778)

Question orale de Mme Martine Taelman au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «la démolition des passerelles dans les gares de Turnhout et de Geel» (nº 4-777)

Question orale de Mme Isabelle Durant au secrétaire d’État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne sur «la préparation d’une présidence européenne durable » (nº 4-784)

Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Chili sur l’exercice d’activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 6 décembre 2007 (Doc. 4-1042)

Discussion générale

Discussion des articles

Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314) (Procédure d’évocation)

Discussion générale

Discussion des articles

Proposition de loi reportant la date d’entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (de M. Philippe Mahoux et consorts, Doc. 4-1288)

Discussion générale

Discussion des articles

Proposition de résolution relative à la création d’un Fonds mondial de la santé (de Mme Marleen Temmerman et consorts, Doc. 4-832)

Discussion

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Olga Zrihen et consorts, Doc. 4-533)

Discussion

Votes

Projet de loi portant modification de la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 4-1249)

Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Chili sur l’exercice d’activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 6 décembre 2007 (Doc. 4-1042)

Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314) (Procédure d’évocation)

Proposition de loi reportant la date d’entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (de M. Philippe Mahoux et consorts, Doc. 4-1288)

Proposition de résolution relative à la promotion d’une protection sociale universelle de la santé (de Mme Marleen Temmerman et consorts, Doc. 4-832)

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Olga Zrihen et consorts, Doc. 4-533)

Demande d’explications de M. Hugo Vandenberghe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la vente de médicaments par Internet» (n° 4-908)

Demande d’explications de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale sur «l’élargissement du champ d’application de la réduction d’impôts pour les dépenses faites en vue d’économiser l’énergie» (n° 4-900)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le manque de médecins urgentistes» (n° 4-898)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la plainte déposée contre le Vlaams Neutraal Ziekenfonds» (n° 4-907)

Demande d’explications de Mme Dominique Tilmans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le cadastre des médecins généralistes dans le cadre d’une adaptation optimale du numerus clausus» (n° 4-909)

Demande d’explications de M. Patrik Vankrunkelsven au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «la répression des autorités turques à l’égard du parti kurde DTP» (n° 4-905)

Demande d’explications de M. Patrik Vankrunkelsven au ministre de la Justice sur «l’autorité compétente dans le cadre du cannabis médicinal» (n° 4-906)

Demande d’explications de M. Pol Van Den Driessche au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles et à la ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur «les pensions de la police judiciaire» (n° 4-910)

Demande d’explications de M. Pol Van Den Driessche au secrétaire d’État à la Mobilité sur «le vol de plaques d’immatriculation» (n° 4-899)

Excusés

Annexe

Votes nominatifs

Propositions prises en considération

Demandes d’explications

Évocation

Messages de la Chambre

Dépôt d’un projet de loi

Cour de cassation

Cour du travail

Parquet général

Auditorat général

Auditorat du Travail

Conseil central de surveillance pénitentiaire

Conseil central de l’économie

Commission des jeux de hasard

Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter

(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)

Présidence de M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président

(La séance est ouverte à 15 h 10.)

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance.

Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Mondelinge vragen

Questions orales

Mondelinge vraag van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie» (nr. 4-773)

Question orale de M. Patrik Vankrunkelsven à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances sur «la Commission de règlement de la relation de travail» (nº 4-773)

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). – Bij de programmawet van 27 december 2006 werd de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie opgericht. Deze commissie, beter bekend als de Socialerulingcommissie, heeft tot doel duidelijkheid te scheppen in tal van dossiers van schijnzelfstandigheid. De programmawet bepaalt duidelijk dat de koninklijke besluiten die de instelling van deze commissie moeten regelen, op een door de Koning te bepalen datum in werking treden en dit uiterlijk 1 januari 2008.

Op 18 april 2008 stelde ik reeds een vraag over de inwerkingtreding van deze wet. De minister bevestigde toen dat de wettelijke bepalingen rond de aard van de arbeidsrelatie uiterlijk 1 januari 2008 moesten in werking treden. Het excuus voor het overschrijden van die datum was de turbulente politieke situatie in ons land.

De minister verklaarde voorts dat ze op 14 juli 2008 een aanvraag voor advies aan de Nationale Arbeidsraad verzonden had en dat ze, gelet op de band die bestaat met het collectief en individueel arbeidsrecht, de door de Internationale Arbeidsorganisatie geformuleerde context en de noodzakelijke samenwerking met de paritaire comités en de sociale partners, wenste dat de normatieve afdeling van de commissie snel wordt opgericht bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Tot op heden heb ik in het Belgisch Staatsblad niets teruggevonden. Graag had ik van de minister dan ook graag opnieuw de stand van zaken in dit dossier gekend.

M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. – Artikel 127 van de programmawet van 22 december 2008, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 29 december 2008, heeft de datum van inwerkingtreding van de bepalingen inzake de oprichting van de commissie verschoven van 1 januari 2008 naar 1 januari 2009. Er is inderdaad nog geen koninklijk besluit tot uitvoering van deze bepalingen gepubliceerd.

Dat is in de eerste plaats te wijten aan de lange en soms zware discussies die gevoerd werden tussen de administraties van Werk, van Sociale Zaken en van Ondernemen en Middenstand (KMO en Zelfstandigen). Deze discussies handelden vooral over de plaats van de zetel van de normatieve afdeling. Ik wilde deze afdeling eerst oprichten binnen de FOD Werk, maar dat werd niet aanvaard. Er is uiteindelijk begin dit jaar afgesproken dat deze commissie zal opgericht worden bij de FOD Sociale Zekerheid.

De verdere administratieve voorbereiding gebeurt dus nu door de diensten van de FOD Sociale Zekerheid, die op het ogenblik een ontwerp van koninklijk besluit voorbereiden. Deze diensten vallen onder de bevoegdheid van mijn collega, mevrouw Onkelinx, en van mijzelf.

Wanneer het voorontwerp van koninklijk besluit klaar is, kan het politiek overleg hierover verder gaan, want de drie betrokken ministers, namelijk mevrouw Onkelinx als minister van Sociale Zaken, mevrouw Laruelle als minister van KMO en Zelfstandigen en ikzelf als minister van Werk, moeten hierover akkoord gaan. Hiervoor zal dus ook bijkomend personeel moeten gevonden worden.

Er kruipt dus meer tijd in dan verwacht en dit vooral omwille van administratieve moeilijkheden. Ik hoop binnenkort, in elk geval voor het zomerreces, klaar te zijn met het koninklijk besluit.

Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances. –

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). – Ik dank de minister voor het antwoord. We hebben natuurlijk veel begrip voor allerlei problemen, maar het feit blijft dat de wet, twee en een half jaar na goedkeuring, nog niet in werking getreden is. De minister kondigt nu aan dat dit binnen drie maanden zal gebeuren. We wachten af en, indien nodig, komen we erop terug.

M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –

Mondelinge vraag van mevrouw Joëlle Kapompolé aan de eerste minister over «het herstelplan en de verlenging van het verlaagde BTW-tarief op nieuwbouw» (nr. 4-774)

Question orale de Mme Joëlle Kapompolé au premier ministre sur «le plan de relance et la prolongation du taux réduit de TVA sur les constructions neuves» (nº 4-774)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Joëlle Kapompolé (PS). –

Mme Joëlle Kapompolé (PS). – Une des mesures du plan de relance est l’application d’un taux de TVA de 6 % sur les premiers 50 000 euros d’une construction neuve. Cette mesure doit permettre à chaque ménage une économie de 7 500 euros.

Selon les prévisions de la Confédération de la construction, le secteur devrait engager 21 000 travailleurs cette année afin de maintenir ses effectifs. Aujourd’hui, les offices régionaux de l’emploi recensent déjà près de 6 000 offres d’emplois dans le secteur de la construction.

Cette mesure du plan de relance favorise donc également l’engagement de personnel suite à une hausse sensible des commandes.

Sur le terrain, on rencontre néanmoins quelques difficultés liées au temps nécessaire à la maturation d’un projet de construction. Dans les faits, ce sont surtout les personnes ayant initié des travaux avant la crise qui vont en bénéficier. La baisse du taux de TVA du plan de relance a donc peu encouragé les nouveaux projets.

Malgré les mesures contenues dans le plan de relance, le secteur de la construction s’attend à un recul de son activité de 2 %.

Le gouvernement a-t-il envisagé une prolongation du taux réduit de TVA de 6 % sur les constructions neuves ?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Je vous lis la réponse du premier ministre.

Le taux réduit de TVA sur les constructions neuves s’inscrivent, comme les autres mesures du plan de relance du 11 décembre 2008, dans le programme de relance que la Commission européenne a annoncé le 26 novembre 2008.

La Commission a notamment insisté auprès des gouvernements des États membres pour qu’ils prennent à temps des mesures ciblées et temporaires.

En outre, on ne peut ignorer la réalité budgétaire. La dette publique de notre pays est déjà très élevée et, à la suite de l’aide octroyée à nos banques, de la crise économique et des mesures de relance, elle va de nouveau augmenter.

Pour ces deux raisons, à savoir la recommandation de la Commission européenne et notre situation budgétaire, le gouvernement a décidé de limiter les vraies mesures de relance à l’an 2009. À partir de 2010, la priorité sera donnée au plan de restauration de l’équilibre budgétaire.

La date limite du 31 décembre 2009 signifie que la mesure est applicable à toutes les factures pour lesquelles la TVA est exigible en 2009, pour autant qu’il soit satisfait aux autres conditions. Il doit donc s’agir de travaux exécutés ou achevés dans le courant de cette année, de travaux pour lesquels une facture de provision régulière a été dressée cette année ou pour lesquels une provision a été payée cette année.

La réduction du taux de TVA a, selon le secteur, effectivement un effet positif sur la construction. Autrement dit, la mesure a atteint son objectif. Comme nous ne sommes qu’au mois de mai, il me semble prématuré de conclure que la baisse du taux de TVA a peu encouragé les nouveaux projets.

Mevrouw Joëlle Kapompolé (PS). –

Mme Joëlle Kapompolé (PS). – Je remercie le ministre d’avoir lu la réponse du premier ministre.

L’objet de ma question était de relayer une préoccupation du secteur où l’on parle d’un recul de 2 % et d’effets d’aubaine. On passerait ainsi à côté de l’objectif du plan de relance.

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de toepassing van pathogeenreductie op labiele bloedderivaten in het licht van de dreigende influenzapandemie» (nr. 4-781)

Question orale de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’application de la réduction des pathogènes aux dérivés sanguins labiles à la lumière de la pandémie de grippe imminente» (nº 4-781)

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het systematisch gebruik van Intercept als pathogeen inactivator voor bloedplaatjes» (nr. 4-776)

Question orale de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’utilisation systématique d’Intercept en vue de l’inactivation pathogène des plaquettes de sang» (nº 4-776)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – In 2007 kreeg de Hoge Gezondheidsraad een adviesvraag over de opportuniteit van de verplichte invoering van pathogeenreductie op labiele bloedproducten, in het bijzonder op bloedplaatjeseenheden, zowel single donor als gepoolde.

In 2008 heeft de Hoge Gezondheidsraad hierover advies 8390 verstrekt. Het advies, dat gebaseerd is op de toen beschikbare evidentie, is duidelijk positief omdat men aldus het overdrachtsrisico van infectieuze agentia zoals virussen, bacteriën en protozoa verder kan beperken. In het bijzonder wordt ook verwezen naar de beheersing van de overdrachtsrisico van nieuwe of opduikende agentia die nog niet geïdentificeerd zijn, waarvoor nog geen efficiënte opsporingsmethodes bestaan of waartegen nog geen behandeling of vaccinatie bestaat. Tevens werd verwezen naar de reductie van het overdrachtsrisico via bloedtransfusie van het influenzavirus in geval van epidemie.

In de omliggende landen wordt pathogeenreductietechnologie reeds gebruikt door verschillende bloedinstellingen. In België wordt PRT op beperkte schaal toegepast.

PRT is zeker actueel in het licht van een dreigende influenzapandemie.

De minister heeft reeds herhaaldelijk gemeld dat zij pathogeenreductie voor bloedplaatjesconcentraat verplicht wil invoeren. Het RIZIV heeft hiervoor in middelen voorzien.

Momenteel is slechts één PRT-systeem beschikbaar: Intercept van de firma Cerus. Op het ogenblik lopen er nog klinische studies over het kwalitatief en kwantitatief effect van Intercept op bloedplaatjesconcentraat en over de veiligheid van met Intercept behandelde bloedplaatjes.

De Nederlandse Stichting Hematologie Oncologie voor Volwassenen (HOVON) voert momenteel een studie, de HOVON 82-studie. De Data Safety Monitoring Board heeft recent een van de studiearmen vroegtijdig gestopt. Bij transfusie met Intercept behandeld bloedplaatjesconcentraat was er immers een verminderde kwantitatieve opbrengst. Bovendien werd vastgesteld dat de incidentie van hemorragische complicaties significant hoger ligt bij patiënten die met Intercept behandeld plaatjesconcentraat werden behandeld.

Die gegevens zijn alarmerend omdat het vragen doet rijzen bij de veiligheid van de PRT-techniek.

Hoever staat het met de besluiten die PRT in ons land verplichtend maken?

Kent de minister de HOVON 82-studie? Zijn er andere studies die vragen hebben bij de veiligheid van Intercept?

Zijn er momenteel hemovigilantiegegevens beschikbaar over Intercept?

Is het niet wenselijk PRT facultatief in plaats van verplicht mogelijk te maken? Zodoende kan de voorschrijvende arts een keuze maken. In geval van levensbedreigende bloedingsrisico’s zou hij dan kunnen opteren voor plaatjesconcentraat dat niet met Intercept werd behandeld.

Is het opportuun een nieuw advies te vragen aan de Hoge Gezondheidsraad over de veiligheid van PRT en een vergelijkende analyse te maken van de verschillende technieken van PRT?

Mme Marleen Temmerman (sp.a). –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik dank het Bureau dat het mij de toestemming heeft gegeven deze vraag te stellen.

Ik deel volledig de bezorgdheid van collega Temmerman. De meest uitgevoerde vorm van transplantatie is de toediening van bloed. Artsen beschikken over een scala van mogelijkheden: ze kunnen -eerder traditioneel- rode bloedcellen toedienen, maar ze kunnen evengoed bloedplaatjes aan de patiënt geven als er sprake is van bepaalde stollingsstoornissen. Cruciaal hierbij is dat veilige bloedproducten gegeven wordt.

Het Rode Kruis-Vlaanderen en de Service francophone du Sang, SFS, zorgen voor de bevoorrading van bloed en bloedproducten. Ze controleren het bloed op ziektekiemen. Ze streven er met alle middelen naar om zo veilig mogelijk bloed en bloedproducten te leveren aan de patiënten door mogelijk besmette bloedzakken op te sporen en te weigeren. Een andere manier is een stof toe te voegen die niet schadelijk is voor het bloed zelf, maar die toch de kiemen doodt. Zo wordt bijvoorbeeld methyleenblauw gebruikt voor de pathogeeninactivatie van plasma.

Er bestaat ook een product voor de pathogeeninactivatie van bloedplaatjes. Het bekendste is Intercept, maar weldra komt een concurrent op de markt.

Op 24 november 2008 vond in Mont-Godinne een academische zitting plaats naar aanleiding van vijf jaar Intercept. Daar kwamen niet alleen medici, maar ook een jurist aan het woord. Er werd in grote lijnen gesteld dat wie geen gebruik maakt van Intercept eigenlijk slechte geneeskunde bedrijft en zijn patiënt aan de gevaren van ziektekiemen en zichzelf aan aansprakelijkheid blootstelt.

Mede daarom koos het SFS ervoor nu al te starten met de behandeling van bloedplaatjes met Intercept, zonder dat er al een koninklijk besluit is dat de terugbetaling regelt.

Vorige vrijdag verspreidde een PR-bureau dat werkt in opdracht van het bedrijf Cerus, een persbericht waarin Rode Kruis-Vlaanderen wordt geculpabiliseerd. Ik heb het bericht als bijlage aan mijn vraag toegevoegd.

Pas nadat Rode Kruis-Vlaanderen met een kortgeding had gedreigd was de firma bereid het communiqué in te trekken "wegens foutieve en ongegronde stellingname."

Behalve het feit dat de firma hiermee zelf wil bepalen op welk ogenblik de Belgische overheid de pathogeeninactivatietechnologie dient in te voeren, is ook de inhoud misleidend en op verschillende punten onjuist en zeker onvolledig.

Uit voorlopige resultaten van de HOVON 82-studie, uitgevoerd in acht Nederlandse ziekenhuizen, blijkt immers dat bloedplaatjes behandeld met Intercept minder goed werken en dat bloedingen dus minder goed worden ondervangen. Om die reden verkoos de onafhankelijke Data Safety Monitoring Board gedeeltelijk de studie die gebruik maakte van Intercept, te stoppen.

Ik wil niet dramatiseren, maar in het belang van de volksgezondheid vraag ik minister Onkelinx met aandrang voorlopig geen koninklijk besluit te tekenen waarin de terugbetaling voor Intercept wordt geregeld, tot studies meer duidelijkheid verschaffen. Ik roep haar ook op contact op te nemen met Rode Kruis-Vlaanderen en SFS teneinde met juristen na te gaan hoe ze kunnen worden ingedekt tegen de aantijgingen van de producenten die hen wegens het niet-gebruik voor de rechtbank zouden willen slepen. Is de minister daartoe bereid? Wil ze snel optreden en de sneltrein stopzetten?

Mocht blijken dat er bepaalde indicaties bestaan om toch het product te gebruiken, wil ze dan de beslissing om dat te doen overlaten aan de medici, zowel op het niveau van het Rode Kruis/SFS als op het niveau van de patiënt (voornamelijk oncologen en hematologen)? Het is toch opvallend dat Intercept momenteel in geen enkel land systematisch wordt gebruikt. Misschien wil de minister ook wel wachten tot de concurrent van het product over een half jaar op de markt een plaats heeft gevonden, zodat het concurrentieprincipe ervoor kan zorgen dat de prijs daalt.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – De vraag is heel terecht

Het overdrachtrisico van pathogenen met inbegrip van het griepvirus moet tot een strikt minimum worden beperkt.

Ook moet de klinische efficiëntie van bloedplaatjestransfusie bij stollingsstoornissen gewaarborgd blijven, ook als die bloedplaatjes een pathogeeninactivatie hebben ondergaan.

Een eerste vraag ging over het koninklijk besluit inzake de verplichting van pathogeenreductie van bloedplaatjesconcentraat.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

Het advies van de Raad van State aangaande het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 1996 over het bloed, is sedert enige tijd beschikbaar. Ik heb het FAGG instructie gegeven dit besluit prioritair te behandelen en het ligt dus in de bedoeling het binnenkort te publiceren.

