7‑32

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2022‑2023

Séances plénières

Vendredi 18 novembre 2022

Séance du matin

7‑32

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2022‑2023

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 18 november 2022

Ochtendvergadering

 

Annales

Handelingen

 

Sommaire

Inhoudsopgave

Approbation de l’ordre du jour 3

Éloge funèbre. 3

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre. 3

Proposition de décision d’assentiment à l’accord de coopération du 5 juillet 2022 entre l’autorité fédérale, les Régions et les Communautés relatif à la composition de la délégation belge à l’Assemblée interparlementaire Benelux (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑383) 4

Discussion. 4

Prise en considération de propositions. 12

Composition des commissions. 13

Votes. 13

Proposition de décision d’assentiment à l’accord de coopération du 5 juillet 2022 entre l’autorité fédérale, les Régions et les Communautés relatif à la composition de la délégation belge à l’Assemblée interparlementaire Benelux (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑383) 14

Décès d’anciens sénateurs. 14

Ordre des travaux. 14

Excusés. 14

Annexe. 15

Votes nominatifs. 15

Propositions prises en considération. 15

Chambre des représentants. 16

Gouvernement – Modifications. 16

Cour constitutionnelle – Arrêts. 16

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 21

Cour constitutionnelle – Recours. 22

Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité. 24

Institut pour l’égalité des femmes et des hommes. 24

Commission des provisions nucléaires. 24

 

Goedkeuring van de agenda. 3

Rouwhulde. 3

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid. 3

Voorstel van besluit tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 5 juli 2022 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen over de samenstelling van de Belgische delegatie van de Benelux Interparlementaire Assemblee (van mevrouw Stephanie D’Hose; Stuk 7‑383) 4

Bespreking. 4

Inoverwegingneming van voorstellen. 12

Samenstelling van de commissies. 13

Stemmingen. 13

Voorstel van besluit tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 5 juli 2022 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen over de samenstelling van de Belgische delegatie van de Benelux Interparlementaire Assemblee (van mevrouw Stephanie D’Hose; Stuk 7‑383) 14

Overlijden van oud‑senatoren. 14

Regeling van de werkzaamheden. 14

Berichten van verhindering. 14

Bijlage. 15

Naamstemmingen. 15

In overweging genomen voorstellen. 15

Kamer van volksvertegenwoordigers. 16

Regering – Wijzigingen. 16

Grondwettelijk Hof – Arresten. 16

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 21

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 22

Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. 24

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. 24

Commissie voor nucleaire voorzieningen. 24

 

Présidence de Mme Stephanie D’Hose

(La séance est ouverte à 10 h 05.)

Voorzitster: mevrouw Stephanie D’Hose

(De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.)

 

Approbation de l’ordre du jour

Goedkeuring van de agenda

 

Mme la présidente. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

De voorzitster. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

 

Éloge funèbre

Rouwhulde

 

Mme la présidente (devant l’assemblée debout). – Thomas Monjoie, 29 ans, n’était inspecteur de police que depuis quatre ans lorsqu’il a été brutalement frappé par la fatalité, jeudi dernier. Alors qu’il patrouillait avec un collègue dans le Quartier Nord de Bruxelles, il a brusquement reçu un coup de couteau fatal au cou. Son collègue, quant à lui, a été grièvement blessé.

Thomas était un fils, un frère, un conjoint, et il avait de nombreux amis. Au travail, c’était un collègue consciencieux, un homme sur qui on pouvait toujours compter. Que ce soit pour des heures supplémentaires, du travail tardif ou des patrouilles dans les quartiers difficiles, Thomas était toujours disponible. Si tel est le souvenir que nous devons garder de lui, arrêtons‑nous néanmoins sur la cruelle réalité.

De voorzitter (voor de staande vergadering). – Thomas Monjoie, 29 jaar, had nog maar vier dienstjaren achter de rug als inspecteur bij de politie tot vorige week donderdag het noodlot brutaal toesloeg. Op patrouille met een collega in de Brusselse Noordwijk kreeg hij onverwacht een fatale messteek in de hals, en raakte zijn collega zwaargewond.

Thomas was een zoon, een broer, een partner en een vriend van velen. Hij was een plichtsgetrouwe collega, een man op wie men kon rekenen. Extra shiften, late werkuren of patrouilles in moeilijke wijken: Thomas stond altijd paraat. Laat dat zijn hoe hij herinnerd wordt, maar laten we ook stilstaan bij de harde realiteit.

 

Une fois de plus, des policiers ont été la cible d’une violence aveugle alors qu’ils s’engagent pour protéger les citoyens et assurer la sécurité de la société. Cette agression contre les services de police est inacceptable.

Je souhaite remercier explicitement tous les policiers pour leur dévouement et leurs efforts. Eux qui doivent souvent travailler dans des conditions difficiles et dangereuses.

Les funérailles de Thomas Monjoie se déroulent aujourd’hui à Waremme. Je présente mes condoléances à la famille de Thomas, ainsi qu’à ses amis et collègues.

À 11 heures, des membres de la police locale et fédérale observeront une minute de silence dans tout le pays. Puis‑je demander au Sénat de respecter maintenant une minute de silence ?

Opnieuw werden politieagenten het doelwit van blind geweld terwijl ze zich inzetten voor de bescherming van burgers en de veiligheid in de gemeenschap. Deze agressie tegen de politiediensten is onaanvaardbaar.

Ik wens alle politiemensen uitdrukkelijk te bedanken voor hun inzet en inspanningen. Zij moeten hun werk vaak in moeilijke en gevaarlijke omstandigheden uitvoeren.

Vandaag vindt in Waremme de uitvaart van Thomas Montjoie plaats. Ik wens veel sterkte aan de familie, vrienden en collega’s van Thomas.

Om 11 uur zullen leden van de lokale en federale politie in het hele land een minuut stilte in acht nemen. Mag ik de Senaat verzoeken om nu een minuut stilte in acht te nemen?

 

(L’assemblée observe une minute de silence.)

(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.)

 

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid

 

Mme la présidente. L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de M. László Schonbrodt.

Le Bureau s’est réuni ce matin pour la vérification de ces pouvoirs.

Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau.

De voorzitster. Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer László Schonbrodt.

Het Bureau is vanochtend bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

Je prie donc M. Uyttendaele de donner lecture du rapport du Bureau sur la vérification des pouvoirs de M. Schonbrodt.

Ik geef het woord aan de heer Uyttendaele om kennis te geven van het verslag van het Bureau over het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Schonbrodt.

 

M. Julien Uyttendaele (PS), rapporteur. – M. Samuel Nemes a démissionné de son mandat de membre du Parlement wallon avec effet au 31 octobre 2022. Ainsi prend fin de droit son mandat de sénateur d’entité fédérée à la même date.

Lors de sa réunion du 18 novembre 2022, le Bureau a pris connaissance de la lettre du 16 novembre 2022 que le président du Parlement wallon a adressée au greffier du Sénat pour lui communiquer que M. László Schonbrodt était désigné comme sénateur d’entité fédérée par la formation politique E (PTB) pour succéder à M. Samuel Nemes.

La vérification des pouvoirs proprement dite est considérée comme superfétatoire étant donné que celle‑ci a déjà été effectuée précédemment par le Parlement wallon.

Le Bureau propose dès lors l’admission de M. László Schonbrodt comme membre du Sénat.

De heer Julien Uyttendaele (PS), rapporteur. – De heer Samuel Nemes heeft met ingang van 31 oktober 2022 ontslag genomen als lid van het Waals Parlement. Daardoor komt op dezelfde datum van rechtswege een einde aan zijn mandaat van deelstaatsenator.

Tijdens zijn vergadering van 18 november 2022 heeft het Bureau kennisgenomen van de brief van 16 november 2022 van de voorzitter van het Waals Parlement aan de griffier van de Senaat waarin hij meedeelt dat de heer László Schonbrodt door de politieke formatie E (PTB) tot deelstaatsenator werd aangewezen om de heer Samuel Nemes te vervangen.

Het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven wordt overbodig geacht aangezien dat onderzoek reeds door het Waals Parlement is verricht.

Het Bureau stelt dan ook voor de heer László Schonbrodt toe te laten als lid van de Senaat.

 

Mme la présidente. – Je remercie la rapporteuse. Quelqu’un demande‑t‑il la parole ?

De voorzitster. – Ik dank de rapporteur. Vraagt iemand het woord?

 

Personne ne demandant la parole, nous passons au vote sur les conclusions de ce rapport.

Daar niemand het woord vraagt, gaan wij over tot de stemming over de besluiten van het verslag.

 

  Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé.

  De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan.

 

Mme la présidente. – Je proclame M. Schonbrodt sénateur et l’invite à prêter le serment constitutionnel.

De voorzitster. – Ik roep de heer Schonbrodt uit tot senator en verzoek hem de grondwettelijke eed af te leggen.

 

  M. Schonbrodt prête serment.

  De heer Schonbrodt legt de eed af.

 

Mme la présidente. – Je donne à M. Schonbrodt acte de sa prestation de serment et le déclare installé dans son mandat de sénateur.

De voorzitster. – Ik geef aan de heer Schonbrodt akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn mandaat van senator.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

Proposition de décision d’assentiment à l’accord de coopération du 5 juillet 2022 entre l’autorité fédérale, les Régions et les Communautés relatif à la composition de la délégation belge à l’Assemblée interparlementaire Benelux (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑383)

Voorstel van besluit tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 5 juli 2022 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen over de samenstelling van de Belgische delegatie van de Benelux Interparlementaire Assemblee (van mevrouw Stephanie D’Hose; Stuk 7‑383)

 

Discussion

Bespreking

 

M. Bert Anciaux (Vooruit), rapporteur. – La commission des Affaires institutionnelles a examiné la présente proposition de décision lors de sa réunion du 28 octobre 2022.

Cette proposition a été déposée par Mme D’Hose, notre présidente. Celle‑ci a présenté un bref exposé introductif dans lequel elle a expliqué que le Conseil de Benelux avait été fondé en 1955 et que sa composition avait suscité au départ des discussions. La Conférence des présidents des Assemblées parlementaires de notre pays est finalement parvenue à un consensus qui a donné lieu à un accord de coopération relatif au mode de composition du Conseil de Benelux. Vous avez tous pu prendre connaissance de cette composition dans le texte de la proposition qui a ensuite été examinée en commission.

J’ai moi‑même indiqué qu’il était effectivement judicieux de repenser la composition du Conseil de Benelux, soixante‑sept ans après sa création. Il est important de savoir qu’il a été précisé dans la proposition que quelques membres de la Conférence des présidents avaient souligné que le Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale devait tenir compte d’une représentation linguistique proportionnelle entre les différentes composantes. Ils avaient indiqué qu’il devait en fait s’agir d’un membre du groupe linguistique français. J’ai fait remarquer en commission qu’exclure a priori un groupe linguistique de la représentation du Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale au sein du Conseil de Benelux serait discriminatoire. Il est évident que le membre à désigner doit pouvoir appartenir à n’importe quel groupe linguistique, faute de quoi il s’agirait d’une discrimination.

Mme Bancquaert a brièvement expliqué son vote en précisant que son groupe ne pouvait souscrire à la proposition actuelle. Elle estimait que la composition du Parlement Benelux n’était pas équilibrée, étant donné que la Belgique compte environ 60 % de néerlandophones et que cette proportion ne se reflète pas dans la répartition des mandats belges. Son groupe ne pouvait dès lors soutenir la proposition et voterait contre cet accord.

M. Vanlouwe a indiqué que son groupe voterait en faveur de l’accord de coopération. Selon lui, le fait que les membres du Parlement Benelux soient désignés directement par les entités fédérées est une bonne chose, et d’autres institutions internationales pourraient utilement s’en inspirer. M. Vanlouwe a bien sûr précisé que si des membres de la Conférence des présidents exigeaient que le membre issu du Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale soit désigné par le groupe linguistique français de ce parlement ou doive appartenir au groupe linguistique français, cela serait discriminatoire. Sur le plan juridique, il est évidemment exclu que les membres du groupe linguistique néerlandais ne puissent prétendre à un mandat. Si tel était le cas, l’accord de coopération serait discriminatoire.

M. Uyttendaele a rappelé un des principes de base de l’interprétation des textes juridiques : si le texte est clair, il faut l’appliquer et non chercher à l’interpréter. En l’occurrence, l’article 1er de l’accord de coopération est très clair : la délégation se compose, pour la Région de Bruxelles‑Capitale, d’« un membre du Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale ». Ce sera à cette assemblée de décider qui siégera au Parlement Benelux. Les inquiétudes de l’intervenant précédent n’ont donc pas lieu d’être.

Mme Laruelle a souligné qu’il était un peu surréaliste d’entendre une membre, d’une part, invoquer le fait que la population flamande étant plus nombreuse en Belgique, elle devrait avoir droit à une représentation plus importante et, d’autre part, estimer qu’à Bruxelles où cette communauté flamande est beaucoup moins présente, elle a quand même droit à une représentation au même titre que les francophones. Pour le reste, elle partageait l’opinion de M. Uyttendaele et a déclaré qu’elle voterait en faveur du texte.

