8‑12

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2025‑2026

Plenaire vergaderingen

Dinsdag 14 oktober 2025

Openingsvergadering

8‑12

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2025‑2026

Séances plénières

Mardi 14 octobre 2025

Séance d’ouverture

 

Handelingen

Annales

 

Inhoudsopgave

Sommaire

Opening van de gewone zitting 2025‑2026. 3

Goedkeuring van de agenda. 3

Benoeming van het Bureau. 3

Toespraak van de voorzitter 4

Voorstel van resolutie om gendergelijkheid in de sport te bevorderen (van de heren Thierry Witsel en Malik Ben Achour, mevrouw Nadia El Yousfi, de heer Hasan Koyuncu en de dames Anne Lambelin en Özlem Özen; Doc. 8‑42) 6

Bespreking. 6

Inoverwegingneming van voorstellen. 13

Overlijden van oud‑senatoren. 13

Regeling van de werkzaamheden. 13

Berichten van verhindering. 13

Bijlage. 14

Indiening van voorstellen. 14

Voorstellen tot herziening van de Grondwet 14

In overweging genomen voorstellen. 17

Parlement van de Franse Gemeenschap. 18

Waals Parlement 18

Grondwettelijk Hof – Arresten. 18

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 24

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 26

Rekenhof – nv ASEVA.. 27

Instituut voor gerechtelijke opleiding. 27

Centrale Raad voor het bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad. 27

In-, uit- en doorvoer van wapens. 28

Economische Overheidsbedrijven – NMBS. 28

Economische Overheidsbedrijven – Infrabel 28

Economische Overheidsbedrijven – HR RAIL.. 28

Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA) 29

Federale Adviesraad voor ouderen. 29

Fonds voor de medische ongevallen. 29

Europees Parlement 29

 

Ouverture de la session ordinaire 2025‑2026. 3

Approbation de l’ordre du jour 3

Nomination du Bureau. 3

Allocution de M. le président 4

Proposition de résolution visant à promouvoir l’égalité des genres dans le sport (de MM. Thierry Witsel et Malik Ben Achour, Mme Nadia El Yousfi, M. Hasan Koyuncu et Mmes Anne Lambelin et Özlem Özen ; Doc. 8‑42) 6

Discussion. 6

Prise en considération de propositions. 13

Décès d’anciens sénateurs. 13

Ordre des travaux. 13

Excusés. 13

Annexe. 14

Dépôt de propositions. 14

Propositions de révision de la Constitution. 14

Propositions prises en considération. 17

Parlement de la Communauté française. 18

Parlement wallon. 18

Cour constitutionnelle – Arrêts. 18

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 24

Cour constitutionnelle – Recours. 26

Cour des comptes – SA ASEVA.. 27

Institut de formation judiciaire. 27

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail 27

Importation, exportation et transit d’armes. 28

Entreprises publiques économiques – SNCB.. 28

Entreprises publiques économiques – Infrabel 28

Entreprises publiques économiques – HR RAIL.. 28

Autorité des services et marchés financiers (FSMA) 29

Conseil consultatif fédéral des aînés. 29

Fonds des accidents médicaux. 29

Parlement européen. 29

 

Voorzitter: de heer Jean‑Paul Wahl

(De vergadering wordt geopend om 15.00 uur.)

Présidence de M. Jean‑Paul Wahl

(La séance est ouverte à 15 h 00.)

 

Opening van de gewone zitting 2025‑2026

Ouverture de la session ordinaire 2025‑2026

 

De voorzitter. – De Senaat komt heden van rechtswege bijeen overeenkomstig artikel 44 van de Grondwet.

Ik verklaar de gewone zitting 2025‑2026 voor geopend.

M. le président. – Le Sénat se réunit aujourd’hui de plein droit, en vertu de l’article 44 de la Constitution.

Je déclare ouverte la session ordinaire 2025‑2026.

 

Goedkeuring van de agenda

Approbation de l’ordre du jour

 

De voorzitter. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

M. le président. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

 

Benoeming van het Bureau

Nomination du Bureau

 

De voorzitter. – Aan de orde is de benoeming van het Vast Bureau.

Ik breng in herinnering dat, overeenkomstig artikel 7 van ons Reglement, de Senaat overgaat tot de benoeming van een voorzitter, van een eerste ondervoorzitter, van een tweede ondervoorzitter en van drie bureauleden, die achtereenvolgens worden benoemd bij afzonderlijke verkiezingen.

Volgens de bepalingen van artikel 8 van het Reglement wordt de voorzitter slechts verkozen verklaard indien hij de volstrekte meerderheid der stemmen van de aanwezige leden behaalt.

Overeenkomstig ditzelfde artikel geschieden al deze benoemingen, met uitzondering van de voorzitter, met inachtneming van de in artikel 77 van het Reglement bepaalde evenredige vertegenwoordiging van de fracties, overeenkomstig artikel 75.

Vraagt iemand het woord?

M. le président. – L’ordre du jour appelle la nomination du Bureau définitif.

Je vous rappelle que, conformément à l’article 7 de notre Règlement, le Sénat procède à la nomination d’un président, d’un premier vice‑président, d’un deuxième vice‑président et de trois membres du Bureau, nommés successivement par des scrutins distincts.

Suivant les dispositions de l’article 8 du Règlement, le président n’est proclamé élu que s’il obtient la majorité absolue des suffrages des membres présents.

Selon ce même article, ces nominations se font, à l’exception du président, dans le cadre de la représentation proportionnelle des groupes politiques, définie à l’article 77 du Règlement, conformément à l’article 75.

Quelqu’un demande‑t‑il la parole ?

 

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik stel voor het uittredend Bureau in zijn geheel te herbenoemen, met als voorzitter de heer Blondel.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Je propose la confirmation du Bureau sortant dans son ensemble.

 

De voorzitter. – Heeft iemand bezwaar tegen het voorstel van de heer Karl Vanlouwe?

Daar er geen bezwaar is tegen het voorstel van de heer Karl Vanlouwe, verklaar ik verkozen tot:

  voorzitter: de heer Vincent Blondel;

  eerste ondervoorzitter: de heer Andries Gryffroy;

  tweede ondervoorzitster: mevrouw Valérie De Bue;

  Bureauleden: de heren Yves Buysse en Antonio Cocciolo en mevrouw Fatima Ahallouch.

M. le président. – Y a‑t‑il une opposition à la proposition de M. Karl Vanlouwe ?

Puisqu’il n’y a pas d’opposition à la proposition de M. Karl Vanlouwe, je proclame élus :

  président : M. Vincent Blondel ;

  premier vice‑président : M. Andries Gryffroy ;

  deuxième vice‑présidente : Mme Valérie De Bue ;

  membres du Bureau : MM. Yves Buysse et Antonio Cocciolo et Mme Fatima Ahallouch.

 

Hiermee is het Bureau samengesteld.

Ik verzoek de heer Blondel zijn plaats als voorzitter in te nemen.

Le Bureau est ainsi constitué.

J’invite M. Blondel à venir prendre place en tant que président.

 

(Applaus)

(Applaudissements)

 

(De heer Vincent Blondel neemt plaats in de voorzittersstoel.)

(M. Vincent Blondel prend place au fauteuil présidentiel.)

 

Toespraak van de voorzitter

Allocution de M. le président

 

De voorzitter. – Ik dank u oprecht voor het vertrouwen dat u opnieuw in mij stelt. Het is een groot voorrecht en een ware eer om deze assemblee te mogen voorzitten. Met een sterk gevoel van verantwoordelijkheid en met volle toewijding aan onze democratie open ik vandaag dit nieuwe parlementaire jaar, dat zo bijzonder is voor de Senaat.

Enkele maanden geleden bezochten bijna tienduizend mensen dit halfrond. U was allemaal aanwezig en zat op uw plaats, virtueel weliswaar, want u was vertegenwoordigd door uw foto’s die op de banken stonden. Dat was op 21 juli, en het stemde me bijzonder tevreden toen een aanwezigheidsquorum van 100 % te mogen vaststellen!

De bezoekers kwamen uit alle hoeken van België, van Gent tot Aarlen, van Dworp tot Luik, van Rixensart tot Lommel.

M. le président. Je vous remercie très sincèrement de m’avoir renouvelé votre confiance. C’est un vrai privilège et un grand honneur pour moi de présider notre assemblée. C’est avec un sentiment de responsabilité et avec un engagement total envers notre démocratie que j’ouvre aujourd’hui cette nouvelle année parlementaire si particulière pour le Sénat.

Il y a quelques mois de cela, près de dix mille visiteurs sont passés par notre hémicycle. Vous étiez toutes et tous présents et à vos places – une présence virtuelle, puisque vous y étiez représentés par vos portraits posés sur vos tables. C’était le 21 juillet et c’était pour moi une grande satisfaction de constater que le quorum était largement dépassé, avec une présence de 100 % !

Les visiteurs venaient de partout en Belgique, de Gand à Arlon, en passant par Dworp, Liège, Rixensart ou Lommel.

 

Ik had het genoegen enkele onder hen te begeleiden bij hun ontdekkingstocht door het halfrond. Ze bewonderden de vijftien portretten die ons omringen – van Karel de Grote tot Maria Theresia van Oostenrijk. Ze keken ook naar de wapenschilden van de negen provincies aan het plafond. Ze werden even stil toen de namen werden genoemd van degenen die hier ter dood zijn veroordeeld wegens “misdaad van trouw aan het vaderland”, toen het halfrond door de Duitse bezetter was opgevorderd om er een militaire rechtbank in te vestigen. De 35 namen van de veroordeelden kan u nog steeds lezen op de bronzen platen achter mij.

J’ai eu le plaisir d’accompagner quelques‑uns de ces visiteurs dans leur découverte de l’hémicycle. Ils étaient pleins d’admiration pour les quinze portraits qui nous entourent – de Charlemagne à Marie‑Thérèse d’Autriche. Ils ont aussi contemplé les blasons des neuf provinces au plafond. Ils ont fait silence lorsqu’ont été cités les noms des personnes condamnées à mort pour « crime de fidélité à la Patrie », à l’époque où l’hémicycle a été réquisitionné par l’occupant allemand et transformé en tribunal militaire. Les 35 noms des condamnés figurent toujours sur les plaques en bronze qui se trouvent derrière moi.

 

Het zijn de getuigen van een wereld in verandering: de vijftien portretten, die de diversiteit van het huidige België niet langer weerspiegelen; de wapenschilden aan het plafond, die een reeks provincies weergeven, waarvan er één ondertussen werd opgesplitst, en die het ontstaan van de gewesten en gemeenschappen hebben meegemaakt, maar ook de oorlogen met een land dat vandaag een van onze sterkste en nauwste bondgenoten is.

Zoals Heraclitus zei: “Niets is blijvend, behalve de verandering. Niemand baadt twee keer in dezelfde rivier, want de tweede keer is het niet meer dezelfde rivier en is het ook niet meer dezelfde persoon.”

Ja, de rivier stroomt, de wereld verandert en ook onze Senaat zal veranderen.

Geachte collega’s,

We staan aan het begin van een zitting die erg belangrijk zal zijn voor onze instelling. In november zal de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden beginnen met de behandeling van de voorstellen tot afschaffing van de Senaat, die enkele weken geleden werden ingediend door zes fractievoorzitters van de Senaat en die uitvoering geven aan het Arizona‑akkoord, dat overigens nog in juni door de regering werd bevestigd.

Ik neem u even mee terug naar 19 juli 2012, meer dan tien jaar geleden: op die dag werd hier, op deze plaats, het voorstel tot herziening van de Grondwet voorgesteld dat de Senaat heeft hervormd tot wat hij vandaag is, een kamer die ons samenbrengt, die de gemeenschappen en de gewesten verenigt.

De Senaat kreeg toen een dubbele opdracht: enerzijds de deelname van de deelstaten aan de werking van de federale Staat waarborgen, en anderzijds een plaats van ontmoeting en dialoog voor de gemeenschappen en de gewesten creëren.

Onze hoofdopdracht sinds 2014 is om die doelstellingen na te streven: participatie en dialoog.

We vervullen die opdracht door hier te debatteren over wijzigingen van de Grondwet en de bijzondere wetten, en we zullen dat de komende maanden blijven doen. Wij zullen rechters voor het Grondwettelijk Hof en staatsraden voordragen, en leden van de Hoge Raad voor de Justitie benoemen. Wij zullen met meerdere senatoren actief deelnemen aan verschillende internationale parlementaire vergaderingen – ik heb zelf met enkele van jullie aan zo’n zending deelgenomen dit weekend –, talrijke verenigingen ontvangen en colloquia organiseren, en ten slotte resoluties en informatieverslagen aannemen.

Het debat over de toekomst van de Senaat zal ongetwijfeld worden getekend door die ervaring van participatie en dialoog. We zullen werken onder het wellicht wat bezorgde, maar hopelijk ook bemoedigende oog van onze voorgangers. Ik hoop hen te kunnen garanderen dat we hun inspanningen die hier sinds 2014, en voor de oudsten onder hen sinds 1831, zijn geleverd, de plaats zullen geven die ze verdienen.

Ce sont là des témoins d’un monde qui change : les quinze portraits, qui ne reflètent pas la diversité actuelle de notre pays, les blasons, au plafond, qui figurent une série de provinces, dont une qui s’est scindée depuis, et qui ont vu l’apparition des Régions et des Communautés, ou encore les guerres passées avec un pays qui est aujourd’hui un de nos plus forts et de nos plus proches alliés.

Comme le disait Héraclite : « Rien n’est permanent, sauf le changement. Nul ne se baigne deux fois dans le même fleuve car, la deuxième fois, ce n’est plus le même fleuve et ce n’est plus non plus la même personne. »

Oui, le fleuve coule, le monde change et notre Sénat va lui aussi changer.

Chers et chères collègues,

Nous sommes à l’aube d’une session qui va revêtir une grande importance pour notre institution. En novembre, la commission des Affaires institutionnelles va entamer l’examen des propositions relatives à la suppression du Sénat, soumises il y a quelques semaines par six chefs de groupe de notre assemblée, qui traduisent l’accord Arizona, confirmé par ailleurs en juin dernier par le gouvernement.

Je vous ramène un instant au 19 juillet 2012, il y a plus de dix ans : ce jour‑là, ici même, a été présentée la proposition de révision constitutionnelle qui a transformé le Sénat en ce qu’il est aujourd’hui, une chambre qui nous réunit, qui réunit les Communautés et les Régions.

Le Sénat se voyait alors assigner un double objectif : d’une part, garantir la participation des entités fédérées au fonctionnement de l’État fédéral et d’autre part, créer un lieu de rencontre et de dialogue pour les Communautés et les Régions.