Ik ben niet formeel ingelicht over de HOVON-studie met betrekking tot de efficiëntie en veiligheid van transfusietherapie met bloedplaatjes die een pathogene reductie of PRT hebben ondergaan. Inmiddels heb ik het FAGG opdracht gegeven contact op te nemen met de Stichting HOVON in Nederland. Het FAGG zal ook het bedrijf Cerus dat Intercept commercialiseert in België, om bijkomende informatie verzoeken over de veiligheid van het product en de techniek.

Momenteel zijn in ons land geen hemovigilantiegegevens beschikbaar die wijzen op een verhoogd bloedingsrisico bij patiënten die behandeld worden met Intercept behandelde bloedplaatjes.

Het lijkt me niet wenselijk artsen te laten kiezen tussen met PRT of zonder PRT behandelde bloedproducten, aangezien het duidelijk is dat het overdrachtsrisico van pathogene organismen kleiner is met PRT. Daarom vraag ik het FAGG om bij de publicatie van het koninklijk besluit dat de pathogeeninactivatie verplicht, een omzendbrief te versturen waarin gewezen wordt op het mogelijk risico van een verminderde efficiëntie van met Intercept behandelde bloedplaatjes, met het advies van een eventuele dosisverhoging. Ik geef het FAGG en de FOD Volksgezondheid tevens instructie om de hemovigilantiemaatregelen strikt op te volgen.

In het licht van de nieuwe gegevens met betrekking tot Intercept, is het opportuun de Hoge Gezondheidsraad aan te spreken voor een nieuw advies. Ik zal hem ook vragen het bestaand advies nr 8390 te actualiseren en opnieuw de veiligheid inzake bloedingsrisico te evalueren en daarnaast ook advies te geven over het minimum aantal bloedplaatjes dat een eenheid concentraat moet bevatten.

 

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – Ik hoop dat het advies van het FAGG, de FOD Volksgezondheid en de Hoge Gezondheidsraad snel kan worden bekomen, gelet op de heersende pandemie.

Mme Marleen Temmerman (sp.a). –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik benadruk dat de keuzemogelijkheid voor de arts het best wordt opengehouden. Het feit dat de HOVON-studie afgebroken werd moet ons tot nadenken stemmen.

In tegenstelling tot mevrouw Temmerman pleit ik voor behoedzaamheid en meer onderzoek. Het komt trouwens niet op een week aan. Nogmaals, het verdient de voorkeur dat de arts beslist over het soort bloedplaatjes – al dan niet behandeld - dat hij wil gebruiken in functie van de patiënt.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Ten slotte wil ik ook de budgettaire kant van de zaak benadrukken. Over zes maanden komt er een concurrent en dat maakt het interessant voor de prijszetting. In de huidige budgettaire toestand is een prijsvermindering meer dan welkom.

 

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de behandeling van ADHD bij volwassenen» (nr. 4-779)

Question orale de Mme Sabine de Bethune à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le traitement du TDAH chez l’adulte» (nº 4-779)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – ADHD bij kinderen heeft in ons land een prevalentie van 3 tot 5%. ADHD wordt behandeld met psychotherapie en / of medicatie. Stimulantia, zoals methylfenidaat, dexamfetamine en pemoline zijn over het algemeen de eerstelijnsproducten voor de behandeling van ADHD en hun gebruik wordt door internationale richtlijnen ondersteund. Deze stimulantia zijn terug te vinden in geneesmiddelen zoals Rilatine.

De evidentie voor het gebruik van deze stimulantia, meer bepaald van methylfenidaat, bij de behandeling van ADHD bij volwassenen is echter veel beperkter dan bij kinderen. Voor volwassenen die gediagnosticeerd worden met ADHD wordt deze medicatie in België dan ook niet terugbetaald. Net als bij kinderen heeft de aandoening echter ook voor hen een belangrijke impact op hun sociaal en professioneel functioneren en hun gezinsleven. Uit navraag bij deskundigen blijkt ook dat de slaagkans van een aanvraag voor deze medicatie bij het Bijzonder Solidariteitsfonds erg klein is.

Bij hoeveel volwassenen is in België ADHD gediagnosticeerd?

Wat kunnen volwassenen volgens de minister doen om hun behandeling betaalbaar te houden? Tal van mensen signaleren me immers dat dit een probleem is.

Klopt het dat in Nederland de ziekte ook bij volwassenen erkend is en dat daar de medicatie en andere behandelingen wel worden terugbetaald?

Ziet de minister de mogelijkheid om voor volwassenen een tegemoetkoming te doen?

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – Er zijn geen eenduidige gegevens over het aantal volwassen patiënten in België bij wie ADHD is gediagnosticeerd. Oudere, internationale studies schatten de prevalentie op 1 tot 4% van de bevolking, afhankelijk van de criteria.

Een behandeling met geneesmiddelen voor volwassenen met ADHD is niet de enige mogelijkheid. Het is dan ook raadzaam dat de behandelende arts, samen met de patiënt zoekt naar een optimale behandeling.

Ik heb niet voldoende tijd gehad om precieze informatie te verzamelen over de eventuele terugbetaling in Nederland. Ik zal ze later schriftelijk bezorgen.

In verband met een eventuele terugbetaling in België citeer ik de conclusies van het BCFI, het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie, over de aanpak van ADHD, midden 2008: "Bij volwassenen met ADHD is nauwelijks onderzoek gevonden in de geraadpleegde bronnen over het effect van niet-medicamenteuze therapie. Wat betreft het effect van geneesmiddelen als methylfenidaat, antidepressiva, bupropion of atomoxetine, is meer onderzoek wenselijk."

Ik denk dat we dit onderzoek eerst moeten afwachten, alvorens een beslissing te nemen.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik ben natuurlijk niet zo gelukkig met het antwoord van de minister. Ik begrijp dat er verder onderzoek wordt gedaan, maar volgens mijn informatie is dat onderzoek in Nederland al gebeurd en met succes. Daar kunnen wij toch ook uit leren.

Ik heb signalen opgevangen dat mensen ernstig in de problemen komen omdat ze zich de medicatie en andere behandelingen die door deskundige artsen wordt voorgeschreven en dus niet worden terugbetaald, niet kunnen veroorloven en dat het OCMW moet bijspringen. We laten daar toch heel wat mensen in de kou staan.

Ik dank de minister alvast voor de informatie die ze me nog zal bezorgen en ik zal op korte termijn met mijn vraag terugkomen.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Jansegers aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de keuze van het Sint-Pietersziekenhuis als noodcentrum voor de behandeling van de Mexicaanse griep» (nr. 4-782)

Question orale de Mme Nele Jansegers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le choix de l’hôpital Saint-Pierre en tant que centre de crise pour le traitement de la grippe mexicaine» (nº 4-782)

Mevrouw Nele Jansegers (VB). – Het eerste geval van Mexicaanse griep in ons land is een feit. Het betreft een Vlaming uit Gent die uit de Verenigde Staten kwam.

Met enige verbazing vernemen wij dat als centraal noodcentrum voor de behandeling van deze patiënt gekozen werd voor het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis. Wij vinden deze keuze merkwaardig omdat dit ziekenhuis, hoewel dit wettelijk gezien tweetalig moet zijn, in de praktijk bijna eentalig Franstalig is en Vlamingen er vaak worden behandeld door artsen en verpleegkundigen die hen niet begrijpen. Dat komt in sommige gevallen, met name wanneer de patiënt zich niet in het Frans verstaanbaar kan maken, in de praktijk neer op dierengeneeskunde, want zoals bekend kan een dier ook niet communiceren met de arts.

In de loop van 2003 werd door een aantal Vlaamse politici een klacht ingediend bij de Raad van Europa tegen de tergende taalwantoestanden in de Brusselse ziekenhuizen. Ter voorbereiding van het bezoek van de rapporteur van de Raad van Europa werd onder meer een werktekst opgesteld onder eindredactie van dr. Myriam Verkouter.

Enkele citaten uit deze werktekst die slaan op het Sint-Pietersziekenhuis zijn verhelderend voor de taaltoestanden daar. Op de bladzijden 29-30 lees ik: "Om die redenen (namelijk een gebrek aan tweetalige dienstverlening) wordt met een aantal ziekenhuizen (door de Vlaamse huisartsen) niet samengewerkt; naar Sint-Pieters (…) sturen Nederlandstalige huisartsen liever geen Nederlandstalige patiënten door." En iets verder staat er: "Vooral met het Sint-Pietersziekenhuis hebben de Nederlandstalige huisartsen de meeste problemen."

Er zijn nog wel meer passages in deze werktekst terug te vinden waarin gerapporteerd wordt over de schrijnende taalwantoestanden in het Sint-Pietersziekenhuis.

Is het correct dat enkel dit ziekenhuis werd geselecteerd als opvangcentrum voor gevallen van Mexicaanse griep, voor het hele land, voor zowel Nederlandstalige als Franstalige patiënten?

Waarom werd precies dit centrum daarvoor geselecteerd en op welke gronden gebeurde dat?

Werd er bij de keuze van het ziekenhuis rekening gehouden met de taalproblematiek?

Hoeveel Nederlandstalige, respectievelijk Franstalige artsen en verplegend personeel zijn tewerkgesteld in deze afdeling van dit ziekenhuis en hoe zit het met hun taalkennis?

Kan de minister mij verzekeren dat Nederlandstalige patiënten, in casu nu de patiënt uit Gent, steeds in hun eigen taal behandeld kunnen en zullen worden?

Mme Nele Jansegers (VB). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – Het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis werd inderdaad aangeduid als enig referentieziekenhuis voor de eerste gevallen van H1N1-griep in België. Van zodra er meer dan 25 van dergelijke grieppatiënten moeten worden opgenomen, zal niet alleen meer op dit ziekenhuis een beroep worden gedaan.

De overheid heeft sinds enkele jaren een overeenkomst met het Sint-Pietersziekenhuis gesloten. Het ziekenhuis beschikt over de nodige expertise inzake infectieziekten en over gespecialiseerde infrastructuur. Het draaiboek bepaalt dat de eerste grieppatiënten naar dit ziekenhuis worden verwezen. Bovendien zijn de centrale ligging en de tweetaligheid van het ziekenhuis bijkomende troeven.

Gezien de kleinschaligheid van België is het vanuit wetenschappelijk oogpunt wenselijk noch zinvol om verschillende referentieziekenhuizen aan te duiden.

Ik ben ervan overtuigd dat genoeg artsen en verpleegkundigen het Nederlands voldoende machtig zijn om de patiënt met Mexicaanse griep uit Gent correct te kunnen verzorgen en behandelen.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

Mevrouw Nele Jansegers (VB). – Ik betreur dat de minister mijn vraag niet beantwoordt. Hoeveel Nederlandstalige en Franstalige artsen zijn er in het Sint-Pietersziekenhuis tewerkgesteld? De minister zegt dat er voldoende tweetalige artsen en verpleegkundigen zijn, maar het rapport waarnaar ik verwees, spreekt dat tegen. Ik kreeg overigens deze week nog een mail van een dame die me het volgende schrijft: "Ik weet niet wat de overheid bezielt om net met dat ziekenhuis een afspraak te maken. Ik spreek uit ervaring: mijn dochter is daar vorig jaar met spoed opgenomen en ze werd daar enkel in het Frans behandeld. Ik kreeg geen Nederlandstalige info en door de spraakverwarring werd haar hartafwijking verkeerd begrepen. Gelukkig heb ik haar daar tijdig kunnen weghalen." De minister komt me vandaag zeggen dat er voldoende garanties zijn. Ik denk dat u liegt, mevrouw de minister. En ik vind het eigenlijk een schande dat u geen antwoord geeft op mijn vragen.

Mme Nele Jansegers (VB). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – Het gaat over welgeteld één patiënt. Mogelijk kan hij na zijn ontslag uit het ziekenhuis verslag uitbrengen over de manier waarop hij daar is behandeld.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

Mondelinge vraag van de heer Marc Elsen aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «het ontbreken van een wettelijk statuut voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen afkomstig uit de landen van de Europese Economische Ruimte» (nr. 4-780)

Question orale de M. Marc Elsen à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «l’absence d’un statut légal pour les mineurs étrangers non accompagnés issus de l’Espace économique européen» (nº 4-780)

De heer Marc Elsen (cdH). –

M. Marc Elsen (cdH). – Lors d’une journée d’information, la plateforme « Mineurs en exil » vient de rappeler la nécessité de légiférer en faveur d’un statut légal pour les mineurs étrangers non accompagnés issus d’un pays de l’Espace économique européen.

Depuis l’adhésion à l’Union européenne des huit pays de l’ancien bloc de l’Est, les mineurs non accompagnés ressortissants de ces pays ne peuvent plus se prévaloir du régime légal de tutelle des MENA, qui prévoit une protection et un accompagnement adapté à leurs besoins. La loi sur la tutelle des MENA du 24 décembre 2002 ne s’applique qu’aux enfants ressortissants des pays tiers. Pour les enfants des nouveaux pays adhérents, il y a donc un vide juridique qui les amène à vivre dans la clandestinité, au péril de leur vie. Ce problème est illustré par un fait récent : un réseau pédophile utilisant des enfants bulgares et roumains a été découvert dans le Parc Royal.

Or une solution existe puisqu’une proposition de loi, dont le cdH est cosignataire, vise à rétablir l’équité entre tous les enfants qu’ils soient issus de l’Espace économique européen ou de pays tiers.

Madame la ministre, envisagez-vous de mettre un terme au vide juridique qui contraint les MENA issus de l’Espace économique européen à vivre dans la clandestinité ? Appuierez-vous la proposition de loi déposée au Sénat visant à inclure dans le champ d’application de la loi sur la tutelle des MENA les mineurs ressortissants de l’Espace économique européen afin qu’ils puissent bénéficier, eux aussi, d’une protection spécialisée ?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Migratie- en Asielbeleid. –

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Politique de migration et d’asile. – Depuis le 1er janvier 2007, les mineurs non accompagnés bulgares et roumains sont considérés comme des mineurs européens et l’État belge examine leur situation sur la base de leur qualité de citoyens de l’Union européenne.

Le droit européen exclut le mineur européen de la définition du mineur étranger non accompagné car l’Union européenne a estimé que pour les mineurs européens, les contacts entre États membres devaient être privilégiés.

Le droit communautaire confère aux citoyens européens, y compris aux mineurs, le droit de circuler et de séjourner librement sur le territoire de l’Union européenne. La situation des mineurs européens non accompagnés requiert donc une solution adaptée, différente de celle prévue pour les mineurs étrangers ressortissants de pays tiers. Un autre cadre juridique doit leur être appliqué.

L’Office des étrangers procède à un examen individuel de la situation de séjour de chaque mineur européen et cherche une réponse appropriée au contexte européen. J’estime par conséquent que la proposition de loi tendant à instaurer une tutelle spécifique pour tous les mineurs européens et pour les ressortissants de pays tiers n’est pas adaptée à la problématique des mineurs européens et ne tient pas compte de la notion de libre circulation de ces derniers.

Les mineurs européens peuvent bénéficier de la tutelle de droit commun ou de la tutelle d’un CPAS. Des dispositions existent donc bien pour ces enfants. La question de la tutelle des mineurs relève de la compétence du ministre de la Justice et devra faire l’objet d’une concertation.

Lorsque des mineurs sont victimes de la traite des êtres humains, des dispositions spécifiques sont applicables, quelle que soit leur nationalité. Elles prévalent donc bien pour les mineurs non accompagnés européens.

Je suis persuadée que nous pourrions mettre en place un réseau de points de contact entre les États membres pour les mineurs européens en vue de prendre rapidement les mesures de protection requises.

De heer Marc Elsen (cdH). –

M. Marc Elsen (cdH). – Je vous remercie pour votre réponse, même si, vous l’aurez compris, nous n’abordons pas cette problématique sous le même angle. En effet, la question concerne le statut de MENA, et cela indépendamment du lieu d’origine. Vous faites état d’une concertation entre le ministère de la Justice et le vôtre, ce qui constitue certainement une bonne initiative. Nous restons convaincus qu’il faut prendre des mesures de protection légales, notamment en matière de traite des êtres humains. Ce fléau pose de nombreux problèmes bien concrets.

La création d’un réseau de points de contact entre les États membres constitue certainement une autre façon, positive si ce réseau fonctionne bien, de répondre à la problématique des mineurs étrangers non accompagnés, pour laquelle une solution réellement égalitaire doit être dégagée.

Nous continuerons bien entendu, non seulement à défendre, mais à approfondir cette proposition car une solution spécifique nous paraît indispensable.

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «asielaanvragen op basis van seksuele geaardheid» (nr. 4-785)

Question orale de Mme Freya Piryns à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «les demandes d’asile qui font état de l’orientation sexuelle» (nº 4-785)

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Zaterdag 16 mei eerstkomende wordt naar jaarlijkse gewoonte in Brussel de Gay Pride georganiseerd, een dag waarop holebiorganisaties op straat komen om hun eisen onder de aandacht te brengen. Dit jaar vragen ze terecht aandacht voor de internationale holebi- en transgenderrechten. België speelt reeds jaren een voortrekkersrol om de maatschappelijke positie van holebi’s in ons land gevoelig te verbeteren. Uit studies van de voorbije maanden blijkt echter dat heel wat jongeren het nog steeds moeilijk hebben met het aanvaarden van holebi’s in onze maatschappij. Om holebi’s echt gelijke kansen te bieden in onze maatschappij en holibiseksualiteit als maatschappelijk gegeven volkomen aanvaard te maken is er nog werk aan de winkel.

Collega Martine Taelman nam het initiatief om hierover naar aanleiding van de Yogyakartaprincipes een resolutie in te dienen in de Senaat. Ik hoop dat deze resolutie snel haar weg vindt naar de commissie en snel goedgekeurd kan worden.

Tegelijk wil ik de eis van de Holebifederatie Vlaanderen en haar Franstalige tegenhanger Arcenciel Wallonie voor extra aandacht voor holebirechten en transgenderrechten op internationaal niveau onderschrijven. België dient in zijn buitenlands beleid eenzelfde voortrekkersrol te spelen met betrekking tot gelijke rechten voor holebi’s. Vandaag is homoseksualiteit nog steeds in meer dan 77 landen strafbaar. Nog vorige maand werd in Burundi een wet goedgekeurd die homoseksualiteit wettelijk verbiedt. In zeven landen staat zelfs de doodstraf op dit "misdrijf".