La proposition de décision a été adoptée en commission à l’unanimité.

De heer Bert Anciaux (Vooruit), rapporteur. – De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft dit voorstel van besluit tijdens haar vergadering van 28 oktober 2022 besproken.

Dit voorstel werd ingediend door mevrouw D’Hose, onze voorzitter. Zij gaf een korte inleidende uiteenzetting waaruit blijkt dat de Beneluxraad in 1955 is opgericht en dat er van in het begin discussie is geweest over de samenstelling van deze raad. Uiteindelijk is er in de Conferentie van de voorzitters van de Parlementaire Assemblees van dit land een overeenkomst bereikt waaruit een samenwerkingsakkoord is voortgevloeid dat betrekking heeft op de wijze van samenstelling van de Beneluxraad. Jullie hebben die samenstelling allemaal kunnen lezen in het voorstel, nadien heeft de commissie het voorstel besproken.

Ikzelf heb erop gewezen dat het inderdaad zinvol is dat men na 67 jaar eindelijk een akkoord heeft over de samenstelling van de Beneluxraad. Het is wel belangrijk te weten dat in het voorstel werd geformuleerd dat enkele leden van de Conferentie van voorzitters erop hadden gewezen dat het Brussels Hoofdstedelijk Parlement rekening moest houden met een evenredige taalverdeling tussen de verschillende componenten. Zij wezen erop dat het eigenlijk moest gaan om een lid van de Franstalige taalgroep. Ik heb in de commissie opgemerkt dat het discriminerend zou zijn indien men voorafgaandelijk zou zeggen dat een bepaalde taalgroep wordt uitgesloten om als vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement lid te zijn van de Beneluxraad. Het is vanzelfsprekend dat het aan te duiden lid tot eender welke taalgroep moet kunnen behoren, anders zou het om een discriminatie gaan.

Mevrouw Blancquaert heeft een korte stemverklaring afgelegd om te stellen dat haar fractie niet akkoord kan gaan met het huidige voorstel. Zij meende dat het Beneluxparlement onevenredig is samengesteld, gelet op het feit dat er in België ongeveer 60 % Nederlandstaligen zijn, hetgeen niet weerspiegeld wordt in de verdeling van de Belgische mandaten. Bijgevolg kon haar fractie zich geenszins vinden in het voorstel en zal ze tegen dit akkoord stemmen.

De heer Vanlouwe heeft namens zijn fractie meegedeeld het samenwerkingsakkoord wel goed te keuren. Hij meende dat het een goede zaak is dat het Beneluxparlement rechtstreeks door de deelstaten wordt aangeduid en dat dit een model zou kunnen zijn voor andere internationale instellingen. Uiteraard zei collega Vanlouwe dat het discriminerend zou zijn indien er leden van de conferentie van voorzitters zouden eisen dat het lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement wordt aangewezen door de Franse taalgroep binnen dit parlement of alleen maar kan aangewezen worden uit die Franse taalgroep. Hij wees erop dat het juridisch uiteraard is uitgesloten dat de Nederlandstalige taalgroep geen aanspraak zou kunnen maken op dit mandaat. Indien dat wel het geval zou zijn, zou het samenwerkingsakkoord discriminerend zijn.

De heer Uyttendaele verwijst naar een van de basisprincipes van de interpretatie van juridische teksten: wanneer de tekst duidelijk is, moet men hem toepassen en niet proberen te interpreteren. In dit geval is artikel 1 van het samenwerkingsakkoord kristalhelder: wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft bestaat de delegatie uit “een lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement”. Het is deze assemblee die bepaalt wie naar het Beneluxparlement wordt afgevaardigd. De bezwaren van de vorige spreker zijn dus ongegrond.

Mevrouw Laruelle vindt het een beetje surrealistisch om een lid te horen verkondigen dat de Vlamingen in België talrijker zijn en dus recht moeten hebben op een ruimere vertegenwoordiging, terwijl hetzelfde lid verklaart dat die vertegenwoordiging in Brussel, waar de Vlamingen veel minder talrijk zijn, toch gelijk moet zijn aan die van de Franstaligen. Voor het overige is zij het eens met de heer Uyttendaele en zal zij voor deze tekst stemmen.

Het voorstel van besluit werd in de commissie éénparig aangenomen.

 

Mme Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – Notre groupe n’a effectivement pas voté, car le quorum n’était pas atteint au sein de la commission, qui n’a dès lors pas pu procéder au vote. Cela prouve à nouveau l’inutilité de cette institution et nous conforte dans l’idée qu’elle doit être supprimée au plus vite.

Comme vous le savez, le Vlaams Belang est un parti indépendantiste flamand. Si d’aucuns s’interrogent sur nos motivations, ils trouveront une explication dans la proposition qui est aujourd’hui mise au vote. L’Assemblée interparlementaire Benelux est un organe de représentation au sein duquel la Belgique peut déléguer 21 membres. Dans une démocratie, on est en droit d’attendre que les règles de la proportionnalité soient respectées, notamment au sein d’organes de représentation, et que chaque groupe linguistique soit représenté proportionnellement à son importance numérique. En l’occurrence, le calcul est vite fait. Les Flamands représentent 60 % de la population. Cela signifie que sur la base d’une représentation proportionnelle équitable, nous avons droit à 13 représentants. Or l’accord de coopération nous accorde seulement 11 représentants, soit 52 % des mandats. Je pars du principe que nous n’avons pas d’illusions à nous faire sur le rôle linguistique auquel appartiendra le représentant bruxellois. Quand bien même celui‑ci serait un néerlandophone, la répartition des mandats ne serait pas équitable.

À cela s’ajoute la circonstance aggravante que les accords de coopération ne peuvent pas être dénoncés ni adaptés sans le consentement de toutes les parties. En d’autres termes, ce qui est approuvé aujourd’hui est d’emblée verrouillé. Tant que l’ordre – ou devrais‑je dire le désordre – juridique belge sera maintenu, la Flandre ne pourra jamais se distancier unilatéralement de cet accord. On est donc à nouveau en présence d’une proposition typiquement belge, caractérisée par une discrimination et le verrouillage de cette discrimination. En Belgique, les Flamands sont structurellement discriminés et sont des citoyens de seconde zone depuis 192 ans. Cela n’a pas toujours pas changé, comme le montre l’accord de coopération mis au vote. Tant que la Belgique existera, cela ne changera pas car la discrimination des Flamands est malheureusement inscrite dans l’ADN de cet État. C’est une des raisons pour lesquelles nous aspirons à l’indépendance de la Flandre et voterons résolument contre cet accord de coopération.

Mevrouw Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – Onze fractie heeft inderdaad niet meegestemd, omdat de commissie nog maar eens niet in aantal was en de stemming dus niet kon plaatsvinden. Dat bewijst opnieuw het onnut van deze instelling en staaft onze visie dat ze zo snel mogelijk moet worden afgeschaft.

Het Vlaams Belang is – dat is u niet onbekend – een Vlaamse onafhankelijkheidspartij. Wie daarvoor een verklaring wil, verwijs ik naar het voorstel dat vandaag ter stemming ligt. De Benelux Interparlementaire Assemblee is een vertegenwoordigend orgaan waarin vanuit België 21 leden mogen worden afgevaardigd. In een democratie mag men voor een vertegenwoordigend orgaan, maar ook in andere omstandigheden, toch veronderstellen dat dan de regels van de proportionaliteit worden gevolgd en dat iedere taalgroep wordt vertegenwoordigd in verhouding tot zijn getalsterkte. In dat geval is de rekensom snel gemaakt. De Vlamingen maken 60 % van de bevolking uit. Dat betekent dat wij volgens de billijke evenredige vertegenwoordiging, recht hebben op 13 vertegenwoordigers. Het samenwerkingsakkoord geeft er ons slechts 11, of 52 % van de mandaten. Ik ga er daarbij van uit dat we ons geen illusies moeten maken over de taalrol waartoe de Brusselse vertegenwoordiger zal behoren. Maar zelfs indien dat een Nederlandstalige is, dan nog is de verdeling niet evenredig, niet rechtvaardig.

Daar komt nog de verzwarende omstandigheid bij dat samenwerkingsakkoorden niet kunnen worden opgezegd of aangepast zonder de instemming van alle partners. Met andere woorden, wat nu wordt goedgekeurd, is meteen ook vergrendeld. Zolang de Belgische rechtsorde, of −wanorde, standhoudt, kan Vlaanderen daarvan nooit meer eenzijdig afstand nemen. Opnieuw ligt er dus een typisch Belgisch voorstel ter tafel dat gekenmerkt wordt door discriminatie en door de vergrendeling van de discriminatie. In België worden de Vlamingen structureel gediscrimineerd en zijn ze, al 192 jaar lang, tweederangsburgers. Dat is vandaag nog altijd niet veranderd, zoals dit samenwerkingsakkoord aantoont. Zolang België bestaat, zal dat ook niet veranderen, want de discriminatie van de Vlamingen zit helaas in het DNA van deze staat. Dat is een van de redenen waarom wij naar Vlaamse onafhankelijkheid streven en waarom wij ook volmondig tegen dit samenwerkingsakkoord zullen stemmen.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Il est heureux qu’un nouveau collègue doive prêter serment, sans quoi notre ordre du jour n’aurait compté qu’un seul point et notre réunion se serait déjà terminée après dix minutes. Je tiens néanmoins à formuler une remarque à propos de ce point. Mon groupe soutiendra cet accord de coopération, comme il l’a fait au Parlement flamand, mais en réalité, le Sénat n’est pas concerné par cet accord. Ce sont les entités fédérées et la Chambre qui désigneront les représentants à l’assemblée du Benelux. Il aura fallu sept ans pour conclure cet accord parce que le Sénat exigeait de le signer alors qu’il n’est au demeurant pas concerné.

Il aura aussi fallu sept ans parce que – et je cite les procès‑verbaux de la Conférence des présidents des Assemblées parlementaires – « plusieurs membres de la Conférence souhaitaient que l’accord dispose explicitement que le membre désigné par le Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale doit faire partie du groupe linguistique français ». Cela revient à exclure un grand nombre de membres du Parlement bruxellois. Je ne comprends donc pas que l’on ait discuté de l’introduction dans l’accord de coopération d’une mesure discriminatoire voulue par certains. Il aura fallu sept ans pour que l’on reconnaisse finalement qu’une telle disposition ne peut figurer dans l’accord parce qu’elle serait discriminatoire. On est enfin parvenu à une solution : lors de l’élection de son membre du parlement Benelux, le Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale devra tendre vers une représentation linguistique équilibrée.

Si je tenais à formuler ces deux réflexions, c’est parce qu’il est essentiel de souligner qu’il est parfois nécessaire de discuter pendant sept ans pour résoudre un problème simple et qu’en réalité, le Sénat n’aurait pas dû en débattre. Le débat s’est déjà tenu au sein du Parlement flamand et, je le suppose, au sein des autres parlements régionaux. Ce point à l’ordre du jour du Sénat était en fait superflu.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Gelukkig is er nog een eedaflegging van een collega, anders hadden we maar één punt op de agenda en was deze zitting waarschijnlijk al na 10 minuten afgelopen. Bovendien wil ik wel een bedenking uiten met betrekking tot dit punt. Voor alle duidelijkheid: mijn fractie gaat dat steunen. Wij hebben dat ook gedaan in het Vlaams Parlement, maar de Senaat is eigenlijk geen betrokken partij in dit samenwerkingsakkoord. Het zijn de deelstaten samen met de Kamer die de vertegenwoordigers in de Beneluxassemblee gaan aanduiden. Het heeft zeven jaar geduurd vooraleer dit samenwerkingsprotocol werd afgesloten, omdat de Senaat absoluut eiste dit mee te kunnen ondertekenen, terwijl hij voor de rest geen betrokken partij is.

Het heeft ook zeven jaar geduurd omdat een aantal leden wilden, en ik citeer uit de notulen van de Conferentie van de voorzitters van de Parlementaire Assemblees, “een aantal leden van de conferentie wensten dat het samenwerkingsakkoord uitdrukkelijk zou bepalen dat het lid dat door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement aangewezen wordt, deel dient uit te maken van de Franse taalgroep”. Op die manier ga je een groot aantal leden uit het Brussels Parlement daadwerkelijk uitsluiten. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat er een discussie werd gevoerd waarbij men een discriminerende maatregel wenste in te voeren in dat samenwerkingsakkoord. Het heeft zeven jaar geduurd vooraleer men uiteindelijk heeft toegegeven dat we dat er niet kunnen inschrijven omdat dat discriminerend is. Men is dan uiteindelijk geland: bij het kiezen van zijn lid voor het Beneluxparlement zal het Brussel Hoofdstedelijk Parlement moeten streven naar een taalevenwicht.

Ik wens die twee bedenkingen te maken omdat het essentieel is erop te wijzen dat er soms zeven jaar discussie nodig is om een eenvoudig probleem op te lossen en eigenlijk had dit debat ook hier niet gevoerd moeten worden. Wij hebben dat al in het Vlaams Parlement gevoerd. Ik neem aan dat ook de collega’s in het Waals Parlement en in de andere regionale parlementen dit hebben gedaan. Dit was eigenlijk een overbodig punt hier in de Senaat.

