4-71

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2008-2009

Plenaire vergaderingen

Donderdag 2 april 2009

Namiddagvergadering

4-71

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2008-2009

Séances plénières

Jeudi 2 avril 2009

Séance de l’après-midi

Voorlopig verslag

Nog niet goedgekeurd door de sprekers.
Niet citeren zonder de bron te vermelden.

Compte rendu provisoire

Non encore approuvé par les orateurs.
Ne pas citer sans mentionner la source.

 

Inhoudsopgave

Sommaire

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de moeilijke samenwerking tussen de verschillende administraties» (nr. 4-725)

Mondelinge vraag van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de hartcentra in België» (nr. 4-727)

Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de vooruitzichten met betrekking tot het stationeren van een eenheid van de civiele veiligheid in Gembloux» (nr. 4-715)

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over «de relaties tussen Frankrijk en de Democratische Republiek Congo» (nr. 4-722)

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de nieuwe Shia-wet van de Afghaanse president Hamid Karzai» (nr. 4-726)

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de minister van Justitie over «de uitvoering van de straffen» (nr. 4-712)

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de minister van Justitie over «het Executief van de Moslims van België» (nr. 4-717)

Mondelinge vraag van de heer Berni Collas aan de minister van Justitie over «de invoering van een uniek loket bij iedere rechtbank van eerste aanleg» (nr. 4-719)

Mondelinge vraag van mevrouw Myriam Vanlerberghe aan de minister van Justitie over «het commercieel draagmoederschap» (nr. 4-721)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het organiseren van een referendum over de stemplicht bij de volgende verkiezingen» (nr. 4-713)

Mondelinge vraag van mevrouw Vanessa Matz aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de nadere regels voor het aanplakken op de verkiezingsborden tijdens de verkiezingscampagne» (nr. 4-716)

Mondelinge vraag van mevrouw Sfia Bouarfa aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «het attest van voldoende huisvesting voor gezinshereniging, in overeenstemming met de omzendbrief van 21 juni 2007» (nr. 4-714)

Mondelinge vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «de nieuwe instructie voor tijdelijke regularisatie van gezinnen met schoolgaande kinderen» (nr. 4-720)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «de nieuwe instructie voor tijdelijke regularisatie van gezinnen met schoolgaande kinderen» (nr. 4-723)

Stemmingen

Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001 (Stuk 4-1188)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, gedaan te Londen op 2 mei 1996 (Stuk 4-1192)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement (Stuk 4-1252) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen (Stuk 4-1253)

Wetsontwerp tot machtiging van de Minister van Financiën om leningen aan het Groot-Hertogdom Luxemburg toe te staan (Stuk 4-1256) (Evocatieprocedure)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (Stuk 4-1257) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens met het oog op het verbod op de financiering van de vervaardiging, het gebruik of het bezit van uraniumwapens (van de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-704)

Voorstel van resolutie betreffende de verdere terugdringing van de wereldwijde leprabesmetting (van mevrouw Els Schelfhout c.s., Stuk 4-1157)

Voorstel van resolutie om de strijd tegen tuberculose op te voeren (van de heer François Roelants du Vivier c.s., Stuk 4-1123)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het koninklijk besluit dat het vrije bezit van zoogdieren regelt» (nr. 4-840)

Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het zelf maken van 4-hydroxybutaanzuur (GHB) en de risico’s voor de jeugd» (nr. 4-827)

Vraag om uitleg van de heer Philippe Monfils aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «de gepastheid van de invoering van een nieuwe merknaam «het Station»» (nr. 4-833)

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «de technische problemen van de NMBS op de lijn 12, Antwerpen-Essen» (nr. 4-836)

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het onderzoek naar de effecten van bewakingscamera’s op de ophelderingsgraad van misdrijven» (nr. 4-839)

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de besteding van de retributies betaald aan de Directie Private Veiligheid» (nr. 4-838)

Vraag om uitleg van de heer Freddy Van Gaever aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de problematiek van de ‘frontstuurtrucks’» (nr. 4-834)

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding over «de nieuwe praktijken inzake sociale fraude» (nr. 4-837)

Berichten van verhindering

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Evocaties

Boodschappen van de Kamer

Indiening van een wetsontwerp

Grondwettelijk Hof – Arresten

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Parketten

Arbeidsauditoraten

Rechtbanken van eerste aanleg

Arbeidsrechtbanken

Rechtbanken van koophandel

FOD Justitie – Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid

Prise en considération de propositions

Questions orales

Question orale de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la collaboration difficile entre les différents services administratifs» (nº 4-725)

Question orale de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les centres cardiaques en Belgique» (nº 4-727)

Question orale de M. Philippe Mahoux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de l’Intérieur sur «les prévisions concernant l’installation d’une unité de protection civile à Gembloux» (nº 4-715)

Question orale de Mme Els Schelfhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «les relations entre la France et la République démocratique du Congo» (nº 4-722)

Question orale de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au développement sur «la nouvelle loi du président afghan Hamid Karzai à l’intention des Chiites» (nº 4-726)

Question orale de M. Alain Courtois au ministre de la Justice sur «l’exécution des peines» (nº 4-712)

Question orale de M. Jurgen Ceder au ministre de la Justice sur «l’Exécutif des musulmans de Belgique» (nº 4-717)

Question orale de M. Berni Collas au ministre de la Justice sur «la mise en place d’un système de guichet unique dans chaque tribunal de première instance» (nº 4-719)

Question orale de Mme Myriam Vanlerberghe au ministre de la Justice sur «la maternité de substitution à des fins commerciales» (nº 4-721)

Question orale de Mme Nele Lijnen au ministre de l’Intérieur sur «l’organisation d’un référendum concernant le vote obligatoire lors des prochaines élections» (nº 4-713)

Question orale de Mme Vanessa Matz au ministre de l’Intérieur sur «les modalités d’affichage sur les panneaux électoraux lors des campagnes électorales» (nº 4-716)

Question orale de Mme Sfia Bouarfa à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «l’attestation de logement suffisant pour le regroupement familial, conforme à la circulaire du 21 juin 2007» (nº 4-714)

Question orale de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «la nouvelle instruction permettant la régularisation provisoire des familles avec enfants scolarisés» (nº 4-720)

Question orale de Mme Freya Piryns à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «la nouvelle instruction permettant la régularisation provisoire des familles avec enfants scolarisés» (nº 4-723)

Votes

Projet de loi portant assentiment à la Convention internationale de 2001 sur la responsabilité civile pour les dommages dus à la pollution par les hydrocarbures de soute, et à l’Annexe, faites à Londres le 23 mars 2001 (Doc. 4-1188)

Projet de loi portant assentiment au Protocole de 1996 modifiant la Convention de 1976 sur la limitation de la responsabilité en matière de créances maritimes, fait à Londres le 2 mai 1996 (Doc. 4-1192)

Projet de loi modifiant la loi du 23 mars 1989 relative à l’élection du Parlement européen (Doc. 4-1252) (Procédure d’évocation)

Projet de loi portant diverses modifications en matière électorale (Doc. 4-1253)

Projet de loi autorisant le Ministre des Finances à consentir des prêts au Grand-Duché de Luxembourg (Doc. 4-1256) (Procédure d’évocation)

Projet de loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers (Doc. 4-1257) (Procédure d’évocation)

Proposition de loi modifiant la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, en vue d’interdire le financement de la fabrication, de l’utilisation ou de la détention des armes à uranium (de M. Philippe Mahoux, Doc. 4-704)

Proposition de résolution visant à poursuivre les efforts pour éliminer la lèpre dans le monde (de Mme Els Schelfhout et consorts, Doc. 4-1157)

Proposition de résolution visant à intensifier la lutte contre la tuberculose (de M. François Roelants du Vivier et consorts, Doc. 4-1123)

Demande d’explications de M. Hugo Vandenberghe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’arrêté royal fixant la liste des mammifères qui peuvent être détenus» (n° 4-840)

Demande d’explications de Mme Margriet Hermans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et au ministre de l’Intérieur sur «l’autofabrication d’acide 4-hydroxybutanoïque (GHB) et les dangers pour la jeunesse» (n° 4-827)

Demande d’explications de M. Philippe Monfils au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «l’opportunité de la création d’une nouvelle marque «la Gare»» (n° 4-833)

Demande d’explications de Mme Lieve Van Ermen au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «les problèmes techniques de la SNCB sur la ligne 12, Anvers-Essen» (n° 4-836)

Demande d’explications de M. Yves Buysse au ministre de la Justice et au ministre de l’Intérieur sur «la recherche sur les effets des caméras de surveillance en ce qui concerne le taux d’élucidation des délits» (n° 4-839)

Demande d’explications de M. Yves Buysse au ministre de l’Intérieur sur «l’affectation des redevances versées à la Direction Sécurité privée» (n° 4-838)

Demande d’explications de M. Freddy Van Gaever au secrétaire d’État à la Mobilité sur «la problématique des camions à cabine avancée» (n° 4-834)

Demande d’explications de Mme Lieve Van Ermen au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude sur «les nouvelles pratiques en ce qui concerne la fraude sociale» (n° 4-837)

Excusés

Annexe

Votes nominatifs

Propositions prises en considération

Demandes d’explications

Évocations

Messages de la Chambre

Dépôt d’un projet de loi

Cour constitutionnelle – Arrêts

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Cour constitutionnelle – Recours

Parquets

Auditorats du Travail

Tribunaux de première instance

Tribunaux du travail

Tribunaux de commerce

SPF Justice – Service de la Politique Criminelle

Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)

Présidence de M. Armand De Decker

(La séance est ouverte à 15 h 10.)

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance.

Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Mondelinge vragen

Questions orales

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de moeilijke samenwerking tussen de verschillende administraties» (nr. 4-725)

Question orale de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la collaboration difficile entre les différents services administratifs» (nº 4-725)

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Hoewel minister Onkelinx bevoegd is voor zowel het RIZIV als de FOD Volksgezondheid, loopt de samenwerking tussen beide departementen allerminst vlot. Ik druk me nog heel zacht uit. De discussie is overigens niet nieuw. Ook in de jaren ’90 werd ze gevoerd. Toen was voor elk van die departementen echter een andere minister bevoegd. De gebrekkige communicatie leidt tot absurde situaties, zoals bijvoorbeeld het op enkele weken tijd goedkeuren van twee uiteenlopende koninklijke besluiten.

Op 10 maart namelijk gaf de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen bij de FOD Volksgezondheid zijn fiat aan een ontwerp van koninklijk besluit voor de oprichting van een Frans- en een Nederlandstalig coördinatiecentrum voor de administratieve uitbetaling van de huisartsen in opleiding of kortweg de HAIO’s. In de raad van bestuur zouden de vertegenwoordigers van de universiteiten twee op de drie zetels innemen en de vertegenwoordiging van de stagemeesters huisartsgeneeskunde de overblijvende zetel. Volksgezondheid keurde het ontwerp van koninklijk besluit op de coördinatiecentra echter goed zonder medeweten van de commissie artsen-ziekenfondsen, waarvoor het RIZIV bevoegd is.

Na overleg vorige vrijdag met het kabinet Onkelinx keurde de commissie artsen-ziekenfondsen maandag een eigen ontwerp van koninklijk besluit goed met een paritaire, uit artsensyndicaten en universiteiten samengestelde raad van bestuur voor de coördinatiecentra. Jo De Cock , voorzitter van de commissie artsen-ziekenfondsen en RIZIV-topman vroeg de minister in een brief om het ontwerp van koninklijk besluit van de FOD Volksgezondheid in overeenstemming te brengen met het ontwerp van koninklijk besluit van de commissie artsen-ziekenfondsen. Zo ligt pijnlijk bloot hoe twee administraties erin slagen naast elkaar in plaats van met elkaar te werken.

Daarmee houdt het echter niet op. Op 23 maart 2009 ontvangt een tandarts een aangetekend schrijven met rode kaart van de FOD Volksgezondheid over zijn deelname aan wachtdiensten voor tandartsen. De brief meldt dat de Provinciale Geneeskundige Commissie van West-Vlaanderen de tandarts op 5 februari 2009 heeft aangeschreven, maar de man weet van niets.

Omdat de Provinciale Geneeskundige Commissie van West-Vlaanderen geen antwoord mocht ontvangen, nodigt ze de tandarts uit om voor haar vergadering te verschijnen wegens het niet deelnemen aan de wachtdienst.

De tandarts werkt al 4 jaar niet meer als tandarts! Uiteraard neemt hij dus niet deel aan de wachten! Hij heeft zelfs geen praktijk! Had de FOD Volksgezondheid zijn licht opgestoken bij het RIZIV dan had het RIZIV kunnen melden dat de tandarts al vier jaar geen prestaties meer verricht. Meer nog, de accreditatie van de tandarts was afgelopen, waardoor de tandarts de facto zijn beroep niet meer kon uitoefenen.

Waarom wordt die tandarts lastiggevallen met problemen tussen het RIZIV en de FOD Volksgezondheid? Opnieuw werken beide departementen naast elkaar in plaats van met elkaar!

Een laatste bedenking houdt verband met het kadaster van medische beroepen in ontwikkeling. Hoe kan men in godsnaam een degelijk kadaster opstellen als de FOD en het RIZIV niet samenwerken? Dat een dergelijk kadaster al jaren op zich laat wachten, is trouwens het gevolg van dat gebrek aan samenwerking. Beide instanties moeten immers gegevens aanbrengen. Zonder communicatie is het kadaster nu al tot mislukken gedoemd. Daarom had ik graag van de minister vernomen wat ze vindt van het gekissebis tussen beide departementen?

M. Louis Ide (Indépendant). –

Welke initiatieven zal de minister nemen om een einde te maken aan die absurde situaties? Beide administraties staan immers onder haar toezicht. Wat met de HAIO’s? Staat de minister er borg voor dat hun erkenning zonder problemen zal worden toegekend?

Wat met de betrokken tandarts? Wat vindt de minister van die situatie? Moet die tandarts verschijnen? Vindt ze niet dat er excuses moeten komen vanwege de FOD Volksgezondheid en van de Provinciale Geneeskundige Commissie van West-Vlaanderen aan het adres van de tandarts? Gaat ze ermee akkoord dat de tandarts gewoon niet verschijnt daar dit verhaal zonder voorwerp is?

Wat met het kadaster van medische beroepen? Heeft de minister er nu nog vertrouwen in dat er een degelijk kadaster zal worden opgesteld, dat alle activiteiten in rekening neemt? Ik denk bijvoorbeeld aan een huisarts die nog BAG-arts is, een huisarts die expert is, een huisarts die ook nog verzekeringsarts is? Zal men prospecties maken op basis van enquêtes, bijvoorbeeld over de vraag hoe de vrouwelijke huisarts in de toekomst zal werken? Misschien zal ze als jonge moeder in het begin minder werken, maar in de toekomst meer. Zal dit kadaster genoeg verfijnd zijn? Kan dit kadaster genoeg verfijnd zijn aangezien de twee administraties er niet in slagen om samen te werken?

 

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – Ik kan u verzekeren dat mijn administraties nog nooit zoveel communiceerden als nu. Ze hebben gemeenschappelijke projecten ontwikkeld en proactief initiatieven doorgegeven om de gevolgen ervan te evalueren.

Het dossier van de huisartsen in opleiding (HAIO’s), vereist drie koninklijke besluiten en een ministerieel besluit. Die besluiten werden opgesteld in nauwe samenwerking tussen de verschillende betrokken administraties, namelijk het RIZIV en de FOD’s Volksgezondheid en Sociale Zaken.

Het ministerieel besluit, dat voornamelijk betrekking heeft op de opleidingsvoorwaarden van de huisartsen, werd voor advies voorgelegd aan de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen, terwijl een van de koninklijke besluiten met betrekking tot de financiering werd voorgelegd aan Medicomut.

Die besluiten hebben wel verschillende doeleinden, maar zijn daarom niet met elkaar in tegenspraak. De inhoud van een besluit kan uiteraard een invloed hebben op de inhoud van een ander. Er werden echter instructies gegeven om de verschillende teksten op elkaar af te stemmen, het beste bewijs van een efficiënte coördinatie tussen de administraties.

Op uw vraag over de provinciale geneeskundige commissies, moet ik antwoorden dat ik in een antwoord op een mondelinge vraag geen uitspraak kan doen over een individueel dossier. De FOD Volksgezondheid heeft, om redenen die te maken hebben met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, geen toegang tot de prestatieprofielen van het RIZIV. Alleen de Planningcommissie Medisch Aanbod heeft toegang tot de gekruiste gegevens en dit nadat ze anoniem werden gemaakt.

Volledigheidshalve voeg ik er nog aan toe dat het niet is omdat een tandarts volgens het RIZIV geen activiteit meer heeft dat hij effectief geen praktijk meer uitoefent. Hij kan bijvoorbeeld nog in privéklinieken werken. In dat geval is hij bij wet verplicht deel te nemen aan de wachtdienst.

U stelt een vraag over de erkenning van de huisartsen in opleiding. Ik veronderstel dat u dit doet in het kader van de vernietiging van het ministerieel besluit van 21 februari 2006 dat de erkenningscriteria voor de huisartsen vastlegde. De vernietiging van dit besluit heeft tot gevolg dat het ministerieel besluit van 3 mei 1999 opnieuw van toepassing is. Ik bevestig u dat de dossiers waarvoor een positief advies werd verleend en die administratief in orde zijn, ook op deze basis een erkenning kregen of zullen krijgen.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

Het kadaster van de medische beroepen bestaat al sinds 2003. De betrokken administraties werken permanent aan de verbetering van de kwaliteit. Alle adviezen van de Planningcommissie zijn onder meer gebaseerd op die gegevens, die elk jaar steeds vollediger worden.

Elke aanpassing van het erkenningsstatuut van een gezondheidswerker bij de FOD Volksgezondheid wordt onmiddellijk aan het RIZIV meegedeeld. In nagenoeg geen enkel Europees land is die integratie zo ver gevorderd.

Met betrekking tot de huisartsen zal de FOD mij in de komende dagen een bijzonder volledig werkstuk voorleggen, dat zich baseert op de gegevens van zowel het kadaster en het RIZIV als van de huisartsenkringen. Die gegevens werden uiteraard eerst anoniem gemaakt.

Ik behoud dus mijn vertrouwen in het kwaliteitsniveau dat het kadaster in de toekomst zal halen, dankzij het werk dat wordt verricht en de samenwerking tussen de FOD Volksgezondheid en het RIZIV.

 

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Als er geen tegenspraak is tussen de FOD Volksgezondheid en het RIZIV, kan de minister mij dan meedelen hoe de raad van bestuur van de coördinatiecentra zal zijn samengesteld: paritair of twee derde/één derde?

M. Louis Ide (Indépendant). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. –

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. – Laissez-moi m’occuper de la coordination de mes administrations. Cela fonctionne bien !

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Dat is geen antwoord op mijn vraag. In De Huisarts van deze week lees ik dat er twee visies zijn…

M. Louis Ide (Indépendant). –

De voorzitter. – Mijnheer Ide, de regering heeft u een antwoord gegeven.

M. le président. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik informeerde naar de samenstelling van de raad van bestuur : paritair of twee derde/één derde.

De betrokken tandarts heeft aan de FOD Volksgezondheid meegedeeld dat hij niet meer actief is. Dat bleek overigens ook uit de bijscholingsprofielen. Mocht de FOD Volksgezondheid geweten hebben…

M. Louis Ide (Indépendant). –

De voorzitter. – U stelt een nieuwe vraag.

M. le président. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Geenszins. Ik heb toch het recht op repliek. Anders moet ik geen mondelinge vragen meer stellen en beperk ik mij tot vragen om uitleg, die beantwoord worden door een staatssecretaris.

M. Louis Ide (Indépendant). –

De voorzitter. – Dat zal u zeker niet doen. U stelt elke week minstens vijf of zes vragen. Ik vind dat u heel veel antwoorden krijgt.

M. le président. –

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Het is altijd interessant de minister rechtstreeks te kunnen ondervragen.

M. Louis Ide (Indépendant). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. –

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. – M. Ide est le plus gros pourvoyeur de questions écrites. Je pense qu’il sait tout sur les différences entre Wallons, Bruxellois et Flamands dans leur recours aux soins, du limage des ongles aux plus graves opérations qui soient.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – In de Scandinavische landen worden al de gegevens die ik vraag, gepubliceerd. De gewone burger kan er die gegevens opvragen. Hier moet een parlementslid dat doen. Ik was vorig jaar blij te horen dat de RIZIV die gegevens, ook de regionale, zou publiceren. Dan hoef ik ze niet meer vragen.

M. Louis Ide (Indépendant). –

De voorzitter. – Ik herinner de heer Ide eraan dat een repliek bij een mondelinge vraag drie minuten mag duren.

M. le président. –

Mondelinge vraag van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de hartcentra in België» (nr. 4-727)

Question orale de Mme Lieve Van Ermen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les centres cardiaques en Belgique» (nº 4-727)

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). – In het nieuwe koninklijke besluit over het cardiale zorgprogramma zou men B1 (diagnostische coronarografie)- en B2 (interventionele coronarografie)-diensten apart laten voortwerken op voorwaarde dat aan een aantal omkaderingseisen wordt voldaan en dat er een samenwerkingsakkoord is met een B3-dienst(hartchirurgie).

De discussie over het aantal hartcentra heeft ook een communautair tintje. Vooral in het zuiden van het land en in Brussel zijn de centra te dik gezaaid, menen sommige wetenschappers. Zo halen ze niet voldoende activiteit om expertise op te bouwen en de kwaliteitslat hoog genoeg te houden. Een interventiecardioloog moet ongeveer 150 procedures halen. Door het principe van vrijheid, blijheid toe te passen, komt dat minimum in het gedrang.

Critici opperen dat die wildgroei met het nieuwe koninklijke besluit in stand wordt gehouden en daarmee lijkt men in de eerste plaats de Franstalige centra een dienst te bewijzen. Daarnaast bestaat er een zekere spanning tussen perifere centra zonder hartkatheterisatie en de grotere hartcentra. Die eerste centra vrezen dat ze weggedrukt zullen worden als de overheid minimumdrempels oplegt.

De voorganger van minister Onkelinx, de heer Rudy Demotte, wou een grootscheepse hervorming in de cardiologie. Blijkbaar volgt de huidige minister hem niet en worden zijn voorstellen teruggeschroefd. Er wordt geen tabula rasa gemaakt, want het koninklijk besluit werd tot twee maal toe door de Raad van State geschorst.

Volgens het koninklijk besluit zouden op 1 januari 2007 vijftien geïsoleerde B1-centra in Wallonië en vier in Vlaanderen hun deuren hebben moeten sluiten. Komt er nu weer een generaal pardon? Mogen de B1- en B2-hartcentra blijven freewheelen?

Ook suggereerde de medewerkster van minister Onkelinx dat de ideeën in een nieuw koninklijk besluit zouden worden gegoten en dat bij het Kenniscentrum opnieuw een studie zou worden aangevraagd over de programmatie van die hartcentra, wat weerom een jaar in beslag zou nemen.

Heeft de minister een duidelijk standpunt met betrekking tot dit juridisch kluwen? Welke oplossing ziet zij voor de discrepantie inzake de densiteit van hartcentra per aantal inwoners en per gemeenschap? Waarom houdt ze geen rekening met de conclusies van de studie van het Kenniscentrum (Acuut Myocard Infarct in België -1999-2001), waarmee haar voorganger wel rekening hield? Uit die studie bleek dat B1-centra bijna evenveel kosten als B2- en B3-centra, dat ze onnodige onderzoeken uitvoeren en dat ze niet bijdragen tot de outcome benefit van de patiënt.

