7‑7

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2019‑2020

Séances plénières

Vendredi 17 janvier 2020

Séance du matin

7‑7

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2019‑2020

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 17 januari 2020

Ochtendvergadering

Annales

Handelingen

Sommaire

Inhoudsopgave

Approbation de l’ordre du jour 3

Projet de loi modifiant la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres et ministres d’État, ainsi que les membres et anciens membres des chambres législatives, en ce qui concerne l’indemnité de sortie des anciens membres du Parlement (Doc. 7‑133) 3

Discussion générale. 3

Discussion des articles. 10

Présentation d’un premier et d’un deuxième candidat à la fonction de juge d’expression française à la Cour constitutionnelle (Doc. 7‑9) 10

Premier scrutin secret 15

Votes. 16

Projet de loi modifiant la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres et Ministres d’État, ainsi que les membres et anciens membres des chambres législatives, en ce qui concerne l’indemnité de sortie des anciens membres du Parlement (Doc. 7‑133) 16

Nomination d’un suppléant au Conseil supérieur de la Justice. 17

Décès d’anciens sénateurs. 17

Présentation d’un premier et d’un deuxième candidat à la fonction de juge d’expression française à la Cour constitutionnelle (Doc. 7‑9) 18

Ballottage (premier candidat) 18

Ordre des travaux. 18

Annexe. 19

Votes nominatifs. 19

Cour constitutionnelle – Arrêts. 19

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 21

Cour constitutionnelle – Recours. 22

Conseil supérieur de la Justice. 23

Conseil national du Travail 23

Conseil central de l’économie. 24

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail 24

Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité. 24

Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités. 24

Parlement européen. 25

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies. 25

 

Goedkeuring van de agenda. 3

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers, wat de uittredingsvergoeding van gewezen parlementsleden betreft (Stuk 7‑133) 3

Algemene bespreking. 3

Artikelsgewijze bespreking. 10

Voordracht van een eerste en tweede kandidaat voor het ambt van Franstalig rechter in het Grondwettelijk Hof (Stuk 7‑9) 10

Eerste geheime stemming. 15

Stemmingen. 16

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers, wat de uittredingsvergoeding van gewezen parlementsleden betreft (Stuk 7‑133) 16

Benoeming van een opvolger in de Hoge Raad voor de Justitie. 17

Overlijden van oud‑senatoren. 17

Voordracht van een eerste en tweede kandidaat voor het ambt van Franstalig rechter in het Grondwettelijk Hof (Stuk 7‑9) 18

Herstemming (eerste kandidaat) 18

Regeling van de werkzaamheden. 18

Bijlage. 19

Naamstemmingen. 19

Grondwettelijk Hof – Arresten. 19

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 21

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 22

Hoge Raad voor de Justitie. 23

Nationale Arbeidsraad. 23

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. 24

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad. 24

Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. 24

Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. 24

Europees Parlement 25

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. 25

 

Présidence de Mme Sabine Laruelle

(La séance est ouverte à 10 h 05.)

Voorzitster: mevrouw Sabine Laruelle

(De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.)

Approbation de l’ordre du jour

Goedkeuring van de agenda

Mme la présidente. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

De voorzitster. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd rondgestuurd.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

Projet de loi modifiant la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres et ministres d’État, ainsi que les membres et anciens membres des chambres législatives, en ce qui concerne l’indemnité de sortie des anciens membres du Parlement (Doc. 7‑133)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers, wat de uittredingsvergoeding van gewezen parlementsleden betreft (Stuk 7‑133)

Discussion générale

Algemene bespreking

Mme Allessia Claes (N‑VA), corapporteuse. – Je me réfère au rapport écrit.

Mevrouw Allessia Claes (N‑VA), corapporteur. – Ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

M. Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Je me réfère moi aussi au rapport écrit.

Afin de prévenir tout malentendu, je vais indiquer l’interprétation que la commission a donnée au projet de loi, et qui figure à la page 10 du rapport.

La voici : « En ce qui concerne l’interprétation du projet de loi, la commission souscrit à l’unanimité à la clarification qui suit (voir aussi la note du service juridique du Sénat figurant en annexe) :

a. Le champ d’application matériel : indemnité de sortie/indemnité de départ

Dans le projet de loi à l’examen, on emploie les mots « indemnité de sortie » pour désigner l’indemnité à laquelle la règle des 150 % s’appliquera également. Par ‘indemnité de sortie’, il faut entendre aussi bien l’indemnité de sortie que l’indemnité de départ. »

Ces deux notions sont usitées tant par la Chambre que par le Sénat.

Je poursuis :

« b. Le champ d’application personnel

Le projet de loi à l’examen vaut pour « un ancien membre de la Chambre des représentants ou du Sénat qui bénéficie d’une indemnité de sortie ». On entend par là : « un ancien membre de la Chambre des représentants ou du Sénat qui bénéficie d’une indemnité de sortie accordée par la Chambre ou par le Sénat ». »

Cette clarification s’impose ; sinon, il se pourrait qu’un membre du Parlement flamand qui a siégé, ne serait-ce qu’un jour, au Sénat soit concerné par la mesure puisqu’une partie de l’indemnité de sortie, versée dans ce cas par le Parlement flamand, est calculée pour la période durant laquelle l’intéressé était sénateur et percevait une indemnité du Sénat. C’est pourquoi on précise que le projet de loi s’applique aux anciens représentants, sénateurs ou membres du gouvernement fédéral à qui la Chambre ou le Sénat a accordé une indemnité de sortie qui est effectivement payée par la Chambre ou par le Sénat.

L’extension éventuelle du champ d’application aux anciens membres des parlements d’entité fédérée doit être réglée d’une autre manière.

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Ook ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

Om geen misverstanden te doen ontstaan verwijs ik naar de interpretatie die de commissie aan het wetsontwerp heeft gegeven, en die terug te vinden is op pagina 10 van het verslag.

Ik citeer: “Met betrekking tot de interpretatie van het wetsontwerp schaart de commissie zich unaniem achter de volgende toelichting (zie tevens de nota van de juridische dienst van de Senaat als bijlage):

a. Het materiële toepassingsgebied: uittredingsvergoeding/afscheidsvergoeding

In het voorliggende wetsontwerp wordt het woord ‘uittredingsvergoeding’ gebruikt om te verwijzen naar de vergoeding waarop de 150 %-regeling ook van toepassing zal zijn. Met ‘uittredingsvergoeding’ wordt zowel de uittredingsvergoeding als de afscheidsvergoeding bedoeld.” Beide begrippen worden in Kamer en Senaat gebruikt.

Ik ga verder:

“b. Het personele toepassingsgebied

Het voorliggende wetsontwerp geldt voor “een gewezen lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat die een parlementaire uittredingsvergoeding geniet”. Hiermee wordt bedoeld: “een gewezen lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat die een parlementaire uittredingsvergoeding geniet die door de Kamer of de Senaat wordt toegekend”.”

Die verduidelijking is nodig want anders is het perfect mogelijk dat een lid van het Vlaams Parlement die één dag in de Senaat heeft gezeten onder de regeling zou vallen omdat een deel van de uittredingsvergoeding, die in dat geval door het Vlaams Parlement wordt betaald, wordt verrekend voor de periode waarin de betrokkene lid van de Senaat was en ook een vergoeding vanwege de Senaat kreeg. Om die onduidelijkheid weg te werken wordt verduidelijkt dat het wetsontwerp betrekking heeft op gewezen kamerleden of senatoren en op gewezen leden van de federale regering aan wie die Kamer of de Senaat een uittredingsvergoeding heeft toegekend en aan wie de Kamer of de Senaat ook effectief een uittredingsvergoeding betaalt.

De eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied tot gewezen leden van de deelstaatparlementen moet op een andere wijze worden geregeld.

M. Leo Pieters (Vlaams Belang). – Il est clair à nos yeux que les excès, comme des indemnités de sortie exorbitantes ou des régimes de pension outrageusement favorables, n’ont pas leur place dans le système de rémunération des parlementaires.

Quant aux compétences des parlements régionaux, il va de soi que chacun doit balayer devant sa porte.

De heer Leo Pieters (Vlaams Belang). – Voorzitster, collega’s, het moet voor de Vlaams Belangfractie duidelijk zijn dat de uitwassen, zoals exorbitante uittredingsvergoedingen en onverantwoord voordelige pensioenregelingen en dergelijke meer, uit het vergoedingssysteem voor de parlementsleden geweerd moeten blijven.

Inzake de bevoegdheden van de gewestparlementen moet natuurlijk ieder voor zich optreden en dat moet ook geregeld worden.

M. Jean-Frédéric Eerdekens (PS). – Le groupe socialiste soutiendra ce projet de loi. Concernant les 150 %, il était illogique que l’indemnité de sortie soit supérieure à la rémunération obtenue pendant le mandat. Le statut du parlementaire a été abondamment débattu en commission. Les 50 parlementaires régionaux et communautaires présents au Sénat devraient aborder le sujet dans les assemblées de leurs entités fédérées respectives, en veillant à la cohérence de chaque régime.

Quant au décumul, si ce sujet est débattu en séance plénière du Sénat dans le cadre du statut du parlementaire, il conviendrait aussi de traiter la question du cumul avec des fonctions dans le secteur privé.

Pour terminer, je tiens à féliciter les services juridiques du Sénat, qui ont effectivement relevé quelques erreurs dans le texte transmis par la Chambre.

De heer Jean-Frédéric Eerdekens (PS). – De PS‑fractie zal dit ontwerp steunen. Wat de 150 % betreft, was het onlogisch dat de uittredingsvergoeding meer zou bedragen dan de verloning die bekomen werd tijdens het mandaat. Het statuut van parlementslid werd in de commissie uitgebreid besproken. De 50 hier aanwezige gewestelijke- en gemeenschapssenatoren zouden het onderwerp moeten aansnijden in de assemblees van hun respectievelijke deelstaten, erop toeziend dat elk stelsel coherent is.

Wat de decumul betreft, is het wenselijk dat bij de bespreking ervan in de plenaire zitting van de Senaat, in het kader van het statuut van de parlementsleden, ook de cumul met functies in de private sector wordt behandeld.

Tot slot wil ik de juridische diensten van de Senaat feliciteren. Zij hebben inderdaad enkele onjuistheden opgemerkt in de tekst die door de Kamer werd overgezonden.

M. Jean-Paul Wahl (MR). – Le projet de loi ne pose effectivement aucune difficulté quant à son principe. Le problème d’interprétation évoqué pourrait, selon moi, être résolu suivant les modalités exposées par M. Anciaux.

Il est évident qu’il faut adopter la règle proposée à l’initiative du président de la Chambre.

En commission, j’ai soulevé la problématique plus globale du statut des parlementaires, que M. Antoine connaît bien puisque, lorsqu’il assumait la fonction de président du Parlement de Wallonie, il a eu l’occasion d’en discuter avec les autres présidents d’assemblées. Lors de conversations, M. Antoine a indiqué à plusieurs reprises à quel point il était difficile de s’entendre sur des règles communes.

Il faut espérer que nous pourrons parvenir, en dehors de ce que nous allons adopter aujourd’hui, à une uniformisation des règles, mais il faut savoir qu’en vertu de l’autonomie constitutive dont elles disposent, les différentes assemblées de notre pays ont pris des orientations parfois divergentes et adopté des législations qui génèrent une disparité de situations. Je pense à l’interdiction de cumul, applicable à la majorité des membres du Parlement de Wallonie, entre une fonction parlementaire et une fonction exécutive communale. Ces règles particulières font que chaque assemblée mène une existence propre. J’avais d’ailleurs dit en commission combien il serait, à mes yeux, inopportun que les Chambres fédérales recourent à des lois spéciales dans le but d’imposer certains mécanismes aux assemblées régionales et communautaires. Je pense que ce processus d’uniformisation doit d’abord se faire au sein de la conférence des présidents d’assemblées parlementaires, qui vérifierait que les règles ne s’écartent pas trop les unes des autres. Mais une difficulté majeure à cet égard est le fait que dans certains cas, les parlementaires – et c’est le cas pour plusieurs d’entre nous – entament un mandat politique dans une assemblée et le poursuivent dans une autre. Il faut donc tenir compte aussi de la problématique de l’application des règles dans le cadre de situations individuelles spécifiques.

Il va sans dire que le MR adoptera ce texte.

De heer Jean-Paul Wahl (MR). – Wat het principe betreft, stelt het wetsontwerp inderdaad geen enkel probleem. Naar mijn mening kan de naar voor gebrachte interpretatiekwestie worden opgelost op de manier die door de heer Anciaux werd uitgelegd.

Het spreekt voor zich dat we de door de Kamervoorzitter voorgestelde regel moeten aannemen.

In de commissie heb ik de bredere problematiek van het parlementair statuut aangekaart. De heer Antoine kent dit goed, aangezien hij tijdens zijn functie als voorzitter van het Waals Parlement de gelegenheid heeft gehad om hierover met de andere parlementsvoorzitters te overleggen. In gesprekken gaf de heer Antoine te kennen hoe moeilijk het is om een overeenkomst te bereiken over gemeenschappelijke regelingen.

Men mag hopen dat we tot een harmonisering van de reglementen zullen komen, los van hetgeen we vandaag zullen goedkeuren. Men dient echter te beseffen dat de verschillende assemblees van ons land, in hoofde van hun constitutieve autonomie, verschillende richtingen zijn uitgegaan en wetten hebben aangenomen die tot uiteenlopende omstandigheden hebben geleid. Ik denk hierbij aan het cumulverbod van een parlementair mandaat met een uitvoerend gemeentelijk mandaat, dat van toepassing is op de meerderheid van de leden van het Waals Parlement. Die bijzondere regels leiden ertoe dat elke assemblee zijn eigen koers vaart. Ik heb er in de commissie trouwens op gewezen dat het in mijn ogen weinig opportuun zou zijn dat de federale Kamers een beroep zouden doen op bijzondere wetten teneinde bepaalde mechanismen op te leggen aan de gewest- en gemeenschapsassemblees. Ik ben van mening dat dit harmoniseringsproces zich eerst in de schoot van de conferentie van parlementsvoorzitters dient te voltrekken. Die zou erop moeten toezien dat de verschillende regelingen niet te ver van elkaar afwijken. In dit verband is er echter een belangrijk probleem: soms – en dat is het geval voor velen onder ons – beginnen parlementsleden een politiek mandaat in een assemblee en nemen vervolgens een ander mandaat op in een andere assemblee. We dienen bijgevolg dus ook rekening te houden met de problematiek van de toepassing van de regeling op specifieke individuele gevallen.