 

M. Julien Uyttendaele (PS). – Je me réfère à l’excellent rapport de notre collègue M. Anciaux et aux propos que j’ai pu tenir en commission puisqu’en réalité, nous tenons ici une grande répétition de ce que nous venons de faire il y a quelques jours.

De heer Julien Uyttendaele (PS). – Ik verwijs naar het uitstekend verslag van collega Anciaux en naar mijn uiteenzetting in de commissie, want we zijn hier in feite bezig het debat van enkele dagen geleden te herhalen.

 

M. Bert Anciaux (Vooruit). – Chers collègues, je voudrais réagir sur le fond, entre autres à l’intervention du Vlaams Belang. Pour moi – et je pense pouvoir m’exprimer au nom de mon groupe – il va de soi qu’une représentation adéquate est un élément clé de la démocratie. La représentation proportionnelle est inhérente à la démocratie : chaque voix compte de manière égale.

Monsieur Vanlouwe, sachez que le Sénat n’a pas à expédier ce sujet dans la précipitation. Je ne pense pas que les propos du Vlaams Belang soient corrects. Si nous remontons dans l’histoire, nous constatons que certaines personnes partageaient peu ou prou la même opinion. Pour la période antérieure à la Seconde Guerre mondiale, je songe à Joris Van Severen, et pour la période postérieure, les années 1960 et 1970, et certainement la période qui a immédiatement suivi la création du Vlaams Blok, je pense au fondateur Lode Claes. Ils ont plaidé pour une Belgique où prévalaient les règles de majorité. Van Severen et Claes ont tous deux affirmé que les Flamands ne devaient en fait pas militer pour l’indépendance, mais pour la Belgique, parce que c’est à ce niveau que les Flamands sont majoritaires et qu’ils peuvent donc décider de tout. C’est très frappant, car ils étaient tous deux issus du nationalisme flamand ou en faisaient encore pleinement partie. Jadis, les membres du nationalisme flamand n’étaient donc pas tous de fervents partisans de l’indépendance ou de nouvelles réformes de l’État. Non, certains voulaient faire marche arrière : « Abolissons tout ce qui existe et laissons la Belgique décider au niveau fédéral, c’est la meilleure garantie pour que les Flamands ne soient pas discriminés ».

Supposons que nous allions effectivement vers une Flandre indépendante. Dans cette hypothèse, comment composerons‑nous le Conseil Benelux ? Je peux vous garantir que cela nécessitera de très longues discussions. Il faudra résoudre la question au sein de la Belgique actuelle. Les Pays‑Bas et le Luxembourg n’interviendront pas. Ils diront que si nous voulons scinder la Belgique, nous n’avons qu’à nous mettre d’accord entre nous sur la manière de composer le Conseil Benelux. Il se peut alors que nous en discutions à nouveau pendant plusieurs décennies pour en arriver probablement à une répartition dans laquelle autant de sièges seront attribués à la Flandre, autant à la Wallonie, autant à Bruxelles, et ainsi de suite. Est‑ce que cela sera alors proportionnellement correct ? Je ne le crois pas. Dans ce pays, la scission entraîne toujours moins de proportionnalité. Si nous nous intéressons vraiment à la composition démocratique des organes soumise à notre suffrage, ce vote devrait d’emblée être le plus large possible, car plus nous nous scindons, plus nous courons le risque que seuls les plus grands partis soient représentés. Mais cette surreprésentation des plus grands partis n’est pas la seule en cause, nous n’aurons en outre aucune certitude d’une meilleure représentation de la proportionnalité entre les groupes linguistiques. Il faut y réfléchir. Supposons que nous nous séparions, quid de la proportionnalité ? Le Vlaams Belang pèsera bien davantage dans ce Conseil Benelux. Plus nous nous diviserons, plus nous renforcerons la représentation des grands partis au sein du Conseil Benelux.

Imaginons que le Sénat, en tant que représentant de toutes ces entités fédérées, doive décider de la composition de la délégation, à l’instar de celle du Conseil de l’OTAN ou du Conseil de l’Europe. Cela garantirait‑il une meilleure proportionnalité entre néerlandophones et francophones ? Cela se pourrait, je ne l’ai pas calculé, mais je sais en tout cas que la proportionnalité ne serait pas absolue, car le système D’Hondt favorise les grands partis. La répartition prévue par le présent accord de coopération n’est pas proportionnelle à la taille de la population. Cependant, je ne considère pas qu’au Sénat, par exemple, une représentation proportionnelle entre néerlandophones et francophones soit essentielle en soi. Au Sénat américain, chaque État est représenté de manière égale. Chaque État y dispose de deux sénateurs, qu’il s’agisse d’États comptant des millions d’habitants, qui envoient quarante ou cinquante représentants à la Chambre des représentants, ou de mini‑États qui recensent à peine un million d’habitants et ne disposent que d’un seul représentant à la Chambre. Dans un pays fédéral comme le nôtre, dans lequel différents équilibres entrent en jeu, est‑il incorrect d’attribuer le même nombre de sièges aux uns et aux autres dans une assemblée donnée ? En soi, je ne le pense pas, pour autant qu’il existe des règles garantissant le respect de chaque entité.

Nous pourrions discuter très longtemps de proportionnalité, mais il est un peu trop facile de présenter l’indépendance comme le remède miracle. Je n’y crois pas, parce que cela reviendrait à discuter de la représentation entre les États.

Nous pourrions effectivement débattre de la question de savoir si la représentation prévue par l’accord de coopération est correcte. Nous l’avons fait pendant des années et je ne souhaite plus m’engager sur cette voie. À mon avis, ce que M. Vanlouwe a dit dans sa présentation est fondamental, et M. Uyttendaele l’a également souligné : il n’est permis de discriminer aucun groupe linguistique au sein d’une des composantes. En outre, la composition du Conseil Benelux est assez équilibrée. Je ne pense pas non plus que la proportionnalité soit la chose qui importe le plus. L’essentiel est que chaque entité fédérée soit suffisamment représentée pour que toutes les idéologies soient également représentées au sein de ces parlements. C’est là que réside un problème qui, selon moi, est plus important que celui auquel Mme Blancquaert a fait référence, à savoir qu’en appliquant le système D’Hondt encore et encore, seuls les grands partis sont représentés, ce qui revient à écarter les différentes entités et nuances de la société. Cela ne sert pas la démocratie. Pourtant, ce problème n’est généralement pas pris en compte de manière suffisante.

C’est pourquoi, suite à la discussion sur le Parlement Benelux, je soutiens que nous devrions également réfléchir, au Sénat, à la manière dont nous déléguons notre représentation internationale. Plutôt que de la ‘saucissonner’, comme par le passé, en envoyant séparément un ou deux représentants, nous devrions nous concerter et tenir compte de la représentation proportionnelle de chaque tendance au sein du Parlement. Cela servirait davantage la démocratie plutôt que d’ergoter, comme nous le faisons, sur la question de savoir s’il faut ou non un néerlandophone de plus. Si globalement, les néerlandophones sont suffisamment représentés au Parlement Benelux, plus aucune décision allant fondamentalement à l’encontre des intérêts d’une partie importante de cette assemblée ne pourra être prise. De même, rien ne sera jamais approuvé au Parlement Benelux si les Pays‑Bas, la Flandre ou le Luxembourg mettent leur veto. Dans une telle assemblée, les décisions se prennent par consensus, dans un esprit d’égalité et de respect mutuel.

De heer Bert Anciaux (Vooruit). – Collega’s, ik wil even inhoudelijk reageren op onder meer de tussenkomst van Vlaams Belang. Ik vind – en ik denk dat ik namens mijn fractie mag spreken – een correcte vertegenwoordiging uiteraard een absoluut onderdeel van democratie. Evenredige vertegenwoordiging is een belangrijk onderdeel van democratie: elke stem is evenveel waard.

Dit onderwerp hoeft in de Senaat niet op een drafje afgewerkt te worden, collega Vanlouwe. Ik denk niet dat wat het Vlaams Belang zegt, correct is. Als we even in de geschiedenis teruggaan, zien we een aantal mensen die een beetje op dezelfde golflengte zaten. Zo was er vóór de tweede Wereldoorlog Joris Van Severen, en in de periode na de tweede Wereldoorlog, de jaren zestig en zeventig en zeker ook in de beginperiode na de oprichting van het Vlaams Blok, was er de oprichter Lode Claes. Zij pleitten voor een België waar meerderheidsregels golden. Zowel Van Severen en Claes stelden dat de Vlamingen eigenlijk niet moesten ijveren voor onafhankelijkheid, maar voor België, omdat op dat niveau de Vlamingen in de meerderheid zijn en ze dus alles kunnen beslissen. Zeer frappant, want beiden kwamen uit het Vlaams‑nationalisme of zaten er nog volledig in. Binnen het Vlaams‑nationalisme is dus niet iedereen in het verleden altijd grote voorstander geweest van onafhankelijkheid of van verdere staatshervormingen. Neen, sommigen wilden terugkeren: “Schaf alles af wat er bestaat en laat België federaal beslissen, dat is de beste waarborg, de beste garantie voor de Vlamingen dat ze niet gediscrimineerd zouden worden.”

Stel u voor dat we inderdaad naar een onafhankelijk Vlaanderen zouden gaan. Hoe zal men dan de Beneluxraad samenstellen? Ik kan u garanderen dat dat heel wat discussie zal vergen. Men gaat dat binnen het huidige België moeten oplossen. Nederland en Luxemburg zullen zich daar niet mee bemoeien. Zij zullen zeggen dat, als wij België willen splitsen, we maar onder elkaar moeten afspreken hoe we de Beneluxraad gaan samenstellen. We kunnen daar dan opnieuw enkele decennia over discussiëren en waarschijnlijk komt men dan tot een verdeling waarin zoveel plaatsen aan Vlaanderen worden gegeven, zoveel plaatsen aan Wallonië, zoveel plaatsen aan Brussel, enzovoort. Zal dat dan proportioneel correct zijn? Dat geloof ik niet. In dit land zorgt opsplitsen altijd voor minder proportionaliteit. Als men echt geïnteresseerd is in de democratische samenstelling van de organen waarover hier wordt gestemd, dan zou die stemming meteen zo ruim mogelijk moeten gebeuren, want hoe meer men opsplitst, hoe meer kans er is dat alleen de grootste partijen vertegenwoordiging krijgen. Het gaat niet alleen om de grootste partijen, maar het is bovendien helemaal niet zeker dat de evenredigheid tussen de taalgroepen het best vertegenwoordigd zal zijn. Daarover moet men eens nadenken. Stel dat men opsplitst, hoe gaat dan de proportionaliteit zijn? Het Vlaams Belang wordt veel groter in die Beneluxraad. Hoe meer er wordt opgesplitst, hoe beter de grote partijen vertegenwoordigd worden in de Beneluxraad.

Stel u voor dat de Senaat, als vertegenwoordiger van al die deelgebieden, instaat voor de samenstelling van de delegatie, op dezelfde wijze als voor de samenstelling van de NAVO‑Raad of de Raad van Europa. Zal dat zorgen voor een betere proportionaliteit Vlaams‑Frans? Dat zou kunnen, ik heb het niet uitgerekend, maar ik weet in elk geval wel dat het niet voor evenredigheid zal zorgen, want het systeem D’Hondt bevoordeelt de grote partijen. De verdeling uit het voorliggende samenwerkingsakkoord is niet proportioneel op basis van het bevolkingsaantal. Een evenredige vertegenwoordiging van Nederlandstaligen en Franstaligen vind ik, in de Senaat bijvoorbeeld, op zich echter niet essentieel. In de Amerikaanse Senaat is elke Staat evenwaardig vertegenwoordigd. Elke staat heeft er twee senatoren, of het nu gaat om staten met miljoenen inwoners, die veertig of vijftig vertegenwoordigers naar het Huis van afgevaardigden sturen, of om ministaatjes die aan amper één miljoen inwoners en één afgevaardigde voor het Huis komen. Is het in een federaal land zoals het onze, waarin verschillende evenwichten gelden, verkeerd om in een bepaalde vergadering elkaar evenveel zetels toe te kennen? Op zich vind ik dat niet, als er regels gelden van respect voor elk van de onderdelen.

We kunnen over proportionaliteit heel veel discussiëren, maar het is een beetje te gemakkelijk om onafhankelijkheid als dé oplossing voor het probleem van de proportionaliteit naar voren te schuiven. Daar geloof ik niet, want dan krijgen we een discussie over de vertegenwoordiging tussen de staten onderling.