Notre mission principale depuis 2014 est de faire écho à ces objectifs : participation et dialogue.

Nous assurons ces missions en débattant ici des modifications de la Constitution et des lois spéciales – et nous allons nous y employer dans les mois à venir –, en présentant des juges à la Cour constitutionnelle, des conseillers d’État et en nommant des membres du Conseil supérieur de la justice, en permettant une participation active de plusieurs sénateurs et sénatrices – je reviens moi‑même de mission avec plusieurs d’entre vous, ce weekend – dans différentes assemblées parlementaires internationales, en accueillant de nombreuses associations et en organisant des colloques, ou encore en adoptant des résolutions et des rapports d’information.

Le débat sur l’avenir du Sénat sera incontestablement marqué par cette expérience de la participation et du dialogue. Nous travaillerons sous le regard peut‑être un peu inquiet mais, je l’espère, aussi encourageant de ceux qui nous ont précédés. J’espère pouvoir leur garantir que nous donnerons une juste place aux efforts déployés ici depuis 2014 et, pour les plus anciens, depuis 1831.

 

Terwijl hier het openbaar debat over de toekomst van de Senaat van start zal gaan, wordt er ook gewerkt aan de fusie van de diensten van beide kamers. In goede samenwerking met de voorzitter van de Kamer en met de steun van het Bureau en de diensten van de Senaat, is respect voor het personeel van de Senaat doorheen dit volledige proces een van onze voornaamste zorgen. Zij moeten in een serene sfeer kunnen werken, zonder angst voor hun toekomst. Voor het personeel van de Senaat is het van essentieel belang dat het debat over de toekomst van onze vergadering duidelijk wordt gescheiden van hun professionele toekomst.

Au moment même où il s’apprête à lancer le débat sur son avenir, le Sénat met aussi en œuvre la fusion des services des deux Chambres. Celle‑ci se fera en bonne intelligence avec le président de la Chambre et avec le soutien du Bureau et des services du Sénat, et le respect du personnel du Sénat sera l’une de nos principales préoccupations dans tout ce processus. Les membres du personnel doivent pouvoir travailler dans la sérénité, sans craindre pour leur avenir. Il est essentiel pour eux que le débat sur l’avenir de notre assemblée et leur avenir professionnel soient deux éléments bien distincts.

 

In navolging van het werk dat tijdens de regeringsvorming werd verricht over de toekomst van de Senaat en ons tweekamerstelsel, zal ik een loyale en aandachtige partner zijn. Ik wil graag samen met u blijk geven van vertrouwen in de toekomst, op basis van een evenwichtige combinatie van langetermijnvisie, pragmatisme en zin voor compromis.

Samen kunnen wij mee bouwen aan een federale Staat die de modellen en verwachtingen van een zo groot mogelijk aantal mensen met elkaar kan verzoenen. Een democratische institutionele organisatie en een Grondwet die onze grondrechten beschermt, behoren tot de pijlers van een wereld die gebaseerd is op wederzijds respect.

Ik hoop dat België morgen in die wereld, in die rivier, zal kunnen baden.

Ik wens ons allen een vruchtbaar parlementair jaar toe, dat niet alleen in het teken staat van verrijkende debatten, maar ook van luisteren, respect en echte ontmoetingen.

Ik dank u.

Faisant écho au travail de formation du gouvernement sur la question de l’avenir du Sénat et de notre système bicaméral, je serai un partenaire loyal et attentif. J’aurai à cœur, avec vous, de faire preuve de confiance en l’avenir, en me basant sur une combinaison équilibrée entre vision à long terme, pragmatisme et sens du compromis.

Ensemble, nous pouvons être parmi les architectes d’un État fédéral capable de réconcilier les modèles et les attentes du plus grand nombre. Une organisation institutionnelle démocratique et une Constitution protectrice de nos droits fondamentaux sont l’un des piliers d’un monde fondé sur le respect mutuel.

Je forme le vœu que ce soit dans ce monde‑là, dans ce fleuve‑là, que la Belgique se baigne demain.

Je nous souhaite, à toutes et tous, une année parlementaire fructueuse, faite non seulement de débats enrichissants, mais aussi d’écoute, de respect et de moments de vraie rencontre.

Je vous remercie.

 

Voorstel van resolutie om gendergelijkheid in de sport te bevorderen (van de heren Thierry Witsel en Malik Ben Achour, mevrouw Nadia El Yousfi, de heer Hasan Koyuncu en de dames Anne Lambelin en Özlem Özen; Doc. 8‑42)

Proposition de résolution visant à promouvoir l’égalité des genres dans le sport (de MM. Thierry Witsel et Malik Ben Achour, Mme Nadia El Yousfi, M. Hasan Koyuncu et Mmes Anne Lambelin et Özlem Özen ; Doc. 8‑42)

 

Bespreking

Discussion

 

De voorzitter. – Dit voorstel werd, met toepassing van artikel 56.2, derde lid, van het Reglement, op verzoek van de indieners op de agenda van de plenaire vergadering geplaatst.

Onze vergadering moet zich na de algemene bespreking uitspreken over de vraag of de bespreking wordt verdergezet. Indien de vergadering beslist dat er geen reden is om de bespreking voort te zetten, geldt die beslissing als een verwerping van het voorstel.

M. le président. – Cette proposition a été inscrite à l’ordre du jour de la séance plénière à la demande des auteurs, en application de l’article 56.2, troisième alinéa, du Règlement.

Notre assemblée doit se prononcer après la discussion générale sur la question de savoir s’il est procédé à la suite de la discussion. Si l’assemblée décide qu’il n’y a pas lieu de poursuivre la discussion, cette décision vaut rejet de la proposition.

 

Mevrouw Stéphanie Thoron (MR), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

Mme Stéphanie Thoron (MR), rapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit.

 

Mevrouw Allessia Claes (N‑VA). – Sportbeleid is uitgesproken een gemeenschapsbevoegdheid. Het zijn de deelstaten die instaan voor sportinfrastructuur, de ondersteuning van de sportfederaties maar ook voor gelijke kansen gekoppeld aan sportparticipatie. Ik denk dat wij net in de Senaat moeten vermijden dat wij die bevoegdheden vermengen of symbolische debatten gaan voeren, terwijl dit thema beter elders aan de orde wordt gesteld.

Dat wil niet zeggen dat dit een teken is van desinteresse of gebrek aan engagement. Het is puur een kwestie van goed bestuur, rekening houdend met de institutionele logica van dit land.

Mme Allessia Claes (N‑VA). – La politique sportive est clairement une compétence communautaire. Ce sont les entités fédérées qui sont chargées des infrastructures sportives et du soutien aux fédérations sportives, mais aussi de l’égalité des chances dans le cadre de la pratique sportive. Le Sénat n’a pas à se mêler de ces compétences ni à mener des débats symboliques ; d’autres assemblées sont plus à même d’examiner ce thème.

Il ne faut pas y voir un désintérêt ni un manque d’engagement de notre part. Il s’agit simplement pour nous d’une question de bonne gouvernance, eu égard à la logique institutionnelle de ce pays.

 

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Zou het niet beter zijn, mijnheer de voorzitter, om de indienende fractie voor te stellen het woord te nemen vóór haar collega’s?

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Ne serait‑il pas plus adéquat, Monsieur le président, de proposer au groupe qui est à l’origine de cette proposition de prendre la parole avant les collègues des autres groupes ?

 

Mevrouw Özlem Özen (PS). – De socialistische fractie heeft beslist om artikel 56 van het Reglement van de Senaat in te roepen, naar aanleiding van de verwerping in commissie van een belangrijk voorstel over gendergelijkheid in de sport.

Ik heb uiteraard het argument van de N‑VA‑fractie en mijn collega gehoord, maar wil toch benadrukken dat gelijke kansen een transversale aangelegenheid zijn en dat deze verantwoording, die in de commissie was aanvaard, precies de reden is waarom de tekst daar uitvoerig werd besproken.

Wij zijn uiteraard overtuigd van de noodzaak van dit plenaire debat, een debat over de gelijkheid van mannen en vrouwen in de sportwereld, die een weerspiegeling en drager van gelijkheid in onze samenleving is.

Deze tekst is tijdens meerdere vergaderingen met ernst, betrokkenheid en respect besproken in de commissie door alle fracties die er deel van uitmaken. Mevrouw Thoron heeft de taak van rapporteur aanvaard en er zijn talrijke hoorzittingen met deskundigen georganiseerd.

Ik zal niet terugkomen op de kwaliteit van de bijdragen of de oprechtheid van de getuigenissen, die indruk hebben gemaakt op alle commissieleden. De deskundigen hebben duidelijke, nauwkeurige en goed onderbouwde vaststellingen geformuleerd: de sportwereld blijft vandaag, in België en elders, een ongelijke omgeving, gekenmerkt door structurele en vaak intersectionele discriminatie, hardnekkige stereotypen en een ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Dit is geen bijkomstigheid, geen vergeefse strijd, maar een kwestie van rechtvaardigheid en rechten, een kwestie van emancipatie.

We kennen allemaal wel voorbeelden: sportsters die te weinig media‑aandacht krijgen, minder goed worden betaald, soms buitensporig worden geseksualiseerd, vrouwelijke trainers of bestuurders die ondervertegenwoordigd zijn in de besluitvormingsorganen, jonge meisjes die al op school of in clubs worden ontmoedigd door het gebrek aan aangepaste infrastructuur, aanmoediging, steun of zichtbaarheid.

Deze ongelijkheden zijn uiteraard geen toeval, maar het resultaat van keuzes, van een gebrek aan beslissingen of aan politieke betrokkenheid in de strijd tegen genderdiscriminatie.

Tegen deze achtergrond heeft de socialistische fractie in de commissie een tekst ingediend die werd geamendeerd, evenwichtig is en gebaseerd is op de adviezen van deskundigen en de goede praktijken die tijdens de hoorzittingen werden aangehaald. Ook de aanbevelingen van de Franstalige en Nederlandstalige deskundigen zijn in de tekst opgenomen om die te verrijken. De tekst die in commissie ter stemming werd voorgelegd, was dus in geen geval een ideologisch of ‘woke’ manifest, om het te zeggen met een modewoord dat tegenwoordig te pas en te onpas wordt gebruikt. Dit voorstel van resolutie vormde een ernstige, concrete en realistische basis voor reflectie.

We hebben er specifieke amendementen in opgenomen over de vertegenwoordiging van vrouwen in besluitvormingsorganen, over gender mainstreaming en gender budgeting, over overheidsfinanciering die is gekoppeld aan engagementen op het gebied van gelijkheid, over media‑aandacht voor vrouwensport, over gelijke toegang tot aangepaste sportfaciliteiten voor alle vrouwen, en dus over de inclusie van vrouwen in brede zin.

Deze voorstellen zijn het resultaat van grondig werk dat in goede verstandhouding met de andere fracties is verricht, met een constructieve ingesteldheid en de wil om tot een consensus te komen.

Toch is de tekst in de commissie aan de eindmeet verworpen. Tal van collega’s hebben actief aan de debatten deelgenomen; de kwaliteit van het werk, de relevantie van de hoorzittingen en de onderwerpen werden geprezen. Waarom dan deze verwerping? Ik begrijp het niet en betreur het oprecht.

Dit plenaire debat gaat over de sportsters van vandaag, de meisjes van morgen, de clubs, de ouders, de opleiders, al wie gelooft dat sport een drager kan zijn van emancipatie, inclusie, samenhang en gelijkheid. Dit voorstel steunen, betekent dus trouw zijn aan de waarden waar wij in een democratische samenleving voor staan, maar ook recht doen aan de hoorzittingen die we hebben georganiseerd en het werk erkennen van de diensten van de Senaat en van de politieke fracties die zich hiervoor hebben ingezet.

Ik zeg het nogmaals: gelijkheid vergt keuzes, actie en, vooral, wetgeving. We hopen dan ook dat we vandaag samen een krachtig, rechtvaardig en langverwacht signaal kunnen geven.

Mme Özlem Özen (PS). – Le groupe socialiste a décidé d’activer l’article 56 du Règlement de notre assemblée à la suite du rejet, en commission, d’un texte important sur l’égalité des genres dans le sport.

J’ai évidemment entendu l’argument qui a été avancé par le groupe N‑VA et ma collègue, mais je tiens quand même à dire que l’égalité des chances est une matière transversale et que cette justification avait été acceptée en commission, raison pour laquelle le texte a été longuement discuté en commission.

Nous croyons évidemment à la nécessité de ce débat dans l’hémicycle, un débat sur l’égalité entre les hommes et les femmes dans le monde du sport qui est un reflet et vecteur de l’égalité dans notre société.

Ce texte a été examiné lors de plusieurs réunions en commission avec sérieux, engagement et respect par l’ensemble des groupes qui composent notre commission. La mission de rapporteur a été acceptée par Mme Thoron et de nombreuses auditions d’experts ont été organisées.

Je ne vais pas revenir sur la qualité des interventions ni sur la sincérité des témoignages qui ont marqué les esprits de chaque membre de la commission. Les experts ont dressé des constats clairs, rigoureux et documentés : le monde du sport reste aujourd’hui, en Belgique comme ailleurs, un terrain inégalitaire, marqué par des discriminations structurelles et souvent intersectionnelles, avec des stéréotypes tenaces et des écarts de traitement entre les hommes et les femmes. Ce n’est pas un sujet secondaire, ce n’est pas une lutte vaine, c’est une question de justice et de droits, une question d’émancipation.

Nous avons toutes et tous en tête des exemples édifiants, et notamment des sportives sous‑médiatisées, moins bien rémunérées, parfois sexualisées à outrance, des femmes entraîneuses ou dirigeantes sous‑représentées dans les instances décisionnelles, des jeunes filles dissuadées dès l’école ou dans les clubs par manque d’infrastructures adaptées, d’encouragement, de soutien ou encore de visibilité.

Ces inégalités ne sont évidemment pas le fruit du hasard. Elles sont le résultat de choix, de non‑décisions ou d’un sous‑engagement politique dans la lutte contre les discriminations genrées.

Face à ces constats, le groupe socialiste a déposé en commission un texte qui a été amendé, qui est équilibré et fondé sur les avis des experts et sur les bonnes pratiques évoquées lors des auditions. Les recommandations des experts francophones et néerlandophones ont également été intégrées pour enrichir le texte. Le texte soumis au vote en commission n’était donc pas du tout un manifeste idéologique ou ‘wokiste’, pour reprendre un terme à la mode qui est servi à toutes les sauces. La proposition de résolution était une base de réflexion sérieuse, concrète et à portée réaliste.