Het spreekt voor zich dat de MR‑fractie deze tekst zal goedkeuren.

M. Stijn Bex (Ecolo-Groen). – Le groupe Ecolo-Groen soutiendra cette proposition qui corrige une anomalie en appliquant le plafond de rémunération aux parlementaires qui obtiennent une indemnité de sortie. Nous remercions les services du Sénat pour leurs remarques autorisées et nous rallions au rapport, ainsi qu’aux propos de M. Anciaux précisant que cette correction doit s’interpréter au sens le plus large.

Tout n’est pas réglé pour autant. Le Sénat va lui aussi s’occuper du renouveau politique, bien nécessaire pour restaurer la confiance des citoyens dans la politique. À cette occasion, nous devrons nous pencher sur le statut des élus. Les gens ne comprennent pas que nous nous octroyions des avantages dont ils ne peuvent que rêver. Une réforme des indemnités de sortie s’impose. Nous comptons déposer des propositions de réforme du statut des élus ici et dans les autres assemblées.

Il importe vraiment que nous ne nous cantonnions pas dans un rôle passif sous prétexte que des propositions différentes sont déposées dans les différentes assemblées. Ces propositions partent certes d’une bonne intention mais ne vont hélas pas toutes dans le même sens. Tâchons de nous concerter et de parvenir à une solution unanime, de manière à réaliser rapidement des progrès.

De heer Stijn Bex (Ecolo-Groen). – De Ecolo-Groen-fractie zal dit voorstel steunen. Hiermee wordt een anomalie rechtgezet en het is maar vanzelfsprekend dat de beperking op de verloning ook geldt voor zij die een uittredingsvergoeding ontvangen. Wij bedanken de diensten van de Senaat voor de deskundige opmerkingen die werden overgemaakt en we sluiten ons aan bij het verslag en bij wat de heer Anciaux hierover heeft gezegd, met name dat deze rechtzetting in de meest brede zin geïnterpreteerd dient te worden.

Toch wil ik opmerken dat het werk hiermee niet af is. Ook hier in de Senaat zullen wij werk maken van de politieke vernieuwing. Dat is hoognodig om het vertrouwen van de mensen in de politiek te herstellen. We zullen in dat verband ook oog moeten hebben voor het statuut van de volksvertegenwoordigers. De mensen begrijpen immers niet dat wij onszelf voordelen toekennen waarvan zij zelf slechts kunnen dromen. Een verdere hervorming van de uittredingsvergoedingen dringt zich bijgevolg op. Het statuut van de volksvertegenwoordiger dient herbekeken te worden en wij willen in dat verband de nodige voorstellen lanceren, hier en in de andere assemblees.

Ik denk dat het van groot belang is dat wij ons als politici niet langer blijven verstoppen achter het feit dat in verschillende assemblees verschillende voorstellen worden ingediend. Die zijn allemaal wel goed bedoeld, maar ze zijn helaas niet op elkaar afgestemd. Laat ons erover waken dat er voldoende overleg wordt gepleegd en dat er eensgezindheid wordt bereikt, zodat we snel vooruitgang kunnen maken.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Le groupe CD&V soutiendra également ce projet de loi. Nous avons déjà exposé notre position en long et en large en commission. Il est tout à fait normal de corriger cette anomalie. Nous soulignons aussi l’importance de la large interprétation à donner à ce texte, ce qui répond aux deux observations principales faites par le Service juridique du Sénat, comme le relate le rapport. Nous estimons enfin que les parlements des entités fédérées devraient eux aussi adopter ce régime et nous comptons sur la présidente pour soumettre cette question à la concertation entre présidents d’assemblées.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – De CD&V‑fractie zal dit wetsontwerp eveneens goedkeuren. Ons standpunt werd uitgebreid in de commissie toegelicht. Het is niet meer dan normaal dat een dergelijke anomalie vandaag wordt rechtgezet. We benadrukken ook het belang van de ruime interpretatie die aan deze tekst dient te worden gegeven, mede dankzij het goede werk van de Juridische Dienst van de Senaat, die twee punten in het bijzonder heeft onderstreept, zoals blijkt uit het verslag. We zijn tot slot de mening toegedaan dat ook de deelstaatparlementen deze regeling zouden kunnen overnemen. Wij rekenen op de voorzitster om deze kwestie op het overleg tussen de voorzitters van de assemblees aan de orde te stellen.

M. Willem-Frederik Schiltz (Open Vld). – Le présent projet de loi est une évidence. Il corrige une anomalie qui n’aurait jamais dû exister. Comme M. Anciaux, nous sommes aussi d’avis que l’application de ces dispositions doit être la plus large possible et qu’elle concerne à la fois l’indemnité de sortie et l’indemnité de départ, comme cela a été dit en commission.

Quant à la conformité avec le régime appliqué dans les assemblées des entités fédérées, il me paraît utile d’expliquer à la population que le statut du parlementaire ne diffère pas tellement d’une entité à l’autre. Nous respectons évidemment l’autonomie qu’ont les parlements des entités fédérées de régler leur propre statut mais nous soutenons aussi les initiatives en faveur d’une concertation entre les assemblées de manière à rapprocher les statuts pécuniaires.

De heer Willem-Frederik Schiltz (Open Vld). – Het ontwerp van wet dat voorligt is een evidentie. Het werkt een anomalie weg die eigenlijk nooit had mogen bestaan. Uiteraard onderschrijven wij ook de toelichting die de heer Anciaux heeft gegeven dat de toepassing van dit ontwerp zo ruim mogelijk moet worden gezien, dat het zowel over uittredings- als afscheidsvergoedingen gaat, zoals het ook in de commissie is aangegeven.

Wat de conformiteit met de andere deelstaatassemblees betreft, lijkt het mij een nuttig signaal naar de bevolking om duidelijk te maken dat het statuut van parlementslid geen grote discrepanties vertoont tussen de deelstaten. Evident eerbiedigen wij echter de autonomie van de deelstaatparlementen om hun eigen statuut te regelen. Open Vld onderschrijft ook initiatieven die er kunnen toe leiden dat de assemblees overleg plegen om te bekijken in welke mate zij meer convergentie in hun financieel statuut kunnen bewerkstelligen.

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Le PTB s’abstiendra sur ce projet car notre parti est opposé au principe même de l’indemnité de sortie. Le PTB souhaite mettre fin au système des indemnités de départ des parlementaires et des ministres.

Faire de la politique est un engagement pour servir la société, et non pour se servir. Le PTB a proposé que les parlementaires aient un statut de travailleur, qu’ils ne bénéficient pas d’un régime spécial et que le montant de leurs revenus soit plafonné à trois fois le salaire médian. L’on pourrait par ailleurs prévoir un système de chômage pour les quelques parlementaires qui ne retrouveraient pas de poste. Le PTB a déposé des propositions de loi en ce sens à la Chambre, mais celle-ci n’a toujours pas daigné les examiner.

Nous nous réjouissons que le débat ait lieu aujourd’hui en séance plénière. C’est d’ailleurs pour que ce débat puisse avoir lieu que nous avons voté pour le projet en commission. Quoi qu’il en soit, le PTB s’abstiendra sur ce projet, qui ne va pas assez loin selon lui.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – De PVDA zal zich onthouden over dit ontwerp, omdat onze partij gekant is tegen het principe van de uittredingsvergoeding zelf. De PVDA wil het stelsel van de afscheidsvergoedingen van parlementsleden en ministers afschaffen.

Aan politiek doen is een engagement om de samenleving te dienen, en niet om zichzelf te bedienen. De PVDA heeft voorgesteld dat de parlementsleden een werknemersstatuut krijgen, dat ze niet van een bijzonder stelsel genieten en dat het bedrag van hun inkomsten geplafonneerd wordt tot drie keer het mediaansalaris. Men zou in een werkloosheidsstelsel kunnen voorzien voor de enkele parlementsleden die geen ander werk zouden vinden. De PVDA heeft wetsvoorstellen in die zin ingediend in de Kamer, maar die heeft zich nog niet verwaardigd ze te onderzoeken.

We zijn blij dat het debat vandaag in plenaire vergadering plaatsvindt. Het is trouwens om dit debat te kunnen laten plaatsvinden dat we in de commissie voor dit ontwerp hebben gestemd. Hoe dan ook, de PVDA zal zich onthouden over dit ontwerp, dat volgens ons niet ver genoeg gaat.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Notre groupe soutient également cette proposition de loi déjà adoptée à la Chambre. La législation présente en effet une anomalie : il y a, d’une part, les parlementaires qui sont soumis à la règle des 150 % et, d’autre part, les parlementaires sortants qui exercent un mandat exécutif local et qui, eux, ne relèvent pas de cette règle. Nous nous insurgeons toutefois contre l’interprétation du groupe PVDA‑PTB que nous jugeons tout à fait populiste.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ook onze fractie steunt dit wetsvoorstel dat in de Kamer reeds is goedgekeurd. In de bestaande wetgeving blijkt er inderdaad een lacune te zijn, een anomalie: enerzijds zijn er parlementsleden die onder de 150 %-regeling vallen en anderzijds zijn er de uittredende parlementsleden die ook een lokaal uitvoerend mandaat uitvoeren, maar die niet onder deze regeling vallen. Wij denken dus dat het een goede zaak is om deze anomalie weg te werken en zullen dit met onze fractie steunen. Wij verzetten ons echter wel tegen de interpretatie die de PVDA‑PTB hier gegeven heeft en die volgens ons volstrekt is ingegeven door populisme.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Notre groupe soutiendra également cette proposition même si nous avons quelques remarques à formuler. Premièrement, cette proposition corrige une anomalie en ce qui concerne la règle des 150 % qui ne s’appliquait pas aux indemnités de sortie et de départ. Notre groupe pense que le plafond de 150 % est très élevé et qu’il serait préférable qu’un parlementaire ne cumule son mandat avec aucun mandat exécutif, qu’il soit communal, provincial ou autre. Nous avons besoin de tout notre temps et de toute notre énergie pour exercer correctement notre mandat parlementaire. Pour de nombreux parlementaires, 100 % est d’ailleurs une bonne rémunération.

Deuxièmement, les parlements des entités fédérées ne se sont pas encore penchés sur la question. Je peux admettre que le niveau fédéral ne leur a guère laissé de temps mais ils ne doivent pas trop tarder à réagir. Je propose que notre présidente et le président de la Chambre inscrivent ce point à l’ordre du jour de la concertation entre les présidents d’assemblées et que les parlements des entités fédérées se mettent au travail rapidement. Si les choses tardent trop, je propose que le Sénat, lieu de rencontre des entités fédérées, dépose une proposition de loi spéciale pour régler la question depuis le niveau fédéral. C’est un moyen de faire pression sur les parlements des entités fédérées.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Onze fractie zal dit voorstel ook goedkeuren, maar wij hebben toch twee bedenkingen. Ten eerste wordt hier een anomalie in verband met de 150 %-regel rechtgezet, namelijk dat die niet op uittredings- en afscheidsvergoedingen slaat. Onze fractie vindt echter dat 150 % wel erg hoog ligt. Wij geloven dat een parlementslid best geen cumul uitvoert. Wij denken dat een uitvoerend mandaat in een gemeente, provincie of waar dan ook, niet kan worden gecombineerd met een parlementair mandaat. We hebben onze tijd en energie nodig om het mandaat van parlementslid goed uit te voeren. Eigenlijk zou er dus geen sprake mogen zijn van 150 %. Die 100 % is voor vele parlementsleden trouwens een goede verloning.

Ten tweede is er het feit dat de deelstaatparlementen dit nog niet hebben geregeld. Ik begrijp dat het federale niveau hen te snel af is, maar dat mag toch niet te lang blijven duren. Ik stel voor dat onze voorzitter samen met de Kamervoorzitter, zoals hij al een paar keer heeft gezegd, deze aangelegenheid op het overleg tussen de parlementsvoorzitters brengt en dat de deelstaatparlementen daar snel werk van maken. Als dat te lang duurt – en dat moet geen maanden duren – stel ik voor dat wij in de Senaat, als plaats waar al die deelstaatparlementen verzameld zijn, een voorstel van bijzondere wet indienen en het via het federale niveau regelen. Op die manier hebben we een stok achter de deur om de deelstaatparlementen aan te zetten om werk te maken van het wegwerken van deze anomalie.

M. André Antoine (cdH). – Je vous souhaite d’abord mes meilleurs vœux d’heureuse année à chacune et chacun d’entre vous. Lorsque nous nous voyons, nous n’avons pas toujours la possibilité d’exprimer ces vœux. Cela vaut aussi pour des parlementaires ou des politiques.

Bien entendu, le cdH partage la démarche qui vise à corriger l’anomalie existante. Je veux féliciter celles qui, administrativement et politiquement, y ont œuvré. Voilà une correction qui était bien nécessaire.

D’autre part, et M. Wahl y a fait allusion, j’ai eu le bonheur de présider la conférence des présidents d’assemblées et il est vrai qu’à plusieurs réunions, nous avons abordé la question de l’harmonisation du statut des parlementaires. À vrai dire, pour l’opinion publique, lorsqu’on est député ou même sénateur, on jouit en principe du même statut. Et pourtant, à bien y regarder, il y a, çà et là, un certain nombre de différences : c’est le cas notamment des fonctions spéciales, ou lorsqu’un parlementaire décède et laisse des orphelins qui ne sont pas couverts de la même manière d’une assemblée à l’autre. Enfin, il y a la fin de carrière. La Chambre a pris des initiatives permettant, par exemple, à un élu qui n’a pas retrouvé de situation professionnelle et qui a épuisé son indemnité de sortie, de pouvoir quand même bénéficier d’un secours de la Chambre des représentants, ce qui n’existe pas dans d’autres assemblées.