Een direct gevolg dat beleid is dat heel wat mensen hun land van herkomst dienen te ontvluchten enkel en alleen wegens van hun seksuele geaardheid. Ons land dient daar in zijn asielbeleid dan ook rekening mee te houden. Zo is het omwille van het taboe dat in de landen van herkomst vaak heerst, niet vanzelfsprekend om in een eerste gesprek met de DVZ onmiddellijk te verklaren dat seksuele geaardheid de reden van een asielaanvraag.

Sommige vzw’s houden zich bezig met de specifieke problemen waarmee mensen die asiel aanvragen wegens hun seksuele geaardheid worden geconfronteerd. Zo is het voor holebi’s in de open en gesloten centra vaak niet gemakkelijk om uiting te geven aan hun seksuele geaardheid en worden zij er vaak met taboes geconfronteerd.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Heeft de minister in haar beleid specifiek oog voor deze uiterst kwetsbare groep? Welke stappen zal zij concreet doen om hun situatie in de centra en bij de dienst Vreemdelingenzaken te verbeteren?

Gaat zij hierbij uit van de Yogyakartaprincipes? Die principes zijn op Vlaams niveau goedgekeurd, maar nog niet op federaal niveau.

Hoeveel mensen vroegen in respectievelijk 2006, 2007 en 2008 asiel aan op basis van hun seksuele geaardheid? Hoeveel van die asielaanvragen werden goedgekeurd?

Is er in onze open en gesloten asielcentra aandacht voor de precaire situatie die de seksuele geaardheid van bewoners mee kan brengen? Is hierover overleg met de minister van Maatschappelijk Integratie? Worden er rond dit thema specifieke opleidingen aan het personeel gegeven?

 

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Migratie- en Asielbeleid. – De minister van migratie- en asielbeleid is niet bevoegd voor het beleid van een onafhankelijke instantie, in casu het commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen. De commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen heeft de behandeling van asielaanvragen op basis van seksuele geaardheid uitvoerig uiteengezet in de nota Voorstelling van de behandeling van asielaanvragen door het CGVS. Met het oog op de evaluatie van de asielprocedure heeft hij die nota in maart 2009 aan de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Zaken overgezonden. Ik wil nog even de belangrijkste elementen ervan aanhalen:

Het Belgische beleid is conform de internationale verdragen en richtlijnen, meer bepaald de Europese kwalificatierichtlijn van 29 april 2004 over minimumnormen, die op 10 oktober 2006 in de Belgische vreemdelingenwet werd omgezet.

Het CGVS heeft een bijzondere aanpak ontwikkeld voor zogenaamde kwetsbare groepen, zoals niet-begeleide minderjarige jongeren en personen die om gendergebonden redenen worden vervolgd. Zo kunnen die asielzoekers op voorhand hun voorkeur opgeven wat betreft het geslacht van de tolk en de persoon door wie hij of zij gehoord wensen te worden. Bovendien heeft het CGVS een specifieke richtlijn voor de behandeling van asielaanvragen op grond van homoseksualiteit en een interne richtlijn met betrekking tot het concept "behoren tot een bepaalde sociale groep". Op basis van dat concept kunnen personen die in hun land van herkomst vervolging riskeren wegens hun seksuele geaardheid, als vluchteling erkend worden.

ledere aanvraag wordt individueel onderzocht. Hierbij houdt men zowel met de objectieve situatie in het land van herkomst als met de specifieke situatie van de betrokken persoon rekening.

Zoals reeds aangegeven, is het Belgische beleid conform de Europese richtlijn en ook de Yogyakarta-principes.

In 2006 vroegen 116 personen om asiel op basis van hun seksuele geaardheid, van wie 33 als vluchteling werden erkend. In 2007 deden 188 personen een dergelijke aanvraag, van wie 60 als vluchteling werden erkend. In 2008 waren er 226 dergelijke aanvragers van wie 93 als vluchteling werden erkend en 3 subsidiaire bescherming kregen.

In de gesloten centra wordt geen informatie bijgehouden over de seksuele geaardheid van bewoners of hieraan gelinkte aspecten. Dergelijke informatievergaring is immers in strijd met het recht op privacy van de bewoners. Bij transseksuelen en travestieten is de seksuele geaardheid echter overduidelijk. In die gevallen worden er niet automatisch maatregelen genomen, tenzij de aanwezigheid van betrokkene in de leefgroep problemen doet rijzen.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Politique de migration et d’asile. –

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – De principes waarop het CGVS zich baseert, zijn uiteraard conform de geldende internationale regels. België heeft ter zake overigens altijd een voortrekkersrol gespeeld. Het probleem ligt vooral bij de angst van aanvragers om voor hun geaardheid uit te komen. Precies daarom dring ik erop aan dat het CGVS bijzondere aandacht voor de problematiek heeft. Heel wat asielzoekers die vervolging riskeren vanwege hun seksuele geaardheid, dissen immers een ander verhaal.

Ik ga geregeld langs in gesloten centra en stel vast dat mensen er vaak wegens hun geaardheid uit de groep worden uitgesloten en daardoor ernstige problemen ondervinden. Het zou maar normaal zijn dat daaraan meer aandacht wordt besteed en dat het personeel hierover eventueel een opleiding krijgt. De grootste omzichtigheid blijft geboden.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de onderrichtingen aangaande het versturen van de oproepingsbrieven voor de komende verkiezingen voor wat betreft de rand- en de taalgrensgemeenten» (nr. 4-783)

Question orale de M. Joris Van Hauthem au ministre de l’Intérieur sur «les instructions données concernant l’envoi des convocations pour les prochaines élections dans les communes périphériques et les communes de la frontière linguistique» (nº 4-783)

De voorzitter. – Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Migratie- en Asielbeleid , antwoordt.

M. le président. – Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Politique de migration et d’asile , répondra.

De heer Joris Van Hauthem (VB). – Naar aanleiding van de federale verkiezingen van 2003 werden met betrekking tot het gebruik van de taal van de oproepingsbrieven in de faciliteitengemeenten twee omzendbrieven verspreid. De eerste ging uit van toenmalig federaal minister van Binnenlandse Zaken Duquesne, die verantwoordelijk was voor de organisatie van de verkiezingen. Die omzendbrief legde op dat de oproepingsbrieven moesten worden opgesteld in de taal van de stemplichtige. De tweede omzendbrief ging uit van toenmalig Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Van Grembergen, die van oordeel was dat de omzendbrief-Peeters moest worden toegepast. Die omzendbrief bepaalde dat de oproepingsbrieven in de Vlaamse faciliteitengemeenten in het Nederlands moesten worden verstuurd met nasturing van een vertaling aan diegenen die daar uitdrukkelijk om hadden verzocht.

Intussen heeft de Raad van State zich op 23 december 2004 in vijf arresten over die aangelegenheid uitgesproken en gezegd dat de interpretatie die de omzendbrief-Peeters aan de taalwetgeving geeft, de enige juiste is.

Toen ik eind november 2006 dan ook de vraag stelde aan de voorganger van de minister of deze rechtspraak werd erkend en zou worden opgenomen in de onderrichtingen die naar de gemeenten worden verstuurd, werd hierop ondubbelzinnig bevestigend geantwoord. Wij dachten dat hiermee deze problematiek nu eindelijk voor eens en altijd duidelijk was geregeld.

We hebben ons blijkbaar vergist. Met name in Sint-Genesius-Rode ziet het ernaar uit – ik spreek in de voorwaardelijke wijs – dat de Franstalige meerderheid, met de burgemeester op kop, toch zinnens is de oproepingsbrieven in de taal van de betrokkene te versturen. Wat de andere faciliteitengemeenten betreft, is er op dat gebied nog niet veel duidelijk.

Op de website van de FOD Binnenlandse Zaken vindt ik geen omzendbrieven, maar wel een aantal onderrichtingen. Mijn vraag is of er een onderrichting of een omzendbrief is aan de gemeenten over die zaak en, zo ja, of daarin duidelijk is bepaald dat de oproepingsbrieven in de faciliteitengemeenten in de taal van het taalgebied moeten worden opgesteld en dat hiervan slechts op uitdrukkelijke vraag van een betrokkene een vertaling kan worden verkregen?

Indien dit niet het geval is, acht de minister het dan niet dringend noodzakelijk daarover een omzendbrief op te stellen en te versturen?

M. Joris Van Hauthem (VB). –

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Migratie- en Asielbeleid. – Wat de oproepingsbrieven betreft, maakt het departement van de minister van Binnenlandse Zaken geen onderrichtingen over aan de gemeenten. Bij het versturen van de oproepingsbrieven dienen de gemeenten de taalwetgeving na te leven, die van openbare orde is.

Voor de tweede vraag deelt minister De Padt mee dat het toezicht op het naleven van de taalwetgeving tot de bevoegdheid van de gewesten behoort. Op Vlaams niveau is dat de minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Politique de migration et d’asile. –

De heer Joris Van Hauthem (VB). – Mevrouw de minister, wat is dat nu voor een antwoord?

Dat het toezicht bij de Vlaamse minister berust, weet ik ook. Mijn vraag was of er een omzendbrief is en zo ja, of daarin duidelijk wordt gestipuleerd in welke taal de oproepingsbrieven moeten worden opgesteld. In 2007 heeft men dat voor de federale verkiezingen gedaan. Ik heb hier trouwens de vraag aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. Toen is aan alle gemeenten een omzendbrief verzonden, niet alleen naar de zes faciliteitengemeenten in de Brusselse rand, met vermelding van het taalgebruik in de oproepingsbrieven.

Nu hoor ik dat er geen omzendbrief komt. In de onderrichtingen voor de voorzitters van de hoofdbureaus, die ik op de website vind, heb ik wel een merkwaardige passage gelezen. Het gaat over het taalgebruik van de voorzitters van de kies- en telbureaus bij het oproepen van mensen om die bureaus te bemannen. "De bescheiden te gebruiken in betrekkingen met particulieren, zoals de oproepingsbrieven voor de leden van de kiesbureaus, worden gesteld in de taal van de belanghebbenden in de gemeenten met een speciale taalregeling".

Dat gaat in tegen de omzendbrief-Peeters. Ik vraag mij af waarom dat daar staat. Ik verwonder mij in hoge mate over het uitblijven van een omzendbrief, die er bij elke verkiezing is geweest: in 2003, 2004 en 2007. Wij dachten dat die er ook zou komen in 2009, maar plots komt er niets meer.

We zullen de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden vragen om alsnog, hoewel hij geen organiserende overheid is, een omzendbrief te versturen.

M. Joris Van Hauthem (VB). –

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de bouwvallige staat van het Nationaal Instituut voor de criminalistiek en de criminologie» (nr. 4-775)

Question orale de Mme Olga Zrihen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur «la vétusté de l’Institut national de criminalistique et de criminologie» (nº 4-775)

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – L’Institut National de Criminalistique et de Criminologie – INCC – connaît de nombreuses difficultés pour pouvoir satisfaire au mieux à sa mission de recherche dans le cadre d’enquêtes criminelles.

Ces difficultés ne résultent pas de la qualité ou des compétences de ses travailleurs mais plutôt de l’environnement de travail dans lequel ceux-ci doivent évoluer.

La situation géographique de l’INCC n’est pas des plus favorables puisque l’institut doit subir les désagréments provoqués par la pleine activité industrielle de son environnement immédiat. Ces désagréments se traduisent notamment par des vibrations secouant l’ensemble de l’infrastructure. Ces vibrations ne permettent pas aux experts judiciaires de mener leur enquête avec précision, ces derniers ne pouvant utiliser de manière optimale le microscope électronique mis à leur disposition, lequel demande une extrême stabilité !

Il en va de même pour l’état déplorable d’insalubrité constaté sur l’ensemble des bâtiments, ce qui pose un évident problème de sécurité. Outre le fait que les ascenseurs nécessitent de fréquents ajustements à cause des vibrations évoquées précédemment, il a été constaté que le toit laisse filtrer de l’eau jusque dans le laboratoire de toxicologie, pourtant situé deux étages plus bas, que la décrépitude du bâtiment se traduit par des tuyaux rouillés et amiantés, et que l’installation anti-incendie et de sécurité est défaillante.

Selon Le Soir de ce 11 mai, la sécurisation du site s’est faite sur les fonds propres de l’INCC, chose d’autant plus inquiétante que de nombreux courriers ont été adressés par la direction de l’INCC à la Régie des Bâtiments qui répond à chaque fois qu’elle va s’en occuper.

Je vous pose donc les questions suivantes, monsieur le ministre :

Avez-vous eu connaissance de cette situation déplorable ?

Quelles sont les initiatives envisagées pour garantir la sécurité du site, de ses travailleurs et, surtout, la qualité du travail fourni par ces experts en sciences criminelles ?

Selon quels délais la Régie des Bâtiments compte-t-elle entreprendre des travaux pour permettre un travail efficace des cellules d’enquêtes ?

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. –

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. – Je viens de répondre à la même question, en néerlandais, à la Chambre.

Le complexe occupé par l’Institut National de Criminalistique et de Criminologie date des années cinquante. L’INCC occupe quatre bâtiments. La Régie des Bâtiments est parfaitement au courant de la situation et continue à effectuer des travaux au sein de l’institut.

L’aile B a été réaménagée avec de nouveaux laboratoires en 2002.

Depuis 2007, plusieurs travaux ont été exécutés, tels que le renouvellement de la toiture du bloc L, le rafraîchissement des locaux de ce même bloc et le renouvellement d’une porte de secours. Le sol a été assaini entre les blocs A, B et C et la voirie a été renouvelée après l’exécution des travaux d’assainissement du sol.

La Régie des Bâtiments a lancé une procédure pour la sécurité incendie et les portes de sécurité mais la procédure n’a pas donné le résultat escompté parce que l’entrepreneur ne remplissait pas les conditions requises. La Régie des Bâtiments a donc dû lancer une nouvelle procédure. La réception des offres pour la fourniture et le placement de dévidoirs d’incendie a eu lieu ce 13 mai. Ce dossier est traité en priorité afin qu’il puisse être exécuté cette année. Les travaux relatifs aux portes de sécurité sont prévus pour cette année également.

La Régie des Bâtiments souhaite avoir recours à un contrat-cadre pour la rénovation des locaux, afin que le fonctionnement de l’INCC ne soit pas compromis pendant l’exécution des travaux.

Une nouvelle phase sera lancée à la fin de ce mois pour le désamiantage. Des mesures de sécurité strictes ont été prises à ce sujet.

D’autres interventions ponctuelles seront également effectuées en 2009 pour ce qui concerne la plomberie et les sanitaires, l’enceinte de sécurité, le réaménagement des locaux, l’issue de secours, les grilles d’aération, le local du compteur, les effondrements, la rénovation des locaux, etc.

 

D’autres interventions sont prévues en 2010, notamment des travaux aux abords.

Un nouvel emplacement est recherché pour l’INCC à terme. La Régie des Bâtiments va proposer sous peu au Conseil des ministres une note demandant l’autorisation de désigner un bureau d’études ayant pour mission d’établir, en concertation avec l’INCC, un programme des besoins, une évaluation détaillée des coûts et une proposition pour la procédure à suivre et le financement.

Il est bien évident que si la Régie des Bâtiments reçoit les moyens nécessaires pour mener cette opération, elle s’en chargera volontiers mais il faut d’abord établir un programme des besoins.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – Quand je vois l’inventaire de tout ce qui a déjà été fait et surtout de tout ce qui reste à faire, je m’inquiète pour les conditions de travail à l’INCC. De plus, quand on connaît les délais nécessaires pour obtenir les financements, lancer les appels d’offre, etc., je crains que ces travailleurs soient confrontés à des conditions de plus en plus difficiles. J’espère que l’on pourra très rapidement répondre à leur demande, pour le bon fonctionnement de cet organisme essentiel pour la recherche et les enquêtes criminelles.

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de beslissingen in verband met de staatshulp aan de KBC Bank» (nr. 4-786)

Question orale de M. Hugo Vandenberghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur «les décisions relatives aux aides d’État accordées à la Banque KBC» (nº 4-786)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – De regering heeft deze morgen de beslissing meegedeeld waarbij de waarborg die de federale regering voor bank-verzekeraar KBC in de steigers heeft gezet, oploopt tot 22,5 miljard euro en in drie stappen verloopt.

Het gaat om een waarborg van gestructureerde kredieten met een initiële waarde van 22,5 miljard euro.

Een eerste tranche van 5,7 miljard euro van de verliezen op die gestructureerde kredieten wordt door KBC zelf gedragen.

De tweede schijf verliezen moet vooraf worden gedragen door KBC zelf ofwel tekent de Staat daarvoor in voor een kapitaalsverhoging van maximaal 2 miljard euro.

Een derde tranche wordt voor 90% door de Staat gedragen en voor 10% door KBC zelf; het gaat om de potentiële restverliezen van 14,8 miljard euro.

Volgens persberichten van vanochtend zouden de gestructureerde kredieten afgeleide hoogstandjes uitmaken die door KBC zelf werden uitgewerkt, maar die vervolgens werden herverzekerd bij de Amerikaanse verzekeringsmaatschappij MBIA.

Omdat deze risicokredieten werden herverzekerd bij de genoemde maatschappij, hoefden ze niet te worden opgenomen op de balans, zodat ze buiten het oog van de gewone belegger en van de federale en Vlaamse regering zouden zijn gebleven wanneer die in oktober 2008 en januari 2009 een reddingsboei toewierpen.

Over deze portefeuillederivaten en eventuele risico’s zou de afgelopen jaren evenmin zijn gecommuniceerd. Dit risico zou trouwens reeds in februari 2009 inschatbaar geworden zijn. Nu moet dit risico wel in de balans worden opgenomen.

Was de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte van deze gestructureerde kredieten buiten balans? Heeft de CBFA een derogatie toegekend op de jaarlijkse rapporteringsplicht over deze activa buiten balans.

Werd de betrokken commissie bij het uitvoeren van haar controletaak en het opleggen van de zogenaamde stresstesten geïnformeerd over het potentiële risico? Heeft de CBFA al dan niet van dit risico kunnen kennisnemen of het onderzoeken? Werden ook aan andere banken dergelijke afwijkingen van risico’s buiten balans toegekend door de CBFA toegekend?

Werd de CBFA in februari 2009 ingelicht over het aldus ontstane nieuwe risico, gezien de houding tegenover de Amerikaanse verzekeringsmaatschappij?

Werden de terzake bestaande wettelijke en reglementaire communicatieverplichtingen om de markt te informeren nageleefd?