Nous y avons inclus des amendements précis sur la représentativité des femmes dans les organes de décision, sur le gender mainstreaming et le gender budgeting, sur le financement public conditionné à des engagements en faveur de l’égalité, sur la médiatisation du sport féminin, sur l’accès équitable aux infrastructures sportives adaptées à toutes les femmes, et donc sur l’inclusion des femmes au sens large.

Ces propositions sont le fruit d’un travail rigoureux qui a été mené en bonne intelligence avec les autres groupes, dans une volonté constructive afin d’arriver à un consensus.

Et pourtant, le texte a été rejeté en fin de parcours en commission. De nombreux collègues de la commission ont participé activement aux débats, la qualité du travail et la pertinence des auditions et des sujets ont été saluées. Alors, pourquoi ce rejet ? Je ne comprends pas et je le regrette sincèrement.

Notre débat en plénière concerne les sportives d’aujourd’hui, les jeunes filles de demain, les clubs, les parents, les formateurs, toutes celles et ceux qui croient que le sport peut être un vecteur d’émancipation, d’inclusion, de cohésion et d’égalité. Et donc, soutenir ce texte, c’est être cohérent avec les valeurs que nous défendons dans une société démocratique, c’est aussi honorer les auditions que nous avons sollicitées, c’est reconnaître le travail des services du Sénat et des groupes politiques qui se sont investis.

Je le dis et je le répète : l’égalité exige des choix, des actes et, surtout, des lois. Nous espérons donc qu’ensemble, aujourd’hui, nous poserons un acte fort, juste et attendu.

 

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – In naam van mijn fractie wil ik eerst en vooral onze volledige steun uitspreken voor de vrouwenrechten en, in het bijzonder, voor de vrouwen in de sport. Deze problematiek moet worden aangepakt met sterke beleidslijnen, die zullen bijdragen tot de emancipatie van vrouwen in de sport, en tot hun welzijn en hun gezondheid. Niemand twijfelt hier aan. De MR was trouwens een pionier op dit vlak. In 2016 reeds diende onze beweging een voorstel van resolutie in dat ertoe strekte vrouwensport in de Franse Gemeenschap aan te moedigen. Deze resolutie werd eenparig aangenomen. Ze heeft geleid tot een ware bewustwording over de bestaande pijnpunten en er werden concrete oplossingen voorgesteld om sport bij meisjes en vrouwen te promoten.

Er is sindsdien wel degelijk vooruitgang geboekt. Sportfederaties merken een constante stijging van het aantal vrouwelijke leden. Sportwedstrijden krijgen ook steeds meer aandacht in de media. Bovendien behoort vrouwensport tot de prioriteiten op het vlak van subsidies en programma’s voor de bevordering van sport in de gemeenten. Ook de steun aan amateursportclubs helpt onrechtstreeks de vrouwensport. Vrouwen treden op als trainers en internationale scheidsrechters. Zo breken zij – beetje bij beetje en wellicht te langzaam – door naar belangrijke functies in de sportwereld.

Ik wil hieraan toevoegen dat de minister die op dit moment bevoegd is voor sport, zowel voor de Franse Gemeenschap als in het Waals Gewest, uiteraard de ambitie heeft om nog verder te gaan. Er blijven immers doelstellingen te halen, er is nog vooruitgang te boeken. Ook in Vlaanderen ziet men deze positieve dynamiek.

Vrouwensport behoort, met een strikte inachtneming van de Grondwet en de instellingen van ons land, zowat volledig tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Dat geldt zowel voor de sportfederaties, de sportclubs, de scholen, de gemeenten, de media, de opleidingen, en de topsport, als voor de vertegenwoordiging in de Belgische besluitvormende sportorganen en de gelijkheid van kansen. De hoorzittingen in de commissie hebben overigens geen concrete mogelijkheden aan het licht gebracht om vooruitgang te boeken op federaal niveau. Ons voorbehoud gaat dus over de keuze van de assemblee waarin deze tekst wordt behandeld en natuurlijk niet over de inhoud van de tekst.

Dit voorstel van resolutie, dat door onze collega’s van de PS is ingediend in de commissie en dat een heel belangrijk onderwerp aansnijdt, valt gewoon niet onder de bevoegdheid van de Senaat. Wij hebben gezocht naar manieren om amendementen te gebruiken en de wil was er zeker, maar uiteindelijk bleek er geen meerwaarde te zijn op het federale niveau. Er valt op te merken dat geen enkele fractie, noch van de meerderheid, noch van de oppositie, nieuwe stappen heeft voorgesteld. Alleen de indieners van de tekst hebben zelf 36 amendementen voorgesteld. De verantwoording van de transversaliteit in de ingediende tekst is zeer zwak. De enige aangehaalde link met de federale bevoegdheden is het wat algemene – té algemene, volgens sommigen – argument van de strijd tegen discriminatie en voor gelijke kansen.

Om al deze redenen en ondanks ons diepe respect voor vrouwen en vrouwensport in het algemeen, zullen wij niet stemmen voor een heropening van het debat met als doel het terugsturen van de tekst naar de commissie. Wij laten de gemeenschappen hun nog steeds zeer actuele werkzaamheden voortzetten, binnen hun eigen bevoegdheden. Er bestaan genoeg andere thema’s met een duidelijk vastgestelde transversaliteit tussen de verschillende beleidsniveaus, waar de Senaat werk van moet maken en een echte meerwaarde kan creëren voor het land in zijn geheel. Dit is onze missie en wij mogen dat uiteraard nooit negeren. Het aantal teksten dat door mijn fractie is ingediend, illustreert duidelijk deze dynamiek, die voor ons altijd al de spil van deze assemblee is geweest.

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Au nom de mon groupe, je souhaite tout d’abord réitérer notre plein soutien aux droits des femmes, et en l’occurrence ici, au sport féminin. Cette problématique mérite des politiques fortes qui contribueront à l’émancipation des femmes, à leur bien‑être et à leur bonne santé. Personne n’en doute. Le MR a d’ailleurs été précurseur en la matière. Déjà en 2016, notre mouvement a déposé une proposition de résolution qui visait à encourager la promotion du sport féminin en Fédération Wallonie‑Bruxelles. Elle a d’ailleurs été votée à l’unanimité. Elle a suscité une réelle prise de conscience des manquements et proposé des solutions concrètes pour stimuler le sport chez les jeunes filles et les femmes.

Depuis lors, des avancées ont eu lieu. Le nombre de femmes affiliées à une fédération sportive est en constante augmentation. La place des compétitions sportives dans les médias grandit elle aussi. En outre, parmi les orientations prioritaires en matière de subventionnement, de programmes porteurs de développement du sport dans les communes, on retrouve le sport féminin. Le soutien aux clubs amateurs aide lui aussi indirectement les femmes sportives. Des femmes sont entraîneuses, arbitres internationales, des femmes percent malgré tout petit à petit, peut‑être trop lentement, sûrement trop lentement, à des postes importants dans le monde du sport.

J’ajouterai que notre actuelle ministre des Sports, tant à la Fédération Wallonie‑Bruxelles qu’en Région wallonne, a évidemment l’ambition d’avancer encore davantage parce qu’il reste des choses à faire en la matière, il reste évidemment des avancées à engranger. Cette dynamique positive existe en Flandre également.

Par ailleurs, dans le respect strict de la Constitution et des institutions de ce pays, le sport féminin relève quasiment exclusivement de la compétence des Communautés. Que ce soit via les fédérations sportives, les clubs sportifs, les écoles, les communes, les médias, la formation, le sport de haut niveau, la représentation dans les organes décisionnels belges dans le domaine sportif ou l’égalité des chances. Les auditions menées au sein de la commission n’ont d’ailleurs pas révélé de possibilités concrètes d’avancer au niveau fédéral. Nos réserves concernent donc le choix de l’assemblée où ce texte est traité, pas le fond bien entendu.

Cette proposition de résolution qui a été soumise à la commission par nos collègues du PS, aussi important que soit le sujet traité, ne relève pas des compétences du Sénat. Nous avons cherché des pistes d’amendements, la volonté y était, mais aucune réelle plus‑value pour le fédéral n’est finalement apparue. Il est à noter qu’aucun groupe politique tant de la majorité que de l’opposition, n’a proposé des avancées nouvelles. Seuls les initiateurs du texte ont eux‑mêmes proposé 36 amendements. La justification de la transversalité dans le texte déposé est d’ailleurs très faible. La seule approche faisant le lien avec les compétences fédérales est l’argument un peu général, fourre‑tout diront certains, de la lutte contre les discriminations et l’égalité des chances.

Pour toutes ces raisons, et malgré le profond respect que nous avons pour les femmes, au niveau du sport féminin en général, nous ne voterons pas en faveur d’une réouverture des débats et d’un retour en commission. Nous laissons les Communautés avancer dans leur travail, toujours bien vivant aujourd’hui, dans les compétences qui sont les leurs. Il existe suffisamment d’autres thématiques avec une transversalité clairement établie entre les niveaux de pouvoir, et sur lesquelles le Sénat doit avancer afin d’engranger une réelle plus‑value pour le pays dans sa globalité. C’est notre mission, nous ne devons évidemment jamais l’ignorer. Le nombre de textes que mon groupe a déposés traduit d’ailleurs cette dynamique, qui est la nôtre depuis toujours, au sein de cette assemblée.

 

De heer Klaas Slootmans (Vlaams Belang). – Zoals reeds is aangegeven door de collega’s Van Goidsenhoven en mevrouw Claes en ook door collega Diallo in de commissie, behoort dit tot de gemeenschapsbevoegdheden en moet het in de desbetreffende assemblees worden behandeld en niet hier. In die zin sluiten wij ons aan bij de uitgebreide toelichting van de twee voorgaande collega’s.

M. Klaas Slootmans (Vlaams Belang). – Comme l’ont déjà indiqué mes collègues M. Van Goidsenhoven et Mme Claes, ainsi que M. Diallo en commission, cette thématique relève des compétences des Communautés et doit être examinée par les assemblées concernées et non dans cet hémicycle. Nous nous rallions dès lors aux explications détaillées des deux intervenants précédents.

 

Mevrouw Alice Bernard (PVDA‑PTB). – Gelijkheid in de sport is een belangrijk thema, want helaas zijn er vandaag nog steeds heel wat problemen op dit gebied.

We zien immers dat vrouwen bijna systematisch worden gediscrimineerd. Te vaak horen we getuigenissen van sporters, zowel jongens als meisjes, die worden geconfronteerd met uiteenlopende vormen van ongepast gedrag. De pers heeft dit recent nog onder de aandacht gebracht.

Bovendien blijft de zichtbaarheid van vrouwensport onvoldoende, en bestaan er duidelijke ongelijkheden op het vlak van verloning, investeringen en trainingsomstandigheden.

Het voorstel van resolutie dat werd ingediend door de collega’s van de Parti socialiste – en ik maak van de gelegenheid gebruik om hen namens de PVDA‑PTB‑fractie te bedanken voor dit initiatief – bevat terecht verschillende aanbevelingen om vooruitgang te boeken en ervoor te zorgen dat sport een afspiegeling wordt van de samenleving die we willen opbouwen. Toch blijven er financiële, sociale en structurele obstakels bestaan. Sport moet voor iedereen toegankelijk worden gemaakt, met infrastructuur en een aanbod dat rekening houdt met diversiteit.

Seksisme en discriminatie horen niet thuis in de sport. Duidelijke gedragscodes, opleidingen en bewustmakingsacties zijn in dat verband essentieel. Tijdens de besprekingen werd ook erkend dat er behoefte is aan betere gegevens over de bestaande ongelijkheden, want zonder cijfers is een doeltreffend beleid onmogelijk. Daarom moet vrouwensport evenveel aandacht krijgen in onderzoeken, zodat we een beter inzicht krijgen in de situatie in de verschillende sporten en sportfederaties.

Er werd terecht op gewezen dat sport een bevoegdheid is van de gemeenschappen, maar dat neemt niet weg dat gelijke kansen en gelijkheid in de sport een transversale aangelegenheid zijn. En ook al valt sport onder de bevoegdheid van de gemeenschappen, hebben we in België toch ook nationale ploegen. Gisteren nog won België in het voetbal tegen Wales. We hebben ook een nationale hockeyploeg en een nationale volleybalploeg. Het is dus volkomen legitiem dat de nationale assemblees zich over dit thema buigen. Tijdens wereldkampioenschappen wordt ons land trouwens vertegenwoordigd door zowel Franstalige als Nederlandstalige atleten. Ook daar doen zich discriminaties en ongelijkheden voor die we moeten bestrijden.

Binnen de PVDA‑PTB‑fractie zijn we dan ook van mening dat het debat over dit voorstel moet worden heropend en voortgezet in de Senaat.

Mme Alice Bernard (PVDA‑PTB). – L’égalité dans le sport est un thème important, car aujourd’hui encore, malheureusement, de nombreux problèmes subsistent dans ce domaine.

On observe en effet des discriminations quasi systématiques à l’égard des femmes. Trop souvent, on entend des témoignages de sportifs et sportives – et la presse s’en est encore fait l’écho récemment – qui sont confrontés à différentes formes de comportements inappropriés.

De plus, la visibilité du sport féminin reste insuffisante et il existe des inégalités évidentes en matière de rémunération, d’investissements et de conditions d’entraînement.

La proposition de résolution qui a été déposée par les collègues du Parti socialiste – et j’en profite, au nom du groupe PTB, pour les remercier pour cette initiative – contient à juste titre plusieurs recommandations pour progresser et faire en sorte que le sport soit le reflet de la société que nous voulons construire. Or, des obstacles financiers, sociaux et structurels subsistent. Il faut rendre le sport accessible à tous et toutes, avec des infrastructures et une offre qui tiennent compte de la diversité.

Le sexisme et les discriminations n’ont pas leur place dans le sport. Des codes de conduite clairs, des formations et des actions de sensibilisation sont essentiels à cet égard. Lors des discussions, on a reconnu aussi la nécessité de disposer de meilleures données sur les inégalités, car sans chiffres, il n’y a pas de politique efficace possible. C’est pourquoi le sport féminin doit bénéficier d’une attention équivalente dans les enquêtes afin que nous puissions avoir une meilleure connaissance de la situation dans les différents sports et fédérations sportives.

