8‑10 Belgische Senaat Gewone Zitting 2024‑2025 Plenaire vergaderingen Vrijdag 23 mei 2025 Ochtendvergadering |
8‑10 Sénat de Belgique Session ordinaire 2024‑2025 Séances plénières Vendredi 23 mai 2025 Séance du matin |
|
|||
Handelingen |
Annales |
|
|||
Inhoudsopgave |
Sommaire |
|
|||
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid Benoeming van een lid van het Bureau Benoeming van een afgevaardigde van de Senaat bij de Internationale Vergaderingen en Raden Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa (OVSE) Inoverwegingneming van voorstellen Voorstel tot herziening van de Grondwet In overweging genomen voorstel Samenstelling van de commissies. Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen
|
Approbation de l’ordre du jour Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre Nomination d’un membre du Bureau. Nomination d’un délégué du Sénat auprès des Assemblées et Conseils internationaux Assemblée parlementaire de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe (OSCE) Prise en considération de propositions Proposition de révision de la Constitution Proposition prise en considération Cour constitutionnelle – Arrêts. Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles Cour constitutionnelle – Recours.
|
|
|||
Voorzitster: mevrouw Valérie De Bue (De vergadering wordt geopend om 10.00 uur.) |
Présidence de Mme Valérie De Bue (La séance est ouverte à 10 h 00.) |
|
|||
Goedkeuring van de agenda |
|
||||
De voorzitster. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld. Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd. |
Mme la présidente. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs. Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé. |
|
|||
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid |
Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre |
|
|||
De voorzitster. – Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw Fatima Ahallouch. Het Bureau is op maandag 19 mei bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen. |
Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de Mme Fatima Ahallouch. Le Bureau s’est réuni le lundi 19 mai pour la vérification de ces pouvoirs. Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau. |
|
|||
Mevrouw Alice Bernard (PVDA‑PTB), rapporteur. – Bij brief van 19 maart 2025 heeft de heer Malik Ben Achour zijn ontslag ingediend als gecoöpteerd senator, met ingang van 29 april 2025. De griffier van de Kamer heeft aan de voorzitter van de Senaat de verklaring bezorgd bedoeld in artikel 220, § 2, van het Kieswetboek. In die verklaring hebben de verkozenen van de politieke formatie B (PS) in de Kamer de volgende deelstaatsenatoren vermeld als behorend tot hun politieke formatie: mevrouw Nadia El Yousfi, de heer Hasan Koyuncu, de dames Anne Lambelin en Özlem Özen en de heer Thierry Witsel. De bovengenoemde deelstaatsenatoren hebben vervolgens mevrouw Fatima Ahallouch als gecoöpteerd senator aangewezen. Mevrouw Ahallouch heeft de bewijsstukken bezorgd die staven dat zij voldoet aan de bij artikel 69 van de Grondwet voorziene voorwaarden om tot senator aangewezen te kunnen worden. Het Bureau stelt dan ook voor mevrouw Ahallouch toe te laten als lid van de Senaat. |
Mme Alice Bernard (PVDA‑PTB), rapporteuse. – Par lettre du 19 mars 2025, M. Malik Ben Achour a démissionné de son mandat de sénateur coopté avec effet au 29 avril 2025. La greffière de la Chambre a communiqué au président du Sénat la déclaration visée à l’article 220, § 2, du Code électoral. Dans cette déclaration, les élus de la formation politique B (PS) de la Chambre ont déclaré que les sénateurs d’entité fédérée suivants appartenaient à leur formation politique : Mme Nadia El Yousfi, M. Hasan Koyuncu, Mmes Anne Lambelin et Özlem Özen et M. Thierry Witsel. Les sénateurs d’entité fédérée susmentionnés ont ensuite désigné Mme Fatima Ahallouch en tant que sénatrice cooptée. Mme Ahallouch a transmis les justificatifs qui prouvent qu’elle répond aux conditions prescrites par l’article 69 de la Constitution pour être désignée comme sénatrice. Le Bureau propose dès lors l’admission de Mme Ahallouch comme membre du Sénat. |
|
|||
De voorzitster. – Wij gaan nu over tot de stemming over de besluiten van het verslag. |
Mme la présidente. – Nous passons au vote sur les conclusions de ce rapport. |
|
|||
– De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan. |
– Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé. |
|
|||
De voorzitster. – Ik roep mevrouw Fatima Ahallouch uit tot senator en verzoek haar de grondwettelijke eed af te leggen. |
Mme la présidente. – Je proclame Mme Fatima Ahallouch sénatrice et l’invite à prêter le serment constitutionnel. |
|
|||
– Mevrouw Fatima Ahallouch legt de eed af. |
– Mme Fatima Ahallouch prête serment. |
|
|||
De voorzitster. – Ik geef aan mevrouw Fatima Ahallouch akte van haar eedaflegging en verklaar haar aangesteld in haar mandaat van senator. |
M. la présidente. – Je donne à Mme Fatima Ahallouch acte de sa prestation de serment et la déclare installée dans son mandat de sénateur. |
|
|||
(Applaus) |
(Applaudissements) |
|
|||
Benoeming van een lid van het Bureau |
|
||||
De voorzitster. – Aan de orde is de aanwijzing, met toepassing van artikel 77‑3 van het reglement, van een nieuw Bureaulid. Vraagt iemand het woord? |
Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la désignation d’un nouveau membre du Bureau, et ce en application de l’article 77‑3 du règlement. Quelqu’un demande‑t‑il la parole ? |
|
|||
Mevrouw Anne Lambelin (PS). – Ik stel voor mevrouw Fatima Ahallouch aan te wijzen. |
Mme Anne Lambelin (PS). – Je propose la désignation de Mme Fatima Ahallouch. |
|
|||
(Instemming) |
(Assentiment) |
|
|||
Ontwerp tot herziening van artikel 151, § 6, van de Grondwet teneinde de evaluatie van korpschefs in de magistratuur mogelijk te maken (Doc. 8‑99) |
|
||||
Bespreking |
|
||||
De heer Marc Hendrickx (N‑VA), rapporteur. – De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft het onderhavige ontwerp besproken tijdens haar vergadering van 19 mei, in aanwezigheid van de heer Patyn, vertegenwoordiger van de eerste minister. |
M. Marc Hendrickx (N‑VA), rapporteur. – La commission des Affaires institutionnelles a examiné le projet qui fait l’objet du présent rapport lors de sa réunion du 19 mai, en présence de M. Patyn, représentant du premier ministre. |
|
|||
De heer Patyn heeft meegedeeld dat het gaat om de wijziging van artikel 151, § 6, dat dient te worden herzien. Het betreft de evaluatie van de magistraten en de ambtenaren van het openbaar ministerie, een van de checks‑and‑balances van ons staatsrechtelijk bestel. De Grondwetgever hecht terecht een groot belang aan de onafhankelijkheid van rechters, maar dat betekent niet dat deze niet zouden kunnen worden geëvalueerd in de uitoefening van hun functie. Artikel 151, § 6, van de Grondwet bepaalt dat de rechters en de titularissen van de functies bedoeld in § 5, vierde lid, worden onderworpen aan een evaluatie, op de wijze bij de wet bepaald. Het gaat om de voorzitter en de afdelingsvoorzitters van het Hof van Cassatie, de kamervoorzitters van de hoven, de ondervoorzitters van de rechtbanken en de ambtenaren van het openbaar ministerie. De titularissen van de functies bedoeld in § 5, eerste lid, zijn er weliswaar niet in opgenomen. Dit betekent dat de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, de eerste voorzitters van de hoven en de voorzitters van de rechtbanken dus niet aan evaluatie kunnen worden onderworpen. Dit werd indertijd door de Grondwetgever onverenigbaar geacht met de onafhankelijkheid van de korpshoofden die zij in de uitoefening van hun mandaat moeten kunnen genieten. Aanvankelijk was er dan ook niet voorzien in een evaluatie van de korpshoofden. Dat was een lacune waar de wet van 18 december 2006 verandering in wou brengen. In de artikelen 259novies en 259undecies van het Gerechtelijk Wetboek werd voor de korpshoofden een evaluatiesysteem ingeschreven, maar in een arrest van 1 september 2008 vernietigde het Grondwettelijk Hof de desbetreffende bepalingen omdat de Koning zich een te ruime delegatiebevoegdheid had toegemeten. Het Grondwettelijk Hof was immers van oordeel dat de wetgever die een evaluatie van de korpsoversten doorvoert, daarmee een identieke behandeling invoert tussen twee categorieën van magistraten voor wie de Grondwetgever een verschillende behandeling had voorzien. Die verschillende behandeling wegwerken, vereist een aanpassing van artikel 151, § 6, van de Grondwet door toevoeging van de functies van het eerste lid. Het is dit wat het voorliggende ontwerp tot wijziging van de Grondwet beoogt. |