Hoeveel bedraagt het totale financiële risico dat de Belgische regering vandaag neemt nu ze werd verplicht aanzienlijke financiële middelen ter beschikking te stellen voor de redding van Fortis, Dexia en KBC? We hopen dat de Belgische regering in de toekomst het risico niet effectief zal moeten dekken, maar het is alleszins goed dat we kennis kunnen nemen van de diverse inspanningen die ze doet.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. – De vragen van de heer Vandenberghe hebben onder meer betrekking op posities in gestructureerde kredietproducten, de zogenaamde CDO’s en gerelateerde CDO-producten, die door KBC werden opgezet. Deze CDO’s hebben twee componenten: enerzijds verkoopt KBC kredietbescherming aan derden via kredietderivatencontracten en anderzijds dekt KBC deze posities grotendeels in door de aankoop van kredietbescherming, inzonderheid bij MBIA. Hierdoor werd de open positie van KBC gesloten.

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. –

Boekhoudkundig worden al deze posities aan marktwaarde gewaardeerd conform de IFRS-boekhoudnormen onder toezicht van de commissaris, die een erkende revisor is. De CBFA heeft terzake geen bevoegdheid om afwijkingen te verlenen.

MBIA is een Amerikaanse herverzekeraar, een zogenaarnde monoliner, die in februari 2009 een belangrijke herstructurering doorvoerde, met een afsplitsing van een bad bank waarin de KBC-positie terecht kwam. De afgenomen kredietwaardigheid van deze tegenpartij noopt KBC tot bijkomende afboekingen op de marktwaarde van de indekkingscontracten.

De vraag over de informatieverstrekking aan de federale en Vlaamse overheden naar aanleiding van hun tussenkomsten in oktober 2008 en januari 2009 is dus niet relevant.

De CBFA deelt mij mee dat ze, zodra ze op de hoogte was van deze evolutie, aan KBC heeft gevraagd een risicoanalyse uit te voeren en de financiële impact daarvan te becijferen. Tevens werd de beoordeling van de erkende revisor gevraagd. KBC heeft daarop de financiele situatie van MBIA verder onderzocht, inclusief door middel van een bezoek ter plaatse. Het resultaat daarvan zijn de belangrijke afboekingen in het eerste kwartaal van 2009.

Om na te gaan of KBC haar reglementaire verplichtingen als beursgenoteerde vennootschap op het vlak van financiële informatieverstrekking naleefde, moeten we uitgaan van de door de Europese richtlijnen opgelegde verplichtingen inzake voorkennis. Voorkennis betreft informatie die niet openbaar werd gemaakt, een precies karakter heeft en de koers van de betrokken financiële instrumenten aanzienlijk zou kunnen beïnvloeden. Er is dus pas sprake van voorkennis als die voldoende precies is. De moeilijkheden van MBIA moesten eerst worden geëvalueerd, er moest een model van de impact worden opgemaakt en de impact moest binnen het Auditcomité en met de commissarissen-revisoren worden besproken alvorens er precieze informatie kon worden samengesteld.

De CBFA meldde het volgende: zodra KBC, in het kader van de besprekingen tussen KBC en haar commissarissen-revisoren, oordeelde dat de informatie voldoende precies was om als voorkennis te worden beschouwd, heeft KBC, overeenkomstig artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002, besloten om de bekendmaking van die informatie uit te stellen. De Europese richtlijn voorziet in die mogelijkheid en een emittent, zoals KBC, mag daar, op haar exclusieve verantwoordelijkheid, gebruik van maken, als de bekendmaking van die informatie haar rechtmatige belangen zou kunnen schaden, als dat uitstel de markt niet op een dwaalspoor dreigt te brengen en hij de vertrouwelijkheid van die informatie kan verzekeren.

Het betreft hier geen door de CBFA verleende derogatie, maar een beslissing die de KBC op haar exclusieve verantwoordelijkheid nam.

In dergelijke omstandigheden eist de CBFA van de emittenten dat ze een noodbericht in geval van een lek voorbereiden en kan de CBFA maatregelen nemen als de vertrouwelijkheid niet meer is verzekerd, wat ze deed door de notering op woensdag 13 mei jongstleden te schorsen.

Ik verduidelijk ook dat de CBFA nooit een derogatie van die aard aan een bank heeft verleend aangezien daar geen reden toe was.

We trekken dezelfde redenering door voor alle financiële instellingen. U weet dat we een beslissing genomen hebben wat Fortis betreft, maar er zijn ook een aantal nieuwe besprekingen geweest met Dexia met betrekking tot sommige gestructureerde producten en Amerikaanse verzekeraars.

 

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – Ik zal het antwoord van de minister grondig nalezen. Ik wens echter nog een vraag te stellen.

Als het juist is wat de pers schrijft, namelijk dat het om een post buiten balans gaat, moet dat dan niet in het jaarverslag worden vermeld, tenzij de CBFA aan de betrokken bank haar akkoord heeft gegeven dat het niet wordt vermeld?

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. – Ik zal deze vraag overmaken aan de CBFA en u een schriftelijk antwoord bezorgen.

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. –

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – Ik begrijp dat de CBFA nu geen derogatie moet geven. Het is echter wel van belang te weten of de betrokken bank al dan niet een derogatie heeft gevraagd en of een risicoanalyse werd gemaakt. Ik maak geen intentieproces. Gezien de grootte van het bedrag is het niettemin nuttig hierop toe te zien.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Justitie en aan de staatssecretaris voor Begroting en Gezinsbeleid over «de adoptieproblematiek» (nr. 4-778)

Question orale de Mme Els Schelfhout au ministre de la Justice et au secrétaire d’État au Budget et à la Politique des familles sur «la problématique de l’adoption» (nº 4-778)

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – De voorbije maanden werd ik herhaaldelijk gecontacteerd door adoptieouders en kandidaatadoptieouders voor interlandelijke adoptie, allemaal met een eigen dossier en verzuchtingen.

Hun verzuchtingen en vragen hebben te maken hebben met de aard van de voorbereiding en met de wachtlijsten voor het maatschappelijk onderzoek en de wijze waarop dat wordt gevoerd, wat gemeenschapsbevoegdheden zijn, en voorts met de geldigheidsduur van het geschiktheidsvonnis – een federale bevoegdheid – , met praktijken in het herkomstland van het kindje, met lange wachtlijsten enzomeer.

Een element hebben alle getuigenissen echter gemeen: het ongenoegen over de werking van de FCA, de Federale Centrale Autoriteit.

Grosso modo bestaat de adoptieprocedure voor interlandelijke adoptie uit drie stappen: de voorbereidingsprocedure, het maatschappelijk onderzoek, waarna een (on)geschiktheidsvonnis volgt, de bemiddeling, matching en plaatsing door een erkende adoptiedienst. Die door de gemeenschappen erkende adoptiediensten werken samen met de buitenlandse kanalen.

De FCA speelt dus pas een rol op het einde van de procedure: ze erkent de adoptie en registreert ze.

Vooraleer de adoptieouders zo ver zijn, hebben ze dus al een hele weg afgelegd.

Adoptieouders hebben het er heel moeilijk mee om op het einde van de rit geconfronteerd te worden met een federale centrale autoriteit die, luidens klachten, zich zeer onwillig opstelt, weinig communicatief is, zich geroepen lijkt te voelen de bevoegdheid van de centrale autoriteiten van de gemeenschappen naar zich toe te trekken door landenonderzoek te starten, door specifieke informatie over de kinderen uit het herkomstland op te vragen enzomeer.

Mme Els Schelfhout (CD&V). –

Is de staatssecretaris op de hoogte van de klachten?

Kan hij ze plaatsen en begrijpen? Heeft hij met andere woorden inzicht in de factoren die aan de basis van het ongenoegen liggen?

Hoe schat de staatssecretaris de relatie en de samenwerking tussen de federale centrale autoriteit en de centrale autoriteiten van de gemeenschappen in?

Overweegt hij hierover overleg te plegen en concrete stappen te doen? Indien ja, welke?

 

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de minister van Justitie. – De dienst internationale adoptie ontving op 5 mei 2009 een verzoek tot erkenning van de adoptie van een kind uit Madagaskar.

Aangezien de kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure hebben opgestart vóór het Verdrag van Den Haag van 1993 inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie in België in werking trad, valt de adoptie buiten het toepassingsgebied van het Verdrag.

De erkenningsprocedure was dan ook gebaseerd op de artikelen 365-1 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. In die artikelen wordt een aantal controles vooropgesteld. Zo moet onder meer worden gecontroleerd of de adoptie tot stand is gekomen door de bevoegde buitenlandse autoriteit, overeenkomstig de geldende procedure en vormvereisten, of de adoptie definitief is, of de adoptanten geen bedrog hebben gepleegd, of de adoptie er niet op was gericht om de vreemdelingenwetgeving te omzeilen, en of de adoptie niet strijdig is met de openbare orde, rekening houdende met het hoger belang van het kind en zijn fundamentele rechten op grond van het internationaal recht.

Die controles moeten het hoger belang van het kind vrijwaren. De dienst internationale adoptie tracht ze binnen de kortst mogelijke termijn uit te voeren. In adoptiedossiers die door een erkende adoptiedienst worden omkaderd, wordt bovendien een planning afgesproken zodat de erkenningsprocedure zo transparant en efficiënt mogelijk verloopt.

Tussen de federale centrale autoriteit en de centrale autoriteiten van de gemeenschappen vinden op regelmatige basis coördinatievergaderingen plaats, teneinde de adoptieprocedure en meer bepaald de erkenningsprocedure zo snel en efficiënt mogelijk te laten verlopen.

De adoptiebeslissing uit Madagaskar dateert van 24 maart 2009 en werd definitief op 28 april 2009. Artikel 368-4 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de voorgelegde buitenlandse documenten behoorlijk gelegaliseerd moeten zijn. De dienst internationale adoptie ontving de gelegaliseerde documenten op 8 mei 2009. Nog diezelfde dag werd de beslissing op grond waarvan het kind een uitreisvisum kon verkrijgen genomen en naar de ereconsul doorgefaxt.

Dit dossier is uitzonderlijk snel afgehandeld, rekening houdend de moeilijke situatie ter plaatse. De adoptiedienst Amarna liet bovendien aan de dienst internationale adoptie weten uiterst tevreden te zijn met de snelle afhandeling van het dossier.

Naast de details van dit dossier is ook de samenhang van de taken tussen de centrale communautaire en federale overheden momenteel het voorwerp van discussies tussen de kabinetten en in het coördinatiecomité ad hoc.

Vorige maandag kwam het onderwerp aan bod op een interkabinetvergadering en het zal ook op een volgende vergadering worden besproken.

De verdeling van de bevoegdheden tussen de instellingen is niet bevorderlijk voor een vlotte aaneenschakeling van de verschillende interventies en zorgt voor onduidelijkheid bij de kandidaat-adoptanten.

M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d’État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l’Emploi, et en ce qui concerne les aspects du droit des personnes et de la famille, adjoint au ministre de la Justice. –

Natuurlijk zijn er altijd mensen die proberen de zaken sneller te laten verlopen en het dus niet zo nauw nemen met de procedure.

Toch twijfel ik er niet aan dat de reflectie tot een verbetering van de procedures zal leiden, waarbij de naleving van de wetgeving door de aanvragers voldoende gecontroleerd wordt, rekening houdend met de internationale verbintenissen die ons land aanging en waarbij iedereen op een zo coherent en efficiënt mogelijke manier zijn verantwoordelijkheid neemt, in het belang van de kinderen en de gezinnen.

 

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – Het antwoord van de minister is tweeledig.

Voor het concrete dossier zegt de minister dat alles snel is verlopen. Ik wil dat toch relativeren. Het kind werd toegewezen in mei 2004, dus nog vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Den Haag. De Federale Centrale Autoriteit kan er zich dan ook niet van afmaken met te zeggen dat de adoptie niet volgens de bepalingen van dat verdrag is verlopen.

Naar ik heb begrepen, hebben de ouders trouwens onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Den Haag de door dat verdrag voorgeschreven procedure gevolgd. Bovendien heeft ook Madagaskar het verdrag geratificeerd. Ik zie dan ook niet in wat het probleem was en moet besluiten dat het dossier heel lang heeft aangesleept.

Anderzijds verheugt het me dat de samenwerking tussen de Federale Centrale Autoriteit en de centrale autoriteiten van de gemeenschappen onder de loep wordt genomen en hoop dat er snel uitsluitsel komt over de manier waarop de bevoegdheden worden ingevuld en uitgeoefend.

 

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «het afbreken van de passerelles in de stations van Turnhout en Geel» (nr. 4-777)

Question orale de Mme Martine Taelman au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «la démolition des passerelles dans les gares de Turnhout et de Geel» (nº 4-777)

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – In het weekend van 16 en 17 mei wordt in het station van Turnhout de passerelle om van spoor 1 naar spoor 2 te gaan uitgebroken. Vanaf dan moeten de reizigers elke dag via de overweg omlopen. Dat betekent een omweg voor vele reizigers die gewend zijn de kortste weg te nemen en vaak gehaast zijn. De vrees bestaat dan ook dat spoorweggebruikers in plaats van om te lopen dagelijks de sporen zullen oversteken, terwijl er in het kader van een verhoogde veiligheid een mediacampagne van Infrabel loopt die wijst op de gevaren van een aanstormende trein.

Volgens mijn gegevens is de passerelle van Infrabel en stelt Infrabel onvoldoende personeel ter beschikking om toezicht te houden. Concreet betekent dit echter dat reizigers vanaf dit weekend altijd via de overweg van spoor moeten veranderen en dat de spoorwegbomen in het centrum van de stad elk uur vier keer extra naar beneden moeten, wat niet bevorderlijk is voor de mobiliteit.

Volgens mijn informatie heeft de NMBS trouwens dezelfde plannen voor het station in Geel. Kadert deze beslissing soms in een algemene politiek? In welke andere stations zal die maatregel eveneens worden ingevoerd en wat zijn de repercussies voor de veiligheid?

Ik zou van de minister dan ook graag vernemen waarom de passerelle tussen spoor 1 en spoor 2 in het station van Turnhout wordt uitgebroken. Heeft dit te maken met personeelsproblemen in de NMBS-groep?

Meent de NMBS dat over die beslissing voldoende gecommuniceerd werd met de reizigers? Meent zij dat de reiziger moeiteloos de omweg zal maken, terwijl hij gewend is om de kortste te nemen? Wat zijn de repercussies voor de veiligheid van de reizigers?

Heeft de NMBS hieromtrent al klachten ontvangen, zowel van reizigers als van machinisten en vakbonden?

Is de passerelle in Geel hetzelfde lot beschoren? Hoeveel andere passerelles werden de jongste vijf jaar in de provincie Antwerpen uitgebroken? Hoeveel staan er dit jaar nog op het programma?

Mme Martine Taelman (Open Vld). –

De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen. – Het oversteken van de sporen in een station via de gelijkgrondse spoorovergangen, de zogenaamde passerelles, mag uit veiligheidsoverwegingen alleen gebeuren onder toezicht en begeleiding van bevoegd personeel. Als gevolg van de concentratie van personeel in de seinhuizen is dit bevoegde personeel niet langer in alle stations gedurende de volledige periode van het treinverkeer aanwezig. Mevrouw Taelman omschrijft dit als personeelsproblemen, maar eigenlijk heeft het te maken met het concentreren van het personeel in de seinhuizen. Indien de toestand ter plaatse het mogelijk maakt, wordt gezocht naar een ander middel om de sporen over te steken. Dat kan een brug of een tunnel zijn, maar evengoed een nabijgelegen overweg. Aan een overweg kunnen de reizigers in alle veiligheid de sporen oversteken omdat er signalisatie aanwezig is. In het geval van Turnhout zijn er overwegen aan beide uiteinden van de perrons. Als de treinbestuurder in een eindstation over voldoende tijd beschikt, kan het verplaatsen van de trein naar een ander spoor ook een oplossing bieden.

De nodige aanwijzingen worden aangebracht om de reizigers op de hoogte te brengen van de gewijzigde toestand.

In elk geval heeft Infrabel tot op heden nog geen klachten ontvangen over het afschaffen van de gelijkgrondse spoorovergang te Turnhout.

In het station van Geel werd de gelijkgrondse spoorovergang al in januari 2008 afgeschaft. De reizigers kunnen daar de sporen oversteken via de nabijgelegen overweg.

Infrabel heeft geen statistieken over het aantal spoorovergangen dat in de provincie Antwerpen de afgelopen 5 jaar werd uitgebroken. Ook voor 2009 kan geen cijfer worden gegeven, maar ik kan wel zeggen dat de afschaffing van spoorovergangen parallel verloopt met de vooruitgang van het project van de concentratie van de seinhuizen.

M. Steven Vanackere, vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. –

Mondelinge vraag van mevrouw Isabelle Durant aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap over «de voorbereiding van een « duurzaam Europees voorzitterschap» (nr. 4-784)

Question orale de Mme Isabelle Durant au secrétaire d’État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne sur «la préparation d’une présidence européenne durable » (nº 4-784)

Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). –

Mme Isabelle Durant (Ecolo). – Au conseil des ministres du 27 mars dernier, il a été décidé de créer un groupe de travail dont l’objectif est de réfléchir aux modalités pratiques pour organiser en 2010 une présidence belge qui soit la plus « durable » possible, ce dont je me réjouis évidemment. Les conclusions de ce groupe de travail seront envoyées à un groupe d’appui politique qui renverra ensuite le dossier au conseil des ministres pour validation.

Je souhaiterais obtenir quelques éclaircissements à propos des objectifs de cette présidence « durable » et des buts déjà atteints sur le plan de la réalisation, deux mois s’étant écoulés depuis le 27 mars.

Ce groupe de travail a-t-il déjà fait valider sa proposition par le conseil des ministres ?

Quels moyens seront-ils octroyés en matière de personnel, de structure et de moyens financiers, voire sur le plan législatif, pour réaliser lesdits objectifs ?

En réponse à la question d’un collègue de la Chambre, le ministre Magnette a récemment avancé la notion de « zéro émission ». J’aimerais savoir qui elle concerne : tous les participants, tous ceux qui viendront à Bruxelles, ... ?

Les voyages seront-ils compensés ? Il est à mon sens important que les déplacements en avion puissent être compensés en termes de CO2.

Quel budget est-il alloué à l’organisation durable de la présidence belge, par rapport à une « présidence ordinaire » ?

Certaines actions pourront-elles encore être mises en œuvre, car le temps presse par rapport aux initiatives déjà prises par certains SPF qui ont commencé à organiser des événements liés à cette présidence ?

Dans le cadre de cette présidence belge « durable », est-il prévu que les dossiers traités par les différents ministres chargés de la présidence dans leur secteur aient un contenu politique durable et pas seulement une modalité de ce type ?