On a dit ici, à juste titre, que le sport était une compétence des Communautés, mais il n’en reste pas moins que l’égalité des chances et l’égalité dans le sport sont une matière transversale. Et, même si le sport est une compétence communautaire, nous avons en Belgique, dans notre pays, des équipes nationales. Hier, en football, la Belgique a gagné contre le Pays de Galles. Nous avons aussi une équipe nationale de hockey ou encore de volley. Il est donc légitime que les assemblées nationales examinent ce thème. Nous avons d’ailleurs aussi, lors de championnats du monde, des athlètes tant francophones que néerlandophones qui représentent notre pays. Là aussi, il y a des discriminations et des inégalités contre lesquelles il faut lutter.

Au groupe PTB, nous estimons dès lors que la discussion sur cette proposition doit être rouverte et se poursuivre au Sénat.

 

De heer Benjamin Dalle (cd&v). – Voor de cd&v‑fractie is gendergelijkheid in het algemeen een bijzonder belangrijk thema, en zeker ook binnen de sportsector. De voorbije weken hebben we opnieuw getuigenissen gezien die duidelijk maken dat er nog een lange weg te gaan is. We weten dat in de verschillende gemeenschappen – of het nu gaat om de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Vlaamse Gemeenschap – reeds aanzienlijke inspanningen zijn geleverd. Toch moeten we vaststellen dat we er nog lang niet zijn.

Of het nu gaat om de gelijke toegang van meisjes en jongens tot de jeugdsport, om een correcte verloning en prijzengeld, om de beeldvorming in de pers, of om het creëren van een klimaat waarin grensoverschrijdend gedrag geen plaats heeft: we weten dat er nog vele stappen te zetten zijn. Begrijp ons dus niet verkeerd, voor de cd&v‑fractie is dit thema prioritair en van groot belang.

Net daarom moeten we echter, collega’s, correct blijven ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling in ons land. Ik hoorde de collega van de PVDA‑PTB zeggen dat dit een transversale aangelegenheid is en dat we ons dus hier in de Senaat over de kwestie kunnen buigen. Dat klopt echter niet.

Gelijke toegang, gelijke kansen en gendergelijkheid zijn inderdaad thema’s die in alle beleidsdomeinen gerealiseerd moeten worden, maar afhankelijk van het concrete onderwerp behoort de bevoegdheid toe aan de federale overheid, de gewesten of de gemeenschappen. Wanneer het gaat over de gelijke toegang tot het leger, betreft dit een federale bevoegdheid. Wanneer het gaat over de gelijke toegang tot het openbaar vervoer, valt dit onder de gewesten. En wanneer het gaat over gelijke toegang en gelijke behandeling in de sportsector, dan is dat een bevoegdheid van de gemeenschappen.

Dat is dan ook de reden waarom wij, zoals in de commissie, tegenstemmen.

M. Benjamin Dalle (cd&v). – Pour le groupe cd&v, l’égalité des genres en général est un thème essentiel, y compris dans le domaine du sport. Les nouveaux témoignages dont nous avons eu connaissance ces dernières semaines montrent bien qu’il reste un long chemin à parcourir. Tant la Communauté germanophone que la Communauté française et la Communauté flamande font déjà des efforts considérables dans ce domaine, mais il faut reconnaître que le but est encore loin d’être atteint.

Il y a encore beaucoup à faire pour garantir l’égalité entre les filles et les garçons en matière de pratique sportive, de rémunérations et de « prize money », sans compter qu’il faut agir aussi sur les images véhiculées par la presse et faire en sorte de créer un climat dans lequel les comportements inappropriés n’ont pas leur place. Pour le groupe cd&v, il s’agit d’un thème résolument prioritaire.

Mais c’est pour cela, précisément, que nous tenons à ce que la répartition des compétences telle qu’elle est fixée dans notre pays soit respectée. Les collègues du PVDA‑PTB ont dit qu’il s’agissait d’une matière transversale et que le Sénat était donc en droit de l’examiner. Ce n’est pas exact.

L’égalité d’accès, l’égalité des chances et l’égalité des genres sont certes des objectifs communs à l’ensemble des domaines politiques, mais selon qu’il s’agit de tel ou tel sujet concret, la compétence appartient tantôt au gouvernement fédéral, tantôt aux Régions, tantôt encore aux Communautés. C’est ainsi que l’égalité d’accès à l’armée est une compétence fédérale alors que l’égalité d’accès aux transports en commun relève de la compétence des Régions. Et lorsqu’on parle, comme c’est le cas aujourd’hui, d’égalité d’accès et de traitement dans le secteur du sport, ce sont bien les Communautés qui sont compétentes.

C’est pourquoi nous émettrons un vote négatif, comme nous l’avons fait en commission.

 

Mevrouw Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – Dit voorstel van resolutie heeft tot doel gendergelijkheid in de sport te bevorderen. Dat is een doelstelling die wij in principe delen, en als ik de verschillende bijdragen hoor, zou ik zelfs zeggen dat wij die allemaal delen.

Bij Les Engagés staan we in ieder geval volledig achter deze gendergelijkheid en toegang tot sport voor iedereen. Deze prioriteit komt dan ook naar voren in alle beleidsverklaringen op alle bestuursniveaus, althans waar er een regering is natuurlijk.

De intenties van de tekst gaan in de goede richting. Verschillende maatregelen die iets te algemeen, te vaag of onvoldoende onderbouwd zijn, kunnen zeker worden aangevuld, maar er is echt grondig werk verricht in de commissie, met verrijkende en kwalitatief hoogstaande hoorzittingen.

Helaas is het niet mogelijk om dit werk voort te zetten, aangezien onze vergadering vandaag moet beslissen over de heropening van de bespreking van deze tekst.

Wij menen dat dit werk en de besprekingen moeten worden voortgezet, maar niet in deze assemblee. Het thema gender en sport valt volledig onder de bevoegdheid van de deelstaten. Gelijkheid kan niet worden uitgeroepen, maar moet stap voor stap worden opgebouwd, met rechtlijnigheid en wilskracht. Het is dan ook een grondig werk dat we willen verrichten in de verschillende assemblees van dit land, met respect voor hun eigen bevoegdheden, en ik ben er zeker van dat we op iedereen kunnen rekenen om dit werk samen voort te zetten en heel concrete resultaten te boeken.

Mme Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – La proposition de résolution à l’examen a pour objectif de promouvoir l’égalité des genres dans le sport. C’est un objectif que nous partageons sur le principe et, à entendre le discours des uns et des autres, je dirais même que nous le partageons tous.

Chez Les Engagés, nous soutenons en tout cas pleinement cette égalité de genre ainsi que l’accès au sport pour toutes et tous, et cette priorité apparaît d’ailleurs dans toutes les déclarations de politique à tous les niveaux de pouvoir, du moins là où il y a un gouvernement évidemment.

Les intentions du texte vont dans le bon sens. Plusieurs mesures un peu trop générales, trop floues ou pas assez étayées pouvaient certes être complétées, mais un travail vraiment sérieux a été fait en commission, avec des auditions enrichissantes et de qualité.

Malheureusement, il n’est pas possible de poursuivre ce travail puisqu’aujourd’hui, notre assemblée est appelée à se prononcer sur la réouverture de la discussion sur ce texte.

Nous estimons qu’il y a lieu de continuer ce travail et de poursuivre ces discussions, mais pas au sein de cette assemblée. Cette thématique du genre et du sport relève entièrement de la compétence des entités fédérées. L’égalité ne se décrète pas, elle se bâtit pas à pas, avec rigueur et volonté, et c’est donc un travail de fond que nous voulons continuer à mener au sein des différentes assemblées de ce pays, dans le respect de leurs compétences propres, et je suis sûre que nous pourrons compter sur les uns et les autres dans cette collaboration pour poursuivre ce travail et arriver à des résultats très concrets.

 

De heer Hajib El Hajjaji (Ecolo‑Groen). – Ik voel sinds daarnet dat er een sfeer van onbehagen hangt. Ik begrijp dat, want iedereen wil in dezelfde richting gaan. Blijkbaar zijn er sommigen die een initiatief nemen om in die richting te gaan, en anderen die er alles aan doen om te blokkeren. Ik wil eerst en vooral de indieners van het voorstel van resolutie bedanken. Ze brengen een onderwerp aan dat ons zou moeten verenigen, namelijk de bevordering van gendergelijkheid in de sport. Als we zelfs over dit onderwerp geen consensus meer kunnen bereiken, maak ik me zorgen.

Het gaat er niet enkel om sportcategorieën voor vrouwen te creëren of een of ander prestigeproject te financieren, maar wel om ervoor te zorgen dat elke persoon in dit land dezelfde kansen krijgt om een sport te beoefenen, te coachen, te fungeren als scheidsrechter en een leidinggevende functie uit te oefenen. Die vier begrippen zijn echt belangrijk.

Laten we niet vergeten dat de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen een transversale bevoegdheid is. Sport is vandaag een bij uitstek transversale materie gaande van de gemeente, het meest lokale niveau, via de gewesten, voor de sportinfrastructuur, de gemeenschappen, voor de bevoegdheid inzake sport, tot en met het nationale niveau met het Olympisch Comité. Men moet blind, doof of beide zijn om de transversaliteit van dit thema niet te willen zien.

Ik wou dit met overtuiging zeggen, na de verschillende standpunten te hebben gehoord. Maar men kan niet alle middelen aanwenden om een standpunt te rechtvaardigen dat me echt incoherent lijkt.

Het is een collectief werkterrein dat coherentie, overleg en politieke moed vergt. Ik betreur dat in sommige politieke fracties die politieke moed ontbreekt, zowel in de commissie als vandaag in deze assemblee.

Ik heb persoonlijk een vorm van obstructie in de commissie ervaren. Degenen die niet wilden vooruitgaan met deze tekst hebben immers geen enkel amendement ingediend, geen enkel idee aangedragen om de tekst te doen evolueren en een meerderheid te kunnen bereiken. Vandaag weigeren ze een tekst die hen niet bevalt en dat is een gemiste kans.

Sport is een fantastische hefboom voor emancipatie, voor sociale transformatie, voor gelijkheid. Als er niet over sport wordt nagedacht op een inclusieve manier, zullen ongelijkheden en stereotypen zich voortzetten in de sport.

We moeten dus gendergelijkheid in de sport bevorderen, investeren in een meer rechtvaardige samenleving waarin elke jongere, jongen of meisje, kan dromen, presteren en zich ontplooien door de hindernissen die zich op hun weg voordoen uit de weg te ruimen.

Ik heb daarnet een senator horen zeggen dat we rechtlijnig, vol overtuiging en met wilskracht moeten strijden. Ik stel hier vast dat rechtlijnigheid ontbreekt en dat we nog lang kunnen wachten op wilskracht.

M. Hajib El Hajjaji (Ecolo‑Groen). – Je sens depuis tout à l’heure un certain malaise, que je comprends, puisque tout le monde veut aller dans le même sens. Visiblement, il y a ceux qui mettent en place quelque chose pour y aller, et ceux qui font tout pour bloquer. Je voudrais tout d’abord remercier les auteurs de la proposition de résolution qui traiye d’un sujet qui devrait nous rassembler, la promotion de l’égalité de genre dans le sport. Si même sur ce sujet, nous ne sommes plus capables de construire un consensus, cela m’interpelle.

Il ne s’agit pas simplement de créer des catégories féminines ou de financer quelque projet vitrine, mais bien de garantir, à chaque personne dans ce pays, les mêmes possibités de pratiquer, d’entraîner, d’arbitrer et de diriger. Et les quatre termes sont vraiment très importants.

Rappelons que la promotion de l’égalité entre les femmes et les hommes est une compétence transversale. Le sport aujourd’hui, depuis la commune, le niveau le plus local, en passant par les Régions, pour les infrastructures sportives, et par les Communautés, pour la compétence du sport, jusqu’au niveau national, avec le Comité olympique, est une matière éminemment transversale. Il faut être aveugle, sourd ou les deux pour refuser de voir la transversalité dans une thématique comme celle‑là.

Je voulais le dire avec conviction, et après avoir entendu les points de vue des uns et des autres. Mais on ne peut pas faire feu de tout bois pour justifier une position qui m’apparaît vraiment incohérente.

C’est un chantier collectif qui nécessite une cohérence, une concertation et un courage politique. Je regrette que dans certaines formations politiques, ce courage politique ne soit pas présent, ni en commission, ni aujourd’hui dans cette assemblée.

J’ai personnellement ressenti une forme d’obstruction dans la commission, en ce sens que ceux et celles qui n’ont pas voulu avancer dans le texte n’ont déposé aucun amendement, n’ont amené aucune idée pour pouvoir faire évoluer le texte et dégager une majorité. Aujourd’hui, ils refusent un texte qui ne leur convient pas ; c’est une occasion manquée.

Le sport, vous le savez, est un formidable levier d’émancipation, de transformation sociale, d’égalité. S’il n’est pas pensé dans une logique inclusive, il va reproduire des inégalités et des stéréotypes.

Il faut donc promouvoir l’égalité de genre dans le sport, investir dans une société plus juste où chaque jeune, garçon ou fille, peut rêver, performer et s’accomplir en levant les obstacles qui se présentent à lui.

J’ai entendu tout à l’heure une sénatrice dire qu’il faut bâtir avec rigueur, conviction et volonté ; je constate ici que la rigueur est absente, et pour la volonté, on repassera !

 

Mevrouw Stephanie D’Hose (Open Vld). – Discriminatie in de vrouwensport is een feit, punt. We moeten daar niet veel blabla rond verkondigen, de cijfers bewijzen het. Ik ben trouwens meter van AA Gent Ladies, ik merk elke dag dat die discriminatie doorspeelt, zelfs als de vrouwen veel beter spelen dan de mannen.

Het is een debat dat aandacht vraagt. En net omdat het aandacht vraagt, moet het gevoerd worden in de parlementen die ervoor bevoegd zijn. Het spijt me, collega’s, maar het heeft heel weinig zin om dat debat hier te voeren, terwijl er geen bevoegde minister aanwezig is die ten slotte de aanbevelingen kan uitvoeren. Dat is het probleem met heel dit verhaal en dat heeft niets te maken met een gebrek aan politieke moed – een verwijt dat ik eigenlijk wel persoonlijk neem – maar wel met de bevoegdheidsverdeling die in dit land bestaat. Een transversaal thema aangaande sport is, zoals collega Dalle heeft uitgelegd, duidelijk een bevoegdheid van de regionale parlementen.

Geef het debat de aandacht die het verdient en voer het in de regionale parlementen. Ik zou de indieners willen verzoeken om werk te maken van dit goede voorstel in de parlementen waar het thuishoort.