We kunnen inderdaad discussiëren over de vraag of de vertegenwoordiging die in het samenwerkingsakkoord is opgenomen, correct is. Dat heeft men ook jaren aan een stuk gedaan en ik zal me niet opnieuw op dat pad begeven. Wat collega Vanlouwe in zijn uiteenzetting zei, is volgens mij fundamenteel, en ook collega Uyttendaele heeft erop gewezen: binnen een van de onderdelen kan men geen enkele taalgroep discrimineren. Verder is de samenstelling van de Beneluxraad vrij evenwichtig. Ik vind evenredigheid ook niet het belangrijkste. Wel belangrijk is dat elk deelgebied voldoende vertegenwoordigd wordt zodat ook alle strekkingen binnen die parlementen vertegenwoordigd zijn. Daar ligt een probleem dat volgens mij groter is dan wat mevrouw Blancquaert aanhaalt, namelijk dat door het keer op keer op keer toepassen van het systeem D’Hondt alleen grote partijen vertegenwoordigd zijn en de verschillende entiteiten en nuances in de samenleving worden weggeduwd. Daar is de democratie niet mee gediend. Dat probleem krijgt echter doorgaans onvoldoende aandacht.

Daarom pleit ik ervoor om, naar aanleiding van de discussie over het Beneluxparlement, ook in de Senaat na te denken over hoe we onze internationale vertegenwoordiging afvaardigen. Dat we dat niet ‘saucissonneren’ zoals in het verleden, met telkens één of twee vertegenwoordigers apart, maar dat we dat samen doen en rekening houden met de evenredige vertegenwoordiging van elke strekking in het parlement. Dat zou de democratie meer dienen dan een discussie nu over de vraag of er één Nederlandstalige meer moet zijn of niet. Als de Nederlandstaligen in globo in het Beneluxparlement voldoende vertegenwoordigd zijn, kan er nooit een beslissing worden genomen die fundamenteel ingaat tegen de belangen van een belangrijk onderdeel ervan. In het Beneluxparlement zal ook nooit iets worden goedgekeurd als Nederland ‘njet’ zegt, als Vlaanderen ‘njet’ zegt, als Luxemburg ‘njet’ zegt. In zo’n parlement wordt in consensus beslist en gezocht naar evenwaardigheid en respect voor elkaar.

 

Mme Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – En cas d’indépendance, la Flandre sera un État autonome et je conseille à M. Anciaux de chercher la signification exacte de ce terme. La Flandre est la Flandre et nous ne sommes pas en Amérique. Si la Flandre devient indépendante, nous réclamerons notre dû. M. Anciaux nous a livré toute une analyse sur ce qu’il fallait entendre par représentation correcte, en soulignant que celle‑ci était un élément clé de notre démocratie. La proposition à l’examen aujourd’hui est en tous points contraire à la vision qu’il vient d’exposer pendant un quart d’heure.

J’ignore si vous savez compter, Monsieur Anciaux, mais avec cette représentation que l’on nous propose, les Flamands seront une nouvelle fois lésés. Même avec le représentant néerlandophone issu de Bruxelles, nous n’en serons encore qu’à une représentation de 52 % des néerlandophones dans ce pays alors qu’en réalité, nous aurions droit à une représentation d’au moins 60 %. Vos calculs sont aussi exacts que ceux de vos collègues du gouvernement Vivaldi. La meilleure garantie pour les Flamands est une Flandre indépendante dans laquelle nous ne serons plus soumis à des institutions comme celle‑ci.

Mevrouw Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – Bij onafhankelijkheid is Vlaanderen een autonome staat en ik raad de heer Anciaux aan dat woord eens op te zoeken en te kijken waar het exact voor staat. Vlaanderen is Vlaanderen en het is hier Amerika niet. Bij een Vlaamse onafhankelijkheid eisen wij dan ook ons evenredig deel op. De heer Anciaux heeft hier een hele analyse naar voren gebracht over een correcte vertegenwoordiging en heeft gesteld dat dat een absoluut onderdeel is van onze democratie. Het voorstel dat hier voorligt, staat volledig haaks op alles wat hij hier nu juist gedurende een kwartier heeft verkondigd.

Ik weet niet hoe het gesteld is met uw rekenen, collega Anciaux, maar met die vertegenwoordiging die men hier wil doorvoeren, wordt opnieuw de Vlaming achteruitgeschoven. Zelfs met de Nederlandstalige vertegenwoordiger vanuit Brussel komen we nog maar op een 52 %−vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in dit land, terwijl we eigenlijk recht hebben op minstens 60 %. Uw rekenen is al even goed als dat van uw collega’s binnen de Vivaldi‑regering. De beste garantie voor de Vlamingen is een onafhankelijk Vlaanderen waarbij we niet langer onderworpen worden aan instituten als deze.

 

M. Bert Anciaux (Vooruit). – Permettez‑moi de formuler encore une réflexion, Madame Blanquaert, car le sujet me tient particulièrement à cœur. L’un des problèmes qui se posent en l’espèce est justement la représentation de Bruxelles. Qu’en sera‑t‑il de Bruxelles si la Flandre devient indépendante ? Allez‑vous occuper Bruxelles et fermer le ring manu militari ? C’est très simple : tant que la Flandre ne collabore pas avec Bruxelles d’une manière correcte et efficace, ce lien ne fera que se déliter davantage. Ma première préoccupation est que la solidarité entre Bruxelles et la Flandre, mais aussi entre Bruxelles et la Communauté française demeure optimale. Avec les positions que vous défendez ici, vous ne ferez que l’affaiblir au lieu de la renforcer. Les Flamands de Bruxelles n’ont que faire de vos déclarations tonitruantes sur l’indépendance. Mais la question est de savoir si vous vous préoccupez réellement de leur sort.

De heer Bert Anciaux (Vooruit). – Ik heb nog één bedenking. U weet, mevrouw Blanquaert, ik ben daar zeer gevoelig voor. Eén van de problemen die hier aan bod komen is net de vertegenwoordiging vanuit Brussel. Wat met Brussel bij een onafhankelijk Vlaanderen? Gaat u gewapenderhand Brussel bezetten en de ring afsluiten? Het is heel simpel, zolang Vlaanderen niet met Brussel op een zeer correcte en goede wijze samenwerkt, gaat die band altijd minder en minder sterk zijn. Het is absoluut mijn betrachting dat de verbondenheid tussen Brussel en Vlaanderen, maar ook, voor alle duidelijkheid, tussen Brussel en de Franse Gemeenschap groot blijft. Met zo’n discussies die u voert, gaat die nooit groter worden, maar integendeel alleen maar afzwakken. De Vlamingen in Brussel hebben op dit ogenblik geen belang bij stoere woorden rond onafhankelijkheid. Maar ik weet niet of u echt inzit met de Vlamingen in Brussel.

 

Mme Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – Vous essayez, Monsieur Anciaux, de diluer la discussion dans un débat sur les avantages et les inconvénients d’un État indépendant. Il ne s’agit même pas de cela ici. Personne n’a fait ce lien, si ce n’est vous. Mais, si vous êtes d’accord, chers collègues, pour que nous étoffions le maigre agenda du Sénat en débattant, une fois n’est pas coutume, d’un sujet intéressant, nous pourrions parfaitement mettre en place une commission et débattre de ce qu’il adviendra de Bruxelles. De notre côté, nous avons déjà de magnifiques projets. Nous savons comment nous allons procéder pour rendre la Flandre indépendante et j’ai hâte d’en discuter avec vous.

Mevrouw Adeline Blancquaert (Vlaams Belang). – Collega Anciaux, u probeert hier het hele debat een beetje te verdrinken in een debat over pro of contra een onafhankelijke staat. Daarover gaat het hier zelfs niet. Niemand heeft die link gelegd, u hebt die gelegd. Maar collega’s, als we de agenda dan toch iets langer willen maken dan dat hij nu is, als we dan toch iets nuttigs willen bespreken in de Senaat, wat momenteel niet gebeurt, wil ik daar gerust een commissie over samenstellen. Laat ons eens debatteren over wat er gaat gebeuren met Brussel. Wij hebben alvast enorm goede plannen. Wij weten alvast hoe we Vlaanderen onafhankelijk gaan maken en ik kijk er al naar uit om het debat samen met u te kunnen voeren.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Je trouve en fait que le débat est devenu intéressant. Bien entendu, la discussion ne porte quasiment pas sur le contenu de l’accord de coopération ; c’est maintenant un débat institutionnel, dans lequel j’ai, moi aussi, envie d’intervenir évidemment. Lors des débats concernant des résolutions ou des rapports d’information, la conclusion, ou du moins notre analyse, est à chaque fois que « ce débat ne doit pas être mené ici puisque le Sénat n’a pas de raison d’être » ou que « nous avons déjà tenu ce débat dans l’une des entités fédérées ou à la Chambre ». Toutefois, aujourd’hui, le débat porte à peu de chose près sur la fin de la Belgique, et je trouve cela très intéressant. Nous avons effectivement déjà organisé une commission mixte en la matière dans cet hémicycle. Mais alors que nous parlons précisément du Conseil Benelux, M. Anciaux embraye sur la fin de la Belgique. Il évoque des figures de l’histoire, ce qui est particulièrement intéressant selon moi. Il cite également Joris Van Severen qui, je crois, lorsqu’il siégeait au Parlement, a déclaré un jour : « la Belgique, qu’elle crève »… Monsieur Anciaux, vous auriez peut‑être pu citer ces propos également.

Je me suis donc dit que nous allions peut‑être entendre ici l’éloge funèbre de la Belgique. En fin de compte, il est question d’un accord de coopération. Nous allons soutenir cet accord, parce que nous pensons que c’est un bon accord. Il y aura d’ailleurs une réunion de commission du Parlement Benelux tout à l’heure. Nous pensons que cet accord de coopération est nécessaire. On peut naturellement trouver à redire à un élément de cette coopération, à la composition de la délégation et au fait que les francophones veulent effectivement introduire des mesures discriminatoires dans cet accord de coopération. Les partis qui étaient favorables, en l’occurrence, à des mesures discriminatoires à l’encontre des Flamands de Bruxelles sont précisément ceux qui dénoncent généralement les discriminations. Je serais ravi de mener un débat, non seulement sur la fin du Sénat comme on le fait d’ordinaire quand la discussion se rapproche du sujet, mais aussi sur l’avenir du pays. Nous nous trouvons en réalité dans un statu quo, où les blocages sont nombreux. Je constate que les groupes MR et Open Vld ont déjà des difficultés à s’entendre et que des frictions existent dans la famille libérale. J’observe la même chose dans d’autres partis ou familles politiques.

En fin de compte, cet accord de coopération constitue, selon nous, une bonne base pour d’autres institutions internationales, au sein desquelles nous pensons que la Flandre, la Wallonie et les autres entités peuvent avoir une représentation à leur niveau sans devoir passer par le Sénat. C’est aussi pour cette raison que nous soutiendrons la proposition. J’espère toutefois que nous aurons encore l’occasion de mener un débat de qualité sur l’avenir de ce pays, afin que l’on puisse en finir avec ce statu quo, ces blocages, ces veto, ces conflits de compétences et d’intérêts qui surgissent sans cesse, et ce Comité de concentration où les armoires sont pleines de dossiers en attente, et pour que l’on accorde une autonomie maximale à la Flandre et évidemment aussi à la Wallonie, avec un statut spécifique pour Bruxelles et nos amis de la Communauté germanophone.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik vind het eigenlijk een interessant debatje geworden. Het gaat natuurlijk weer amper over de inhoud van het samenwerkingsakkoord maar het wordt een institutioneel debat. Dan voel ik mij natuurlijk ook geroepen om tussen te komen. In de debatten over resoluties of informatieverslagen is de conclusie of toch minstens onze analyse dan steeds “dat debat hoort hier niet thuis want de Senaat is overbodig”, of “we hebben dit debat al gevoerd in één van de deelstaten, of in de Kamer”. Maar nu gaat het debat bijna over het einde van België en dat vind ik natuurlijk bijzonder interessant. We hebben hier inderdaad ook al de gemengde commissie gehad. Maar net wanneer we spreken over de Beneluxraad begint collega Anciaux in het debat over het einde van België. Hij verwijst naar figuren uit de geschiedenis en ik vind dat bijzonder interessant. Hij verwijst ook naar Joris Van Severen. Ik geloof dat Joris Van Severen toen hij in het Parlement zat, ooit gezegd heeft “la Belgique, qu’elle crève”… Misschien had u dat ook in uw citaat kunnen opnemen.

Ik dacht dus dat we hier misschien een rouwrede zouden horen over België. Uiteindelijk gaat het toch over een samenwerkingsakkoord. Dat samenwerkingsakkoord gaan wij steunen, omdat wij denken dat het goed is. Er is straks trouwens een commissievergadering van het Beneluxparlement. Maar wij denken dat het samenwerkingsakkoord nodig is. Er is natuurlijk dat inhoudelijke punt over die samenwerking, over de samenstelling, en over het feit dat Franstaligen inderdaad discriminerende maatregelen in dat samenwerkingsprotocol willen opnemen. Het waren ook de partijen die meestal reageren tegen discriminatie die hier voorstander waren van discriminerende maatregelen ten aanzien van de Vlamingen in Brussel. Ik zou heel graag een debat houden, niet alleen over het einde van de Senaat, zoals dat meestal gebeurt wanneer er raakpunten zijn, maar ook over de toekomst van het land. We zitten nu eigenlijk in een status quo, we stellen vast dat er heel wat blokkeert. Ik stel vast dat de MR‑fractie en de Open Vld‑fractie het al moeilijk hebben om nog samen door de deur te gaan. Er zijn daar bepaalde wrijvingen binnen de liberale familie. Ik stel dat ook vast in andere partijen of families.