Je voudrais réagir aux propos du PTB. Il s’agit d’un mandat politique. Nous ne sommes pas dans un contrat de travail. Je n’ai pas vu un élu PTB, pas plus que moi, signer un contrat de travail avec une institution. Si tel avait été le cas, nous devrions avoir une progression de carrière, des anciennetés. Nous sommes dans un mandat.

La réalité est différente d’un parti à l’autre. Au PTB, vous avez peut-être la chance d’être un nom sur une liste et c’est le parti qui organise toute la campagne, avec parfois les découvertes que nous avons pu faire ces derniers mois à ce propos. Chez nous, il y a une existence individuelle. Le parlementaire s’expose à des frais parce qu’il doit participer à différentes réunions, parce qu’il doit les organiser et réserver des locaux. Bref, c’est à la fois une action collective et une démarche individuelle. Tout cela coûte.

Ce que je ne peux pas entendre, c’est de laisser croire que la plupart d’entre nous, ici et ailleurs dans les autres assemblées, ne serions capables que de faire cela. Nous serions bien heureux d’être parlementaires pour enfin gagner notre vie car, en dehors de cela, nous ne pourrions rien faire d’autre de digne, d’intéressant et de rémunéré. J’ai ici un voisin qui a eu une autre vie avant. Il a été rémunéré. On ne lui a pas demandé si les avantages qu’il percevait étaient excessifs ou pas ; c’était sa situation. A‑t-il gagné ou pas en venant en politique, je ne le sais pas ; il a certainement gagné en préoccupations et en difficultés. Je ne peux pourtant pas laisser passer le fait que nous ne serions capables que d’être mandataires. Un certain nombre d’entre nous ont un passé professionnel, disposent de plusieurs diplômes universitaires, ont été engagés dans une entreprise ou ont été commerçant indépendant. Je veux que cette réalité soit respectée. Ce que je n’accepte pas, et je le dis avec beaucoup d’amabilité à nos amis du PTB, c’est de banaliser le parlementaire, de le diminuer, de réduire ses émoluments, de le considérer toujours comme un profiteur.

Si tel était le cas, je me demande alors ce que vous êtes venus faire dans la cohorte des politiques ! Nous ne sommes pas des profiteurs. À chaque élection, un certain nombre d’entre nous perdent leur mandat. Parfois, la roulette, le hasard de l’apparentement joue pour l’un ou pour l’autre. Des mouvements d’opinion, et vous en avez bénéficié cette fois-ci, poussent un courant politique, au mépris même de l’action, du travail individuel de certains parlementaires. J’en connais qui nous ont quittés alors qu’ils ont accompli un travail remarquable au sein de nos assemblées, simplement parce que la houle de l’opinion publique ne leur a pas été favorable.

Je demande donc de la mesure car, comme cela a déjà été dit au Parlement de Wallonie, les membres du PTB gagnent la même chose que nous. Il faut arrêter de faire croire qu’il y a ici une cohorte de parlementaires zélés, désintéressés, travailleurs, presque bénévoles, et que tous les autres sont des profiteurs qui ne savent rien faire d’autre et qui n’œuvrent pas au service public. Je dénonce formellement cette approche. Si votre parti, Monsieur Hermant, prélève de l’argent pour le consacrer à des campagnes médiatiques ou au soutien à différentes associations qui lui permettent d’engranger des voix, c’est son droit, mais vous ne pouvez pas disqualifier les autres parce qu’ils n’agissent pas comme vous !

De heer André Antoine (cdH). – Ik wens u allen een gelukkig en voorspoedig nieuwjaar. Wanneer we elkaar ontmoeten, hebben we niet altijd de kans om onze wensen uit te spreken. Dat geldt ook voor parlementsleden en politici.

De cdH is het er ook mee eens om de bestaande anomalie weg te werken. Ik wil de mensen die daar administratief en politiek voor geijverd hebben bedanken. Die correctie was wel nodig.

De heer Wahl heeft er al naar verwezen, ik heb het geluk gehad om de conferentie van parlementsvoorzitters voor te zitten en het klopt dat er tijdens verschillende vergaderingen al gesproken is over de harmonisering van het statuut van parlementsleden. In de publieke opinie wordt algemeen aangenomen dat alle parlementsleden en ook de senatoren in principe hetzelfde statuut hebben. Maar als men het van naderbij bekijkt, zijn er hier en daar wel wat verschillen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bijzondere functies, of wanneer een parlementslid overlijdt en weeskinderen nalaat, blijkt dat die niet op dezelfde manier behandeld worden in de ene assemblee als in de andere. En dan is er het einde van de loopbaan. De Kamer heeft initiatieven genomen waardoor een verkozene die geen beroepsactiviteit meer heeft en die zijn uittredingsvergoeding heeft opgebruikt toch bijstand kan krijgen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, iets wat in ander assemblees niet bestaat.

Ik wil reageren op het betoog van de PVDA‑PTB. Het gaat hier om een politiek mandaat en niet om een arbeidsovereenkomst. Bij mijn weten heeft geen enkele van de PTB‑ verkozenen, evenmin als ikzelf, een arbeidsovereenkomst gesloten met een instelling. Was dat het geval geweest, dan hadden we een loopbaan en bouwden we anciënniteit op. Wij oefenen een mandaat uit.

Van partij tot partij verschilt de situatie wel. Bij de PVDA‑PTB is het misschien wel zo dat de partij heel de campagne organiseert voor de kandidaten op de lijst. De voorbije maanden is daar een en ander over ontdekt. Bij ons staat men veel meer op eigen benen. Het parlementslid maakt kosten voor de deelname aan vergaderingen, die hij organiseert en waarvoor hij lokalen moet huren. Kortom, het is zowel een gezamenlijk als een individueel engagement. En het kost geld.

Ik vind het verkeerd dat het denkbeeld zou ontstaan dat ieder van ons, hier en in andere assemblees niets anders zou kunnen doen dan dit. Dat we van geluk mogen spreken om als parlementslid eindelijk een broodwinning te hebben gevonden, want dat we daarbuiten geen waardige, interessante of betaalde job zouden kunnen vinden. Mijn buurman hier, heeft vóór de politiek nochtans een ander leven gehad. Hij werd daarvoor betaald. Niemand heeft hem toen gevraagd of hij niet buitensporig veel voordelen genoot, het was gewoon zo. Heeft hij zich verbeterd door in de politiek te gaan? Ik vraag het me af; hij heeft er zeker heel wat zorgen en moeilijkheden bij. Ik verwerp dus de stelling dat mandataris zijn het enige is wat wij kunnen. Velen onder ons hebben een beroepsleven achter zich, beschikken over verschillende universitaire diploma’s, hebben voor een bedrijf gewerkt of waren zelfstandig ondernemer. Die realiteit moet men onder ogen zien. Ik aanvaard niet, met alle respect voor de vertegenwoordigers van PVDA‑PTB, dat een parlementslid en de vergoedingen die hij ontvangt smalend worden bekeken en dat er altijd van uitgegaan wordt dat hij een zakkenvuller is.

Als dat het geval was, dan vraag ik me af wat u te zoeken hebt in de politieke klasse! Wij zijn geen profiteurs. Bij elke verkiezing verliest een aantal van ons zijn mandaat. Toeval, of de apparentering, speelt soms in het nadeel van de een of de ander. De opinie verschuift – en deze keer komt het jullie ten goede – en duwt de politiek in een bepaalde richting, soms in weerwil van de verwezenlijkingen of het individuele werk van parlementsleden. Ik ken mensen die er niet meer bij zijn, ofschoon ze schitterend werk hebben geleverd in onze assemblees, gewoon omdat de stemming onder het volk voor hen op dit moment niet gunstig was.

Daarom vind ik dat gematigdheid aan de orde is, vermits, zoals ook al is gezegd in het Waals parlement, de leden van de PVDA‑PTB evenveel verdienen als wij. Het klopt helemaal niet dat er aan de ene kant een groepje parlementsleden is die bijna vrijwillig, wars van eigenbelang, zeer hard werken en daartegenover alle anderen, die graaiers zijn, die tot niets anders in staat zijn en niet ijveren voor het algemeen belang. Mijnheer Hermant, als uw partij geld afhoudt om het aan mediacampagnes uit te geven of om daarmee organisaties te steunen die voor stemmenwinst zorgen is dat haar goed recht, maar dat betekent niet dat u de anderen in diskrediet mag brengen omdat ze niet op dezelfde manier te werk gaan!

(Applaudissements sur les bancs de la N‑VA, du CD&V, du PS et du sp.a)

(Applaus op de banken van N‑VA, CD&V, PS en, sp.a)

Je ne puis accepter – je le dis de manière solennelle, dans le plus grand respect de chacun des membres de cette assemblée – que vous profitiez chaque fois de débats pour porter atteinte à la dignité du statut de parlementaire. Nous sommes des représentants. C’est un mandat difficile car l’exigence de l’opinion publique se fait de plus en plus pressante au fil des mois. Aujourd’hui, à juste titre d’ailleurs, les citoyens n’entendent plus donner leur voix une fois tous les cinq ans. Ils entendent la prêter et, parfois, la reprendre pour se faire entendre, d’où, notamment, les panels citoyens que nous avons organisés au Parlement de Wallonie ou d’autres formules de « coconstruction » de législations. C’est donc un mandat exigeant, difficile. Franchement, nous ne sommes pas ici pour nous servir, ou alors ayez le courage de désigner certaines personnes ! De tels propos sont insultants. Nous sommes ici pour servir l’intérêt général, l’intérêt public, chacun avec nos convictions. Je respecte les vôtres mais commencez par respecter votre propre statut !

Ik kan niet aanvaarden – ik zeg dit plechtig en met respect voor alle leden van deze assemblee – dat u debatten telkens aangrijpt om de waardigheid van het parlementaire statuut te besmeuren. We zijn volksvertegenwoordigers. Het is een veeleisend mandaat omdat de verwachtingen bij de publieke opinie maand na maand moeilijker in te lossen zijn. Tegenwoordig willen burgers, terecht, meer dan eens om de vijf jaar hun stem laten horen. Ze geven hun stem en soms willen ze daarna ook hun zeg hebben in beslissingen. Vandaar dat we in het Waals parlement de burger betrekken via panels of via andere formules bij het tot stand brengen van de regelgeving. Het uitoefenen van ons mandaat is dus ver van gemakkelijk. We zijn hier echt niet om onszelf te bedienen, of dan moet u maar met naam en toenaam aanwijzen wie dat wel doet. Het is beledigend als u zoiets beweert. We zijn hier om het algemeen belang te dienen, elk volgens onze eigen overtuiging. Ik respecteer uw overtuigingen, maar verwacht dat u respect opbrengt voor uw eigen statuut.

(Applaudissements sur les bancs de la N‑VA, du CD&V, du PS, du sp.a et d’Ecolo-Groen)

(Applaus op de banken van N‑VA, CD&V, PS, sp.a en Ecolo-Groen)

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Je me rallie au point de vue de M. Antoine. Le groupe PVDA‑PTB multiplie ici les déclarations populistes, allant même jusqu’à remettre en question le mandat et l’indemnité. Les élus du PVDA‑PTB reversent pourtant une grande partie de leur indemnité parlementaire, de l’argent public, à leur parti. Ils pourraient rendre cet argent à l’assemblée parlementaire qui le leur verse. Ils sont suffisamment hypocrites pour faire profiter leur parti de cet argent.

Je voudrais aussi réagir aux propos de M. Anciaux. Il ne faut pas élargir le débat. Il est ici question de la règle des 150 % et, plus précisément, de la différence anormale entre l’indemnité parlementaire de parlementaires actifs exerçant en même temps un mandat exécutif et l’indemnité de sortie d’anciens parlementaires. Que cette anomalie soit corrigée est une bonne chose. Nous discuterons des autres choses à l’avenir.

J’insiste toutefois sur le respect de l’autonomie des entités fédérées. La Région wallonne applique des règles très strictes en matière de décumul. C’est sa responsabilité, que ces règles fassent ou non l’unanimité. Les sensibilités sont différentes dans la Région flamande qui n’a donc pas instauré de décumul, mais où d’autres limitations sont prévues.

Je ne tiens pas à ce que nous harmonisions les différentes réglementations. Nous pouvons apprendre les uns des autres mais l’autonomie doit être respectée. Le sp.a est libre de maintenir des règles internes de décumul. Je constate d’ailleurs qu’une dérogation à ces règles vient d’être accordée. Il ne faut pas être hypocrite.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik sluit mij aan bij het standpunt van de heer Antoine. We horen hier van de PVDA‑PTB heel wat demagogische en populistische uitspraken. Ze stellen het mandaat zelf en de vergoedingen in vraag. Tegelijkertijd storten de parlementsleden van de PVDA‑PTB een groot deel van hun parlementaire vergoeding, die ze van de overheid krijgen, door naar de partij. Ze zouden dat geld evengoed kunnen terugstorten aan de parlementaire assemblee die het heeft betaald. Ze zijn alleszins hypocriet genoeg om het geld binnen de partij te houden.

Ik wil ook even reageren op de heer Anciaux. We moeten het debat niet opentrekken. Het debat gaat hier over de 150 %-regeling. Meer bepaald gaat het over de anomalie tussen de parlementaire vergoeding van actieve parlementsleden die tegelijkertijd een uitvoerend mandaat uitoefenen, en de uittredingsvergoeding van gewezen parlementsleden. Het is goed dat die anomalie wordt weggewerkt. In de toekomst zullen we over andere zaken spreken.

