8‑11

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2024‑2025

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 20 juni 2025

Ochtendvergadering

8‑11

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2024‑2025

Séances plénières

Vendredi 20 juin 2025

Séance du matin

 

Handelingen

Annales

 

Inhoudsopgave

Sommaire

 

Goedkeuring van de agenda. 2

Wetsvoorstel tot uitlegging van de artikelen 1, 3, 8, 10 en 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek (van mevrouw Valérie De Bue; Doc. 8‑70) 2

Algemene bespreking. 2

Artikelsgewijze bespreking. 9

Inoverwegingneming van voorstellen. 9

Stemmingen. 9

Wetsvoorstel tot uitlegging van de artikelen 1, 3, 8, 10 en 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek (van mevrouw Valérie De Bue; Doc. 8‑70) 9

Regeling van de werkzaamheden. 10

Berichten van verhindering. 10

Bijlage. 11

Naamstemmingen. 11

In overweging genomen voorstellen. 12

Activiteiten van algemeen belang van de Koninklijke Familie. 12

Grondwettelijk Hof – Arresten. 13

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 14

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 16

Hoven van beroep. 16

Arbeidshoven. 17

Parketten‑generaal 17

Auditoraten‑generaal 17

Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling. 18

Europees Parlement 18

 

Approbation de l’ordre du jour 2

Proposition de loi interprétative des articles 1er, 3, 8, 10 et 13 de la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires (de Mme Valérie De Bue ; Doc. 8‑70) 2

Discussion générale. 2

Discussion des articles. 9

Prise en considération de propositions. 9

Votes. 9

Proposition de loi interprétative des articles 1er, 3, 8, 10 et 13 de la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires (de Mme Valérie De Bue ; Doc. 8‑70) 9

Ordre des travaux. 10

Excusés. 10

Annexe. 11

Votes nominatifs. 11

Propositions prises en considération. 12

Activités d’intérêt général de la Famille royale. 12

Cour constitutionnelle – Arrêts. 13

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 14

Cour constitutionnelle – Recours. 16

Cours d’appel 16

Cours du travail 17

Parquets généraux. 17

Auditorats généraux. 17

Commission interdépartementale pour le développement durable. 18

Parlement européen. 18

 

 

Voorzitter: de heer Vincent Blondel

(De vergadering wordt geopend om 10.00 uur.)

Présidence de M. Vincent Blondel

(La séance est ouverte à 10 h 00.)

 

Goedkeuring van de agenda

Approbation de l’ordre du jour

 

De voorzitter. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

M. le président. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

 

Wetsvoorstel tot uitlegging van de artikelen 1, 3, 8, 10 en 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek (van mevrouw Valérie De Bue; Doc. 8‑70)

Proposition de loi interprétative des articles 1er, 3, 8, 10 et 13 de la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires (de Mme Valérie De Bue ; Doc. 8‑70)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

Mevrouw Griet Vanryckegem (N‑VA), rapporteur. – Namens de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden breng ik verslag uit van de werkzaamheden van de commissie rond het wetsvoorstel tot uitlegging van de artikelen 1, 3, 8, 10 en 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek.

Het voorstel is er gekomen naar aanleiding van de rechtsonzekerheid over de geheimhouding van documenten en processen‑verbaal uit parlementaire onderzoekscommissies. Het wetsvoorstel wil verduidelijken of gerechtelijke autoriteiten beslag mogen leggen op documenten van gesloten vergaderingen van een parlementaire onderzoekscommissie wanneer deze commissie het geheimhoudingsprincipe niet expliciet heeft opgeheven. Deze interpretatieve wet bevestigt dat in dergelijke gevallen de geheimhouding absoluut is.

De concrete aanleiding was een arrest van 5 oktober 2022 van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel in het kader van de inbeslagname van processen‑verbaal van getuigenverhoren afgenomen tijdens vergaderingen met gesloten deuren van een parlementaire onderzoekscommissie.

Het recht op parlementair onderzoek is sinds 1881 grondwettelijk verankerd. De wet van 30 juni 1996 verduidelijkt de geheimhoudingsplicht. De interpretatieve wet die we nu bespreken, steunt op artikel 84 van de Grondwet en heeft terugwerkende kracht met als doel de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever te verduidelijken en rechtsonzekerheid weg te nemen.

De commissie besprak het wetsvoorstel voor een eerste maal op 3 februari 2025 en besloot enkele hoorzittingen te organiseren. De volgende personen werden gehoord. Op 10 maart 2025 waren dat mevrouw Céline Romainville, hoogleraar grondwettelijk recht aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Université catholique de Louvain (UCLouvain), de heer Julian Clarenne, postdoctoraal onderzoeker aan de McGill University in Montreal, en de heer Marc Uyttendaele, hoogleraar grondwettelijk recht aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Université libre de Bruxelles (ULB). Op 24 maart 2025 luisterden we naar de heer Koen Muylle, staatsraad, en de heer Patrick Gaudius, ondervoorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel en onderzoeksrechter. Ook het College van procureurs‑generaal werd uitgenodigd voor een hoorzitting, maar verkoos ons een schriftelijk advies te bezorgen. Tegelijk heeft het Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (CegeSoma) van het Rijksarchief uit eigen beweging aan de commissie een advies over dit wetsvoorstel bezorgd.

Op verzoek van de commissie heeft de juridische dienst van de Senaat een nota geredigeerd die een overzicht biedt van de rechtsvragen die rijzen bij de geheime gegevens van een parlementaire onderzoekscommissie, en die uiteenzet hoe de verschillende wetgevende initiatieven in de Senaat en in de Kamer van volksvertegenwoordigers zich tot elkaar verhouden. Men vindt deze adviezen en deze nota als bijlage bij het verslag.

Namens de commissie wil ik alle experten en de diensten danken voor hun waardevol advies en heldere analyses.

De commissie besprak het wetsvoorstel tijdens haar vergaderingen van 2 en 16 juni 2025. Tijdens deze laatste vergadering vonden ook de stemmingen plaats. Alle partijen namen aan de commissievergaderingen deel en stelden vragen aan de experten. Alle partijen, met onder meer mevrouw De Bue, de initiatiefneemster van het voorstel, benadrukten het belang van een duidelijk wettelijk kader. Vanuit N‑VA benadrukte ikzelf ook de soevereiniteit van het Parlement en vanuit cd&v benadrukte de heer Dalle het belang van rechtszekerheid. Ook Vooruit steunde het voorstel na de antwoorden van de experten. Vanuit Les Engagés stond voorzitter Blondel positief tegenover het voorstel. Hij stelde ook vragen over de gevolgen na de ontbinding van een commissie. Vanuit Open Vld benadrukte mevrouw D’Hose dat vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor getuigen. Ook Vlaams Belang, PVDA‑PTB, PS en Ecolo‑Groen namen deel aan de commissievergaderingen en hoorzittingen en stelden pertinente vragen.

Omdat het voorstel terugwerkt tot vóór 2014, toen de Senaat nog een onderzoeksbevoegdheid had, valt het onder de verplichte bicamerale procedure van artikel 77 van de Grondwet.

Een identieke tekst werd dus ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers, eerst door mevrouw Tillieux, voorzitster tijdens de vorige legislatuur, en recenter door de heer De Roover. De diensten van de Kamer zijn op de hoogte van ons wetsvoorstel en hebben gevraagd om geïnformeerd te worden over de besprekingen hier.

Hoewel de Senaat sinds 2014 niet meer bevoegd is voor parlementair onderzoek, bewaart hij wel archieven van vroegere onderzoeken. Daarom is het wetsvoorstel ook voor onze instelling relevant, zeker gezien de retroactiviteit ervan.

Als conclusie kunnen we dus zeggen dat het wetsvoorstel een noodzakelijke juridische verduidelijking aanbrengt, het parlementaire werk en de vertrouwelijkheid van getuigenissen beschermt en de grenzen tussen de wetgevende en de rechterlijke macht bevestigt.

Het wetsvoorstel in zijn geheel werd met eenparigheid van stemmen aangenomen.

Mme Griet Vanryckegem (N‑VA), rapporteuse. – Au nom de la commission des Affaires institutionnelles, j’ai l’honneur de vous faire rapport sur les travaux de la commission relatifs à la proposition de loi interprétative des articles 1er, 3, 8, 10 et 13 de la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires.

Le dépôt de cette proposition a été dicté par l’insécurité juridique relative au secret des documents et procès‑verbaux des commissions d’enquête parlementaire. La proposition de loi à l’examen vise à clarifier la question de savoir si les autorités judiciaires peuvent saisir des documents de réunions à huis clos d’une commission d’enquête parlementaire dans l’hypothèse où celle‑ci n’aurait pas levé explicitement le secret. La loi interprétative proposée confirme que le secret est absolu dans certains cas.

L’élément concret à l’origine du texte à l’examen est un arrêt du 5 octobre 2022 de la chambre des mises en accusation de la Cour d’appel de Bruxelles dans le cadre de la saisie de procès‑verbaux d’auditions de témoins qui s’étaient tenues lors de réunions à huis clos d’une commission d’enquête parlementaire.

Le droit d’enquête parlementaire est ancré dans la Constitution depuis 1881. La loi du 30 juin 1996 clarifie l’obligation de secret. La proposition de loi interprétative dont nous débattons aujourd’hui s’appuie sur l’article 84 de la Constitution et vise, avec un effet rétroactif, à clarifier l’intention initiale du législateur et à lever l’insécurité juridique.