Het komt erop neer dat dit samenwerkingsakkoord voor ons een goede basis is voor andere internationale instellingen, waar wij denken dat we vanuit de deelstaten, Vlaanderen, Wallonië en de andere entiteiten, ook een vertegenwoordiging kunnen hebben, zonder dat dit onrechtstreeks gebeurt via de Senaat. Dat is ook de reden waarom wij dit gaan steunen. Maar ik hoop zeker nog eens een goed debat te houden over de toekomst van dit land, zodat we eindelijk van die stilstand, die blokkeringen, die veto’s, die bevoegdheidsconflicten, die belangenconflicten die voortdurend ontstaan, het Overlegcomité waar de koelkast vol zit met allerlei dossiers, kunnen afkomen en dat er een maximale autonomie komt voor Vlaanderen en uiteraard ook voor Wallonië, met een specifiek statuut voor Brussel en voor onze vrienden van de Duitstalige Gemeenschap.

 

M. Rik Daems (Open Vld). – Je voudrais simplement réfuter ce qui vient d’être dit. Au MR et à l’Open Vld, nous nous entendons à merveille. Nous irons d’ailleurs boire un verre ensemble tout à l’heure, comme c’était prévu il y a quelque temps déjà. Mais, rassurez‑vous, sur le sujet qui nous occupe, nous sommes sur la même longueur d’onde.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Ik wil gewoon even kort tegenspreken wat zopas is gezegd. Wij komen bijzonder goed overeen, MR en Open Vld. Wij gaan straks trouwens samen iets drinken, dat was al lang afgesproken. Wat dat betreft, maak u geen zorgen, wij staan op één lijn.

 

M. Gregor Freches (MR). – Ich werde in Deutsch heute reden, denn eben ist auch der Begriff der Deutschsprachigen Gemeinschaft gefallen. Es ist eine sehr interessante Diskussion. Damit man auch uns in diesem ganzen Gebilde nicht vergisst, auch wenn wir nur 0,8 Prozent der Bevölkerung ausmachen, ist der Senat die einzige Stelle, wo unser Platz in Belgien fest verankert ist. Das ist in der Kammer nicht der Fall. Ich erlaube mir, darauf hinzuweisen, dass es nicht um die Anzahl der Bevölkerung geht, sondern um die föderale Struktur des belgischen Staates.

De heer Gregor Freches (MR). – Ich werde in Deutsch heute reden, denn eben ist auch der Begriff der Deutschsprachigen Gemeinschaft gefallen. Es ist eine sehr interessante Diskussion. Damit man auch uns in diesem ganzen Gebilde nicht vergisst, auch wenn wir nur 0,8 Prozent der Bevölkerung ausmachen, ist der Senat die einzige Stelle, wo unser Platz in Belgien fest verankert ist. Das ist in der Kammer nicht der Fall. Ich erlaube mir, darauf hinzuweisen, dass es nicht um die Anzahl der Bevölkerung geht, sondern um die föderale Struktur des belgischen Staates.

 

Je m’exprimerai en allemand aujourd’hui, puisque l’on vient de parler de la Communauté germanophone. La discussion est très intéressante. Pour nous assurer de ne pas être oubliés dans l’ensemble, même si nous ne représentons que 0,8 % de la population, le Sénat est le seul endroit où notre place au sein de la Belgique est ancrée. Ce n’est pas le cas à la Chambre. Je me permets de souligner que cette représentation ne découle pas des chiffres de population, mais de la structure fédérale de l’État belge.

Ik zal vandaag in het Duits spreken, want zojuist is het begrip Duitstalige Gemeenschap ter sprake gekomen. Het is een zeer interessante discussie. Om ervoor te zorgen dat wij in dit geheel niet worden vergeten, ook al maken we slechts 0,8 procent van de bevolking uit, vormt de Senaat de enige plek waar onze plaats in België stevig verankerd is. Dat is niet het geval in de Kamer. Ik ben zo vrij erop te wijzen dat deze vertegenwoordiging niet voortvloeit uit het aantal inwoners, maar uit de federale structuur van de Belgische Staat.

 

Mme la présidente. – Chers collègues, il règne une certaine confusion quant à la raison pour laquelle l’accord de coopération doit être approuvé par le Sénat alors que nous ne déléguons aucun membre. Ainsi qu’il est indiqué aussi dans les développements de la proposition de décision, l’accord de coopération n’est juridiquement valide que s’il est approuvé aussi par le Sénat, car c’est ce que prescrit le Traité Benelux. Celui‑ci stipule que la délégation belge est composée de membres du parlement fédéral, c’est‑à‑dire la Chambre et le Sénat, et des parlements des entités fédérées. Nous devons donc approuver l’accord de coopération et accepter l’idée que nous ne déléguions pas nous‑mêmes des membres. C’est un point que je tenais quand même à souligner.

De voorzitster. – Collega’s, er blijkt enige verwarring te zijn waarom het samenwerkingsakkoord in de Senaat moet worden goedgekeurd, terwijl we geen leden afvaardigen. Zoals ook in de toelichting bij het voorstel van besluit staat aangegeven, is het samenwerkingsakkoord pas rechtsgeldig als het ook door de Senaat is goedgekeurd, omdat het Beneluxverdrag dat voorschrijft. Dat bepaalt dat de Belgische delegatie wordt samengesteld uit leden van het federale parlement, dat wil zeggen Kamer én Senaat, en de deelstaatparlementen. Wij moeten het samenwerkingsakkoord dus goedkeuren en er zo mee instemmen dat we zelf geen leden afvaardigen. Dat wilde ik toch even benadrukken.

 

  La discussion est close.

  De bespreking is gesloten.

 

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de décision.

  De stemming over het voorstel van besluit heeft later plaats.

 

Prise en considération de propositions

Inoverwegingneming van voorstellen

 

Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique.

Y a‑t‑il des observations ?

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld.

Zijn er opmerkingen?

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Madame la présidente, la liste des propositions à prendre en considération contient des propositions intéressantes que vous avez déposées concernant la cessation du mandat parlementaire en vue de remédier à un problème déterminé. Cette liste comporte également une proposition de révision de la Constitution déposée par mon groupe en vue de déclarer ouvertes à révision toutes les dispositions de la Constitution qui ont trait au Sénat.

Mais à côté des propositions précitées, on retrouve à nouveau des propositions de résolution diverses « visant à développer les technologies de l’intelligence artificielle médicale », « encourageant une double transition accélérée vers une économie plus verte et plus numérique » ou encore « visant à prendre des mesures pour lutter contre les deepfakes ». Une fois encore, je me demande si ces thématiques ont leur place au Sénat. Ne relèvent‑elles pas des compétences de la Chambre ou des parlements des entités fédérées ? Par ailleurs, je ne lis nulle part que ces thématiques seraient à l’intersection des niveaux fédéral et régional. Je ne sollicite en aucun cas un vote sur les propositions à prendre en considération, mais j’aimerais néanmoins attirer l’attention sur le scénario de dégraissage du Sénat qui a été évoqué il y a un mois par le gouvernement Vivaldi. Celui‑ci demande au Sénat d’élaborer un plan pour une transition vers une institution exerçant un nombre limité de fonctions et, dès à présent, de se concentrer uniquement sur ses tâches essentielles. Les propositions de résolution relèvent‑elles vraiment des compétences du Sénat ? Permettez‑moi de souligner qu’en vertu de l’article 54 du Règlement, vous êtes habilitée à apprécier la recevabilité d’une proposition. En cas de doute, la recevabilité peut être appréciée par le Bureau après avis de la commission. J’espère que vous veillerez, comme le demande le gouvernement, à ce que le Sénat se concentre effectivement sur ses tâches essentielles.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mevrouw de voorzitster, op de lijst met in overweging te nemen voorstellen staan interessante voorstellen van u met betrekking tot de beëindiging van het parlementair mandaat, die inderdaad een bepaald probleem moeten oplossen. De lijst bevat ook een voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet, van mijn fractie, om alle grondwetsbepalingen met betrekking tot de Senaat voor herziening vatbaar te verklaren.

Daarnaast echter bevat de lijst natuurlijk ook weer diverse voorstellen van resoluties, namelijk ‘om artificiële intelligentie in de geneeskunde te ontwikkelen’, ‘tot aanmoediging van een versnelde omschakeling naar een groenere en digitalere economie via Twin Transition’, ‘om maatregelen te nemen tegen deepfakes’. Opnieuw vraag ik me af of deze zaken in de Senaat thuishoren. Behoren ze niet tot de bevoegdheid van de Kamer of van de deelstaatparlementen? Ik lees ook nergens dat er een raakvlak zou zijn tussen het federale en het regionale niveau. Ik vraag zeker geen stemming over de in overweging te nemen voorstellen, maar wil er wel op wijzen dat de Vivaldi‑regering een maand geleden over een “afbouwscenario” voor de Senaat sprak. Daarbij vraagt de regering de Senaat een plan uit te werken voor een transitie naar een instelling met een beperkt aantal functies en zich nu reeds enkel op zijn essentiële taken te concentreren. Behoren de resoluties werkelijk tot de bevoegdheid van de Senaat? Ik wil u er dan ook op wijzen dat u volgens artikel 54 van het Reglement eigenlijk de bevoegdheid hebt om over de ontvankelijkheid van een voorstel te oordelen. Bij twijfel kan het Bureau daarover oordelen na advies van de commissie. Ik hoop dat u, rekening houdend met wat de regering oplegt, ervoor zult zorgen dat de Senaat effectief op zijn kerntaken terugplooit.

 

M. Bert Anciaux (Vooruit). – Sans vouloir aborder la question sur le fond, je tiens quand même à souligner, Monsieur Vanlouwe, que dans une démocratie parlementaire, un gouvernement n’a pas à dire à un parlement ce qu’il doit faire. Il peut lui demander quelque chose – ce qu’il fait d’ailleurs – mais pas lui imposer.

De heer Bert Anciaux (Vooruit). – Op de grond van de zaak wil ik nu niet ingaan, maar ik wil er wel op wijzen, mijnheer Vanlouwe, dat het in een parlementaire democratie niet de taak van een regering is om een parlement iets op te leggen. De regering kan een parlement iets vragen – en dat heeft ze ook gedaan – niet iets opleggen.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – J’aimerais dire ceci à M. Anciaux : vous savez très bien que votre groupe a approuvé la déclaration sur l’état de l’Union du premier ministre De Croo. Je présume dès lors que votre parti adhère à ce que le gouvernement Vivaldi a dit à l’époque. Aujourd’hui, vous nous dites qu’en fin de compte, vous n’êtes pas vraiment d’accord et que vous allez vous forger votre propre opinion. Or, le gouvernement Vivaldi a bel et bien demandé cela et il y a eu une déclaration, notamment de votre groupe, en faveur de cette demande.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik wil het volgende zeggen aan de heer Anciaux: u weet heel goed dat uw fractie onder andere die verklaring over de State of the Union van premier De Croo heeft goedgekeurd. Ik neem aan dat uw partij dus instemt met wat toen door de federale Vivaldi‑regering is gezegd. Nu zegt u hier eigenlijk: we gaan daar toch niet mee akkoord, we gaan ‘ons goesting doen’. Maar de Vivaldi‑regering heeft dat wel degelijk gevraagd en er is een verklaring gekomen van onder meer uw fractie, waarin die vraag werd gesteund.

 

M. Bert Anciaux (Vooruit). – Vous le dites vous‑même : le gouvernement a demandé. Mais demander ne veut pas dire imposer. Vous avez parlé du fait d’imposer quelque chose.

De heer Bert Anciaux (Vooruit). – U zegt het zelf: het is gevraagd. Men kan iets vragen, dat betekent niet opleggen. U sprak over iets opleggen.

 

Mme Sabine Laruelle (MR). – Je voudrais juste poser une question à M. Vanlouwe : votre parti a‑t‑il soutenu la déclaration et la note du gouvernement à la Chambre ? Ou a‑t‑il voté contre ? Le seul qui se contredit ici, in fine, c’est vous.

Mevrouw Sabine Laruelle (MR). – Ik wou enkel een vraag stellen aan de heer Vanlouwe: heeft uw partij de verklaring en de nota van de regering aan de Kamer gesteund? Of heeft ze tegen gestemd? De enige die zichzelf uiteindelijk tegenspreekt, dat bent u.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Nous sommes effectivement favorables au plan d’économie et de transition du Sénat ainsi qu’à la limitation de ses compétences ; ce plan demande très explicitement de réaliser une économie de 7,5 millions d’euros, respectivement en 2023 et en 2024. J’attends toujours de voir les propositions dans ce sens.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Dat onderdeel, het besparings- en het transitieplan van de Senaat, de beperking van de bevoegdheden van de Senaat, dat steunen wij inderdaad, en daarin is heel uitdrukkelijk gevraagd om voor 2023, 7,5 miljoen euro te besparen en voor 2024 ook 7,5 miljoen euro te besparen. Ik kijk nog altijd uit naar de voorstellen om die besparingen door te voeren.