Wel vraag ik respect voor de autonomie van de deelstaten. In het Waals Gewest bestaan zeer strenge regels inzake decumul. Het komt het Waals Gewest toe ter zake regels uit te werken. Ik hoor dat sommigen bedenkingen en twijfels bij die regels hebben en dat die regels misschien niet breed gedragen zijn. Hoe dan ook, dat zijn de regels in het Waals Gewest. In het Vlaams Gewest bestaan andere gevoeligheden, en bijgevolg ook andere beperkingen, en werd de decumul niet ingesteld.

Ik wil niet dat wij als ontmoetingsplaats de diverse regelgevingen op elkaar afstemmen. We kunnen van elkaar leren, maar de autonomie moet absoluut worden gerespecteerd. De sp.a kan intern bepaalde decumulregels handhaven. Ik stel wel vast dat recent een uitzondering op die interne regelingen werd toegestaan. Men mag daar dan ook niet hypocriet in zijn.

(Applaudissements sur les bancs de la N‑VA)

(Applaus bij de N‑VA)

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Nous nous réjouissons de pouvoir débattre du rôle du parlementaire.

Pendant huit ans, j’ai été cheminot et je me levais à deux heures du matin. Je faisais donc partie de tous ces travailleurs de nuit qui exercent un métier pénible.

Loin de moi l’idée de dire qu’ici, la vie est toujours facile, ni de sous-estimer l’importance du rôle que nous exerçons. Mais je voudrais quand même mettre en exergue l’engagement de mes collègues cheminots et aussi de tous ces travailleurs du secteur des soins de santé, par exemple. Ils jouent, eux aussi, un rôle essentiel au sein de la société.

Personnellement, je suis très fier d’être parlementaire et de percevoir le même salaire que les gens qui m’entourent. Vous n’imaginez pas à quel point ils sont heureux et fiers quand je leur dis que je ne gagne ni plus ni moins qu’eux en tant que parlementaire. Cela permet de redorer le blason du responsable politique, dont la mission essentielle, à nos yeux, est de défendre les intérêts des gens. C’est pourquoi nous insistons sur le fait que le parlementaire doit pouvoir s’inscrire au chômage lorsqu’il quitte sa fonction et doit cesser de bénéficier d’un salaire faramineux.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – We zijn tevreden te kunnen debatteren over de rol van het parlementslid.

Gedurende acht jaar was ik spoorwegarbeider en stond ik om twee uur ’s ochtends op. Ik was dus een van die werknemers die ’s nachts werken en een zwaar beroep uitoefenen.

Ik wil zeker niet zeggen dat het leven hier altijd makkelijk is, noch wil ik het belang van onze functie onderschatten. Maar ik wil toch het engagement van mijn collega-spoorwegarbeiders en ook van alle werknemers in bijvoorbeeld de gezondheidssector, in het licht stellen. Ook zij vervullen een essentiële rol in de maatschappij.

Persoonlijk ben ik zeer fier om parlementslid te zijn en hetzelfde salaris te krijgen als de mensen uit mijn omgeving. U kan zich niet voorstellen hoe gelukkig en fier ze zijn als ik hen zeg dat ik als parlementslid niet meer of niet minder verdien dan zij. Daardoor kan het imago van de politicus, wiens belangrijkste opdracht het volgens ons is de belangen van de mensen te verdedigen, worden opgekrikt. Daarom dringen we erop aan dat een parlementslid zich als werkzoekende kan inschrijven als hij zijn functie niet langer uitoefent en niet meer een torenhoog salaris geniet.

  La discussion générale est close.

  De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission est identique au texte du projet de loi transmis par la Chambre des représentants (doc. Chambre, no 55‑734/4.))

(De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer overgezonden wetsontwerp (stuk Kamer, nr. 55‑734/4.))

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Le PVDA‑PTB souhaite s’abstenir sur tous les articles et demande donc un vote sur chacun d’eux.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – De PVDA‑PTB wil zich onthouden bij alle artikelen en vraagt dus een stemming over elk van de artikelen.

  Le vote sur les articles est réservé.

  De stemming over de artikelen wordt aangehouden.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

  De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Présentation d’un premier et d’un deuxième candidat à la fonction de juge d’expression française à la Cour constitutionnelle (Doc. 7‑9)

Voordracht van een eerste en tweede kandidaat voor het ambt van Franstalig rechter in het Grondwettelijk Hof (Stuk 7‑9)

Mme la présidente. – Nous allons procéder au scrutin secret pour la présentation de deux candidats à la fonction de juge d’expression française à la Cour constitutionnelle en vue du remplacement d’un juge admis à la retraite le 1er novembre 2019.

De voorzitster. – We gaan over tot de geheime stemming voor de voordracht van twee kandidaten voor het vacante ambt van Franstalig rechter in het Grondwettelijk Hof, ter vervanging van een rechter die op 1 november 2019 met pensioen ging.

Le Sénat a reçu deux candidatures. Le document portant les noms des candidats au mandat à pourvoir a été distribué sous le no 7‑9/1.

Le Bureau a examiné la recevabilité des candidatures. Tous les sénateurs ont pu prendre connaissance du curriculum vitae des candidats, qui remplissent les conditions légales de nomination.

De Senaat heeft twee kandidaturen ontvangen. Het stuk met de lijst van de kandidaten voor het te begeven ambt, werd rondgedeeld onder het nr. 7‑9/1.

Het Bureau heeft de ontvankelijkheid van de kandidaturen onderzocht. Alle senatoren hebben kennis kunnen nemen van het curriculum vitae van de kandidaten, die voldoen aan de wettelijke benoemingsvoorwaarden.

J’en viens à la procédure parce que je ne souhaite pas, quand le scrutin sera ouvert, qu’il y ait quelque discussion que ce soit.

Ik kom tot de procedure omdat ik niet wil dat er nog een discussie plaatsvindt, over wat dan ook, eens de stemming is geopend.

Deux scrutins devront avoir lieu, l’un pour la présentation du premier candidat et l’autre pour la présentation du deuxième candidat.

Les candidats doivent obtenir la majorité de deux tiers des suffrages des membres présents afin de pouvoir être présentés.

Si, pour chacun de ces scrutins, aucun candidat n’obtient la majorité requise, un scrutin de ballottage a lieu.

Afin d’écarter le moindre doute lors du comptage, je vous rappelle que le Bureau a décidé que « le nombre de suffrages des membres présents » est déterminé sur la base du nombre de bulletins de vote déposés dans l’urne. Pour pouvoir être présenté, un candidat doit obtenir la majorité des deux tiers de ce nombre.

Er zijn twee geheime stemmingen, respectievelijk voor de voordracht van de eerste kandidaat en voor de voordracht van de tweede kandidaat.

De kandidaten dienen een meerderheid van twee derde van de stemmen van de aanwezige leden te behalen om voorgedragen te kunnen worden.

Indien, voor elk van deze stemmingen, geen enkele kandidaat de vereiste meerderheid verkrijgt, heeft herstemming plaats.

Om elke twijfel bij de telling uit te sluiten, herinner ik u eraan dat het Bureau heeft beslist dat “het aantal stemmen van de aanwezige leden” wordt vastgesteld aan de hand van het aantal stembrieven dat in de urne wordt aangetroffen. Om te kunnen worden voorgedragen, dient een kandidaat de tweederdemeerderheid van dat aantal stemmen te behalen.

Autrement dit, pour le premier tour du scrutin, vous allez recevoir un bulletin indiquant le nom des deux candidats. Pour que votre suffrage soit valable, vous devez voter pour un de ces deux candidats. Si vous pointez les deux candidats, votre vote sera nul. Il s’agit bien, lors du premier vote, de déterminer un premier candidat.

Si, à l’issue de ce premier scrutin, aucun des deux candidats n’obtient deux tiers des votes, on recommence un scrutin avec un bulletin identique.

Si, à l’issue du premier tour, un candidat obtient les deux tiers, un deuxième vote avec un bulletin identique aura lieu en vue de la désignation du second candidat. Si ce deuxième candidat obtient les deux tiers, on a une liste double. Si ce deuxième candidat n’obtient pas deux tiers, on refait un nouveau tour.

Si, à l’issue de deux tours successifs, un candidat n’obtient pas deux tiers, nous devrons relancer la procédure.

Met andere woorden, u zult bij de stemming een biljet krijgen voor een eerste ronde, waarop beide kandidaten zijn vermeld. Uw stem is enkel geldig als u stemt voor één van beide kandidaten. Als u beide kandidaten aanstipt, is uw stem ongeldig. De eerste stemming dient wel degelijk om een eerste kandidaat aan te wijzen.

Als na de eerste stemming geen enkele kandidaat twee derde van de stemmen behaalt, volgt er een nieuwe stemming met hetzelfde stembiljet.

Als na de eerste stemming een kandidaat twee derde van de stemmen behaalt, volgt een tweede stemming met hetzelfde biljet om de andere kandidaat aan te wijzen. Als die tweede kandidaat twee derde behaalt, hebben we een dubbele lijst. Als die tweede kandidaat geen twee derde behaalt, volgt een nieuwe stemronde.

Als een kandidaat na twee opeenvolgende stemrondes geen tweederdemeerderheid behaalt, moet de procedure herbegonnen worden.

Le sort a désigné M. Vanlouwe et M. Eerdekens comme scrutateurs.

Het lot heeft de heer Vanlouwe en de heer Eerdekens aangewezen om de functie van stemopnemers te vervullen.

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Madame la présidente, je vous ai écoutée attentivement. Je souhaiterais un éclaircissement. Vous dites que nous devons obligatoirement désigner un des candidats sur notre bulletin de vote. Comment les parlementaires qui ne veulent soutenir aucun des candidats doivent-ils alors procéder ? Je ne pense pas que vous puissiez contraindre un sénateur à choisir l’un des deux candidats pour que son vote soit valable. Pouvez-vous nous éclairer ?

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Mevrouw de voorzitster, ik heb goed naar u geluisterd. Ik wil graag nog een verduidelijking. U zegt dat wij verplicht zijn om op het stembiljet één kandidaat aan te duiden. Als parlementsleden beslissen om geen kandidaten aan te duiden, dan vraag ik me af hoe dat moet gebeuren. Ik denk niet dat u een senator kan verplichten om één van de twee kandidaten aan te duiden om een geldige stem uit te brengen. Ik wil dat daar duidelijkheid over wordt verschaft.

Mme la présidente. – J’ai bien dit que le vote est secret. Pour que votre vote soit valable, vous devez indiquer un candidat.

Pour pouvoir être désignées candidats, les deux personnes dont le nom figure sur la liste doivent, à tour de rôle, obtenir deux tiers des votes valablement exprimés.

Pour le calcul de ces deux tiers, il sera tenu compte du nombre de bulletins effectivement déposés dans l’urne.

Prenons un exemple : si nous sommes 60, que 30 pointent le nom du premier candidat, 5 votent pour le deuxième candidat et 25 pointent les deux candidats ou n’en désignent aucun, nous avons un total de 60 votes dans l’urne mais aucun des deux candidats ne retient deux tiers des votes valablement exprimés sur son nom.

Autrement dit, si vous cochez le nom des deux candidats, votre vote n’interviendra pas dans le calcul de la majorité des deux tiers ; si vous ne votez pour personne, votre vote n’entrera pas davantage en ligne de compte pour le calcul des deux tiers. Ne pourront intervenir dans le calcul de la majorité des deux tiers que les bulletins où sera pointé le nom d’un seul candidat.

Cela étant dit, chacun fait ce qu’il veut de son bulletin de vote. Si un mot est inscrit sur le bulletin, le vote sera réputé être « contre ». Il ne comptera donc pas pour les deux tiers.

De voorzitster. – Ik herhaal wat ik heb gezegd: de stemming is geheim. Uw stem is enkel geldig als u een kandidaat aanduidt.

Om als kandidaat te worden voorgedragen, moeten beide personen wier namen op de lijst staan, om de beurt twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen behalen.

Die twee derde zal berekend worden op basis van het aantal stembiljetten dat in de urne wordt aangetroffen.

Ik geef een voorbeeld: als we met 60 zijn, en 30 stippen de naam van de eerste kandidaat aan, 5 stemmen voor de tweede kandidaat en 25 duiden beide kandidaten aan of duiden er geen enkele aan, dan hebben we een totaal van 60 stemmen in de urne, maar geen enkele van de kandidaten behaalt twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen op zijn naam.

Met andere woorden, als u de naam van beide kandidaten aanduidt, zal uw stem niet meetellen voor de tweederdemeerderheid; als u voor niemand stemt, zal uw stem evenmin meetellen voor de berekening van de twee derde. Enkel de biljetten waar slecht één enkele kandidaat is op aangeduid, tellen mee voor de berekening van de tweederdemeerderheid.

Dit gezegd zijnde, doet iedereen met zijn stembiljet wat hij wil. Als er iets op het biljet wordt geschreven, wordt de stem beschouwd als een tegenstem. Het zal dus niet meetellen voor de twee derde.

M. Philippe Muyters (N‑VA). – Madame la présidente, soyons précis : celui qui ne coche aucun nom et émet donc un vote blanc, émet quand même un vote valable ; nous ne sommes donc pas obligés de voter pour un des deux candidats. Il est donc possible d’émettre un vote valable de trois façons : en ne votant pour personne, en votant pour le candidat no 1 et en votant pour le candidat no 2.

De heer Philippe Muyters (N‑VA). – Mevrouw de voorzitster, voor alle duidelijkheid, ook iemand die geen namen aanduidt, brengt een stem uit, met name een blanco stem. Dat is een valabele stem. We zijn bijgevolg niet noodzakelijkerwijze verplicht om een stem te geven aan één van de twee kandidaten. Wij kunnen evengoed beslissen om géén stem uit te brengen. Door de twee kandidaten aan te duiden, brengt men echter een ongeldige stem uit. Er zijn dus drie mogelijkheden om op een correcte wijze te stemmen: geen stem uitbrengen, een stem uitbrengen op kandidaat nummer een, of een stem uitbrengen op kandidaat nummer twee.

Mme la présidente. – Tous les bulletins déposés dans l’urne seront comptabilisés. Pour la majorité de deux tiers des suffrages, ne seront pris en considération que les bulletins qui ne comprennent qu’un seul nom.