Mme Stephanie D’Hose (Open Vld). – La discrimination dans le sport féminin est une réalité. Point n’est besoin de faire tout un laïus à ce sujet, les chiffres le prouvent. Je suis d’ailleurs marraine des AA Gent Ladies, et je constate chaque jour des cas de discrimination, même lorsque les femmes jouent mieux que les hommes.

Il s’agit d’un débat qui requiert de l’attention. Et c’est précisément pour cela qu’il doit être mené au sein des parlements compétents en la matière. Cela n’a vraiment pas beaucoup de sens d’avoir ce débat ici même, alors qu’il n’y a pas de ministre compétent qui puisse enfin mettre en œuvre les recommandations. Toute cette histoire n’a rien à voir avec un manque de courage politique – un reproche que je prends en fait personnellement – mais avec la répartition des compétences prévue dans notre pays. Comme M. Dalle l’a expliqué, une thématique transversale liée au sport relève clairement de la compétence des parlements régionaux.

Donnez à ce débat l’attention qu’il mérite en le menant au sein des parlements régionaux. J’invite les auteurs de cette excellente proposition à la redéposer dans les parlements où elle a sa place.

 

Mevrouw Özlem Özen (PS). – Ik heb ondanks alles het gevoel dat dit debat jullie allemaal raakt, en uiteindelijk maakt het niet uit dat jullie weigeren het hier te voeren, want in feite voeren we het al, wat op zich al een stap vooruit is.

Ik dank de heer El Hajjaji, en ben het volledig met hem eens. Wat de transversaliteit van het thema betreft, wil ik erop wijzen dat de diensten van de Senaat zich al over deze kwestie hebben gebogen. Als er een probleem was met de transversaliteit, zouden we dus niet eens de kans hebben gehad om dit thema in de commissie te behandelen. Ik wijs er ook op dat de Senaat zich altijd al intensief met dergelijke zaken heeft beziggehouden. Er bestond namelijk een Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. De Senaat is dus de meest geschikte instantie om dit thema, dat iedereen aangaat, te behandelen.

In de commissie kwam deze kwestie van de transversaliteit ter sprake bij de stemming. Er was immers een partij die daar misschien geen zin in had en die het voortouw nam. Er heerste onbehagen en ongemak bij bepaalde partijen. Ik begrijp uw onbehagen, mijnheer Van Goidsenhoven. U zegt ons vandaag dat de MR een voorloper was en u noemt alle voorstellen die u hierover hebt ingediend. Maar hoe zit het vandaag de dag in werkelijkheid? U gaat er prat op dat u een minister van Sport in uw gelederen hebt, mevrouw Galant. Zij heeft echter het budget voor vrouwensport gehalveerd.

Stop dus met te zeggen dat er ernstig werk is verricht. De amendementen zijn ingediend door de socialistische fractie en hielden rekening met de aanbevelingen van deskundigen uit zowel het zuiden als het noorden van het land. De meerderheid heeft ze zonder meer van tafel geveegd. De meerderheid heeft zelf geen enkel amendement ingediend. We stonden er echter voor open en waren bereid ze te ondertekenen en constructief mee te werken. Dat was mijn indruk tot het einde van de debatten.

Vandaag vraag ik me af waarom ze zijn afgewezen. Als de meerderheid zeker is van haar gelijk, laat ze dan dit debat aangaan en niet bang zijn om argumenten naar voren te brengen en over de inhoud te praten!

Mme Özlem Özen (PS). – Je sens malgré tout que ce débat vous touche tous, et peu importe finalement que vous refusiez qu’on le mène ici, car dans les faits, nous le menons déjà, ce qui est déjà en soi une avancée.

Je remercie M. El Hajjaji, car j’adhère pleinement à ses propos. S’agissant de la transversalité du thème, je voudrais signaler que les services du Sénat se sont déjà penchés sur la question. Autrement dit, s’il y avait un problème concernant la transversalité, nous n’aurions même pas eu l’occasion d’examiner ce thème en commission. Je tiens à rappeler aussi que le Sénat s’est toujours beaucoup occupé de ces matières. Il y avait en effet un Comité d’avis pour l’égalité des chances entre les femmes et les hommes. Le Sénat est donc l’instance la mieux placée pour examiner cette thématique qui touche tout le monde.

En commission, cette question de la transversalité s’est posée au moment du vote. En effet, un parti, qui n’avait peut‑être pas envie, a mené la danse, suscitant un malaise et une gêne dans d’autres partis. Je comprends votre malaise, Monsieur Van Goidsenhoven. Vous nous dites aujourd’hui que le MR était précurseur et vous citez toutes les propositions que vous avez déposées sur le sujet. Mais qu’en est‑il aujourd’hui en réalité ? Vous mettez en avant le fait que vous comptez dans vos rangs une ministre des Sports, Mme Galant. Or, celle‑ci a réduit de moitié le budget alloué au sport féminin.

Arrêtez donc de dire que le travail a été fait sérieusement ! Les amendements ont été déposés par le groupe socialiste et tenaient compte des recommandations des experts du sud comme du nord du pays. La majorité les a balayés d’un revers de main. Nous n’avons reçu aucune proposition d’amendement venant de la majorité. Nous étions pourtant ouverts et prêts à les signer et à faire un travail constructif. Tel était mon sentiment jusqu’à la fin des débats.

Aujourd’hui, je m’interroge sur les raisons de ce refus. Si la majorité est certaine d’avoir raison, qu’elle accepte alors ce débat et ne craigne pas d’avancer ses arguments et de discuter sur le fond !

 

  De bespreking is gesloten.

  La discussion est close.

 

De voorzitter. – Wij gaan over tot een stemming bij zitten en opstaan over de vraag of de vergadering de bespreking wenst verder te zetten.

M. le président. – Nous procédons donc à un vote par assis et levé sur la question de savoir si l’assemblée souhaite poursuivre la discussion.

 

  De vergadering beslist bij zitten en opstaan dat de bespreking niet wordt verdergezet. Bijgevolg is het voorstel van resolutie verworpen.

  L’assemblée décide par assis et levé qu’elle ne procède pas à la suite de la discussion. Par conséquent, la proposition de résolution est rejetée.

 

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

 

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique.

Y a‑t‑il des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

 

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

 

Overlijden van oud‑senatoren

Décès d’anciens sénateurs

 

De voorzitter. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Bob Maes en de heer Willy Seeuws, eresenatoren, en van de heer Marcel Bartholomeeussen, oud‑senator.

Uw voorzitter heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de families van onze betreurde gewezen medeleden betuigd.

M. le président. – Le Sénat a appris avec un vif regret le décès de M. Bob Maes et M. Willy Seeuws, sénateurs honoraires, et de M. Marcel Bartholomeeussen, ancien sénateur.

Votre président a adressé les condoléances de l’Assemblée aux familles de nos regrettés anciens collègues.

 

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

 

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 21 november 2025.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 21 novembre 2025.

 

(De vergadering wordt gesloten om 15.53 uur.)

(La séance est levée à 15 h 53.)

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Afwezig met bericht van verhindering: de heren Verheyden en Dodrimont, om gezondheidsredenen, de heren Deckmyn en De Brabandere, wegens andere plichten.

MM. Verheyden et Dodrimont, pour raison de santé, MM. Deckmyn et De Brabandere, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

 

Bijlage

Annexe

 

 

Indiening van voorstellen

Dépôt de propositions

 

De volgende voorstellen werden ingediend:

Les propositions ci‑après ont été déposées :

 

Voorstellen tot herziening van de Grondwet

Propositions de révision de la Constitution

 

Herziening van artikel 195 van de Grondwet

Révision de l’article 195 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 195 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑127/1).

Proposition de révision de l’article 195 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑127/1).

 

Herziening van artikel 43, § 2, van de Grondwet

Révision de l’article 43, § 2, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 43, § 2, van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑128/1).

Proposition de révision de l’article 43, § 2, de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑128/1).

 

Herziening van artikel 44 van de Grondwet

Révision de l’article 44 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 44 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑129/1).

Proposition de révision de l’article 44 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑129/1).

 

Herziening van artikel 49 van de Grondwet

Révision de l’article 49 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 49 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑130/1).

Proposition de révision de l’article 49 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑130/1).

 

Herziening van artikel 56, tweede lid, van de Grondwet

Révision de l’article 56, alinéa 2, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 56, tweede lid, van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑131/1).

Proposition de révision de l’article 56, alinéa 2, de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑131/1).

 

Herziening van de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, afdeling II, van de Grondwet

Révision des dispositions du titre III, chapitre 1er, section II, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 67 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑132/1).

Proposition de révision de l’article 67 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑132/1).

 

Voorstel tot herziening van artikel 68 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑133/1).

Proposition de révision de l’article 68 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑133/1).

 

Voorstel tot herziening van artikel 69 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑134/1).

Proposition de révision de l’article 69 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑134/1).

 

Voorstel tot herziening van artikel 70 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑135/1).

Proposition de révision de l’article 70 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑135/1).

 

Voorstel tot herziening van artikel 71 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑136/1).

Proposition de révision de l’article 71 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑136/1).

 

Voorstel tot herziening van artikel 73 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑137/1).

Proposition de révision de l’article 73 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑137/1).

 

Herziening van artikel 75 van de Grondwet

Révision de l’article 75 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 75 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑138/1).

Proposition de révision de l’article 75 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑138/1).

 

Herziening van artikel 77 van de Grondwet

Révision de l’article 77 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 77 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑139/1).

Proposition de révision de l’article 77 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑139/1).

 

Herziening van artikel 78 van de Grondwet

Révision de l’article 78 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 78 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑140/1).

Proposition de révision de l’article 78 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑140/1).

 

Herziening van artikel 82 van de Grondwet

Révision de l’article 82 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 82 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑141/1).

Proposition de révision de l’article 82 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑141/1).

 

Herziening van artikel 83 van de Grondwet

Révision de l’article 83 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 83 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑142/1).

Proposition de révision de l’article 83 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑142/1).

 

Herziening van artikel 100, tweede lid, tweede zin, van de Grondwet

Révision de l’article 100, alinéa 2, deuxième phrase, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 100, tweede lid, tweede zin, van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑143/1).

Proposition de révision de l’article 100, alinéa 2, deuxième phrase, de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑143/1).

 

Herziening van artikel 119, tweede zin, van de Grondwet

Révision de l’article 119, deuxième phrase, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 119, tweede zin, van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑144/1).

Proposition de révision de l’article 119, deuxième phrase, de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑144/1).

 

Herziening van artikel 151, § 2, tweede lid, tweede zin, van de Grondwet

Révision de l’article 151, § 2, alinéa 2, deuxième phrase, de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 151, § 2, tweede lid, tweede zin, van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑145/1).

Proposition de révision de l’article 151, § 2, alinéa 2, deuxième phrase, de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑145/1).

 

Herziening van artikel 174 van de Grondwet

Révision de l’article 174 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 174 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑146/1).

Proposition de révision de l’article 174 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑146/1).

 

Herziening van artikel 195 van de Grondwet

Révision de l’article 195 de la Constitution

 

(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad, nr. 111 van 27 mei 2024)

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge, no 111 du 27 mai 2024)

 

Voorstel tot herziening van artikel 195 van de Grondwet (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑147/1).

Proposition de révision de l’article 195 de la Constitution (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑147/1).

 

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden (artikel 28‑1 van het reglement van de Senaat).

  Commission des Affaires institutionnelles (article 28‑1 du règlement du Sénat).

 

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

 

Wetsvoorstel

Proposition de loi

 

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

 

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen om de forfaitaire bedragen te bevriezen en de indexering van de financiering van de politieke partijen op te heffen (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet en de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle; Doc. 8‑149/1).

Proposition de loi modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour l’élection de la Chambre des représentants, ainsi qu’au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques, afin de geler les montants forfaitaires et de supprimer l’indexation du financement des partis politiques (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet et MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle ; Doc. 8‑149/1).

 

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

 

Voorstel van bijzondere wet

Proposition de loi spéciale

 

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

 

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heren Karl Vanlouwe en Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Anne‑Catherine Goffinet, de heren Kris Verduyckt en Benjamin Dalle en mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 8‑148/1).

Proposition de loi spéciale modifiant la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles (de MM. Karl Vanlouwe et Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Anne‑Catherine Goffinet, MM. Kris Verduyckt et Benjamin Dalle et Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 8‑148/1).

 

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

 

Voorstellen van resolutie

Propositions de résolution

 

Voorstel van resolutie met het oog op een betere behandeling van hyperemesis gravidarum (van de dames Nadia El Yousfi en Fatima Ahallouch; Doc. 8‑117/1).

Proposition de résolution visant à une meilleure prise en charge de l’hyperémèse gravidique (de Mmes Nadia El Yousfi et Fatima Ahallouch ; Doc. 8‑117/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes

 

Voorstel van resolutie om de gezondheid van tieners beter te beschermen tegen het risico op gameverslaving (van mevrouw Özlem Özen en de heer Hasan Koyuncu; Doc. 8‑118/1).

Proposition de résolution visant à mieux protéger la santé des adolescents exposés au risque d’addiction aux jeux en ligne (de Mme Özlem Özen et M. Hasan Koyuncu ; Doc. 8‑118/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes

 

Voorstel van resolutie betreffende een betere behandeling van patiënten met long covid (van mevrouw Anne‑Charlotte d’Ursel, de heer Gaëtan Van Goidsenhoven en de dames Bianca Debaets en Stéphanie Thoron; Doc. 8‑154/1).

Proposition de résolution visant à assurer une prise en charge efficace des patients atteints de covid long (de Mme Anne‑Charlotte d’Ursel, M. Gaëtan Van Goidsenhoven et Mmes Bianca Debaets et Stéphanie Thoron ; Doc. 8‑154/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes

 

Voorstel van resolutie tot onmiddellijke vrijlating van schrijver Boualem Sansal (van mevrouw Viviane Teitelbaum, de heren Gaëtan Van Goidsenhoven en Benjamin Dalle, mevrouw Valérie De Bue en de heer Jean‑Paul Wahl; Doc. 8‑155/1).

Proposition de résolution visant à exiger la libération immédiate de l’écrivain Boualem Sansal (de Mme Viviane Teitelbaum, MM. Gaëtan Van Goidsenhoven et Benjamin Dalle, Mme Valérie De Bue et M. Jean‑Paul Wahl ; Doc. 8‑155/1).

 

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

 

Voorstel van resolutie betreffende verzet tegen de executie van dr. Ahmadreza Djalali (van de dames Katia Segers en Nawal Maghroud, de heer Kris Verduyckt, de dames Kelly Van Tendeloo, Anne Lambelin, Goedele Liekens, de heer Benjamin Dalle en de dames Valérie De Bue, Celia Groothedde en Marie‑Claire Mvumbi; Doc. 8‑156/1).