 

Composition des commissions

Samenstelling van de commissies

 

Mme la présidente. – Le Sénat est saisi de demandes tendant à modifier la composition de certaines commissions :

De voorzitster. – Bij de Senaat zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van bepaalde commissies:

 

Commission des Affaires institutionnelles :

Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden:

 

  M. László Schonbrodt remplace M. Samuel Nemes comme membre.

  De heer László Schonbrodt vervangt de heer Samuel Nemes als lid.

 

Commission du Renouveau démocratique, de la Citoyenneté et des Affaires internationales :

Commissie voor de Democratische Vernieuwing, Burgerschap en Internationale Aangelegenheden:

 

  M. László Schonbrodt remplace M. Samuel Nemes comme membre.

  De heer László Schonbrodt vervangt de heer Samuel Nemes als lid.

 

Comité d’avis fédéral chargé des Questions européennes :

Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden:

 

  M. László Schonbrodt remplace M. Samuel Nemes comme membre effectif.

  De heer László Schonbrodt vervangt de heer Samuel Nemes als effectief lid.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

Votes

Stemmingen

 

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

 

Proposition de décision d’assentiment à l’accord de coopération du 5 juillet 2022 entre l’autorité fédérale, les Régions et les Communautés relatif à la composition de la délégation belge à l’Assemblée interparlementaire Benelux (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑383)

Voorstel van besluit tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 5 juli 2022 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen over de samenstelling van de Belgische delegatie van de Benelux Interparlementaire Assemblee (van mevrouw Stephanie D’Hose; Stuk 7‑383)

 

Vote no 1

Stemming nr. 1

 

Présents : 41
Pour : 35
Contre : 6
Abstentions : 0

Aanwezig: 41
Voor: 35
Tegen: 6
Onthoudingen: 0

 

  La proposition de décision est adoptée.

  Het voorstel van besluit is aangenomen.

 

  Elle sera transmise au premier ministre, à la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales, à la présidente de la Chambre des représentants, aux ministres‑présidents des Communautés et des Régions, ainsi qu’aux présidents des parlements des Communautés et des Régions.

  Het zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel en de Federale Culturele Instellingen, aan de voorzitster van de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de minister‑presidenten van de Gemeenschappen en de Gewesten en aan de voorzitters van de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten.

 

Décès d’anciens sénateurs

Overlijden van oud‑senatoren

 

Mme la présidente. – Le Sénat a appris avec un vif regret les décès de M. Oswald Van Ooteghem, sénateur honoraire, et de MM. Leo Delcroix et Mark Vanmoerkerke, anciens sénateurs.

Votre présidente a adressé les condoléances de l’Assemblée à la famille de nos regrettés anciens collègues.

De voorzitster. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Oswald Van Ooteghem, eresenator, en van de heren Leo Delcroix en Mark Vanmoerkerke, gewezen senatoren.

Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de familie van onze betreurde gewezen medeleden betuigd.

 

Ordre des travaux

Regeling van de werkzaamheden

 

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 16 décembre 2022.

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 16 december 2022.

 

(La séance est levée à 10 h 54.)

(De vergadering wordt gesloten om 10.54 uur.)

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Mmes Genot et Groothedde, pour raisons de santé, M. Courard, en mission à l’étranger, Mmes Perdaens, Coudyser, Grosemans et Tahar, MM. Pieters, Demeuse et Frédéric, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Genot en Groothedde, om gezondheidsredenen, de heer Courard, met opdracht in het buitenland, de dames Perdaens, Coudyser, Grosemans en Tahar, de heren Pieters, Demeuse en Frédéric wegens andere plichten.

 

Annexe

Bijlage

 

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

 

Vote no 1

Stemming nr. 1

 

Présents : 41
Pour : 35
Contre : 6
Abstentions : 0

Aanwezig: 41
Voor: 35
Tegen: 6
Onthoudingen: 0

 

Pour

Voor

 

Fatima Ahallouch, Els Ampe, Bert Anciaux, Fourat Ben Chikha, Karin Brouwers, Allessia Claes, Steven Coenegrachts, Rik Daems, Kurt De Loor, Mark Demesmaeker, Stijn De Roo, Maaike De Vreese, Stephanie D'Hose, Philippe Dodrimont, Véronique Durenne, Jean-Frédéric Eerdekens, Nadia El Yousfi, Gregor Freches, Latifa Gahouchi, Anne-Catherine Goffinet, Andries Gryffroy, Antoine Hermant, Soetkin Hoessen, Annick Lambrecht, Sabine Laruelle, France Masai, Tom Ongena, Hélène Ryckmans, László Schonbrodt, Chris Steenwegen, Julien Uyttendaele, Ludwig Vandenhove, Gaëtan Van Goidsenhoven, Peter Van Rompuy, Maud Vanwalleghem.

 

Contre

Tegen

 

Adeline Blancquaert, Yves Buysse, Bob De Brabandere, Guy D'haeseleer, Klaas Slootmans, Anke Van dermeersch.

Propositions prises en considération

In overweging genomen voorstellen

 

Propositions de loi

Wetsvoorstellen

 

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

 

Proposition de loi modifiant la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone, en ce qui concerne la cessation du mandat parlementaire par démission (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑387/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, wat de beëindiging van het parlementair mandaat door ontslagneming betreft (van mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 7‑387/1).

 

  Commission des Affaires institutionnelles

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

 

Proposition de loi modifiant l’article 234 du Code électoral, en ce qui concerne la cessation du mandat parlementaire par démission (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑388/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 234 van het Kieswetboek, wat de beëindiging van het parlementair mandaat door ontslagneming betreft (van mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 7‑388/1).

 

  Commission des Affaires institutionnelles

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

 

Proposition de loi spéciale

Voorstel van bijzondere wet

 

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

 

Proposition de loi spéciale modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises, en ce qui concerne la cessation du mandat parlementaire par démission (de Mme Stephanie D’Hose ; Doc. 7‑386/1).

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, wat de beëindiging van het parlementair mandaat door ontslagneming betreft (van mevrouw Stephanie D’Hose; Doc. 7‑386/1).

 

  Commission des Affaires institutionnelles

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

 

Propositions de résolution

Voorstellen van resolutie

 

Proposition de résolution visant à développer les technologies de l’intelligence artificielle médicale (de MM. Gaëtan Van Goidsenhoven, Gregor Freches et Philippe Dodrimont, Mmes Sabine Laruelle et Véronique Durenne et MM. Jean‑Paul Wahl et Georges‑Louis Bouchez ; Doc. 7‑389/1).

Voorstel van resolutie om artificiële intelligentie in de geneeskunde te ontwikkelen (van de heren Gaëtan Van Goidsenhoven, Gregor Freches en Philippe Dodrimont, de dames Sabine Laruelle en Véronique Durenne en de heren Jean‑Paul Wahl en Georges‑Louis Bouchez; Doc. 7‑389/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution encourageant une double transition accélérée vers une économie plus verte et plus numérique (de MM. Steven Coenegrachts, Gaëtan Van Goidsenhoven, Stijn De Roo, Rik Daems et Philippe Dodrimont; Doc. 7‑391/1).

Voorstel van resolutie tot aanmoediging van een versnelde omschakeling naar een groenere en digitalere economie via de Twin Transition (van de heren Steven Coenegrachts, Gaëtan Van Goidsenhoven, Stijn De Roo, Rik Daems en Philippe Dodrimont; Doc. 7‑391/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution visant à prendre des mesures pour lutter contre les deepfakes (de M. Tom Ongena, Mmes Hélène Ryckmans et Fatima Ahallouch, M. Gaëtan Van Goidsenhoven, Mme Karin Brouwers et MM. Ludwig Vandenhove, Chris Steenwegen et Philippe Dodrimont ; Doc. 7‑392/1).

Voorstel van resolutie om maatregelen te nemen tegen deepfakes (van de heer Tom Ongena, de dames Hélène Ryckmans en Fatima Ahallouch, de heer Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Karin Brouwers en de heren Ludwig Vandenhove, Chris Steenwegen en Philippe Dodrimont; Doc. 7‑392/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de déclaration de révision de la Constitution

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet

 

Proposition de déclaration de révision de la Constitution en vue de supprimer le Sénat (de M. Karl Vanlouwe, Mmes Allessia Claes et Cathy Coudyser, M. Mark Demesmaeker, Mmes Maaike De Vreese et Karolien Grosemans, M. Andries Gryffroy et Mmes Freya Perdaens et Nadia Sminate ; Doc. 7‑393/1).

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet om de Senaat af te schaffen (van de heer Karl Vanlouwe, de dames Allessia Claes en Cathy Coudyser, de heer Mark Demesmaeker, de dames Maaike De Vreese en Karolien Grosemans, de heer Andries Gryffroy en de dames Freya Perdaens en Nadia Sminate; Doc. 7‑393/1).

 

  Commission des Affaires institutionnelles

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

 

Chambre des représentants

Kamer van volksvertegenwoordigers

 

Par message du 11 octobre 2022, la Chambre des représentants a fait connaître au Sénat qu’elle s’est constituée en sa séance de ce jour.

Bij boodschap van 11 oktober 2022 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat laten weten dat het zich op de vergadering van die dag geconstitueerd heeft.

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Gouvernement – Modifications

Regering – Wijzigingen

 

Par lettre du 20 octobre 2022, le premier ministre transmet une copie de l’arrêté royal du 20 octobre 2022 portant l’intitulé « Gouvernement – Modification ».

Bij brief van 20 oktober 2022 zendt de eerste minister een afschrift over van het koninklijk besluit van 20 oktober 2022 met als opschrift “Regering – Wijziging”.

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Cour constitutionnelle – Arrêts

Grondwettelijk Hof – Arresten

 

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitster van de Senaat van:

 

  l’arrêt no 103/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause les recours en annulation totale ou partielle de la loi du 20 décembre 2019 transposant la directive (UE) 2018/822 du Conseil du 25 mai 2018 modifiant la directive 2011/16/UE en ce qui concerne l’échange automatique et obligatoire d’informations dans le domaine fiscal en rapport avec les dispositifs transfrontières devant faire l’objet d’une déclaration, introduits par l’association de fait Belgian Association of Tax Lawyers et autres, par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone, par l’Orde van Vlaamse balies et Alex Tallon et par l’Institut des experts‑comptables et des conseils fiscaux et autres (numéros du rôle 7407, 7409, 7410 et 7412) ;

  het arrest nr. 103/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 20 december 2019 tot omzetting van richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies, ingesteld door de feitelijke vereniging Belgian Association of Tax Lawyers en anderen, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone, door de Orde van Vlaamse balies en Alex Tallon en door het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten [thans: het Instituut van de belastingadviseurs en de accountants] en anderen (rolnummers 7407, 7409, 7410 en 7412);

 

  l’arrêt no 104/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause la question préjudicielle concernant l’article 103, § 1er, 1º, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posée par le tribunal du travail de Liège, division de Huy (numéro du rôle 7533) ;

  het arrest nr. 104/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de prejudiciële vraag over artikel 103, § 1, 1º, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door de arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Hoei (rolnummer 7533);

 

  l’arrêt no 105/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 39 de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 25 avril 2019 réglant l’octroi des prestations familiales, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéros du rôle 7621) ;

  het arrest nr. 105/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 39 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 7621);

 

  l’arrêt no 106/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause la question préjudicielle relative aux articles 1455, 14523 et 14524 du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le tribunal de première instance de Louvain (numéro du rôle 7642) ;

  het arrest nr. 106/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 1455, 14523 en 14524 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven (rolnummer 7642);

 

  l’arrêt no 107/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 65/1 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, posées par le tribunal de police de Flandre orientale, division de Saint‑Nicolas (numéro du rôle 7649) ;

  het arrest nr. 107/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de prejudiciële vragen over artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de politierechtbank Oost‑Vlaanderen, afdeling Sint‑Niklaas (rolnummer 7649);

 

  l’arrêt no 108/2022, rendu le 15 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 128, alinéa 2, du Code d’instruction criminelle, posées par la chambre des mises en accusation de la cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 7652) ;

  het arrest nr. 108/2022, uitgesproken op 15 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel (rolnummer 7652);

 

  l’arrêt no 109/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 182 et 187 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile, posées par le tribunal de police du Hainaut, division de Charleroi (numéros du rôle 7543 et 7544) ;

  het arrest nr. 109/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 182 en 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, gesteld door de politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummers 7543 en 7544);