Les votes étant prévus dans une dizaine de minutes, il serait souhaitable de suspendre brièvement la séance.

De voorzitster. – Alle biljetten die in de urne worden aangetroffen, zullen worden geteld. Voor de tweederdemeerderheid van de stemmen zullen enkel de biljetten waarop één naam is aangeduid, meetellen.

Aangezien de stemming gepland is over een tiental minuten, stel ik een korte schorsing van de vergadering voor.

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Je propose que nous commencions déjà la discussion. Le vote aura donc forcément lieu après 11 h. Une suspension de séance me semble inutile.

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Ik stel voor dat we de bespreking al aanvatten. Dan zal de stemming automatisch na elf uur plaatsvinden. Ik vind het niet nodig om de vergadering nu te schorsen.

Mme la présidente. – Avant de donner la parole à M. D’haeseleer, je souhaiterais formuler une observation.

Sachez que je tiens à préserver la qualité de nos travaux et la dignité de cette institution. Je n’accepterai dès lors aucune critique ad hominem au sujet des candidats. Les personnes qui se présentent doivent être respectées.

De voorzitster. – Vooraleer het woord te geven aan de heer D’haeseleer, wil ik nog iets opmerken.

U mag niet vergeten dat ik erop sta de kwaliteit van onze werkzaamheden en de waardigheid van deze instelling te bewaren. Ik zal dus geen enkele kritiek ad personam ten aanzien van de kandidaten dulden. De voorgestelde kandidaten moeten worden gerespecteerd.

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Vous pouvez vraisemblablement contraindre les partis d’une éventuelle future majorité à ne pas s’exprimer librement, mais pour ma part, je ferai usage de mon droit à la liberté d’expression et à mon droit de parole.

Nous nous retrouvons aujourd’hui pour une deuxième présentation de candidats en vue de la nomination d’un juge parlementaire à la Cour constitutionnelle. Tout d’abord, je tiens à dire clairement que la manipulation, sur la base de petits jeux politiques, dont a fait l’objet l’ordre du jour de la précédente séance ne peut plus se reproduire. Le Bureau du Sénat fixe un ordre du jour et cet ordre du jour doit être suivi, sauf si une demande de modification est dûment présentée par un membre ou un groupe du Sénat et que le Sénat s’exprime en ce sens, de préférence après consultation du Bureau. La politique politicienne menée ici la dernière fois n’a pas donné une bonne image de cette institution, il est vrai, totalement inutile à nos yeux. Le fait que le président du Sénat coopère à une telle mascarade noircit encore le tableau, mais nous en avons discuté au Bureau et la présidente, après s’être excusée, a promis que cela ne se reproduirait plus. Nous en sommes donc aujourd’hui au second tour en vue de la nomination politique d’un juge parlementaire à la Cour constitutionnelle, dans la meilleure tradition des nominations politiques effectuées dans ce pays. C’est d’ailleurs ce que le législateur spécial voulait, à l’époque, mais comme vous le savez probablement depuis des années, nous soulevons des questions fondamentales à ce sujet : d’une part, des questions de principe et, d’autre part, des interrogations quant à l’organisation actuelle.

Commençons par les questions de principe. La Cour constitutionnelle a été chargée de contrôler les normes législatives au regard de la Constitution ou de certaines parties de celle-ci. C’est un rôle important car cette juridiction peut annuler des lois et des décrets votés par des représentants démocratiquement élus, s’il s’avère qu’ils sont contraires à la Constitution ou à certaines parties de celle-ci. Dans un État de droit démocratique, c’est un sujet extrêmement délicat et il est vivement conseillé de procéder aussi objectivement que possible. Comme Toon Moonen, professeur de droit constitutionnel, l’indique dans une contribution scientifique, l’organisation actuelle – la désignation des magistrats professionnels et des juges parlementaires par les partis politiques, suivant un tour de rôle – a été inspirée par une méfiance fondamentale des politiques quant au fait de confier le contrôle de constitutionnalité à des magistrats professionnels, la solution alternative étant, comme on le sait, l’appropriation de ce contrôle législatif par les politiques eux-mêmes.

Selon une certaine doctrine juridique, la Cour constitutionnelle n’est donc, par conséquent, pas une juridiction. Il en découle que des dossiers politiquement sensibles donnent lieu à des arrêts à forte connotation politique, ce qui porte atteinte à la légitimité de la Cour constitutionnelle et à l’autorité de ses arrêts. Telle est la situation dans laquelle nous nous trouvons actuellement.

Il est dans l’intérêt d’un État de droit démocratique que le contrôle de constitutionnalité soit effectué de la manière la plus objective possible. La meilleure formule est, selon nous, le recours à des magistrats professionnels, choisis en fonction de leurs compétences et d’un code moral élevé, et surtout à l’écart des interférences politiques.

Avec la Cour constitutionnelle actuelle, nous en sommes loin. Au fil des ans, la possibilité de nommer des juges parlementaires à la Cour constitutionnelle a été allègrement utilisée pour nommer des ministres et des parlementaires démis de leurs fonctions ou pour permettre aux partis de résoudre des problèmes internes, personnels. De telles pratiques relèvent non d’un État de droit démocratique, mais plutôt de régimes totalitaires ou de républiques bananières.

Outre cette objection de principe, qui nous distingue de tous les autres partis ici présents, je voudrais aussi formuler une réflexion d’ordre secondaire concernant l’organisation actuelle.

Il semblerait que la répartition des postes de juge à la Cour constitutionnelle se fasse selon la clé de la représentation proportionnelle, plus précisément selon le système D’Hondt, proportionnellement aux résultats électoraux obtenus à la Chambre des représentants lors des dernières élections.

Si tel était le cas, la répartition des six juges du côté néerlandophone serait la suivante : deux N‑VA, un Vlaams Belang, un CD&V, un Open Vld et un sp.a. Cela signifie également que la candidature récemment présentée par la Chambre ne revenait pas au sp.a, mais bien au Vlaams Belang. Sur la base du système D’Hondt, le Vlaams Belang est actuellement le parti plus sous-représenté.

Il en va de même du côté francophone. Si le système D’Hondt était appliqué, le PTB‑PVDA pourrait prochainement présenter un juge. Je doute que cela se produise. Le jeu est faussé, et ce n’est certainement pas un cas unique dans ce pays. En effet, les règles démocratiques s’arrêtent dès que le Vlaams Belang entre en jeu. Alors, les règles du jeu changent subitement.

Il faut toutefois être conscient des conséquences qu’a cet état de fait, notamment sur la légitimité de la Cour constitutionnelle et de ses arrêts. Désormais, on opte pour une Cour constitutionnelle politisée et certaines tendances sont exclues. La Cour et sa jurisprudence risquent ainsi de s’éloigner du sentiment profond qui existe dans la société et qui s’exprime au travers des élections.

Moins la composition de la Cour constitutionnelle reflétera ce sentiment, plus les rapports de force politiques risqueront d’être faussés et moins les citoyens accepteront les arrêts de cette Cour qui seront éloignés de la réalité, car politiquement teintés. Les fondements de l’État de droit seront ainsi remis en cause. Réfléchissez-y bien.

Je ne me fais toutefois aucune illusion. Dans ce pays, la crédibilité de l’État de droit est subordonnée à la politique d’arrière-boutique ou au marchandage politique évoqué par Mme Ampe. Puis, le soir des élections, certains s’étonnent encore d’entendre de plus en plus de gens dire clairement qu’ils en ont assez de ce système, qu’ils en ont marre. Peu nombreux sont apparemment les enseignements tirés de ce constat.

Je voudrais terminer par une remarque sur les candidats présentés. Il s’agit de personnes dépourvues de formation et d’expérience juridiques, atout pourtant très utile à mon sens pour quiconque entend faire partie d’une cour constitutionnelle.

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Ik kan mij inbeelden dat u partijen die tot een eventuele toekomstige meerderheid behoren, kunt dwingen om bepaalde woorden al dan niet te zeggen, maar ik zal gebruik maken van mijn recht op vrije meningsuiting en mijn spreekrecht om te zeggen wat ik wil zeggen.

Vandaag staan we hier voor de tweede maal om een politiek rechter voor het Grondwettelijk Hof te benoemen. Ik wil eerst en vooral duidelijk zeggen dat de manier waarop de agenda van de vorige plenaire vergadering is gemanipuleerd vanwege partijpolitieke spelletjes niet voor herhaling vatbaar is. Het Bureau van de Senaat stelt een agenda vast en die agenda moet worden gevolgd, tenzij er zoals het hoort een vraag tot agendawijziging wordt voorgesteld door een lid of een fractie van de Senaat en de Senaat zich daarover uitspreekt, liefst na raadpleging van het Bureau. De “politique politicienne” die hier vorige keer werd opgevoerd, heeft geen fraai beeld geschetst van deze, voor ons weliswaar compleet overbodige, instelling. Dat de voorzitter aan dergelijke vertoning meewerkt, is nog minder fraai, maar goed, we hebben dit op het Bureau van de Senaat besproken en de voorzitster heeft haar excuses aangeboden en beloofd dat dit in de toekomst niet meer zou voorvallen. Vandaag is er dus de tweede zit voor de politieke benoeming van een rechter-politicus in het Grondwettelijk Hof, in de beste traditie van de politieke benoemingen in dit land. Dat heeft de bijzondere wetgever indertijd inderdaad zo gewild, maar zoals u wellicht al jaren weet, stellen wij ons daar fundamentele vragen bij: in de eerste plaats vragen van principiële aard, maar in de tweede plaats ook vragen over de manier waarop de gangbare regeling wordt toegepast.

Laten we beginnen met onze principiële bedenkingen. Het Grondwettelijk Hof heeft als taak gekregen om wetskrachtige normen te toetsen aan de Grondwet of aan delen ervan. Het is een belangrijke taak omdat dat rechtscollege wetten en decreten kan vernietigen die door de democratisch gekozen volksvertegenwoordigers zijn goedgekeurd, als die strijdig worden bevonden met de Grondwet of delen ervan. In een democratische rechtsstaat is dat een zeer kiese aangelegenheid en heeft men er alle belang bij dit op een zo objectief mogelijke wijze te laten gebeuren. Zoals Toon Moonen, professor grondwettelijk recht, in een wetenschappelijke bijdrage stelt, is de huidige regeling – waarbij zowel de beroepsmagistraten als de politici-rechters door de politieke partijen worden aangeduid volgens beurtrol – ingegeven door een fundamenteel wantrouwen van de politici om de grondwettigheidstoets door beroepsmagistraten te laten uitvoeren. Het alternatief daarvoor is echter, zoals we dat nu kennen, dat politici hun wetgeving op haar grondwettigheidsgehalte door zichzelf laten toetsen.

Volgens een bepaalde rechtsleer is het Grondwettelijk Hof in die omstandigheden dan ook geen rechtscollege. Het gevolg is dat zaken die politiek gevoelig liggen ook erg politiek gekleurde arresten opleveren, wat de legitimiteit van het Grondwettelijk Hof en het gezag van zijn arresten in het gedrang brengt. Dat is de situatie waarin wij ons nu bevinden en dat vinden wij principieel een probleem.

Een democratische rechtsstaat heeft er alle belang bij om de grondwettigheidstoets op een zo objectief mogelijke wijze te laten plaatsgrijpen en dat lijkt ons het best te kunnen gebeuren door beroepsmagistraten, geselecteerd op basis van hun bekwaamheden en een hoge morele code, en vooral ver weg van politieke bemoeienissen.

Daar zitten we met het huidige Grondwettelijk Hof ver van af. Door de jaren heen is van de mogelijkheid om politici-rechters te benoemen bij het Grondwettelijk Hof gretig gebruik gemaakt om afgedankte ministers en parlementsleden te benoemen, of om interne, personele partijproblemen op te lossen. Dergelijke praktijken horen niet thuis in een democratische rechtsstaat, maar meer in totalitaire regimes of bananenrepublieken.

Naast dit principiële bezwaar, waarin wij ons onderscheiden van alle andere hier aanwezige partijen, is er nog de wijze waarop de huidige regeling wordt toegepast. Dat is onze bedenking van secundaire orde.

Naar verluidt gebeurt de verdeling van de rechtersambten in het Grondwettelijk Hof volgens de sleutel van de evenredige vertegenwoordiging, meer bepaald volgens het systeem-D’Hondt, in verhouding tot de verkiezingsuitslagen die in de Kamer van volksvertegenwoordigers bij de jongste verkiezingen werden behaald.

Mocht dat zo zijn, dan zou de verdeling tussen de zes rechters aan Nederlandstalige kant als volgt zijn: twee van N‑VA‑strekking, één Vlaams Belanger, één CD&V’er, één Open-Vld’er en één sp.a’er. Dat betekent ook dat de voordracht die de Kamer onlangs heeft gedaan niet aan de sp.a, maar aan Vlaams Belang toekwam. Op basis van het systeem-D’Hondt is het Vlaams Belang momenteel het meest ondervertegenwoordigd.

Hetzelfde geldt aan Franstalige kant. Mocht het systeem-D’Hondt daar worden toegepast, dan zou weldra de PTB‑PVDA een rechter kunnen voordragen. Het is twijfelachtig of dat zal gebeuren. Het spel wordt vals gespeeld, wat zeker geen unicum is in dit land. Het belang van de democratie houdt in dit land immers op wanneer het Vlaams Belang in het geding is. Dan gelden opeens andere spelregels.

Men moet zich echter realiseren dat ook dit gevolgen heeft, met name voor de legitimiteit van het Grondwettelijk Hof en zijn arresten. Nu wordt gekozen voor een gepolitiseerd Grondwettelijk Hof en worden bepaalde stromingen uitgesloten. Hierdoor ontstaat het risico dat het Hof en zijn rechtspraak vervreemden van de grondstroom die in de samenleving bestaat en die bij verkiezingen tot uiting komt.