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. –

M. Olivier Chastel, secrétaire d’État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne, adjoint au ministre des Affaires étrangères. – Dans le contexte économique et financier actuel, la future présidence européenne de la Belgique se doit d’être économe, cohérente et de mettre en pratique les principes du développement durable.

Dès la phase de préparation de la présidence, l’attention des membres du gouvernement fédéral organisateurs d’événements durant la présidence a été attirée sur la mise en oeuvre de bonnes pratiques en matière de transport – collectif plutôt qu’individuel –, de chauffage et de climatisation, de consommation d’électricité, de matériaux utilisés pour d’éventuelles constructions temporaires, de restauration et d’hébergement.

Lors de la conclusion de contrats ou la passation de marchés publics dans ces domaines, une attention particulière sera sollicitée pour le respect des critères durables – environnementaux, sociaux et économiques – liés à ces produits et services. Le Guide des achats durables, développé par le SPP Développement durable, sera utilement consulté.

Voici mes réponses à vos questions, madame Durant.

Quel est l’état d’avancement du groupe de travail mis en place ?

Le conseil des ministres du 27 mars 2009 et le comité de concertation du 29 avril 2009 ont approuvé la décision de veiller à prendre en compte les critères de développement durable dans l’organisation de la présidence. Le conseil des ministres invite en particulier la Commission interdépartementale du développement durable à formuler une proposition d’approche globale en concertation avec les administrations fédérales et les entités fédérées.

Au sein de la Commission interdépartementale du développement durable, il a été décidé de créer un groupe de travail composé de fonctionnaires du niveau fédéral et des entités fédérées, qui développera des propositions concrètes sur l’organisation durable de cette présidence. Ces propositions concrètes seront soumises au groupe de suivi en charge de la supervision de la présidence.

Une première réunion de ce groupe de travail a eu lieu le mardi 21 avril 2009.

 

Les conclusions de ce groupe étaient positives, l’idée générale étant de présenter des propositions suffisamment flexibles sur le lieu, la logistique, les transports, la communication et la sensibilisation. Des instruments destinés aux organisateurs d’événements tels qu’une Charte ou un manuel seront proposés dans les prochaines semaines au groupe de Suivi.

2. Un premier état d’avancement des travaux de ce groupe de travail a été transmis à la réunion du groupe de Suivi du 23 avril dernier que je présidais.

Ce lundi 12 mai, le SPP Développement durable a soumis un avant-projet de stratégie pour l’organisation d’une présidence durable au groupe de travail de la CIDD. L’objectif est d’examiner cet avant-projet de stratégie et de le soumettre à la prochaine réunion du groupe de Suivi qui se tiendra le mardi 26 mai prochain.

3. Dans le cadre du budget 2009, le ministre en charge du Développement durable et le SPP Développement durable ont prévu un budget pour faire appel à une expertise externe en vue de l’organisation durable de la présidence.

À cet égard, je vous invite à consulter le ministre du climat et de l’Énergie, Paul Magnette, associé de près à cet aspect de la présidence.

4. Le budget de la présidence 2010 a été estimé à 70 millions d’euros. À la différence du budget « présidence » pour l’année 2009 – qui couvre quasi exclusivement des dépenses de fonctionnement exceptionnelles induites par la préparation de la présidence –, le budget 2010 doit couvrir les coûts de réunions dont l’organisation incombe à la présidence ainsi que des services indispensables à son bon fonctionnement, par exemple des outils ICT et un système d’accréditation, ou à son rayonnement, par exemple des outils de communication ou des événements culturels majeurs.

Des propositions détaillées de répartition de l’enveloppe budgétaire estimée seront présentées par le SPF Affaires étrangères et discutées au sein du groupe de travail Budget, composé de représentants des ministres fédéraux, communautaires et régionaux. Un tableau à double entrée reprenant les dépenses obligées, les montants déterminés et leur impact par SPF sera établi et servira de base pour les négociations budgétaires qui auront lieu fin mai.

Les négociations du budget de l’année 2010 n’ont pas encore débuté. À ce stade, seules des directives relatives à l’organisation d’événements ont été lancées. Il n’y a donc pas de budget séparé alloué au seul aspect durable de l’organisation de la présidence belge.

5. Il n’est pas de mon ressort de décider du contenu politique des dossiers des différents ministres.

Le développement durable est un objectif horizontal qui concerne tous les ministres appelés à jouer un rôle dans le cadre de la présidence du Conseil de l’Union européenne.

Enfin, je vous invite au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes du mercredi 20 mai où j’aurai l’occasion de développer les différents thèmes qui seront abordés pendant notre présidence.

Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). –

Mme Isabelle Durant (Ecolo). – Je vous remercie de ces précisions. Beaucoup de réunions sont prévues mais je regrette, par exemple, que l’on n’ait pas décidé que tout le marché de la restauration serait un marché de proximité sous la présidence belge. Il nous faut donner un signal par des faits significatifs.

J’espère que lors des prochaines réunions, en particulier le 20 mai, on décidera de labelliser des événements tels que des circuits de proximité, un circuit de transports collectifs ou faisant appel à des véhicules peu polluants.

J’espère que le secrétaire d’État, sans empiéter bien entendu sur les domaines de ses collègues, pourra à tout le moins jouer un rôle de coordination et leur imposer une vision globale du développement durable pour les aspects événementiels et concrets qui n’ont pas de lien direct avec la politique.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (Stuk 4-1042)

Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Chili sur l’exercice d’activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 6 décembre 2007 (Doc. 4-1042)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – De heer Mahoux verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

M. le président. – M. Mahoux se réfère à son rapport écrit.

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 4-1042/1.)

(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 4-1042/1.)

– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314) (Evocatieprocedure)

Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314) (Procédure d’évocation)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – Het woord is aan de heer Collas voor een mondeling verslag.

M. le président. – La parole est à M. Collas pour un rapport oral.

De heer Berni Collas (MR), rapporteur. –

M. Berni Collas (MR), rapporteur. – Le présent projet a été évoqué par le Sénat le 12 mai. Il a été examiné le lendemain par la commission. Après un échange de vues, l’ensemble du projet a été adopté par huit voix et une abstention. Confiance a été faite au rapporteur pour un rapport oral.

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-1916/4.)

(Le texte adopté par la commission des Finances et des Affaires économiques est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 52-1916/4.)

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Wetsvoorstel tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (van de heer Philippe Mahoux c.s., Stuk 4-1288)

Proposition de loi reportant la date d’entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (de M. Philippe Mahoux et consorts, Doc. 4-1288)

Algemene bespreking

Discussion générale

De voorzitter. – Het woord is aan mevrouw Lijnen voor een mondeling verslag.

M. le président. – La parole est à Mme Lijnen pour un rapport oral.

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld), rapporteur. –De datum van inwerkingtreding van de wet, die was vastgelegd op ten laatste 14 juni 2009, is niet haalbaar omdat belangrijke uitvoeringsbesluiten niet tijdig klaar geraken. Daarom heeft de commissie de datum waarop de wet uiterlijk in werking moet treden, verschoven naar 14 juni 2010.

Collega Beke betreurde dat de vele werkzaamheden die de commissie over deze problematiek heeft verricht, niet werden voortgezet door de uitvoerende macht. Hij riep de regering ook op haast te maken met de uitvoeringsbesluiten, aangezien het uitblijven ervan ons land zal worden aangerekend door de Europese Commissie.

Zelf heb ik de minister gevraagd of hij met de betrokken sector overleg heeft gepleegd over het verschuiven van deze datum. De minister antwoordde dat de sector goed werd geïnformeerd.

Het wetsvoorstel werd eenparig aangenomen door de negen aanwezige leden.

Mme Nele Lijnen (Open Vld), rapporteuse. –

– De algemene bespreking is gesloten.

– La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het wetsvoorstel. Zie stuk 4-1288/1.)

(Le texte adopté par la commission des Affaires sociales est identique au texte de la proposition de loi. Voir document 4-1288/1.)

– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

Voorstel van resolutie betreffende het Wereldgezondheidsfonds (van mevrouw Marleen Temmerman c.s., Stuk 4-832)

Proposition de résolution relative à la création d’un Fonds mondial de la santé (de Mme Marleen Temmerman et consorts, Doc. 4-832)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 4-832/4.)

Discussion

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 4-832/4.)

De heer François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

M. François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – Il convient tout d’abord de féliciter M. Roelants du Vivier pour son initiative et tous les membres de la commission des Affaires étrangères qui ont travaillé sur ce dossier afin d’obtenir un excellent consensus. Dans une période quelque peu tendue sur les questions de santé publique – grippe porcine, certains propos sur le préservatif, épidémie de choléra au Zimbabwe et dans ses environs –, ce texte sur la promotion d’une protection sociale universelle de la santé vient à point nommé.

Tout comme l’éducation, l’accès aux soins de santé est à la base du développement économique et social d’un pays. Une société en bonne santé est une société qui avance, qui progresse et qui vit. Il est donc primordial que la politique belge de coopération au développement prenne les mesures qui s’imposent pour faciliter et augmenter l’accès aux soins dans nos pays partenaires. Malheureusement, ce problème est mondial et requiert des solutions mondiales.

Nous ne pouvons donc que souscrire avec force et conviction à la proposition de résolution de Marleen Temmerman qui met en avant les nécessités d’une plus grande solidarité persistant entre les peuples. La qualité du modèle social belge est reconnue partout et donnera du crédit à notre gouvernement lorsqu’il aura la tâche de promouvoir, comme lui demande ici le Sénat, une protection universelle de la santé. Il est important de rappeler dans cet hémicycle que le droit de la santé est un droit de l’homme et que l’accès aux soins de base est une condition essentielle de la réalisation de ce droit.

 

J’aimerais également souligner que la question de la santé doit être traitée de manière holistique et du point de vue du développement durable. Bien souvent les problèmes de santé dans les pays en voie de développement sont intimement liés au manque d’eau potable, à la malnutrition et à la pollution croissante des villes et des cours d’eau. Si l’on veut s’attaquer en profondeur aux problèmes de santé dans les pays en voie de développement, il faut s’occuper des facteurs déclenchants sans quoi les coûts seront pharaoniques, les résultats anecdotiques et peu durables.

(Applaus)

(Applaudissements sur les bancs du PS, du SP.A et du MR)

De voorzitter. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Voorstel van resolutie betreffende een wereldwijde sociale gezondheidsbescherming.

M. le président. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Proposition de résolution relative à la promotion d’une protection sociale universelle de la santé.

– De bespreking is gesloten.

– La discussion est close.

– De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Olga Zrihen c.s., Stuk 4-533)

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Olga Zrihen et consorts, Doc. 4-533)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 4-533/6.)

Discussion

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 4-533/6.)

De voorzitter. – Mevrouw Schelfhout verwijst naar haar schriftelijk verslag.

M. le président. – Mme Schelfhout se réfère à son rapport écrit.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). –

Mme Olga Zrihen (PS). – Je me permets d’insister sur un sujet extrêmement important pour nous qui nous battons tous les jours contre les violences faites au femmes.

La présente proposition que nous sommes appelés à voter résulte d’un double constat. D’une part, à l’heure actuelle, ce sont 135 millions de femmes et de petites filles de par le monde qui sont touchées par des mutilations génitales. On compte ainsi chaque année 3 millions de nouveaux cas de femmes excisées. D’autre part, les mutilations génitales féminines sont considérées et reconnues depuis longtemps comme une forme de torture par l’Organisation mondiale contre la torture (OMCT).

Que l’on ne s’y trompe pas, la pratique des mutilations génitales féminines n’est pas l’apanage d’une société, d’une culture ou d’une conception philosophique ou religieuse.

En effet, si ces mutilations sont principalement pratiquées sur le continent africain, la péninsule arabique ou en Asie, elles le sont tant par les chrétiens et les musulmans que les animistes.

La présente proposition de résolution se veut donc dépourvue de toute conception ethnocentriste. D’autant plus que la Belgique n’est pas à l’abri de cette pratique.

On estime ainsi que deux cents petites filles naissent chaque année en Belgique dans une famille à risque, c’est-à-dire originaire d’un pays pratiquant l’excision ou l’infibulation. De nombreuses jeunes filles sur notre territoire sont donc en situation de danger.

En effet, les mutilations génitales entraînent de graves conséquences, qu’il s’agisse de complications immédiates comme des infections, des douleurs psychiques ou des déstructurations de l’identité ou complications obstétricales pouvant entraîner la mort de femmes enceintes lors de leur accouchement et celle de leur enfant, leur dégagement se trouvant bien souvent bloqué par la cicatrice de l’infibulation.

De plus, ces pratiques mutilatoires participent au risque accru de dissémination du virus du sida.

De toute évidence, ces problèmes ont une incidence sur le statut social de la femme.

Outre ces constats horrifiants, il en est un autre à propos duquel nous ne pouvons transiger : il s’agit de la médicalisation de ces mutilations génitales féminines !

Si, d’un premier point de vue, on pourrait concevoir l’exercice de ces pratiques dans un environnement hospitalier comme plus adapté, il convient rapidement de se poser la vraie question : la médecine a-t-elle pour vocation de mutiler des individus, de surcroît des enfants ?

En effet, vu la gravité et la multiplicité des complications médicales, de plus en plus d’interventions mutilantes ont lieu en milieu médical, ce qui d’ailleurs n’évite pas les complications.

Il importe, dès lors, de dénoncer aussi cette médicalisation des pratiques mutilatoires car elle leur donne un caractère officiel. En d’autres termes, la médicalisation tend à légitimer ces pratiques et est un moyen redoutable pour assurer leur maintien.

Bien que de nombreuses raisons soient invoquées pour justifier les mutilations génitales féminines, aucun argument n’est recevable en leur faveur. Le fait d’avoir adopté en Belgique une législation spécifique permet d’évacuer le débat du relativisme culturel.

Il n’est plus possible de parler d’une excuse liée à la culture : la torture ne peut en aucun cas être une forme de culture.

 

Dès lors qu’il s’agit de torture, les conséquences, notamment juridiques, sont nombreuses. Les mutilations génitales féminines constituent une violation flagrante des droits fondamentaux de chaque femme : le droit à la vie, à la sécurité, à la liberté et à l’intégrité physique, psychologique et psychique consacré dans un grand nombre d’instruments internationaux.

La présente proposition s’inscrit dans l’esprit de ces mécanismes internationaux visant à lutter contre toute forme de discrimination dont souffrent les femmes. Elle précise davantage la résolution adoptée à l’unanimité dans cette enceinte en 2004 qui recommandait, entre autres, de « mobiliser tous les efforts afin d’éradiquer et d’interdire les mutilations sexuelles féminines dans les pays où elles se pratiquent encore, en particulier dans les pays de concentration de l’aide belge au développement ».

Toutefois, si la Belgique possède un arsenal juridique ainsi que, depuis 2001, une disposition dans notre Code pénal visant spécifiquement les mutilations génitales, aucune application concrète de ce texte n’est connue à ce jour. C’est un manquement qu’il convient de pallier.

L’objectif du présent texte est donc multiple et concerne plusieurs niveaux d’exécution. Ses principaux axes sont les suivants.

L’action prioritaire porte sur l’éducation et l’information bien évidemment à l’égard des populations et communautés concernées, des victimes, mais surtout à l’endroit des médecins, de l’ONE, des enseignants, des avocats et des magistrats.

Cette action d’éducation et d’information ne pourra être efficiente sans soutien réel aux associations.

Il convient d’adapter les outils juridiques dont dispose la Belgique. Cela suppose notamment :

- la mise en place d’un nouveau plan d’action national de lutte contre les violences, lequel serait élaboré en concertation avec les entités fédérées et étendu à l’ensemble des violences faites aux femmes ;

- la mise en œuvre de la loi belge veillant à la poursuite sur le territoire belge de tous les auteurs de mutilations génitales féminines pratiquées en Belgique ;

- l’octroi du statut de réfugié aux personnes qui subissent ou risquent de subir des actes de persécution « en raison de leur sexe ».

Enfin, sur le plan international, cette proposition de résolution appelle notamment à :

- mobiliser tant les efforts diplomatiques et politiques qu’économiques afin de mettre fin à ces pratiques dans les pays partenaires ou non de notre coopération au développement ;

- faire de la lutte contre les mutilations génitales féminines l’un des axes prioritaires de notre politique de développement ;

- soutenir les initiatives locales visant à éradiquer ces pratiques de mutilation par l’éducation et l’information des communautés concernées ;

- assurer le suivi de la ratification d’instruments internationaux, dont le Protocole de Maputo, de lutte contre les discriminations à l’encontre des femmes.

Je suis heureuse de constater que l’ensemble des personnes et experts auditionnés au sein du Comité d’avis pour l’Égalité des chances entre les femmes et les hommes ont soutenu la présente proposition de résolution. De même, l’unanimité avec laquelle cette dernière a été votée au sein de la Commission des Relations extérieures me réconforte quant à l’importance que vous consacrez à cette problématique.

J’espère que cette proposition de résolution sera accueillie positivement par l’ensemble de cette assemblée.

Nous, parlementaires, avons l’opportunité de renforcer les aspects légaux et judiciaires dans le domaine de la lutte contre les mutilations génitales féminines. Nous pouvons également accorder les moyens d’action nécessaires aux associations locales situées au sud et en Belgique.

Plus que jamais, il est en effet essentiel de défendre une communauté de femmes qui vit notamment sur le territoire belge et qui risque de pratiquer, par méconnaissance ou sous la pression extérieure d’un environnement culturel quel qu’il soit et trop accablant, une excision sur leurs filles.

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V), rapporteur. –Vrouwelijke genitale verminking gebeurt niet alleen in Afrika, ver van ons bed. Het komt ook voor in Europa, en dat is erg zorgwekkend. In heel de Europese Unie is de lichamelijke en geestelijke integriteit van de persoon een grondwettelijk recht. De lichamelijke en geestelijke integriteit van vrouwen – 52% van de mensheid – moet worden geëerbiedigd.

Het aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking in ons land is moeilijk vast te stellen. Het aantal vrouwen afkomstig uit Afrikaanse landen dat het risico loopt op vrouwelijk genitale verminking, bedraagt ongeveer 12.415. Het aantal meisjes afkomstig uit Afrikaanse landen dat het risico loopt op vrouwelijke genitale verminking – dat is de leeftijdscategorie van nul tot veertien jaar –, bedraagt 534. Het aantal meisjes dat jaarlijks wordt geboren in een risicogezin, dat wil zeggen in een gezin afkomstig uit een land waar besnijdenis wordt toegepast, wordt op een tweehonderdtal geschat. Aandacht voor vrouwelijke genitale verminking in ons land is dus heel noodzakelijk.