Proposition de résolution visant à s’opposer à l’exécution du Dr Ahmadreza Djalali (de Mmes Katia Segers et Nawal Maghroud, M. Kris Verduyckt, Mmes Kelly Van Tendeloo, Anne Lambelin, Goedele Liekens, M. Benjamin Dalle et Mmes Valérie De Bue, Celia Groothedde et Marie‑Claire Mvumbi ; Doc. 8‑156/1).

 

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

 

Parlement van de Franse Gemeenschap

Parlement de la Communauté française

 

Bij brief van 4 september 2025 heeft het Parlement van de Franse Gemeenschap aan de Senaat laten weten dat het zich op de vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

Par lettre du 4 septembre 2025, le Parlement de la Communauté française a fait connaître au Sénat qu’il s’est constitué en sa séance de ce jour.

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Waals Parlement

Parlement wallon

 

Bij boodschap van 3 september 2025 heeft het Waals Parlement aan de Senaat laten weten dat het zich op de vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

Par message du 3 septembre 2025, le Parlement wallon a fait connaître au Sénat qu’il s’est constitué en sa séance de ce jour.

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

 

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

 

  het arrest nr. 86/2025, uitgesproken op 12 juni 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 17 en 18 van de programmawet van 22 december 2023 (invoeging en inwerkingtreding van artikel 27513 van het WIB 1992), ingesteld door de vzw Federgon (rolnummer 8212);

  l’arrêt no 86/2025, rendu le 12 juin 2025, en cause le recours en annulation des articles 17 et 18 de la loi‑programme du 22 décembre 2023 (insertion et entrée en vigueur de l’article 27513 du CIR 1992), introduit par l’ASBL Federgon (numéro du rôle 8212) ;

 

  het arrest nr. 87/2025, uitgesproken op 12 juni 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 62 en 67 van de wet van 18 januari 2024 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken III, ingesteld door de nv Derby (rolnummer 8290);

  l’arrêt no 87/2025, rendu le 12 juin 2025, en cause le recours en annulation des articles 62 et 67 de la loi du 18 janvier 2024 visant à rendre la justice plus humaine, plus rapide et plus ferme III, introduit par la SA Derby (numéro du rôle 8290) ;

 

  het arrest nr. 88/2025, uitgesproken op 12 juni 2025, inzake de prejudiciële vragen over artikel 84, § 1bis, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gesteld door een onderzoeksrechter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8292);

  l’arrêt no 88/2025, rendu le 12 juin, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 84, § 1erbis, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, posées par un juge d’instruction du tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 8292) ;

 

  het arrest nr. 89/2025, uitgesproken op 19 juni 2025, inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 54 en 59 van het Vlaamse decreet van 24 februari 2017 betreffende onteigening voor het algemeen nut, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummer 8209);

  l’arrêt no 89/2025, rendu le 19 juin 2025, en cause la question préjudicielle concernant les articles 54 et 59 du décret flamand du 24 février 2017 relatif à l’expropriation d’utilité publique, posée par le tribunal de première instance de Flandre occidentale, division de Bruges (numéro du rôle 8209) ;

 

  het arrest nr. 90/2025, uitgesproken op 19 juni 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 207, zevende lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2019, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummer 8251);

  l’arrêt no 90/2025, rendu le 19 juin 2025, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 207, alinéa 7, du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu’il était applicable pour l’exercice d’imposition 2019, posées par la cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 8251) ;

 

  het arrest nr. 91/2025, uitgesproken op 19 juni 2025, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 10 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 22 december 2023 houdende diverse bepalingen betreffende Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslagen, ingesteld door de nv Residentie Paloke, door de nv Home Sebrechts, door de bv Seniors Care‑Ion, door de nv Wood Side Residence en anderen, door de nv New Philip en anderen, door de nv Vesper en anderen en door de nv Aedifica en anderen (rolnummers 8273, 8274, 8275, 8276, 8277, 8278 en 8282);

  l’arrêt no 91/2025, rendu le 19 juin 2025, en cause les recours en annulation de l’article 10 de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 22 décembre 2023 portant des dispositions diverses en matière de santé, d’aide aux personnes et de prestations familiales, introduits par la SA Residentie Paloke, par la SA Home Sebrechts, par la SRL Seniors Care‑Ion, par la SA Wood Side Residence et autres, par la SA New Philip et autres, par la SA Vesper et autres et par la SA Aedifica et autres (numéros du rôle 8273, 8274, 8275, 8276, 8277, 8278, et 8282) ;

 

  het arrest nr. 92/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2692, § 1, en 2791 van het Wetboek der registratie‑, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 664 en 671 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het bureau voor rechtsbijstand van het hof van beroep te Bergen (rolnummers 8280 en 8281);

  l’arrêt no 92/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 2692, § 1er, et 2791 du Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe et aux articles 664 et 671 du Code judiciaire, posées par le bureau d’assistance judiciaire de la cour d’appel de Mons (numéros du rôle 8280 et 8281) ;

 

  het arrest nr. 93/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 15 van de wet van 6 februari 2003 houdende sociale bepalingen voor militairen die terugkeren naar het burgerleven, gesteld door de arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Gent (rolnummer 8365);

  l’arrêt no 93/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 15 de la loi du 6 février 2003 portant des dispositions sociales pour des militaires qui retournent à la vie civile, posée par le tribunal du travail de Gand, division de Gand (numéro du rôle 8365) ;

 

  het arrest nr. 94/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 39 van de wet van 8 mei 2024 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor vervoersdiensten en houdende de oprichting van het Federaal Agentschap voor de regulering van transport, ingesteld door de nv Brussels Airport Company (rolnummer 8379);

  l’arrêt no 94 /2025, rendu le 26 juin 2025, en cause le recours en annulation de l’article 39 de la loi du 8 mai 2024 sur les exigences en matière d’accessibilité pour les services de transport et créant l’Agence fédérale de régulation du transport, introduit par la SA Brussels Airport Company (numéro du rôle 8379) ;

 

  het arrest nr. 96/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel XI.205, § 4, van het Wetboek van economisch recht, vóór de wijziging ervan bij de wet van 19 juni 2022 tot omzetting van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, gesteld door de Raad van State (rolnummer 8076);

  l’arrêt no 96/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article XI.205, § 4, du Code de droit économique, avant sa modification par la loi du 19 juin 2022 transposant la directive (UE) 2019/790 du Parlement européen et du Conseil du 17 avril 2019 sur le droit d’auteur et les droits voisins dans le marché unique numérique et modifiant les directives 96/9/CE et 2001/29/CE, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 8076) ;

 

  het arrest nr. 98/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de vordering tot schorsing van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Centre d’accueil et d’information jeunesse de Bruxelles en anderen (rolnummer 8459);

  l’arrêt no 98/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause la demande de suspension du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduite par l’ASBL Centre d’accueil et d’information jeunesse de Bruxelles et autres (numéro du rôle 8459) ;

 

  het arrest nr. 99/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de vordering tot schorsing van de artikelen 53 en 67 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende Onderwijs, schoolgebouwen, Onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (rolnummer 8462);

  l’arrêt no 99/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause la demande de suspension des articles 53 et 67 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduite par l’ASBL Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (numéro du rôle 8462) ;

 

  het arrest nr. 100/2025, uitgesproken op 26 juni 2025, inzake de vordering tot schorsing van artikel 50 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (rolnummer 8463);

  l’arrêt no 100/2025, rendu le 26 juin 2025, en cause la demande de suspension de l’article 50 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduite par l’ASBL Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (numéro du rôle 8463) ;

 

  het arrest nr. 101/2025, uitgesproken op 10 juli 2025, inzake de prejudiciële vragen over artikel 32decies, § 1 en § 1/1, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door het hof van beroep te Luik (rolnummer 8242);

  l’arrêt no 101/2025, rendu le 10 juillet 2025, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 32decies, § 1er et § 1er/1, de la loi du 4 août 1996 relative au bien‑être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, posées par la cour d’appel de Liège (numéro du rôle 8242) ;

 

  het arrest nr. 102/2025, uitgesproken op 10 juli 2025, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 6 februari 2024 tot wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en tot wijziging van bepalingen inzake rechten van de patiënt in andere wetten inzake gezondheid, ingesteld door de vzw Association professionnelle des psychologues cliniciens de la parole et du langage en anderen (rolnummer 8296);

  l’arrêt no 102/2025, rendu le 10 juillet 2025, en cause le recours en annulation partielle de la loi du 6 février 2024 modifiant la loi du 22 août 2002 relative aux droits du patient et modifiant les dispositions en matière de droits du patient dans d’autres lois en matière de santé, introduit par l’ASBL Association professionnelle des psychologues cliniciens de la parole et du langage et autres (numéro du rôle 8296) ;

 

  het arrest nr. 103/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de wet van 17 december 2023 houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers, ingesteld door de vzw Koninklijke Federatie van Belgische transporteurs en logistieke dienstverleners en anderen (rolnummer 8265);

  l’arrêt no 103/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause le recours en annulation de la loi du 17 décembre 2023 portant des dispositions diverses en vue d’améliorer les conditions de travail des livreurs de colis postaux, introduit par l’ASBL Fédération royale belge des transporteurs et des prestataires de services logistiques et autres (numéro du rôle 8265) ;

 

  het arrest nr. 104/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 35 en 36 van de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, ingesteld door de organisatie zonder winstoogmerk naar het recht van de deelstaat Wyoming (Verenigde Staten) American Free Enterprise Chamber of Commerce (rolnummer 8267);

  l’arrêt no 104/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause le recours en annulation des articles 35 et 36 de la loi du 19 décembre 2023 concernant l’introduction d’un impôt minimum pour les groupes d’entreprises multinationales et les groupes nationaux de grande envergure, introduit par l’organisation sans but lucratif du droit de l’État du Wyoming (États‑Unis) American Free Enterprise Chamber of Commerce (numéro du rôle 8267) ;

 

  het arrest nr. 105/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 3.86, § 3, en 3.85, § 4, van het nieuw Burgerlijk Wetboek, gesteld door de vrederechter van het eerste kanton Namen (rolnummer 8291);

  l’arrêt no 105/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause la question préjudicielle relative aux articles 3.86, § 3, et 3.85, § 4, du nouveau Code civil, posée par le juge de paix du premier canton de Namur (numéro du rôle 8291) ;

 

  het arrest nr. 106/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 1 februari 2024 betreffende het toeristische verblijf, ingesteld door Ward Decabooter en anderen (rolnummer 8294);

  l’arrêt no 106/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause le recours en annulation partielle de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 1er février 2024 relative à l’hébergement touristique, introduit par Ward Decabooter et autres (numéro du rôle 8294) ;

 

  het arrest nr. 107/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 333/2 en 358, § 1, 2º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummers 8310, 8311 en 8312);

  l’arrêt no 107/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 333/2 et 358, § 1er, 2º, du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéros du rôle 8310, 8311 et 8312) ;

 

  het arrest nr. 108/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 376, § 3, 1º en 2º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing voor de aanslagjaren 2017 tot 2019, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche‑en‑Famenne (rolnummer 8321);

  l’arrêt no 108/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 376, § 3, 1º et 2º, du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu’il était applicable pour les exercices d’imposition 2017 à 2019, posées par le tribunal de première instance du Luxembourg, division de Marche‑en‑Famenne (numéro du rôle 8321) ;

 

  het arrest nr. 109/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 330 van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen (rolnummer 8324);

  l’arrêt no 109/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 330 de l’ancien Code civil, posée par le tribunal de la famille du tribunal de première instance de Namur, division de Namur (numéro du rôle 8324) ;

 

  het arrest nr. 110/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 3, 6 en 7 van de wet van 16 mei 2024 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, ingesteld door de Algemene Centrale van het militair personeel en anderen (rolnummer 8345);

  l’arrêt no 110/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause le recours en annulation des articles 2, 3, 6 et 7 de la loi du 16 mai 2024 modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques et la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d’identité, aux cartes d’étranger et aux documents de séjour, introduit par la Centrale générale du personnel militaire et autres (numéro du rôle 8345) ;

 

  het arrest nr. 111/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 8 en 39 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8376);

  l’arrêt no 111/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 8 et 39 de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8376) ;

 

  het arrest nr. 112/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 417/6, §§ 1 en 2, van het Strafwetboek, gesteld door de Franstalige correctionele rechtbank te Brussel (rolnummer 8400);

  l’arrêt no 112/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 417/6, §§ 1er et 2, du Code pénal, posée par le tribunal correctionnel francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8400) ;

 

  het arrest nr. 113/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 30, vierde lid, van de wet van 18 mei 2024 tot regeling van de private opsporing, ingesteld door Filip Scheemaker (rolnummer 8401);

  l’arrêt no 113/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause le recours en annulation de l’article 30, alinéa 4, de la loi du 18 mai 2024 réglementant la recherche privée, introduit par Filip Scheemaker (numéro du rôle 8401) ;

 

  het arrest nr. 114/2025, uitgesproken op 17 juli 2025, inzake de prejudiciële vraag over artikel 9 van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2004 en bekrachtigd bij artikel 70 van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke‑zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, gesteld door het hof van beroep te Brussel (rolnummer 8418);

  l’arrêt no 114/2025, rendu le 17 juillet 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 9 de la loi du 28 avril 1999 visant à transposer la directive 98/26/CE du 19 mai 1998 concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres et à l’article 11 de l’arrêté royal no 62 du 10 novembre 1967 relatif au dépôt d’instruments financiers fongibles et à la liquidation d’opérations sur ces instruments, coordonné par l’arrêté royal du 27 janvier 2004 et confirmé par l’article 70 de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, posée par la cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 8418) ;

 

  het arrest nr. 115/2025, uitgesproken op 11 september 2025, inzake de vordering tot schorsing van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 maart 2025 tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van lucht, klimaat en energiebeheersing teneinde bepaalde voertuigen toe te laten in de lage‑emissiezone tot 31 december 2026, ingesteld door de vzw Ligue des droits humains en anderen (rolnummer 8487);

  l’arrêt no 115/2025, rendu le 11 septembre 2025, en cause la demande de suspension de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 21 mars 2025 modifiant l’ordonnance du 2 mai 2013 portant le Code bruxellois de l’air, du climat et de la maîtrise de l’énergie en vue d’autoriser, jusqu’au 31 décembre 2026, l’accès de certains véhicules à la zone de basses émissions, introduite par l’ASBL Ligue des droits humains et autres (numéro du rôle 8487) ;