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. – De eerste vraag gaat over de juridische toestand betreffende het zorgprogramma cardiale pathologie B.

De koninklijke besluiten van 1 augustus 2006 en van 8 maart 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 over de normen van het zorgprogramma cardiologie zijn door de Raad van State vernietigd. Dat betekent dus dat momenteel de normen die golden voor de wijziging door de beide vernietigde besluiten van toepassing zijn. Dat houdt onder meer in dat de geïsoleerde zorgprogramma’s ‘cardiale pathologie B1’ opnieuw mogelijk zijn en dat de uitzondering op de gezamenlijke uitbating B1, B2 en B3 voor geografisch afgelegen gebieden is vervallen.

Overigens zijn de gemeenschappen en gewesten bevoegd voor de erkenning. Ze kunnen dus ook de federale normen controleren; ze kunnen onder meer het activiteitsniveau nagaan. Indien niet aan de federale normen wordt voldaan, zal dat gevolgen hebben voor de erkenning van de hartcentra.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. –

De federale overheid is wat het gezondheidsbeleid betreft enkel bevoegd om voor het Rijk onder meer erkenningsnormen en programmatiecriteria te bepalen. De federale overheid maakte van deze bevoegdheid gebruik om op basis van de ziekenhuiswet erkenningsnormen en programmatiecriteria voor de hartcentra uit te werken.

Mevrouw Van Ermen verwijst naar het KCE-rapport over de variaties in de ziekenhuispraktijk bij acuut myocardinfarct in België. Deze studie heeft absoluut niet tot doel een antwoord te geven op de vraag naar de beste behandeling van een myocardinfarct. Bovendien zijn de data waarop deze studie gebaseerd is verouderd.

Het rapport vergelijkt de verschillende cardiale zorgprogramma’s op het vlak van hun aanpak van AMI, de patiënt gerelateerde uitkomsten en de gemaakte kosten. Uit de studie blijkt dat het voor de overleving en de verdere prognose van de patiënt niet uitmaakt in welk type ziekenhuis hij of zij met een AMI wordt opgenomen. Er is wel een groot verschil in de gemaakte kosten naargelang het type ziekenhuis: een initiële opname in een B1 of een B2-B3 is duurder dan een initiële opname in een A-ziekenhuis. Deze meerkost wordt gegenereerd door een hoger aantal onderzoekingen dat uitgevoerd wordt bij patiënten die initieel opgenomen worden in B1 en door een hoger aantal therapeutische interventies bij patiënten in B2-B3.

Sinds de publicatie van deze KCE-studie in 2005 zijn er mijns inziens nieuwe relevante gegevens. Ten eerste is er een evolutie in de richtlijnen voor de behandeling van het acuut myocardinfarct met ST-elevatie op het cardiogram. De huidige aanbeveling is de onmiddellijke mechanische reperfusie, minder dan twee uren, wat men de PPCI of Primary Percutaneus Coronary Intervention noemt. Ten tweede wijs ik erop dat epidemiologisch onderzoek uitwijst dat de incidentie van het zogenaamde STEMI infarct een dalende trend vertoont, en dit zowel in relatieve als absolute cijfers. Het college cardiologie, geïnstalleerd bij de FOD, houdt ook een database bij over de interventionele cardiologische verstrekkingen.

 
 

Une analyse préliminaire des données du Collège de cardiologie a montré une relation entre le taux d’activité des centres B2 pour les infarctus aigus, mesuré via le nombre de PPCI, et le taux de mortalité durant le séjour.

Sinds de hervormingen die mijn voorganger wou doorvoeren, zijn er nieuwe elementen in dit dossier waar ik rekening mee zal houden bij een aanpassing van het normatief koninklijk besluit betreffende het zorgprogramma cardiologie. Ik heb al eerder aangekondigd dat de geïsoleerde uitbating van het deelprogramma B2 kan worden overwogen. Verder is het ook mijn bezorgdheid dat de kwaliteit van de cardiologische interventie in ons land gewaarborgd blijft. Dit betekent dat er in de hartcentra een voldoende en wetenschappelijk onderbouwde activiteitsdrempel moet worden gehaald. Het belang van een activiteitsnorm wordt overigens nogmaals onderstreept door de gegevens van het college cardiologie, die wijzen op een hogere mortaliteit bij primaire PCI in centra met een beperkte activiteit.

 

Ik heb mijn administratie intussen de opdracht gegeven om de nieuwe elementen in het dossier cardiologie met experts te bestuderen in het vooruitzicht van een aanpassing van de normen voor het zorgprogramma B, die inhoudelijk coherent dient te zijn met het beleid van mijn voorganger.

 

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). – Ik ben zelf cardioloog, lid van de board van de VBS, de Vereniging van Belgische Specialisten. Ik was ook lid van de raad van bestuur van het Kenniscentrum. Ik weet dus alles wat de minister komt te zeggen. Zij weet echter niet wat de recente onderzoeken, gepubliceerd in The Lancet, hebben opgeleverd, namelijk dat de B1-accreditatie geen toegevoegde waarde heeft. Met andere woorden, een centrum dat alleen aan diagnostiek doet, was in de jaren tachtig wel goed, maar heeft in het eerste decennium van de 21ste eeuw geen zin meer. Je moet meteen kunnen ingrijpen. Alleen een B2 kan een FFR, een drukmeting in de kransslagader uitvoeren. Verder is bewezen dat een FFR kostenbesparend is, want niet iedere zogezegde occlusie heeft een PCI nodig. Een B1 alleen heeft zeker geen zin.

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de vooruitzichten met betrekking tot het stationeren van een eenheid van de civiele veiligheid in Gembloux» (nr. 4-715)

Question orale de M. Philippe Mahoux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au ministre de l’Intérieur sur «les prévisions concernant l’installation d’une unité de protection civile à Gembloux» (nº 4-715)

De heer Philippe Mahoux (PS). –

M. Philippe Mahoux (PS). – Je me réjouis que les deux ministres concernés soient présents pour répondre à ma question.

Le 28 juin 1996, le Conseil des ministres a décidé d’installer une unité de protection civile à Gembloux afin de permettre des interventions rapides lors de catastrophes naturelles comme des inondations graves ou des accidents chimiques, nucléaires ou autres.

Le choix se justifiait par la nécessité d’une déconcentration radicale des services de la protection civile, l’absence d’unité dans les provinces du Brabant wallon et de Namur et la situation géographique optimale de Gembloux du point de vue des communications. J’ai rarement vu un argumentaire aussi pertinent.

Treize ans après, l’unité n’est toujours pas fonctionnelle mais les besoins et les atouts de la région demeurent. Or on entend aujourd’hui que le ministre de l’Intérieur et le ministre de tutelle de la Régie des bâtiments remettraient ce choix en cause et on évoque une affectation du site aux services administratifs. Cette remise en cause relève de l’incohérence, voire du surréalisme.

 

Tout l’aménagement du site a été réalisé pour accueillir des fonctions spécialisées liées à la protection civile : centre médical, restauration, ateliers, entrepôts, logements, exercice et organisation d’opérations, locaux de décontamination.

Outre le fait que ce serait une ineptie de déplacer les fonctionnaires des services des Finances et de la Justice de paix du centre-ville gembloutois, il est clair que les locaux dédiés à l’unité de protection civile ne se prêtent guère à une affectation administrative. Je rappellerai simplement que des montants importants, dépassant largement les 6,5 millions prévus initialement, ont été investis sur le site, en fonction d’une affectation de protection civile.

Il semble qu’à la Chambre, le ministre responsable de la Régie des bâtiments ait renvoyé une partie de la responsabilité de la décision au ministre de l’Intérieur, estimant qu’il s’agissait de compétences partagées. Nous allons aujourd’hui entendre les deux ministres concernés et je souhaite vivement qu’ils précisent leur position quant à l’installation de l’unité de protection civile de Gembloux. Pour ma part, je considère que le principe d’égalité des citoyens dans notre pays, y compris dans la partie francophone, impose l’installation de cette unité à Gembloux.

De heer Guido De Padt, minister van Binnenlandse Zaken. –

M. Guido De Padt, ministre de l’Intérieur. – La décision de créer une petite unité opérationnelle de la protection civile à Gembloux date de 1996. Le budget annuel requis pour disposer du personnel nécessaire au bon fonctionnement d’une telle unité est de 3,241 millions d’euros. Une étude réalisée par mon administration a montré que pour fonctionner de manière efficace, cette unité devrait compter 116 agents.

Lorsque les travaux d’infrastructure ont débuté en 2000, la mutation volontaire vers la future unité de Gembloux a été proposée aux agents des unités de Libramont, Ghlin et Crisnée qui le souhaitaient et le recrutement de personnel supplémentaire a été organisé. Cependant, depuis lors, certains des agents concernés ont quitté le service et seules 26 personnes restent disponibles pour être affectées à l’unité de Gembloux. Une répartition du personnel existant pour compléter ce contingent ne s’avère pas possible à moins de compromettre le bon fonctionnement des unités opérationnelles de Libramont, Ghlin et Crisnée.

En ce qui concerne le matériel, seule une petite partie du matériel nécessaire a été achetée en 1999, 2000 et 2001, lorsque les travaux d’infrastructure ont débuté. Ce matériel, réparti et utilisé dans les unités existantes, est devenu vétuste. Un budget de départ de 600 000 euros est nécessaire pour que l’unité soit opérationnelle. Ensuite, le budget annuel s’élèvera à 344 000 euros.

En ce qui concerne les coûts de fonctionnement, un budget de départ de 991 000 euros s’avère nécessaire. Ensuite, le budget annuel serait de 547 000 euros. Actuellement, c’est la Régie des bâtiments qui prend en charge les frais de maintenance. Les crédits nécessaires ont été demandés en fonction de l’évolution des travaux mais ont, jusqu’à présent, toujours été refusés.

Au vu de ces éléments, j’ai demandé à mes services de préparer un dossier afin qu’il soit soumis demain au conseil des ministres.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. –

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles. – Ma position est identique à celle du ministre de l’Intérieur. Le dossier a été initié en 1996. En 1998, nous sommes passés à des études et à des phases d’adjudication. L’estimation était de 4,5 millions d’euros. La première adjudication donnait une meilleure offre, au-delà de 8 millions. Le ministre en charge de la Régie à l’époque a choisi de ne pas donner suite et de passer à des appels d’offres sur des lots séparés, ce qui a évidemment donné des délais beaucoup plus longs, y compris un lot pour le gros œuvre et puis seulement un lot pour les aménagements spéciaux, l’électricité, etc.

Les travaux doivent normalement se terminer à la fin du mois de juin avec l’aménagement des abords. Nous aurons alors épuisé un budget de l’ordre de 12 millions d’euros pour réaliser l’ensemble du chantier.

Le prédécesseur de M. De Padt avait clairement expliqué au parlement que l’intention était d’installer les services de la protection civile au début de l’année 2010 en fonction des budgets à obtenir pour couvrir les frais, notamment les frais en effectifs.

Où en sommes-nous aujourd’hui ? Le bâtiment sera livré clé sur porte au ministère de l’Intérieur pour pouvoir y installer la protection civile. Il n’est pas exclu que l’on y installe aussi non pas la justice de paix mais, au moins, de manière temporaire dans une partie des bâtiments administratifs, des services du département des finances, qui doivent quitter un bâtiment à Gembloux à la fin du mois de juin. Il serait absurde de ne pas profiter de l’occasion puisque 1.500 m2 de bureaux sont prévus et ne sont peut-être pas entièrement indispensables pour l’implantation de la protection civile.

Nous avons l’intention, le ministre de l’Intérieur et moi, de faire en sorte que la répartition des activités couvre l’ensemble du territoire. Il y a pour l’instant trois centres : un en province de Liège, un en province de Luxembourg et un en province de Hainaut.

Le choix fait à l’époque consistait à prévoir une implantation supplémentaire permettant de desservir à la fois la province de Namur et la province de Brabant wallon. Nous allons faire en sorte que des moyens soient effectivement réservés à cette affectation dans le budget 2010. J’espère que nous trouverons auprès de nos collègues en charge du budget la possibilité de dégager ces moyens. La répartition prévue à l’époque permet une couverture correcte de l’ensemble du territoire et de desservir une population qui a évolué au fil du temps, avec des risques, y compris des risques Seveso.

Concrètement, la Régie des bâtiments termine les travaux comme prévus et le bâtiment sera bientôt disponible, avec des aménagements qui peuvent d’ailleurs difficilement servir à autre chose, en partie en tout cas, qu’à des services d’urgence. Et nous allons faire en sorte que les budgets soient là pour installer des activités de la protection civile dès le début de l’année 2010. J’ajoute que les bâtiments sont situés à côté d’un arsenal de pompiers. Donc, s’il y a des synergies possibles, nous les chercherons également.

Par ailleurs, nous prendrons contact avec la Ville de Gembloux qui serait à la recherche de locaux pour son service des travaux. Si des locaux peuvent être affectés à cette fin, pourquoi pas ? Ce qui a été prévu à la fin des années nonante pourrait s’avérer quelque peu surdimensionné eu égard aux besoins actuels. Nous nous sommes demandé si une partie du bâtiment administratif ne pourrait pas être affectée à autre chose, de façon à ne pas laisser des surfaces inoccupées.

Si nous pouvons accueillir d’autres services dans les garages et dans les bâtiments techniques tournés vers la protection civile, nous le ferons. Mais l’objectif est que les moyens soient là, dans le budget 2010, pour installer la protection civile. J’espère bien entendu que les accords budgétaires seront obtenus à cette fin. Après avoir entendu nombre d’intervenants à la Chambre et eu égard aux groupes politiques auxquels ces intervenants appartiennent, je crois que le budget devrait être alloué assez facilement.

De heer Philippe Mahoux (PS). –

M. Philippe Mahoux (PS). – Il a été fait référence au pouvoir d’arbitrage que joue effectivement en la matière un troisième membre du gouvernement, à savoir le secrétaire d’État au Budget.

Je retiens en tout cas de la réponse que l’affectation du site à des fins de protection civile est maintenue. Le ministre de l’Intérieur se réfère, certes, au budget, mais les affectations budgétaires dépendent souvent de l’intérêt porté aux régions et parfois à la mobilisation des élus de celles-ci. Je puis vous dire que dans l’état actuel des choses, cette mobilisation est très importante. En ce qui me concerne en tout cas, elle est claire, nette et continue.

Nous suivrons donc ce dossier avec la plus grande attention et ferons le maximum pour que ce réel besoin soit concrétisé.Il faut que les services de la protection civile soient fonctionnels à cet endroit, même si les installations peuvent aussi être utilisées à d’autres fins.

Mondelinge vraag van mevrouw Els Schelfhout aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken over «de relaties tussen Frankrijk en de Democratische Republiek Congo» (nr. 4-722)

Question orale de Mme Els Schelfhout au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «les relations entre la France et la République démocratique du Congo» (nº 4-722)

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – Op twaalf december 2008, tijdens een afsluitende persconferentie van de Europese Raad onder het voorzitterschap van Frankrijk, veegde de Franse president Sarkozy de mogelijkheid van een Europese operatie in Oost-Congo resoluut van tafel. Hij stelde dat het Angolese leger, opererend onder VN-mandaat, een interessante optie zou kunnen zijn voor de versterking van de MONUC. Ik herinner me dat de Belgische minister van Buitenlandse Zaken moeite deed om zijn Europese collega’s over de streep te trekken. Hij werd evenwel gedwarsboomd door EU-commisaris Michel die – gekant tegen een militaire EU-operatie – vanuit Congo diverse potentiële deelnemers bewerkte.

Vorige week was president Sarkozy in Kinshasa. Hij had superlatieven te kort om president Kabila te loven. Hij prees de zogenaamde opmerkelijke vooruitgang die de voorbije jaren onder zijn gezag werden gerealiseerd. Hij onthield zich van enig voorbehoud bij het vertrek van parlementsvoorzitter Vital Kamerhe, die tot ontslag werd gedwongen omdat hij kritiek had geuit op de samenwerking met het Rwandese leger in Oost-Congo. Hij feliciteerde Kabila met de gezamenlijke Rwandees-Congolese operatie. Hij deelde ontwikkelingsgeld uit, praatte over voetbal en haalde met de vinger in de neus enkele schitterende deals binnen. France Télécom is enkele grote projecten rijker. De bouwgigant Vinci zal voor 37 miljoen euro de landingsbaan van de internationale luchthaven van Kinshasa renoveren. Het energiebedrijf Alstom mag de turbines van de Ingastuwdam, de grootste van Afrika, herstellen. Areva, een bedrijf dat gespecialiseerd is in kernenergie, krijgt de unieke kans een partnerovereenkomst met de Congolese mijnreus Gécamines te sluiten voor de exploitatie van uraniummijnen over het hele Congolese grondgebied.

Frankrijk is een van de belangrijkste landen in Europa. De Democratische Republiek Congo is een van de armste landen ter wereld. Het land wordt geteisterd door extreme armoede, als gevolg van corruptie en de niets ontziende houding van binnen- en buitenlandse rovers die het leegplunderen, zonder dat iets van de onmetelijke rijkdom die de Congolese bevolking afhandig wordt gemaakt, hen ten goede komt. In Oost-Congo zijn nog steeds honderdduizenden mensen op de vlucht. Dagelijks worden honderden meisjes en vrouwen het slachtoffer van seksueel geweld. Mensenrechten worden voortdurend en ongestraft geschonden. In Kivu sterven naar schatting dagelijks zeshonderd kinderen jonger dan vijf.

Frankrijk is terug in Congo. Deze Europese hoofdrolspeler lijkt echter zonder scrupules voorrang te geven aan eigen gewin, in plaats van de problematische aspecten van het Kabilaregime aan te kaarten.

Ik zou graag van de minister vernemen hoe hij hierover denkt.

Is hij van plan om deze laakbare houding van de Franse president in de geëigende kringen en ten gepaste tijde ter discussie te stellen?

Vindt overleg plaats, bijvoorbeeld binnen het Europees veiligheids- en defensiebeleid, onder voorzitterschap van de hoge vertegenwoordiger van de EU Solana? Zo niet, meent de minister dat niet aangewezen en zou hij daartoe de nodige stappen willen doen?

Mme Els Schelfhout (CD&V). –

De heer Karel De Gucht, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken. – Mijn mening en oordeel over Congo zijn voldoende bekend en nog altijd dezelfde. Ik zie trouwens weinig redenen om daar iets van af te doen. Aan de andere kant is het niet mijn gewoonte om een buitenlands bezoek van een buitenlands staatshoofd aan een derde land te becommentariëren.

Dit gezegd zijnde, kan ik mevrouw Schelfhout verzekeren dat België geregeld met Frankrijk overleg pleegt over Centraal-Afrika en dat ons bilateraal en multilateraal overleg over Congo met alle belangrijke internationale actoren doorlopend plaatsvindt.

Ik heb er nota van genomen dat president Sarkozy tijdens zijn rede voor het Congolese parlement van 26 maart over regionale samenwerking heeft gesproken op een manier die België globaal kan onderschrijven. Hij benadrukte het belang van het ontwikkelen van projecten die ons dichter bij elkaar brengen en verwees naar het bestaande initiatief van de Communauté Economique des pays des Grands Lacs, dat volgens de president een veelbelovend initiatief is tussen Congo, Burundi en Rwanda. De president vroeg zich eveneens af of men niet verder kon gaan. "Niets verbiedt deze drie landen, maar ook andere – Uganda, Tanzania, Kenia – om samen te werken om de landbouw, industrie en handel te structureren, meer transparantie en regels in te voeren, energiebronnen te ontwikkelen, het natuurlijk patrimonium te beschermen, de beweging van personen te organiseren". Hij pleitte eveneens voor het ontwikkelen van de infrastructuren om de regio uit haar isolement te halen en opperde het idee om een regionaal agentschap voor ontwikkeling en ordening op te richten.

M. Karel De Gucht, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. –

Mevrouw Els Schelfhout (CD&V). – Dat de mensenrechten in Congo en in de oostelijke regio worden geschonden is verschrikkelijk, dat het Westen – Europa en in dit geval een Europees land – doet alsof zijn neus bloedt omdat economische belangen doorwegen, is absoluut onaanvaardbaar en moet veroordeeld worden. Dat zou kunnen middels een dringende oproep tot eerlijk overleg op Europees niveau, zodat de verschillende meningen op elkaar kunnen worden afgestemd, er een duidelijk standpunt kan worden ingenomen en we niet langer tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld.

Mme Els Schelfhout (CD&V). –

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de nieuwe Shia-wet van de Afghaanse president Hamid Karzai» (nr. 4-726)

Question orale de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au développement sur «la nouvelle loi du président afghan Hamid Karzai à l’intention des Chiites» (nº 4-726)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – In de pers vernam ik dat de Afghaanse president Hamid Karzai een wet wil afkondigen die tien procent van de bevolking zwaar treft, namelijk de groep van de shia-moslims en vooral dan de shia-vrouwen. Er is sprake van dat verkrachting binnen het huwelijk wordt toegestaan en vrouwen zonder toestemming van hun echtgenoot het huis niet mogen verlaten. Ze zouden geen werk mogen zoeken, geen opleiding volgen en niet naar de dokter mogen gaan zonder de toestemming van hun echtgenoot. Het hoederecht over de kinderen zou alleen worden toegewezen aan vaders en grootvaders.

Afghanistan heeft nochtans alle internationale verdragen ondertekend die gelijke rechten voor vrouwen garanderen.

Wat is de houding van België ten aanzien van deze nieuwe omstreden wet?

Is er hieromtrent enig overleg tussen de donoren? Zal er een gemeenschappelijk standpunt ingenomen worden ten aanzien van deze omstreden wet die sjiitische vrouwen treft?

Welke voorwaarden zijn er verbonden aan de zeven miljoen euro die België elk jaar aan ontwikkelingshulp geeft voor de wederopbouw van Afghanistan? Ik verneem trouwens net via Belga dat daar nog vijf miljoen euro bijkomt. Hoeveel van die substantiële steun komt de vrouwen en vrouwenrechten ten goede?

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

De heer Karel De Gucht, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken. – Ik heb eveneens vernomen dat de wet die de persoonlijke status van de Afghaanse shia-gemeenschap regelt, door het Afghaanse parlement is goedgekeurd. De wet is nog niet afgekondigd door de president, maar er zijn geen indicaties dat de president dat niet zal doen. De shia-gemeenschap maakt ongeveer tien procent van de bevolking uit. De beperkingen die in die wet zijn opgenomen, zijn inderdaad totaal onaanvaardbaar en gaan in tegen de mensenrechten en de gelijkheid van de vrouwen, zelfs in de Afghaanse context.

Zoals mevrouw de Bethune vermeldt, is deze wet duidelijk in strijd met de internationale verbintenissen van Afghanistan, die voortvloeien uit de bekrachtiging van verschillende mensenrechtenverdragen, in het bijzonder het VN-verdrag inzake de bestrijding van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen, dat door Afghanistan in 2003 werd geratificeerd. Bovendien is deze wet ook strijdig met de eigen Afghaanse grondwet.

De Hoge Commissaris voor de mensenrechten, mevrouw Pillay, het VN-agentschap Unifem en andere mensenrechtenorganisaties veroordeelden reeds de omstreden wet. Op Europees niveau vindt er in Kabul overleg plaats over de te nemen demarches. Mijn diensten volgen dit van nabij.