De strijd tegen vrouwelijke genitale verminking kwam inmiddels op Europees niveau aan bod, maar de huidige voorzitter van de Europese commissie voor de Rechten van de vrouw achtte het niet nuttig het voorstel hierover in overweging te nemen. We hopen dat deze problematiek tijdens het Belgische voorzitterschap van de EU in 2010 hoog op de Europese agenda zal staan en dat we kunnen aansturen op een gezamenlijk beleidsplan om een einde te maken aan de genitale verminking van vrouwen in Europa en in de hele wereld.

Ik dank mevrouw Zrihen voor haar initiatief en ik dank alle leden van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging voor hun constructieve samenwerking.

Mme Els Schelfhout (CD&V), rapporteuse. –

– De bespreking is gesloten.

– La discussion est close.

– De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Wetsontwerp houdende wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbeslechting naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de Belgische regulator van de post- en telecommunicatiesector (Stuk 4-1249)

Projet de loi portant modification de la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 4-1249)

Stemming 1

Vote nº 1

Aanwezig: 49
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 4

Présents: 49
Pour: 45
Contre: 0
Abstentions: 4

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

– Le projet de loi est adopté.

– Il sera soumis à la sanction royale.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Chili inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Brussel op 6 december 2007 (Stuk 4-1042)

Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et la République du Chili sur l’exercice d’activités à but lucratif par certains membres de la famille du personnel de missions diplomatiques et de postes consulaires, fait à Bruxelles le 6 décembre 2007 (Doc. 4-1042)

Stemming 2

Vote nº 2

Aanwezig: 47
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 47
Pour: 47
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

– Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté à l’unanimité.

– Il sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314) (Evocatieprocedure)

Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314) (Procédure d’évocation)

Stemming 3

Vote nº 3

Aanwezig: 49
Voor: 42
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents: 49
Pour: 42
Contre: 0
Abstentions: 7

– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

Wetsvoorstel tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (van de heer Philippe Mahoux c.s., Stuk 4-1288)

Proposition de loi reportant la date d’entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (de M. Philippe Mahoux et consorts, Doc. 4-1288)

Stemming 4

Vote nº 4

Aanwezig: 49
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Présents: 49
Pour: 43
Contre: 0
Abstentions: 6

– Het wetsvoorstel is aangenomen.

– Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– La proposition de loi est adoptée.

– Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

Voorstel van resolutie betreffende een wereldwijde sociale gezondheidsbescherming (van mevrouw Marleen Temmerman c.s., Stuk 4-832)

Proposition de résolution relative à la promotion d’une protection sociale universelle de la santé (de Mme Marleen Temmerman et consorts, Doc. 4-832)

Stemming 5

Vote nº 5

Aanwezig: 50
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Présents: 50
Pour: 45
Contre: 0
Abstentions: 5

– De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

– La résolution est adoptée. Elle sera transmise au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au Développement.

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Olga Zrihen c.s., Stuk 4-533)

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Olga Zrihen et consorts, Doc. 4-533)

Stemming 6

Vote nº 6

Aanwezig: 49
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 49
Pour: 49
Contre: 0
Abstentions: 0

– De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

– La résolution est adoptée à l’unanimité. Elle sera transmise au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au Développement.

De voorzitter. – Ik feliciteer de indieners van dit voorstel van resolutie. (Applaus)

M. le président. – Je félicite les auteurs de cette proposition de résolution. (Applaudissements)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de verkoop van medicijnen via het internet» (nr. 4-908)

Demande d’explications de M. Hugo Vandenberghe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la vente de médicaments par Internet» (n° 4-908)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – Uit bevindingen van de European Alliance for Access to Safe Medicines, EAASM, een onafhankelijke organisatie die zich inzet voor patiëntenveiligheid, blijkt dat meer dan zestig procent van de via het internet aangekochte geneesmiddelen nep is. Het Center for Medicines in the Public Interest in de VS schat dat in 2010 allerhande neppillen zijn verkocht voor een bedrag van 56,4 miljard euro. Dat zou een stijging betekenen van 92 procent ten opzichte van 2005.

Volgens het internationale patiëntenveiligheidsnetwerk Aegate worden ernstig zieke mensen online uitgebuit door criminelen. Ook in ons land is men zich bewust van de gevaren van online-apotheken. Geneesmiddelen die normaal gezien een doktersattest vereisen of die gepaard gaan met een hoog verslavingsrisico, worden op buitenlandse sites tegen spotprijzen aangeboden. Er is bijgevolg geen enkele controle.

Zo heeft men vastgesteld dat de enige gelijkenis tussen de online verkochte Prozac en de Prozac uit de apotheek de verpakking is. De pilletjes zelf zouden gemaakt zijn van krijt. De krijtpillen kunnen zorgen voor een placebo-effect en zijn vrij onschuldig. Toch vallen er ook dodelijke slachtoffers te betreuren. In sommige pillen zit bijvoorbeeld vier keer meer dan de toegelaten hoeveelheid van een bepaalde stof. Er zijn ook berichten van pillen gevuld met rattenvergif.

Het Hof van Justitie te Straatsburg stelde echter dat alle EU-lidstaten het internet moeten erkennen als middel om medicijnen te verkrijgen. Het is een lidstaat daarbij wel toegestaan eigen voorwaarden op te leggen. In ons land mogen alleen zonder voorschrift verkrijgbare medicijnen online verkocht worden. Bovendien mogen enkel vergunde apotheken een website openen. Patiënten kunnen dus een geneesmiddel online bestellen, maar dienen het wel in de apotheek zelf af te halen. Zo geldt er een hoge kwaliteitscontrole.

Belgen die zich tot de apotheek moeten wenden voor een probleem dat ze liever niet ter sprake brengen met een rij mensen achter zich, blijken de anonieme, vaak buitenlandse websites te verkiezen. Veel van die geneesmiddelen worden via ons land naar andere gebieden doorgesluisd. Maar ook in ons land zijn er kandidaten. Sinds mei 2008 stelde het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten 1400 dossiers op van Belgische onlineshoppers.

Reeds in de plenaire vergadering van 6 november 2008 stelde ik een vraag om uitleg over deze problematiek (nr. 4-435). Toen antwoordde de minister onder meer het volgende: "Er moet zeer dringend werk worden gemaakt van internationale wetgevende initiatieven die verdachte en illegale websites voor de verkoop van geneesmiddelen een halt toeroepen. Deze wetgeving moet grensoverschrijdend toepasbaar zijn en kwaliteits- en veiligheidsstandaarden vastleggen voor verkoop op afstand en via internet." En verder: "Een degelijke voorlichting van de consument/patiënt is vanzelfsprekend een absolute prioriteit."

Graag had ik van de minister vernomen welke stappen intussen werden gedaan om de verkoop van medicijnen via het internet aan banden te leggen of op zijn minst te reglementeren?

Werd de problematiek reeds op Europees niveau besproken? Zo niet, wanneer zal dat dan gebeuren?

Welke initiatieven werden genomen om de consument/patiënt degelijk in te lichten over de mogelijke gevaren die verbonden zijn aan de verkoop van medicijnen via het internet?

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid beantwoordt uw eerste vraag als volgt.

In 2008 heeft het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, meer bepaald de Speciale Onderzoekseenheid, een achthonderdtal postzendingen ingehouden; de bestemmelingen ervan kregen een waarschuwing. Het onderscheppen van postzendingen vanuit het buitenland is de meest effectieve methode om de internethandel af te remmen. In sommige gevallen wordt een wereldwijd rapid alert georganiseerd.

Illegale websites die opereren vanuit België, worden direct aan banden gelegd. Nu worden in België zo goed als geen websites aangetroffen die verboden producten te koop aanbieden.

Het is echter veel moeilijker websites aan te pakken die opereren vanuit andere lidstaten en zeker websites die opereren vanuit derde landen zoals Indië en China. De lidstaten proberen op dit vlak samen te werken en de problemen te melden aan de geneesmiddelenautoriteiten. Elk jaar wordt een gezamenlijke internationale actie op het getouw gezet waarbij illegale of dubieuze websites worden aangepakt. Deze samenwerking kan echter nog sterk worden verbeterd.

Het internet is een van de prioritaire problemen die aan bod komen op internationale fora zoals de WGO, de Head of Medicines Agencies en de Raad van Europa. De Raad van Europa heeft eveneens met medewerking van België de laatste hand gelegd aan een voorstel van conventie dat waarschijnlijk volgend jaar ter ondertekening zal worden voorgelegd aan de 47 lidstaten. Deze conventie, die een penale aanpak beoogt van namaakgeneesmiddelen en aanverwante farmaceutische criminaliteit, bepaalt dat de leden de nodige wettelijke en andere maatregelen dienen te nemen als namaakgeneesmiddelen gepaard gaan met promotie en commercialisering via middelen voor massale distributie. Hier wordt impliciet het internet geviseerd. De conventie tegen cybercriminaliteit is eveneens een middel om het misbruik van het internet met betrekking tot namaakgeneesmiddelen en andere illegale producten te beteugelen.

Het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten bereidt momenteel samen met de algemene directie Externe Communicatie van de Kanselarij van de eerste minister een campagne voor die het grote publiek bewust moet maken van de gevaren die gepaard gaan met de aankoop van geneesmiddelen via illegale kanalen op internet. Op de website van het FAGG wordt overigens al geruime tijd gewaarschuwd voor de gevaren van het aankopen van geneesmiddelen via internet. Het FAGG heeft ook al verschillende berichten op zijn website gepubliceerd naar aanleiding van specifieke problemen met bepaalde producten.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – Dat bevestigt dat er problemen blijven rond het gebruik van websites. Het gaat niet alleen om het probleem van de nepgeneesmiddelen, maar ook om de propaganda voor vuurwapens en geweld. De Senaat zou er goed aan doen om eens een colloquium te organiseren over de vraag op welke wijze informatie op websites al dan niet juridisch in aanmerking komt voor controle. In Duitsland is dat nu een groot debat geworden. We moeten daarop inpikken en ook hiervoor een wettelijk kader tot stand brengen.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

Vraag om uitleg van de heer Wouter Beke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude over «de verruiming van het toepassingsgebied van de belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen» (nr. 4-900)

Demande d’explications de M. Wouter Beke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au secrétaire d’État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale sur «l’élargissement du champ d’application de la réduction d’impôts pour les dépenses faites en vue d’économiser l’énergie» (n° 4-900)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Wouter Beke (CD&V). – In de economische herstelwet van 27 maart 2009 wordt de belastingvermindering voor de isolatie van daken uitgebreid tot de isolatie van vloeren en muren.

Ik heb onlangs zelf een wetsvoorstel ingediend om ook de gevelisolatie toe te voegen aan de lijst van energiebesparende uitgaven wegens het energiebesparend karakter ervan. Afgaande op de teksten, ga ik er te goeder trouw van uit dat ook de gevelisolatie voor die belastingvermindering in aanmerking komt. Die interpretatie beantwoordt immers ook aan een teleologische interpretatie van de wetsbepalingen. Dezelfde doelstelling wordt immers bereikt, namelijk energiebesparing.

Ik zou graag zeker weten of mijn wetsvoorstel desgevallend niet meer relevant is.

Kan de minister bevestigen dat met de economische herstelwet voortaan ook de gevelisolatie onder het toepassingsgebied van de belastingvermindering voor de energiebesparende maatregelen valt?

Komt er ter verduidelijking nog een circulaire of een commentaar bij de nieuwe bepalingen in het Wetboek op de Inkomstenbelastingen?

M. Wouter Beke (CD&V). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van vice-eersteminister Reynders.

De uitgaven die in 2009 en 2010 worden gedaan voor de isolatie van de gevel van een woning vallen inderdaad onder het toepassingsgebied van de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven. Het koninklijk besluit dat de technische normen bepaalt waaraan die isolatie moet voldoen, zal binnenkort worden getroffen.

Zodra het koninklijk besluit met de uitvoeringsbepalingen betreffende deze maatregel in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd, zal mijn administratie ter zake een circulaire opstellen.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Wouter Beke (CD&V). – Ik kijk uit naar het koninklijk besluit.

M. Wouter Beke (CD&V). –

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het tekort aan spoedartsen» (nr. 4-898)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le manque de médecins urgentistes» (n° 4-898)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Op 29 januari heb ik hier een vraag gesteld over het Brevet Acute Geneeskunde (BAG). Artsen die dit brevet halen, worden ingezet op de spoeddienst en vervullen een heel belangrijke rol in de poortfunctie van de spoeddiensten.

Ik citeer even uit het antwoord dat mevrouw Onkelinx toen heeft gegeven: "Artikel 6, §3, van hoofdstuk V, Criteria voor de erkenning van de stagediensten, bepaalt dat het brevet in de acute geneeskunde na 1 januari 2008 niet meer wordt toegekend, behalve aan de erkende huisartsen en de artsen die niet als huisarts erkend zijn, op voorwaarde dat ze vóór die datum aan de opleiding zijn begonnen."

Dit komt de facto neer op een afschaffing van de opleiding. Vermits ook de instroom in langdurige opleidingen tot urgentiearts te klein is, waarschuwde ik toen al voor een tekort aan spoedartsen, zoals blijkt uit de volgende passage van mijn repliek: "Ik ben niet tevreden met de visie van de minister en vrees dat we binnen de kortste keren met een tekort op de spoeddiensten zullen worden geconfronteerd. Niet iedere arts die zich begint te specialiseren heeft belangstelling voor de supergespecialiseerde opleiding spoedarts. Ik voorspel hier nu al dat men over enkele jaren plots zal vaststellen dat de spoeddiensten niet meer georganiseerd zullen kunnen worden wegens een tekort aan gekwalificeerde artsen die met spoedeisende hulp kunnen omgaan."

Mijn voorspelling lijkt uit te komen, want op 29 april trok de beroepsvereniging voor spoedartsen, BECEP, aan de alarmbel. De beroepsorganisatie stelt dat een tekort van 1400 artsen dreigt. BECEP legt daarmee de vinger op de wonde en vertelt exact hetzelfde als ik enkele weken geleden.

Ondertussen lees ik in een document van de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening dat het brevet in Vlaanderen niet meer zal worden uitgereikt. In Wallonië zal het echter wel nog worden uitgereikt aan huisartsen.

Hoe verklaart de minister dit verschil? Uit cijfers van dezelfde nota blijkt immers dat er op 1 september 2009 in Vlaanderen 600 houders van een BAG zullen zijn, tegenover 422 in Franstalig België. Het brevet lijkt op het eerste gezicht dus populairder te zijn in Vlaanderen. Als die trend zich voortzet, zal het tekort dus nijpender zijn in Vlaanderen dan in Wallonië.

M. Louis Ide (Indépendant). –

De herinvoering van het Brevet Acute Geneeskunde kan een oplossing zijn. Ik ben niet de enige die dit vraagt. De hele sector is vragende partij. Heel wat jonge medici, die mij contacteren, zijn vragende partij. Pas afgestudeerde artsen kunnen door hun functie als gebrevetteerde spoedarts namelijk een pak ervaring opdoen, stressbestendigheid verwerven en een aardige cent verdienen als ze bijvoorbeeld wat later als huisarts aan de slag gaan.

Waarom wordt het BAG in stand gehouden in Wallonië? Is dat werkelijk zo of heeft de beroepsvereniging me verkeerd ingelicht? Als dit brevet nog behaald kan worden in Wallonië, waarom dan niet in Vlaanderen? Hoe verklaart de minister dat?

In de veronderstelling dat de minister geen brevetten voor het hele grondgebied meer zal uitreiken, hoe denkt ze dan een mogelijk tekort op te vangen? Wie zal de poortfunctie in de spoeddienst opvangen, wetende dat de huisartsenwachtposten er niet voor zorgen dat er spectaculair veel minder patiënten naar de spoed komen?

Zou de minister niet kunnen overwegen de opleiding voor het brevet alsnog opnieuw toe te laten en, zo nodig, de opleiding bij te schaven met het oog op de concrete eindtermen – bijvoorbeeld X aantal intubaties, Y aantal reanimaties, Z aantal interventie – teneinde gedegen gebrevetteerde artsen aan de poort van de spoed te plaatsen, onder supervisie van een urgentiearts en een tekort bij de spoedartsen te voorkomen?

 

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Ik herinner aan wat ik in januari 2009 heb gezegd.

In hoofdstuk V, criteria voor de erkenning van de stagediensten, artikel 6, § 3, staat dat het brevet acute geneeskunde (BAG) vanaf 1 januari 2008 alleen nog verleend wordt aan erkende huisartsen en aan artsen die niet als huisartsen zijn erkend, op voorwaarde dat ze vóór die datum aan hun opleiding zijn begonnen.

Dat betekent dus dat het brevet acute geneeskunde verdwijnt of dat de BAG-opleiding wordt afgeschaft. Die blijft toegankelijk voor de artsen die aan voormelde criteria voldoen, voor zover de opleiding door de universiteiten wordt verzekerd. De beslissing om een BAG-opleiding te geven, hangt af van de universiteiten en dus van de Gemeenschappen.

Het blijkt echter dat de Vlaamse universiteiten, om een meer homogene opleiding van de spoedartsen te garanderen en om geen spoedartsen meer op te leiden uit de quota van de huisartsen, besloten hebben om geen BAG-opleiding meer voor te stellen.

De Franstalige universiteiten gaan wel door met de BAG-opleiding voor de erkende huisartsen die hun competenties willen verhogen bij de opvang van acute gevallen.

In verband met het tekort aan spoedartsen, nam ik al een aantal maatregelen:

Ik heb vorig jaar, in het kader van de numerus clausus, een quotum voorgesteld voor de opleiding van minimum vijf specialisten in dringende geneeskundige hulpverlening (DGH) per jaar. Ik heb ook een besluit laten publiceren dat voor een periode van 4 jaar de overgangsmaatregelen verlengt die het de andere specialisten of kandidaat-specialisten mogelijk maken de permanenties bij de spoeddiensten te verzorgen.

Ik heb de Planningcommissie gevraagd een analyse te maken van de problematiek betreffende het tekort aan spoedartsen en aanbevelingen te formuleren. De werkgroep "Artsen" van de Commissie heeft het dossier bekeken tijdens haar vergadering van 7 april 2009 en meer bepaald het advies dat de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening hierover recentelijk heeft gegeven. Ook dokter Stroobants was op die vergadering uitgenodigd.

De conclusies van de werkgroep zullen worden bekrachtigd in de plenaire zitting van de Planningcommissie begin juni en zullen daarna aan mij worden overhandigd.