La commission a examiné le texte à l’examen pour la première fois le 3 février 2025 et a décidé d’organiser une série d’auditions. Les personnes suivantes ont été entendues : le 10 mars 2025, Mme Céline Romainville, professeure de droit constitutionnel à la Faculté de droit de l’Université catholique de Louvain (UCLouvain), M. Julian Clarenne, chercheur postdoctoral à l’Université McGill (Montréal), et M. Marc Uyttendaele, professeur de droit constitutionnel à la Faculté de droit de l’Université libre de Bruxelles (ULB) ; le 24 mars 2025, M. Koen Muylle, conseiller d’État, et M. Patrick Gaudius, vice‑président du Tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles et juge d’instruction. Le Collège des procureurs généraux a également été invité à participer à une audition, mais il a préféré rendre un avis écrit. Dans le même temps, le Centre d’étude Guerre et Société (CegeSoma) des Archives de l’État a fait parvenir à la commission, de sa propre initiative, un avis sur la proposition de loi à l’examen.

À la demande de la commission, le Service juridique du Sénat a rédigé une note qui relève les différentes questions juridiques que soulève le secret des données d’une commission d’enquête parlementaire et qui compare les différentes initiatives législatives prises à ce sujet par le Sénat et par la Chambre des représentants. Ces avis et cette note figurent en annexe du rapport.

Au nom de la commission, je tiens à remercier tous les experts et les services pour leurs éclairages précieux et leurs analyses claires.

La commission a examiné la proposition de loi au cours de ses réunions des 2 et 16 juin 2025. Lors de cette dernière réunion, elle a également procédé aux votes. Tous les partis ont participé aux réunions de la commission et ont posé des questions aux experts. À l’instar de Mme De Bue, qui est à l’initiative de la proposition, tous les partis ont souligné l’importance d’un cadre légal clair. Au nom de la N‑VA, j’ai moi‑même mis l’accent sur la souveraineté du Parlement et M. Dalle a insisté, au nom du cd&v, sur l’importance de la sécurité juridique. Vooruit a également apporté son soutien à la proposition après avoir pris connaissance des réponses des experts. Du côté des Engagés, le président Blondel était favorable à la proposition et a également posé des questions sur les conséquences observables après la dissolution d’une commission. L’Open Vld, représenté par Mme D’Hose, a insisté sur la nécessité de la confidentialité pour les témoins. Le Vlaams Belang, le PVDA‑PTB, le PS et Ecolo‑Groen ont, eux aussi, participé aux réunions de la commission et posé des questions pertinentes.

Étant donné que la loi proposée sortira rétroactivement ses effets avant 2014, quand le Sénat avait encore un pouvoir d’enquête, elle relève de la procédure bicamérale obligatoire visée à l’article 77 de la Constitution.

Un texte identique avait été déposé à la Chambre des représentants, d’abord par Mme Tillieux, présidente de cette assemblée durant la précédente législature, puis par M. De Roover. Les services de la Chambre sont informés de l’existence de notre proposition de loi et ont demandé à être tenus au courant de nos travaux.

Bien qu’il ne soit plus habilité à mener des enquêtes parlementaires depuis 2014, le Sénat conserve des archives relatives à des enquêtes antérieures. La proposition de loi, qui a un effet rétroactif, le concerne donc également.

En conclusion, nous pouvons dire que cette proposition de loi apporte un éclaircissement juridique bien nécessaire, qu’elle protège le travail parlementaire et la confidentialité des témoignages et qu’elle réaffirme la séparation entre les pouvoirs législatif et judiciaire.

L’ensemble de la proposition a été adopté à l’unanimité.

 

Mevrouw Valérie De Bue (MR). – De voorliggende tekst is juridisch gezien bescheiden, maar op institutioneel vlak fundamenteel. Dit voorstel van interpretatieve wet wil opnieuw duidelijkheid scheppen over een kernpunt van het parlementaire recht: de inachtneming van de geheimhouding van onderzoekscommissies bij vergaderingen met gesloten deuren.

Het doel is helder: in herinnering brengen dat, in overeenstemming met de bedoeling van de initiële wetgever, geen enkele rechter de documenten van een onderzoekscommissie die met gesloten deuren vergaderde in beslag mag nemen, tenzij de commissie zelf heeft beslist de geheimhouding op te heffen. Het gaat niet om een voorrecht, maar om een beginsel van de scheiding der machten, bedoeld om het Parlement in staat te stellen zijn opdrachten van controle en politieke evaluatie ten volle uit te oefenen.

Deze noodzaak kwam voort uit een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel van 5 oktober 2022, dat oordeelde dat artikel 1 van de wet van 3 mei 1880 geen beletsel vormde voor de gerechtelijke inbeslagname van vertrouwelijke processen‑verbaal. Volgens ons is die lezing in strijd met zowel de letter als de geest van de wet. Daarom stellen wij een interpretatieve verduidelijking voor die in overeenstemming is met de Grondwet en de bedoeling van de initiële wetgever, zoals erkend door de Raad van State. Het gaat erom de soevereiniteit van de onderzoekscommissies te waarborgen. Alleen zij kunnen in alle onafhankelijkheid beslissen om de geheimhouding van hun werkzaamheden al dan niet op te heffen. Die bevoegdheid vervalt zodra de commissie is ontbonden.

Maar afgezien van de juridische techniek, raakt dit debat aan het vertrouwen dat burgers, en met name getuigen, in onze instellingen kunnen hebben. Wanneer een getuige met gesloten deuren wordt gehoord, gebeurt dat vaak op basis van de uitdrukkelijke waarborg dat zijn verklaringen vertrouwelijk blijven. Die belofte is bindend voor het Parlement. Zoals de Raad van State en de advocaat‑generaal bij het Hof van Cassatie in hun adviezen hebben benadrukt, vormt die geheimhouding een fundamentele morele en institutionele overeenkomst, die achteraf niet kan worden verbroken zonder dat de geloofwaardigheid van het parlementaire werk zelf wordt aangetast. Volgens die adviezen kan een mechanisme voor de declassificatie van vertrouwelijke documenten enkel voor de toekomst worden overwogen, en op voorwaarde dat de getuigen vooraf zijn geïnformeerd. De geheimhouding met terugwerkende kracht opheffen, komt neer op het breken van een gegeven woord. En een instelling die haar woord niet houdt, verzwakt zichzelf.

Tot slot staat dit voorstel een grondige reflectie over de toekomst van de parlementaire archieven allerminst in de weg. Het zal dan ook aan ons zijn om, eventueel in overleg met de Kamer, na te denken over het lot van de archieven van vroegere parlementaire onderzoekscommissies, met het oog op historische transparantie, maar binnen een juridisch helder, historisch rigoureus en institutioneel verantwoord kader.

De tekst waarover we meteen zullen stemmen, streeft naar een fundamenteel evenwicht tussen transparantie en doeltreffendheid, tussen democratische controle en rechtszekerheid. Hij raakt niet aan de rechterlijke macht, maar stelt duidelijk dat de rechterlijke en de wetgevende macht autonoom zijn en niet met elkaar mogen worden verward. Hij versterkt ons wettelijke kader zonder het te wijzigen, en waarborgt dat ons woord, het woord van het Parlement, betrouwbaar en geloofwaardig blijft.

Om al deze redenen steunt de MR‑fractie dit initiatief ten volle. Wij stemmen dus vóór dit voorstel van interpretatieve wet.

Mme Valérie De Bue (MR). – Nous examinons aujourd’hui un texte juridiquement modeste, mais institutionnellement fondamental. Cette proposition de loi interprétative vise à rétablir la clarté nécessaire sur un point central du droit parlementaire : le respect du secret des commissions d’enquête lorsqu’elles siègent à huis clos.

L’objectif est clair : rappeler que conformément à la volonté du législateur initial, aucun juge ne peut saisir les documents d’une commission d’enquête tenue à huis clos, sauf si celle‑ci a décidé de lever le secret. Il ne s’agit pas d’un privilège, mais d’un principe de séparation des pouvoirs destiné à protéger la capacité du Parlement à exercer pleinement ses missions de contrôle et d’évaluation politique.

Cette nécessité s’est imposée à la suite d’un arrêt de la chambre des mises en accusation de la Cour d’appel de Bruxelles, rendu en 2022, qui affirmait que l’article 1er de la loi de 1880 ne faisait pas obstacle à la saisie judiciaire de procès‑verbaux confidentiels. À notre sens, cette lecture trahit à la fois la lettre et l’esprit de la loi. En réponse, nous proposons une clarification interprétative conforme à la Constitution et à l’intention du législateur initial, comme l’a reconnu le Conseil d’État. Il s’agit de garantir la souveraineté des commissions d’enquête. Elles seules peuvent décider en toute indépendance de lever ou non le secret sur leurs travaux. Ce pouvoir cesse dès leur dissolution.