Onder de verschillende projecten die in de voorbije jaren in Afghanistan met de budgetten Vredesopbouw ondersteund werden, stonden enkele projecten specifiek in het teken van de empowerment van vrouwen en de bescherming van kinderen. Gender en de mate waarin minderheden op een gelijke wijze kunnen participeren aan het politiek en maatschappelijk proces, worden steeds in aanmerking genomen bij de selectie. Op het adviescomité Vredesopbouw binnen onze federale overheidsdienst waar voorstellen van projecten worden besproken, zijn steeds verschillende diensten vertegenwoordigd, waaronder ook onze dienst Mensenrechten.

Een niet onaanzienlijk deel van de Belgische hulp aan Afghanistan heeft een zuiver humanitair karakter en verloopt via gespecialiseerde internationale organisaties, zoals het Wereldvoedselprogramma voor voedselhulp of het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen voor hulp aan teruggekeerden. Deze organisaties hebben voor de uitvoering van hun programma’s specifieke genderstrategieën.

Een ander deel van onze hulp, namelijk twee miljoen per jaar, verloopt via het ARTF, een trustfonds van de Wereldbank dat de wederopbouw van Afghanistan ondersteunt en de Afghaanse regering helpt bij het realiseren van haar doelstellingen, onder andere op het vlak van onderwijs – namelijk gratis en verplicht lager onderwijs voor iedereen en gratis secundair onderwijs – en watervoorziening. Het ARTF staat ook in voor de realisatie van sociale basisinfrastructuur op gemeenschapsniveau. In haar dialoog met de Afghaanse autoriteiten, houdt de Wereldbank strikt aan respect voor mensenrechten en gendergelijkheid.

Daarenboven heeft België verschillende initiatieven gesteund die rechtstreeks gericht zijn op vrouwen. Ik denk met name aan het programma van Unifem ter ondersteuning van het ministerie van Vrouwenzaken of aan het vrouwencentrum van Istalif, gesteund door de Belgische ngo Moeders voor vrede.

De genderdimensie is een vast onderdeel van alle programma’s die door de Belgische ontwikkelingssamenwerking worden opgezet.

M. Karel De Gucht, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. –

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Het verheugt me natuurlijk dat de minister zich bij de veroordeling van de wet door de internationale gemeenschap aansluit.

Toch wil ik de minister vragen dat België niet alleen het VN-standpunt steunt, maar dat ook onze regering zelf die wet uitdrukkelijk veroordeelt en haar veroordeling via de geëigende diplomatieke kanalen aan de Afghaanse autoriteiten meedeelt. Ik dring dus aan op een expliciete stap. Zo zou de Afghaanse ambassadeur kunnen worden ontboden.

Het klopt dat het overgrote deel van onze hulp aan Afghanistan noodhulp is en voedselzekerheid, gezondheidszorg of sociaal recht betreft. We zouden echter moeten kunnen nagaan of geld dat bijvoorbeeld voor onderwijs wordt uitgetrokken, in gelijke mate bij meisjes en jongens uit de shia-gemeenschap terechtkomt. Met andere woorden, er is nood aan een controleprocedure voor onze bilaterale donaties.

Tot slot dring ik erop aan dat voor ten minste de helft van het miljoen extra noodhulp de voorwaarde geldt dat de hulp ten goede komt van projecten die de maatschappelijke positie van de vrouw versterken.

De minister verwijst naar een subsidie van jaren geleden aan het Afghaanse ministerie voor Vrouwenrechten. Volgens mijn informatie is van vrouwenrechten de jongste jaren weinig of niets in huis gekomen. Aangezien dat ministerie gewoonweg niet functioneert, worden die middelen vermoedelijk niet meer aan het vooropgestelde doel besteed.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). –

De heer Karel De Gucht, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken. – Dinsdag heb ik in Den Haag deelgenomen aan de vergadering van zogenaamde Big Tent, waar 73 landen en een aantal internationale organisaties het dossier Afghanistan hebben besproken. Ik heb er een belangrijk mensenrechtendossier aangeroerd, namelijk dat van de Afghaanse journalist Sayed Pervez Kambaksh, die wegens godslastering tot de doodstraf werd veroordeeld. Die straf werd uiteindelijk omgezet in twintig jaar cel. De minister van Buitenlandse Zaken van Afghanistan heeft me verzekerd dat voor eind april een positief antwoord mag worden verwacht, namelijk dat de man op korte termijn zal worden vrijgelaten.

Afgesproken is dat zodra de wet is goedgekeurd – en vandaag is dat het geval – de Europese Unie er uitdrukkelijk tegen zou protesteren. België zal dat protest dan ook ondersteunen.

Ik vind de gebeurtenissen aldaar een zeer kwalijke zaak. Ze hangen wellicht samen met de pre-electorale sfeer waarin sommige krachten zich willen verzekeren van de steun van bepaalde groepen in de samenleving. De internationale gemeenschap kan een en ander uiteraard niet aanvaarden.

In onze bilaterale hulp is de aandacht voor de problematiek levendig. Ik zal er nogmaals bijzonder op aandringen dat ons land die inspanning volhoudt. Het probleem ligt mijns inziens niet in België, maar bij de profileringsdrang van bepaalde groepen in Afghanistan en bij de recente heropleving van traditionele structuren, waardoor de internationale gemeenschap zijn greep op het democratiseringsproces en op het regime in Kaboel verliest. Niet onze programma’s zijn het echte probleem, wel de toestand in Afghanistan.

M. Karel De Gucht, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. –

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de minister van Justitie over «de uitvoering van de straffen» (nr. 4-712)

Question orale de M. Alain Courtois au ministre de la Justice sur «l’exécution des peines» (nº 4-712)

De heer Alain Courtois (MR). –

M. Alain Courtois (MR). – Je commencerai par un exemple concret, un cas vécu. Une personne est condamnée, par défaut, à treize mois de détention pour violence familiale. Elle est interceptée et arrêtée par la police de Bruxelles et conduite à la prison où elle fait opposition. Le directeur de cette prison déclare qu’en raison de l’absence de places disponibles, il fera en sorte que le condamné se voit placer un bracelet électronique dans les plus brefs délais.

Monsieur le ministre, vous dirigez le département de la Justice depuis trois mois. Existe-t-il une volonté de changer la situation actuelle et de mener une profonde réflexion sur l’exécution des peines ?

La lecture des circulaires de l’administration pénitentiaire – pardon, on dit désormais le SPF Justice – est édifiante. En résumé, une personne condamnée à trois ans de prison reçoit la consigne de revenir dans quatre mois, moment où il sera peut-être possible de lui placer un bracelet électronique. Dès lors, je pose la question : les peines de trois ans de prison sont-elles encore exécutées dans notre pays ?

Mon expérience de quelques années au parquet de Bruxelles me permet de savoir que les faits qui conduisent à une peine de trois ans de prison sont extrêmement graves. Dans le passé, il a été décidé de ne plus faire exécuter les peines de moins d’un an. Ensuite ce fut le cas pour les peines de moins de deux ans. Aujourd’hui, on n’exécute plus les peines inférieures à trois ans. Je me demande où cela va nous mener.

En effet, les magistrats qui prononcent ces peines risquent, selon moi à juste titre, de «gonfler» le nombre de détentions préventives, afin d’être sûrs que les auteurs de délits fassent au moins un peu de prison. Et les mandats d’arrêt risquent de se multiplier pour les mêmes raisons.

Monsieur le ministre, je vous demande de réfléchir fondamentalement à cette problématique car il en va de la crédibilité du système judiciaire. Des magistrats ont écrit des mots très durs en parlant de mascarade de justice ; cela ne peut plus se reproduire.

Pour conclure, prenons l’exemple d’une personne qui reçoit un avertissement pour mauvais stationnement. Elle aura ensuite quinze euros à payer qui deviendront rapidement 50 euros, en cas de défaut de payement. Enfin, elle recevra une sommation, puis la visite de l’huissier, puis sera convoquée devant le tribunal de police, etc. Situation aberrante, s’il en est, où celui qui se rend coupable d’un mauvais stationnement sera poursuivi sans relâche tandis que le condamné à trois ans de prison pour des faits forcément graves – car-jacking, sac-jacking – bénéficiera d’une légèreté incompréhensible.

Monsieur le ministre, pouvons-nous espérer une avancée prochaine dans le domaine de l’exécution des peines ?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. –

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Je ne cesse de réfléchir aux problèmes de la Justice. Chaque jour, d’autres dossiers se présentent. Parmi ceux-ci, nombreux sont ceux qui concernent l’exécution des peines, l’emprisonnement et les problèmes dans les prisons belges, notamment à Namur et à Bruges, sans oublier la surpopulation pénitentiaire. La situation est paradoxale avec, d’une part, un sentiment de non-exécution des peines et, d’autre part, un total de 10.331 personnes détenues en prison, le chiffre maximal que la Belgique ait jamais connu. L’exécution des peines conduit dont un plus grand nombre de personnes en prison qu’auparavant.

Nous cherchons des solutions aux différents problèmes. La question mérite un large débat et je me suis engagé à présenter une note sur l’exécution des peines ainsi qu’une nouvelles note d’orientation. En 1997, j’avais d’ailleurs déjà présenté une note qui évoquait toutes les possibilités et qui, heureusement, a été suivie d’effets.

L’un des problèmes est celui des peines alternatives. Actuellement, il y en a environ 10.000 et nous nous heurtons en quelque sorte aux limites du système dont la praticabilité n’est pas toujours évidente.

Un autre problème est celui de la surveillance électronique. Actuellement, 722 personnes sont sous surveillance électronique alors qu’il avait été prévu d’atteindre un total de 1.000 personnes. Demain, la nouvelle procédure pour le nouveau grand contrat de surveillance électronique sera présentée au conseil ministres. Il faudra faire appel aux nouvelles technologies et élargir le contrat pour augmenter les possibilités.

Il convient aussi de réfléchir à la proportion entre le pourcentage de détenus en détention préventive, qui est de 40%, et le pourcentage de détenus ayant été condamnés, qui est de 60%. Avec de tels chiffres, la Belgique est en quelque sorte le champion européen de la détention préventive. Il faut trouver une solution afin que les magistrats puissent avoir moins souvent recours à la détention préventive. Une étude à ce sujet est actuellement réalisée par l’Institut national de criminalistique et de criminologie. Le cas échéant, le système devra être modifié.

Par ailleurs, 1.000 personnes sont actuellement internées dans les prisons. Il y a donc différents problèmes à résoudre simultanément.

J’ai l’intention de présenter au parlement, encore avant les vacances, un projet qui concernera les amendes, les peines alternatives et la surveillance électronique mais aussi les prisons et la construction de nouvelles prisons. En décembre dernier, la gouvernement a pris la décision de faire construire d’ici 2012 sept nouvelles prisons dont deux sont destinées aux internés. L’objectif est de remplacer certaines prisons, notamment celles de Saint-Gilles, Forest et Anvers, et non d’ouvrir des places supplémentaires.

 

Nous sommes en train de réaliser tout cela.

En fait, les peines supérieures à trois ans sont exécutées avec un contrôle du tribunal d’application des peines. Pour les peines inférieures à trois ans, on utilise la surveillance électronique, mais les capacités sont insuffisantes. C’est pour cela que des problèmes se posent dans cette catégorie. Nous avons renforcé toutes les infrastructures et le personnel des maisons de justice afin d’accélérer les choses. Nous lancerons prochainement une nouvelle procédure concernant une nouvelle technologie et espérons pouvoir aboutir le plus rapidement possible.

Il convient d’exécuter la loi récemment adoptée, selon laquelle les tribunaux d’application des peines pourront également se prononcer dans les cas de condamnations à des peines inférieures à trois ans. C’était irréalisable jusqu’à présent car nous ne disposions pas des infrastructures nécessaires. Nous devrons donc encore un peu patienter avant d’exécuter ce volet de la loi.

Je présenterai, avant les vacances d’été, une note globale sur la problématique de l’exécution des peines. C’était une priorité de Jo Vandeurzen et c’est également la mienne.

De heer Alain Courtois (MR). –

M. Alain Courtois (MR). – Je vous remercie, monsieur le ministre, de votre promesse de déposer une note au mois de juin. Nous suivrons cela avec intérêt.

J’estime qu’il faut être extrêmement prudent en cette matière, car on peut rapidement faire œuvre de populisme ou de poujadisme et donner à certains l’impression qu’il y a impunité. Vous savez très bien que les nouvelles vont vite pour ceux qui veulent bénéficier de cette impunité !

Les détentions préventives sont plus nombreuses à l’heure actuelle parce que les magistrats les utilisent comme des peines. On sait qu’ils augmentent les peines pour être certains qu’elles soient exécutées.

La surpopulation carcérale est liée à la détention préventive parce que beaucoup de magistrats savent qu’en fin de course il n’y aura aucune exécution de peine. Cette question est également liée au fait que le nombre de juges d’application des peines devra être augmenté dans le cadre de l’exécution de la loi sur les tribunaux d’application des peines.

Pour ce qui est du bracelet électronique, je me réjouis du fait qu’une nouvelle procédure soit lancée. La précédente étant arrivée à terme, on était « en panne » de bracelets.

J’attends avec impatience votre note du mois de juin, monsieur le ministre. Nous sommes sur la même longueur d’ondes, mais il faut à tout prix exécuter les peines. Vous savez comme moi que, quand on condamne quelqu’un à trois ans, c’est parce que les faits ont été extrêmement graves.

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de minister van Justitie over «het Executief van de Moslims van België» (nr. 4-717)

Question orale de M. Jurgen Ceder au ministre de la Justice sur «l’Exécutif des musulmans de Belgique» (nº 4-717)

De heer Jurgen Ceder (VB). – Het Executief van de Moslims van België, het representatief orgaan van de islamitische eredienst, heeft al een bijzonder hobbelig brokkenparcours afgelegd: kandidaten met fundamentalistische gedachten, negatieve adviezen van de Staatsveiligheid en van het Comité I, constante spanningen tussen de leden van het Executief, grote rivaliteit tussen het Executief en de Algemene Vergadering, moties van wantrouwen, ononderbroken juridische procedures, nieuwe verkiezingen, dubieuze financiële praktijken, gerechtelijk onderzoek, de vereffening van de vzw ‘Beheer van Financiën van de Executieve’, de schorsing van de subsidies, enzovoort. Het blijft maar duren!

In mei vorig jaar werd dan de zoveelste opvolger van het Executief aangesteld door de Algemene Vergadering, om ‘in overleg met alle geledingen van de islamitische gemeenschap een beter geschikte vorm te zoeken voor een representatief orgaan van de islamitische eredienst in België’. Op basis van dit overgangsdossier zou dan geoordeeld worden over een mogelijke verlenging van het mandaat van het Executief.

Gisteren, op 1 april – geen grap – verstreek het mandaat van het Executief opnieuw, vermoedelijk omdat de moslimgemeenschap er maar niet in slaagt een consensus te bereiken omtrent een nieuw vertegenwoordigend orgaan.

Wat is de precieze reden waarom het mandaat van het Executief niet opnieuw wordt verlengd?

Welke concrete gevolgen heeft het feit dat het mandaat op dit ogenblik niet meer bestaat, bijvoorbeeld voor de financiering van de georganiseerde islam? Daarvoor is vorige week nog een koninklijk besluit verschenen dat voorziet in een subsidie van 135.000 euro voor het Executief.

Wat is het standpunt van de minister in deze zaak?

Acht de minister het nog wenselijk om geld en energie te stoppen in een orgaan dat er toch nooit zal in slagen om zelfstandig tot een gerespecteerde, representatieve structuur te komen?

M. Jurgen Ceder (VB). –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Vooreerst wens ik te benadrukken dat het mandaat van het Executief van de Moslims van België, waarvan de gewijzigde samenstelling mij op 2 maart 2009 werd meegedeeld, werd verlengd bij koninklijk besluit van 30 maart en wel tot en met 31 december 2009. Die laatste datum werd om zuiver begrotingstechnische redenen gekozen.

Gelet op de verlenging van de erkenning van het Executief tot eind dit jaar, vervalt dat onderdeel van de vraag.

De reflectie over de hervorming van de wijze waarop de islamitische eredienst in België beter kan worden vertegenwoordigd, komt toe aan de moslimgemeenschap zelf. De overheid dient zich daar zo min mogelijk mee in te laten, maar kan desnoods wel dat proces ondersteunen. Dat hebben wij in het verleden gedaan. Ook ik persoonlijk heb dat jaren geleden gedaan bij het organiseren van de eerste verkiezingen van het Executief.

Zo werd recentelijk een vergadering georganiseerd op mijn departement tussen een aantal buitenlandse experts en vertegenwoordigers van het Executief van de Moslims op 16 februari. We pakken de zaak voorzichtig aan. We hebben onderzocht hoe men in de omringende landen omgaat met dezelfde problematiek. Overal onderzoekt men het probleem en er worden heel wat ervaringen uitgewisseld. Dat is nuttig om, in de mate van het mogelijke, dezelfde houding aan te nemen. We stellen vast dat er nogal wat verschillen zijn op dat gebied.

Het Executief van de Moslims heeft mij op 28 januari 2009 het financieel plan voor 2009 en op 23 februari 2009 het actieplan voor dit jaar bezorgd. Dat actieplan omvat onderdelen in verband met de denkoefening rond de hernieuwing van het representatief orgaan van de islamitische eredienst en in verband met de opdrachten van de verschillende departementen van het Executief (moskeeën, onderwijs, sociale zaken, enz.).

Het is duidelijk dat de wil bij de huidige vertegenwoordigers van het Executief aanwezig is om de overheid de nodige transparantie te geven met betrekking tot hun werking en financieel beheer en dat daartoe ook de vereiste aanzet werd gegeven.

Gelet op het feit dat de verkiezingen voor de beheerscomités van de islamitische gemeenschappen - op het niveau dus van de erkende moskeeën - volop worden georganiseerd, en gelet op het actieplan dat mij werd voorgelegd, ben ik van oordeel dat het aangewezen was om het mandaat van het Executief van de Moslims te verlengen tot het einde van dit jaar.

In het kader van het vernieuwingsproces zal het Executief op 24 oktober 2009 een nationale dag organiseren.

Wat de financiering betreft, kan ik slechts herhalen wat in het verleden al werd gezegd. De huidige regeling is een overgangsregeling voor de subsidie die aan het Executief wordt verleend en waarvan het bedrag voor het jaar 2009 reeds aanzienlijk werd verminderd. In de toekomst zal het Executief hoofdzakelijk door de lokale gemeenschappen moeten worden gefinancierd.

Wat de moskeeën betreft, zal de betaling van de imams, zodra de verkiezingen voor de beheerscomités zijn voltooid, ten laste komen van de federale begroting. Mijn diensten werken op dit ogenblik aan de besluiten die het aantal imams per moskee zullen vastleggen.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De heer Jurgen Ceder (VB). – Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij zegt echter niet wat zijn visie is over hoe het nu verder moet. Er zijn wel voorstellen ingediend, maar ik vraag me af of er nog verkiezingen zullen worden georganiseerd. Het laatste Executief genoot nog de steun van ongeveer 19% van de kiezers, wat bijzonder weinig is. Blijft die formule behouden? Er wordt immers ook gespeculeerd dat de minister of de moslimraad zal onderhandelen met vertegenwoordigers van de moskeegemeenschappen en dat die vertegenwoordigers het Executief zullen uitmaken. Kan de minister zeggen wat nu eigenlijk de bedoeling is?

M. Jurgen Ceder (VB). –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Persoonlijk ben ik er voorstander van dat verkiezingen worden georganiseerd, want dat zou een democratische methode moeten zijn. Ik ben er evenzeer van overtuigd dat na de verkiezingen het Executief moet kunnen worden aangevuld via een soort coöptatie van personen die representatief zijn en die enige stabiliteit meebrengen in de organisatie. De verkiezingen zijn echter een essentieel onderdeel van een overheidsinterventie ten behoeve van deze gemeenschap.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

Mondelinge vraag van de heer Berni Collas aan de minister van Justitie over «de invoering van een uniek loket bij iedere rechtbank van eerste aanleg» (nr. 4-719)

Question orale de M. Berni Collas au ministre de la Justice sur «la mise en place d’un système de guichet unique dans chaque tribunal de première instance» (nº 4-719)

De heer Berni Collas (MR). – Ich bin besorgt um den Fortbestand des Gerichtsbezirks Eupen, der vor etwa zehn Jahren geschaffen wurde.

M. Berni Collas (MR). – Ich bin besorgt um den Fortbestand des Gerichtsbezirks Eupen, der vor etwa zehn Jahren geschaffen wurde.

Ik maak mij zorgen over het voorbestaan van het gerechtelijk arrondissement Eupen, dat ongeveer tien jaar geleden werd opgericht.

Je suis préoccupé par l’avenir de l’arrondissement judiciaire d’Eupen, qui a été créé il y a une dizaine d’années.

 

J’ai déjà eu l’occasion de vous interroger à ce sujet le 19 février 2009.

Dans votre réponse, vous annonciez alors ce qui suit : « …j’ai en effet l’intention d’introduire une profonde réforme de la justice, notamment en ce qui concerne la modernisation de l’organisation judiciaire… ». Vous poursuiviez : « les présentes propositions sur la magistrature renvoient entre autres au niveau provincial et/ou régional en combinaison avec le maintien des sections locales. […] La manière et la mesure dans lesquelles les spécificités linguistiques de l’arrondissement d’Eupen doivent être prises en compte, doivent également faire l’objet de cette étude. »

Vous ajoutiez, ce sur quoi je suis un peu sceptique : « Quoiqu’il en soit cela doit être compatible avec les avantages d’échelle ambitionnés par la modernisation globale. » Loin de moi l’idée de critiquer ces ambitions de synergie, d’efficacité, de mobilité, sans doute très louables.

Je vous ai également posé une question sur la possibilité de créer un arrondissement intégré comme projet-test en communauté germanophone dans l’arrondissement judiciaire d’Eupen.

Mardi dernier, j’ai lu ce qui suit dans un article du De Tijd qui parlait de votre intention de créer un guichet unique :

"Die hervorming komt niet alleen de magistratuur en de overheid ten goede. Met de oprichting van een uniek loket willen we ook het gemak van de rechtzoekende vergroten."

Er bestaan ook Duitstalige rechtzoekenden, liefst zo weinig mogelijk, maar ze bestaan. De minister baseert zich voor zijn grote hervorming op de blauwdruk waarover alle geledingen van de magistratuur een overeenkomst hebben bereikt. In die blauwdruk staat dat er een uniek loket moet komen in elke provincie, maar over de exacte locaties werd nog niets beslist.

 
 

Vous avez consulté toute la magistrature tant assise que debout, et c’est très bien ainsi. Le président du tribunal de commerce de Gand a déclaré :

"We willen de 27 arrondissementen afschaffen en grotere geografische entiteiten creëren. We zouden kunnen evolueren naar één rechtbank per provincie, met vier secties: rechtbank van eerste aanleg, rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbank en een sectie vrederechters en politierechters." Die vier secties zouden dan gemanaged worden door een provinciale voorzitter. Op het einde staat: "Belangrijk is dat er in elke provincie een eenheidsloket zou komen waar alle burgers met vragen terecht kunnen."

 
 

Monsieur le ministre, vos intentions sont éminemment louables. J’ai beaucoup de compréhension pour votre approche plus rationnelle et efficace de la modernisation du fonctionnement des tribunaux. Toutefois, je me pose des questions sur vos intentions et sur les perspectives que vous venez d’ouvrir.

Quel sort comptez-vous réserver au tribunal de l’arrondissement judiciaire d’Eupen où la langue allemande est utilisée dans 95% des affaires ? Connaissant la spécificité de l’arrondissement d’Eupen, je plaide évidemment pour son maintien et pour la mise en place du système de guichet au sein de ce tribunal de première instance.