Hoe groter de kloof tussen de grondstroom in de samenleving en de samenstelling van het Grondwettelijk Hof wordt, hoe groter de kans op scheefgetrokken politieke verhoudingen en hoe groter de kans dat de politiek getinte arresten van dit Hof door hun wereldvreemdheid niet langer door de burger zullen worden erkend. Daarmee zet men de grondvesten van de rechtsstaat op losse schroeven. Denk daar maar eens goed over na.

Ik maak me echter geen illusies. De geloofwaardigheid van de rechtsstaat is in dit land ondergeschikt aan de achterkamerpolitiek, of aan de politieke koehandel waarover mevrouw Ampe het heeft. Dan zijn sommigen op de avond van de verkiezingen nog verwonderd dat steeds meer mensen duidelijk maken dat ze genoeg hebben van dit systeem, dat ze het kotsbeu zijn. Veel lessen worden daar blijkbaar niet uit getrokken.

Ten slotte nog een opmerking over de kandidaten die hier worden voorgedragen. Het gaat om personen zonder enige juridische vorming en ervaring. Dat zou mijns inziens toch heel nuttig zijn voor wie deel wil uitmaken van een grondwettelijk hof.

Mme la présidente. – Monsieur D’haeseleer, votre propos devient limite. N’allez pas plus loin.

De voorzitster. – Mijnheer D’haeseleer, u nadert de grens. Ik verzoek u om binnen de grenzen te blijven.

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Apparemment, le citoyen doit considérer comme normal que soient nommées à l’une des plus hautes juridictions des personnes qui n’ont pas les qualifications requises. S’agissant de crédibilité, on pourrait alors nommer Karel De Gucht à la tête de la FSMA, l’organe de contrôle boursier. Ce serait tout aussi crédible.

On n’arrivera jamais à vendre ça, du moins pas en Flandre ! Cette situation sape voire anéantit la crédibilité de nos institutions en général, et de la Cour constitutionnelle en particulier.

Pour nous et pour beaucoup de Flamands, cette farce est plus que déplacée et totalement inacceptable. La Belgique ne serait pas la Belgique si la traditionnelle politique d’arrière-boutique n’avait pas joué son rôle.

Juste avant la dernière séance plénière, j’ai lu dans la presse que le PVDA‑PTB qui, en principe, serait également opposé aux nominations politiques, soutiendrait la candidature parce que le Vlaams Belang et la N‑VA s’y opposent. Non seulement le chef de groupe a été rappelé à l’ordre, ce qui est quelque peu embarrassant, mais ce fait a également montré, une fois de plus, le poids du communautaire dans ce pays, tous les principes devant être rejetés si cela sert les intérêts des francophones. Les collègues du PTB‑PVDA prouvent ainsi qu’ils ne valent pas mieux que les partis et les pratiques qu’ils prétendent combattre. Ils ont entre-temps adhéré au système. Désormais, ils cautionnent les marchandages qui font survivre ce pays depuis des années. Cette attitude leur aura vraisemblablement rapporté quelque chose…

En l’occurrence, on ne juge donc plus du contenu. Non, le vote est ici déterminé par des considérations politico-stratégiques, ce qui souligne une fois de plus la dichotomie qui caractérise ce pays, mais plus important encore, ce qui mine la crédibilité de la Cour constitutionnelle, ainsi placée au même niveau que toute autre entreprise publique ou parastatale, où la politique ordinaire du népotisme ou du copinage est, depuis des années, monnaie courante.

Chers collègues, ce Sénat n’a plus guère de sens dans le système politique belge. Comme vous le savez, nous considérons qu’il s’agit d’un organisme totalement inutile qui devrait être supprimé le plus rapidement possible.

Aujourd’hui, nous avons cependant une occasion unique d’encore faire quelque chose d’utile au profit de la démocratie. Aujourd’hui, nous sommes en mesure de prendre une position très claire.

Nous voterons donc par principe et de manière cohérente contre ces deux candidats.

Et j’invite surtout tous les sénateurs qui ont encore une certaine dignité à se distancier de l’omnipotence et de l’arrogance de la particratie.

J’appelle tous les sénateurs à accorder encore un peu de crédibilité à cette Cour constitutionnelle.

Si tous ceux qui, vis-à-vis du monde extérieur, prétendent en avoir assez des marchandages politiques joignent le geste à la parole, nous aurons une bonne base pour mettre fin aux nominations politiques à la Cour constitutionnelle.

Il sera alors possible de procéder rapidement à une modification législative pour faire en sorte que la Cour ne soit plus composée que de juges professionnels, désignés de manière objective, indépendante, en fonction de leurs mérites et de leurs qualités dans le domaine juridique. Mon parti prendra aujourd’hui une initiative législative en ce sens.

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – De burger moet het blijkbaar normaal vinden dat personen in een van de hoogste rechtscolleges worden benoemd zonder dat ze over de vereiste kwalificaties beschikken. Als het op geloofwaardigheid aankomt, kan men evengoed Karel De Gucht aanstellen als topman van de beurswaakhond FSMA. Dat zou even geloofwaardig zijn.

Dat krijgt men niet aan de straatstenen verkocht, althans in Vlaanderen niet. Dit ondergraaft en vernietigt zelfs de geloofwaardigheid van onze instellingen in het algemeen, en van het Grondwettelijk Hof in het bijzonder. Voor ons en heel wat Vlamingen is deze farce uiterst ongepast en totaal onaanvaardbaar. België zou België niet zijn indien de traditionele achterkamerpolitiek intussen haar rol niet zou hebben gespeeld.

Net vóór de vorige plenaire vergadering las ik in de pers dat de PVDA‑PTB, die ook principieel tegen politieke benoemingen zou zijn, toch de voordracht zou steunen, omdat Vlaams Belang en N‑VA tegen zijn. Hiermee werd niet alleen de fractieleider teruggefloten, wat enigszins pijnlijk is, maar werd ook eens te meer duidelijk dat in dit land alles communautair geladen is en dat hierbij alle principes maar overboord moeten worden gegooid als het de belangen van de Franstaligen in dit land maar dient. Hiermee bewijzen de collega’s van de PTB‑PVDA dat ze geen haar beter zijn dan de partijen en de praktijken die ze beweren te bestrijden. Ze zijn er intussen onderdeel van geworden. Ze maken voortaan deel uit van de kuiperijen die dit land al jaren bij elkaar houden. Het zal hen waarschijnlijk ook nog wel iets opgeleverd hebben.

Er wordt hier dus niet meer over de inhoud geoordeeld. Neen, het stemgedrag wordt hier bepaald op basis van politiek-strategische overwegingen, waardoor de tweespalt in dit land nog maar eens in de verf wordt gezet, maar belangrijker nog, waardoor de geloofwaardigheid van het Grondwettelijk Hof ten grave wordt gedragen. Hiermee wordt het Hof op hetzelfde niveau geplaatst als om het even welk ander overheidsbedrijf of om het even welke andere parastatale, waar de platte politiek van ordinaire postjespakkerij of vriendjespolitiek sinds jaar en dag hoogtij viert.

Collega’s, deze Senaat heeft niet veel meer te betekenen in het Belgisch politiek systeem. U weet dat wij dit een totaal overbodig orgaan vinden dat liefst zo snel mogelijk wordt afgeschaft.

Maar vandaag hebben we een unieke kans, om tenminste nog iets nuttigs te doen ten bate van de democratie. Vandaag hebben we de macht om een duidelijk statement te maken.

Wij zullen dan ook principieel en consequent tegen deze twee kandidaturen stemmen.

En ik roep vooral alle individuele senatoren, die nog enigszins enige vorm van zelfrespect hebben op, om vandaag lak te hebben aan en afstand te nemen van de almacht en arrogantie van de particratie.

Ik roep alle individuele senatoren op om dat Grondwettelijk Hof nog een klein beetje geloofwaardigheid te gunnen.

Als al diegenen, die naar de buitenwereld toe beweren genoeg te hebben van het politiek gemarchandeer, ook effectief de daad bij het woord voegen, dan hebben we een goede basis om aan de politieke benoemingen in het Grondwettelijk Hof een einde te maken.

Wat ons betreft, kan er dan vlug werk gemaakt worden van een wetswijziging waarbij het Hof enkel nog zou bestaan uit beroepsrechters, die op een objectieve, onafhankelijke wijze en volgens de juridische verdiensten en kwaliteiten worden aangeduid.

Mijn partij zal vandaag wat dat betreft alvast een wetgevend initiatief indienen.

Premier scrutin secret

Eerste geheime stemming

Mme la présidente. – Nous allons procéder maintenant au scrutin pour la présentation du premier candidat.

Vous avez reçu une enveloppe contenant un bulletin de vote de couleur rose pour le scrutin.

Vous pouvez voter pour un seul candidat.

Le vote commence par le nom de M. Miesen.

De voorzitster. – Wij stemmen nu over de voordracht van de eerste kandidaat.

U hebt een omslag met een roze stembriefje voor de stemming ontvangen.

U kan voor één kandidaat stemmen.

De stemming begint met de naam van de heer Miesen.

(Il est procédé au scrutin.)

(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

Je propose de suspendre la séance pendant que les scrutateurs dépouillent les bulletins.

Je vous rappelle qu’après lecture des résultats, nous devons encore voter pour la présentation d’un deuxième candidat.

Ik stel voor de vergadering te schorsen terwijl de stemopnemers de stembriefjes nakijken.

Ik herinner u eraan dat wij na het voorlezen van de uitslag nog moeten stemmen over de voordracht van een tweede kandidaat.

(La séance, suspendue à 11 h 09, est reprise à 11 h 18.)

(De vergadering wordt geschorst om 11.09 uur. Ze wordt hervat om 11.18 uur.)

Mme la présidente. – Voici le résultat du scrutin pour la présentation du premier candidat à la place de juge à la Cour constitutionnelle :

De voorzitster. – Hier volgt de uitslag van de stemming over de voordracht van de eerste kandidaat voor het ambt van rechter in het Grondwettelijk Hof:

Nombre de votants : 59

Majorité des deux tiers : 40

Bulletins blancs ou nuls : 21

Votes valables : 38

Mme Khattabi obtient 37 suffrages.

M. Lahssaini obtient 1 suffrage.

Aantal stemmenden: 59

Tweederdemeerderheid: 40

Blanco of ongeldige stembriefjes: 21

Geldige stemmen: 38

Mevrouw Khattabi behaalt 37 stemmen.

De heer Lahssaini behaalt 1 stem.

Aucun candidat n’ayant obtenu la majorité des deux tiers des suffrages, il va être procédé à un scrutin de ballottage.

Daar geen van de kandidaten een tweederdemeerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt overgegaan tot een herstemming.

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Madame la Présidente, je demande une interruption de séance d’un quart d’heure.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Mevrouw de voorzitster, ik verzoek u de vergadering gedurende een kwartier te onderbreken.

Mme la présidente. – Votre demande est acceptée.

De voorzitster. – Uw verzoek is aanvaard.

(La séance, suspendue à 11 h 19, est reprise à 11 h 35.)

(De vergadering wordt geschorst om 11.19 uur. Ze wordt hervat om 11.35 uur.)

Mme la présidente. – Mesdames, messieurs, nous reprenons nos travaux.

De voorzitster. – Dames en heren, we hervatten onze werkzaamheden.

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Madame la Présidente, je souhaite que le Bureau se réunisse en urgence pour examiner la situation.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Mevrouw de voorzitster, ik wens dat het Bureau nu meteen zou vergaderen om de situatie te bekijken.

Mme la présidente. – Quand un chef de groupe demande une réunion du Bureau en urgence pour examiner une question comme celle-ci, dont tout le monde conviendra qu’elle est sensible, il me paraît sage que les autres groupes adhèrent à cette demande. Je propose toutefois qu’avant la suspension, nous procédions au vote relatif au projet de loi qui figure à notre ordre du jour.

De voorzitster. – Als een fractieleider vraagt om het Bureau met spoed bijeen te roepen om een dergelijke kwestie, waarvan iedereen erkent dat ze gevoelig is, te onderzoeken, dan lijkt het me verstandig dat de andere fracties instemmen met die vraag. Ik stel evenwel voor dat we vóór de schorsing stemmen over het wetsontwerp dat op onze agenda staat.

Votes

Stemmingen

Projet de loi modifiant la loi du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres et Ministres d’État, ainsi que les membres et anciens membres des chambres législatives, en ce qui concerne l’indemnité de sortie des anciens membres du Parlement (Doc. 7‑133)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van staat, alsmede de leden en gewezen leden van de wetgevende kamers, wat de uittredingsvergoeding van gewezen parlementsleden betreft (Stuk 7‑133)

Mme la présidente. – Nous procédons d’abord au vote article par article.

Nous votons maintenant sur l’article 1er.

De voorzitster. – We gaan eerst over tot de stemming artikel per artikel.

We stemmen nu over artikel 1.

Vote no 1

Stemming 1

Présents : 58
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 58
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

  L’article 1er est adopté.

  Artikel 1 is aangenomen.

Mme la présidente. – Puis-je considérer que les votes sont identiques pour les articles 2 et 3 ?

De voorzitster. – Kan ik aannemen dat de stemming dezelfde is voor artikel 2 en artikel 3?

(Assentiment)

(Instemming)

  Les articles 2 et 3 sont adoptés.

  Artikel 2 en artikel 3 zijn aangenomen.

Mme la présidente. – Nous votons maintenant sur l’ensemble du projet.

De voorzitster. – We stemmen nu over het ontwerp in zijn geheel.

Vote no 2

Stemming 2

Présents : 58
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 58
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

  Le projet est adopté.

  Il sera soumis à la sanction royale.

  Het ontwerp is aangenomen.

  Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Mme la présidente. – Nous suspendons donc la séance pour permettre au Bureau de se réunir.

De voorzitster. – We schorsen nu de vergadering zodat het Bureau kan bijeenkomen.

(La séance, suspendue à 11 h 38, est reprise à 11 h 59.)

(De vergadering wordt geschorst om 11.38 uur. Ze wordt hervat om 11.59 uur.)