Mais au‑delà de la technique juridique, ce débat touche à la confiance que les citoyens, et en particulier les témoins, peuvent avoir dans nos institutions. Lorsqu’un témoin est entendu à huis clos, il le fait souvent avec la garantie expresse que ses propos resteront confidentiels. Cette promesse engage le Parlement. Comme l’ont souligné le Conseil d’État et l’avocat général près la Cour de cassation dans leur avis, ce secret constitue un contrat moral et institutionnel fondamental. Il ne peut être trahi après coup sans porter atteinte à la crédibilité même du travail parlementaire. Selon ces avis, tout mécanisme de déclassification des documents confidentiels ne peut s’envisager que pour l’avenir, à condition que les témoins soient informés à l’avance. Vouloir imposer rétroactivement une levée de secret reviendrait à briser la parole donnée. Et une institution qui ne tient pas ses engagements est une institution qui se fragilise.

Enfin, cette proposition n’empêche pas, bien au contraire, une réflexion approfondie sur l’avenir des archives parlementaires. Il nous reviendra donc, peut‑être en concertation avec la Chambre, de mener à terme une réflexion spécifique sur le devenir des archives des commissions d’enquête parlementaire passées, dans une optique de transparence historique mais dans un cadre juridiquement clair, historiquement rigoureux et institutionnellement responsable.

Ce texte, que nous nous apprêtons à voter, vise donc à préserver un équilibre fondamental entre transparence et efficacité, entre contrôle démocratique et sécurité juridique. Il ne nie pas la justice, mais il réaffirme que le judiciaire et le législatif ont des sphères d’autonomie qui ne doivent pas se confondre. Il consolide notre cadre légal sans le modifier, en garantissant que notre parole, celle du Parlement, reste fiable et digne de confiance.

Pour toutes ces raisons, le groupe MR soutient pleinement cette initiative. Nous voterons donc en faveur de cette proposition de loi interprétative.

 

Mevrouw Alice Bernard (PVDA‑PTB). – Er zijn uiteraard erg goede argumenten om dit voorstel van interpretatieve wet te steunen, het essentiële element daarvoor is vertrouwelijkheid, in het bijzonder in gevoelige dossiers. Sommige mensen zouden immers niet durven getuigen voor een dergelijke onderzoekscommissie als de vertrouwelijkheid niet was gewaarborgd. Denk maar bijvoorbeeld aan de onderzoekscommissie over misbruik in de kerk. Het is normaal dat getuigen vertrouwelijkheid gewaarborgd willen zien.

Er is echter een keerzijde van de medaille, want door sommige informatie ontoegankelijk te maken, loopt men het risico de prerogatieven van de gerechtelijke macht te beperken.

Dit wetsvoorstel geeft gevolg aan een arrest van het hof van beroep in Brussel, waarin werd aangegeven dat bepaalde notulen van vergaderingen met gesloten deuren in beslag mochten worden genomen. Het ging in casu over de onderzoekscommissie naar de moord op Patrice Lumumba, waarbij, zoals we ondertussen weten, de Belgische Staat betrokken was. Indien dit wetsvoorstel was toegepast, zou dit ertoe hebben kunnen leiden dat de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat verzwegen bleef.

Daarom denken wij dat bepaalde zaken moeten worden uitgeklaard om een beter evenwicht te waarborgen tussen de verschillende aspecten die op het spel staan, namelijk het parlementair onderzoek enerzijds, en het gerechtelijk onderzoek anderzijds.

Gelet op het belang van sociale rechtvaardigheid, transparantie, historische waarheid en de strijd tegen machtsmisbruik, is het van essentieel belang dat het gerecht, onder strikte voorwaarden, toegang kan krijgen tot de vertrouwelijke documenten van parlementaire onderzoekscommissies, zonder te raken aan het recht om getuigenissen af te leggen met gesloten deuren en de mogelijkheid voor getuigen om anoniem te blijven.

De strikte voorwaarden die we via een amendement willen toevoegen aan artikel 2 van het wetsvoorstel zijn: een onafhankelijke rechter moet toestemming geven om de documenten in beslag te nemen, de anonimiteit van de getuigen moet gewaarborgd zijn – de inhoud van de getuigenissen telt, niet de identiteit van de getuigen –, de vertrouwelijke aard van de stukken die niet relevant zijn voor het gerechtelijk onderzoek moet worden gewaarborgd.

Wij menen dat dit amendement een beter evenwicht biedt tussen de door het parlementair onderzoek beloofde vertrouwelijkheid en de mogelijkheid voor justitie om haar onderzoek te voeren.

Mme Alice Bernard (PVDA‑PTB). – Il y a évidemment de très bons arguments pour soutenir cette proposition de loi interprétative, l’élément essentiel à cet égard étant celui de la confidentialité, en particulier dans les dossiers sensibles. Certaines personnes pourraient en effet ne pas oser témoigner devant une telle commission d’enquête si la confidentialité n’était pas garantie. Pensons, par exemple, à la commission d’enquête sur les abus au sein de l’Église. Il est normal que les témoins veuillent avoir la garantie de la confidentialité.

Il y a toutefois un revers à la médaille, en ce sens qu’en rendant certaines informations inaccessibles, on risque de restreindre les prérogatives du pouvoir judiciaire.

La proposition de loi à l’examen fait suite à un arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles dans lequel celle‑ci a indiqué que certains procès‑verbaux de séances à huis clos pouvaient être saisis. Il s’agissait en l’occurrence de la commission d’enquête sur l’assassinat de Patrice Lumumba, dans lequel, on le sait maintenant, l’État belge était impliqué. Si la proposition de loi à l’examen était appliquée, cela pourrait aboutir à ce que la responsabilité de l’État belge reste dissimulée.

C’est la raison pour laquelle nous pensons qu’il faut clarifier certaines choses pour pouvoir garantir un meilleur équilibre entre les différents aspects en jeu, à savoir l’enquête parlementaire, d’une part, et l’enquête judiciaire, d’autre part.

Vu l’importance de la justice sociale, de la transparence, de la vérité historique et de la lutte contre les abus de pouvoir, il est essentiel que la justice puisse, sous des conditions strictes, avoir accès aux documents confidentiels des commissions d’enquête parlementaire, et ce sans préjudice du droit au témoignage à huis clos et de la possibilité d’anonymat pour les témoins.

Les conditions strictes que nous proposons d’instaurer par voie d’amendement en les ajoutant à l’article 2 de la proposition de loi sont les suivantes : l’autorisation de saisir les documents doit être accordée par un juge indépendant, l’anonymat des témoins doit pouvoir être garanti – c’est le contenu des témoignages qui compte, pas l’identité des témoins – et le caractère confidentiel des pièces qui ne sont pas utiles pour l’enquête judiciaire doit rester garanti.

Nous pensons que cet amendement permettra de mieux préserver l’équilibre entre la confidentialité promise de l’enquête parlementaire et la possibilité pour la justice de mener ses investigations.

 

Mevrouw Anne Lambelin (PS). – Dit initiatief sluit aan bij een voorstel van mijn collega Éliane Tillieux, dat tot doel had een coherente interpretatie van de betreffende bepalingen te waarborgen, zowel voor vroegere als voor toekomstige archieven van de onderzoekscommissies van Kamer en Senaat.

Het verheugt ons dat het voorstel in de commissie is besproken en nu kan worden goedgekeurd. We danken mevrouw De Bue voor haar initiatief.

Voor ons socialisten is een dergelijke institutionele samenhang zowel legitiem als onontbeerlijk.

De tekst, die is aangepast naar aanleiding van het advies van de Raad van State van 6 mei, neemt de inhoud van het eerdere voorstel van mevrouw Tillieux over. De betreffende artikelen worden zo geïnterpreteerd dat geen enkel document of proces‑verbaal van een niet‑openbare vergadering van een parlementaire onderzoekscommissie door een rechter in beslag kan worden genomen indien de commissie niet heeft besloten de geheimhoudingsplicht op te heffen. Deze verduidelijking, toegevoegd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, geeft commissies de exclusieve bevoegdheid om volledig onafhankelijk de geheimhouding op te heffen of te handhaven.

Hoorzittingen met gesloten deuren zijn een bevoorrecht moment waarop getuigen en deskundigen zich in alle vertrouwen kunnen uiten. Als er na deze hoorzittingen onzekerheid zou blijven bestaan, zou dat het vertrouwen in onze instellingen kunnen aantasten.

Wij hebben gerenommeerde deskundigen gehoord: mevrouw Romainville, de heer Uyttendaele, de heer Clarenne en de heer Muylle. We hebben ook het advies van de Raad van State ontvangen. Ze hebben allemaal unaniem de grondwettelijkheid van dit systeem bevestigd: noch de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, noch de grondrechten van getuigen, noch het gezag van het Parlement zullen eronder lijden, maar integendeel worden versterkt.

Wij zullen daarom voor deze tekst stemmen, die rechtvaardigheid, transparantie en vertrouwen in onze onderzoeksmechanismen waarborgt.

Mme Anne Lambelin (PS). – Cette initiative s’inscrit dans la continuité d’une proposition qui avait été déposée par ma collègue Éliane Tillieux et qui avait pour ambition d’assurer une interprétation cohérente des dispositions concernées, tant pour les archives passées que futures des commissions d’enquête de la Chambre et du Sénat.

Nous nous réjouissons que la proposition à l’examen ait pu être examinée en commission et soit aujourd’hui en cours de validation. Nous remercions Mme De Bue d’avoir pris l’initiative de ce texte.

Pour nous, socialistes, une telle cohérence institutionnelle est à la fois légitime et indispensable.