En outre, il faut savoir que le tribunal du commerce et le tribunal du travail sont inclus dans un arrondissement judiciaire commun avec Verviers.

Pourriez-vous me communiquer vos intentions envers cet arrondissement judiciaire ?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – De heer Collas heeft het over de totale hervorming van het gerechtelijke landschap, waarover ik nu nog niet veel kan zeggen omdat het overleg met alle mogelijke partners nog aan de gang is. Ik heb veel contacten met de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en met de hoven van beroep. Over enkele maanden zou aan het parlement in principe een volledige hervorming moeten worden voorgesteld, waarbij de nabijheid wordt verzekerd, maar ook deskundigheid en flexibiliteit in de korpsen, in de magistratuur en in het openbaar ministerie. De hele magistratuur vraagt dit. Iedereen is ervan overtuigd dat er iets moet gebeuren, dat nieuwe entiteiten moeten worden gecreëerd en dat het management efficiënter moet worden, uiteraard met respect voor de onafhankelijkheid van de magistraten. Efficiëntie moet dus worden gecombineerd met onafhankelijkheid en management met jurisdictionele vrijheid. Er zal dus een plan worden ingediend.

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

 

Le travail est en cours. Nous discutons avec de nombreuses personnes, y compris avec celles qui posent parfois un peu plus de problèmes.

Il est évident que des exceptions s’imposent pour Eupen. Cela ne veut pas dire qu’il y aura des entités plus grandes au niveau de la gestion. En tout cas, la langue germanophone et l’arrondissement d’Eupen seront sauvegardés.

Il faudra toutefois encore un peu de temps avant que les propositions définitives puissent être soumises au parlement.

De heer Berni Collas (MR). –

M. Berni Collas (MR). – Je remercie le ministre.

Je n’ai aucun doute quant aux objectifs qu’il poursuit via sa réforme.

En tant que sénateur de communauté, je tenais à attirer l’attention sur cet arrondissement et ses spécificités et, surtout, sur les préoccupations des représentants de la magistrature assise et debout et des justiciables.

Ne pouvant préjuger de l’après-élection, je me permets de vous demander de tenir compte de toutes les spécificités linguistiques qui sont à la base de l’existence de cet arrondissement.

Mondelinge vraag van mevrouw Myriam Vanlerberghe aan de minister van Justitie over «het commercieel draagmoederschap» (nr. 4-721)

Question orale de Mme Myriam Vanlerberghe au ministre de la Justice sur «la maternité de substitution à des fins commerciales» (nº 4-721)

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). – Mijn vraag vloeit voort uit de discussie die gisteren in de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale aangelegenheden plaatsvond over het draagmoederschap. De voorbije jaren waren er verschillende gevallen van commercieel draagmoederschap, die in de pers bijzonder veel aandacht kregen. De verontwaardiging van de samenleving en van alle politieke partijen was telkens zeer groot en daarom dienden verschillende partijen wetsvoorstellen in om het commerciële draagmoederschap te verbieden.

Eerst was er de stelling dat commercieel draagmoederschap niet apart moest worden verboden, maar dat men meteen ook een oplossing voor medisch draagmoederschap, dus zonder betaling, wilde regelen. Groot was echter mijn verbazing toen ik gisteren drie senatoren-juristen hoorde verklaren dat commercieel draagmoederschap op dit ogenblik al strafbaar is, omdat de strafwet commerciële handel met het menselijk lichaam verbiedt. Erger nog is dat mensen via de media de indruk krijgen dat iets wel kan, terwijl eminente juristen in de Senaat nu zeggen dat dit helemaal niet klopt.

Mijnheer de minister, is commercieel draagmoederschap volgens de huidige Belgische wetgeving al dan niet verboden? Als dat inderdaad zo is, vind ik dat dit aan de bevolking duidelijk moet worden gemaakt. Als dat niet zo is, vind ik dat we hier dringend werk van moeten maken, om een herhaling van het baby D-drama te voorkomen. Ik zou graag begrijpen waar het in deze materie op staat en zou graag hebben dat de minister ja of neen antwoordt op mijn vraag.

Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a). –

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Mevrouw Vanlerberghe maakt het mij moeilijk. Allereerst maakt ze een onderscheid tussen de senatoren en de senatoren-juristen. Vervolgens vraagt ze of ik ja of neen wil antwoorden op de vraag of commercieel draagmoederschap kan. Uit mijn uiteenzetting zal blijken dat dit niet evident is.

Ik benader die vraag uiteraard vanuit strafrechtelijke hoek.

Het is inderdaad niet uitgesloten dat zou kunnen worden verwezen naar verschillende strafbaarstellingen van het Strafwetboek om het commercieel draagmoederschap te vervolgen en te veroordelen. Jammer genoeg zijn die verwijzingen nooit helder en duidelijk in een ja of een neen om te zetten. Het is dus zeker niet ja in alle gevallen. Het is evenmin neen in alle gevallen.

De wetgeving op de mensenhandel biedt mogelijkheden. Vóór de wet van 10 augustus 2005 waren de handel en smokkel zonder enig onderscheid strafbaar gesteld op grond van het (vroegere) artikel 77bis van de vreemdelingenwet van 1980. De grensoverschrijding en de vreemde, niet Belgische nationaliteit waren in het geval van het slachtoffer vereist.

In de zaak van baby D., die verkocht werd aan een Nederlands echtpaar, en waarvan de feiten dateren van vóór 2005, was het kind Belgisch.

De verkoop van een menselijk wezen is gedeeltelijk strafbaar gesteld in het Belgische recht sinds de goedkeuring van de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepaling met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers.

De nieuwe kwalificatie van mensenhandel, bedoeld in art. 433quinquies van het Strafwetboek, vereist niet langer de twee voornoemde voorwaarden. Zij wordt gekenmerkt door een aantal gedragingen waaronder de verkoop van een persoon, diens werving, huisvesting of vervoer. De verkoop wordt strafbaar gesteld in de bewoordingen "de wisseling of de overdracht van de controle over een persoon" overgenomen uit het kaderbesluit inzake mensenhandel van 2002 van de Europese Unie. Het verkopen van een persoon aan een inrichting of aan een ander persoon "met het oog op uitbuiting" is strafbaar op grond van mensenhandel, zelfs als nog geen werving, vervoer, opvang of huisvesting heeft plaatsvonden.

De draagwijdte van het misdrijf mensenhandel is echter beperkt door een limitatieve lijst van uitbuitingsdoeleinden. De nieuwe strafbaarstelling legt de nadruk niet langer op het begrip ‘misbruik’ van het slachtoffer, maar op de ‘uitbuiting’ ervan, overeenkomstig de Europese en internationale instrumenten. Die doeleinden zijn: seksuele uitbuiting, uitbuiting van bedelarij, werk in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, orgaanhandel en dwangarbeid. Aan het algemene principe worden dus heel wat voorwaarden toegevoegd. Om de wet op de mensenhandel te kunnen toepassen, moet er een vorm van uitbuiting zijn.

De nieuwe wet omschrijft mensenhandel als volgt: "(…) de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of overdracht van de controle over hem, teneinde ten aanzien van deze persoon de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen (…)".

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. –

De verkoop van een kind met het oog op een adoptie valt daar niet onder.

De wet van 2005 werd immers aangenomen om de Belgische regelgeving in overeenstemming te brengen met de internationale instrumenten van de VN, de Raad van Europa en de Europese Unie inzake mensenhandel.

Op internationaal vlak was het bij de aanvang van de werkzaamheden van de VN met betrekking tot het Protocol van 2000 inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder de vrouwenhandel en kinderhandel, aanvullend bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad, de bedoeling om die doeleinden in de omschrijving van mensenhandel op te nemen. Men is van dat idee afgestapt en men heeft zich geconcentreerd op de meest verspreide vormen van uitbuiting teneinde de onderhandelingen vlotter te doen verlopen.

De Europese instrumenten hebben bijgevolg de constitutieve elementen van het misdrijf inzake mensenhandel uit het vermelde VN-protocol overgenomen, zonder ze verder te bespreken.

De vraag of het wenselijk is de strafbaarstelling van mensenhandel tot nieuwe doeleinden uit te breiden, zal worden besproken in het kader van de evaluatie van de wet van 2005. Die opdracht zal de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid in samenwerking met de Interdepartementale Coördinatiecel ter bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel vervullen. Die cel omvat met name vertegenwoordigers van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en het expertisenetwerk mensenhandel van het College van procureurs-generaal. Aangezien mensenhandel een belangrijk probleem is, moeten minstens die twee instellingen worden geraadpleegd.

De regelgeving inzake mensenhandel is met andere woorden niet rechtstreeks van toepassing. We hebben de Europese en internationale regelgeving overgenomen. Onze regelgeving zou kunnen worden gewijzigd. Tot op vandaag is dat niet het geval, tenzij er bijzondere, bijkomende elementen zijn. In de klassieke adoptieproblematiek zijn die elementen niet aanwezig.

Er zijn een aantal andere mogelijkheden, zoals 391quater en 391quinquies van het Strafwetboek. Op grond van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie is in het Strafwetboek een hoofdstuk ingevoegd met de titel "Misdrijven en wanbedrijven inzake adoptie". In die artikelen staan definities die soms kunnen worden toegepast, maar niet in het dossier van baby D.

Artikelen 361, 362 en 363 gaan over de verwisseling van kinderen. Ook die artikelen konden in dit dossier niet worden toegepast, maar ze zijn wel belangrijk in het debat.

Ik ben tot besluit dus geneigd om eerder negatief te antwoorden. Indien men een heldere en eenvoudige wetgeving wil, moet de bestaande wetgeving worden uitgebreid. De huidige wetgeving biedt volgens mij geen eenduidige oplossing. Ik zeg dat onder voorbehoud, want deze kwestie moet met veel eminente juristen en professoren verder worden overlegd. Uiteraard zullen de senatoren het laatste woord hebben.

 

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). – Ik weet niet wie volgens minister De Clerck het laatste woord heeft, de senatoren-juristen of de andere senatoren. Dat zal een wezenlijk verschil zijn.

De minister geeft dus aan dat de meeste senatoren-juristen die gisteren hebben gesproken het bij het verkeerde eind hadden. Het valt me op dat de minister het over mensenhandel en adoptie heeft. Gisteren ging het daar helemaal niet over, maar wel over de verkoop en commercialisering van delen van het menselijke lichaam. Misschien moet de minister maar eens contact opnemen met senatoren-juristen zoals de heer Delpérée.

Het valt mij op dat de minister geen uitsluitsel kan geven. Wel is duidelijk dat er een nieuwe wetgeving moet komen. Verder uitstel en een zoektocht naar een ruime context omdat de commercialisering eigenlijk geen probleem zou zijn, kan volgens de minister niet.

De reclame, het aanbieden en alles wat voorafgaat aan de geboorte van de baby moeten wel wettelijk worden geregeld omdat er ter zake volstrekt geen regelgeving bestaat.

Ik had liever een duidelijk ja of neen gehoord, maar blijkbaar is dat niet mogelijk.

Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a). –

De voorzitter. – U hebt uw spreektijd overschreden.

M. le président. –

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). – De minister heeft een zeer lang antwoord gegeven. Gisteren hebben de senatoren-juristen ook zeer lang gesproken.

Mme Myriam Vanlerberghe (sp.a). –

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het organiseren van een referendum over de stemplicht bij de volgende verkiezingen» (nr. 4-713)

Question orale de Mme Nele Lijnen au ministre de l’Intérieur sur «l’organisation d’un référendum concernant le vote obligatoire lors des prochaines élections» (nº 4-713)

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Er bestaan momenteel geen wettelijke voorzieningen voor welke vorm ook van directe democratie in België, niet op het niveau van de gemeenschappen en de gewesten, noch op federaal niveau. In België werd in 1995 wel de mogelijkheid ingevoerd om op lokaal vlak, dus in gemeenten en provincies, niet-bindende volksraadplegingen te houden, maar de invloed daarvan op het politieke leven in België is miniem of onbestaand. Er werd nog geen enkele provinciale volksraadpleging gehouden.

Elders, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, is de bevolking wel vertrouwd met het referendumsysteem. Bij de laatste presidentsverkiezingen viel het zelfs op dat steeds meer Amerikaanse burgers de referenda aangrepen om, op zijn minst op lokaal vlak, mee te beslissen. Het bood velen immers de gelegenheid om zich over specifieke wetsvoorstellen uit te spreken.

Die worden hun voorgelegd door de wetgever of op initiatief van de burgers door middel van het verzamelen van handtekeningen. Zo stonden in de staat Californië twaalf voorstellen over een brede waaier van onderwerpen op het stemformulier, gaande van het homohuwelijk en abortus tot dierenrechten en hernieuwbare energiebronnen. Over die voorstellen werd eerst een stevig maatschappelijk debat gevoerd, waardoor de thema’s, althans op lokaal niveau, vaak meer aandacht kregen dan de presidentsverkiezingen zelf. Referenda zijn aldus een uitstekende graadmeter van de opvatting van de burgers over bepaalde thema’s.

Het organiseren van een referendum dat samenvalt met verkiezingen is dus een kans die moet worden benut, omdat we op die manier kunnen uitmaken of de burgers bijvoorbeeld stemplicht goed vinden of juist niet. Een kiessysteem zonder stemplicht is immers een graadmeter voor de interesse of het vertrouwen van de bevolking in de volksvertegenwoordiging. Die redenering gaat ook op voor het referendumsysteem.

Inzake de organisatie van dat referendum, en uiteraard ook van andere referenda, zou ik graag vernemen of de kiezer zich tijdens de verkiezingen op 7 juni aanstaande ook zou kunnen uitspreken over de keuze tussen stemrecht en stemplicht. Is het niet mogelijk de kiezer dan tegelijkertijd andere vragen voor te leggen waarvan het antwoord ons in een bepaalde richting kan sturen? Ik denk bijvoorbeeld aan uitbreiding van de euthanasiewetgeving.

Het voorbije weekend vernamen we dat de stad Antwerpen eind september of begin oktober een referendum zal organiseren om te polsen naar de voorkeur voor het tracé dat de Antwerpse verkeersknoop moet oplossen. De verkiezingen van 7 juni zouden de uitgelezen kans kunnen zijn om de mening van de burger hierover te vragen. Graag vernam ik het standpunt van de minister ter zake. Is zo’n referendum praktisch realiseerbaar?

Plant de minister hierover overleg met de Vlaamse regering en het Antwerps stadsbestuur?

Is het wettelijk mogelijk om de verkiezingen en het referendum op dezelfde dag te organiseren? Zijn er volgens de minister redenen waarom dit niet zou kunnen gebeuren?

Mme Nele Lijnen (Open Vld). –

De heer Guido De Padt, minister van Binnenlandse Zaken. – Voor een federale volksraadpleging, ongeacht of die bindend dan wel louter consultatief is, moeten verschillende bepalingen van de Grondwet worden gewijzigd. Artikel 36 bepaalt immers dat de federale wetgevende macht gezamenlijk wordt uitgeoefend door de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Dientengevolge kan in België uitsluitend een volksraadpleging worden gehouden over aangelegenheden van gemeentelijk of provinciaal belang en dat moet gebeuren onder het toezicht van het Gewest waaronder ze vallen. Met andere woorden, grondwettelijk is het niet mogelijk om op 7 juni een federaal referendum te organiseren over de door de spreker aangehaalde thema’s.

Wel ben ik gewonnen voor het aangrijpen van federale, Europese of regionale verkiezingen voor lokaal geënte volksraadplegingen, bijvoorbeeld de aangelegenheid in Antwerpen, maar dat moet gebeuren in overleg met de gewesten.

M. Guido De Padt, ministre de l’Intérieur. –

Mochten de verkiezingen van juni niet zo dichtbij zijn geweest, hadden we er eventueel een referendum aan kunnen koppelen. Het organisatiewerk moet toch gebeuren en dan kan daar meteen gebruik van worden gemaakt om een referendum over een lokale problematiek te organiseren.

Op die manier krijgt de bevolking de gelegenheid zich uit te spreken over plaatselijke dossiers waarrond enige animositeit bestaat. Het staat iedereen vrij al dan niet aan een volksraadpleging deel te nemen.

Ik ben er voorstander van om na te denken over eventuele proefprojecten, uiteraard in overleg met de gewesten en de gemeenten. Misschien zijn de verkiezingen van 2011 een goed moment om daar mee te beginnen.

 

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik ben bijzonder blij met het antwoord van de minister. Ik vind het belangrijk om de kiezer bij verkiezingen, waarvoor trouwens stemplicht geldt, meteen te laten oordelen over bepaalde plaatselijke onderwerpen en standpunten.

Als we bij de verkiezingen van 2011 proefprojecten voor lokale volksraadplegingen kunnen starten, kunnen we interessante informatie verzamelen voor de evaluatie van het systeem. Ik ben er immers oprecht van overtuigd dat we voor veel zaken gewoon de mening van de kiezer kunnen vragen. Dat instrumentarium gebruiken we in ons land niet, ook al gaat het om een ongelooflijk directe vorm van inspraak waarmee we de burger, de kiezer, naar waarde schatten.

Mme Nele Lijnen (Open Vld). –

Mondelinge vraag van mevrouw Vanessa Matz aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de nadere regels voor het aanplakken op de verkiezingsborden tijdens de verkiezingscampagne» (nr. 4-716)

Question orale de Mme Vanessa Matz au ministre de l’Intérieur sur «les modalités d’affichage sur les panneaux électoraux lors des campagnes électorales» (nº 4-716)

Mevrouw Vanessa Matz (cdH). –

Mme Vanessa Matz (cdH). – Plusieurs propositions de résolution visant à harmoniser l’affichage des panneaux électoraux ont été déposées au parlement wallon. En effet, les campagnes électorales donnent lieu à une série de dérives : troubles de l’ordre public liés à la guerre des colleurs, « surcollages », arrachages systématiques d’affiches, etc. Sans oublier l’impact écologique considérable dû au gaspillage de papier et l’image irrespectueuse du citoyen véhiculée par de tels agissements.

Il a par conséquent été demandé au gouvernement wallon d’inviter les communes à encadrer les modalités d’affichage sur les panneaux électoraux. Il est notamment question d’octroyer un encart suffisant à chaque liste démocratique et d’empêcher le « surcollage ».

Lors d’une interpellation, le ministre wallon des Affaires intérieures s’est déclaré incompétent, l’organisation des élections relevant du ministre fédéral de l’Intérieur.

Monsieur le ministre, que pensez-vous de cette initiative et de l’harmonisation proposée ? Ne pensez-vous pas qu’il faudrait réglementer les modalités d’affichage sur les panneaux électoraux communaux, en permettant à chaque liste démocratique de bénéficier de manière proportionnelle d’un affichage objectif de façon à éviter la guerre des colleurs ?

Tout à l’heure, M. Delpérée me disait que certaines communes bruxelloises, Woluwé-Saint-Pierre et Woluwé-Saint-Lambert notamment, procédaient déjà de cette façon. Il me semble qu’il y a lieu d’harmoniser le système de toute urgence.

De heer Guido De Padt, minister van Binnenlandse Zaken. –

M. Guido De Padt, ministre de l’Intérieur. – En date du 4 mars 2009, j’ai adressé une circulaire aux gouverneurs de province afin de prévenir un affichage électoral anarchique. Elle recommande la mise à la disposition des candidats d’emplacements réservés à la pose d’affiches électorales en nombre suffisant. Par ailleurs, les communes sont invitées à répartir de manière égale entre les différentes listes les emplacements prévus à cet effet.

En vertu des lois du 19 mai 1994 organiques de la limitation et du contrôle des dépenses engagées pour les élections européennes, régionales et communautaires, il appartient aux gouverneurs de fixer les modalités de l’affichage électoral et de l’organisation des caravanes motorisées par arrêté de police. L’arrêté est d’application durant la période de trois mois qui précède la date des élections.

Le modèle d’arrêté de police soumis à l’approbation des gouverneurs en annexe à la circulaire prévoit l’interdiction de tout affichage électoral entre 22 heures et 7 heures du matin et cela jusqu’au 6 juin, ainsi que du 6 juin à partir de 22 heures jusqu’au 7 juin à 15 heures.

Les communes doivent veiller à l’application de l’arrêté et préciser éventuellement les modalités par le biais d’une ordonnance de police.

Mevrouw Vanessa Matz (cdH). –

Mme Vanessa Matz (cdH). – Le ministre wallon nous a renvoyé à son collègue du gouvernement fédéral. Le ministre de l’Intérieur, quant à lui, s’en remet aux gouverneurs de province alors que c’est une circulaire de sa part qui doit fonder leur compétence.

Si j’ai bien compris, si les communes sont obligées de mettre des panneaux d’affichage à la disposition des candidats, elles ne sont pas obligées actuellement de réserver des encarts. Or c’est précisément ce qui pose problème ! Les communes installent des panneaux lors de chaque scrutin et les limitations horaires sont bien connues. Il faudrait à présent améliorer le dispositif en imposant que les affiches soient placées une fois pour toutes.

 

Vous connaissez bien l’ampleur que prend, dans certaines communes, la problématique du « surcollage ». Le gouverneur doit se baser sur votre circulaire ; il ne peut prendre lui-même une telle initiative de réglementation.

Or la circulaire ne me semble ni assez claire ni assez contraignante. Les communes doivent non seulement prévoir les panneaux nécessaires, mais aussi imposer une certaine proportionnalité et interdire un affichage anarchique.

Mondelinge vraag van mevrouw Sfia Bouarfa aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «het attest van voldoende huisvesting voor gezinshereniging, in overeenstemming met de omzendbrief van 21 juni 2007» (nr. 4-714)

Question orale de Mme Sfia Bouarfa à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «l’attestation de logement suffisant pour le regroupement familial, conforme à la circulaire du 21 juin 2007» (nº 4-714)

De voorzitter. – De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, antwoordt.

M. le président. – M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification, répondra.

Mevrouw Sfia Bouarfa (PS). –

Mme Sfia Bouarfa (PS). – Je regrette d’autant plus l’absence de la ministre que mes collègues Mmes Lanjri et Piryns voulaient également lui poser des questions intéressantes concernant ses décisions en matière de régularisation des familles avec enfants.

Dans le cadre du dépôt d’une demande de visa de regroupement familial d’un conjoint, d’un enfant ou en vue d’une cohabitation – article 10 – avec une personne établie en Belgique mais qui n’est pas ressortissante de l’Union européenne, est exigée une attestation de logement suffisant conforme à l’annexe 7 de la circulaire du 21 juin 2006 relative aux modifications intervenues dans la réglementation en matière de séjour des étrangers.

Les communes disposent d’un délai de six mois pour fournir ce document. Au-delà, le demandeur de visa est autorisé à déposer son dossier en produisant l’accusé de réception de sa demande. Si certaines communes délivrent cette attestation dans des délais relativement courts, d’autres attendent la limite légale pour la produire.

La plupart des documents à déposer par le demandeur de visa auprès des autorités consulaires ou diplomatiques belges à l’étranger doivent être légalisés, la validité étant de trois mois. Il me semble nécessaire de réduire de six à trois mois le délai de production par les communes de l’attestation de logement suffisant. Précisons qu’en cas de non réponse de la commune dans ce délai de trois mois, on considère que la réponse est positive, c’est-à-dire que le logement est suffisant.

Cette modification est d’autant plus indispensable que si vous y ajoutez le délai nécessaire au traitement et à la délivrance d’un visa, le demandeur de visa doit bien souvent patienter plus d’un an pour pouvoir rejoindre son parent en Belgique.

Par ailleurs, se loger décemment relève aujourd’hui du parcours du combattant, surtout dans les zones urbaines, comme à Bruxelles.