M. Patyn a indiqué qu’il s’agissait de modifier l’article 151, § 6, lequel concerne l’évaluation des magistrats et des fonctionnaires du ministère public, une des manières d’assurer l’équilibre des pouvoirs dans notre état de droit. Si le Constituant attache légitimement une grande importance à l’indépendance des juges, cela ne signifie pas pour autant que ceux‑ci ne peuvent pas être évalués dans l’exercice de leur fonction. L’article 151, § 6, de la Constitution dispose que les juges et les titulaires des fonctions visées au § 5, alinéa 4, sont soumis à une évaluation, selon le mode déterminé par la loi. Il s’agit du président et des présidents de section de la Cour de cassation, des présidents de chambre des cours, des vice‑présidents des tribunaux et des officiers du ministère public. Les titulaires des fonctions visées au § 5, alinéa 1er, ne sont, il est vrai, pas inclus. Cela signifie que le premier président de la Cour de cassation, les premiers présidents des cours et les présidents des tribunaux ne sont donc pas soumis à une évaluation. Le Constituant avait estimé à l’époque que cela était incompatible avec l’indépendance dont les chefs de corps doivent pouvoir bénéficier dans l’exercice de leur mandat. Initialement, il n’y avait donc aucune évaluation prévue pour les chefs de corps. C’est une lacune à laquelle la loi du 18 décembre 2006 entendait remédier. Le principe d’une évaluation pour les chefs de corps fut inscrit aux articles 259novies et 259undecies du Code judiciaire. Dans un arrêt du 1er septembre 2008, la Cour constitutionnelle annula les dispositions en question au motif que le Roi s’était attribué un pouvoir de délégation trop large. La Cour constitutionnelle estimait en effet que le législateur qui instaure une évaluation des chefs de corps établit une identité de traitement entre deux catégories de magistrats pour lesquels le Constituant avait prévu un traitement différent. Pour pouvoir supprimer cette différence de traitement, il convient de modifier l’article 151, § 6, de la Constitution en y ajoutant les fonctions visées à l’alinéa 1er. Tel est l’objectif du projet de révision de la Constitution à l’examen. |
|
|||
Deze op het eerste gezicht technische wijziging heeft echter een belangrijke maatschappelijke inslag. Het is een eis die kracht werd bijgezet door de nabestaanden van mevrouw Julie Van Espen, die de noodzaak van de evaluatie van de korpsoversten via een open brief aan de Kamer van volksvertegenwoordigers beklemtoonden. De commissie voor Justitie hield naar aanleiding van deze open brief op 4 en 5 juli 2023 verschillende hoorzittingen met experten vanop het terrein. Hieruit bleek als heikel punt de onmogelijkheid om korpschefs te kunnen evalueren sinds 2008. |
Cette modification à première vue technique présente néanmoins une forte motivation sociétale. Elle répond à une demande étayée également par les proches de Mme Julie Van Espen, qui ont souligné la nécessité de l’évaluation des chefs de corps dans une lettre ouverte adressée à la Chambre des représentants. Après avoir reçu cette lettre, la commission de la Justice de la Chambre a procédé, les 4 et 5 juillet 2023, à plusieurs auditions d’experts de terrain. Au cours de ces auditions, la délicate question de l’impossibilité d’évaluer les chefs de corps depuis 2008 a été évoquée. |
|
|||
Deze grondwetswijziging heeft dus niet alleen voor ogen om de werking van Justitie te verbeteren, maar ook tegemoet te komen aan een maatschappelijke eis. Een eis die de Hoge Raad voor Justitie ook meermaals heeft geuit in diverse adviezen, alsook aan de formateur – ondertussen eerste minister – tijdens de onderhandelingen. De eerste minister, die deze aanbeveling ter harte nam, is dan ook tevreden dat deze herziening tot de Grondwet Kamerbreed wordt gedragen, aldus de heer Pattyn. Het werk eindigt niet bij deze grondwetsherziening. Er zullen nog noodzakelijke wijzigingen aan de wet dienen te gebeuren om de mogelijkheid de korpsoversten te evalueren, zoals nu voorzien door de Grondwetgever, ook in de praktijk om te zetten. De huidige minister van Justitie werkt in dat opzicht aan een ontwerp om het nodige te doen. Het voorliggende ontwerp vloeit voort uit het voorstel tot herziening van artikel 151, § 6 van de Grondwet teneinde de evaluatie van korpschefs in de magistratuur mogelijk te maken. De plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft deze herziening van de Grondwet, na amendering, eenparig goedgekeurd op 30 april jl. Krachtens artikel 77, eerste lid, 1º, van de Grondwet, zijn de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers gelijkelijk bevoegd voor de herziening van de Grondwet. Ook de Senaat dient zich dus uit te spreken over het ontwerp tot herziening van artikel 151, § 6, van de Grondwet. Tijdens de bespreking in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van vorige maandag waren er diverse juridische en technische vragen en opmerkingen van de leden Dalle, Slootmans, Goffinet, Scholzen, Vanlouwe en Segers. Daar werd telkens gezegd dat het evalueren van een korpschef bijdraagt tot het vertrouwen van de burger in Justitie, naast het feit dat het een element is in de beoordeling van een aanvraag tot hernieuwing van diens mandaat. Dat was net een van de gebreken die aan het licht kwamen na de moord op Julie Van Espen. In zijn antwoorden verklaarde de heer Pattyn, vertegenwoordiger van de eerste minister, dat de stappen die na deze herziening van de Grondwet moeten worden genomen buiten de bevoegdheid van de eerste minister vallen. Hij verwees hiervoor naar de minister van Justitie, die aan een wetsontwerp werkt om de evaluatie van de magistraten in haar geheel te herbekijken. Dat neemt niet weg dat ook het Parlement een initiatief kan nemen. Er werden reeds verschillende wetsvoorstellen ter zake ingediend, die vooral betrekking hebben op de wijziging van het Gerechtelijk Wetboek. Het is aan de commissie Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers om deze al dan niet te bespreken. De ontwerptekst werd eenparig aangenomen door de 15 aanwezige leden. |