Ik zal dan de mogelijkheid bestuderen om, naar analogie met de andere specialiteiten waar een tekort is, het aantal artsen te verhogen dat toegelaten wordt tot de specialisatie in urgentiegeneeskunde.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Uit het antwoord blijkt duidelijk dat de minister de bal in het kamp van de universiteiten legt. Ik kan jammer genoeg momenteel niet vragen aan een collega van het Vlaams parlement om die vraag te stellen aan de Vlaamse minister van onderwijs Vandenbroucke. Ik zal de universiteiten aanschrijven om hen een woordje uitleg te vragen want ik vind het vreemd dat de opleiding in Vlaanderen wordt afgeschaft en in Wallonië niet. Het is een beetje Kafkaiaans dat ik de Vlaamse huisartsen die in een BAG geïnteresseerd zijn, naar een Franstalige universiteit moet verwijzen.

M. Louis Ide (Indépendant). –

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de klacht tegen het Vlaams Neutraal Ziekenfonds» (nr. 4-907)

Demande d’explications de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la plainte déposée contre le Vlaams Neutraal Ziekenfonds» (n° 4-907)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – De CM hebben bij de Controledienst een klacht ingediend tegen het Vlaams Neutraal Ziekenfonds. Iedereen die zich benadeeld voelt, heeft uiteraard het recht een klacht in te dienen, maar de reden die de CM aanhalen, is toch wel erg vergezocht.

In een artikel in het tijdschrift Objectief Gezondheid, een uitgave van het Vlaams Neutraal Ziekenfonds, wordt een advertentie afgesloten met volgende zin: "…wij vergeten deze steun zeker niet!". De CM beschouwen dat als bedrieglijke reclame. De boete kan oplopen tot 12.500 euro.

De slotzin was volgens het betrokken ziekenfonds alleen bedoeld om zijn leden te danken en hield absoluut geen belofte in tot enig financieel of materieel voordeel. Ik heb dat geverifieerd en zag zelf ook geen graten in de formulering. Ook de vermelding dat het ziekenfonds "het snelst groeiende ziekenfonds van Vlaanderen" is, zou strafbaar zijn, omdat het over vergelijkende reclame zou gaan.

Vindt de minister dat geen semantische discussie? Vindt zij niet dat de CM hier spijkers op laag water zoeken? Zijn de CM wellicht gefrustreerd dat de onafhankelijke ziekenfondsen langzaam maar zeker de CM als grootste ziekenfonds naar de kroon steken?

Vindt de minister ook niet dat er belangrijker onderwerpen zijn waarover de ziekenfondsen zich zouden moeten bezinnen dan het aanbieden van vakanties of saunabeurten?

Kan de minister iets ondernemen en de ziekenfondsen aanmanen tot redelijkheid, meer bepaald de CM in dit geval? Wil de minister ervoor zorgen dat de zaak niet escaleert?

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Gelet op bepaalde problemen in de sector van de ziekenfondsen werden in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bepalingen ingevoegd om te vermijden dat ziekenfondsen leden van elkaar zouden losweken door het gebruik van ongeoorloofde praktijken zoals de toekenning van mutatiepremies en het voeren van vergelijkende en bedrieglijke reclame.

Voornoemde wet bepaalt dat elkeen bij de Controledienst voor de ziekenfondsen klacht kan indienen met betrekking tot inbreuken op de wet en dat deze dienst de klachten moet behandelen. Gelet op het feit dat de Controledienst echter steeds vaker wordt geconfronteerd met onbeduidende klachten, waardoor hij minder tijd kan besteden aan zijn hoofdopdrachten, heeft hij de ziekenfondsen meermaals gevraagd om, vooraleer een klacht in te dienen bij de Controledienst, binnen de sector zelf naar een oplossing te zoeken.

In de schoot van het Nationaal Intermutualistisch College werd een verzoeningscommissie opgericht om bij minder belangrijkere inbreuken tot een minnelijke schikking binnen de sector te komen. Dat belet evenwel niet dat indien de Controledienst op de hoogte is van praktijken die de rechten van de leden schenden, zoals in het geval van bedrieglijke reclame, hij zelf kan optreden.

Ik ben het ermee eens dat er thans belangrijker dossiers zijn voor de sector, zoals de aanpassing van de wetgeving op de ziekenfondsen ingevolge het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie over de inrichting van de aanvullende ziekteverzekering, waarin de Controledienst een grote rol speelt.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik ben het eens met het antwoord van de minister. Ik hoop dat zij de ziekenfondsen kan aanmanen gebruik te maken van de verzoeningscommissie in plaats van de Controledienst lastig te vallen met dergelijke onbenulligheden.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Vraag om uitleg van mevrouw Dominique Tilmans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het kadaster van de huisartsen in het kader van een optimale aanpassing van de numerus clausus» (nr. 4-909)

Demande d’explications de Mme Dominique Tilmans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le cadastre des médecins généralistes dans le cadre d’une adaptation optimale du numerus clausus» (n° 4-909)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). –

Mme Dominique Tilmans (MR). –M. Brotchi et moi sommes particulièrement préoccupés par le cadastre des médecins généralistes et son utilisation en vue de l’adaptation optimale du numerus clausus.

Les quotas INAMI sont appliqués aux médecins depuis 1996 ; un cadastre médical est réclamé depuis de très nombreuses années. La première partie de ce cadastre, consacrée aux médecins généralistes, vient de sortir ; la deuxième partie, qui portera sur la situation des médecins spécialistes, est prévue pour la fin de l’année.

Le cadastre des médecins généralistes relève que sur les 15.118 médecins généralistes recensés en Belgique, seuls 61 % satisfont aux quatre critères indicateurs d’une activité réelle. Selon l’INAMI, seuls 30 % sont actifs à temps plein. Ce chiffre est vraiment inquiétant. Cette situation préfigure une grave pénurie de médecins généralistes d’ici dix ans.

À l’heure actuelle, les médecins généralistes faisant partie des 39 % considérés comme étant inactifs n’ont pas encore fait part des raisons justifiant leur inactivité.

Il nous faut impérativement planifier au mieux l’offre de la force de travail dans les soins de santé, non seulement des généralistes, mais aussi des spécialistes. Une telle planification nous permettrait d’adapter les quotas de médecins de façon optimale afin d’éviter une détérioration de la qualité et de l’accessibilité aux soins de santé.

Alors que les quotas sont appliqués depuis 1996, pourquoi a-t-il fallu attendre aussi longtemps pour obtenir le cadastre ? Comment la commission de planification pouvait-elle fonctionner adéquatement sans ces chiffres ?

La ministre a dit que le cadastre était incomplet. Hormis les données relatives aux spécialistes, quelles sont les informations manquantes ? Quand pouvons nous espérer les obtenir ?

La ministre compte envoyer un questionnaire aux médecins généralistes inactifs. Quand pourrons-nous prendre connaissance des réponses ? A-t-elle l’intention de se baser sur ces informations pour s’atteler à la cause principale de la pénurie de médecins généralistes, à savoir le manque d’attractivité de la profession ?

À partir des données déjà en notre possession, quelle serait la meilleure façon de déterminer les quotas de médecins ? Ne faudrait-il pas planifier les quotas à long terme, sur dix, voire sur vingt ans, ou à tout le moins planifier des marges annuelles d’adaptation ?

Il est urgent que nous disposions du cadastre des spécialistes qui devrait être finalisé avant la fin de l’année afin de fixer correctement les quotas mais ne faut-il pas d’ores et déjà craindre un retard ? Enfin, quelles sont les tendances se dessinant à la lumière des données partielles ?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Je vous lis la réponse de la ministre Onkelinx.

Les résultats – récemment publiés – du cadastre des médecins généralistes apportent de nombreuses informations qui seront prochainement analysées par la Commission de planification. On constate en particulier que 39 % des généralistes agréés ne répondent pas à quatre critères légaux, à savoir un minimum de 500 contacts par an, la participation au service de garde, la tenue de dossiers médicaux globaux et l’accréditation.

Afin d’affiner l’analyse, j’ai effectivement demandé une enquête personnalisée auprès des 6 000 généralistes ne répondant pas à ces quatre critères. Le questionnaire qui leur sera envoyé tentera de préciser l’ensemble de leurs activités professionnelles et les raisons les ayant amenés à ne pas remplir un ou plusieurs des quatre critères. Des questions porteront par conséquent sur les autres activités professionnelles exercées, sur l’aspect temporaire ou définitif de la non-activité ou de l’activité partielle actuelle, sur la participation au service de garde ou encore sur les raisons de la non-accréditation.

Les résultats actuels confirment que notre première ligne comprend moins de 10 000 médecins à temps plein actifs, que 3 000 d’entre eux ont plus de 65 ans et que l’activité chute de manière fort significative au-delà de cet âge.

Le cadastre montre également l’importance des différences régionales en matière de densité médicale.

J’attends dès lors l’analyse et les propositions de la Commission de planification, qui se réunira à la mi-juin.

La planification porte par ailleurs toujours sur le long terme. Pour rappel, les quotas et le système de lissage sont fixés jusque 2018.

En ce qui concerne les autres spécialités, un questionnaire individuel devrait permettre de compléter le cadastre proprement dit avant la fin de cette année. Des études concernant certaines spécialités en difficulté, comme la médecine d’urgence ou la gériatrie, sont également analysées par la Commission de planification et pourraient très prochainement aboutir à des mesures spécifiques.

Il va de soi que la planification comprend également un travail de revalorisation des spécialités en difficulté, en particulier la médecine générale. Ces dernières années, comme vous le savez, de nombreuses mesures ont été mises en place : revalorisation des honoraires, fonds Impulseo I, II et – bientôt – III, restructuration des gardes, soutien à l’informatisation et aux réseaux multidisciplinaires. J’ai l’intention d’intensifier encore cette revalorisation, en particulier en coopérant avec les autorités locales et les communautés responsables de l’enseignement supérieur.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). –

Mme Dominique Tilmans (MR). – Je constate que Mme la ministre ne répond pas à plusieurs de mes questions dont je précise, par ailleurs, qu’elles ont été rédigées en commun avec mon collègue Jacques Brotchi.

Nous interrogions notamment Mme la ministre sur l’application du cadastre. On nous parle d’un lissage jusqu’en 2018. Certes, mais comment une commission de planification peut-elle correctement fonctionner sans disposer des bons chiffres et sans connaître le nombre de médecins réellement en fonction ?

Mme la ministre ne nous dit pas non plus quand nous pouvons espérer obtenir les prochaines informations relatives aux spécialistes. Elle ne répond pas davantage sur le retard annoncé.

Je lui demandais également si elle comptait utiliser ces informations et s’atteler à la source principale. Sa réponse consiste à énumérer ce qui a déjà été fait mais n’aborde aucune action concrète, notamment dans les zones rurales. Il est toutefois prévu que nous la rencontrions à ce sujet.

Une dernière question reste également sans réponse : quelle est la meilleure façon de déterminer les quotas des médecins pour une adaptation optimale du numerus clausus?

Je constate qu’une fois de plus, la ministre n’a pas répondu à la majorité de nos questions et je le déplore.

Vraag om uitleg van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over «de repressie van de Turkse autoriteiten ten aanzien van de Koerdische partij DTP» (nr. 4-905)

Demande d’explications de M. Patrik Vankrunkelsven au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «la répression des autorités turques à l’égard du parti kurde DTP» (n° 4-905)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –In Turkije werden onlangs verkiezingen gehouden. De Koerdische DTP-partij verdubbelde ongeveer haar aantal burgemeesters. Meer dan ooit werpt de DTP zich op als een democratische partij die de belangen van de Koerden wenst te verdedigen, op een niet gewelddadige manier en volgens de principes van politiek overleg.

Desondanks stellen we vast dat de Turkse overheid honderden leden van de DTP opsluit, waaronder tientallen leden van het centrale bureau van de partij. Overigens is de DTP ook in het Turkse parlement vertegenwoordigd.

Wil de minister een initiatief nemen waarbij hij de Turkse overheid oproept maatregelen te nemen om de willekeurige aanhouding van leden van de DTP te doen ophouden?

Wil hij een initiatief nemen om de Turkse overheid te vragen de arrestaties zo snel mogelijk op te heffen en de mensen vrij te laten?

Acht de minister het nuttig om de Turkse overheid te vragen met de democratische gekozenen in Koerdistan te overleggen over een oplossing om tegemoet te komen aan de vraag van de Koerdische bevolking naar meer autonomie binnen het Turkse staatsbestel?

M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister De Gucht.

De bezorgdheid over de houding van de Turkse autoriteiten en van de Turkse justitie ten opzichte van de DTP is gegrond. Er is in de eerste plaats de rechtszaak die in 2007 voor het Grondwettelijk Hof ingesteld werd tegen de DTP en waarin de openbare aanklager de opheffing van de partij vraagt. Die rechtszaak is lopende. Daarnaast werd na de gemeenteraadsverkiezingen in april jongtsleden een grootscheepse actie gelanceerd tegen meer dan 700 DTP-activisten en politici die worden verdacht van vermeende publieke steun aan of sympathie voor de separatistische PKK. Volgens de informatie die onze ambassade te Ankara van parlementaire vertegenwoordigers van de DTP mocht ontvangen, werden strafrechtelijke procedures opgestart tegen bijna 250 DTP-activisten.

De Europese Commissie en de EU-lidstaten volgen beide evoluties met grote bezorgdheid, maar uiteraard ook met respect voor de Turkse rechtsgang. Onze ambassade te Ankara volgt de evolutie van nabij en staat in nauw contact zowel met de autoriteiten als met de DTP.

Dan kom ik bij het standpunt van de Europese Unie met betrekking tot de kwestie van de rechten van de minderheden in Turkije en de impact daarvan op het toetredingsproces van Turkije tot de EU. De Turkse constitutionele orde bepaalt dat alle Turkse staatsburgers dezelfde gelijke rechten genieten en weigert een onderscheid te maken tussen meerderheid en minderheden. Die basisstelling mag Turkije niet beletten — in overeenstemming met Europese standaarden - specifieke rechten toe te kennen aan bepaalde Turkse burgers op basis van hun etnische afkomst, godsdienst of taal zodat zij hun identiteit kunnen bewaren.

Turkije moet erop toezien dat de taal, de cultuur en de vrijheden van vereniging, van meningsuiting en van religie volledig worden gerespecteerd en beschermd. Ook moet het land verzekeren dat alle burgers effectief en ongeacht hun afkomst of achtergrond aan het openbare leven kunnen deelnemen. Dat moet vanzelfsprekend gepaard gaan met een breed politiek en maatschappelijk debat in Turkije zelf.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

In de betrekkingen met Ankara wijzen de Commissie en de EU-lidstaten, uiteraard inclusief België, systematisch op het primordiale belang van de naleving van de criteria van Kopenhagen. In de eerste plaats moeten de mensenrechten en de rechten van de minderheden in het toetredingsproces van Turkije tot de EU worden gerespecteerd. In dat verband wordt steevast benadrukt dat de deur van de EU voor Turkije open blijft. Het vooruitzicht van een toetreding blijft immers voor Ankara de beste stimulans om werk te maken van de noodzakelijke hervormingen. Ook wordt onderstreept dat het tempo van de onderhandelingen zal blijven afhangen van de vooruitgang die Turkije zal boeken in de strikte vervulling van de gestelde voorwaarden en in de eerste plaats dus van de criteria van Kopenhagen.

 

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). – Uit het antwoord van de minister blijkt dat mijn bezorgdheid wordt gedeeld.

M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –

Vraag om uitleg van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Justitie over «de bevoegde autoriteit in het kader van medicinale cannabis» (nr. 4-906)

Demande d’explications de M. Patrik Vankrunkelsven au ministre de la Justice sur «l’autorité compétente dans le cadre du cannabis médicinal» (n° 4-906)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). – In antwoord op mijn schriftelijke vraag 4-2838 stelde de minister dat, als een patiënt om medische redenen cannabis wenst te halen in Nederland, hij dat kan als hij voorafgaandelijk een akkoord krijgt van de bevoegde nationale autoriteit door middel van een ad-hoc-Schengenformulier. Graag had ik van de minister vernomen welke autoriteit in ons land erkend is als bevoegde centrale autoriteit om die toestemming te geven.

M. Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Artikel 75 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord bepaalt dat de reizigers binnen de Schengenzone niet in het bezit mogen zijn van verdovende middelen noch van psychotropische substanties, tenzij dat nodig is omwille van een medische behandeling en de reiziger een voorschrift kan voorleggen dat uitgereikt werd of gelegaliseerd is door de bevoegde autoriteit van de staat van ingezetenschap. Overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel werd er een standaardformulier opgesteld.

Voor de bewoners in België is de bevoegde instantie het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, dat onder het gezag valt van de minister van Volksgezondheid. Als de persoon die medisch behandeld wordt normaal in Nederland verblijft, moet hij zich richten tot het Nederlands ministerie van Volksgezondheid.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over «de pensioenen van de gerechtelijke politie» (nr. 4-910)

Demande d’explications de M. Pol Van Den Driessche au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles et à la ministre de l’Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur «les pensions de la police judiciaire» (n° 4-910)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). – In kringen van de federale gerechtelijk politie is enige beroering ontstaan over een vermeende wijziging in de berekening van het pensioen.

Een volledige loopbaan in deze dienst beslaat 37,5 jaar. Concreet wordt het pensioen nu berekend op de gemiddelde wedde van de laatste 5 jaar. Dat zou binnen afzienbare tijd worden gewijzigd in een berekening op het gemiddelde van de volledige loopbaan. Indien deze berekeningswijze effectief wordt ingevoerd, dan kan dat voor heel wat leden van de federale gerechtelijke politie een aanzienlijke daling van hun pensioen betekenen.

Is men van plan de berekeningswijze van het pensioen voor de leden van de gerechtelijke politie te wijzigen? Zo ja, waarin bestaat die wijziging? Wanneer wordt ze eventueel ingevoerd? De datum van inwerkingtreding heeft immers verregaande gevolgen voor de mensen die plannen om binnenkort met pensioen te gaan.

Komt er eventueel een overgangsmaatregel voor wie nu plant om met pensioen te gaan volgens het oude stelsel, maar desgevallend onder het nieuwe stelsel zou vallen?

M. Pol Van Den Driessche (CD&V). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van minister Vanackere.

De toekenning en de berekening van de pensioenen van de geïntegreerde politie, waarvan de gerechtelijke politie deel uitmaakt, worden geregeld door de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden. Onder voorbehoud van een beperkt aantal bijzondere bepalingen van deze wet, genieten de personeelsleden van de politie die een vaste of een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming hebben verkregen, identiek dezelfde rustpensioenregeling als de ambtenaren. Dit betekent dat, overeenkomstig de basiswet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, het rustpensioen wordt berekend aan de hand van een loopbaanbreuk voor elk jaar dienst van de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaar van de loopbaan.