Le texte, adapté à la suite de l’avis du Conseil d’État du 6 mai reprend le contenu de la proposition précédente de Mme Tillieux. Les articles visés s’interprètent comme garantissant qu’aucune pièce ni aucun procès‑verbal afférent à une réunion non publique d’une commission d’enquête parlementaire, dans l’hypothèse où celle‑ci n’aurait pas décidé de lever l’obligation de secret, ne peut être saisi par un juge. Cette précision, ajoutée après l’avis du Conseil d’État, confère aux commissions le pouvoir exclusif, en toute indépendance, de lever ou de maintenir le secret.

Les auditions à huis clos constituent un moment privilégié, où témoins et experts s’expriment en toute confiance. Si une quelconque incertitude subsistait après ces auditions, cela risquerait d’éroder la confiance dans nos institutions.

Nous avons auditionné des experts de renom : Mme Romainville, M. Uyttendaele, M. Clarenne et M. Muylle. Nous avons aussi reçu l’avis du Conseil d’État. Tous ont unanimement validé la constitutionnalité et la portabilité de ce dispositif. Ils confirment que ni l’indépendance judiciaire, ni les droits fondamentaux des témoins, ni l’autorité du Parlement n’en souffrent, mais qu’au contraire, ils en ressortent renforcés.

Nous voterons donc en faveur de ce texte, qui assure justice, transparence et confiance dans nos mécanismes d’enquête.

 

De heer Benjamin Dalle (cd&v). – Het gaat inderdaad om een belangrijk thema. Heel wat passages uit de Belgische geschiedenis hebben ook aanleiding gegeven tot parlementaire onderzoekscommissies. Denk maar aan dossiers als Dutroux, Sabena, Fortis, COVID, de moord op Lumumba.

De afgelopen maanden hebben we over het voorstel heel wat bijzonder interessante hoorzittingen gehouden, met topdeskundigen in de materie. Namens de cd&v‑fractie willen wij hen graag hartelijk danken voor hun inzet. Het is immers vaak toch een kleine drempel om naar de Senaat te komen, gelet op de hele discussie over onze instelling. Dit dossier toont echter wel degelijk aan dat we ons werk vandaag nog bijzonder grondig kunnen doen, met de gewaardeerde bijdrage van deskundigen.

In de commissie was er veel steun voor het interpretatieve wetsvoorstel en waren er hier en daar ook wel wat bezorgdheden. Het is belangrijk dat we vandaag duidelijkheid scheppen voor alle betrokkenen, en met dit wetsvoorstel expliciteren dat geen enkel stuk of proces‑verbaal dat betrekking heeft op een niet‑openbare vergadering van een parlementaire onderzoekscommissie, door een rechter in beslag kan worden genomen indien de commissie niet heeft beslist om de geheimhoudingsplicht op te heffen. Zo heeft de wetgever het, volgens ons, oorspronkelijk ook bedoeld. Het lijkt ons tevens een verantwoorde interpretatie. Ze zorgt er namelijk voor dat we de legitieme verwachtingen van getuigen die met gesloten deuren hun verhaal deden, respecteren. Het vergt immers vaak moed om voor een dergelijke onderzoekscommissie te komen getuigen. Het is dan ook belangrijk dat getuigen op absolute discretie kunnen rekenen.

Daarnaast denken wij dat deze interpretatie de efficiëntie en geloofwaardigheid van het parlementair onderzoek en van het uitzonderingsregime van getuigen met gesloten deuren maximaal in stand houdt. Parlementair onderzoek is een krachtig instrument van onze parlementaire democratie, dat ons de kans geeft de waarheid te achterhalen in vaak complexe en soms pijnlijke dossiers. In die zin is het belangrijk dat de slagkracht van een dergelijk parlementair onderzoek gewaarborgd blijft.

Tot slot wil ik nog een kleine persoonlijke, kritische noot toevoegen over de manier waarop ons onderzoek vaak verloopt. Ik heb het dan niet over het parlementair onderzoek, maar over het onderzoek waar het hier indirect over gaat, namelijk het politioneel en gerechtelijk onderzoek. Het valt mij op dat er in ons land bij dat soort onderzoek heel vaak indiscreties zijn. Ik wil niemand met de vinger wijzen – gaat het om loslippigheid van politiediensten, het openbaar ministerie, de rechtbank, advocaten of nog anderen? – maar dergelijke indiscreties zorgen er in elk geval voor dat het vertrouwen in de vertrouwelijkheid van het onderzoek – politioneel, door het parket of op gerechtelijk niveau – niet altijd honderd procent is. Voor mij is ook dat een werkpunt en het verantwoordt a fortiori waarom wij als cd&v‑fractie dit voorstel vandaag steunen.

Ik wil graag iedereen bedanken die hieraan heeft bijgedragen: de experten, collega De Bue, de rapporteur en iedereen die dit dossier in de commissie mee heeft voorbereid en gesteund.

M. Benjamin Dalle (cd&v). – Il s’agit effectivement d’un thème important. Il y a dans l’histoire de la Belgique de nombreux événements ayant donné lieu à la création d’une commission d’enquête parlementaire, par exemple l’affaire Dutroux, le dossier Sabena ou Fortis, la crise du Covid, l’assassinat de Lumumba.

La proposition a fait l’objet ces derniers mois d’auditions fort intéressantes lors desquelles nous avons pu entendre d’éminents spécialistes. Je tiens, au nom du groupe cd&v, à les remercier d’autant plus chaleureusement pour leur contribution qu’il n’est pas simple de venir au Sénat dans le contexte actuel. Ce dossier montre en tout cas que nous pouvons encore réaliser ici un travail approfondi, avec la précieuse contribution d’experts.

En commission, la proposition de loi interprétative a reçu un soutien marqué mais a suscité aussi quelques inquiétudes. Le texte a le mérite de clarifier les choses pour l’ensemble des intéressés en prévoyant qu’aucune pièce ni aucun procès‑verbal portant sur une réunion non publique d’une commission d’enquête parlementaire ne peut faire l’objet d’une saisie par un juge si la commission n’a pas décidé de lever l’obligation de secret. Telle était d’ailleurs aussi, selon nous, l’intention initiale du législateur. Cette interprétation nous paraît justifiée en ce qu’elle permet de respecter les attentes légitimes des personnes qui témoignent à huis clos. Il faut en effet du courage pour venir déposer devant une telle commission d’enquête. Il est donc essentiel que les témoins puissent compter sur une discrétion absolue.

Un autre mérite de cette interprétation est le fait qu’elle garantit de manière optimale l’efficacité et la crédibilité de l’enquête parlementaire et du régime d’exception des témoins à huis clos. Notre démocratie parlementaire dispose avec l’outil de l’enquête parlementaire d’un puissant levier qui lui permet de rechercher la vérité dans des dossiers souvent complexes et parfois épineux. Il faut donc veiller à ce que cet instrument conserve toute son efficacité.

Je terminerai sur une petite note plus personnelle et critique sur la manière dont les enquêtes se déroulent dans notre pays. Je ne vise pas l’enquête parlementaire dont on parle ici, mais bien l’enquête dont il est indirectement question, à savoir l’enquête policière et judiciaire qui, dans notre pays, est souvent l’objet de nombreuses indiscrétions. Je n’accuse personne – ni les services de police, ni le ministère public, ni le tribunal, ni les avocats ou d’autres – mais il est certain que pareilles indiscrétions compromettent en partie la confiance dans la confidentialité de l’enquête policière menée par le parquet et de l’enquête judiciaire. C’est donc aussi un point à améliorer et cela justifie d’autant plus le soutien du groupe cd&v à cette proposition.

Je tiens à remercier toutes les personnes qui ont apporté leur contribution en l’espèce, en particulier les experts, Mme De Bue, la rapporteuse et tous ceux qui ont travaillé en commission sur ce dossier et qui l’ont soutenu.

 

Mevrouw Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – Allereerst wil ik mevrouw De Bue bedanken voor het indienen van deze tekst, die meer juridische duidelijkheid zal verschaffen over de toegang tot de niet‑openbare werkzaamheden van een parlementaire onderzoekscommissie.

Dit voorstel van interpretatieve wet bepaalt dat als een enquêtecommissie niet expliciet beslist heeft om de geheimhouding op te heffen, toegang tot documenten met betrekking tot deze niet‑openbare vergadering niet is toegestaan, ook niet voor het gerecht. Deze verduidelijking is belangrijk om de specifieke parlementaire en politieke aard van onderzoekscommissies te behouden met inachtneming van de scheiding der machten.

De voorliggende tekst bepaalt met name dat indien de onderzoekscommissie is ontbonden op het moment dat een rechter toegang tot de documenten vraagt, er geen raadpleging zal worden toegestaan. Daarom herinneren wij eraan, uiteraard met inachtneming van de prerogatieven van de Kamer, dat het eigenlijk heel zinvol zou zijn om de behandeling van deze bicamerale tekst te combineren met de monocamerale tekst van de heer Peter De Roover.

Ik dank ook de juridische en constitutionele deskundigen die onze inzichten hebben verruimd met hun waardevolle analyses. Ik dank ook het College van procureurs‑generaal en de archiefdiensten, die een schriftelijk advies hebben ingediend. Dit zal ook bijdragen aan de werkzaamheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers over elk van deze twee teksten.