 

  het arrest nr. 116/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 2:143, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 8229);

  l’arrêt no 116/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 2 :143, § 1er, du Code des sociétés et des associations, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 8229) ;

 

  het arrest nr. 117/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de programmawet van 22 december 2023 (wijzigingen van het aanslagstelsel dat van toepassing is op de juridische constructies), ingesteld door Maylis Jeannin, door Laurent Donnay de Casteau en door de vzw Liga van belastingplichtigen (rolnummers 8252, 8255 en 8256);

  l’arrêt no 117/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause les recours en annulation partielle de la loi‑programme du 22 décembre 2023 (modifications du régime de taxation applicable aux constructions juridiques), introduits par Maylis Jeannin, par Laurent Donnay de Casteau et par l’ASBL Ligue des contribuables (numéros du rôle 8252, 8255 et 8256) ;

 

  het arrest nr. 118/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 5, 3º en 4º, en 10 van de wet van 16 juni 2024 houdende wijziging van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, ingesteld door de Algemene Centrale van het militair personeel en anderen (rolnummer 8302);

  l’arrêt no 118/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause le recours en annulation des articles 5, 3º et 4º, et 10 de la loi du 16 juin 2024 modifiant la loi du 11 décembre 1998 portant création d’un organe de recours en matière d’habilitations, d’attestations et d’avis de sécurité, introduit par la Centrale générale du personnel militaire et autres (numéro du rôle 8302) ;

 

  het arrest nr. 119/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 10, 18 en 20 van de wet van 25 december 2023 tot wijziging van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, ingesteld door de vzw Ligue des droits humains (rolnummer 8317);

  l’arrêt no 119/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause le recours en annulation des articles 10, 18 et 20 de la loi du 25 décembre 2023 modifiant la loi du 3 décembre 2017 portant création de l’Autorité de protection des données, introduit par l’ASBL Ligue des droits humains (numéro du rôle 8317) ;

 

  het arrest nr. 120/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 121 van de wet van 15 mei 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II (vervanging van artikel 21 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel), ingesteld door Pascal Malumgré en anderen (rolnummer 8318);

  l’arrêt no 120/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause le recours en annulation de l’article 121 de la loi du 15 mai 2024 portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses II (remplacement de l’article 21 de la loi du 23 mars 2019 concernant l’organisation des services pénitentiaires et le statut du personnel pénitentiaire), introduit par Pascal Malumgré et autres (numéro du rôle 8318) ;

 

  het arrest nr. 121/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 23bis en 36ter van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, zoals van toepassing in het Waalse Gewest, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Namen, afdeling Namen (rolnummer 8344);

  l’arrêt no 121/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause la question préjudicielle relative aux articles 23bis et 36ter du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, tels qu’ils sont applicables en Région wallonne, posée par le tribunal de première instance de Namur, division de Namur (numéro du rôle 8344) ;

 

  het arrest nr. 122/2025, uitgesproken op 18 september 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 19 april 2024 tot wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wat de uitvoering van de taken voor de project‑MER‑screening betreft, ingesteld door de vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen en anderen (rolnummer 8357);

  l’arrêt no 122/2025, rendu le 18 septembre 2025, en cause le recours en annulation de l’article 5 du décret de la Région flamande du 19 avril 2024 modifiant le décret du 25 avril 2014 relatif au permis d’environnement, en ce qui concerne l’exécution des tâches pour le screening du RIE de projet, introduit par l’ASBL Aktiekomitee Red de Voorkempen et autres (numéro du rôle 8357) ;

 

  het arrest nr. 123/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 22 december 2023 tot wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wat het invoeren van overgangsmaatregelen voor vergunningen in het kader van de programmatische aanpak stikstof betreft, ingesteld door Jan Stevens (rolnummer 8283);

  l’arrêt no 123/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause le recours en annulation partielle de l’article 2 du décret de la Région flamande du 22 décembre 2023 modifiant le décret du 25 avril 2014 relatif au permis d’environnement, en ce qui concerne l’introduction de mesures transitoires pour les permis dans le cadre de l’approche programmatique de l’azote, introduit par Jan Stevens (numéro du rôle 8283) ;

 

  het arrest nr. 124/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 26 april 2024 tot wijziging van het erkenningsdecreet lokale geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, ingesteld door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België en anderen (rolnummer 8297);

  l’arrêt no 124/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause le recours en annulation partielle du décret de la Région flamande du 26 avril 2024 modifiant le décret ‘Reconnaissance des communautés religieuses locales’ du 22 octobre 2021, introduit par l’AISBL Association internationale Diyanet de Belgique et autres (numéro du rôle 8297) ;

 

  het arrest nr. 125/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van artikel 43 van de wet van 15 mei 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II (vervanging van artikel 479 van het Wetboek van strafvordering), ingesteld door Luc Van Calenbergh en Bram Van Thillo, door Heidi Bortels en anderen en door Len Augustyns en Koen Vaneecke (rolnummers 8298, 8360 en 8373);

  l’arrêt no 125/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause les recours en annulation totale ou partielle de l’article 43 de la loi du 15 mai 2024 portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses II (remplacement de l’article 479 du Code d’instruction criminelle), introduits par Luc Van Calenbergh et Bram Van Thillo, par Heidi Bortels et autres et par Len Augustyns et Koen Vaneecke (numéro du rôle 8298, 8360 et 8373) ;

 

  het arrest nr. 126/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 13, § 1, tweede lid, tweede zin, § 2, tweede lid, tweede zin, en § 8, van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van de Franse Gemeenschapscommissie, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 januari 2024 en 1 februari 2024 betreffende de digitale transitie van de overheidsinstanties, ingesteld door de vzw Lire et écrire Bruxelles en anderen (rolnummer 8303);

  l’arrêt no 126/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause le recours en annulation de l’article 13, § 1er, alinéa 2, seconde phrase, § 2, alinéa 2, seconde phrase, et § 8, des décrets et ordonnances conjoints de la Commission communautaire française, la Région de Bruxelles‑Capitale et la Commission communautaire commune des 25 janvier 2024 et 1er février 2024 relatifs à la transition numérique des autorités publiques, introduit par l’ASBL Lire et écrire Bruxelles et autres (numéro du rôle 8303) ;

 

  het arrest nr. 127/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake de prejudiciële vragen over artikel 17, § 2, tweede lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, gesteld door de Raad van State (rolnummers 8387 en 8388);

  l’arrêt no 127/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 17, § 2, alinéa 2, du décret de la Région flamande du 3 mai 2013 relatif à la protection de l’infrastructure routière dans le cas du transport routier exceptionnel, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 8387 et 8388) ;

 

  het arrest nr. 128/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Vlaamse decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het kaderdecreet Vlaamse handhaving van 14 juli 2023, ingesteld door de Franse Gemeenschapsregering en door de Waalse regering (rolnummers 3292 en 8396);

  l’arrêt no 128/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause les recours en annulation totale ou partielle du décret flamand du 26 avril 2024 modifiant divers décrets, en ce qui concerne la mise en œuvre du décret‑cadre ‘Maintien flamand’ du 14 juillet 2023, introduits par le gouvernement de la Communauté française et par le gouvernement wallon (numéros du rôle 8392 et 8396) ;

 

  het arrest nr. 129/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake de prejudiciële vraag over artikel 167, § 2, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, gesteld door de Nederlandstalige beroepscommissie van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen (rolnummer 8399);

  l’arrêt no 129/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 167, § 2, de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l’administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, posée par la commission d’appel néerlandophone du Conseil central de surveillance pénitentiaire (numéro du rôle 8399) ;

 

  het arrest nr. 130/2025, uitgesproken op 25 september 2025, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 1, eerste lid, 4º, van de wet van 4 augustus 1986 tot regeling van de oppensioenstelling van de leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs en tot wijziging van andere bepalingen van de onderwijswetgeving, ingesteld door de vzw Evangelische Theologische Faculteit, door Geert Lorein en door Guido Vleugels (rolnummers 8489, 8490 en 8491).

  l’arrêt no 130/2025, rendu le 25 septembre 2025, en cause les recours en annulation de l’article 1er, alinéa 1er, 4º, de la loi du 4 août 1986 réglant la mise à la retraite des membres du personnel enseignant de l’enseignement universitaire et modifiant d’autres dispositions de la législation de l’enseignement, introduits par l’ASBL Evangelische Theologische Faculteit, par Geert Lorein et par Guido Vleugels (numéros du rôle 8489, 8490 et 8491).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

 

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

 

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen XX.107, § 1, en XX.108, § 3, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummer 8498);

  les questions préjudicielles relatives aux articles XX.107, § 1er, et XX.108, § 3, alinéa 4, du Code de droit économique, posées par la cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 8498) ;

 

  de prejudiciële vraag over artikel 100 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door de arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Dendermonde (rolnummer 8499);

  la question préjudicielle concernant l’article 100 de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posée par le tribunal du travail de Gand, division de Termonde (numéro du rôle 8499) ;

 

  de prejudiciële vraag over artikel 27, § 3, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 8501);

  la question préjudicielle relative à l’article 27, § 3, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, posée par le tribunal de première instance de Liège, division de Liège (numéro du rôle 8501) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 91 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in samenhang gelezen met de artikelen 90, eerste lid, 8º en 10º, en 93bis, 1º, van hetzelfde Wetboek, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummer 8502);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 91 du Code des impôts sur les revenus 1992, lu en combinaison avec les articles 90, alinéa 1er, 8º et 10º, et 93bis, 1º, du même Code, posées par la cour d’appel de Gand (numéro du rôle 8502) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 4.23 en 4.61, § 1 en § 7, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Waals‑Brabant (rolnummer 8503);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 4.23 et 4.61, § 1er et § 7, du Code civil, posées par le tribunal de première instance du Brabant wallon (numéro du rôle 8503) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 106, § 1, van het decreet van het Waalse Gewest van 23 juni 2016 houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning, en betreffende artikel D.270 van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, zoals gewijzigd bij artikel 46 van het decreet van het Waalse Gewest van 23 juni 2016 houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning, gesteld door de vrederechter van het kanton Nijvel en door de ondernemingsrechtbank te Luik, afdeling Verviers (rolnummer 8507, toegevoegd aan 8468);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 106, § 1er, du décret de la Région wallonne du 23 juin 2016 modifiant le Code de l’environnement, le Code de l’eau et divers décrets en matière de déchets et de permis d’environnement et à l’article D.270 du livre II du Code de l’environnement contenant le Code de l’eau, tel que modifié par l’article 46 du décret de la Région wallonne du 23 juin 2016 modifiant le Code de l’environnement, le Code de l’eau et divers décrets en matière de déchets et de permis d’environnement, posées par le juge de paix du canton de Nivelles et par le tribunal de l’entreprise de Liège, division de Verviers (numéro du rôle 8507, joint au 8468) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 275/5, § 2, 1º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2018, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummer 8508);

  la question préjudicielle relative à l’article 275/5, § 2, 1º, du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu’il était applicable pour l’exercice d’imposition 2018, posée par la cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 8508) ;

 

  de prejudiciële vragen over artikel 5, § 1, eerste lid, 8º, van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, gesteld door de Raad van State (rolnummer 8509);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 5, § 1er, alinéa 1er, 8º, de la loi du 21 décembre 1998 relative aux normes de produits ayant pour but la promotion de modes de production et de consommation durables et la protection de l’environnement, de la santé et des travailleurs, posées par le Conseil d’État (numéro du rôle 8509) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 16, § 1, eerste lid, van de wet van 24 december 2020 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID‑19 (II), gesteld door de arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Verviers (rolnummer 8512);

  la question préjudicielle relative à l’article 16, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 24 décembre 2020 portant confirmation des arrêtés royaux pris en application de la loi du 27 mars 2020 habilitant le Roi à prendre des mesures de lutte contre la propagation du coronavirus COVID‑19 (II), posée par le tribunal du travail de Liège, division de Verviers (numéro du rôle 8512) ;

 

  de prejudiciële vragen over artikel 148, eerste lid, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, gesteld door de Nederlandstalige beroepscommissie van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen (rolnummers 8514 en 8524, samengevoegde zaken);

  la question préjudicielle relative à l’article 148, alinéa 1er, de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l’administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, posée par la commission d’appel néerlandophone du Conseil central de surveillance pénitentiaire (numéros du rôle 8514 et 8524, affaires jointes) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 39, tweede lid, 1º en 2º, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8515);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 39, alinéa 2, 1º et 2º, de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8515) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 88, eerste lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 13 oktober 2023 tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, gesteld door de vrederechter van het kanton Lokeren (rolnummer 8516);

  la question préjudicielle relative à l’article 88, alinéa 1er, du décret de la Région flamande du 13 octobre 2023 établissant les règles spécifiques concernant le bail à ferme, posée par le juge de paix du canton de Lokeren (numéro du rôle 8516) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 2223 van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de vrederechter van het tweede kanton Charleroi (rolnummer 8518);

  la question préjudicielle relative à l’article 2223 de l’ancien Code civil, posée par le juge de paix du deuxième canton de Charleroi (numéro du rôle 8518) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/7, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het arbeidshof te Bergen (rolnummer 8520);

  la question préjudicielle relative à l’article 1675/7, § 1er, alinéa 2, du Code judiciaire, posée par la cour du travail de Mons (numéro du rôle 8520) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 27, tweede lid, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8521);

  la question préjudicielle relative à l’article 27, alinéa 2, de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posée par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8521) ;

 

  de prejudiciële vragen over de artikelen 142, § 1, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, zoals van toepassing tot 1 oktober 2013, en V.164, § 1, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, zoals van toepassing sinds 1 oktober 2013 en in de versie die van kracht was tot 1 april 2014, gesteld door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8525);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 142, § 1er, du décret de la Communauté flamande du 13 juillet 1994 relatif aux instituts supérieurs en Communauté flamande, tel qu’il était d’application jusqu’au 1er octobre 2013, et V.164, § 1er, du Code flamand de l’enseignement supérieur, tel qu’il était d’application depuis le 1er octobre 2013 et dans sa version en vigueur jusqu’au 1er avril 2014, posées par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 8525) ;

 

  de prejudiciële vragen over de artikelen 68ter, § 5, en 68quinquies, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen (vóór wijziging ervan bij de wet van 4 mei 2023 tot invoering van een unieke aangifte voor wat betreft de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de aanvullende pensioenen), gesteld door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8526);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 68ter, § 5, et 68quinquies, § 1er, alinéas 1er et 2, de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales (avant leur modification par la loi du 4 mai 2023 introduisant une déclaration unique en ce qui concerne la retenue de 3,55 % au profit de l’assurance obligatoire soins de santé et la cotisation de solidarité effectuées sur les pensions complémentaires), posées par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 8526) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 322, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummer 8534).