La révision de la Constitution à l’examen vise donc non seulement à améliorer le fonctionnement de la Justice, mais aussi à répondre à une demande émanant du corps social. Une demande que le Conseil supérieur de la Justice a, lui aussi, formulée à plusieurs reprises dans divers avis et a relayée auprès du formateur, devenu entre‑temps premier ministre, lors des négociations gouvernementales. Le premier ministre, soucieux de suivre cette recommandation, se félicite dès lors que la révision proposée ait bénéficié d’un soutien unanime à la Chambre, a ajouté M. Pattyn. Cette révision de la Constitution ne marquera pas la fin des travaux. D’autres modifications indispensables devront être apportées à la loi pour que la possibilité d’évaluer les chefs de corps, telle qu’elle est à présent prévue par le Constituant, se concrétise également dans la pratique. La ministre de la Justice élabore actuellement un projet visant à faire le nécessaire à cet égard. Le projet à l’examen découle de la proposition de révision de l’article 151, § 6, de la Constitution en vue de permettre l’évaluation des chefs de corps de la magistrature. Le 30 avril dernier, l’assemblée plénière de la Chambre des représentants a approuvé à l’unanimité la révision de la Constitution proposée, telle qu’amendée. En vertu de l’article 77, alinéa 1er, 1º, de la Constitution, le Sénat et la Chambre des représentants sont compétents sur un pied d’égalité pour la révision de la Constitution. Le Sénat doit donc lui aussi se prononcer sur le projet de révision de l’article 151, § 6, de la Constitution. Lors de l’examen en commission des Affaires institutionnelles, réunie lundi dernier, MM. Dalle, Slootmans et Vanlouwe et Mmes Goffinet, Scholzen et Segers ont posé diverses questions juridiques et techniques. Tous ont rappelé que l’évaluation d’un chef de corps contribuait à renforcer la confiance du citoyen dans la Justice et qu’elle était un élément essentiel dans le cadre de l’examen d’une demande de renouvellement de son mandat. Ce fut effectivement l’une des lacunes révélées à la suite de l’assassinat de Julie Van Espen. Dans ses réponses, M. Pattyn, représentant du premier ministre, a déclaré que les mesures à prendre à la suite de cette révision de la Constitution ne relevaient pas de la compétence du premier ministre. Il a renvoyé à cet égard à la ministre de la Justice, qui travaille actuellement sur un projet de loi visant à réexaminer l’évaluation des magistrats dans sa globalité. Il n’empêche que le Parlement peut aussi prendre une initiative. Plusieurs propositions de loi ont déjà été déposées en ce sens, surtout en vue de modifier le Code judiciaire. Il appartient à la commission de la Justice de la Chambre des représentants de les examiner ou non. L’article unique a été adopté à l’unanimité des 15 membres présents. |
|
|||
De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – De MR‑fractie zal uiteraard resoluut voor deze herziening van artikel 151, § 6, van de Grondwet stemmen, die tot doel heeft de evaluatie van de korpschefs binnen de magistratuur mogelijk te maken. Het gaat immers om een noodzakelijke, redelijke en langverwachte hervorming. Ze corrigeert een institutionele incoherentie, versterkt het gerechtelijk bestuur en beantwoordt aan de legitieme verwachtingen inzake transparantie en verantwoordelijkheid. Vandaag worden zowel de zittende magistraten als de parketmagistraten geëvalueerd, met uitzondering van de korpschefs. Voor die ongelijke behandeling bestaat geen afdoende juridische of institutionele rechtvaardiging. In een democratisch systeem, waarin voorbeeldgedrag op alle niveaus van het openbaar gezag wordt verwacht, valt zoiets des te moeilijker te verdedigen. Laat ons duidelijk zijn: deze hervorming ondermijnt op geen enkele manier de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Ze is niet gericht op de inhoud van gerechtelijke beslissingen, maar wel op de uitoefening van managementverantwoordelijkheden. Aan het hoofd staan van een rechtbank of een parket betekent coördineren, personeelsbeheer, werk organiseren en teams leiden. Zoals bij elke hoge functie in het openbaar bestuur, moeten die verantwoordelijkheden worden opgevolgd, begeleid en geëvalueerd. Deze tekst biedt eindelijk een duidelijke grondwettelijke basis om hieromtrent wetgeving uit te werken. Hij vult een juridisch vacuüm dat is ontstaan na de gedeeltelijke vernietiging van de wet van 2006 door het Grondwettelijk Hof, bij gebrek aan voldoende grondwettelijke grondslag. Deze herziening brengt ook concrete verbeteringen met zich mee. De evaluatie zal de bijscholing op efficiëntere wijze ondersteunen en de beslissingen over de hernieuwing van mandaten objectiveren. Op termijn draagt dit bij tot een betere werking van ons rechtssysteem. We juichen ook het brede politieke draagvlak toe dat rond dit ontwerp is ontstaan. De unanieme goedkeuring in de plenaire vergadering van de Kamer en in de Senaatscommissie van afgelopen maandag getuigt van een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. Tot slot is het belangrijk te benadrukken dat deze hervorming wordt gesteund door de hoogste gerechtelijke autoriteiten van het land: de Hoge Raad voor de Justitie, het College van procureurs‑generaal en het College van hoven en rechtbanken. Die steun toont aan dat deze hervorming niet van buitenaf wordt opgelegd, maar voortvloeit uit een interne vraag van de rechterlijke orde zelf. In een context waarin het vertrouwen in de instellingen fragiel is, is dit een hervorming die de juiste richting uitgaat. Ze herinnert eraan dat rechterlijke onafhankelijkheid gepaard gaat met de eis tot verantwoordelijkheid. Om al deze redenen steunt de MR‑fractie dit initiatief ten volle. Wij zullen uiteraard voor deze grondwetsherziening stemmen. |
M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Le groupe MR votera bien entendu résolument en faveur de cette révision de l’article 151, § 6, de la Constitution, qui vise à permettre l’évaluation des chefs de corps de la magistrature. Il s’agit en effet d’une réforme nécessaire, raisonnable et attendue depuis longtemps. Elle corrige une incohérence institutionnelle, renforce la gouvernance judiciaire et répond aux attentes légitimes en matière de transparence et de responsabilité. Aujourd’hui, les magistrats du siège et du parquet sont évalués, à l’exception des chefs de corps. Ce traitement différencié n’a pas de justification solide, ni sur le plan juridique, ni sur le plan institutionnel. Il est d’autant plus difficile à défendre dans un système démocratique où l’exemplarité est exigée à tous les niveaux de l’autorité publique. Soyons clairs, cette réforme ne remet nullement en cause l’indépendance du pouvoir judiciaire. Elle ne vise pas les décisions juridictionnelles, mais bien l’exercice de responsabilités managériales. Être à la tête d’une juridiction ou d’un parquet implique des fonctions de coordination, de gestion des ressources humaines, d’organisation du travail et d’animation d’équipes. Ces responsabilités, comme dans toute haute fonction publique, doivent faire l’objet d’un suivi, d’un accompagnement et d’une évaluation. Ce texte offre enfin une base constitutionnelle claire pour légiférer sur ce point. Il vient combler un vide juridique persistant depuis l’annulation partielle de la loi de 2006 par la Cour constitutionnelle, faute de fondement constitutionnel suffisant. Cette révision est aussi porteuse d’améliorations concrètes. L’évaluation permettra de soutenir plus efficacement la formation continue et d’objectiver les décisions liées au renouvellement des mandats. Elle contribuera à terme à un meilleur fonctionnement de notre Justice. Nous saluons également le large consensus politique qui s’est construit autour de ce projet. L’adoption à l’unanimité en séance plénière à la Chambre, et en commission du Sénat ce lundi, témoigne d’un vrai sens des responsabilités. Enfin, il est important de souligner que cette réforme est soutenue par les plus hautes autorités judiciaires du pays : le Conseil supérieur de la Justice, le Collège des procureurs généraux et le Collège des cours et tribunaux. Ce soutien démontre que cette réforme n’est pas imposée de l’extérieur, mais répond à une demande interne du corps judiciaire lui‑même. Dans un contexte où la confiance dans les institutions est fragile, cette réforme va dans le bon sens. Elle rappelle que l’indépendance judiciaire va de pair avec l’exigence de responsabilité. Pour toutes ces raisons, le groupe MR soutient pleinement cette initiative. Nous voterons bien évidemment en faveur de cette révision constitutionnelle. |