Onze fractie, Les Engagés, zal daarom dit voorstel steunen, dat de juridische grondslag voor onderzoekscommissies zal verstevigen, met inachtneming van de institutionele principes.

Mme Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – Je tiens tout d’abord à remercier Mme De Bue d’avoir déposé ce texte, qui permettra de renforcer la clarté juridique concernant l’accès aux travaux non publics d’une commission d’enquête parlementaire.

Cette proposition de loi interprétative précise qu’à défaut de décision explicite de la commission d’enquête de lever le secret, l’accès aux pièces liées à cette réunion non publique ne sera pas autorisé, y compris pour l’autorité judiciaire. Cette précision est importante pour préserver le caractère parlementaire et politique spécifique des commissions d’enquête dans le respect de la séparation des pouvoirs.

Le texte qui nous occupe prévoit notamment que si la commission d’enquête a été dissoute au moment où un juge sollicite l’accès auxdits documents, aucune consultation ne sera autorisée. C’est pourquoi nous rappelons, dans le respect évidemment des prérogatives de la Chambre, que combiner le traitement du présent texte bicaméral avec le texte monocaméral qui a été déposé par M. Peter De Roover ferait en fait pleinement sens.

Je tiens aussi à remercier les experts juridiques et constitutionnalistes qui ont nourri notre réflexion par leurs précieuses analyses. J’adresse également mes remerciements au Collège des procureurs généraux et aux services d’archives, qui ont remis un avis écrit. Cela permettra également de contribuer à la réflexion que la Chambre des représentants mènera sur chacun de ces deux textes.

Notre groupe Les Engagés soutiendra donc cette proposition qui permet de consolider le régime juridique des commissions d’enquête parlementaire, et ce dans le respect des principes institutionnels.

 

Mevrouw Celia Groothedde (Ecolo‑Groen). – Dit voorstel gaat inderdaad over een belangrijke kwestie, namelijk of en onder welke voorwaarden een onderzoekscommissie al dan niet zelf beslist of en hoe onderzoeksactiviteiten worden opengesteld. Daar bestaan verschillende standpunten over en wij hebben inderdaad in de commissie ook opmerkingen geformuleerd bij het voorstel. De argumenten zijn divers. Het gaat om menselijke argumenten, maar ook institutionele en praktische, zoals bijvoorbeeld de eventuele retroactiviteit van het voorstel, en ook punten rond democratie en rond de scheiding der machten.

Dit voorstel is bovendien niet zo evident als het lijkt. Zoals eerder al is aangegeven in de discussie, zijn er kwesties waarover met gesloten deuren wordt gediscussieerd, maar die de wens van een meerderheid en de wens van een moment overstijgen, zodat er later op een volledig andere manier naar kan worden gekeken. De moord op Patrice Lumumba is er daar zeker eentje van. Dat zijn kwesties van algemeen belang, van diepgaande rechtvaardigheid en op dat punt voelen we toch enige aarzeling bij dit voorstel.

We hebben nog twee andere aarzelingen van meer procedurele aard. Want dit is toch wel een bijzondere manier van werken. Dit is nu mijn tweede zittingsperiode in deze instelling. Uiteraard vindt onze fractie dat de Senaat volheid van beslissing heeft en dat, zolang de Senaat bestaat, er hier moet worden gewerkt. Ook tijdens de vorige legislatuur hebben we trouwens diepgaand werk verricht en aangemoedigd, rond democratisering, klimaat, gezondheid. Zo werd bijvoorbeeld het informatieverslag rond lichamelijke zelfbeschikking – daar was ik ook zelf bij betrokken als hoofdindiener – unaniem aangenomen. Maar ik moet toegeven dat de afwezigheid van bepaalde fracties toen wel zeer frappant was. Ofwel weigerden ze over bepaalde kwesties te stemmen, ofwel zeiden ze dat ze een voorstel niet konden steunen omdat ze de Senaat niet steunden. En daarom is het toch wel bijzonder dat bepaalde fracties die die overtuiging zijn toegedaan, dit voorstel wel eerst in de Senaat bespreken.

Tweede bedenking. In de Kamer is een ander voorstel ingediend dat de interpretatieve wet aanvult met een wijziging van de wet van 1880, namelijk het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, teneinde een wettelijk mechanisme in te voeren voor de declassificatie van geheime gegevens. Ook hierover was er geen debat in de Kamer. Er zijn daar wel adviezen van het Raad van State over de gegevensbescherming op gekomen.

Instinctief hebben wij de democratische reflex om te bepleiten zulke voorstellen samen te bespreken. Daarom zullen wij ons bij de stemming over het voorstel onthouden.

Mme Celia Groothedde (Ecolo‑Groen). – La proposition que nous examinons aujourd’hui porte effectivement sur une question importante, celle de savoir si et à quelles conditions une commission d’enquête peut ou non décider en toute autonomie de rendre ses travaux accessibles, et suivant quelles modalités. Les points de vue divergent en la matière, et nous avons nous aussi formulé des observations à la proposition au sein de la commission. Différents arguments ont été invoqués, certains touchant à l’humain, d’autres à la dimension institutionnelle ou à des éléments concrets, comme le caractère éventuellement rétroactif de la proposition ; la démocratie et la séparation des pouvoirs ont également été invoquées.

En outre, cette proposition n’est pas si évidente qu’il y paraît. Comme cela a été souligné lors de la discussion, il y a des questions qui sont débattues à huis clos, mais qui transcendent le souhait d’une majorité et la volonté d’un moment précis, de sorte qu’elles pourraient être abordées par la suite sous un angle tout à fait différent. L’assassinat de Patrice Lumumba en est le parfait exemple. Ce sont des questions d’intérêt général, de profonde équité et, sur ce point, la proposition suscite quelques réticences.

Nous émettons encore deux autres objections qui touchent davantage à la procédure. Nous dénonçons en effet une bien curieuse façon de travailler. J’entame ma deuxième législature en tant que sénatrice. Notre groupe considère bien entendu que le Sénat décide en toute autonomie et que tant qu’il existe, il faut le faire fonctionner. Lors de la précédente législature, nous avons d’ailleurs mené et encouragé un véritable travail de fond sur la démocratisation, le climat, la santé. Le rapport d’information sur l’autodétermination corporelle – dans lequel je me suis également investie comme auteure principale – a ainsi été adopté à l’unanimité. Mais je dois admettre qu’à l’époque, l’absence de certains groupes politiques était particulièrement frappante. Soit ils refusaient de voter sur certaines questions, soit ils affirmaient que comme ils ne soutenaient plus le Sénat, ils ne pouvaient pas non plus soutenir telle proposition. Voilà pourquoi je trouve tout de même singulier que certains groupes politiques, qui avaient acquis cette conviction, débattent de cette proposition en premier lieu au Sénat.

Notre deuxième objection se rapporte à une autre proposition déposée à la Chambre, à savoir la proposition de loi modifiant la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires, en vue d’instaurer un mécanisme légal de déclassification de données secrètes. Elle n’a pas non plus suscité de débat à la Chambre, hormis les avis que le Conseil d’État a rendus sur la protection des données.

D’instinct, nous avons le reflexe démocratique de recommander que ce genre de propositions soient discutées conjointement. C’est pourquoi nous nous abstiendrons lors du vote.

 

Mevrouw Griet Vanryckegem (N‑VA). – Namens de N‑VA‑fractie wil ik nog even meegeven dat dit voorstel eveneens door de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers is ingediend. Het is belangrijk dat de geheimhouding wordt gerespecteerd en dat de rechterlijke macht niet zomaar kan ingrijpen in de soevereiniteit van de wetgevende macht. Beide wetsvoorstellen houden rekening met het advies dat de Raad van State uitbracht over dit wetsvoorstel, dat ook al tijdens de vorige legislatuur in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend. Ook al heeft de meerderheid onlangs beslist de werkzaamheden van de Senaat af te ronden, toch moeten we ervoor zorgen dat alles ook juridisch correct wordt afgerond en afgesloten, ook wat de archieven van de Senaat betreft.

Mme Griet Vanryckegem (N‑VA). – Au nom du groupe N‑VA, je voudrais encore rappeler que cette proposition a également été déposée à la Chambre par son président. Il importe de préserver le secret et d’éviter que le pouvoir judiciaire puisse mettre à mal la souveraineté du pouvoir législatif. Les deux propositions de loi tiennent compte de l’avis que le Conseil d’État a remis au sujet de la présente proposition, déjà déposée à la Chambre durant la précédente législature. Même si la majorité vient de décider de mettre un terme aux activités du Sénat, nous devons veiller à ce que tout se termine bien sur le plan juridique, y compris la gestion des archives.

 

  De algemene bespreking is gesloten.

  La discussion générale est close.

 

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

 

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, zie stuk 8‑70/3.)

(Pour le texte adopté par la commission des Affaires institutionnelles, voir document 8‑70/3.)

 

  Artikel 1 wordt zonder opmerking aangenomen.

  L’article 1er est adopté sans observation.

 

De voorzitter. – Op artikel 2 heeft mevrouw Bernard amendement nr. 1 ingediend, luidende:

M. le président. – À l’article 2, Mme Bernard a déposé l’amendement no 1, libellé comme suit :

 

“Een uitzondering wordt hierop voorzien indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a) onafhankelijke rechter heeft toestemming gegeven;
b) de anonimiteit van de getuigen wordt gegarandeerd;
c) het vertrouwelijk karakter van de delen die niet relevant zijn voor het gerechtelijk onderzoek wordt gegarandeerd.” (zie Doc. 8‑70/4).