  les questions préjudicielles relatives à l’article 322, alinéa 2, de l’ancien Code civil, posées par la cour d’appel de Gand (numéro du rôle (numéro du rôle 8534).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

 

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitster van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

 

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 18 mei 2024 tot regeling van de private opsporing, ingesteld door de vzw Beroepsvereniging der automobieldeskundigen van België en Julien Flamme (rolnummer 8495);

  le recours en annulation partielle de la loi du 18 mai 2024 réglementant la recherche privée, introduit par l’ASBL Union professionnelle des experts en automobiles de Belgique et Julien Flamme (numéro du rôle 8495) ;

 

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 18 mei 2024 tot regeling van de private opsporing, ingesteld door het Instituut voor bedrijfsjuristen (rolnummer 8496);

  le recours en annulation partielle de la loi du 18 mai 2024 réglementant la recherche privée, introduit par l’Institut des juristes d’entreprise (numéro du rôle 8496) ;

 

  het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 12 december 2024 tot wijziging van de ordonnantie van 4 april 2024 houdende de Codex van de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingesteld door de gemeente Oudergem en anderen (rolnummer 8500);

  le recours en annulation de l’article 2 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 12 décembre 2024 modifiant l’ordonnance du 4 avril 2024 portant le Code des finances publiques de la Région de Bruxelles‑Capitale, introduit par la commune d’Auderghem et autres (numéro du rôle 8500) ;

 

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de Financiewet voor het begrotingsjaar 2025 van 20 december 2024, van de wet van 25 maart 2025 tot opening van voorlopige kredieten voor de maanden april, mei en juni 2025 en van de bijgevoegde tabellen van de kredieten, in zoverre zij betrekking hebben op programma 12.56.1 Toelage aan de vzw Casa legal van afdeling 56 van organisatieafdeling 12, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies (rolnummer 8504);

  le recours en annulation partielle de la loi de finances pour l’année budgétaire 2025 du 20 décembre 2024, de la loi du 25 mars 2025 ouvrant des crédits provisoires pour les mois d’avril, mai et juin 2025 et des tableaux des crédits annexés, dans la mesure où ils concernent le programme 12.56.1 Subside à l’ASBL Casa legal de la division 56 de la division organique 12, introduit par l’Orde van Vlaamse balies (numéro du rôle 8504) ;

 

  het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 20 december 2024 tot wijziging van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, en het Mestdecreet van 22 december 2006, ingesteld door Bart Smeets en anderen (rolnummer 8510);

  le recours en annulation totale ou partielle du décret de la Région flamande du 20 décembre 2024 modifiant le décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, coordonné le 15 juin 2018, et le décret ‘Engrais’ du 22 décembre 2006, introduit par Bart Smeets et autres (numéro du rôle 8510) ;

 

  het beroep tot vernietiging van artikel 40 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (rolnummer 8511);

  le recours en annulation de l’article 40 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduit par l’ASBL Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (numéro du rôle 8511) ;

 

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 50 en 66 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (rolnummer 8513, toegevoegd aan 8463);

  les recours en annulation des articles 50 et 66 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduits par l’ASBL Fédération des étudiantes et des étudiants francophones (numéro du rôle 8513, joint au 8463) ;

 

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 220 tot 224 van de programmawet van 18 juli 2025, ingesteld door Paul Van Orshoven (rolnummer 8519);

  le recours en annulation des articles 220 à 224 de la loi‑programme du 18 juillet 2025, introduit par Paul Van Orshoven (numéro du rôle 8519) ;

 

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 41 en 43 van de programmawet van 18 juli 2025, ingesteld door Michel Maus (rolnummer 8522);

  le recours en annulation des articles 41 et 43 de la loi‑programme du 18 juillet 2025, introduit par Michel Maus (numéro du rôle 8522) ;

 

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 38 en 39 van de programmawet van 18 juli 2025, ingesteld door de bv Bloom Tax FL (rolnummer 8523);

  le recours en annulation des articles 38 et 39 de la loi‑programme du 18 juillet 2025, introduit par la SRL Bloom Tax FL (numéro du rôle 8523) ;

 

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 220 tot 224 van de programmawet van 18 juli 2025, ingesteld door Paul Van Orshoven, door Thierry Gillis, door Alain Darquennes, door Serge Kinet en door Marcus Symons (rolnummers 8527, 8530, 8531 en 8533, toegevoegd aan 8519);

  les recours en annulation des articles 220 à 224 de la loi‑programme du 18 juillet 2025, introduit par Paul Van Orshoven, par Thierry Gillis, par Alain Darquennes, par Serge Kinet et par Marcus Symons (numéros du rôle 8527, 8530, 8531 et 8533, joints au 8519) ;

 

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 19 tot 25 van het programmadecreet 2024 van de Duitstalige Gemeenschap van 23 december 2024, ingesteld door de vzw Réseau wallon de lutte contre la pauvreté en anderen (rolnummer 8528);

  le recours en annulation des articles 19 à 25 du décret‑programme 2024 de la Communauté germanophone du 23 décembre 2024, introduit par l’ASBL Réseau wallon de lutte contre la pauvreté et autres (numéro du rôle 8528) ;

 

  het beroep tot vernietiging van artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, ingesteld door Jean Tilleman (rolnummer 8529);

  le recours en annulation de l’article 4, § 1er, alinéa 2, de la loi du 3 juillet 1967 sur 1a prévention ou la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public, introduit par Jean Tilleman (numéro du rôle 8529) ;

 

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 15º, en 3, § 2, 2º, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 februari 2025 over emissiemonitoring van wegvoertuigen, ingesteld door de Ministerraad (rolnummer 8535).

  le recours en annulation des articles 2, 15º, et 3, § 2, 2º, du décret de la Région flamande du 21 février 2025 relatif à la surveillance des émissions des véhicules routiers, introduit par le Conseil des ministres (numéro du rôle 8535).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Rekenhof – nv ASEVA

Cour des comptes – SA ASEVA

 

Bij brief van 19 juni 2025, zendt de eerste voorzitster van het Rekenhof, overeenkomstig artikel 44, § 5, derde lid, van de wet van 21 december 2023 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten, de aanhouding van bijkomende strategische voorraden voor de energiebevoorrading van het land in geval van een energiecrisis, het beheer van een aardoliebevoorradingscrisis en de organisatie van ASEVA aan de Senaat over, het verslag van het Rekenhof van de taken van openbare dienst door de naamloze vennootschap (nv) van publiek recht ASEVA in 2023.

Par lettre du 19 juin 2025, la première présidente de la Cour des comptes transmet au Sénat, conformément l’article 44, § 5, alinéa 3, de la loi du 21 décembre 2023 relatif (sic) à la détention des stocks obligatoires de pétrole et des produits pétroliers, à la détention de stocks stratégiques additionnels destinés à l’approvisionnement énergétique du pays en cas de crise énergétique, à la gestion de crise d’approvisionnement pétrolière et à l’organisation d’ASEVA, le rapport relatif à la mise en œuvre des missions de service public par la société anonyme (SA) de droit public ASEVA.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Instituut voor gerechtelijke opleiding

Institut de formation judiciaire

 

Bij brief van 25 juli 2025 zendt de directeur van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, overeenkomstig artikel 41 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, aan de Senaat over, het jaarverslag voor 2024.

Par lettre du 25 juillet 2025, le directeur de l’Institut de formation judiciaire transmet au Sénat, conformément à l’article 41 de la loi du 31 janvier 2007 sur la formation judiciaire et portant création de l’Institut de formation judiciaire, le rapport annuel pour 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Centrale Raad voor het bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail

 

Bij brief van 16 juli 2026 zenden de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat, overeenkomstig artikel XIII.1 van titel I van boek XIII van het Wetboek van economisch recht en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, het rapport betreffende de relancestrategie – Invoering van een globale verbintenis van werkgevers inzake stageplaatsen – Jaarlijkse evaluatie 2024 (NAR rapport nr. 138 en CRB 2025‑1365), goedgekeurd tijdens hun gezamenlijke plenaire vergadering van 15 juli 2025.

Par lettre du 16 juillet 2025, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail transmettent au Sénat, conformément à l’article XIII.1er du titre I er du livre XIII du Code de droit économique et à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail, le rapport sur la stratégie de relance – Introduction d’un engagement global des employeurs en matière de places de stage – Évaluation annuelle – Année 2024 (CNT rapport n° 138 et CCE 2025‑1365), approuvé lors de leurs séance plénière commune du 15 juillet 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

In-, uit- en doorvoer van wapens

Importation, exportation et transit d’armes

 

Bij brief van 9 juli 2025 zendt de vice‑eersteminister en minister van Werk, Economie en Landbouw aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 17 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, het verslag over de toepassing van deze wet voor het eerste en tweede semester van 2024.

Par lettre du 9 juillet 2025, le vice‑premier ministre et ministre de l’
Emploi, de l’Économie et de l’Agriculture transmet au Sénat, conformément à l’article 17 de la loi du 5 août 1991 relative à l’importation, à l’exportation, au transit et à la lutte contre le trafic d’armes, de munitions et de matériel devant servir spécialement à un usage militaire ou de maintien de l’ordre et de la technologie y afférente, le rapport sur l’application de cette loi pour le premier et second semestre de 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Economische Overheidsbedrijven – NMBS

Entreprises publiques économiques – SNCB

 

Bij brief van 9 juli 2025 zendt de minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie, overeenkomstig artikel 27, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat over, de jaarrekeningen van de NMBS, het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen van het jaar 2024.

Par lettre du 9 juillet 2025, le ministre de la Mobilité, du Climat et de la Transition environnementale transmet au Sénat, conformément à l’article 27, § 3, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, les comptes annuels de la SNCB, accompagnés du rapport de gestion et du rapport du collège des commissaires pour l’exercice 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Economische Overheidsbedrijven – Infrabel

Entreprises publiques économiques – Infrabel

 

Bij brief van 8 juli 2025 zendt de minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie, overeenkomstig artikel 27, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat over, het jaarverslag, de geconsolideerde jaarrekening van Infrabel en het verslag van het college van commissarissen over het dienstjaar 2024.

Par lettre du 8 juillet 2025, le ministre de la Mobilité, du Climat et de la Transition environnementale transmet au Sénat, conformément l’article 27, § 3, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel, les comptes annuels consolidés d’Infrabel et le rapport du collège des commissaires pour l’exercice 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Economische Overheidsbedrijven – HR RAIL

Entreprises publiques économiques – HR RAIL

 

Bij brief van 9 juli 2025 zendt de minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische transitie, overeenkomstig artikel 56, § 3, derde lid, van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen aan de Senaat over, het jaarverslag, de geconsolideerde jaarrekening van HR RAIL en het verslag van het college van commissarissen over het dienstjaar 2024.

Par lettre du 9 juillet 2025, le ministre de la Mobilité, du Climat et de la Transition environnementale transmet au Sénat, conformément à l’article 56, § 3, alinéa 3, de la loi du 23 juillet 1926 relative à la SNCB et au personnel des Chemins de fer belges, le rapport annuel, les comptes annuels consolidés de HR RAIL et le rapport du collège des commissaires pour l’exercice 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA)

Autorité des services et marchés financiers (FSMA)

 

Bij brief van 20 juni 2025 zendt de voorzitter van de Autoriteit voor financiële diensten en markten, overeenkomstig artikel 65 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, aan de Senaat over, het jaarverslag voor 2024.

Par lettre du 20 juin 2025, le président de l’Autorité des services et marchés financiers transmet au Sénat, conformément à l’article 65 de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, le rapport annuel pour 2024.

 

  Neerlegging ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Federale Adviesraad voor ouderen

Conseil consultatif fédéral des aînés

 

Bij brieven van 1 en 11 juli 2025 zendt de voorzitter van de Federale Adviesraad voor ouderen, overeenkomstig artikel 3, van de wet van 8 maart 2007 tot oprichting van een Federale Adviesraad voor ouderen, aan de Senaat over:

Par lettres des 1er et 11 juillet 2025, le président du Conseil consultatif fédéral des aînés transmet au Sénat, conformément à l’article 3, de la loi du 8 mars 2007 créant un Conseil consultatif des aînés :

 

  het advies 2025/003 aangaande de uitbetaling van pensioenen via postassignatie;

  l’avis 2025/003 concernant le paiement des pensions par assignation postale ;

 

  het advies 2025/004 over een systematische aanpak van de onder‑opname van de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) door de Federale Pensioendienst;

  l’avis 2025/004 concernant une approche systématique du non‑recours à la Garantie des revenus aux personnes âgées (GRAPA) par le Service fédéral des pensions ;

 

  het advies 2025/005 over de verbetering van de pensioenen in het bijzonder de tweede pijler;

  l’avis 2025/005 sur l’amélioration des pensions, avec une attention particulière pour le deuxième pilier ;

 

  het advies 2025/006 over de doelgroepen bij de op stapel staande pensioenhervormingen;

  l’avis 2025/006 sur les groupes cibles dans le cadre des réformes des pensions en cours ;

 

  het advies 2025/007 inzake de welvaartskoppeling.

  l’avis 2023/007 concernant le lien avec la prospérité.

 

  Neergelegd te Griffie

  Dépôt au Greffe.

 

Fonds voor de medische ongevallen

Fonds des accidents médicaux

 

Bij brief van 18 juin 2025 zendt de directeur‑generaal van het Fonds voor de medische ongevallen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg aan de Senaat over, het activiteitenverslag 2024 van het Fonds voor de medische ongevallen.

Par lettre du 28 juin 2025, le directeur général du Fonds des accidents médicaux transmet au Sénat, conformément à l’article 8 de la loi du 31 mars 2010 relative à l’indemnisation des dommages résultant de soins de santé, le rapport d’activités 2024 du Fonds des accidents médicaux.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Europees Parlement

Parlement européen

 

Bij brieven van 8 juli, 1 september en 8 oktober 2025 zendt de voorzitster van het Europees Parlement aan de Senaat over, de teksten aangenomen door het Europees Parlement tijdens zijn vergaderperiodes van 16 tot 19 juni, van 7 tot 10 juli en van 8 tot 11 september 2025.

Par lettres des 8 juillet, 1er septembre et 8 octobre 2025, la présidente du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen au cours de ses périodes de session du 16 au 19 juin, du 7 au 10 juillet et du 8 au 11 septembre 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.