|
|||
De heer Klaas Slootmans (Vlaams Belang). – Wij zullen net als in de Kamer dit ontwerp tot herziening van de Grondwet steunen, omdat het de deur opent naar een rechtvaardiger en integerder justitieapparaat. Het feit dat bepaalde magistraten wel en anderen niet geëvalueerd konden worden, is een lacune die op deze manier met een grondwettelijke basis kan worden rechtgezet. Dit geeft ook gehoor aan een eis die al vijftien jaar wordt geformuleerd door de Hoge Raad voor de Justitie. Het is ook, zoals de heer Hendrickx al aangaf, op zijn minst een gedeeltelijk antwoord op de oproep van de nabestaanden van Julie Van Espen, die meermaals de pijnlijke gevolgen hebben aangekaart van het falende toezicht op justitie. Uit respect voor de slachtoffers en de nabestaanden van dergelijke systeemfouten zullen wij dit herzieningsontwerp goedkeuren. |
M. Klaas Slootmans (Vlaams Belang). – Tout comme à la Chambre, nous allons soutenir cette révision de la Constitution, car elle est un pas vers un appareil judiciaire plus juste et plus intègre. Le fait que certains magistrats pouvaient être évalués et d’autres pas était une lacune à la laquelle nous apportons ainsi une solution sur une base constitutionnelle. Cette révision donne également suite à une demande formulée depuis quinze ans par le Conseil supérieur de la Justice. Comme M. Hendrickx l’a indiqué, elle constitue aussi une réponse, au moins partielle, à l’appel lancé par les proches de Julie Van Espen, lesquels ont maintes fois mis en évidence les conséquences désastreuses d’un contrôle défaillant de la justice. Par respect pour les victimes de telles erreurs systémiques et pour leurs proches, nous voterons en faveur de ce projet de révision. |
|
|||
De heer Benjamin Dalle (cd&v). – Dit is toch wel een bijzonder moment voor de Senaat. Het is de eerste keer tijdens deze legislatuur dat er een voorstel – intussen is dat een ontwerp – tot herziening van de Grondwet komt, dat we hopelijk unaniem zullen kunnen goedkeuren, net zoals in de commissie. Ik hoop ook dat het lang niet het laatste voorstel of ontwerp tot herziening van de Grondwet zal zijn dat we zullen goedkeuren. Binnenkort kunnen we hopelijk ook de noodzakelijke Grondwetsartikelen over onze instelling zelf goedkeuren. De cd&v‑fractie zal dit ontwerp uiteraard goedkeuren. Wij steunen dit, want we vinden dit belangrijk. Minister van Justitie Verlinden zal het ook in een wetgevend kader uiteenzetten en verder uitwerken. Voor ons is natuurlijk de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht essentieel. Het is een hoeksteen van de rechtsstaat, een hoeksteen van de democratie. Je merkt echter – en dat zeggen we uiteraard al sinds de oprichting van dit land – dat dit principe internationaal en soms ook in eigen land meer en meer onder druk staat. Als je ziet wat Donald Trump doet in de Verenigde Staten, de manier waarop hij omgaat met rechterlijke beslissingen, de manier waarop hij kijkt naar de rechterlijke orde en hoe hij daarover spreekt, hoe hij organisaties, die nochtans het recht aan hun kant hebben, onder druk zet. Of kijk bijvoorbeeld naar het nieuws over Harvard, die op alle mogelijke manieren gedwongen wordt om te beantwoorden aan de eisen van de uitvoerende macht, terwijl de rechterlijke macht heel duidelijk zegt dat daar grenzen aan zijn. Dit alles moet ons tot nadenken stemmen. Ook op ons eigen continent zijn we hiervan getuige, zoals in Rusland, in sommige landen in Oost‑Europa, in Hongarije, waar de rechterlijke macht geïnstrumentaliseerd wordt. Kijk wat er gebeurt in Turkije, waar de democratisch verkozen burgemeester van Istanbul vervolgd wordt door de rechterlijke macht, waarbij iedereen zich afvraagt of hier wel nog een onafhankelijkheid bestaat ten aanzien van het bestuur. Het gaat hier met andere woorden om een essentieel element en dat willen we hier ook heel duidelijk herhalen. Ten tweede betekent onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet dat moderne principes van personeelsmanagement, van hr, van objectiviteit, geen doorgang zouden moeten vinden in de rechterlijke macht. Principes rond functioneren, werklastmetingen en evaluatie zijn essentieel voor een goed werkende justitie. Vandaar dat ook het aspect evaluatie, ook van de korpschefs, van cruciaal belang is. De rapporteur heeft goed uitgelegd waarom hier nog een grondwettelijk probleem bestond, dat we nu gaan bijsturen. De noodzakelijke wetgevende teksten zullen de komende periode volgen in de Kamer. Wij zullen vanuit de cd&v‑fractie dit ontwerp bijgevolg met volle overtuiging steunen. |
M. Benjamin Dalle (cd&v). – Le Sénat vit un moment particulier. C’est la première fois au cours de cette législature qu’il examine une proposition – entre‑temps devenue projet – de révision de la Constitution que, je l’espère, nous adopterons à l’unanimité, comme nous l’avons fait en commission. J’espère aussi qu’il ne s’agit pas de la dernière proposition ou du dernier projet de révision de la Constitution que nous adopterons. Prochainement, nous pourrons aussi, espérons‑le, nous prononcer sur les articles constitutionnels qui concernent notre propre institution. Il va de soi que le groupe cd&v votera en faveur de ce projet. Nous le soutenons, car nous le jugeons important. La ministre de la Justice, Mme Verlinden, le déclinera en lois. L’indépendance du pouvoir judiciaire est essentielle à nos yeux. Elle est la pierre angulaire de l’état de droit et de la démocratie. Force est toutefois de constater que ce principe est de plus en plus mis à mal sur la scène internationale et parfois même dans notre pays – mais c’est ce que l’on dit depuis la création de notre pays. Pensons aux agissements de Donald Trump aux États‑Unis, à la manière dont il considère les décisions de justice et traite l’ordre judiciaire et à la manière dont il met sous pression des organisations qui ont pourtant le droit de leur côté. Pensons, par exemple, aux pressions exercées sur l’université de Harvard pour la forcer à se soumettre au diktat du pouvoir exécutif, alors que le pouvoir judiciaire rappelle que la volonté de l’exécutif a des limites. Tout cela doit nous amener à réfléchir. Nous sommes également témoins de tels faits sur notre propre continent, comme en Russie ou en Hongrie où le pouvoir judiciaire est instrumentalisé. Pensons à ce qui se passe en Turquie, où le maire démocratiquement élu d’Istanbul est poursuivi par le pouvoir judiciaire qui semble avoir perdu son indépendance à l’égard du pouvoir. Cette indépendance est un élément essentiel et nous tenons à le rappeler clairement. Cependant, l’indépendance du pouvoir judiciaire n’empêche pas d’appliquer des principes modernes de gestion des ressources humaines et d’objectivité. Des principes de fonctionnement, une mesure de la charge de travail et une évaluation sont des éléments essentiels à une action efficace de la justice. L’évaluation, y compris des chefs de corps, a donc toute son importance. Le rapporteur a bien expliqué pourquoi cet aspect se heurtait encore à une difficulté constitutionnelle, à laquelle nous allons maintenant remédier. Les textes législatifs nécessaires arriveront prochainement à la Chambre. Le groupe cd&v soutiendra ce projet avec conviction. |