Nomination d’un suppléant au Conseil supérieur de la Justice

Benoeming van een opvolger in de Hoge Raad voor de Justitie

Mme la présidente. – Le 16 décembre 2019, le Bureau du Sénat a décidé de publier un appel aux candidats afin de remplir une vacance. Cette vacance n’a pu être remplie par un des suppléants désignés étant donné que personne ne répondait au profil spécifique de professeur d’université avec connaissance de l’allemand.

De voorzitster. – Op 16 december 2019 besliste het Bureau van de Senaat om een oproep tot de kandidaten te richten, om in een vacature te kunnen voorzien. De vacature kon niet worden vervuld door één van de aangewezen opvolgers, aangezien niemand onder hen aan het vereiste specifieke profiel van Franstalig hoogleraar met kennis van het Duits beantwoordde.

L’appel a été publié au Moniteur belge du 23 décembre 2019 mais aucune candidature n’a été déposée.

De oproep werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 december 2019 maar er werd geen enkele kandidatuur ingediend.

Étant donné que le mandat de tous les membres actuels du Conseil supérieur de la Justice se termine le 12 septembre 2020 et que la procédure pour le renouvellement complet est entre-temps entamée, le Bureau du Sénat propose, en accord avec le Conseil supérieur de la Justice, de ne pas publier un deuxième appel aux candidats et par conséquent de ne pas nommer de suppléant.

Gelet op het feit dat de ambtstermijn van alle huidige leden van de Hoge Raad voor de Justitie eindigt op 12 september 2020 en dat de procedure voor de volledige vernieuwing van de Hoge Raad inmiddels ook reeds is opgestart, stelt het Bureau van de Senaat voor om geen tweede oproep tot kandidaten bekend te maken en dus geen opvolger te benoemen.

(Assentiment)

(Instemming)

Décès d’anciens sénateurs

Overlijden van oud‑senatoren

Mme la présidente. – Le Sénat a appris avec un vif regret les décès de M. Jacques Jottrand, sénateur honoraire, et de M. Jules Vercaigne, ancien sénateur.

Votre présidente a adressé les condoléances de l’Assemblée aux familles de nos regrettés anciens collègues.

De voorzitster. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Jacques Jottrand, eresenator, en van de heer Jules Vercaigne, gewezen senator.

Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de families van onze betreurde gewezen medeleden betuigd.

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Le Bureau s’est réuni mais nous souhaitons une nouvelle suspension de séance, d’une vingtaine de minutes, pour poursuivre les contacts entre les partis et les groupes politiques.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo-Groen). – Het Bureau is bijeengekomen, maar we willen een nieuwe schorsing van een twintigtal minuten vragen, voor verder overleg tussen de partijen en politieke fracties.

Mme la présidente. – Votre demande est acceptée.

De voorzitster. – Uw verzoek wordt aanvaard.

(La séance, suspendue à 12 h 02, est reprise à 12 h 31.)

(De vergadering wordt geschorst om 12.02 uur. Ze wordt hervat om 12.31 uur.)

Présentation d’un premier et d’un deuxième candidat à la fonction de juge d’expression française à la Cour constitutionnelle (Doc. 7‑9)

Voordracht van een eerste en tweede kandidaat voor het ambt van Franstalig rechter in het Grondwettelijk Hof (Stuk 7‑9)

Ballottage (premier candidat)

Herstemming (eerste kandidaat)

Mme la présidente. – Aucun candidat n’ayant obtenu la majorité des deux tiers des suffrages, il va être procédé à un scrutin de ballottage.

Vous pouvez vous servir du bulletin de vote blanc.

De voorzitster. – Daar geen van de kandidaten een tweederdemeerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt overgegaan tot een herstemming.

U kan hiervoor gebruik maken van het witte stembiljet.

Je vous rappelle que les candidats doivent obtenir la majorité de deux tiers des suffrages des membres présents afin de pouvoir être présentés.

Le vote commence par le nom de M. Miesen.

Ik herinner u eraan dat de kandidaten een meerderheid van twee derde van de stemmen van de aanwezige leden dienen te behalen om voorgedragen te kunnen worden.

De stemming begint met de naam van de heer Miesen.

(Il est procédé au scrutin.)

(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

Mme la présidente. – Voici le résultat du scrutin de ballottage pour la présentation du premier candidat à la place de juge à la Cour constitutionnelle :

De voorzitster. – Hier volgt de uitslag van de herstemming over de voordracht van de eerste kandidaat voor het ambt van rechter in het Grondwettelijk Hof:

Nombre de votants : 60

Majorité des deux tiers : 40

Bulletins blancs ou nuls : 20

Votes valables : 40

Mme Khattabi obtient 38 suffrages.

M. Lahssaini obtient 2 suffrages.

Aantal stemmenden: 60

Tweederdemeerderheid: 40

Blanco of ongeldige stembriefjes: 20

Geldige stemmen: 40

Mevrouw Khattabi behaalt 38 stemmen.

De heer Lahssaini behaalt 2 stemmen.

Étant donné qu’aucun candidat n’a obtenu la majorité des deux tiers des suffrages, un nouvel appel aux candidats sera publié au Moniteur belge.

Aangezien geen enkele kandidaat de tweederdemeerderheid van de stemmen behaald heeft, zal er een nieuwe oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

(Vifs applaudissements sur les bancs du Vlaams Belang)

(Levendig applaus op de banken van Vlaams Belang)

Mme la présidente. – Je vous demande un peu de retenue. Ces applaudissements sont indignes de notre Assemblée !

De voorzitster. – Ik vraag u blijk te geven van enige zelfbeheersing. Dit soort applaus is niet op zijn plaats in onze assemblee.

Ordre des travaux

Regeling van de werkzaamheden

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 14 février.

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 14 februari.

(La séance est levée à 12 h 44.)

(De vergadering wordt gesloten om 12.44 uur.)

Annexe

Bijlage

Votes nominatifs

Naamstemmingen

Vote no 1

Stemming 1

Présents : 58
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 58
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Pour

Voor

Fatima Ahallouch, Els Ampe, Bert Anciaux, André Antoine, Fourat Ben Chikha, Stijn Bex, Adeline Blancquaert, Karin Brouwers, Yves Buysse, Allessia Claes, Philippe Courard, Rik Daems, Sabine de Bethune, Bob De Brabandere, Kurt De Loor, Mark Demesmaeker, Rodrigue Demeuse, Maaike De Vreese, Guy D’haeseleer, Philippe Dodrimont, Véronique Durenne, Jean-Frédéric Eerdekens, Nadia El Yousfi, Martine Fournier, André Frédéric, Latifa Gahouchi, Anne-Catherine Goffinet, Karolien Grosemans, Andries Gryffroy, Soetkin Hoessen, Annick Lambrecht, Sabine Laruelle, France Masai, Alexander Miesen, Philippe Muyters, Freya Perdaens, Leo Pieters, John Pitseys, Hélène Ryckmans, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Klaas Slootmans, Nadia Sminate, Chris Steenwegen, Farida Tahar, Julien Uyttendaele, Carina Van Cauter, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Gaëtan Van Goidsenhoven, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Jean-Paul Wahl.

Abstentions

Onthoudingen

Jos D’Haese, Antoine Hermant, Laure Lekane, Samuel Nemes, Ayse Yigit.

Vote no 2

Stemming 2

Présents : 58
Pour : 53
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 58
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

Pour

Voor

Fatima Ahallouch, Els Ampe, Bert Anciaux, André Antoine, Fourat Ben Chikha, Stijn Bex, Adeline Blancquaert, Karin Brouwers, Yves Buysse, Allessia Claes, Philippe Courard, Rik Daems, Sabine de Bethune, Bob De Brabandere, Kurt De Loor, Mark Demesmaeker, Rodrigue Demeuse, Maaike De Vreese, Guy D’haeseleer, Stephanie D’Hose, Philippe Dodrimont, Véronique Durenne, Jean-Frédéric Eerdekens, Nadia El Yousfi, Martine Fournier, André Frédéric, Latifa Gahouchi, Karolien Grosemans, Andries Gryffroy, Soetkin Hoessen, Annick Lambrecht, Sabine Laruelle, France Masai, Alexander Miesen, Philippe Muyters, Freya Perdaens, Leo Pieters, John Pitseys, Hélène Ryckmans, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Klaas Slootmans, Nadia Sminate, Chris Steenwegen, Farida Tahar, Julien Uyttendaele, Carina Van Cauter, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Gaëtan Van Goidsenhoven, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Jean-Paul Wahl.

Abstentions

Onthoudingen

Jos D’Haese, Antoine Hermant, Laure Lekane, Samuel Nemes, Ayse Yigit.

Cour constitutionnelle – Arrêts

Grondwettelijk Hof – Arresten

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

  l’arrêt no 194/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause les recours en annulation des articles 110, 111 et 112 de la loi du 26 décembre 2015 relative aux mesures concernant le renforcement de la création d’emplois et du pouvoir d’achat, introduits par l’union professionnelle Syndicat belge de la chiropraxie et Bart Vandendries (art. 110), par l’union professionnelle Union belge des ostéopathes et autres (art. 110), par la SPRL Plast. Surg. et autres (artt. 110 et 111) et par l’ASBL Belgian Society for Private Clinics et autres (numéros du rôle 6429, 6462, 6464 et 6465 ; affaires jointes) ;

  het arrest nr. 194/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake de beroepen tot vernietiging van de artikelen 110, 111 en 112 van de wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, ingesteld door de beroepsvereniging Belgisch Syndicaat van chiropraxie en Bart Vandendries (art. 110), door de beroepsvereniging Belgische Unie van osteopaten en anderen (art. 110), door de bvba Plast. Surg. en anderen (art. 110 en 111) en door de vzw Belgian Society for Private Clinics en anderen (rolnummers 6429, 6462, 6464 en 6465; samengevoegde zaken);

  l’arrêt no 195/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause le recours en annulation des articles 3 et 120 du décret de la Région wallonne du 8 février 2018 relatif à la gestion et au paiement des prestations familiales, introduit par Nicolas Deswysen (numéro du rôle 6910) ;

  het arrest nr. 195/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 3 en 120 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen, ingesteld door Nicolas Deswysen (rolnummer 6910);

  l’arrêt no 196/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 1er, § 1er, alinéa 2, de la loi du 21 juin 1985 relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre tout véhicule de transport par terre, ses éléments ainsi que les accessoires de sécurité, posées par le Conseil d’État (numéro du rôle 6945) ;

  het arrest nr. 196/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake de prejudiciële vragen over artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gesteld door de Raad van State (rolnummer 6945);

  l’arrêt no 197/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause la question préjudicielle concernant l’article 126 de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posée par le Tribunal du travail de Liège, division Huy (numéro du rôle 6989) ;

  het arrest nr. 197/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake de prejudiciële vraag over artikel 126 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door de arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Hoei (rolnummer 6989);

  l’arrêt no 198/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause les recours en annulation totale ou partielle du décret flamand du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale, introduits par Yannick Van Camp et Joke Van Weverberg, par Dries Storme, par Karen Wynen et Maarten Gielis et par Jozef Seghers et Nelle Van Damme (numéros du rôle 7040, 7095, 7109 et 7114, affaires jointes) ;

  het arrest nr. 198/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Vlaamse decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, ingesteld door Yannick Van Camp en Joke Van Weverberg, door Dries Storme, door Karen Wynen en Maarten Gielis en door Jozef Seghers en Nelle Van Damme (rolnummers 7040, 7095, 7109 en 7114, samengevoegde zaken);

  l’arrêt no 199/2019, rendu le 5 décembre 2019, en cause la question préjudicielle relative à l’article 2272 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Flandre occidentale, division Courtrai (numéro du rôle 7063) ;

  het arrest nr. 199/2019, uitgesproken op 5 december 2019, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (rolnummer 7063);

  l’arrêt no 200/2019, rendu le 12 décembre 2019, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 11, 25, 1º, et 26 de la loi du 6 mars 2018 relative à l’amélioration de la sécurité routière, posées par le Tribunal de police du Hainaut, division Tournai, par le Tribunal correctionnel francophone de Bruxelles, par le Tribunal correctionnel de Flandre orientale, division Gand, et par le Tribunal correctionnel du Hainaut, division Charleroi (numéros du rôle 6992, 7001, 7002, 7007, 7012 et 7013, affaires jointes) ;

  het arrest nr. 200/2019, uitgesproken op 12 december 2019, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 11, 25, 1º, en 26 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, gesteld door de politierechtbank Henegouwen, afdeling Doornik, door de Franstalige correctionele rechtbank te Brussel, door de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, en door de correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummers 6992, 7001, 7002, 7007, 7012 en 7013, samengevoegde zaken);

  l’arrêt no 201/2019, rendu le 12 décembre 2019, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 1er, 12/1, § 2, et 13 du décret de la Communauté française du 29 mars 2017 relatif aux études de sciences médicales et dentaires, tel qu’il a été modifié par le décret de la Communauté française du 20 décembre 2017 relatif à la situation particulière des étudiants inscrits durant l’année académique 2016‑2017 aux études en sciences médicales et dentaires, posées par la chambre des référés du Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7076) ;

  het arrest nr. 201/2019, uitgesproken op 12 december 2019, inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 1, 12/1, § 2, en 13 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde, zoals gewijzigd bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2017 betreffende de bijzondere toestand van de studenten die zich voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde tijdens het academiejaar 2016‑2017 hebben ingeschreven, gesteld door de Kamer in kort geding van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7076);

  l’arrêt no 202/2019, rendu le 12 décembre 2019, en cause la question préjudicielle concernant l’article 37/1, § 2, in fine, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, posée par le Tribunal de police de Flandre occidentale, division Bruges (numéro du rôle 7126) ;

  het arrest nr. 202/2019, uitgesproken op 12 december 2019, inzake de prejudiciële vraag over artikel 37/1, § 2, in fine, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de politierechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummer 7126);

  l’arrêt no 203/2019, rendu le 19 décembre 2019, en cause le recours en annulation du décret de la Région wallonne du 18 mai 2017 relatif à la reconnaissance et aux obligations des établissements chargés de la gestion du temporel des cultes reconnus, introduit par l’ASBL Association musulmane culturelle albanaise de Belgique et autres (numéro du rôle 6793) ;

  het arrest nr. 203/2019, uitgesproken op 19 december 2019, inzake het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 18 mei 2017 betreffende de erkenning en de verplichtingen van de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, ingesteld door de vzw Association musulmane culturelle albanaise de Belgique en anderen (rolnummer 6793);

  l’arrêt no 204/2019, rendu le 19 décembre 2019, en cause le recours en annulation des articles 31, 3º, et 35, 1º, du décret de la Région wallonne du 29 mars 2018 modifiant certaines dispositions de la loi organique des centres publics d’action sociale du 8 juillet 1976 en vue de renforcer la gouvernance et la transparence dans l’exécution des mandats publics, introduit par l’ASBL Santhea (numéro du rôle 7051) ;

  het arrest nr. 204/2019, uitgesproken op 19 december 2019, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 31, 3º, en 35, 1º, van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 houdende wijziging van sommige bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten, ingesteld door de vzw Santhea (rolnummer 7051);

  l’arrêt no 205/2019, rendu le 19 décembre 2019, en cause la question préjudicielle relative à l’article III.26, § 2, du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l’entreprise d’Anvers, division Anvers (numéro du rôle 7133) ;

  het arrest nr. 205/2019, uitgesproken op 19 december 2019, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel III.26, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen (rolnummer 7133);

  l’arrêt no 206/2019, rendu le 19 décembre 2019, en cause la question préjudicielle relative à l’article 39/2, § 2, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, posée par le Conseil d’état (numéro du rôle 7219).

  het arrest no 206/2019, uitgesproken op 19 december 2019, inzake de prejudiciële vraag over artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Raad van state (rolnummer 7219).