 

  l’arrêt no 110/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les recours en annulation du décret de la Région wallonne du 30 septembre 2020, du décret de la Communauté germanophone du 12 octobre 2020, de l’article 2 de la loi du 9 octobre 2020, de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 1er octobre 2020 et du décret de la Communauté flamande du 2 octobre 2020 portant assentiment à l’accord de coopération du 25 août 2020 entre l’État fédéral, la Communauté flamande, la Région wallonne, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune, concernant le traitement conjoint de données par Sciensano et les centres de contact désignés par les entités fédérées compétentes ou par les agences compétentes, par les services d’inspection d’hygiène et par les équipes mobiles dans le cadre d’un suivi des contacts auprès des personnes (présumées) infectées par le coronavirus Covid‑19 se fondant sur une base de données auprès de Sciensano, introduits par l’ASBL Vivant Ostbelgien et autres et par l’ASBL Ligue des droits humains (numéros du rôle 7555, 7556, 7557, 7558, 7559 et 7560) ;

  het arrest nr. 110/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de beroepen tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 30 september 2020, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 12 oktober 2020, van artikel 2 van de wet van 9 oktober 2020, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 1 oktober 2020 en van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 2 oktober 2020 houdende instemming met het samenwerkings‑akkoord van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen die (vermoedelijk) met het coronavirus Covid‑19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano, ingesteld door de vzw Vivant Ostbelgien en anderen en door de vzw Ligue des droits humains (rolnummers 7555, 7556, 7557, 7558, 7559 en 7560);

 

  l’arrêt no 111/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les recours en annulation de l’article 34, § 3, du décret de la Région wallonne du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, tel que cet article a été complété par l’article 4 du décret de la Région wallonne du 1er octobre 2020 relatif à la fin de la compensation entre les quantités d’électricité prélevées et injectées sur le réseau et à l’octroi de primes pour promouvoir l’utilisation rationnelle de l’énergie et la production d’électricité au moyen de sources d’énergie renouvelable, et des articles 5 et 6 du décret du 1er octobre 2020 précité, introduit par A. T. (numéro du rôle 7561) ;

  het arrest nr. 111/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 34, § 3, van het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, zoals dat artikel aangevuld werd bij artikel 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 1 oktober 2020 tot beëindiging van de compensatie tussen de hoeveelheden elektriciteit opgenomen en geïnjecteerd op het net en tot toekenning van premies ter bevordering van het rationeel energiegebruik en de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen, en van de artikelen 5 en 6 van het voormelde decreet van 1 oktober 2020, ingesteld door A. T. (rolnummer 7561);

 

  l’arrêt no 112/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 30 de la loi du 18 mai 1960 organique des Instituts de la Radiodiffusion‑Télévision belge, posées par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7569) ;

  het arrest nr. 112/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 30 van de wet van 18 mei 1960 houdende organisatie van de Instituten der Belgische Radio en Televisie, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7569);

 

  l’arrêt no 113/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause la question préjudicielle relative à l’article 23, § 6, alinéa 1er, du Code de la nationalité belge, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 7580) ;

  het arrest nr. 113/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 23, § 6, eerste lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 7580);

 

  l’arrêt no 114/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 221, § 1er, de la loi générale sur les douanes et accises, coordonnée le 18 juillet 1977, posées par la cour d’appel d’Anvers (numéros du rôle 7616, 7645 et 7646) ;

  het arrest nr. 114/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummers 7616, 7645 en 7646);

 

  l’arrêt no 115/2022, rendu le 22 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 120bis de la loi générale du 19 décembre 1939 relative aux allocations familiales, posées par la cour du travail d’Anvers, division d’Anvers (numéro du rôle 7650) ;

  het arrest nr. 115/2022, uitgesproken op 22 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 120bis van de algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939, gesteld door het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen (rolnummers 7650);

 

  l’arrêt no 117/2022, rendu le 29 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 2, 2º, de la loi du 5 mai 2014 portant modification de la pension de retraite et de la pension de survie et instaurant l’allocation de transition dans le régime de pension des travailleurs salariés et portant suppression progressive des différences de traitement qui reposent sur la distinction entre ouvriers et employés en matière de pensions complémentaires, l’article 21, 3º, de la loi du 10 août 2015 visant à relever l’âge légal de la pension de retraite et portant modification des conditions d’accès à la pension de retraite anticipée et de l’âge minimum de la pension de survie et l’article 21quater de l’arrêté royal no 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, posées par la cour du travail de Liège, division de Namur, et par le tribunal du travail de Liège, division de Huy (numéros du rôle 7458 et 7503) ;

  het arrest nr. 117/2022, uitgesproken op 29 september 2022, inzake de prejudiciële vragen over artikel 2, 2º, van de wet van 5 mei 2014 tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen, artikel 21, 3º, van de wet van 10 augustus 2015 tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen en tot wijziging van de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd van het overlevingspensioen en artikel 21quater van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gesteld door het arbeidshof te Luik, afdeling Namen, en door de arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Hoei (rolnummers 7458 en 7503);

 

  l’arrêt no 118/2022, rendu le 29 septembre 2022, en cause la question préjudicielle relative à l’article 46bis du Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe, tel qu’il est applicable en Région de Bruxelles‑Capitale, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7590) ;

  het arrest nr. 118/2022, uitgesproken op 29 september 2022, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 46bis van het Wetboek der registratie‑, hypotheek- en griffierechten, zoals van toepassing in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7590);

 

  l’arrêt no 119/2022, rendu le 29 septembre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 278, § 4, du Code d’instruction criminelle, posées par la Cour de cassation (numéro du rôle 7664) ;

  het arrest nr. 119/2022, uitgesproken op 29 september 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 278, § 4, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 7664);

 

  l’arrêt no 121/2022, rendu le 13 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 57quater, alinéa 2, 1º, de l’arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’État, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 7540 et 7542) ;

  het arrest nr. 121/2022, uitgesproken op 10 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 157quater, tweede lid, 1º, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter‑, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gesteld door de Raad van State (rolnummers 7540 en 7542);

 

  l’arrêt no 122/2022, rendu le 13 octobre 2022, en cause la demande d’interprétation de l’arrêt no 108/2018 du 19 juillet 2018, introduite par la SA Rocoluc (numéro du rôle 7564) ;

  het arrest nr. 122/2022, uitgesproken op 10 oktober 2022, inzake de vordering tot uitlegging van het arrest nr. 108/2018 van 19 juli 2018, ingesteld door de nv Rocoluc (rolnummer 7564);

 

  l’arrêt no 123/2022, rendu le 13 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant :
– l’article 13 du décret‑programme de la Région wallonne du 12 décembre 2014 portant des mesures diverses liées au budget en matière de calamité naturelle, de sécurité routière, de travaux publics, d’énergie, de logement, d’environnement, d’aménagement du territoire, de bien‑être animal, d’agriculture et de fiscalité,
– l’article 7 de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées,
– les articles 5/1, § 10, 2º, et 5/5, § 4, 1º, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, tels qu’ils ont été insérés par les articles 7 et 11 de la loi spéciale du 6 janvier 2014 portant réforme du financement des communautés et des régions, élargissement de l’autonomie fiscale des régions et financement des nouvelles compétences,
– et les articles 20, 2º, 22, 43 et 44 de la loi du 8 mai 2014 modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 à la suite de l’introduction de la taxe additionnelle régionale sur l’impôt des personnes physiques visée au titre III/1 de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, modifiant les règles en matière d’impôt des non-résidents et modifiant la loi du 6 janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de l’État concernant les matières visées à l’article 78 de la Constitution, posées par la cour du travail de Liège, division de Namur (numéro du rôle 7566) ;

  het arrest nr. 123/2022, uitgesproken op 10 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen over:
– artikel 13 van de programmadecreet van het Waalse Gewest van 12 december 2014 houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit,
– artikel 7 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap,
– de artikelen 5/1, § 1, 2º, en 5/5, § 4, 1º, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, zoals ingevoegd bij de artikelen 7 en 11 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden,
– en de artikelen 20, 2º, 22, 43 en 44 van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet‑inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, gesteld door het arbeidshof te Luik, afdeling Namen (rolnummer 7566);

 

  l’arrêt no 124/2022, rendu le 13 octobre 2022, en cause la question préjudicielle relative à l’article 62, 2º, du Code consulaire, tel qu’il était applicable avant son remplacement par la loi du 3 juillet 2019 portant modification de la loi du 21 décembre 2013 portant le Code consulaire et de la loi du 10 février 2015 relative aux traitements automatisés de données à caractère personnel nécessaires aux passeports et titres de voyage belges, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7572) ;

  het arrest nr. 124/2022, uitgesproken op 10 oktober 2022, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 62, 2º, van het Consulair Wetboek, zoals van toepassing vóór de vervanging ervan bij de wet van 3 juli 2019 tot wijziging van de wet van 21 december 2013 houdende het Consulair Wetboek en van de wet van 10 februari 2015 met betrekking tot geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de Belgische paspoorten en reisdocumenten, gesteld door de Raad van State (rolnummer 7572);

 

  l’arrêt no 125/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 220 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile, tel qu’il a été modifié par la loi du 19 avril 2014, et l’article 5 du Code pénal, tel qu’il a été modifié par l’article 188 de la loi du 15 mai 2007 précitée, avant son remplacement par la loi du 11 juillet 2018, posées par la cour d’appel de Liège (numéro du rôle 7602) ;

  het arrest nr. 125/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen over artikel 220 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, zoals gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, en artikel 5 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 188 van de voormelde wet van 15 mei 2007 en vóór de vervanging ervan bij de wet van 11 juli 2018, gesteld door het hof van beroep te Luik (rolnummer 7602);

 

  l’arrêt no 130/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause la question préjudicielle relative à l’article 462, alinéa 1er, du Code pénal, posée par le tribunal correctionnel du Luxembourg, division d’Arlon (numéro du rôle 7617) ;

  het arrest nr. 130/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 462, eerste lid, van het Strafwetboek, gesteld door de correctionele rechtbank Luxemburg, afdeling Aarlen (rolnummer 7617);

 

  l’arrêt no 131/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 100 et 101 de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posées par la cour du travail d’Anvers, division de Hasselt (numéro du rôle 7624) ;

  het arrest nr. 131/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 100 en 101 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt (rolnummer 7624);

 

  l’arrêt no 132/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause la question préjudicielle relative à l’article 2bis, § 6, de la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes, posée par le tribunal de première instance d’Anvers, division d’Anvers (numéro du rôle 7689) ;

  het arrest nr. 132/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de prejudiciële vraag over artikel 2bis, § 6, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (rolnummer 7689);

 

  l’arrêt no 133/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause le recours en annulation de l’article 2 du décret de la Région flamande du 4 juin 2021 modifiant le décret sur l’Énergie du 8 mai 2009, en ce qui concerne l’installation d’un compteur électronique sans moyen de communication et la prévention de la facturation multiple des tarifs de distribution d’électricité pour l’utilisation du réseau de distribution d’électricité, introduit par Inti De Bock et autres (numéro du rôle 7702) ;

  het arrest nr. 133/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 juni 2021 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de plaatsing van een elektronische meter zonder communicatiemiddel en het vermijden van het meermaals aanrekenen van elektriciteits‑distributienettarieven voor het gebruik van het elektriciteitsdistributienet, ingesteld door Inti De Bock en anderen (rolnummer 7702);

 

  l’arrêt no 134/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 3 de la loi du 28 mai 2002 relative à l’euthanasie (avant sa modification par la loi du 28 février 2014), posées par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division de Termonde (numéro du rôle 7727) ;

  het arrest nr. 134/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen over artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie (vóór de wijziging ervan bij de wet van 28 februari 2014), gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Dendermonde (rolnummer 7727);

 

  l’arrêt no 135/2022, rendu le 20 octobre 2022, en cause la demande de suspension de l’article 64, § 2, de la loi du 30 juillet 2022 visant à rendre la justice plus humaine, plus rapide et plus ferme II, introduite par E.G. et I.M. (numéro du rôle 7850) ;

  het arrest nr. 135/2022, uitgesproken op 20 oktober 2022, inzake de vordering tot schorsing van artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II, ingesteld door E.G. en I.M. (rolnummer 7850);

 

  l’arrêt n° 136/2022, rendu le 27 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 20111, 20112 et 20113 du Code des droits et taxes divers, tels qu’ils ont été modifiés par les articles 2, 3 et 5 de la loi du 3 août 2016 instaurant une nouvelle taxe annuelle sur les établissements de crédit en remplacement des taxes annuelles existantes, des mesures de limitation de déductions à l’impôt des sociétés et de la contribution à la stabilité financière, et aux articles 2, 3, 5, 14, 15 et 16 de la loi du 3 août 2016 précitée, posées par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles et par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéros du rôle 7478, 7504 et 7515) ;

  het arrest nr. 136/2022, uitgesproken op 27 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 20111, 20112 en 20113 van het Wetboek diverse rechten en taksen, zoals gewijzigd bij de artikelen 2, 3 en 5 van de wet van 3 augustus 2016 tot invoering van een nieuwe jaarlijkse taks op de kredietinstellingen in de plaats van de bestaande jaarlijkse taksen, van de aftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting en van de bijdrage voor de financiële stabiliteit, en de artikelen 2, 3, 5, 14, 15 en 16 van de voormelde wet van 3 augustus 2016, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel en door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummers 7478, 7504 en 7515);

 

  l’arrêt no 137/2022, rendu le 27 octobre 2022, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 35 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7518) ;

  het arrest nr. 137/2022, uitgesproken op 27 oktober 2022, inzake de prejudiciële vragen over artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 7518);