|
|||
Mevrouw Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – De hervorming die hier wordt voorgesteld, is een rechtvaardige hervorming, waar lang naar werd uitgekeken. De mogelijkheid om korpschefs binnen de magistratuur te evalueren is een onmisbare stap om de transparantie, de kwaliteit en, niet in het minst, de legitimiteit van de rechtspraak te versterken, aangezien die evaluatie een essentiële functie vervult in een democratische staat. Deze hervorming wordt al sinds 2008 verwacht en sluit volledig aan bij de ambitie om een modernere en verantwoordelijkere justitie uit te bouwen, zonder daarbij de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het gedrang te brengen. Het is een noodzakelijke stap om het vertrouwen van de burgers in de instellingen te herstellen en om gevolg te geven aan de aanbevelingen van verschillende nationale instanties, waaronder de Hoge Raad voor de Justitie, en van de GRECO. De fractie van Les Engagés zal dit voorstel tot herziening van de Grondwet dan ook steunen. |
Mme Anne‑Catherine Goffinet (Les Engagés). – La réforme qui est proposée aujourd’hui est une réforme juste et qui était attendue. Le fait de permettre l’évaluation des chefs de corps de la magistrature constitue en effet une avancée indispensable pour pouvoir renforcer la transparence et la qualité de la justice, sans compter sa légitimité, puisqu’elle représente une fonction essentielle dans un État démocratique. Cette réforme est attendue depuis déjà 2008 et s’inscrit pleinement dans la volonté de bâtir une justice plus moderne et plus responsable sans remettre en cause l’indépendance du pouvoir judiciaire. Il s’agit d’un pas nécessaire pour restaurer la confiance des citoyens dans les institutions et pour répondre aux recommandations formulées par diverses instances nationales, comme le Conseil supérieur de la Justice, et par le GRECO. Le groupe Les Engagés soutiendra donc cette proposition de révision de la Constitution. |
|
|||
Mevrouw Eva Platteau (Ecolo‑Groen). – De Ecolo‑Groen‑fractie is ook verheugd dat dit lang aanslepende probleem eindelijk wordt opgelost. De discussie heeft al plaatsgevonden in de Kamer en net als daar zullen we ook hier in de Senaat dit ontwerp goedkeuren. |
Mme Eva Platteau (Ecolo‑Groen). – Le groupe Ecolo‑Groen se réjouit que ce problème, qui perdure depuis longtemps, trouve enfin une solution. Le débat a déjà été mené à la Chambre et, tout comme nous l’avons fait dans cette autre assemblée, nous voterons aussi en faveur de ce projet au Sénat. |
|
|||
– De bespreking is gesloten. |
– La discussion est close. |
|
|||
– De stemming over het enig artikel heeft later plaats. |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’article unique. |
|
|||
Benoeming van een afgevaardigde van de Senaat bij de Internationale Vergaderingen en Raden |
Nomination d’un délégué du Sénat auprès des Assemblées et Conseils internationaux |
|
|||
Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa (OVSE) |
Assemblée parlementaire de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe (OSCE) |
|
|||
De voorzitster. – De volgende wijziging wordt voorgesteld in de samenstelling van de delegatie in de Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa (OVSE). |
Mme la présidente. – La modification suivante est proposée dans la composition de la délégation auprès de l’Assemblée parlementaire de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe (OSCE). |
|
|||
– Mevrouw Fatima Ahallouch vervangt de heer Malik Ben Achour als plaatsvervangend lid. |
– Mme Fatima Ahallouch remplace M. Malik Ben Achour comme membre suppléant. |
|
|||
(Instemming) |
(Assentiment) |
|
|||
– Hiervan zal kennis worden gegeven aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa. |
– Il en sera donné connaissance au ministre des Affaires étrangères et au président de l’Assemblée parlementaire de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe. |
|
|||
Inoverwegingneming van voorstellen |
|
||||
De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique. Y a‑t‑il des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. |
|
|||
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
|
|||
Stemmingen |
|
||||
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
|
|||
Ontwerp tot herziening van artikel 151, § 6, van de Grondwet teneinde de evaluatie van korpschefs in de magistratuur mogelijk te maken (Doc. 8 ‑99) |
|
||||
De voorzitster. – We stemmen over het enig artikel. |
Mme la présidente. – Nous votons sur l’article unique. |
|
|||
Stemming nr. 1 |
Vote no 1 |
|
|||
Aanwezig: 42 |
Présents : 42 |
|
|||
– Het quorum en de meerderheid, zoals artikel 195, laatste lid, van de Grondwet vereist, zijn bereikt. – De bepaling is eenparig aangenomen. – Ze zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
– Le quorum et la majorité requis par l’article 195, dernier alinéa, de la Constitution sont atteints. – La disposition est adoptée à l’unanimité. – Elle sera soumise à la sanction royale. |
|
|||
Regeling van de werkzaamheden |
|
||||
De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 20 juni 2025. |
Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le vendredi 20 juin 2025. |
|
|||
(De vergadering wordt gesloten om 10.30 uur.) |
(La séance est levée à 10 h 30.) |
|
|||
Berichten van verhindering |
|
||||
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Van dermeersch en de heren Dodrimont en Verheyden, om gezondheidsredenen, mevrouw Tombeur en de heren Vanlouwe, Blondel, Gryffroy en Deckmyn, met opdracht in het buitenland, de dames D’Hose, Ammi, Burssens, Groothedde, Scholzen, Teitelbaum en Thoron en de heren Diallo en De Roo wegens andere plichten. |
Mme Van dermeersch et MM. Dodrimont et Verheyden, pour raison de santé, Mme Tombeur et MM. Vanlouwe, Blondel, Gryffroy et Deckmyn, en mission à l’étranger, Mmes D’Hose, Ammi, Burssens, Groothedde, Scholzen, Teitelbaum et Thoron et MM. Diallo et De Roo, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour information. |
|
|||
Bijlage |
|
||||
Naamstemmingen |
|
||||
Stemming nr. 1 |
Vote no 1 |
|
|||
Aanwezig: 42 |
Présents : 42 |
|
|||
Voor |
Pour |
|
|||
|
Ahallouch Fatima, Bernard Alice, Buysse Yves, Capoen An, Claes Allessia, Cocciolo Antonio, Coel Arnout, Dalle Benjamin, Debaets Bianca, De Brabandere Bob, De Bue Valérie, Desalle Caroline, Diericx Manu, Durenne Véronique, El Hajjaji Hajib, El Yousfi Nadia, Goffinet Anne-Catherine, Hendrickx Marc, Koyuncu Hasan, Lambelin Anne, Liekens Goedele, Maghroud Nawal, Mvumbi Luzolo Marie-Claire, Özen Özlem, Partyka Katrien, Pieters Andy, Pillen Jasper, Platteau Eva, Segers Katia, Slagmulder Kristof, Slootmans Klaas, d'Ursel Anne-Charlotte, Van Gestel Raf, Van Goidsenhoven Gaëtan, Van Rompuy Peter, Vanryckegem Griet, Van Tendeloo Kelly, Van Walle Patricia, Verduyckt Kris, Verreyt Hans, Wahl Jean-Paul, Witsel Thierry |
||||
Indiening van een voorstel |
|
||||
Het volgende voorstel werd ingediend: |
La proposition ci‑après a été déposée : |
|
|||
Voorstel tot herziening van de Grondwet |
|
||||
Herziening van artikel 195 van de Grondwet |
Révision de l’article 195 de la Constitution |
|
|||
(Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad nr. 111 van 27 mei 2024) |
(Déclaration du pouvoir législatif, voir le Moniteur belge no 111 du 27 mai 2024) |
|
|||