S’agissant, par exemple, d’un enfant mineur, il est préférable pour son bien-être psychologique qu’il se développe aux côtés de ses parents, même dans un logement exigu, plutôt que sous la tutelle d’un lointain parent et éloigné de sa famille.

Ne serait-il pas plus simple de supprimer cette attestation de logement pour éviter la discrimination existant entre les non-Européens et les Européens qui, eux, ne sont pas soumis à cette obligation ? Si la finalité de ce document est d’accueillir les citoyens dans de bonnes conditions, je m’interroge sur la raison de ce traitement différencié.

La ministre envisage-t-elle, sur la base de ces constats, de réduire le délai de production de cette attestation ou, purement et simplement, de la supprimer ?

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. –

M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification. – Je vous donne lecture de la réponse de Mme la ministre de la Politique de migration et d’asile.

Comme cela a été dit lors des travaux parlementaires, la raison d’être de cette condition dans la loi est la volonté d’éviter que les familles concernées ne tombent dans la précarité et de lutter contre les pratiques des «marchands de sommeil». Ces raisons me semblent toujours justifiées aujourd’hui; il n’est dès lors pas dans mes objectifs de supprimer cette exigence.

Toutefois, j’ai tout à fait conscience que la condition d’avoir un logement suffisant pour qu’un étranger non européen puisse accueillir sa famille en Belgique est sujette à quelques difficultés dans son application. Il est possible que l’attestation de logement suffisant donne lieu à une séparation trop longue des membres de la famille.

Pour cette raison, des assouplissements quant à l’application de cette condition existent déjà.

C’est le cas précisément lorsqu’une demande de regroupement familial est introduite au départ du poste diplomatique ou consulaire belge à l’étranger. Dans ce cas, l’Office des Étrangers permet à l’étranger de solliciter auprès du poste que sa demande de visa soit transmise, pour décision, à l’Office des Étrangers avec l’accusé de réception délivrée par l’administration communale en lieu et place de l’attestation de logement suffisant. Si toutes les autres conditions prescrites par la loi sont remplies, l’Office des Étrangers accorde le visa sur production de l’attestation de logement suffisant. Dès que le demandeur de visa est en possession de ladite attestation, il la communique au poste et voit alors son visa délivré immédiatement.

En outre, cette condition fait actuellement l’objet d’un examen plus approfondi par mon administration et ce, en vue de résoudre des problèmes pratiques auxquels tant les étrangers que les administrations communales sont confrontés.

Mevrouw Sfia Bouarfa (PS). –

Mme Sfia Bouarfa (PS). – Je me réjouis d’apprendre que l’application de cette réglementation peut faire l’objet de certains assouplissements. J’espère qu’ils se traduiront dans les faits.

L’attestation de logement est exigée uniquement des non-Européens. Le souci d’un hébergement de qualité est sans doute une préoccupation louable mais les Belges et les ressortissants européens sont eux aussi confrontés à des problèmes de logement. Si l’accès à un logement décent, dans le respect de la dignité humaine est un combat permanent pour nous tous, force est de constater que dans un pays riche comme la Belgique, tout de même touché par le chômage et une conjoncture économique difficile, cet accès n’est pas toujours possible. Dans ces conditions, la possibilité de recréer une cellule familiale unie et forte permet de mieux faire face aux aléas de la vie.

Mondelinge vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «de nieuwe instructie voor tijdelijke regularisatie van gezinnen met schoolgaande kinderen» (nr. 4-720)

Question orale de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «la nouvelle instruction permettant la régularisation provisoire des familles avec enfants scolarisés» (nº 4-720)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over «de nieuwe instructie voor tijdelijke regularisatie van gezinnen met schoolgaande kinderen» (nr. 4-723)

Question orale de Mme Freya Piryns à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur «la nouvelle instruction permettant la régularisation provisoire des familles avec enfants scolarisés» (nº 4-723)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, antwoordt.

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification, répondra.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – De minister is niet aanwezig.

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

De voorzitter. – Als de minister niet aanwezig kan zijn, laat ze zich vertegenwoordigen door een collega, zoals dat nu het geval is.

M. le président. –

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Ik vind het al erg dat de vragen om uitleg aan ministers door staatssecretarissen worden beantwoord. Moeten we nu ook nog aannemen dat ministers niet meer persoonlijk antwoorden op mondelinge vragen?

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. – De minister van Migratie en Asielbeleid is in het buitenland.

M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification. –

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Als dat inderdaad het geval is, dan heb ik daar begrip voor. Op 26 maart vaardigde de minister een nieuwe instructie uit die een tijdelijke regularisatie voor gezinnen met kinderen mogelijk moet maken. Er zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden. De gezinnen moeten vijf jaar ononderbroken in België verblijven en vóór 1 juni 2007 een asielaanvraag hebben ingediend. Daarnaast moeten de kinderen vóór 1 september 2007 in een school zijn ingeschreven. Die nieuwe criteria worden toegevoegd aan de criteria voor regularisatie van personen in een prangende humanitaire situatie.

Concreet betekent de maatregel dat de gezinnen ten laatste vóór eind maart 2004 een asielaanvraag moet hebben ingediend.

Kan de minister mij meedelen over hoeveel gezinnen het gaat op basis van de verschillende procedures? Hoewel het niet eenvoudig is, kan de minister bij benadering een cijfer geven over het aantal illegalen?

Waarom negeert de minister een andere doelgroep die eveneens in het regeerakkoord duidelijk werd geviseerd, namelijk de groep die verwikkeld is in een langdurige procedure? Blijkbaar verkiest de minister de regelgeving van haar voorganger, minister Dewael, boven het regeerakkoord.

De nieuwe instructie is vanzelfsprekend geen allesomvattend akkoord. Het is geen omzendbrief en ze is ook niet verankerd in een wet.

Hoe staat het met de uitvoering van het regeerakkoord en meer bepaald met de omzendbrief met regularisatiecriteria? De instructie is goed nieuws voor een beperkte groep, maar heel wat asielzoekers die in aanmerking zouden komen voor een regularisatie als er maar een omzendbrief was, blijven helaas in het ongewisse.

Mme Nahima Lanjri (CD&V). –

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Minister Turtelboom heeft ons vorige week allemaal verrast met haar plotse actie. Omdat ze het been stijf bleef houden, dachten we immers dat het regularisatiedossier muurvast zat. Met haar plotse opwelling van goodwill toont de minister haar daadkracht om toch enkele van de duizenden mensen die in een onzekere en vaak schrijnende situatie afwachten, zo snel mogelijk te willen helpen. Zo moest het toch overkomen.

Toch vragen we ons af wat eigenlijk de bedoeling is van de instructie? Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij dat nu toch een aantal mensen voor een jaar uit de ergste onzekerheid gehaald worden. Maar aan de andere kant kunnen we er niet aan voorbijgaan dat hier een politiek spelletje wordt gespeeld. Is het een manier om de pers en de publieke opinie te tonen dat minister Turtelboom wel kan beslissen, dat ze wél iets doet? Is het een manier om de critici de mond te snoeren en ze hopelijk stil te houden tot na de verkiezingen van 7 juni?

Als we het over de inhoud van de instructie hebben, dan stel ik me alleszins serieuze vragen. Mensen met kinderen krijgen van de minister ineens meer recht op een menselijke behandeling. Koppels zonder kinderen niet. Misschien willen die wel kinderen maar kunnen ze er geen krijgen, misschien willen ze er geen wegens de precaire situatie waarin ze zich bevinden? Wat er ook van zij, voor de minister zijn de koppels zonder kinderen per definitie minder geïntegreerd of minder gehecht aan ons land. Ze kunnen dus veel gemakkelijker teruggestuurd worden. Dat begrijp ik althans uit het initiatief van de minister.

De minister beweert telkens opnieuw dat regularisaties een aanzuigeffect hebben. Kunnen we van haar maatregel dan niet evengoed zeggen dat hij het perverse neveneffect kan hebben dat sommige mensen speciaal kinderen gaan maken, omdat ze dan meer rechten krijgen?

Ik kreeg van de minister graag antwoord op volgende vragen.

Naargelang de bron zouden 500 tot 5000 mensen door de instructie voor regularisatie in aanmerking komen. Wat is inschatting van de minister?

In haar instructie staat dat het asielonderzoek door de asielinstanties minstens 1 jaar moet hebben geduurd, maar de instructie zegt niet of en hoe verschillende asielprocedures kunnen worden opgeteld.

Minister Van Quickenborne, ik begrijp dat mevrouw Turtelboom mijn vraag niet kan beantwoorden omdat ze in het buitenland is, maar ik zou toch graag hebben dat u luistert als wij onze vragen stellen.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. – Wees gerust, mevrouw Piryns, ik luister terwijl ik met een collega spreek.

M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification. –

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Van vrouwen is geweten dat ze meerdere dingen tegelijkertijd kunnen doen, maar van mannen is dat nog altijd niet bewezen. Ik mag toch verwachten dat er een beetje wordt geluisterd?

In haar verweer tegen het uitblijven van een omzendbrief met duidelijke regularisatiecriteria zegt mevrouw Turtelboom altijd dat de criteria die er nu zijn, perfect helder en duidelijk afgelijnd zijn, en dat ze niet willekeurig kan beslissen. Maar in de laatste paragraaf van haar instructie staat nog altijd dat "andere situaties dan deze die hierboven zijn opgesomd kunnen beschouwd worden als zijnde prangende humanitaire situaties". Dat lijkt me niet erg duidelijk als criterium. Daarom sluit ik me aan bij de opmerking van mevrouw Lanjri: wat we nodig hebben, is duidelijkheid, zowel voor degenen die mogen blijven als voor degenen die volgens de minister moeten vertrekken. Wat de minister nu creëert is hoop maar tegelijk ook wanhoop. De verwarring kan echt niet blijven duren.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

De heer Vincent Van Quickenborne, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. – Ik lees het antwoord van minister Turtelboom.

Vorige week heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven om naast de bestaande criteria, die ik voor alle duidelijkheid nog eens expliciet heb hernomen, ook de gezinnen met schoolgaande kinderen tijdelijk te regulariseren als ze vijf jaar ononderbroken op het grondgebied zijn en minstens gedurende één jaar de oude asielprocedure hebben doorlopen zonder dat een beslissing is genomen.

De precieze criteria voor de regularisatie staan in mijn instructie aan de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken van 26 maart 2009. Die instructie is ook op de website van de dienst terug te vinden.

Wat betreft de voorwaarden die in de instructie worden gesteld, is het duidelijk dat de duur van de asielprocedures niet kunnen worden opgeteld, aangezien de hele asielprocedure voor de asielinstanties in aanmerking wordt genomen en ze ook maar één jaar moet hebben geduurd. Dat is de termijn waarbinnen een asielprocedure idealiter moet zijn afgerond. Het LIFO-principe dat indertijd werd gehanteerd en waardoor asielzoekers snel een beslissing hebben gekregen, kan moeilijk zomaar overboord worden gegooid, temeer daar volgens dat principe ook frauduleuze aanvragen werden behandeld.

Ik heb mijn beslissing genomen na een jaar strijd voor een globaal akkoord over het hoofdstuk asiel en migratie. Een maand na mijn eedaflegging heb ik een concrete tekst voorgelegd, eerst in juli, en een tweede keer in oktober. Er was telkens een onoverbrugbare kloof. Daarna is de crisis begonnen. Die heeft uiteindelijk geleid tot de val van de regering. In de maanden januari, februari en maart heb ik alle kansen gegeven aan de eerste minister om een akkoord te bereiken over het dossier.

Toen ik vorige week woensdag andermaal constateerde dat er geen akkoord kon worden gevonden en dat dit akkoord er zeker niet zou komen voor 7 juni, vond ik het onaanvaardbaar om de groep migranten die in de meest schrijnende situatie verkeert, nogmaals te laten wachten. In het parlement heb ik meermaals gezegd dat de blijvende eis voor een brede regularisatie de groep van mensen waarover een grote consensus bestaat, gijzelde. Voor die groep heb ik mijn politieke verantwoordelijkheid genomen. Al een jaar wordt gediscussieerd over hoe men volgende begrippen moet interpreteren. Wanneer spreekt iemand voldoende de taal? Wat is de invulling van het begrip werk, werkverledenn werkbereidheid, uitzicht op werk’? Daarom vond ik het wijs om eens omgekeerd te denken en de platgetreden paden te verlaten. Het is duidelijk dat schoolgaande kinderen onze taal spreken, dat hun ouders ze een echte toekomst in ons land willen geven en zelf willen werken, want nog steeds de beste manier is om te integreren. Daarom heb ik die instructie gegeven.

Eén ding is duidelijk: als je grenzen stelt, zal je altijd mensen hebben die buiten de criteria vallen. Als je dat probleem wil oplossen, moet je iedereen regulariseren. Maar dat wil ik niet.

Graag verzoek ik de senatoren die betreuren dat het alleen om gezinnen met schoolgaande kinderen gaat, in hun repliek heel precies en heel duidelijk te zeggen welke categorieën er voor hen nog aan toegevoegd moeten worden, niet in vage bewoordingen, maar heel precies en heel gedetailleerd zodat ik een inventaris kan maken van alle verzuchtingen. Graag hoor ik ook de argumentatie waarom die bepaalde groep eveneens moet worden geregulariseerd en waarom de ene of de andere groep, ook een toekomst in ons land verdient.

Door mijn instructie, en het hernemen van de criteria die mijn voorganger Patrick Dewael heeft uitgewerkt, stel ik een einde aan een juridische onzekerheid. Weken al hebben sommigen de publieke opinie doen geloven dat ze enkel duidelijke criteria willen. Die duidelijkheid heb ik nu gegeven. Mijn keuze betreft de meest dringende humanitaire situaties, namelijk de situatie van gezinnen met kinderen. lk heb hen uit de impasse gehaald die ongetwijfeld nog enkele maanden, mogelijks wel jaren had kunnen duren.

Er blijft inderdaad nog steeds een discretionaire bevoegdheid over voor de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken omdat het onmogelijk is alle prangende humanitaire situaties exhaustief op te sommen. Die discretionaire bevoegdheid blijft hoe dan ook zeer marginaal, en is de uitzondering op de uitzondering. Ze heeft nagenoeg geen gevolgen voor de regularisaties die volgens de vooropgestelde criteria gebeuren.

Een minister van Migratie is perfect bevoegd om een instructie te nemen of een omzendbrief of een ministerieel besluit uit te vaardigen. Wat de uitvoering van het regeerakkoord betreft, stel ik alleen vast dat de Eerste Minister de kwestie van mensen zonder papieren heeft opgenomen in zijn prioriteitenlijst. De discussies binnen de regering gaan onder zijn leiding voort.

Hoeveel mensen in aanmerking komen voor regularisatie, weet ik niet. Mensen zonder papieren zijn per definitie niet geregistreerd, en kunnen dus moeilijk in statistieken worden opgenomen. Ik wil ook geen benaderende schatting geven omdat die schatting helemaal verkeerd kan zijn.

M. Vincent Van Quickenborne, ministre pour l’Entreprise et la Simplification. –

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V). – Van de minister van Migratie had ik een vollediger antwoord verwacht, temeer omdat ik uitdrukkelijk de cijfers had gevraagd over het aantal mensen die een regularisatieaanvraag hebben lopen en die tevens voldoen aan de criteria van haar instructie. Dat mensen zonder papieren niet geregistreerd worden en dat hun aantal bijgevolg niet kenbaar is weet ik ook, maar mijn vraag betrof niet die groep.

De ministers vraagt ons concreet aan te geven welke categorieën volgens ons nog in aanmerking moeten komen voor een regularisatie. Mijn antwoord is heel concreet. Ik nodig de minister gewoon uit om het regeerakkoord uit te voeren dat bijzonder precies is. Het regeerakkoord bepaalt dat voor regularisatie in aanmerking komen mensen die door de fout van de overheid langer dan vier of vijf jaar in een procedure verwikkeld zitten. Het regeerakkoord specificeert bovendien de procedures: een asielprocedure gevolgd door een beroep bij de Raad van State of een de procedure op grond van artikel 9ter of allebei. Dat is een duidelijke omschrijving.

De minister neemt die formulering niet in haar instructie over, maar grijpt terug naar de oude. Dat komt neer op een weigering om het regeerakkoord uit te voeren.

Onze fractie pleit voor een onverkorte uitvoering van het regeerakkoord.

 

Mijnheer de voorzitter, ik roep de minister op werk te maken van het regeerakkoord en op grond daarvan duidelijkheid te scheppen voor iedereen die in aanmerking komt voor een regularisatie.

 

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Mevrouw Turtelboom daagt ons vandaag uit.

Ik wil dan ook absoluut het debat onmiddellijk aangaan. Als alle senatoren bereid zijn om dat dossier nu eindelijk eens inhoudelijk te bespreken, dan zal ik met heel veel plezier aan die bespreking deelnemen.

De minister van Migratie verschuilt zich voortdurend achter het schijnargument dat wie het niet met haar eens is, voor een algemene regularisatie gewonnen is, maar niemand in dit halfrond heeft daarvoor ooit gepleit!

Mme Freya Piryns (Groen!). –

De heer Joris Van Hauthem (VB). – En dat moeten wij geloven, mevrouw Piryns!

M. Joris Van Hauthem (VB). –

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Mijnheer de voorzitter, ik wil het inhoudelijk debat onmiddellijk aangaan, maar ik heb ook een wetsvoorstel ingediend. Ik heb de minister daarop al een aantal keren gewezen, maar ze heeft zich nog niet eens de moeite getroost om dat wetsvoorstel te lezen.

Ik daag ze dus uit om dat wetsvoorstel met ons in de bevoegde Senaatscommissie van a tot z te komen bespreken. Dat wetsvoorstel is overigens amendeerbaar. Ik ga het debat niet uit de weg, de minister doet dat wel!

Ik geef toe dat het regeerakkoord voor mij niet ver genoeg gaat, maar door het uit te voeren zou de minister wel een grote stap vooruit doen.

Mme Freya Piryns (Groen!). –

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001 (Stuk 4-1188)

Projet de loi portant assentiment à la Convention internationale de 2001 sur la responsabilité civile pour les dommages dus à la pollution par les hydrocarbures de soute, et à l’Annexe, faites à Londres le 23 mars 2001 (Doc. 4-1188)

Stemming 1

Vote nº 1

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 58
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen.

– Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté à l’unanimité.

– Il sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, gedaan te Londen op 2 mei 1996 (Stuk 4-1192)

Projet de loi portant assentiment au Protocole de 1996 modifiant la Convention de 1976 sur la limitation de la responsabilité en matière de créances maritimes, fait à Londres le 2 mai 1996 (Doc. 4-1192)

Stemming 2

Vote nº 2

Aanwezig: 57
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Présents: 57
Pour: 56
Contre: 0
Abstentions: 1

De heer Hugo Coveliers (VB). – Ik heb mij onthouden om te protesteren tegen de snelheid waarmee de Senaat dit protocol goedkeurt. Het dateert slechts van 1996 en het wordt nu al goedgekeurd.

M. Hugo Coveliers (VB). –

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté.

– Il sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement (Stuk 4-1252) (Evocatieprocedure)

Projet de loi modifiant la loi du 23 mars 1989 relative à l’élection du Parlement européen (Doc. 4-1252) (Procédure d’évocation)

De heer Joris Van Hauthem (VB). – We hebben deze ochtend nog gedebatteerd over de ontvankelijkheid van amendementen die ook voor verkiezingen voor het Europees Parlement de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moeten bewerkstelligen. Men heeft ze onontvankelijk verklaard.

Ik vind dat men aan Vlaamse kant opnieuw een kans mist om de wetgeving wat dat betreft aan te passen. Dat er nog steeds een belangenconflict loopt is wellicht juridisch juist, maar het bewijst eens te meer dat wanneer de parlementen aan Franstalige kant voortdurend misbruik maken van de procedure van het belangenconflict, de meerderheid niet meer kan spelen, wat wij betreuren. Dat men op basis daarvan amendementen zowel in de commissie als in de plenaire zitting onontvankelijk verklaart, wijst erop dat de meerderheid in dit land al jarenlang door de minderheid wordt gegijzeld.

M. Joris Van Hauthem (VB). –

De voorzitter. – Wij gaan over tot de stemming.

M. le président. – Nous passons au vote.

Stemming 3

Vote nº 3

Aanwezig: 57
Voor: 48
Tegen: 7
Onthoudingen: 2

Présents: 57
Pour: 48
Contre: 7
Abstentions: 2

– De Senaat heeft het wetsontwerp met de bijlagen ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

– Le Sénat a adopté le projet avec les annexes sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

– Ten gevolge van deze stemming vervalt het wetsvoorstel van mevrouw Martine Taelman en de heer Patrik Vankrunkelsven tot wijziging van het Kieswetboek inzake het bewijs tot machtiging van een andere kiezer bij tijdelijk verblijf in het buitenland (Stuk 4-590).

– À la suite de ce vote, la proposition de loi de Mme Martine Taelman et M. Patrik Vankrunkelsven modifiant le Code électoral en ce qui concerne la pièce à produire pour mandater un autre électeur en cas de séjour provisoire à l’étranger (Doc. 4-590) devient sans objet.

Wetsontwerp houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen (Stuk 4-1253)

Projet de loi portant diverses modifications en matière électorale (Doc. 4-1253)

De voorzitter. – We stemmen over amendement 2 van de heer Coveliers c.s.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 2 de M. Coveliers et consorts.

Stemming 4

Vote nº 4

Aanwezig: 58
Voor: 11
Tegen: 47
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 11
Contre: 47
Abstentions: 0

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over artikel 21.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’article 21.

Stemming 5

Vote nº 5

Aanwezig: 58
Voor: 49
Tegen: 9
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 49
Contre: 9
Abstentions: 0

– Artikel 21 is aangenomen.

– L’article 21 est adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 3 van de heer Coveliers c.s.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 3 de M. Coveliers et consorts.

Stemming 6

Vote nº 6

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Présents: 57
Pour: 10
Contre: 46
Abstentions: 1

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over artikel 22.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’article 22.

Stemming 7

Vote nº 7

Aanwezig: 57
Voor: 48
Tegen: 9
Onthoudingen: 0

Présents: 57
Pour: 48
Contre: 9
Abstentions: 0

– Artikel 22 is aangenomen.

– L’article 22 est adopté.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 1 van de heer Buysse en mevrouw Jansegers.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement n° 1 de M. Buysse et Mme Jansegers.

Stemming 8

Vote nº 8

Aanwezig: 58
Voor: 8
Tegen: 47
Onthoudingen: 3

Présents: 58
Pour: 8
Contre: 47
Abstentions: 3

– Het amendement is niet aangenomen.

– L’amendement n’est pas adopté.

De heer Louis Ide (Onafhankelijke). – Ik heb mij onthouden. Bij het lezen van de verantwoording rijst de vraag of de neutraliteit bij kiesverrichtingen ook niet moet gelden voor geestelijken die de priesterboord dragen of kruisjes op de revers, voor zusters die kapjes dragen en voor joodse mensen met een keppeltje.

We mogen niet focussen op één bevolkingsgroep.

M. Louis Ide (Indépendant). –

De heer Hugo Coveliers (VB). – Bij de stemming over de amendementen frappeert mij iets. Het heeft een invloed op de stemming over de tekst.

Het Grondwettelijk Hof – ik weet dat baron Delpérée problemen heeft met bepaalde arresten van dat Hof – heeft gezegd dat artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het kiesrecht van veroordeelden bedoeld in die bepaling van rechtswege wordt geschorst.

Ik heb een amendement ingediend om die bepaling uit de wet te verwijderen.