« Une exception est prévue si les conditions suivantes sont remplies :

a) un juge indépendant a donné son autorisation ;
b) l’anonymat des témoins est garanti ;
c) le caractère confidentiel des pièces qui ne sont pas pertinentes pour l’instruction est garanti. » (voir Doc. 8‑70/4).

 

  De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel hebben later plaats.

  Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

 

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

 

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique.

Y a‑t‑il des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

 

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

 

Stemmingen

Votes

 

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

 

Wetsvoorstel tot uitlegging van de artikelen 1, 3, 8, 10 en 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek (van mevrouw Valérie De Bue; Doc. 8‑70)

Proposition de loi interprétative des articles 1er, 3, 8, 10 et 13 de la loi du 3 mai 1880 sur les enquêtes parlementaires (de Mme Valérie De Bue ; Doc. 8‑70)

 

De voorzitter. – We stemmen eerst over amendement nr. 1 van mevrouw Bernard.

M. le président. – Nous votons d’abord sur l’amendement no 1 de Mme Bernard.

 

Stemming nr. 1

Vote no 1

 

Aanwezig: 49
Voor: 4
Tegen: 43
Onthoudingen: 2

Présents : 49
Pour : 4
Contre : 43
Abstentions : 2

 

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

 

De voorzitter. – We stemmen nu over artikel 2.

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’article 2.

 

Stemming nr. 2

Vote no 2

 

Aanwezig: 50
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 50
Pour : 43
Contre : 0
Abstentions : 7

 

  Artikel 2 is aangenomen.

  L’article 2 est adopté.

 

De voorzitter. – We stemmen ten slotte over het voorstel in zijn geheel.

M. le président. – Nous votons enfin sur l’ensemble de la proposition.

 

Stemming nr. 3

Vote no 3

 

Aanwezig: 50
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 50
Pour : 43
Contre : 0
Abstentions : 7

 

  Het wetsvoorstel is aangenomen.

  Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

  La proposition de loi est adoptée.

  Elle sera transmise à la Chambre des représentants.

 

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

 

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 18 juli 2025.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 18 juillet 2025.

 

(De vergadering wordt gesloten om 10.40 uur.)

(La séance est levée à 10 h 40.)

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Afwezig met bericht van verhindering: de heren Verheyden en Dodrimont, om gezondheidsredenen, de dames Burssens, Claes, Van Walle en Van dermeersch, de heren De Brabandere en Deckmyn, wegens andere plichten.

MM. Verheyden et Dodrimont, pour raison de santé, Mmes Burssens, Claes, Van Walle et Van dermeersch, MM. De Brabandere et Deckmyn, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

 

Bijlage

Annexe

 

Naamstemmingen

Votes nominatifs

 

Stemming nr. 1

Vote no 1

Aanwezig: 49
Voor: 4
Tegen: 43
Onthoudingen: 2

Présents : 49
Pour : 4
Contre : 43 
Abstentions : 2

Voor

Pour

Ammi Jamila, Bernard Alice, Cocciolo Antonio, Van Gestel Raf

Tegen

Contre

Ahallouch Fatima, Blondel Vincent, Buysse Yves, Capoen An, Coel Arnout, D'Hose Stephanie, Dalle Benjamin, Debaets Bianca, De Bue Valérie, De Roo Stijn, Desalle Caroline, Diallo Elhadj Moussa, Diericx Manu, Durenne Véronique, Goffinet Anne-Catherine, Gryffroy Andries, Hendrickx Marc, Koyuncu Hasan, Lambelin Anne, Liekens Goedele, Maghroud Nawal, Mvumbi Luzolo Marie-Claire, Özen Özlem, Partyka Katrien, Pieters Andy, Pillen Jasper, Scholzen Liesa, Segers Katia, Slagmulder Kristof, Slootmans Klaas, Teitelbaum Viviane, Thoron Stéphanie, Tombeur Ine, d'Ursel Anne-Charlotte, Van Goidsenhoven Gaëtan, Vanlouwe Karl, Van Rompuy Peter, Vanryckegem Griet, Van Tendeloo Kelly, Verduyckt Kris, Verreyt Hans, Wahl Jean-Paul, Witsel Thierry

Onthouding

Abstention

El Hajjaji Hajib, Platteau Eva

Stemming nr. 2

Vote no 2

Aanwezig: 50
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 50
Pour : 43
Contre : 0
Abstentions : 7

Voor

Pour

Ahallouch Fatima, Blondel Vincent, Buysse Yves, Capoen An, Coel Arnout, D'Hose Stephanie, Dalle Benjamin, Debaets Bianca, De Bue Valérie, De Roo Stijn, Desalle Caroline, Diallo Elhadj Moussa, Diericx Manu, Durenne Véronique, Goffinet Anne-Catherine, Gryffroy Andries, Hendrickx Marc, Koyuncu Hasan, Lambelin Anne, Liekens Goedele, Maghroud Nawal, Mvumbi Luzolo Marie-Claire, Özen Özlem, Partyka Katrien, Pieters Andy, Pillen Jasper, Scholzen Liesa, Segers Katia, Slagmulder Kristof, Slootmans Klaas, Teitelbaum Viviane, Thoron Stéphanie, Tombeur Ine, d'Ursel Anne-Charlotte, Van Goidsenhoven Gaëtan, Vanlouwe Karl, Van Rompuy Peter, Vanryckegem Griet, Van Tendeloo Kelly, Verduyckt Kris, Verreyt Hans, Wahl Jean-Paul, Witsel Thierry

Onthouding

Abstention

Ammi Jamila, Bernard Alice, Cocciolo Antonio, El Hajjaji Hajib, Groothedde Celia, Platteau Eva, Van Gestel Raf

Stemming nr. 3

Vote no 3

Aanwezig: 50
Voor: 43
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 50
Pour : 43
Contre : 0
Abstentions : 7

Voor

Pour

Ahallouch Fatima, Blondel Vincent, Buysse Yves, Capoen An, Coel Arnout, D'Hose Stephanie, Dalle Benjamin, Debaets Bianca, De Bue Valérie, De Roo Stijn, Desalle Caroline, Diallo Elhadj Moussa, Diericx Manu, Durenne Véronique, Goffinet Anne-Catherine, Gryffroy Andries, Hendrickx Marc, Koyuncu Hasan, Lambelin Anne, Liekens Goedele, Maghroud Nawal, Mvumbi Luzolo Marie-Claire, Özen Özlem, Partyka Katrien, Pieters Andy, Pillen Jasper, Scholzen Liesa, Segers Katia, Slagmulder Kristof, Slootmans Klaas, Teitelbaum Viviane, Thoron Stéphanie, Tombeur Ine, d'Ursel Anne-Charlotte, Van Goidsenhoven Gaëtan, Vanlouwe Karl, Van Rompuy Peter, Vanryckegem Griet, Van Tendeloo Kelly, Verduyckt Kris, Verreyt Hans, Wahl Jean-Paul, Witsel Thierry

Onthouding

Abstention

Ammi Jamila, Bernard Alice, Cocciolo Antonio, El Hajjaji Hajib, Groothedde Celia, Platteau Eva, Van Gestel Raf

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

 

Voorstellen van resolutie

Propositions de résolution

 

Voorstel van resolutie met het oog op de erkenning van tuintherapie als een legitieme praktijk in het gezondheidsbeleid (van de dames Fatima Ahallouch en Özlem Özen; Doc. 8‑108/1).

Proposition de résolution visant à reconnaître l’hortithérapie comme une pratique légitime dans les politiques de santé (de Mmes Fatima Ahallouch et Özlem Özen ; Doc. 8‑108/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes

 

Voorstel van resolutie om de gezondheid van tieners beter te beschermen tegen de risico’s van vapen (van de dames Anne Lambelin en Nadia El Yousfi; Doc. 8‑109/1).

Proposition de résolution visant à mieux protéger la santé des adolescents exposés aux risques du vapotage (de Mmes Anne Lambelin et Nadia El Yousfi ; Doc. 8‑109/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes

 

Voorstel van resolutie tot invoering van een label “Gemaakt door AI” voor artificieel gegenereerde beelden (van de heer Hasan Koyuncu en de dames Özlem Özen en Fatima Ahallouch; Doc. 8‑111/1).

Proposition de résolution visant à instaurer un étiquetage « Créée par IA » pour les images générées artificiellement (de M. Hasan Koyuncu et Mmes Özlem Özen et Fatima Ahallouch ; Doc. 8‑111/1).

 

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences régionales

 

Voorstellen tot herziening van het Reglement

Propositions de révision du Règlement

 

Voorstel tot wijziging van de deontologische code voor de leden van de Senaat, zoals opgenomen als bijlage van het Reglement van de Senaat, met betrekking tot de regels inzake geschenken (van de heer Vincent Blondel; Doc. 8‑112/1).

Proposition de modification du code de déontologie des membres du Sénat, figurant en annexe du Règlement du Sénat en ce qui concerne les règles à respecter en matière de cadeaux (de M. Vincent Blondel ; Doc. 8‑112/1).