  Pris pour notification.

   Voor kennisgeving aangenomen.

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

  la question préjudicielle relative au décret de la Région wallonne du 16 juillet 2015 instaurant un prélèvement kilométrique à charge des poids lourds pour l’utilisation des routes, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 7307) ;

  de prejudiciële vraag betreffende het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 7307);

  la question préjudicielle relative aux articles 2244, 2246 et 2247 du Code civil, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 7311) ;

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2244, 2246 en 2247 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het hof van beroep te Brussel (rolnummer 7311);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 127, 479 (également junctis les articles 480 et 482bis, lus en combinaison avec les articles 127 et 130), 482bis et 483 du Code d’instruction criminelle, posées par la Cour de cassation (numéro du rôle 7315) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 127, 479 (eveneens junctis de artikelen 480 en 482bis, in samenhang gelezen met de artikelen 127 en 130), 482bis en 483 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van cassatie (rolnummer 7315);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 43 de la loi du 2 mai 2019 portant dispositions diverses en matière d’économie (article 2bis de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automoteurs), posée par le Tribunal de première instance de Flandre orientale, division Gand (numéros du rôle 7264 et 7323, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 43 van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake economie (artikel 2bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen), gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummers 7264 en 7323, samengevoegde zaken);

  la question préjudicielle relative à l’article 1675/7, § 2, du Code judiciaire, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 7325) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het hof van beroep te Brussel (rolnummer 7325);

  la question préjudicielle relative à l’article 15/3 de la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les paris, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 7327) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 15/3 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gesteld door het Hof van cassatie (rolnummer 7327);

  la question préjudicielle relative à l’article 32, § 2, alinéa 7, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement, posée par la Cour d’appel de Liège (numéro du rôle 7328) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 32, § 2, zevende lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gesteld door het hof van beroep te Luik (rolnummer 7328);

  la question préjudicielle relative à l’article 152 du Code d’instruction criminelle, posée par le Tribunal de première instance du Limbourg, division Tongres (numéro du rôle 7333).

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 152 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (rolnummer 7333).

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Cour constitutionnelle – Recours

Grondwettelijk Hof – Beroepen

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

  le recours en annulation partielle de la loi du 7 mai 2019 modifiant la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les paris, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, et insérant l’article 37/1 dans la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale, introduit par l’ASBL UBA‑BNGO et autres (numéro du rôle 7298) ;

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 7 mei 2019 tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en tot invoeging van artikel 37/1 in de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, ingesteld door de vzw UBA‑BNGO en anderen (rolnummer 7298);

  le recours en annulation de la loi du 2 mai 2019 modifiant le Code de droit économique, visant à inscrire les milieux d’accueil de la petite enfance dans le champ des exceptions aux droits d’auteur, introduit par la SCRL Société belge des auteurs, compositeurs et éditeurs (SABAM) et autres (numéros du rôle 7301) ;

  het beroep tot vernietiging van de wet van 2 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van economisch recht, teneinde de kinderopvangdiensten toe te voegen aan de uitzonderingen op de auteursrechtenregeling, ingesteld door de cvba Belgische Vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (SABAM) en anderen (rolnummer 7301);

  le recours en annulation de l’article 6, 4º, de la loi du 5 mai 2019 portant des dispositions diverses en matière pénale et en matière de cultes, et modifiant la loi du 28 mai 2002 relative à l’euthanasie et le Code pénal social, introduit par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (numéro du rôle 7306) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 6, 4º, van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek, ingesteld door de Ordre des barreaux francophones et germanophone (rolnummer 7306);

  le recours en annulation des articles 153, 3º et 5º, 162 et 163 de la loi du 5 mai 2019 portant des dispositions diverses en matière pénale et en matière de cultes, et modifiant la loi du 28 mai 2002 relative à l’euthanasie et le Code pénal social, introduit par l’ASBL Défense active des amateurs d’armes et autres (numéro du rôle 7310) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 153, 3º en 5º, 162 en 163 van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek, ingesteld door de vzw Actieve verdediging van de wapenliefhebbers en anderen (rolnummer 7310);

  le recours en annulation des articles 16 et 18 du décret de la Région wallonne du 2 mai 2019 modifiant le Code wallon du logement et de l’habitat durable et le décret du 15 mars 2018 relatif au bail d’habitation, introduit par l’ASBL Chambre d’arbitrage et de médiation / Kamer van arbitrage en bemiddeling et Olivier Domb (numéro du rôle 7312) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 16 en 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 2 mei 2019 tot wijziging van het Waalse Wetboek van huisvesting en duurzaam wonen en van het decreet van 15 maart 2018 betreffende de woninghuurovereenkomst, ingesteld door de vzw Chambre d’arbitrage et de Médiation / Kamer van arbitrage en bemiddeling en Olivier Domb (rolnummer 7312);

  le recours en annulation de l’article 2 de la loi du 5 mai 2019 insérant dans le Code pénal un article 55bis, en ce qui concerne la récidive, introduit par l’ASBL Ligue des droits humains (numéro du rôle 7313) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 5 mei 2019 tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft, ingesteld door de vzw Ligue des droits humains (rolnummer 7313);

  les recours en annulation partielle du décret de la Région flamande du 26 avril 2019 modifiant le décret sur l’énergie du 8 mai 2009 en ce qui concerne le déploiement de compteurs numériques et modifiant les articles 7.1.1, 7.1.2 et 7.1.5 du même décret, introduit par le service autonome à personnalité juridique Autorité de régulation flamande pour le marché de l’électricité et du gaz, par Inti De Bock et autres, par l’ASBL Fédération belge des entreprises électriques et gazières, par la Commission de régulation de l’électricité et du gaz, par l’ASBL Liga voor Mensenrechten et le Conseil des ministres (numéros du rôle 7295, 7316, 7318, 7320, 7324 en 7326, affaires jointes) ;

  de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 26 april 2019 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de uitrol van digitale meters en tot wijziging van artikel 7.1.1, 7.1.2 en 7.1.5 van hetzelfde decreet, ingesteld door de autonome dienst met rechtspersoonlijkheid Vlaamse Regulator voor de elektriciteits- en gasmarkt, door Inti De Bock en anderen, door de vzw Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven, door de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas, door de vzw Liga voor Mensenrechten en door de Ministerraad (rolnummers 7295, 7316, 7318, 7320, 7324 en 7326, samengevoegde zaken);

  le recours en annulation des articles 91 à 98 et 101 de la loi du 5 mai 2019 portant dispositions diverses en matière d’information de la Justice, de modernisation du statut des juges consulaires et relativement à la banque des actes notariés, introduit par Pascal Malumgré et Geert Lambrechts (numéro du rôle 7329).

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 91 tot 98 en 101 van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank, ingesteld door Pascal Malumgré en Geert Lambrechts (rolnummer 7329).

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Conseil supérieur de la Justice

Hoge Raad voor de Justitie

Par lettre du 20 décembre 2019, la présidente du Conseil supérieur de la Justice transmet au Sénat, conformément à l’article 259bis‑18 du Code judiciaire, le rapport de l’enquête particulière sur le dossier de Steve Bakelmans, approuvé par l’Assemblée générale du Conseil supérieur de la Justice le 19 décembre 2019.

Bij brief van 20 december 2019, zendt de voorzitster van de Hoge Raad voor de Justitie aan de Senaat, overeenkomstig het artikel 259bis‑18 van het Gerechtelijk Wetboek, het verslag van het bijzonder onderzoek naar het dossier van Steve Bakelmans goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie op 19 december 2019.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Conseil national du Travail

Nationale Arbeidsraad

Par lettres des 17 et 18 décembre 2019, le président du Conseil national du Travail transmet au Sénat, conformément à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du Travail :

Bij brieven van 17 en 18 december 2019 zendt de voorzitter van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat, overeenkomstig artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad:

  l’avis sur l’accord interprofessionnel 2017‑2018 – Restructurations (no 2.149) ;

  het advies betreffende het interprofessioneel akkoord 2017‑2018 – Herstructureringen (nr. 2.149);

  la recommandation no 28 adressée aux commissions paritaires et aux entreprises en ce qui concerne les restructurations ;

  de aanbeveling nr. 28 aan de paritaire comités en aan de ondernemingen inzake herstructureringen;

  l’avis sur les propositions de lois relatives au congé de maternité (no 2.153) ;

  het advies betreffende de wetsvoorstellen met betrekking tot het moederschapsverlof (nr. 2.153);

  l’avis sur le congé de paternité / de naissance – Propositions de lois (no 2.154) ;

  het advies betreffende de wetsvoorstellen met betrekking tot het vaderschapsverlof en geboorteverlof (nr. 2.154);

approuvés lors de sa séance plénière du 17 décembre 2019.

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 17 december 2019.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Conseil central de l’économie

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Par lettre du 19 décembre 2019, le Conseil central de l’économie transmet au Sénat, conformément à l’article XIII.1er, du titre Ier du livre XIII du Code de droit économique :

Bij brief van 19 december 2019 zendt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven aan de Senaat, overeenkomstig artikel XIII.1, van titel 1 van boek XIII van het Wetboek van economisch recht:

  l’avis portant sur le rapport annuel du Conseil national de la productivité (CCE 2019‑2500),

  het advies over het jaarverslag van de Nationale Raad over productiviteit (CRB 2019‑2500),

approuvé lors de sa séance plénière du 16 décembre 2019.

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 16 december 2019.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Par lettres des 18 et 20 décembre 2019, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail transmettent au Sénat, conformément à l’article XIII.1er, du titre Ier du livre XIII du Code de droit économique et à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail :

Bij brieven van 18 en 20 december 2019 zenden de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat, overeenkomstig artikel XIII.1 van titel I van boek XIII van het Wetboek van economisch recht en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad:

  l’avis du CNT no 2.150 et du CCE 2019‑2560 DEF CO 1000 concernant le prix des cartes train à partir du 1er février 2020 ;

  het NAR-advies nr. 2.150 en van het CRB 2019‑2560 DEF CO 1000 betreffende de prijs van de treinkaarten vanaf 1 februari 2020;

  l’avis du CNT no 2.151 et du CCE 2019‑2518 sur le « Permis unique : pour une plateforme électronique centrale pour les employeurs et les travailleurs étrangers » ;

  het NAR-advies nr. 2.151 en van het CRB 2019‑2518 over het “Single permit: voor een centraal elektronisch platform voor werkgevers en buitenlandse werknemers”;

approuvés lors de leur séance plénière commune du 17 décembre 2019.

goedgekeurd tijdens hun gezamenlijke plenaire vergadering van 17 december 2019.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité

Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Par lettre du 27 décembre 2019, le président du Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité transmet au Sénat, conformément à l’article 35, § 1er, 1º, de la loi du 18 juillet 1991 organique du contrôle des services de police et de renseignement et de l’Organe de coordination pour l’analyse de la menace, le rapport d’activités pour 2018.

Bij brief van 27 december 2019 zendt de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen en veiligheidsdiensten aan de Senaat, overeenkomstig artikel 35, § 1, 1º, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, het jaarverslag voor 2018.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités

Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

Par lettre du 18 décembre 2019, la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique transmet au Sénat, conformément à l’article 52, 9º, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités, le rapport annuel 2018 de l’Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités.

Bij brief van 18 december 2019 zendt de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid aan de Senaat, overeenkomstig artikel 52, 9º, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, het jaarverslag 2018 van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Parlement européen

Europees Parlement

Par lettre du 12 décembre 2019, le président du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen du 13 au 14 novembre 2019.

Bij brief van 12 december 2019 zendt de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat de teksten aangenomen door het Europees Parlement van 13 tot en met 14 november 2019.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Par lettre du 16 décembre 2019, le vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, a transmis au Sénat, conformément à l’article 3 de la loi du 11 mai 1995 relative à la mise en œuvre des décisions du Conseil de sécurité de l’Organisation des Nations unies, l’arrêté royal modifiant la liste des personnes et entités annexée, visée aux articles 3 et 5 de l’arrêté royal du 28 décembre 2006 relatif aux mesures restrictives spécifiques à l’encontre de certaines personnes et entités dans le cadre de la lutte contre le financement du terrorisme.

Bij brief van 16 december 2019 deelt de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties, aan de Senaat mede het koninklijk besluit tot wijziging van de lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikelen 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme.

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.