Het Europees Hof zegt hetzelfde in de zaak Hirst. In de commentaar wordt zelfs gezegd dat België een kans maakt om deel uit te maken van die twintig landen die zo democratisch zijn dat veroordeelden ook kunnen deelnemen aan de verkiezingen.

Wat is trouwens het morele aspect van het feit dat men iemand die veroordeeld wordt, zijn stemrecht ontneemt ? Wie veroordeeld wordt voor familieverlating – wat in bepaalde arrondissementen nog gebeurt – mag niet meer stemmen! En wel omdat hij aan zijn vrouw of kinderen het onderhoudsgeld niet betaald heeft. Wat is de correlatie tussen mogen stemmen in een democratie – hier is men verplicht te stemmen – en het niet betalen van onderhoudsgeld ?

U neemt die man of vrouw het stemrecht af.

Dames, mijne heren, spreek mij niet meer van democratie ! Haal nooit nog een argument van het Grondwettelijk Hof aan ! En van het Europees Hof evenmin ! Dat bevestigt alleen dat u manifest schijnheilig bent !

M. Hugo Coveliers (VB). –

De voorzitter. – We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’ensemble du projet de loi.

Stemming 9

Vote nº 9

Aanwezig: 58
Voor: 49
Tegen: 7
Onthoudingen: 2

Présents: 58
Pour: 49
Contre: 7
Abstentions: 2

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het ontwerp, met de bijlagen, zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– Le projet de loi est adopté.

– Le projet, avec les annexes, sera transmis à la Chambre des représentants.

Wetsontwerp tot machtiging van de Minister van Financiën om leningen aan het Groot-Hertogdom Luxemburg toe te staan (Stuk 4-1256) (Evocatieprocedure)

Projet de loi autorisant le Ministre des Finances à consentir des prêts au Grand-Duché de Luxembourg (Doc. 4-1256) (Procédure d’évocation)

Stemming 10

Vote nº 10

Aanwezig: 57
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Présents: 57
Pour: 56
Contre: 0
Abstentions: 1

De heer Hugo Coveliers (VB). – Ik heb mij onthouden om te protesteren tegen het feit dat Luxemburg de klanten van Kauphting-bank nog steeds niet heeft gered.

M. Hugo Coveliers (VB). –

– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (Stuk 4-1257) (Evocatieprocedure)

Projet de loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers (Doc. 4-1257) (Procédure d’évocation)

Stemming 11

Vote nº 11

Aanwezig: 58
Voor: 56
Tegen: 2
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 56
Contre: 2
Abstentions: 0

– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens met het oog op het verbod op de financiering van de vervaardiging, het gebruik of het bezit van uraniumwapens (van de heer Philippe Mahoux, Stuk 4-704)

Proposition de loi modifiant la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, en vue d’interdire le financement de la fabrication, de l’utilisation ou de la détention des armes à uranium (de M. Philippe Mahoux, Doc. 4-704)

Stemming 12

Vote nº 12

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 58
Contre: 0
Abstentions: 0

– Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.

– Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– La proposition de loi est adoptée à l’unanimité.

– Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

Voorstel van resolutie betreffende de verdere terugdringing van de wereldwijde leprabesmetting (van mevrouw Els Schelfhout c.s., Stuk 4-1157)

Proposition de résolution visant à poursuivre les efforts pour éliminer la lèpre dans le monde (de Mme Els Schelfhout et consorts, Doc. 4-1157)

Stemming 13

Vote nº 13

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 58
Contre: 0
Abstentions: 0

– De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

– La résolution est adoptée à l’unanimité. Elle sera transmise au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au Développement.

Voorstel van resolutie om de strijd tegen tuberculose op te voeren (van de heer François Roelants du Vivier c.s., Stuk 4-1123)

Proposition de résolution visant à intensifier la lutte contre la tuberculose (de M. François Roelants du Vivier et consorts, Doc. 4-1123)

Stemming 14

Vote nº 14

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents: 58
Pour: 58
Contre: 0
Abstentions: 0

– De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

– La résolution est adoptée à l’unanimité. Elle sera transmise au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au Développement.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het koninklijk besluit dat het vrije bezit van zoogdieren regelt» (nr. 4-840)

Demande d’explications de M. Hugo Vandenberghe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’arrêté royal fixant la liste des mammifères qui peuvent être détenus» (n° 4-840)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – De Raad van State vernietigde begin maart 2009 het koninklijk besluit dat het vrije bezit van zoogdieren tot 46 soorten beperkte.

Tot voor enkele jaren kon iedere Belg exotische dieren als huisdier aanschaffen, zolang de soort niet uitdrukkelijk beschermd was omwille van haar zeldzaamheid.

Daar ook niet bedreigde, vooral wilde dieren, allerlei verzorging vereisen die heel wat mensen moeilijk kunnen bieden, werd in 2001 een beperkende lijst opgesteld.

Zoogdieren die niet op die lijst voorkwamen, mochten sindsdien niet meer zonder een speciale vergunning worden gehouden. Naast de gewone huisdieren, zoals katten, honden en paarden, bleven bijvoorbeeld ook exotische dieren zoals lama’s en waterbuffels toegelaten.

De Nationale Raad van Dierenliefhebbers tekende verzet aan bij de Raad van State, die het gewraakte besluit heeft vernietigd.

Welke conclusies trekt de minister uit de vernietiging van het koninklijk besluit door de Raad van State?

Welke reglementering is momenteel van kracht inzake het houden van exotische dieren?

Welke maatregelen zal de minister nemen om uit deze impasse te geraken? Binnen welke termijn is dit mogelijk?

Werden de voorbije jaren in ons land vele inbreuken vastgesteld op het zonder vergunning houden van exotische dieren?

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. De Raad van State heeft inderdaad het besluit vernietigd dat de lijst vastlegt van zoogdieren die gehouden mogen worden, en dit naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie. Het Hof van Justitie oordeelde immers dat in een dergelijk besluit moet worden voorzien in een specifieke procedure die iedereen de kans biedt een aanvraag in te dienen om een soort aan de lijst toe te voegen. Omdat een dergelijke procedure ontbrak, heeft de Raad van State het besluit vernietigd. Het Hof van Justitie heeft echter ook geoordeeld dat het basisprincipe van de positieve lijst, met name het opleggen van een beperking op het houden van bepaalde diersoorten om redenen van dierenwelzijn, niet in strijd is met de Europese reglementering. Bijgevolg is er geen belemmering om een nieuw besluit uit te vaardigen waarbij rekening wordt gehouden met de opmerking van het Hof van Justitie. Een ontwerp van besluit werd intussen reeds voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Het zou dan ook mogelijk moeten zijn binnenkort, zeker vóór de zomer, een nieuw besluit uit te vaardigen, conform de opmerkingen van het Hof van Justitie.

Het houden van exotische dieren is momenteel onderworpen aan de algemene reglementering inzake dierenwelzijn en de reglementering op het gebied van CITES, wat de federale regelgeving betreft. Op regionaal vlak is tevens de wetgeving aangaande de bescherming van inheemse diersoorten en de milieuvergunning van toepassing.

Het houden van exotische dieren is niet enkel onderworpen aan een erkenning in het kader van de positieve lijst, maar tevens aan het bezit van een milieuvergunning en in sommige gevallen van een CITES-certificaat. Aangezien de reglementering inzake milieuvergunningen een regionale materie is, beschik ik niet over cijfers in dit verband.

De Inspectiedienst Dierenwelzijn en CITES houden geen afzonderlijke statistieken bij aangaande het houden van exotische dieren zonder de nodige erkenning of zonder de juiste CITES-documenten. Ik beschik dan ook niet over cijfers van het aantal vastgestelde inbreuken. Bovendien worden dergelijke vaststellingen niet enkel gedaan door de Inspectiedienst Dierenwelzijn en CITES, maar ook door de lokale en federale politie. Ik beschik evenmin over cijfers aangaande acties uitgaande van deze diensten.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – Ik stel vast dat binnenkort een nieuw besluit zal verschijnen. Anderzijds stel ik ook vast dat er geen cijfers zijn met betrekking tot de registratie van inbreuken.

Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het besluit in het verleden niet echt werd gecontroleerd, tenzij op incidentele wijze, wanneer een niet-vergund exotisch dier ontsnapte uit een of andere tuin en daar jacht moest worden op gemaakt.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). –

Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het zelf maken van 4-hydroxybutaanzuur (GHB) en de risico’s voor de jeugd» (nr. 4-827)

Demande d’explications de Mme Margriet Hermans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et au ministre de l’Intérieur sur «l’autofabrication d’acide 4-hydroxybutanoïque (GHB) et les dangers pour la jeunesse» (n° 4-827)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Margriet Hermans (Open Vld). – Ik maak me zorgen over het feit dat ik op een party-website een formule zag staan voor het aanmaken van GHB. In het uitgaansleven is de drug ook bekend als vloeibare xtc of rape drug. Men kan deze drug gemakkelijk thuis aanmaken. Na inname geraakt de gebruiker in een toestand van weerloosheid.

Het nieuwsorgaan van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging nam onlangs de proef op de som en produceerde GHB in geen tijd met schoonmaakmiddel, gootsteenontstopper en gedestilleerd water. Als ik me niet vergis was het prijskaartje voor 100 liter 32 euro.

Gebruikers worden een kwartier na inname euforisch. Een hoge dosis GHB veroorzaakt een diepe slaap die over kan gaan in een coma. In De Warande in Turnhout vond men onlangs een twaalfjarig meisje in comateuze toestand.

Twee derde van de GHB-gebruikers is een keer out gegaan, weet drugsonderzoeker Ton Nabben van de Universiteit van Amsterdam. Die bewusteloosheid kan gevaar opleveren, zeker als er ook andere drugs zijn gebruikt. Iemand kan stikken in zijn tong of braaksel.

Als het regent in Den Haag, druppelt het in Brussel. Ik vrees dan ook dat ook bij ons jongeren aan het experimenteren zijn geslagen. Gezien de eenvoudige aanmaak en het hoge rendement is het meer dan zeker dat vele jongeren in gevaar komen. Ook dealers zijn aan het doe-het-zelven geslagen, getuige een gearresteerde drugdealer die spontaan aangaf dat hij het recept van het internet had gehaald. Als bijlage verscheidene websites die openlijk formules publiceren en gericht zijn op jongeren. De cruciale stof voor het "keukenlab" blijkt het ringvormige gamma-butyrolacton, GBL, dat gewoon te koop is als semiprofessioneel schoonmaakmiddel en op internet welig wordt aangeboden.

Ik maak me dan ook bijzonder ongerust over dit acuut risico voor de volksgezondheid van onze jongeren en vraag dan ook dringende actie van de ministers van Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken om de vrije verkoop van dit cruciale ingrediënt van thuisgebrouwen GHB terstond aan banden te leggen. Het product veroorzaakt immers bij overdosis een verlaagd hartminuutvolume en vermindering van de ademhalingsfuncties. Bij ernstige intoxicaties ziet men ook coma en apneu. Ook is er een aanzienlijk risico op verstikking. Gelijktijdige inname van alcohol geeft een synergisch effect en kan ook een verlenging van de halfwaardetijd van GHB veroorzaken, waardoor gebruikers sneller een overdosis nemen.

Mme Margriet Hermans (Open Vld). –

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, eerste ondervoorzitter.)

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Hoe reageert de minister op het gegeven dat GHB gemakkelijk kan worden aangemaakt met enkele eenvoudige ingrediënten?

Beschikt de politie over indicaties dat er meer en meer doe-het-zelf-GHB in omloop wordt gebracht? Kan de minister dat toelichten?

Is de minister het met me eens dat, gezien het risico op experimentele aanmaak en gebruik door de jeugd van keuken-GHB, er onmiddellijk stappen moeten worden ondernomen om de verkoop van GBL aan banden te leggen en waar mogelijk het substitutiebeginsel op te leggen aan importeurs, producenten en verdelers?

Hoe wordt het produceren en het dealen van GHB momenteel tegengegaan? Welke resultaten zijn tot nu toe geboekt?

Is het toegenomen gebruik in Nederland en een toegenomen verslaving bij gebruikers van GHB ook in ons land merkbaar en zo ja, kan de minister dat gedetailleerd toelichten?

Acht hij het niet aangewezen de voorbereidende handelingen voor de aanmaak van GHB strenger te straffen? Dealers kunnen het goedje immers heel gemakkelijk aanmaken.

Is de minister op de hoogte van het toenemend GHB-gebruik bij jongeren in de Kempen zoals gerapporteerd in diverse media? Wat wordt hieraan concreet gedaan?

Welke andere maatregelen acht hij opportuun? Welke acties acht hij eventueel aangewezen in Benelux- of Europees verband om de productie van deze keukenecstasy te stoppen?

Hoe zal de overheid de verspreiding van recepten op het internet aanpakken? Wellicht is overleg met webmasters en de sector aangewezen.

 

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de minister.

De aanmaak van GHB kan nog eenvoudiger dan door mevrouw Hermans werd omschreven. Het menselijk metabolisme kan immers zelf het niet verboden product GBL omzetten in het in België verboden product GHB, waardoor de doseringsproblemen bij het gebruik van GHB nog groter worden.

De eenvoud waarmee deze precursor kan worden gebruikt bij de aanmaak van drugs, is maar een van de criteria die de Europese overheden in overweging nemen bij het classificeren van een chemisch product als een gereglementeerd precursorproduct.

De jongste jaren heeft de politie in België geen laboratoria ontdekt die GHB op grote schaal produceren. Het aantal ontdekte productiesites was zeer gering. Bovendien kregen ze het etiket van ‘kitchenlab’ en produceerden ze enkele liters GHB.

GBL is geen psychotrope stof en de handel ervan is niet gereglementeerd door de wet op drugs en psychotrope stoffen. GBL zou wel gereglementeerd kunnen worden in de wetgeving op de precursors. Die wetgeving is op Europees niveau geharmoniseerd en dus moeten de Europese instanties naar een oplossing zoeken.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

Het Europees observatorium heeft in 2000 trouwens een risicoanalyse gemaakt van het gebruik van GHB. Uit het rapport bleek dat een controle van de meest voorkomende precursors van GHB – GBL is een van die precursors – moeilijk is omdat het product in de farmaceutische en industriële sector veelvuldig wordt gebruikt. In het rapport werd echter aangeraden om de bedrijven die het product verhandelen, aan te sporen om op vrijwillige basis het verdere parcours van het product te volgen.

GBL staat dus op de lijst van producten waarvan de handel wordt gecontroleerd, bij gebrek aan verbod of reglementering, in samenwerking van de commerciële operatoren.

Naar aanleiding van deze parlementaire vraag zal ik onze vertegenwoordigers die in de Europese instanties het dossier van de precursors volgen, vragen opnieuw te evalueren welk statuut GBL moet krijgen.

De vierde vraag ging over de aanpak van de productie en de handel van GHB. Wanneer strafbare feiten worden vastgesteld, volgt vanzelfsprekend een politionele en strafrechtelijke reactie. GBL is opgenomen in de vrijwillige controlelijst en verdachte aankopen ervan kunnen dus worden aangegeven bij de cel Precursors van de FOD Volksgezondheid.

Uit de consultatie van de Algemene Nationale Gegevensbank blijkt dat een verhoging kan worden vastgesteld van het aantal processen-verbaal inzake het bezit en de verkoop van GHB. Het gaat om een verhoging van 65% tussen 2005 en 2007. De gegevens voor 2008 zijn nog niet beschikbaar. Die cijfers moeten echter in een ruimer perspectief worden geplaatst. De feiten die betrekking hebben op GHB vertegenwoordigen maar 1,5% in het geheel van de feiten inzake bezit en handel van drugs.

Aangezien in de drugswet van 1921 geen sanctie is opgenomen voor de voorbereidende handelingen in het bijzonder zijn de algemene bepalingen voor een strafbare poging van toepassing. Voor het overige verwijs ik naar het bovenvermelde.

Ik ben niet op de hoogte van een opstoot van het gebruik van GHB bij jongeren in de Kempen. Noch de politiediensten noch het parket hebben mij hierover iets gemeld.

De verkoop van GBL is volkomen wettelijk. GBL is maar een van de vele producten die worden verkocht door bedrijven die, al dan niet via internet, chemische producten verhandelen. Daarom kan men moeilijk iets verwachten van de serviceproviders. De sector werkt reeds op niveau van de Europese Unie mee, aangezien GBL op de vrijwillige controlelijst staat.

 

Mevrouw Margriet Hermans (Open Vld). – Ik vind het altijd een beetje makkelijk om een dossier door te schuiven naar het Europese niveau. Het klopt uiteraard dat dit een Europees dossier is, maar we mogen toch niet wachten tot er dodelijke slachtoffers vallen. Het verheugt me dat de minister het probleem op Europees niveau zal aankaarten. Het gaat inderdaad om een wettelijk toegestaan product. Het werd vroeger zelfs als narcoticum in de geneeskunde gebruikt; men is hiermee gestopt omdat patiënten in de coma bleven.

Ik begrijp dat het moeilijk is om de verkoop van een wettelijk toegestaan product via internet te controleren. Is het niet mogelijk om de leveranciers van het product te vragen hun klanten beter te screenen? Ik zie nu dat sommigen op een website 1000 liter bestellen. Het product wordt verkocht met de garantie van 98% GBL.

Ik ben zeer ongerust. Ik zie wat rondom mij gebeurt. Ik heb getuigenissen gehoord van mensen die een dissolvant in frisdrank mengen om hetzelfde effect te krijgen. Er zou meer toezicht moeten komen op de verkoop.

Mme Margriet Hermans (Open Vld). –

Vraag om uitleg van de heer Philippe Monfils aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «de gepastheid van de invoering van een nieuwe merknaam «het Station»» (nr. 4-833)

Demande d’explications de M. Philippe Monfils au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «l’opportunité de la création d’une nouvelle marque «la Gare»» (n° 4-833)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Philippe Monfils (MR). –

M. Philippe Monfils (MR). – La SNCB-Holding a présenté le 20 mars dernier une nouvelle marque intitulée « La gare » et une nouvelle identité visuelle qui habillera désormais les trente-deux plus grandes gares du pays.

Cette identité visuelle prendra la forme d’un logo où figureront quatre courbes de couleurs différentes représentant les concepts de liaison, de dynamisme et de convivialité.

Pour les responsables de la SNCB, cette nouvelle marque se justifie par l’importance croissante des gares en tant que pôles de mobilité, de développement durable et de commerce.

Coût de cette opération : 40 000 euros par gare, soit 1 280 000 euros au total.

Ce relooking est parfaitement déplacé quand on sait que la plupart des lignes ferroviaires enregistrent pratiquement quotidiennement des retards pour lesquels les navetteurs sont peu, voire pas du tout informés.

Je signalerai simplement les retards de ces derniers jours : le 25 mars, retard de 30 à 50 minutes en matinée sur la ligne Namur-Bruxelles comme d’habitude ; le 27 mars, toujours sur la ligne Namur-Bruxelles, train de 16 h 32 annulé et remplacé par le train Bruxelles-Dinant-Liège de 16 h 50 arrivé avec une demi-heure de retard ; le 31 mars, retard d’une heure sur la ligne Bruxelles-Tournai ; le 1er avril, retard de 35 minutes du train de 16 h 53 Namur-Huy.

Dans le dépliant La vie entre en gare, je lis « Gagnez du temps » et « Achetez un journal ou un café à emporter avant d’embarquer, cela rend le petit matin plus convivial ». Vous devriez ajouter « et fait passer le temps pendant les retards ».

Dans le dépliant Lieu de rencontre, vous indiquez que les gares sont devenues un lieu de rencontre puisqu’elles accueillent des concerts, des défilés, des expositions, des cours de tango, des chorales, des brocantes et même un mariage en 2008.

Quand on est dans une situation difficile, on ne s’amuse pas à faire des logos. La gare n’est pas un endroit où l’on reste pendant cinq heures, sauf quand on attend le train, c’est un endroit où l’on passe. Ce qu’il faut, c’est que les trains soient à l’heure.

Pensez-vous qu’une dépense de pratiquement un million et demi d’euros pour ce genre de plaisanterie soit justifiée ? N’y a-t-il rien d’autre à faire à la SNCB ? Ne serait-il pas plus approprié d’utiliser ce budget pour engager quelques techniciens qui pourraient peut-être contribuer à réparer les pannes dont les navetteurs sont quotidiennement les victimes ? Cet argent est parfaitement mal dépensé.

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Je vous lis la réponse du ministre.

La création de la nouvelle marque n’est pas une opération cosmétique qui permettra aux plus grandes gares d’avoir un bon logo.

D’importants investissements ont été consentis ces dernières années pour la construction de nouvelles gares, d’une part, et pour des rénovations, d’autre part.

Les grandes gares du pays gérées par la SNCB-Holding jouent un rôle majeur dans les villes. Chaque semaine, plus de trois millions de voyageurs y passent, ce qui représente 65 % des passagers de l’ensemble du réseau et des centaines de milliers de passants. Il n’existe pas d’autre endroit où convergent autant de moyens de transport : trains, TGV, bus, trams, métros, voitures, vélos, taxis, etc. Le nombre de places de parking pour autos et vélos est en constante augmentation. La sécurité et la propreté sont sans cesse améliorées grâce au renforcement des équipes et à l’acquisition du matériel technique le plus performant.

 

Les grandes gares recousent le tissu urbain et constituent de véritables moteurs du développement économique. Elles hébergent de nombreuses activités commerciales et représentent, au total, 23.706 mètres carrés d’espaces commerciaux qui abritent plus de 320 commerces mais aussi de nombreux services : points-vélos, activités de service telles que le repassage, location de voitures, bureaux d’infos touristiques, etc. De plus, chaque année, des centaines d’événements y sont organisés – en 2008, il y en a eu 700.

Une nouvelle image de marque a été développée pour mettre l’accent sur tous les efforts réalisés dans le cadre de cette nouvelle approche visant à positionner cette « nouvelle » Gare dans le tissu urbain, une marque qui attire l’attention du client sur le fait qu’une nouvelle réalité de la gare a fait son entrée. Les grandes gares qui répondent aux critères de cette philosophie d’une meilleure gestion du temps et du lieu de rencontres ont été dotées d’un nouveau visuel « La Gare » et d’un logo très reconnaissable.

Il est exact que des efforts doivent encore être consentis dans d’autres domaines, comme l’information des voyageurs et/ou la régularité – même si des progrès sont également enregistrés en la matière – et cela ne nous empêche toutefois pas de mettre en évidence les réalisations concernant les gares.

De heer Philippe Monfils (MR). –

M. Philippe Monfils (MR). – Le ministre n’a pas vraiment répondu à ma question. Il s’agit de savoir comment on utilise son argent lorsque l’on n’en possède pas beaucoup. Quand les Français ont inventé le TGV, ils n’ont pas commencé par construire, par exemple, la gare de Lyon qui, soit dit en passant, n’est pas exceptionnelle. Ils se sont d’abord occupés du train et des voies. S’intéresser à la gare dans l’optique du développement me paraît une bonne chose mais on ferait peut-être mieux de penser également aux voyageurs et aux navetteurs. Le développement économique d’un pays passe aussi par le fait que les trains partent et arrivent à l’heure et ne débarquent pas les voyageurs en pleine campagne sans leur donner la moindre information. Il y a trop de retards, trop de pannes inexpliquées, trop de difficultés. Il serait quand même temps que la SNCB s’en rende compte plutôt que de passer son temps à des enfantillages comme celui-ci !

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – Il fut un temps où effectivement, les choses allaient beaucoup mieux à la SNCB.