 

  Bureau

  Bureau

 

Voorstel tot wijziging van de deontologische code van de leden van de Senaat, zoals opgenomen in bijlage bij het Reglement van de Senaat, met betrekking tot het gebruik van sociale netwerken door de leden van de Senaat (van de heer Vincent Blondel; Doc. 8‑113/1).

Proposition de modification du code de déontologie des membres du Sénat, figurant en annexe du Règlement du Sénat, en ce qui concerne l’utilisation des réseaux sociaux par les membres du Sénat (de M. Vincent Blondel ; Doc. 8‑113/1).

 

  Bureau

  Bureau

 

Voorstel tot wijziging van het Reglement van de Senaat inzake de regeling van het beheer van de relaties met lobbyisten (van de heer Vincent Blondel; Doc. 8‑114/1).

Proposition de modification du Règlement du Sénat réglant la gestion des relations avec les lobbyistes (de M. Vincent Blondel ; Doc. 8‑114/1).

 

  Bureau

  Bureau

 

Activiteiten van algemeen belang van de Koninklijke Familie

Activités d’intérêt général de la Famille royale

 

Bij brief van 9 mei 2025 zendt de eerste minister, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 27 november 2013 met betrekking tot de dotaties en de vergoedingen die worden toegekend aan leden van de Koninklijke Familie alsook de transparantie van de financiering van de monarchie aan de Senaat over, het verslag over de activiteiten van algemeen belang tijdens het jaar 2024 van Z.K.H. Prins Laurent.

Par lettre du 9 mai 2023, le premier ministre transmet au Sénat, conformément à l’article 15 de la loi du 27 novembre 2013 concernant les dotations et les indemnités octroyées à des membres de la Famille royale ainsi que la transparence du financement de la monarchie, le rapport des activités d’intérêt général de S.A.R. le prince Laurent pour l’année 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

 

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

 

  het arrest nr. 74/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 617, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8205);

  l’arrêt no 74/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 617, alinéa 1er, du Code judiciaire, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8205) ;

 

  het arrest nr. 75/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de beroepen tot vernietiging:

  l’arrêt no 75/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause les recours en annulation :

 

   van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 september 2023 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 7 juli 2023 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de veralgemening van de relationele, affectieve en seksuele opvoeding, ingesteld door Thibaut Saliez en anderen, door de vzw Collectif des parents en action de Liège en anderen en door de vzw Innocence en danger Belgique en anderen;

   du décret de la Communauté française du 7 septembre 2023 portant assentiment à l’accord de coopération du 7 juillet 2023 entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française relatif à la généralisation de l’éducation à la vie relationnelle, affective et sexuelle, introduits par Thibaut Saliez et autres, par l’ASBL Collectif des parents en action de Liège et autres et par l’ASBL Innocence en danger Belgique et autres ;

 

   van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 september 2023 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 7 juli 2023 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de veralgemening van de relationele, affectieve en seksuele opvoeding, ingesteld door de vzw Collectif des parents en Action de Liège en anderen en door de vzw Innocence en danger Belgique en anderen;

   du décret de la Commission communautaire française du 20 septembre 2023 portant assentiment à l’accord de coopération du 7 juillet 2023 entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française relatif à la généralisation de l’éducation à la vie relationnelle, affective et sexuelle, introduits par l’ASBL Collectif des parents en action de Liège et autres et par l’ASBL Innocence en danger Belgique et autres ;

 

   van het decreet van het Waalse Gewest van 28 september 2023 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 7 juli 2023 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de veralgemening van de relationele, affectieve en seksuele opvoeding, ingesteld door de vzw Collectif des parents en action de Liège en anderen en door de vzw Innocence en danger Belgique en anderen (rolnummers 8218, 8222, 8232, 8233, 8234 en 8235);

   du décret de la Région wallonne du 28 septembre 2023 portant assentiment à l’accord de coopération du 7 juillet 2023 entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française relatif à la généralisation de l’éducation à la vie relationnelle, affective et sexuelle, introduits par l’ASBL Collectif des parents en action de Liège et autres et par l’ASBL Innocence en danger Belgique et autres (numéros du rôle 8218, 8222, 8232, 8233, 8234 et 8235) ;

 

  het arrest nr. 76/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op de gemeentebelastingen in het Waalse Gewest krachtens artikel L3321‑12 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, en artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Luik, afdeling Luik (rolnummer 8230);

  l’arrêt no 76/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 371 du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu’applicable aux taxes communales en Région wallonne en vertu de l’article L3321‑12 du Code de la démocratie locale et de la décentralisation, et à l’article 1385undecies du Code judiciaire, posée par le tribunal de première instance de Liège, division de Liège (numéro du rôle 8230) ;

 

  het arrest nr. 77/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 343, § 1, a), van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen (rolnummer 8231);

  l’arrêt no 77/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 343, § 1er, a), de l’ancien Code civil, posée par le tribunal de la famille du tribunal de première instance d’Eupen (numéro du rôle 8231) ;

 

  het arrest nr. 78/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 22, 23, 2º, en 26 van de programmawet van 22 december 2023, ingesteld door de bv DCGC (rolnummer 8268);

  l’arrêt no 78/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause le recours en annulation des articles 22, 23, 2º, et 26 de la loi‑programme du 22 décembre 2023, introduit par la SRL DCGC (numéro du rôle 8268) ;

 

  het arrest nr. 79/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, § 3, eerste lid, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, gesteld door de politierechtbank te Leuven (rolnummer 8272);

  l’arrêt no 79/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 4, § 3, alinéa 1er, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l’aide juridique de deuxième ligne, posée par le tribunal de police de Louvain (numéro du rôle 8272) ;

 

  het arrest nr. 80/2025, uitgesproken op 15 mei 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.194, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 8346);

  l’arrêt no 80/2025, rendu le 15 mai 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article XX.194, alinéa 2, du Code de droit économique, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 8346) ;

 

  het arrest nr. 81/2025, uitgesproken op 28 mei 2025, inzake het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 12 oktober 2023 tot wijziging van artikel 52 van het decreet van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht wat de overgangsbepalingen betreft, ingesteld door Joseph Vanderstappen en de bv Ferme de Yernée (rolnummer 8236);

  l’arrêt no 81/2025, rendu le 28 mai 2025, en cause le recours en annulation du décret de la Région wallonne du 12 octobre 2023 modifiant l’article 52 du décret du 2 mai 2019 modifiant diverses législations en matière de bail à ferme en ce qui concerne les dispositions transitoires, introduit par Joseph Vanderstappen et la SRL Ferme de Yernée (numéro du rôle 8236) ;

 

  het arrest nr. 82/2025, uitgesproken op 28 mei 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, § 1 en § 2, 1º, 2º, 3º, 5º, 9º en 10º, 4, eerste lid, 1º, 2º en 4º tot 6º, 7, §§ 1 en 2, 8, 9, § 1, 11, 12, 16, 17, 23, 35, § 1, derde lid, en 42, evenals van de bijlagen, van het samenwerkingsakkoord van 7 juli 2023 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de veralgemening van de relationele, affectieve en seksuele opvoeding, ingesteld door Hélène Baltus en anderen (rolnummer 8246);

  l’arrêt no 82/2025, rendu le 28 mai 2025, en cause le recours en annulation des articles 3, § 1er et § 2, 1º, 2º, 3º, 5º, 9º et 10º, 4, alinéa 1er, 1º, 2º et 4º à 6º, 7, §§ 1er et 2, 8, 9, § 1er, 11, 12, 16, 17, 23, 35, § 1er, alinéa 3, et 42, ainsi que des annexes, de l’accord de coopération du 7 juillet 2023 entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française relatif à la généralisation de l’éducation à la vie relationnelle, affective et sexuelle, introduit par Hélène Baltus et autres (numéro du rôle 8246) ;

 

  het arrest nr. 83/2025, uitgesproken op 28 mei 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 39 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8279);

  l’arrêt no 83/2025, rendu le 28 mai 2025, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 39 de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8279) ;

 

  het arrest nr. 85/2025, uitgesproken op 5 juni 2025, inzake de beroepen tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 16 juni 2023 tot wijziging van het provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid, ingesteld door het Vrij Syndicaat voor het openbaar ambt, lokale en regionale besturen regio Vlaanderen en anderen, door Pieter Vanhoutte, door Sibylle Cuypers, door de vzw Exello.net en anderen en door de Algemene Centrale openbare diensten en anderen (rolnummers 8109, 8134, 8139, 8140 en 8141).

  l’arrêt no 85/2025, rendu le 5 juin 2025, en cause les recours en annulation du décret flamand du 16 juin 2023 modifiant le décret provincial du 9 décembre 2005 et le décret du 22 décembre 2017 sur l’administration locale, en ce qui concerne la cessation de la qualité d’agent statutaire, introduits par le Vrij Syndicaat voor het openbaar ambt, lokale en regionale besturen regio Vlaanderen et autres, par Pieter Vanhoutte, par Sibylle Cuypers, par l’ASBL Exello.net et autres et par la Centrale générale des services publics et autres (numéros du rôle 8109, 8134, 8139, 8140 en 8141).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

 

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

 