De bijzondere afwijkende bepalingen in de wet van 30 maart 2001 betreffen vooral de loopbaanbreuk en enkele preferentiële pensioenleeftijden die afwijken van het algemene ambtenarenregime. Zo wordt voor de bepaling van de rustpensioenen elk jaar doorgebracht in dienstactiviteit in de hoedanigheid van politieambtenaar of hulpagent van politie van het operationeel kader aangerekend naar rata van 1/50 van de gemiddelde wedde. De verwijzing naar 37,5 jaar om een maximumpensioen van 75% van de gemiddelde wedde te verkrijgen vloeit daar trouwens rechtstreeks uit voort: 50 x 75% = 37,5. Bij de overige personeelsleden wordt de algemene ambtenarenregeling van 1/60 per dienstjaar toegepast.

Sinds de hervorming van de militaire pensioenen bestaat er geen enkele uitzondering meer op het principe van de berekening van het ambtenarenpensioen op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren. Vanuit het standpunt van een gelijke behandeling van alle ambtenaren kan een ingrijpende wijziging zoals de heer Van Den Driessche citeert, enkel door een aanpassing van de basiswet van 21 juli 1844 en dat is niet mijn bedoeling. Ik kan hem dan ook geruststellen: er is momenteel geen enkele wijziging in de berekeningswijze van het pensioen voor de leden van de federale gerechtelijke politie in onderzoek.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). – Ik dank de minister voor het duidelijk antwoord. De gerechtelijk politie zal er zeer tevreden mee zijn.

M. Pol Van Den Driessche (CD&V). –

Vraag om uitleg van de heer Pol Van Den Driessche aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «diefstal van nummerplaten» (nr. 4-899)

Demande d’explications de M. Pol Van Den Driessche au secrétaire d’État à la Mobilité sur «le vol de plaques d’immatriculation» (n° 4-899)

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). – Ik verneem dat de DIV, die de nummerplaten uitreikt, de jongste jaren een significante stijging van het aantal gestolen nummerplaten vaststelt.

In 2003 schrapte de DIV 11.750 nummerplaten wegens diefstal. In 2007 was dit aantal al opgelopen tot 27.510 en in de eerste negen maanden van 2008 zat men reeds aan 25.066 geschrapte kentekens of een gemiddelde van 75 per dag! Men kan vrezen dat 2008 zal eindigen met 30.000 gestolen nummerplaten. Hierin zitten zowel de nummerplaten die van een auto worden losgeschroefd als de nummerplaten die bij diefstal van een auto verdwijnen.

Vooral het aantal nummerplaten dat gestolen wordt door ze van een voertuig los te schroeven, blijkt te stijgen. Deze nummerplaten worden op andere wagens, meestal van hetzelfde merk en dezelfde kleur bevestigd. Zo pleegt men fraude met verzekeringen en verkeersovertredingen, maar ook bij criminele feiten wordt meer en meer gebruik gemaakt van gestolen nummerplaten.

Kan de staatssecretaris deze gegevens bevestigen?

Overweegt hij de invoering van maatregelen die het losdraaien en of verwijderen van autonummerplaten bemoeilijken?

Overweegt hij steunmaatregelen voor automobilisten die investeren in antidiefstalsystemen of diefstalremmende maatregelen? Zo kan men bijvoorbeeld een nummerplaat met klinknagels aan een voertuig bevestigen waardoor de kans op diefstal aanzienlijk zal dalen. Ook bestaan er systemen met antidiefstalbouten voor nummerplaten, bouten met gladde kop en speciale tekening. Deze bouten zijn echter relatief duur. Een ander systeem voorziet in kleefbanden waardoor de verwijdering van een nummerplaat enkel worden traag en bij bepaalde temperatuur kan uitgevoerd. In het Verenigd Koninkrijk worden nu ook nummerplaten aangeboden die breken wanneer ze met geweld van een auto worden verwijderd. In combinatie met antidiefstalbouten kan dit zeer efficiënt zijn tegen diefstal en eventueel misbruik van de nummerplaat.

M. Pol Van Den Driessche (CD&V). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – De door de heer Van Den Driessche geciteerde cijfers zijn correct. Toch moet opgemerkt worden dat het zowel gaat om verloren als gestolen nummerplaten, waarbij wij niet kunnen uitmaken of het gaat om diefstal of verlies.

Bij diefstal of verlies van een nummerplaat dient de titularis hiervan onmiddellijk aangifte te doen bij de politie, waarna de betrokken plaat onmiddellijk wordt geseind. Dat leidt bij de DIV automatisch en onmiddellijk tot de schrapping van de kentekenplaat uit het repertorium. Vanaf dat ogenblik kan de houder van de nummerplaat die werd gestolen of verloren is, in principe niet meer aansprakelijk worden gesteld voor eventuele misbruiken die met die nummerplaat zouden gebeuren, tenzij hij natuurlijk frauduleuze aangifte doet. De gestolen of verloren nummerplaat zal om veiligheidsredenen nooit meer kunnen worden ingeschreven, zelfs wanneer die later wordt teruggevonden. Deze maatregelen werden genomen ter bescherming van de burger, aangezien die onmogelijk kan weten welke eventuele feiten er gepleegd worden met deze nummerplaat.

In ons land volgt de nummerplaat de houder ervan. Dit wil zeggen dat men zijn nummerplaat behoudt als men van voertuig verandert. Daarom moet de nummerplaat op een relatief gemakkelijke manier kunnen worden losgemaakt. In andere landen, zoals Frankrijk en Nederland, is de nummerplaat verbonden aan het voertuig, ongeacht wie de eigenaar van het voertuig is. Zodoende kan in die landen de nummerplaat op een meer vaste wijze op de auto worden bevestigd.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

Ik neem nota van de suggestie van de heer Van Den Driessche over het vastmaken van de nummerplaat, bijvoorbeeld door het gebruik van speciale bouten, antidiefstalhouders of zelfklevende banden. Aangezien ik volgend jaar tijdens het Belgische voorzitterschap wil voorstellen de Europese nummerplaat in te voeren, kunnen die suggesties meegenomen worden in de meer technische besprekingen over het model en de uitvoering van de nummerplaat zelf.

De duurzame bevestiging van de nummerplaat, evenals het aanbrengen van een reproductie op de voorzijde, is een verplichting voor de eigenaar van het voertuig. Deze maatregel is niet van die aard dat hieraan een fiscaal voordeel moet worden gekoppeld, vooral omdat de uitreiking van de nummerplaat op het ogenblik geheel gratis is.

 

De heer Pol Van Den Driessche (CD&V). – Het verheugt mij te vernemen dat de staatssecretaris bereid is enkele van mijn suggesties voor te leggen op de Europese Conventie die hij volgend jaar zal voorzitten.

M. Pol Van Den Driessche (CD&V). –

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats 28 mei om 15 uur.

Ik neem aan dat de Senaat vertrouwen zal schenken aan de Voorzitter en aan het Bureau om de agenda van deze vergadering vast te leggen. (Instemming)

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le 28 mai à 15 h.

Je suppose que le Sénat fera confiance à son Président et à son Bureau pour fixer l’ordre du jour de cette séance. (Assentiment)

(De vergadering wordt gesloten om 18.15 uur.)

(La séance est levée à 18 h 15.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Dua, Delvaux en Lizin, om gezondheidsredenen, mevrouw Smet, de heren Coveliers, Duchatelet, Martens, Swennen en Wille, wegens andere plichten.

Mmes Dua, Delvaux et Lizin, pour raison de santé, Mme Smet, MM. Coveliers, Duchatelet, Martens, Swennen et Wille, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

– Voor kennisgeving aangenomen.

– Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote nº 1

Aanwezig: 49
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 4

Présents : 49
Pour : 45
Contre : 0
Abstentions : 4

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Marcel Cheron, José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant.

Stemming 2

Vote nº 2

Aanwezig: 47
Voor: 47
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 47
Pour : 47
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Olga Zrihen.

Stemming 3

Vote nº 3

Aanwezig: 49
Voor: 42
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 49
Pour : 42
Contre : 0
Abstentions : 7

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Louis Ide, Nele Jansegers, Marleen Temmerman, Joris Van Hauthem.

Stemming 4

Vote nº 4

Aanwezig: 49
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 6

Présents : 49
Pour : 43
Contre : 0
Abstentions : 6

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Louis Ide, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.

Stemming 5

Vote nº 5

Aanwezig: 50
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Présents : 50
Pour : 45
Contre : 0
Abstentions : 5

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.

Stemming 6

Vote nº 6

Aanwezig: 49
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 49
Pour : 49
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Alain Courtois, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Anne Delvaux, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Yves Leterme, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Martine Taelman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Wetsvoorstellen

Propositions de loi

Artikel 81 van de Grondwet

Article 81 de la Constitution

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 42bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (van de heer Richard Fournaux; Stuk 4-1315/1).

Proposition de loi modifiant l’article 42bis de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail (de M. Richard Fournaux ; Doc. 4-1315/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

– Envoi à la commission des Affaires sociales.

Wetsvoorstel tot reglementering van laser- of lichttherapie bij het epileren om esthetische redenen (van mevrouw Margriet Hermans; Stuk 4-1316/1).

Proposition de loi visant à réglementer les techniques d’épilation au laser ou à la lumière pour des raisons esthétiques (de Mme Margriet Hermans ; Doc. 4-1316/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

– Envoi à la commission des Affaires sociales.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt (van de heer Francis Delpérée; Stuk 4-1317/1).

Proposition de loi modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat (de M. Francis Delpérée ; Doc. 4-1317/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

– Envoi à la commission de la Justice.

Wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving betreffende levenloos geboren kinderen (van mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 4-1318/1).

Proposition de loi modifiant la réglementation concernant les enfants nés sans vie (de Mme Sabine de Bethune ; Doc. 4-1318/1).

– Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

– Envoi à la commission de la Justice.

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 17/1 in de Hypotheekwet, betreffende een crisisvoorrecht (van de heer Patrik Vankrunkelsven en mevrouw Martine Taelman; Stuk 4-1319/1).

Proposition de loi insérant un article 17/1 dans la loi hypothécaire, concernant un privilège de crise (de M. Patrik Vankrunkelsven et Mme Martine Taelman ; Doc. 4-1319/1).

  • – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
  • – Envoi à la commission de la Justice.
  • Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 171/1 in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de handhaving van een duurzaam en gematigd beloningsbeleid voor bedrijfsleiders van ondernemingen die overheidssteun hebben gekregen (van de heer Patrik Vankrunkelsven; Stuk 4-1320/1).

    Proposition de loi insérant un article 171/1 dans le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue de mettre en œuvre une politique de rémunération durable et modérée pour les dirigeants des entreprises ayant bénéficié d’aides publiques (de M. Patrik Vankrunkelsven ; Doc. 4-1320/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt om het jaarlijks aantal kandidaat-notarissen op te trekken (van de heer Francis Delpérée; Stuk 4-1322/1).

    Proposition de loi modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat en vue d’augmenter le nombre annuel de candidats-notaires (de M. Francis Delpérée ; Doc. 4-1322/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 194ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de uitbreiding van de tax shelter-regeling tot de kortfilm (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 4-1323/1).

    Proposition de loi modifiant l’article 194ter du Code des impôts sur les revenus 1992 afin d’étendre le bénéfice du régime de tax shelter aux courts métrages (de M. Philippe Mahoux ; Doc. 4-1323/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, met het oog op de beperking van het personeel toepassingsgebied (van de heer Hugo Vandenberghe c.s.; Stuk 4-1324/1).

    Proposition de loi modifiant la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, en vue de limiter le champ d’application personnel (de M. Hugo Vandenberghe et consorts ; Doc. 4-1324/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Voorstel van resolutie

    Proposition de résolution

    Voorstel van resolutie betreffende de instandhouding van de rol van de apotheker als belangrijk gezondheidswerker, het benadrukken van het belang van de apotheker als officinahouder en het tegengaan van de vrije verkoop van medicijnen (van de heer Louis Ide; Stuk 4-1321/1).

    Proposition de résolution visant à maintenir le rôle essentiel du pharmacien comme professionnel de la santé, à souligner l’importance du pharmacien en tant que tenancier d’officine et à lutter contre la vente libre de médicaments (de M. Louis Ide ; Doc. 4-1321/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Affaires sociales.

    Vragen om uitleg

    Demandes d’explications

    Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

    Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes :

    – van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de recente instructie over de regularisatie van gezinnen met schoolgaande kinderen" (nr. 4-911)

    – de Mme Freya Piryns à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « les instructions récentes concernant la régularisation de familles avec des enfants scolarisés » (nº 4-911)

    – van mevrouw Els Schelfhout aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het Belgisch beleid ten opzichte van de problematiek van de Toeareg-minderheid in Mali" (nr. 4-912)

    – de Mme Els Schelfhout au ministre de la Coopération au développement sur « la politique adoptée par la Belgique concernant la problématique de la minorité touareg au Mali » (nº 4-912)

    – van de heer Hugo Vandenberghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "het dragen van de autogordel" (nr. 4-914)

    – de M. Hugo Vandenberghe au secrétaire d’État à la Mobilité sur « le port de la ceinture de sécurité » (nº 4-914)

    – van de heer Dirk Claes aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over "de identificatie van buitenlandse verkeersovertreders" (nr. 4-915)

    – de M. Dirk Claes au secrétaire d’État à la Mobilité sur « l’identification des contrevenants étrangers au Code de la route » (nº 4-915)

    – van de heer Dirk Claes aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het nieuwe beleid inzake verkeerscontroles" (nr. 4-916)

    – de M. Dirk Claes au ministre de l’Intérieur sur « la nouvelle politique dans le cadre des contrôles du trafic » (nº 4-916)

    – Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

    – Ces demandes sont envoyées à la séance plénière.

    Evocatie

    Évocation

    De Senaat heeft bij boodschap van 12 mei 2009 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp:

    Par message du 12 mai 2009, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation du projet de loi qui suit :

    Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314/1).

    Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Boodschappen van de Kamer

    Messages de la Chambre

    Bij boodschappen van 7 mei 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

    Par messages du 7 mai 2009, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

    Artikel 80 van de Grondwet

    Article 80 de la Constitution

    Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 199ter en 212 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (Stuk 4-1314/1).

    Projet de loi modifiant les articles 199ter et 212 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (Doc. 4-1314/1).

    • – Het wetsontwerp werd ontvangen op 8 mei 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 25 mei 2009.
  • – Le projet de loi a été reçu le 8 mai 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 25 mai 2009.
  • – De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 7 mei 2009.
  • – La Chambre a adopté le projet le 7 mai 2009.
  • – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
  • – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.
  • Kennisgeving

    Notification

    Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 52-1938/1).

    Projet de loi modifiant la loi du 16 juillet 1973 garantissant la protection des tendances idéologiques et philosophiques (de Mme Anne-Marie Lizin ; Doc. 52-1938/1).

    • – De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 7 mei 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
  • – La Chambre a adopté le projet le 7 mai 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.
  • Indiening van een wetsontwerp

    Dépôt d’un projet de loi

    De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

    Le Gouvernement a déposé le projet de loi ci-après :

    Wetsontwerp houdende instemming met de volgende Internationale Akten:

    Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants :

    1º Overeenkomst houdende stichting van de Europese conferentie voor moleculaire biologie, gedaan te Genève op 13 februari 1969,

    1º Accord instituant la Conférence européenne de biologie moléculaire, fait à Genève le 13 février 1969,

    2º Overeenkomst houdende oprichting van het Europese laboratorium voor moleculaire biologie, gedaan te Genève op 10 mei 1973 (van de Regering; Stuk 4-1325/1).

    2º Accord instituant le Laboratoire européen de biologie moléculaire, fait à Genève le 10 mai 1973 (du Gouvernement ; Doc. 4-1325/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

    Hof van Cassatie

    Cour de cassation

    Bij brief van 8 mei 2009 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, overeenkomstig artikel 340, §3, van het Gerechtelijk wetboek aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2008 van het Hof van Cassatie.

    Par lettre du 8 mai 2009, le premier président de la Cour de cassation a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, du Code judiciaire, le rapport annuel 2008 de la Cour de cassation.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Arbeidshof

    Cour du travail

    Bij brief van 7 mei 2009 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Arbeidshof te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 april 2009.

    Par lettre du 7 mai 2009, le premier président de la Cour du travail de Mons a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de la Cour du travail de Mons, approuvé lors de son assemblée générale du 30 avril 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Parket-generaal

    Parquet général

    Bij brief van 6 mei 2009 heeft de Procureur-generaal te Antwerpen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket-generaal te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 4 mei 2009.

    Par lettre du 6 mai 2009, le procureur général d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet général d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 4 mai 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Auditoraat-generaal

    Auditorat général

    Bij brief van 8 mei 2009 heeft de Procureur-generaal van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Auditoraat-generaal bij het Arbeidshof te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 5 mei 2009.

    Par lettre du 8 mai 2009, le Procureur général de l’auditorat général près la Cour du travail de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de l’Auditorat général près la Cour du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 5 mai 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Arbeidsauditoraat

    Auditorat du Travail

    Bij brief van 30 april 2009 heeft de arbeidsauditeur te Turnhout overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Arbeidsauditoraat te Turnhout.

    Par lettre du 30 avril 2009, l’auditeur du travail de Turnhout a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de l’Auditorat du travail de Turnhout.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen

    Conseil central de surveillance pénitentiaire

    Bij brief van 11 mei 2009 heeft de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen, overeenkomstig artikel 22, 4º, van de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2007.

    Par lettre du 11 mai 2009, le président du Conseil central de surveillance pénitentiaire a transmis au Sénat, conformément à l’article 22, 4º, de la loi de principes concernant l’administration des établissements pénitentiaires ainsi que le statut juridique des détenus, le rapport d’activités pour 2007.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

    Conseil central de l’économie

    Bij brief van 8 mei 2009 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

    Par lettre du 8 mai 2009, le Conseil central de l’économie a transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie :

    – het advies betreffende vrijwilligers,

    – l’avis concernant le volontariat,

    goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 6 mei 2009.

    approuvé lors de sa séance plénière du 6 mai 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Kansspelcommissie

    Commission des jeux de hasard

    Bij brief van 5 mei 2009 heeft de voorzitter van de Kansspelcommissie, overeenkomstig artikel 16 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2008 van de Kansspelcommissie.

    Par lettre du 5 mai 2009, le président de la Commission des jeux de hasard a transmis au Sénat, conformément à l’article 16 de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux et la protection des joueurs, le rapport d’activités 2008 de la Commission des jeux de hasard.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.