Voorstel tot herziening van artikel 195 van de Grondwet met het oog op de toevoeging van een overgangsbepaling strekkende tot wijziging van artikel 63 van de Grondwet met betrekking tot de zetelverdeling van de Kamer van volksvertegenwoordigers (van de heren Klaas Slootmans, Yves Buysse, Bob De Brabandere, Johan Deckmyn en Kristof Slagmulder, mevrouw Anke Van dermeersch en de heren Wim Verheyden en Hans Verreyt; Doc. 8‑103/1). |
Proposition de révision de l’article 195 de la Constitution en vue d’y ajouter une disposition transitoire visant à modifier l’article 63 de la Constitution en ce qui concerne la répartition des sièges à la Chambre des représentants (de MM. Klaas Slootmans, Yves Buysse, Bob De Brabandere, Johan Deckmyn et Kristof Slagmulder, Mme Anke Van dermeersch et MM. Wim Verheyden et Hans Verreyt ; Doc. 8‑103/1). |
|
|||
– Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden (artikel 28‑1 van het reglement van de Senaat). |
– Commission des Affaires institutionnelles (article 28‑1 du règlement du Sénat). |
|
|||
In overweging genomen voorstel |
|
||||
Voorstel van resolutie |
Proposition de résolution |
|
|||
Voorstel van resolutie betreffende een betere behandeling van long covid bij kinderen (van mevrouw Nadia El Yousfi en de heer Thierry Witsel; Doc. 8‑102/1). |
Proposition de résolution visant à une meilleure prise en charge du covid long pédiatrique (de Mme Nadia El Yousfi et M. Thierry Witsel ; Doc. 8‑102/1). |
|
|||
– Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen |
– Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes |
|
|||
Samenstelling van de commissies |
|
||||
Bij de Senaat zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van bepaalde commissies: |
Le Sénat est saisi de demandes tendant à modifier la composition de certaines commissions : |
|
|||
Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden: |
Commission des Affaires institutionnelles : |
|
|||
– Mevrouw Fatima Ahallouch vervangt de heer Malik Ben Achour als lid. |
– Mme Fatima Ahallouch remplace M. Malik Ben Achour comme membre. |
|
|||
Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden: |
Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes : |
|
|||
– Mevrouw Fatima Ahallouch vervangt de heer Malik Ben Achour als effectief lid. |
– Mme Fatima Ahallouch remplace M. Malik Ben Achour comme membre effectif. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Arresten |
|
||||
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– het arrest nr. 62/2025, uitgesproken op 24 april 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 4.3.1, § 1, vijfde lid, van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, gesteld door de Raad voor vergunningsbetwistingen (rolnummer 8225); |
– l’arrêt no 62/2025, rendu le 24 avril 2025, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 4.3.1, § 1er, alinéa 5, du Code flamand de l’aménagement du territoire, posées par le Conseil pour les contestations des autorisations (numéro du rôle 8225) ; |
|
|||
– het arrest nr. 63/2025, uitgesproken op 24 april 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen L5111‑1, 7º, en L5321‑1, § 6, en bijlage 4 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummer 8227); |
– l’arrêt no 63/2025, rendu le 24 avril 2025, en cause la question préjudicielle relative aux articles L5111‑1, 7º, et L5321‑1, § 6, et à l’annexe 4 du Code wallon de la démocratie locale et de la décentralisation, posée par la cour d’appel de Gand (numéro du rôle 8227) ; |
|
|||
– het arrest nr. 64/2025, uitgesproken op 24 april 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 963 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 986 en 991 van hetzelfde Wetboek, gesteld door het hof van beroep te Bergen (rolnummer 8228); |
– l’arrêt no 64/2025, rendu le 24 avril 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article 963 du Code judiciaire, lu en combinaison avec les articles 986 et 991 du même Code, posée par la cour d’appel de Mons (numéro du rôle 8228) ; |
|
|||
– het arrest nr. 65/2025, uitgesproken op 24 april 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12 en 13 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8238); |
– l’arrêt no 65/2025, rendu le 24 avril 2025, en cause la question préjudicielle relative aux articles 12 et 13 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 21 décembre 2012 établissant la procédure fiscale en Région de Bruxelles‑Capitale, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8238) ; |
|
|||
– het arrest nr. 66/2025, uitgesproken op 24 april 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 183, 3º, van de programmawet van 22 december 2023, ingesteld door Sabien Adriansens (rolnummer 8247); |
– l’arrêt no 66/2025, rendu le 24 avril 2025, en cause le recours en annulation de l’article 183, 3º, de la loi‑programme du 22 décembre 2023, introduit par Sabien Adriansens (numéro du rôle 8247) ; |
|
|||
– het arrest nr. 67/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Vlaamse decreet van 26 juni 2020 tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies en Alain Claes en door de feitelijke vereniging Belgian Association of tax lawyers en anderen (rolnummers 7429 en 7443); |
– l’arrêt no 67/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause les recours en annulation totale ou partielle du décret flamand du 26 juin 2020 modifiant le décret du 21 juin 2013 relatif à la coopération administrative dans le domaine fiscal, en ce qui concerne l’échange automatique et obligatoire d’informations dans le domaine fiscal en rapport avec les dispositifs transfrontières devant faire l’objet d’une déclaration, introduits par l’Orde van Vlaamse balies et Alain Claes et par l’association de fait Belgian Association of tax lawyers et autres (numéros du rôle 7429 et 7443) ; |
|
|||
– het arrest nr. 68/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake de beroepen tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 1 oktober 2020 houdende wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen, met het oog op de omzetting van richtlijn 2018/822/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies, ingesteld door de feitelijke vereniging Belgian Association of tax lawyers en anderen, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone en door het Instituut van de belastingadviseurs en de accountants (rolnummers 7480, 7498 en 7537); |
– l’arrêt no 68/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause les recours en annulation du décret de la Région wallonne du 1er octobre 2020 modifiant le décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux, en matière de taxes régionales wallonnes, en vue de la transposition de la directive 2018/822/UE sur l’échange automatique et obligatoire d’informations dans le domaine fiscal en rapport avec les dispositifs transfrontières devant faire l’objet d’une déclaration, introduits par l’association de fait Belgian Association of tax lawyers et autres, par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone et par l’Institut des conseillers fiscaux et des experts‑comptables (numéros du rôle 7480, 7498 et 7537) ; |
|
|||
– het arrest nr. 69/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 29 oktober 2020 tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG en tot wijziging van de Brusselse Codex fiscale procedure, ingesteld door de feitelijke vereniging Belgian Association of tax lawyers en anderen, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone, door de Orde van Vlaamse balies en Alain Claes en door het Instituut van de belastingadviseurs en de accountants (rolnummers 7481, 7510, 7511 en 7521); |