 

  l’arrêt no 138/2022, rendu le 27 octobre 2022, en cause les recours en annulation totale ou partielle de la loi du 17 février 2021 portant introduction d’une taxe annuelle sur les comptes‑titres, introduits par l’union professionnelle Assuralia et autres, par la SA Groupe Bruxelles Lambert et la SA Sagerpar, par la SA Portus, par l’ASBL Vlaamse Federatie van beleggers et autres, par Laurent Donnay de Casteau, par l’ASBL Ligue des contribuables et par la SRL NXMH (numéros du rôle 7623, 7625, 7627, 7628, 7629, 7630 et 7631) ;

  het arrest nr. 138/2022, uitgesproken op 27 oktober 2022, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 17 februari 2021 houdende de invoering van een jaarlijkse taks op de effectenrekeningen, ingesteld door de beroepsvereniging Assuralia en anderen, door de nv Groep Brussel Lambert en de nv Sagerpar, door de nv Portus, door de vzw Vlaamse Federatie van beleggers en anderen, door Laurent Donnay de Casteau, door de vzw Liga van belastingplichtigen en door de bv NXMH (rolnummers 7623, 7625, 7627, 7628, 7629, 7630 en 7631);

 

  l’arrêt no 140/2022, rendu le 27 octobre 2022, en cause la demande de suspension de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 7 avril 2022 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2007 relative à la politique de prévention en santé, introduite par Ivar Hermans et autres (numéro du rôle 7830) ;

  het arrest nr. 140/2022, uitgesproken op 27 oktober 2022, inzake de vordering tot schorsing van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 7 april 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2007 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, ingesteld door Ivar Hermans en anderen (rolnummer 7830);

 

  l’arrêt no 141/2022, rendu le 27 octobre 2022, en cause la demande de suspension des articles 3 et 6 du décret de la Communauté française du 23 juin 2022 modifiant le décret du 18 janvier 2018 portant le Code de la prévention, de l’aide à la jeunesse et de la protection de la jeunesse (insertion des articles 37/1 et 52/1 dans le décret du 18 janvier 2018), introduite par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (numéro du rôle 7846).

  het arrest nr. 141/2022, uitgesproken op 27 oktober 2022, inzake de vordering tot schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming (invoeging van de artikelen 37/1 en 52/1 in het decreet van 18 januari 2018), ingesteld door de Ordre des barreaux francophones et germanophone (rolnummer 7846).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

 

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitster van de Senaat kennis van:

 

  la question préjudicielle relative à l’article 90, alinéa 1er, 9º, du Code des impôts sur les revenus 1992, junctis les articles 97, 102 et 103 du même Code, posée par le tribunal de première instance d’Anvers, division d’Anvers (numéro du rôle 7852) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 90, eerste lid, 9º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, junctis de artikelen 97, 102 en 103 van hetzelfde Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (rolnummer 7852);

 

  la question préjudicielle relative à l’article 38, § 1er, alinéa 1er, 12º, du Code des impôts sur les revenus 1992 (tel qu’il était applicable avant la modification législative du 1er mars 2019), posée par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division de Gand (numéro du rôle 7865) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 38, § 1, eerste lid, 12º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (zoals van toepassing vóór de wetswijziging van 1 maart 2019), gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummer 7865);

 

  la question préjudicielle relative à l’article 39bis de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire, posée par la cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 7866) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 39bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gesteld door het hof van beroep te Antwerpen (rolnummer 7866);

 

  la question préjudicielle concernant l’article 54 de la loi du 21 novembre 2017 relative à la vente de voyages à forfait, de prestations de voyage liées et de services de voyage, posée par le président du tribunal de l’entreprise d’Anvers, division d’Anvers, siégeant comme en référé (numéro du rôle 7870) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 54 van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reis‑arrangementen en reisdiensten, gesteld door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, zetelend zoals in kort geding (rolnummer 7870);

 

  la question préjudicielle relative à l’article D. IV.13 du Code du développement territorial (décret de la Région wallonne du 20 juillet 2016), posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7874).

  de prejudiciële vraag betreffende artikel D. IV.13 van het Wetboek van ruimtelijke ontwikkeling (decreet van het Waalse Gewest van 20 juli 2016), gesteld door de Raad van State (rolnummer 7874).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Cour constitutionnelle – Recours

Grondwettelijk Hof – Beroepen

 

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitster van de Senaat van:

 

  le recours en annulation des articles 12, 2º, 14, 4º, 112, 3º, et 113, 2º, de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 17 mars 2022 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale, l’ordonnance du 1er avril 2004 relative à l’organisation du marché du gaz en Région de Bruxelles‑Capitale, concernant des redevances de voiries en matière de gaz et d’électricité et portant modification de l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale et l’ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires en vue de la transposition de la directive 2018/2001 et de la directive 2019/944, introduit par la Commission de régulation pour l’énergie en Région de Bruxelles‑Capitale (« Bruxelles Gaz Électricité », en abrégé « BRUGEL ») (numéro du rôle 7867) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 12, 2º, 14, 4º, 112, 3º, en 113, 2º, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 17 maart 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen met het oog op de omzetting van richtlijn 2018/2001 en richtlijn 2019/944, ingesteld door de Reguleringscommissie voor energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (“Brussel Gas Elektriciteit”, afgekort “BRUGEL”) (rolnummer 7867);

 

  les recours en annulation des articles 28 à 42 (chapitre 3 – Taxe sur l’embarquement dans un aéronef) et des articles 30, 31 et 32 de la loi du 28 mars 2022 portant réduction de charges sur le travail, introduit par la société de droit irlandais Ryanair D.A.C. et par l’ASBL Fédération belge d’aviation – Belgische Federatie voor luchtvaart et autres (numéros du rôle 7868 et 7869, affaires jointes) ;

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 28 tot 42 (hoofdstuk 3 – Taks op de inschrijving van een luchtvaartuig) van de wet van 28 maart 2022 houdende verlaging van lasten op arbeid, ingesteld door de vennootschap naar Iers recht Ryanair D.A.C. en door de vzw Fédération belge d’aviation – Belgische Federatie voor luchtvaart en anderen (rolnummers 7868 en 7869, samengevoegde zaken);

 

  le recours en annulation et la demande de suspension de l’article 5 de la loi du 30 juillet 2022 portant assentiment aux actes internationaux suivants : 1) la Convention entre le Royaume de Belgique et la République de l’Inde d’entraide judiciaire en matière pénale, faite à Bruxelles le 16 septembre 2021, et 2) le Traité entre le Royaume de Belgique et les Émirats arabes unis sur l’entraide judiciaire en matière pénale, fait à Abu Dhabi le 9 décembre 2021, et 3) le Traité entre le Royaume de Belgique et les Émirats arabes unis sur l’extradition, fait à Abu Dhabi le 9 décembre 2021, et 4) le Traité entre le Royaume de Belgique et la République islamique d’Iran sur le transfèrement de personnes condamnées, fait à Bruxelles le 11 mars 2022, et 5) le Protocole du 22 novembre 2017 portant amendement au Protocole additionnel à la Convention sur le transfèrement des personnes condamnées, signé le 7 avril 2022 à Strasbourg, introduits par F.H. et autres (numéro du rôle 7871) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 5 van de wet van 30 juli 2022 houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend op 7 april 2022 te Straatsburg, ingesteld door F.H. en anderen (rolnummer 7871);

 

  le recours en annulation et la demande de suspension de l’article 5 de la loi du 23 juin 2022 portant dispositions diverses urgentes relatives à la lutte contre le blanchiment de capitaux et portant dispositions relatives aux exceptions à l’obligation du secret des réviseurs d’entreprises et des experts‑comptables certifiés (modification de l’article 5 de la loi du 18 septembre 2017 relative à la prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme et à la limitation de l’utilisation des espèces), introduits par l’Institut des conseillers fiscaux et des experts‑comptables (numéro du rôle 7872) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 5 van de wet van 23 juni 2022 houdende dringende diverse bepalingen inzake de strijd tegen het witwassen van geld en houdende bepalingen inzake de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht van bedrijfsrevisoren en gecertificeerde accountants (wijziging van artikel 5 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten), ingesteld door het Instituut van de belastingadviseurs en de accountants (rolnummer 7872);

 

  le recours en annulation et la demande de suspension du décret flamand du 24 juin 2022 modifiant le décret du 15 juin 2007 relatif à l’éducation des adultes et modifiant le décret du 7 juin 2013 relatif à la politique flamande d’intégration et d’insertion civique consécutivement à la refonte de la politique en matière d’insertion civique, introduits par l’ASBL Ligo, Centra voor basiseducatie et autres (numéro du rôle 7873) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van het Vlaamse decreet van 24 juni 2022 tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en tot wijziging van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid in functie van het hertekende inburgeringsbeleid, ingesteld door de vzw Ligo, Centra voor basiseducatie en anderen (rolnummer 7873);

 

  les recours en annulation de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 7 avril 2022 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2007 relative à la politique de prévention en santé, introduit par I.V. et par l’ASBL Notre bon droit et autres (numéro du rôle 7875, joint au 7830) ;

  de beroepen tot vernietiging van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschaps‑commissie van 7 april 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2007 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, ingesteld door I.H. en door de vzw Notre bon droit en anderen (rolnummer 7875, toegevoegd aan 7830);

 

  le recours en annulation partielle des articles 46 et 131 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 17 mars 2022 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale, l’ordonnance du 1er avril 2004 relative à l’organisation du marché du gaz en Région de Bruxelles‑Capitale, concernant des redevances de voiries en matière de gaz et d’électricité et portant modification de l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale et l’ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires en vue de la transposition de la directive 2018/2001 et de la directive 2019/944, introduit par l’ASBL Groupe de réflexion et d’action pour une politique écologique (GRAPPE) et autres (numéro du rôle 7876) ;

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 46 en 131 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 17 maart 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen met het oog op de omzetting van richtlijn 2018/2001 en richtlijn 2019/944, ingesteld door de vzw Groupe de réflexion et d’action pour une politique écologique (GRAPPE) en anderen (rolnummer 7876);

 

  le recours en annulation et la demande de suspension du décret de la Région wallonne du 22 septembre 2022 relatif à la suspension de l’exécution des décisions d’expulsions administratives et judiciaires, introduits par l’ASBL Syndicat national des propriétaires et copropriétaires et autres (numéro du rôle 7877) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van het decreet van het Waalse Gewest van 22 september 2022 betreffende de opschorting van de uitvoering van de beslissingen van administratieve en gerechtelijke uitzettingen, ingesteld door de vzw Nationaal eigenaars en mede‑eigenaars syndicaat en anderen (rolnummer 7877);

 

  le recours en annulation des articles 94 et 146 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 17 mars 2022 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale, l’ordonnance du 1er avril 2004 relative à l’organisation du marché du gaz en Région de Bruxelles‑Capitale, concernant des redevances de voiries en matière de gaz et d’électricité et portant modification de l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale et l’ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires en vue de la transposition de la directive 2018/2001 et de la directive 2019/944, introduit par la SA APK Infra West et autres (numéro du rôle 7878).

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 94 en 146 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 17 maart 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen met het oog op de omzetting van richtlijn 2018/2001 en richtlijn 2019/944, ingesteld door de nv APK Infra West en anderen (rolnummer 7878).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité

Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

 

Par lettre du 7 novembre 2022, le président du Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité transmet au Sénat, conformément à l’article 35, § 1er, 1º, de la loi organique du 18 juillet 1991 du contrôle des services de police et de renseignement et de l’Organe de coordination pour l’analyse de la menace, le rapport d’activités pour 2021.

Bij brief van 7 november 2022 zendt de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen en veiligheidsdiensten aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 35, § 1, 1º, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, het jaarverslag voor 2021.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Institut pour l’égalité des femmes et des hommes

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

 

Par lettre du 7 octobre 2022, la secrétaire d’État à l’Égalité des genres, à l’Égalité des chances et à la Diversité transmet au Sénat, conformément à l’article 12 de la loi du 16 décembre 2002 portant création de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, le rapport annuel 2021 de l’Institut.

Bij brief van 7 oktober 2022 zendt de staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 16 december 2002 houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, het jaarverslag 2021 van het Instituut.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Commission des provisions nucléaires

Commissie voor nucleaire voorzieningen

 

Par lettre du 29 septembre 2022, le président de la Commission des provisions nucléaires transmet au Sénat, conformément à l’article 8, § 1er, de la loi du 12 juillet 2022 renforçant le cadre applicable aux provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et de la gestion du combustible usé et abrogeant partiellement et modifiant la loi du 11 avril 2003 sur les provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans ces centrales, le rapport annuel 2021 de la Commission des provisions nucléaires.

Bij brief van 29 september 2022 zendt de voorzitter van de Commissie voor nucleaire voorzieningen aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 8, § 1, van de wet van 12 juli 2022 tot versterking van het kader dat van toepassing is op de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van verbruikte splijtstof en tot gedeeltelijke opheffing en wijziging van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales, het jaarverslag 2021 van de Commissie voor nucleaire voorzieningen.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.