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 17, 134, 135 en 138 van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8469);

  la question préjudicielle relative aux articles 17, 134, 135 et 138 du Code des droits de succession, tels qu’ils étaient applicables avant leur modification par la loi du 28 décembre 2023 portant des dispositions fiscales diverses, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8469) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 207, zevende lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in samenhang gelezen met de artikelen 208, 351 en 444, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 2020, gesteld door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt en door het hof van beroep te Gent (rolnummers 8470 en 8475, toegevoegd aan 8442);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 207, alinéa 7, du Code des impôts sur les revenus 1992, lu en combinaison avec les articles 208, 351 et 444, alinéa 2, du même Code, tels qu’ils étaient applicables pour l’exercice d’imposition 2020, posées par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles, par le tribunal de première instance du Limbourg, division de Hasselt, et par la cour d’appel de Gand (numéros du rôle 8470 et 8475, joints au 8442) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende de rubriek XXXVI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven betreft, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8473);

  la question préjudicielle relative à la rubrique XXXVI du tableau A de l’annexe à l’arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8473) ;

 

  de prejudiciële vraag over het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 juni 2001 betreffende de sociale voordelen, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8474);

  la question préjudicielle concernant le décret de la Communauté française du 7 juin 2001 relatif aux avantages sociaux, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8474) ;

 

  de prejudiciële vraag over artikel 22, tweede lid, 5º, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, gesteld door de Raad van State (rolnummer 8476);

  la question préjudicielle concernant l’article 22, alinéa 2, 5º, de la loi du 23 mars 1989 relative à l’élection du Parlement européen, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 8476) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 330, § 1, vierde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 8477);

  la question préjudicielle relative à l’article 330, § 1er, alinéa 4, de l’ancien Code civil, posée par le tribunal de la famille du tribunal de première instance de Liège, division de Liège (numéro du rôle 8477) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 118, § 3, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gesteld door de arbeidsrechtbank te Leuven (rolnummer 8478);

  la question préjudicielle relative à l’article 118, § 3, de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, posée par le tribunal du travail de Louvain (numéro du rôle 8478) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel L5311‑1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Raad van State (rolnummers 8479, 8480, 8481, 8482, 8483, 8484, 8485 en 8486, samengevoegde zaken);

  les questions préjudicielles relatives à l’article L5311‑1 du Code de la démocratie locale et de la décentralisation, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 8479, 8480, 8481, 8482, 8483, 8484, 8485 et 8486, affaires jointes) ;

 

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 9, tweede lid, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8488);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 9, alinéa 2, de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8488) ;

 

  de prejudiciële vragen over de artikelen 62, achtste lid, en 65/1, §§ 1 en 8, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Bergen (rolnummer 8493);

  les questions préjudicielles concernant les articles 62, alinéa 8, et 65/1, §§ 1er et 8, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, posées par le tribunal correctionnel du Hainaut, division de Mons (numéro du rôle 8493) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door het hof van beroep te Brussel (rolnummer 8494);

  la question préjudicielle relative à l’article XX.3, alinéa 2, du Code de droit économique, posée par la cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 8494) ;

 

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 14 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor personen met een handicap, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummer 8497).

  la question préjudicielle relative à l’article 14 du décret de la Communauté flamande du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Vlaams Agentschap voor personen met een handicap (Agence flamande pour les personnes handicapées), posée par la cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 8497).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

 

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

 

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 maart 2025 tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van lucht, klimaat en energiebeheersing teneinde bepaalde voertuigen toe te laten in de lage emissiezone tot 31 december 2026, ingesteld door de vzw Ligue des droits humains en anderen (rolnummer 8487);

  le recours en annulation et la demande de suspension de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 21 mars 2025 modifiant l’ordonnance du 2 mai 2013 portant le Code bruxellois de l’air, du climat et de la maîtrise de l’énergie en vue d’autoriser, jusqu’au 31 décembre 2026, l’accès de certains véhicules à la zone de basses émissions, introduits par l’ASBL Ligue des droits humains et autres (numéro du rôle 8487) ;

 

  de beroepen tot vernietiging van artikel 1, eerste lid, 4º, van de wet van 4 augustus 1986 tot regeling van de oppensioenstelling van de leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs en tot wijziging van andere bepalingen van de onderwijswetgeving, ingesteld door de vzw Evangelische theologische Faculteit, door Geert Lorein en door Guido Vleugels (rolnummers 8489, 8490 en 8491, samengevoegde zaken);

  les recours en annulation de l’article 1er, alinéa 1er, 4º, de la loi du 4 août 1986 réglant la mise à la retraite des membres du personnel enseignant de l’enseignement universitaire et modifiant d’autres dispositions de la législation de l’enseignement, introduit par l’ASBL Evangelische theologische Faculteit, par Geert Lorein et par Guido Vleugels (numéros du rôle 8489, 8490 et 8491, affaires jointes) ;

 

  het beroep tot vernietiging van artikel 8 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 20 december 2024 tot wijziging van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, en het Mestdecreet van 22 december 2006, ingesteld door de vzw Belgian Luxembourg mineral fertilizer Association (rolnummer 8492).

  le recours en annulation de l’article 8 du décret de la Région flamande du 20 décembre 2024 modifiant le décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, coordonné le 15 juin 2018, et le décret Engrais du 22 décembre 2006, introduit par l’ASBL Belgian Luxembourg mineral fertilizer Association (numéro du rôle 8492).

 

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

 

Hoven van beroep

Cours d’appel

 

Bij brief van 23 mei 2025 zendt de eerste voorzitter van het hof van beroep te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het hof van beroep te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 mei 2025.

Par lettre du 23 mai 2025, le premier président de la cour d’appel de Mons transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour d’appel de Mons, approuvé lors de l’assemblée générale du 21 mai 2025.

 

Bij brief van 3 juni 2025 zendt de eerste voorzitster van het hof van beroep van Brussel, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het hof van beroep van Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 12 mei 2025.

Par lettre du 3 juin 2025, la première présidente de la cour d’appel de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour d’appel de Bruxelles, approuvé lors de l’assemblée générale du 12 mai 2025.

 

Bij brief van 26 mei 2025 zendt de eerste voorzitter van het hof van beroep van Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het hof van beroep van Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 mei 2025.

Par lettre du 26 mai 2025, le premier président de la cour d’appel de Gand transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour d’appel de Gand, approuvé lors de l’assemblée générale du 21 mai 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Arbeidshoven

Cours du travail

 

Bij brief van 3 juni 2025 zendt de eerste voorzitter van het arbeidshof te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidshof te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 mei 2025.

Par lettre du 3 juin 2025, le premier président de la cour du travail d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 20 mai 2025.

 

Bij brief van 28 mei 2025 zendt de eerste voorzitter van het arbeidshof te Brussel, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidshof te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 mei 2025.

Par lettre du 28 mai 2025, le premier président de la cour du travail de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour du travail de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mai 2025.

 

Bij brief van 23 mei 2025 zendt de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidshof te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 mei 2025.

Par lettre du 23 mai 2025, le premier président de la cour du travail de Gand transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée générale du 20 mai 2025.

 

Bij brief van 30 mei 2025 zendt de eerste voorzitster van het arbeidshof te Luik, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidshof te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 26 mei 2025.

Par lettre du 30 mai 2025, la première présidente de la cour du travail de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 26 mai 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Parketten‑generaal

Parquets généraux

 

Bij brief van 28 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Brussel, overeenkomstig artikel 346, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket‑generaal te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 mei 2025.

Par lettre du 28 mai 2025, le procureur général de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 346, § 2, alinéa 2, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet général de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mai 2025.

 

Bij brief van 28 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Luik, overeenkomstig artikel 346, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket‑generaal te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 mei 2025.

Par lettre du 28 mai 2025, le procureur général de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 346, § 2, alinéa 2, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet général de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 mai 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Auditoraten‑generaal

Auditorats généraux

 

Bij brief van 27 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Brussel, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het auditoraat‑generaal te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 mei 2025.

Par lettre du 27 mai 2025, le procureur général de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat général de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 mai 2025.

 

Bij brief van 26 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Gent, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het auditoraat‑generaal te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 22 mei 2025.

Par lettre du 26 mai 2025, le procureur général de Gand transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat général de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 22 mai 2025.

 

Bij brief van 30 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Luik, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het auditoraat‑generaal te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 16 mei 2025.

Par lettre du 30 mai 2025, le procureur général de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat général de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 16 mai 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling

Commission interdépartementale pour le développement durable

 

Bij brief van 15 mei 2025 zendt de voorzitter van de Interdepartementale Commissie duurzame ontwikkeling, overeenkomstig artikel 19 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, aan de Senaat over, het jaarverslag voor 2024.

Par lettre du 15 mai 2025, le président de la Commission interdépartementale du développement durable transmet au Sénat, conformément à l’article 19 de la loi du 5 mai 1997 relative à la coordination de la politique fédérale de développement durable, le rapport annuel pour 2024.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

 

Europees Parlement

Parlement européen

 

Bij brieven van 6 en 17 juni 2025 zendt de voorzitster van het Europees Parlement aan de Senaat over, de teksten aangenomen door het Europees Parlement tijdens zijn vergaderperiodes van 5 mei tot 8 mei en van 21 tot 22 mei 2025.

Par lettres des 6 et 17 juin 2025, la présidente du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen au cours de ses périodes de session du 5 au 8 mai et du 21 au 22 mai 2025.

 

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.