– l’arrêt no 69/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause les recours en annulation totale ou partielle de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 29 octobre 2020 modifiant l’ordonnance du 26 juillet 2013 transposant la directive 2011/16/UE du Conseil du 15 février 2011 relative à la coopération administrative dans le domaine fiscal et abrogeant la directive 77/799/CEE et modifiant le Code bruxellois de procédure fiscale, introduits par l’association de fait Belgian Association of tax lawyers et autres, par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone, par l’Orde van Vlaamse balies et Alain Claes et par l’Institut des conseillers fiscaux et des experts‑comptables (numéros du rôle 7481, 7510, 7511 et 7521) ; |
|
|||
– het arrest nr. 70/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 12 november 2020 tot wijziging van het decreet van 12 januari 2017 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen met het oog op de omzetting van de Europese richtlijn 2018/822/EU betreffende de administratieve samenwerking, ingesteld door de feitelijke vereniging Belgian Association of tax lawyers en anderen, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone en door het Instituut van de belastingadviseurs en de accountants (rolnummers 7535, 7581 en 7585); |
– l’arrêt no 70/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause les recours en annulation totale ou partielle du décret de la Communauté française du 12 novembre 2020 modifiant le décret du 12 janvier 2017 concernant la coopération administrative dans le domaine fiscal, en vue de la transposition de la directive européenne 2018/822/UE sur la coopération administrative, introduits par l’association de fait Belgian Association of tax lawyers et autres, par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone et par l’Institut des conseillers fiscaux et des experts‑comptables (numéros du rôle 7535, 7581 et 7585) ; |
|
|||
– het arrest nr. 71/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Vlaamse kaderdecreet van 14 juli 2023 over de handhaving van Vlaamse regelgeving, ingesteld door Geert Lambrechts en anderen (rolnummer 8164); |
– l’arrêt no 71/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause le recours en annulation totale ou partielle du décret‑cadre flamand du 14 juillet 2023 relatif au maintien de la réglementation flamande, introduit par Geert Lambrechts et autres (numéro du rôle 8164) ; |
|
|||
– het arrest nr. 72/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 5 van het Vlaamse programmadecreet van 22 december 2023 bij de begroting 2024, ingesteld door het Algemeen Christelijk Vakverbond van België en anderen (rolnummer 8215); |
– l’arrêt no 72/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause le recours en annulation de l’article 5 du décret‑programme flamand du 22 décembre 2023 accompagnant le budget 2024, introduit par la Confédération des syndicats chrétiens de Belgique et autres (numéro du rôle 8215) ; |
|
|||
– het arrest nr. 73/2025, uitgesproken op 30 april 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 28 september 2023 houdende wijziging van de Brusselse Huisvestingscode met het oog op de invoering van een voorkeurrecht voor huurders van wie de woning te koop wordt aangeboden, ingesteld door de vzw Federia en anderen (rolnummer 8219). |
– l’arrêt no 73/2025, rendu le 30 avril 2025, en cause le recours en annulation de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 28 septembre 2023 portant modification du Code bruxellois du logement en vue de mettre en place un droit de préférence pour les locataires d’un logement mis en vente, introduit par l’ASBL Federia et autres (numéro du rôle 8219). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen |
|
||||
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van: |
En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende artikel 86, D, van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 8441); |
– les questions préjudicielles relatives à l’article 86, D, de la loi du 25 décembre 2017 portant réforme de l’impôt des sociétés, posées par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8441) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 2.2.6.0.7 van de Vlaamse Codex fiscaliteit van 13 december 2013, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummer 8451); |
– la question préjudicielle relative à l’article 2.2.6.0.7 du Code flamand de la fiscalité du 13 décembre 2013, posée par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division de Gand (numéro du rôle 8451) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 2.3.6.0.1, § 1, eerste lid, 6º, van de Vlaamse Codex fiscaliteit van 13 december 2013, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummer 8452); |
– la question préjudicielle relative à l’article 2.3.6.0.1, § 1er, alinéa 1er, 6º, du Code flamand de la fiscalité du 13 décembre 2013, posée par la cour d’appel de Gand (numéro du rôle 8452) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1399, 1400, 1401, 1404, 1405, 1417 en 1432 van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen (rolnummer 8453); |
– les questions préjudicielles relatives aux articles 1399, 1400, 1401, 1404, 1405, 1417 et 1432 de l’ancien Code civil, posées par le tribunal de la famille du tribunal de première instance de Namur, division de Namur (numéro du rôle 8453) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 2, punt 3, a), van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 25 juni 1998 tot vaststelling van de weddeschalen van de leden van het leidend en onderwijspersoneel en van het opvoedend hulppersoneel van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, zoals vervangen bij artikel 59 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 9 december 2020 en gewijzigd bij artikel 7 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 april 2022 betreffende de module van 60 lestijden opleiding inzake pedagogie van het kunstonderwijs op alle niveaus, bepaald bij het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 25 juni 1998 tot vaststelling van de weddeschalen van de leden van het leidend en onderwijspersoneel en van het opvoedend hulppersoneel van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, en artikel 3, §§ 2 en 3, van het voormelde decreet van de Franse Gemeenschap van 28 april 2022, gesteld door de Raad van State (rolnummers 8454, 8455, 8456, 8457 en 8458, samengevoegde zaken); |
– les questions préjudicielles relatives à l’article 2, point 3, a), de l’arrêté du gouvernement de la Communauté française du 25 juin 1998 fixant les échelles de traitement des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d’éducation de l’enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, tel que remplacé par l’article 59 du décret‑programme de la Communauté française du 9 décembre 2020 et modifié par l’article 7 du décret de la Communauté française du 28 avril 2022 relatif au module de 60 périodes de formation à la pédagogie de l’enseignement artistique à tous niveaux, prévu par l’arrêté du gouvernement de la Communauté française du 25 juin 1998 fixant les échelles de traitement des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d’éducation de l’enseignement secondaire artistique à horaire réduit subventionné par la Communauté française, et à l’article 3, §§ 2 et 3, du décret de la Communauté française du 28 avril 2022 précité, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 8454, 8455, 8456, 8457 et 8458, affaires jointes) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 497/2, 5º, van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Dendermonde (rolnummer 8460); |