De heer Philippe Monfils (MR). –

M. Philippe Monfils (MR). – Aujourd’hui, quand on est ministre, on ne se déplace plus en train – même en première classe – mais en voiture !

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over «de technische problemen van de NMBS op de lijn 12, Antwerpen-Essen» (nr. 4-836)

Demande d’explications de Mme Lieve Van Ermen au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur «les problèmes techniques de la SNCB sur la ligne 12, Anvers-Essen» (n° 4-836)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). – Sinds de invoering van de nieuwe dienstregeling zijn er veel technische problemen op lijn 12 tussen Antwerpen en Essen en vaak lange vertragingen.

De nieuwe dienstregeling en de invoering van een IC-trein Charleroi-Essen zouden een goede zaak kunnen zijn, maar technische problemen strooien roet in het eten. De defecten werden door de NMBS toegeschreven aan kinderziektes en uitzonderlijk winterweer, maar de hinder blijft ook nu nog voortduren. Vertragingen van tien tot vijftien minuten zijn dagelijkse kost, maar er zijn ook uitschieters tot een uur.

Treinen vanuit Charleroi worden op het spitsuur ook geregeld beperkt tot Brussel, Antwerpen of Kapellen, waardoor reizigers moeten wachten op een volgende verbinding. Er zijn voornamelijk klachten van reizigers die te laat komen op het werk of te weinig informatie krijgen van de NMBS.

Zelf ben ik zo goed als dagelijks gebruiker van lijn 12. Op dinsdag 24 maart moest ik omstreeks 17u30, het moment dat vele pendelaars Brussel verlaten, vaststellen dat het voorziene treinstel verstek gaf en een oud treinstel met één rijtuig ter vervanging kwam voorrijden. Dat volstond absoluut niet voor het vervoeren van het groot aantal reizigers op dat ogenblik.

Graag had ik vernomen of de minister op de hoogte is van de situatie. Hoe lang zullen de onregelmatigheden nog duren? Welke maatregelen zal de minister nemen om de toestand eindelijk te verbeteren?

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de minister.

Ik ben inderdaad op de hoogte van de problemen die zich geregeld voordoen op lijn 12. De problemen zijn niet te wijten aan een specifieke oorzaak, maar aan uiteenlopende problemen. Die hebben te maken met storingen aan de infrastructuur, defecten van het materieel en vernieuwingswerkzaamheden tussen Kalmthout en Essen. Tijdens de week moeten de treinen in de zones van de werken rijden met verminderde snelheid.

De NMBS volgt uiteraard dagelijks de regelmaat op van alle treinen. Daarbij stelt de maatschappij inderdaad vast dat omwille van de daarnet vermelde redenen de lijn 12 Antwerpen–Essen aan regelmaat inboet.

De werken tussen Kalmthout en Essen die gepland zijn op zaterdag en zondag zullen nog enkele maanden duren. De NMBS streeft er evenwel naar die werken geen invloed te laten hebben op de regelmaat tijdens de week.

In de maand juni 2009 worden bepaalde wijzigingen aan de dienstregeling ingevoerd die de regelmaat ten goede moeten komen.

Voor het technisch en operationeel gedeelte werden inmiddels reeds maatregelen genomen in de vertrekstations, opdat alle materieel ’s morgens tijdig en in goede staat vertrekt, maar uiteraard kan een technisch defect nooit worden uitgesloten.

Daarbij worden de M6 dubbeldeksrijtuigen en de locomotieven van die dubbeldekstreinen van heel nabij opgevolgd. Het dubbeldeksmaterieel M6 is immers vrij nieuw en vertoont soms nog wat kinderziekten.

Technische verbeteringen, samen met de verhoging van de kennis over dit materieel, moeten in de toekomst leiden tot een verbeterde inzet.

De locomotieven van die treinen hebben een belangrijke ombouw gekregen om de circulatie met M6 rijtuigen mogelijk te maken. Om de betrouwbaarheid van de locomotieven van dit type te verbeteren is een technische werkgroep opgericht die verbeteringen laat uitvoeren aan dit materieel.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). – Het kan misschien lachwekkend klinken, maar gisteravond liep het opnieuw mis. Ik vertrek hier om kwart over zes en kom pas om acht uur thuis. Anderhalf uur om 85 km af te leggen. Ik vraag de treinchef wat de oorzaak van de vertraging is. Verkeerde communicatie. De trein komt uit Charleroi. Waar loopt de communicatie dan fout? Gaat het fout zodra een trein de taalgrens over moet?

Vandaag heb ik de inlichtingen van de spoorwegen gebeld, maar werd naar hogerop verwezen. Ook daar was men dus niet geneigd tot eenvoudige communicatie.

Het is toch duidelijk een probleem van een te lang traject. Als er tussen Charleroi en het noorden van België één schakel verkeerd loopt, dan sleept men de gevolgen ervan over het hele, lange traject mee. Het lijkt me daarom veel nuttiger vanuit Brussel naar het noorden te vertrekken in de plaats van vanuit Charleroi.

Het is ook opvallend dat in het vernieuwde centraal station de flatscreens met de treinregeling gewoon zijn weggenomen. Er werd me gezegd dat ik de informatie maar aan de chef moest vragen. Een communicatiemiddel van de 21ste eeuw is gewoon weggehaald. Onbegrijpelijk!

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het onderzoek naar de effecten van bewakingscamera’s op de ophelderingsgraad van misdrijven» (nr. 4-839)

Demande d’explications de M. Yves Buysse au ministre de la Justice et au ministre de l’Intérieur sur «la recherche sur les effets des caméras de surveillance en ce qui concerne le taux d’élucidation des délits» (n° 4-839)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Yves Buysse (VB). – Toen enkele jaren geleden werk werd gemaakt van de wet op de bewakingscamera’s konden we tijdens de bespreking ervan in de Senaat, en vooral tijdens de hoorzittingen, vaststellen dat er eigenlijk weinig of geen wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van het inzetten van bewakingscamera’s bestond.

Tegenstanders van bewakingscamera’s beweren dat cameragebruik niet tot het voorkomen van misdrijven leidt, maar eerder tot het verschuiven ervan naar plaatsen waar geen bewakingscamera’s staan.

Voorstanders van het inzetten van bewakingscamera’s, meestal degenen die er praktische ervaring mee hebben, wijzen dan weer op het preventief karakter ervan én op een verhoogde ophelderingsgraad van misdrijven.

Omdat heel wat steden en politiezones met vragen over het inzetten van bewakingscamera’s worden geconfronteerd, kunnen de resultaten van wetenschappelijke onderzoek op dit terrein ongetwijfeld baat brengen.

Hoeveel steden of politiezones maken op het ogenblik gebruik van bewakingscamera’s op het publieke domein? Hoeveel hebben er al de beslissing genomen om dit te doen, maar moeten alles nog implementeren?

Erkent de minister dat wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van bewakingscamera’s op het aantal misdrijven en de ophelderingsgraad ervan een nuttig beleidsinstrument zou zijn?

Heeft de minister reeds opdracht gegeven om een dergelijk onderzoek uit te voeren?

Zo ja, op welke concrete vragen moet het onderzoek een antwoord geven?

Zo nee, mogen wij de opdracht voor een dergelijk onderzoek in de nabije toekomst alsnog verwachten?

M. Yves Buysse (VB). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van de minister De Padt.

Mijn administratie heeft momenteel geen lijst van steden, gemeenten en politiezones die reeds gebruik maken van camerabewaking op het openbaar domein.

Ik erken dat wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van camerabewaking een nuttig beleidsinstrument is. Tot op heden is er voor België nauwelijks wetenschappelijke informatie beschikbaar, dit in tegenstelling tot andere Europese landen.

In het wetenschappelijk onderzoeksprogramma ‘veiligheid en preventie’ 2009 wordt een oproep gelanceerd voor een kwalitatieve analyse van het huidige cameragebruik.

Volgende onderzoeksvragen komen hierbij aan bod.

In welke mate is cameratoezicht in openbare ruimte uitgebouwd in België? Hoeveel Belgische gemeenten hebben reeds camera’s geplaatst in openbare ruimtes?

Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van cameratoezicht in publieke ruimtes op de criminaliteit en onveiligheidsgevoelens?

What works and what doesn’t work?

Welke randvoorwaarden hebben een invloed op deze mogelijkheden en beperkingen?

Welke andere preventieve maatregelen kunnen worden genomen om dit cameratoezicht en het veiligheidsbeleid te ondersteunen?

De effectiviteit van camerabewaking is afhankelijk van heel wat criteria. Zo zal bijvoorbeeld een hoogtechnologisch visualisatiesysteem op een strategisch ongelukkige locatie weinig meerwaarde kunnen bieden.

Om de lokale overheden te ondersteunen en te begeleiden bij het opstart- en implementatieproces werd het project Camera-Consult opgestart. Een team van experts zal in vijf pilootsteden audits uitvoeren. Op basis van de bevindingen zal een praktisch referentiedossier worden opgesteld met aanbevelingen en goede praktijken inzake camerainstallatie en cameragebruik op het openbaar domein.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Yves Buysse (VB). – Ik kijk al uit naar de resultaten van het aangekondigde onderzoek en naar de pilootprojecten. Het verwondert me wel dat er op dit ogenblik geen gegevens zijn over het aantal steden en politiezones die camera’s gebruiken. Dergelijke systemen moeten immers bij de Commissie voor de bescherming van de private levenssfeer worden gemeld.

M. Yves Buysse (VB). –

Vraag om uitleg van de heer Yves Buysse aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de besteding van de retributies betaald aan de Directie Private Veiligheid» (nr. 4-838)

Demande d’explications de M. Yves Buysse au ministre de l’Intérieur sur «l’affectation des redevances versées à la Direction Sécurité privée» (n° 4-838)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

De heer Yves Buysse (VB). – Eind 2006 stelde het Rekenhof vast dat bewakingsfirma’s, alarminstallateurs en andere actoren uit de private veiligheidssector al jaren retributies betaald hadden aan de Directie Private Veiligheid. Dit geld werd in feite niet aangewend, maar opgespaard. Volgens het Rekenhof ging het om een bedrag van 8,6 miljoen euro.

Toen de vorige minister van Binnenlandse Zaken hiermee geconfronteerd werd, engageerde hij zich ertoe om het geld via een aantal projecten in de sector te herinvesteren.

Exact een jaar geleden stelde ik hierover enkele concrete vragen, maar tot nu toe bleef de minister het antwoord schuldig.

Welke projecten werden uiteindelijk gekozen?

Hoever staat het op dit ogenblik met de uitvoering van die projecten?

Hoeveel geld dat op de hierboven vermelde wijze werd ontvangen, staat op dit ogenblik op de rekening van de betrokken Directie?

M. Yves Buysse (VB). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. –

Ik lees het antwoord van minister De Padt.

De aanwending van het Fonds voor de bewakingsondernemingen is strikt omschreven. Het dient enkel voor personeelsuitgaven en uitgaven voor het dekken van de kosten voor administratie, controle en toezicht op de specifieke reglementering op de private en bijzondere veiligheid en op de privé-detectives. Dit bakent de mogelijkheden af.

Momenteel zijn volgende projecten in uitvoering.

Er is een project in het kader van de informatisering en de administratieve vereenvoudiging. Het betreft de gehele modernisering van de geïnformatiseerde bestanden en programma’s van de Directie Private Veiligheid en de uitwerking van e-lokettoepassingen voor de sector. Zodra dit project is gerealiseerd, zal dit een grotere gebruiksvriendelijkheid, een administratieve vereenvoudiging en snellere kwaliteitsvolle dienstverlening tot gevolg hebben. Momenteel bevindt dit uitgebreide project zich in de ontwikkelingsfase. De Directie Private Veiligheid is volop de nieuwe applicatie en het e-loket aan het testen.

Er loopt ook een project in het kader van het nieuwe alarmbeleid. Dit project betreft het concipiëren, het oprichten en het verzekeren van de werking van een databank voor alarmsystemen die gebruikt kan worden door de CIC’s (de communicatie- en infocentrale politie). Dit project heeft als hoofddoel de kwaliteit van de politie-interventie na een alarmmelding te verhogen. Dit project is in ontwikkeling. De samenwerking met de politiediensten is hierbij essentieel.

Een derde project betreft de uitbouw van een permanente controlecel.

Eind 2006 werd binnen de Directie Private Veiligheid een permanente inspectiecel opgericht. Deze cel is ondertussen meer dan 2 jaar volledig operationeel. Er is een permanente aanwezigheid van inspecteurs op het terrein. Deze inspecteurs zijn specifiek opgeleid en logistiek volledig uitgerust.

Er zijn ten slotte een aantal kleinere projecten die niet noodzakelijk zeer hoge sommen absorberen, maar die wel ten gunste van de sector komen. Hierbij kunnen de kostenopvang voor de emblemen, de tijdelijke identificatiekaarten, studiedagen voor de sector en folderreeksen worden vermeld.

Het saldo van het fonds bedroeg op 1 januari 2009 10.072.593,18 euro als ordonnanceringskrediet.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Yves Buysse (VB). – Het Rekenhof stelde eind 2006 al vragen bij de 8,6 miljoen euro die toen op de rekening van het Fonds stond. Het vroeg waarom dat geld niet was gebruikt. Vandaag staat er al 10 miljoen euro op die rekening. Ik vermoed dat het Rekenhof in een volgend verslag opnieuw een aantal opmerkingen zal maken.

M. Yves Buysse (VB). –

Vraag om uitleg van de heer Freddy Van Gaever aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de problematiek van de ‘frontstuurtrucks’» (nr. 4-834)

Demande d’explications de M. Freddy Van Gaever au secrétaire d’État à la Mobilité sur «la problématique des camions à cabine avancée» (n° 4-834)

De heer Freddy Van Gaever (VB). – Ik heb deze vraag een jaar geleden al een eerste maal gesteld. Toen werd mij geantwoord dat de staatssecretaris het advies van de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid zou vragen. Zes maanden later heb ik mijn vraag opnieuw gesteld. Toen zei men me dat het advies de komende maand werd verwacht. Vandaag stel ik mijn vraag dus voor de derde keer. Ik hoop dat de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid intussen zijn advies heeft afgeleverd.

Zelf ken ik het antwoord al vijftig jaar. In de Verenigde Staten, het grootste transportland van de wereld, is men enkele generaties geleden al tot de bevinding gekomen dat frontstuurcabines zeer onveilig zijn en heeft men zelfs verboden de tienduizenden schoolbussen met een frontstuurcabine uit te rusten.

Heeft de staatssecretaris intussen het advies ontvangen? Kan hij me dat bezorgen?

Is de staatssecretaris bereid het probleem bij de Europese Commissie aan te kaarten teneinde deze onrechtvaardige en gevaarlijke situatie voor onze chauffeurs uit de wereld te helpen?

M. Freddy Van Gaever (VB). –

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik heb navraag gedaan naar het uitblijven van het advies dat de voorzitter van de bevoegde commissie van de Senaat aan de Federale Commissie voor de Verkeersveiligheid heeft gevraagd. Ik heb vernomen dat die Commissie op dit ogenblik overstelpt wordt door vragen om advies.

Toch kan ik meedelen dat noch het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, noch mijn administratie tot nu toe in de gespecialiseerde literatuur gegevens hebben gevonden over de onveiligheid van frontstuurtrucks.

Zoals ik al gezegd heb in mijn antwoord op de vraag van senator Van Gaever van januari laatstleden, zijn er op het niveau van de Europese Unie of op het niveau van Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in Genève geen initiatieven genomen om de lengte van de voertuigen in het geval van torpedotrucks te wijzigen.

Zoals ik ook al heb gezegd, verbiedt Europa de torpedotrucks niet, maar door het feit dat de Europese reglementering een totale maximale lengte voorschrijft, worden er hoofdzakelijk frontstuurtrucks op de markt gebracht, waarbij de laadlengte kan worden gemaximaliseerd.

Ik vrag de heer Van Gaever dus om nog even geduld te hebben tot de Federale Commissie zich heeft uitgesproken. In elk geval kan ik wel zeggen dat, wanneer op Europees niveau de technische werkgroepen het nut niet inzien om deze problematiek te behandelen, het voor een lidstaat moeilijk of onmogelijk is ze op het Europese forum te brengen.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

De heer Freddy Van Gaever (VB). – Het is bedroevend. Ik begrijp nu waarom mensen afkomstig uit de zakenwereld het niet lang volhouden in de Senaat. Het is hallucinant: in één jaar tijd heb ik drie maal dezelfde, eenvoudige vraag gesteld. Vandaag krijg ik als antwoord dat ik een beetje geduld moet hebben. Ik heb bewezen al veel geduld te hebben gehad, maar ik weet niet of ik het nog heel lang kan volhouden.

M. Freddy Van Gaever (VB). –

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding over «de nieuwe praktijken inzake sociale fraude» (nr. 4-837)

Demande d’explications de Mme Lieve Van Ermen au secrétaire d’État à la Coordination de la lutte contre la fraude sur «les nouvelles pratiques en ce qui concerne la fraude sociale» (n° 4-837)

De voorzitter. – De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.

M. le président. – M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). – Ik citeer De Standaard van 19 maart 2009: "De verkoop van frauduleuze C4-formulieren waarmee sociale uitkeringen konden bekomen worden, is wellicht gestopt. Maar de maffia heeft nieuwe sociale fraudesporen gevonden" ... "Er zijn malafide bedrijfjes, vooral in het Brusselse, waar je voor een prikje bewijzen kunt kopen dat je bij een hele rist bedrijven gesolliciteerd hebt. Dat helpt als je je werkloosheidsuitkering dreigt te verliezen omdat je te weinig solliciteert. Een acuut gebrek aan sollicitatiebewijzen komt veel voor bij werklozen die voltijds in het zwart werken.

Vermoedelijk nog omvangrijker is de fraude met valse E301-formulieren. Die ‘bewijzen’ langdurige tewerkstelling in een ander EU-land of in een land waarmee België bilaterale akkoorden heeft. Als iemand die zo’n formulier bezit, één dag in België ‘werkt en dan ontslagen wordt’, krijgt hij ook recht op werkloosheids- en andere uitkeringen. Een van de fraudejagers zegt dat deze truc dé opvolger is van de massale C4-fraude van een stel onderling verbonden maffieuze bedrijfjes in het Brusselse die een jaar geleden (DS 29 februari 2008) ontdekt werd.

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

Er wordt nog een derde fraudespoor onderzocht. Personen die ‘nog niet helemaal legaal’ in het land verblijven, kunnen soms via de ‘aanmelding van tewerkstelling’ bij de Dimona-computers van de sociale zekerheid, een ‘bis-nummer’ bij het rijksregister verkrijgen, en komen dan via enkele omwegen ook in aanmerking voor sociale uitkeringen. In sommige Brusselse wijken zijn er bedrijfjes die actief ‘personeel’ in dienst nemen.

De grootschalige C4-fraude lijkt intussen gestopt. Met die gekochte en valse C4-ontslagattesten hebben vele duizenden in het Brusselse echter een tijdlang sociale uitkeringen opgestreken."

Tot zover het citaat uit De Standaard.

Graag had ik van de minister vernomen van hoeveel concrete fraudedossiers hij weet heeft in elk van de drie hierboven beschreven fraudecircuits?

Hoeveel personen kregen tot op heden een uitkering met een document E301?

Welke maatregelen worden proactief genomen om in de toekomst elke mogelijke vorm van fraude met documenten in te dijken?

 

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik lees het antwoord van staatssecretaris Devlies.

De RVA deelt mee dat de fraude met valse sollicitatiebewijzen en E301-formulieren pas ontdekt is en dat de aantallen nog niet precies becijferd zijn.

De RVA deelt mee dat bij één dienstenchequebedrijf , dat echter van een netwerk deel uitmaakt, fraude met bis-nummers ontdekt is. Het netwerk wordt momenteel verder uitgepluisd met behulp van de gerechtelijke diensten.

In 2008 kregen 4.793 personen werkloosheidsvergoedingen uitbetaald op basis van E301-formulieren die werden afgeleverd aan in België verblijvende onderdanen van lidstaten van de EU en de EER.

Bij de RVA bestond reeds een taskforce inzake valse C4. Onlangs werd die activiteit uitgebreid tot Valse documenten, zodat de documentenfraude structureel kan worden aangepakt. Voor valse documenten E301 worden contactadressen in het buitenland aangeschreven voor controle van de gegevens ter plaatse.

De fraude met bis-registernummers speelt niet bij de werkloosheidsvergoedingen, omdat de RVA in dergelijke aanvraagdossiers ook de verblijfsvergunning en arbeidskaart opvraagt. Het is echter wel van belang voor andere socialezekerheidsuitkeringen. Momenteel is het mogelijk om iemand zonder geldige verblijfsvergunning of arbeidskaart via Dimona in te schrijven. Het volstaat de identiteitsgegevens elektronisch in te voeren en automatisch wordt een bis-registernummer toegekend, waaronder betrokkene in Dimona wordt ingeschreven. Met dat bis-registemummer kan betrokkene een SIS-kaart en uitkeringen in de kinderbijslag verkrijgen.

De bestrijding van fraude via bis-registernummers wordt opgenomen in de gecoördineerde fraudebestrijding van het nieuwe actieplan 2009-2010 van het college voor de Fraudebestrijding. Er wordt onder andere voorgesteld om de inschrijvingsschermen voor Dimona zodanig aan te passen dat enkel personen in het bezit van een geldige verblijfsvergunning en arbeidskaart een bis-registernummer kunnen verkrijgen.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

In afwachting van deze technische aanpassing dienen het RIZIV en de RKW de nodige maatregelen te nemen om onterechte uitbetalingen te voorkomen.

Meer internationale samenwerking is het antwoord op de valse E301-formulieren. De internationale uitwisseling van sociale gegevens en tewerkstellingsgegevens wordt ook een van de punten van het nieuwe actieplan 2009-2010. Dit jaar werd hierover met Frankrijk al een bilateraal akkoord gesloten. Akkoorden met Nederland en Luxemburg zijn in voorbereiding.

Ook de strijd tegen valse sollicitatiebewijzen vergt meer samenwerking, namelijk tussen de RVA en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling, zoals de VDAB. Samenwerking met de regio’s dringt zich hiervoor op. Als staatssecretaris voor de coördinatie van de fraudebestrijding streef ik ernaar de inspectiediensten van de regio’s te betrekken bij de werking van het College voor de Fraudebestrijding. Ik ben er immers van overtuigd dat alleen een gecoördineerde aanpak met alle spelers in het veld effectief tot resultaten leidt in de strijd tegen dergelijke fraudefenomenen.

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. –

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). –Als arts wil ik toch wijzen op de risico’s die er zijn als verschillende mensen frauduleus dezelfde SIS-kaart gebruiken. Ik weet dat daar al iemand door gestorven is. Het ging namelijk om vier Congolese vrouwen die met één SIS-kaart bevallen zijn. De vierde persoon is gewoon gestorven omdat in het oude dossier een foute bloedgroep stond.

Dergelijke frauduleuze handelingen zijn dus niet alleen een ramp voor de portemonnee, maar medisch gezien zijn ze ook onverantwoord.

Mme Lieve Van Ermen (LDD). –

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

– De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

– Le Sénat s’ajourne jusqu’à convocation ultérieure.

(De vergadering wordt gesloten om 18.50 uur.)

(La séance est levée à 18h 50.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Lizin, om gezondheidsredenen, mevrouw Smet, de heren Leterme, Van den Brande en Van Overmeire, in het buitenland.

Mme Lizin, pour raison de santé, Mme Smet, MM. Leterme, Van den Brande et Van Overmeire, à l’étranger, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

– Voor kennisgeving aangenomen.

– Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote nº 1

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Stemming 2

Vote nº 2

Aanwezig: 57
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Présents : 57
Pour : 56
Contre : 0
Abstentions : 1

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Hugo Coveliers.

Stemming 3

Vote nº 3

Aanwezig: 57
Voor: 48
Tegen: 7
Onthoudingen: 2

Présents : 57
Pour : 48
Contre : 7
Abstentions : 2

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Onthoudingen

Abstentions

Louis Ide, Helga Stevens.

Stemming 4

Vote nº 4

Aanwezig: 58
Voor: 11
Tegen: 47
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 11
Contre : 47
Abstentions : 0

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Michel Delacroix, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Tegen

Contre

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Stemming 5

Vote nº 5

Aanwezig: 58
Voor: 49
Tegen: 9
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 49
Contre : 9
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Stemming 6

Vote nº 6

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Présents : 57
Pour : 10
Contre : 46
Abstentions : 1

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Tegen

Contre

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Michel Delacroix.

Stemming 7

Vote nº 7

Aanwezig: 57
Voor: 48
Tegen: 9
Onthoudingen: 0

Présents : 57
Pour : 48
Contre : 9
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Louis Ide, Nele Jansegers, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Stemming 8

Vote nº 8

Aanwezig: 58
Voor: 8
Tegen: 47
Onthoudingen: 3

Présents : 58
Pour : 8
Contre : 47
Abstentions : 3

Voor

Pour

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Tegen

Contre

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Michel Delacroix, Louis Ide, Helga Stevens.

Stemming 9

Vote nº 9

Aanwezig: 58
Voor: 49
Tegen: 7
Onthoudingen: 2

Présents : 58
Pour : 49
Contre : 7
Abstentions : 2

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Lieve Van Ermen, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem.

Onthoudingen

Abstentions

Louis Ide, Helga Stevens.

Stemming 10

Vote nº 10

Aanwezig: 57
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Présents : 57
Pour : 56
Contre : 0
Abstentions : 1

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Hugo Coveliers.

Stemming 11

Vote nº 11

Aanwezig: 58
Voor: 56
Tegen: 2
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 56
Contre : 2
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Louis Ide, Helga Stevens.

Stemming 12

Vote nº 12

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Stemming 13

Vote nº 13

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

Stemming 14

Vote nº 14

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Roland Duchatelet, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Carine Russo, Els Schelfhout, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans , Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Wetsvoorstellen

Propositions de loi

Artikel 81 van de Grondwet

Article 81 de la Constitution

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, wat de invordering door advocaten, ministerieel ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Freddy Van Gaever; Stuk 4-1258/1).

Proposition de loi modifiant la loi du 20 décembre 2002 relative au recouvrement amiable des dettes du consommateur, en ce qui concerne les recouvrements effectués par les avocats, les officiers ministériels et les mandataires de justice (de Mme Anke Van dermeersch et M. Freddy Van Gaever ; Doc. 4-1258/1).

  • – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
  • – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.
  • Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de nalatenschappen zonder erfgenamen betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Hugo Coveliers; Stuk 4-1261/1).

    Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne les successions en déshérence (de Mme Anke Van dermeersch et M. Hugo Coveliers ; Doc. 4-1261/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wat de maximumsnelheid betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Freddy Van Gaever; Stuk 4-1262/1).

    Proposition de loi modifiant, en ce qui concerne les limitations de vitesse, l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique (de Mme Anke Van dermeersch et M. Freddy Van Gaever ; Doc. 4-1262/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde diverse fiscale maatregelen ten gunste van artistieke activiteiten in te voeren (van de heren Philippe Monfils en François Roelants du Vivier; Stuk 4-1264/1).

    Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992, visant à instaurer diverses mesures fiscales en faveur des activités artistiques (de MM. Philippe Monfils et François Roelants du Vivier ; Doc. 4-1264/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsvoorstel tot wijziging van de wapenwet en de witwaswet dat ertoe strekt het vervaardigen, verhandelen, vervoeren en financieren van brandbommen met witte fosfor te verbieden (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 4-1268/1).

    Proposition de loi modifiant la loi sur les armes et la loi sur le blanchiment des capitaux, visant l’interdiction de la fabrication, le commerce, le transport et le financement des bombes incendiaires au phosphore blanc (de M. Philippe Mahoux ; Doc. 4-1268/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Voorstellen van resolutie

    Propositions de résolution

    Voorstel van resolutie betreffende het negatieve effect op het hiv-/aidsbeleid in Afrika van de recente pauselijke uitspraken (van mevrouw Marleen Temmerman c.s.; Stuk 4-1259/1).

    Proposition de résolution relative aux effets négatifs sur la politique en matière de VIH/sida menée en Afrique des récentes déclarations du Pape (de Mme Marleen Temmerman et consorts ; Doc. 4-1259/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

    – Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

    Voorstel van resolutie inzake de gevaarlijke boodschap van de koran (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Hugo Coveliers; Stuk 4-1260/1).

    Proposition de résolution concernant le message dangereux véhiculé par le Coran (de Mme Anke Van dermeersch et M. Hugo Coveliers ; Doc. 4-1260/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Voorstel van resolutie betreffende de monitoring van de werkgelegenheid van werknemers van buitenlandse origine (van mevrouw Nahima Lanjri c.s.; Stuk 4-1263/1).

    Proposition de résolution relative au monitoring de l’emploi des travailleurs d’origine étrangère (de Mme Nahima Lanjri et consorts ; Doc. 4-1263/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Affaires sociales.

    Voorstel van resolutie betreffende de coördinatie van acties van de overheden en het verenigingsleven om de consumenten te wijzen op de gevaren van makkelijk krediet (van de dames Christiane Vienne en Joëlle Kapompolé; Stuk 4-1265/1).

    Proposition de résolution relative à la coordination des actions entreprises par les pouvoirs publics et le monde associatif en matière de sensibilisation des consommateurs aux dangers du crédit facile (de Mmes Christiane Vienne et Joëlle Kapompolé ; Doc. 4-1265/1).

    – Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

    – Envoi à la commission des Affaires sociales.

    Vragen om uitleg

    Demandes d’explications

    Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

    Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes :

    – van de heer Marc Elsen aan de minister van Migratie- en Asielbeleid over "de afhandeling van aanvragen voor visa van korte duur door de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 4-842)

    – de M. Marc Elsen à la ministre de la Politique de Migration et d’Asile sur « le traitement des demandes de visas « court séjour » par l’Office des étrangers » (nº 4-842)

    – van mevrouw Helga Stevens aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap over "de beperkte vertegenwoordiging van mensen met een handicap in de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap" (nr. 4-843)

    – de Mme Helga Stevens à la secrétaire d’État aux Personnes handicapées sur « la représentation limitée des personnes handicapées au sein du Conseil supérieur national des personnes handicapées » (nº 4-843)

    – van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de opname van vragen inzake arbeidshandicap en gezondheidsaandoeningen in de Enquête voor Arbeidskrachtentelling (EAK)" (nr. 4-844)

    – de Mme Helga Stevens à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances et au ministre pour l’Entreprise et la Simplification sur « le fait d’inclure dans l’Enquête sur les forces de travail (EFT) des questions relatives au handicap professionnel et aux maladies » (nº 4-844)

    – van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de uitrusting van de stations van Drongen en Wondelgem" (nr. 4-845)

    – de Mme Helga Stevens au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur « l’équipement des gares de Tronchiennes et Wondelgem » (nº 4-845)

    – van de heer Marc Elsen aan de staatssecretaris voor Personen met een handicap over "de toegankelijkheid van de federale websites, en in het bijzonder van de website van De Post, voor gehandicapte personen" (nr. 4-846)

    – de M. Marc Elsen à la secrétaire d’État aux Personnes handicapées sur « l’accessibilité des sites Internet fédéraux et plus particulièrement de La Poste aux personnes handicapées » (nº 4-846)

    – Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

    – Ces demandes sont envoyées à la séance plénière.

    Evocaties

    Évocations

    De Senaat heeft bij boodschappen van 27 maart 2009 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen:

    Par messages du 27 mars 2009, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation des projets de loi qui suivent :

    Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement (Stuk 4-1252/1).

    Projet de loi modifiant la loi du 23 mars 1989 relative à l’élection du Parlement européen (Doc. 4-1252/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives.

    Wetsontwerp tot machtiging van de minister van Financiën om leningen aan het Groot-Hertogdom Luxemburg toe te staan (Stuk 4-1256/1).

    Projet de loi autorisant le ministre des Finances à consentir des prêts au Grand-Duché de Luxembourg (Doc. 4-1256/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (Stuk 4-1257/1).

    Projet de loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers (Doc. 4-1257/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Boodschappen van de Kamer

    Messages de la Chambre

    Bij boodschappen van 26 maart 2009 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

    Par messages du 26 mars 2009, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

    Artikel 77 van de Grondwet

    Article 77 de la Constitution

    Wetsontwerp houdende wijzigingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbeslechting naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de Belgische regulator van de post- en telecommunicatiesector (Stuk 4-1249/1).

    Projet de loi portant modification de la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 4-1249/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

    Wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende asiel en migratie (Stuk 4-1251/1).

    Projet de loi portant des dispositions diverses relatives à l’asile et à l’immigration (Doc. 4-1251/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives.

    Wetsontwerp houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen (Stuk 4-1253/1).

    Projet de loi portant diverses modifications en matière électorale (Doc. 4-1253/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives.

    Artikel 78 van de Grondwet

    Article 78 de la Constitution

    Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 4-1248/1).

    Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de communications électroniques (Doc. 4-1248/1).

    – Het wetsontwerp werd ontvangen op 27 maart 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 27 april 2009.

    – Le projet de loi a été reçu le 27 mars 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 27 avril 2009.

    Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (Stuk 4-1250/1).

    Projet de loi portant des dispositions diverses (Doc. 4-1250/1).

    – Het wetsontwerp werd ontvangen op 27 maart 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 27 april 2009.

    – Le projet de loi a été reçu le 27 mars 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 27 avril 2009.

    Wetsontwerp betreffende de officiële meesterschapwedstrijden (Stuk 4-1254/1).

    Projet de loi relatif aux concours officiels d’excellence professionnelle (Doc. 4-1254/1).

    – Het wetsontwerp werd ontvangen op 27 maart 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 27 april 2009.

    – Le projet de loi a été reçu le 27 mars 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 27 avril 2009.

    Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de plaats van het huwelijk betreft (Stuk 4-1255/1).

    Projet de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne le lieu du mariage (Doc. 4-1255/1).

    – Het ontwerp werd ontvangen op 27 maart 2009; de uiterste datum voor evocatie is maandag 27 april 2009.

    – Le projet a été reçu le 27 mars 2009 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 27 avril 2009.

    Kennisgeving

    Notification

    Wetsontwerp houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 (van de Regering; Stuk 4-1143/1).

    Projet de loi portant assentiment à et exécution de l’Avenant, signé à Bruxelles le 12 décembre 2008, à la Convention entre la Belgique et la France tendant à éviter les doubles impositions et à établir des règles d’assistance administrative et juridique réciproque en matière d’impôts sur les revenus, signée à Bruxelles le 10 mars 1964 et modifiée par les Avenants du 15 février 1971 et du 8 février 1999 (du Gouvernement ; Doc. 4-1143/1).

    – De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 26 maart 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

    – La Chambre a adopté le projet le 26 mars 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.

    Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Tunesië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belastingen inzake belasting naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Tunis op 7 oktober 2004 (van de Regering; Stuk 4-1163/1).

    Projet de loi portant assentiment à la Convention entre le Royaume de Belgique et la République tunisienne tendant à éviter la double imposition et à prévenir la fraude et l’évasion en matière d’impôts sur le revenu et sur la fortune, et au Protocole, signés à Tunis le 7 octobre 2004 (du Gouvernement ; Doc. 4-1163/1).

    – De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 26 maart 2009 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

    – La Chambre a adopté le projet le 26 mars 2009 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.

    Indiening van een wetsontwerp

    Dépôt d’un projet de loi

    De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

    Le Gouvernement a déposé le projet de loi ci-après :

    Wetsontwerp houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te ’s-Gravenhage op 28 mei 1970 (van de Regering; Stuk 4-1266/1).

    Projet de loi portant assentiment à la Convention européenne sur la valeur internationale des jugements répressifs, faite à La Haye le 28 mai 1970 (du Gouvernement ; Doc. 4-1266/1).

    – Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

    – Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

    Grondwettelijk Hof – Arresten

    Cour constitutionnelle – Arrêts

    Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

    En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

    – het arrest nr. 59/2009, uitgesproken op 25 maart 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 7, §14, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals ingevoegd bij artikel 114 van de programmawet van 2 augustus 2002, gesteld door het Arbeidshof te Brussel (rolnummer 4414);

    – l’arrêt nº 59/2009, rendu le 25 mars 2009, en cause la question préjudicielle relative à l’article 7, §14, de l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, tel qu’il a été inséré par l’article 114 de la loi-programme du 2 août 2002, posée par la Cour du travail de Bruxelles (numéro du rôle 4414) ;

    – het arrest nr. 60/2009, uitgesproken op 25 maart 2009, inzake de prejudiciële vraag over artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik (rolnummer 4442);

    – l’arrêt nº 60/2009, rendu le 25 mars 2009, en cause la question préjudicielle concernant l’article 17 de l’arrêté royal nº 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, posée par le Tribunal du travail de Liège (numéro du rôle 4442) ;

    – het arrest nr. 61/2009, uitgesproken op 25 maart 2009, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 4469);

    – l’arrêt nº 61/2009, rendu le 25 mars 2009, en cause la question préjudicielle relative à l’article 1278, alinéa 2, du Code judiciaire, posée par la Cour d’appel de Liège (numéro du rôle 4469) ;

    – het arrest nr. 62/2009, uitgesproken op 25 maart 2009, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 1, zesde lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik (rolnummer 4492);

    – l’arrêt nº 62/2009, rendu le 25 mars 2009, en cause la question préjudicielle relative à l’article 1er, alinéa 6, de la loi du 20 juillet 1971 instituant des prestations familiales garanties, posée par le Tribunal du travail de Liège (numéro du rôle 4492) ;

    – het arrest nr. 63/2009, uitgesproken op 25 maart 2009, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik (rolnummer 4506).

    – l’arrêt nº 63/2009, rendu le 25 mars 2009, en cause la question préjudicielle relative à l’article 102 de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, posée par la Cour du travail de Liège (numéro du rôle 4506).

    – Voor kennisgeving aangenomen.

    – Pris pour notification.

    Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

    Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

    Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

    En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

    – de prejudiciële vragen over artikel 92bis, §2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 35 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, gesteld door de Politierechtbank te Brussel (rolnummer 4650);

    – les questions préjudicielles concernant l’article 92bis, §2, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et l’article 35 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 avril 1995 relative aux services de taxis et aux services de location de voitures avec chauffeur, posées par le Tribunal de police de Bruxelles (numéro du rôle 4650) ;

    – de prejudiciële vraag over artikel 1017, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd gewijzigd bij artikel 129 van de wet van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de gezondheid, gesteld door de beslagrechter te Gent (rolnummer 4652);

    – la question préjudicielle relative à l’article 1017, alinéa 4, du Code judiciaire, tel que cet article a été modifié par l’article 129 de la loi du 13 décembre 2006 portant dispositions diverses en matière de santé, posée par le juge des saisies de Gand (numéro du rôle 4652) ;

    – de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 69 en 70 ("Fonds voor sluiting van de ondernemingen – Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 3 juli 2005") van de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (I), gesteld door het Arbeidshof te Luik en door de Arbeidsrechtbank te Charleroi (rolnummers 4653 en 4658, samengevoegde zaken);

    – les questions préjudicielles relatives aux articles 69 et 70 (« Fonds de fermeture d’entreprises – Confirmation de l’arrêté royal du 3 juillet 2005 ») de la loi du 8 juin 2008 portant des dispositions diverses (I), posées par la Cour du travail de Liège et par le Tribunal du travail de Charleroi (numéros du rôle 4653 et 4658, affaires jointes) ;

    – de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 49 en 183 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (rolnummer 4656).

    – la question préjudicielle relative aux articles 49 et 183 du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance de Liège (numéro du rôle 4656).

    – de prejudiciële vragen betreffende artikel 1404 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik (rolnummers 4660 en 4661, samengevoegde zaken).

    – les questions préjudicielles relatives à l’article 1404 du Code judiciaire, posées par le Tribunal du travail de Liège (numéros du rôle 4660 et 4661, affaires jointes).

    – Voor kennisgeving aangenomen.

    – Pris pour notification.

    Grondwettelijk Hof – Beroepen

    Cour constitutionnelle – Recours

    Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

    En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

    – het beroep tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening, ingesteld door de Ministerraad (rolnummer 4648);

    – le recours en annulation du décret de la Communauté flamande du 18 juillet 2008 relatif à la délivrance d’aide et de soins, introduit par le Conseil des ministres (numéro du rôle 4648) ;

    – het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, en, minstens, van artikel 29 van dat decreet, ingesteld door de vzw Radios en anderen (rolnummer 4649).

    – le recours en annulation du décret de la Communauté française du 18 juillet 2008 démocratisant l’enseignement supérieur, œuvrant à la promotion de la réussite des étudiants et créant l’Observatoire de l’enseignement supérieur, et, à tout le moins, de l’article 29 de ce décret, introduit par l’ASBL Radios et autres (numéro du rôle 4649).

    – Voor kennisgeving aangenomen.

    – Pris pour notification.

    Parketten

    Parquets

    Bij brief van 20 maart 2009 heeft de Procureur des Konings te Turnhout overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 17 maart 2009.

    Par lettre du 20 mars 2009, le procureur du Roi de Turnhout a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet du Procureur du Roi de Turnhout, approuvé lors de son assemblée de corps du 17 mars 2009.

    Bij brief van 25 maart 2009 heeft de Procureur des Konings te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket van de Procureur des Konings te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 12 maart 2009.

    Par lettre du 25 mars 2009, le procureur du Roi de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet du Procureur du Roi de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 12 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de Procureur des Konings te Marche-en-Famenne overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Parket van de Procureur des Konings te Marche-en-Famenne, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 30 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le procureur du Roi de Marche-en-Famenne a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Parquet du Procureur du Roi de Marche-en-Famenne, approuvé lors de son assemblée de corps du 30 mars 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Arbeidsauditoraten

    Auditorats du Travail

    Bij brief van 1 april 2009 heeft de arbeidsauditeur te Marche-en-Famenne overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Arbeidsauditoraat te Marche-en-Famenne, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 31 maart 2009.

    Par lettre du 1er avril 2009, l’auditeur du travail de Marche-en-Famenne a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de l’Auditorat du travail de Marche-en-Famenne, approuvé lors de son assemblée de corps du 31 mars 2009.

    Bij brief van 2 april 2009 heeft de arbeidsauditeur te Dendermonde overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van het Arbeidsauditoraat te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 9 maart 2009.

    Par lettre du 2 avril 2009, l’auditeur du travail de Termonde a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 de l’Auditorat du travail de Termonde, approuvé lors de son assemblée de corps du 9 mars 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Rechtbanken van eerste aanleg

    Tribunaux de première instance

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Hoei overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Hoei, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal de première instance de Huy a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance de Huy, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2009.

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal de première instance de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2009.

    Bij brief van 27 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 25 maart 2009.

    Par lettre du 27 mars 2009, le président du Tribunal de première instance d’Audenarde a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance d’Audenarde, approuvé lors de son assemblée générale du 25 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le président du Tribunal de première instance de Termonde a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance de Termonde, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le président du Tribunal de première instance de Malines a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance de Malines, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le président du Tribunal de première instance de Tongres a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal de première instance de Tongres, approuvé lors de son assemblée générale du 30 mars 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Arbeidsrechtbanken

    Tribunaux du travail

    Bij brief van 25 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Charleroi overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2009.

    Par lettre du 25 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Charleroi a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Charleroi, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mars 2009.

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Termonde a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Termonde, approuvé lors de son assemblée générale du 20 mars 2009.

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Mechelen overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Mechelen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 25 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Malines a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Malines, approuvé lors de son assemblée générale du 25 mars 2009.

    Bij brief van 27 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 26 maart 2009.

    Par lettre du 27 mars 2009, le président du Tribunal du travail d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 26 mars 2009.

    Bij brief van 27 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Bergen overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 24 maart 2009.

    Par lettre du 27 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Mons a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Mons, approuvé lors de son assemblée générale du 24 mars 2009.

    Bij brief van 27 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Brussel overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 24 maart 2009.

    Par lettre du 27 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 24 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Hasselt overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Hasselt, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 26 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Hasselt a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Hasselt, approuvé lors de son assemblée générale du 26 mars 2009.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Nijvel overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2009.

    Par lettre du 31 mars 2009, le président du Tribunal du travail de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Nivelles, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2009.

    Bij brief van 1 april 2009 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Verviers en Eupen overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2008 van de Arbeidsrechtbank te Verviers en Eupen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2009.

    Par lettre du 1er avril 2009, le président du Tribunal du travail de Verviers et Eupen a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2008 du Tribunal du travail de Verviers et Eupen, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2009.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.

    Rechtbanken van koophandel

    Tribunaux de commerce

    Bij brief van 25 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Turnhout overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Turnhout, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2009.

    Par lettre du 25 mars 2009, le président du Tribunal de commerce de Turnhout a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Turnhout, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mars 2009.

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Charleroi overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 12 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal de commerce de Charleroi a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Charleroi, approuvé lors de son assemblée générale du 12 mars 2009.

    Bij brief van 26 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Mechelen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Mechelen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2009.

    Par lettre du 26 mars 2009, le président du Tribunal de commerce de Malines a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Malines, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2009.

    Bij brief van 30 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Kortrijk overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Kortrijk, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2009.

    Par lettre du 30 mars 2009, le président du Tribunal de commerce de Courtrai a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Courtrai, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2009.

    Bij brief van 30 maart 2009 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Marche-en-Famenne overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2008 van de Rechtbank van koophandel te Marche-en-Famenne, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 maart 2009.

    Par lettre du 30 mars 2009, le président du Tribunal de commerce de Marche-en-Famenne a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2008 du Tribunal de commerce de Marche-en-Famenne, approuvé lors de son assemblée générale du 30 mars 2009.

    • – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
  • – Envoi à la commission de la Justice.
  • FOD Justitie – Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid

    SPF Justice – Service de la Politique Criminelle

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de FOD Justitie overeenkomstig artikel 3 van de wet van 30 juni 1994ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en openen van privé-communicatie en -telecommunicatie aan de Senaat overgezonden, de evaluatieverslagen voor de jaren 1999, 2000, 2001, 2002 en 2003.

    Par lettre du 31 mars 2009, le SPF Justice a transmis au Sénat, conformément à l’article 3 de la loi relative à la protection de la vie privée contre les écoutes, la prise de connaissance et l’enregistrement de communications et de télécommunications privées, les rapports d’évaluation pour les années 1999, 2000, 2001, 2002 et 2003.

    Bij brief van 31 maart 2009 heeft de FOD Justitie overeenkomstig artikel 90decies van het Wetboek van Strafvordering aan de Senaat overgezonden, de verslagen in uitvoering van artikel 90decies van het Wetboek van Strafvordering voor de jaren 2004, 2005, 2006 en 2008.

    Par lettre du 31 mars 2009, le SPF Justice a transmis au Sénat, conformément à l’article 90decies du Code d’instruction criminelle, les rapports relatifs aux mesures de l’article 90decies du Code d’instruction criminelle pour les années 2004, 2005, 2006 et 2008.

    – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

    – Envoi à la commission de la Justice.