– la question préjudicielle relative à l’article 497/2, 5º, de l’ancien Code civil, posées par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division de Termonde (numéro du rôle 8460) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 101, 103 en 181 van het Sociaal Strafwetboek en de artikelen 41bis en 43bis van het Strafwetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren‑Borgloon (rolnummer 8461); |
– les questions préjudicielles relatives aux articles 101, 103 et 181 du Code pénal social et aux articles 41bis et 43bis du Code pénal, posées par le tribunal de première instance du Limbourg, division de Tongres‑Looz (numéro du rôle 8461) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende artikel 6 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 8464); |
– les questions préjudicielles relatives à l’article 6 de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 8464) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de ondernemingsrechtbank te Gent, afdeling Brugge (rolnummer 8465); |
– les questions préjudicielles relatives à l’article XX.173, § 2, du Code de droit économique, posées par le tribunal de l’entreprise de Gand, division de Bruges (numéro du rôle 8465) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 23, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 8466); |
– la question préjudicielle relative à l’article 23, alinéa 4, de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 8466) ; |
|
|||
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 106, § 1, van het decreet van het Waalse Gewest van 23 juni 2016 houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning, gesteld door de vrederechter van het kanton Nijvel (rolnummer 8468); |
– la question préjudicielle relative à l’article 106, § 1er, du décret de la Région wallonne du 23 juin 2016 modifiant le Code de l’environnement, le Code de l’eau et divers décrets en matière de déchets et de permis d’environnement, posée par le juge de paix du canton de Nivelles (numéro du rôle 8468) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 50, 51, 53, § 1, 58 en 59, eerste lid, van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen, in samenhang gelezen met de artikelen 370, 372 en 372ter van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummers 8471 en 8472, samengevoegde zaken). |
– les questions préjudicielles relatives aux articles 50, 51, 53, § 1er, 58 et 59, alinéa 1er, de la loi du 10 avril 2014 modifiant certaines dispositions du Code judiciaire en vue d’instaurer une nouvelle carrière pécuniaire pour le personnel judiciaire ainsi qu’un système de mandats pour les greffiers en chef et les secrétaires en chef, lus en combinaison avec les articles 370, 372 et 372ter du Code judiciaire, posées par le tribunal de première instance du Hainaut, division de Charleroi (numéros du rôle 8471 et 8472, affaires jointes). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Beroepen |
|
||||
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de artikelen 16 tot 19 en 67 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Centre d’accueil et d’information jeunesse de Bruxelles‑Nord‑Ouest en anderen (rolnummer 8459); |
– le recours en annulation et la demande de suspension des articles 16 à 19 et 67 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduits par l’ASBL Centre d’accueil et d’information jeunesse de Bruxelles‑Nord‑Ouest et autres (numéro du rôle 8459) ; |
|
|||
– het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de artikelen 53 en 67 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudianes francophones (rolnummer 8462); |
– le recours en annulation et la demande de suspension des articles 53 et 67 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduits par l’ASBL Fédération des étudiants francophones (numéro du rôle 8462) ; |
|
|||
– het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 50 van het programmadecreet van de Franse Gemeenschap van 11 december 2024 houdende diverse bepalingen betreffende onderwijs, schoolgebouwen, onderzoek en cultuur, ingesteld door de vzw Fédération des étudiants francophones (rolnummer 8463); |
– le recours en annulation et la demande de suspension de l’article 50 du décret‑programme de la Communauté française du 11 décembre 2024 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement, aux bâtiments scolaires, à la recherche et à la culture, introduits par l’ASBL Fédération des étudiants francophones (numéro du rôle 8463) ; |
|
|||
– het beroep tot vernietiging van de artikelen 12 en 13 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 18 december 2024 houdende diverse maatregelen inzake plaatselijke besturen en tewerkstelling, ingesteld door de gemeente Wanze (rolnummer 8467). |
– le recours en annulation des articles 12 et 13 du décret‑programme de la Région wallonne du 18 décembre 2024 portant des mesures diverses en matière de pouvoirs locaux et d’emploi, introduit par la commune de Wanze (numéro du rôle 8467). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Hof van beroep |
|
||||
Bij brief van 22 april 2025 zendt de eerste voorzitster van het hof van beroep van Luik, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het hof van beroep van Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 11 april 2025. |
Par lettre du 22 avril 2025, la première présidente de la cour d’appel de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour d’appel de Liège, approuvé lors de l’assemblée générale du 11 avril 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Arbeidshof |
|
||||
Bij brief van 20 mei 2025 zendt de eerste voorzitter van het arbeidshof te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidshof te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 mei 2025. |
Par lettre du 20 mai 2025, le premier président de la cour du travail de Mons transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour du travail de Mons, approuvé lors de son assemblée générale du 16 mai 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Parket |
|
||||
Bij brief van 19 mei 2025 zendt de procureur des Konings van Brussel, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket van de procureur des Konings van Brussel. |
Par lettre du 19 mai 2025, le procureur du Roi de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet du procureur du Roi de Bruxelles. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Auditoraat‑generaal |
|
||||
Bij brief van 12 mei 2025 zendt de procureur‑generaal te Antwerpen, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het auditoraat‑generaal te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 12 mei 2025. |
Par lettre du 12 mai 2025, le procureur général d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat général d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 12 mai 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Rechtbank van eerste aanleg |
|
||||
Bij brief van 7 mei 2025 zendt de voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 7 mai 2025, la présidente du tribunal de première instance d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Europees Parlement |
|
||||
Bij brief van 28 april 2025 zendt de voorzitster van het Europees Parlement aan de Senaat over, de teksten aangenomen door het Europees Parlement tijdens zijn vergaderperiodes van 31 maart tot 3 april 2025. |
Par lettre du 28 avril 2025, la présidente du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen au cours de sa période de session du 31 mars au 3 avril 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||