7‑17

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2020‑2021

Séances plénières

Vendredi 26 février 2021

Séance du matin

7‑17

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2020‑2021

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 26 februari 2021

Ochtendvergadering

 

Annales

Handelingen

 

Sommaire

Inhoudsopgave

Approbation de l’ordre du jour. 3

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre. 7

Proposition de résolution visant à instaurer la possibilité de déposer une plainte sous le couvert de l’anonymat en cas de violence homophobe (de Mme Stephanie D’Hose, MM. Rik Daems et Willem‑Frederik Schiltz, Mme Hélène Ryckmans et MM. Stijn Bex et Bert Anciaux ; Doc. 7‑161). 8

Proposition de résolution visant à encourager les victimes de violence homophobe à porter plainte (de MM. Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez et Jean‑Paul Wahl, Mmes Sabine Laruelle et Véronique Durenne et MM. Philippe Dodrimont et Alexander Miesen ; Doc. 7‑165) 8

Discussion. 8

Proposition de résolution relative à la libération du prisonnier politique russe Alexeï Navalny (de M. Philippe Dodrimont et consorts ; Doc. 7‑230/1) 28

Discussion. 28

Prise en considération de propositions. 38

Assemblée parlementaire du Conseil de l’Europe. 38

Composition des commissions. 39

Votes. 39

Proposition de résolution visant à instaurer la possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat en cas de violence à l’égard des personnes LGBTQ+ (nouvel intitulé ; Doc. 7‑161). 39

Proposition de résolution relative à la libération du prisonnier politique russe Alexeï Navalny (Doc. 7‑230). 39

Ordre des travaux. 40

Excusés. 40

Annexe. 41

Votes nominatifs. 41

Propositions prises en considération. 41

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies. 42

Cour constitutionnelle – Arrêts. 43

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 45

Cour constitutionnelle – Recours. 47

Procureur général près la Cour de cassation. 48

Office central pour la répression de la corruption. 48

Comité consultatif de bioéthique – Comités d’éthique médicale. 48

Bureau de tarification catastrophes naturelles. 48

Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies (ONDRAF). 49

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail 49

Parlement européen. 49

 

Goedkeuring van de agenda. 3

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid. 7

Voorstel van resolutie betreffende het invoeren van de anonieme klacht ingeval van homofoob geweld (van mevrouw Stephanie D’Hose, de heren Rik Daems en Willem‑Frederik Schiltz, mevrouw Hélène Ryckmans en de heren Stijn Bex en Bert Anciaux; Stuk 7‑161) 8

Voorstel van resolutie teneinde slachtoffers van homofoob geweld aan te moedigen om klacht in te dienen (van de heren Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez en Jean‑Paul Wahl, de dames Sabine Laruelle en Véronique Durenne en de heren Philippe Dodrimont en Alexander Miesen; Stuk 7‑165). 8

Bespreking. 8

Voorstel van resolutie betreffende de vrijlating van de Russische politieke gevangene Alexej Navalny (van de heer Philippe Dodrimont c.s.; Stuk 7‑230/1) 28

Bespreking. 28

Inoverwegingneming van voorstellen. 38

Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. 38

Samenstelling van de commissies. 39

Stemmingen. 39

Voorstel van resolutie betreffende het invoeren van de anonieme aangifte bij lgbtq+‑foob geweld (nieuw opschrift; Stuk 7‑161) 39

Voorstel van resolutie betreffende de vrijlating van de Russische politieke gevangene Alexej Navalny (Stuk 7‑230). 39

Regeling van de werkzaamheden. 40

Berichten van verhindering. 40

Bijlage. 41

Naamstemmingen. 41

In overweging genomen voorstellen. 41

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. 42

Grondwettelijk Hof – Arresten. 43

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 45

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 47

Procureur‑generaal bij het Hof van Cassatie. 48

Centrale Dienst voor de bestrijding van de corruptie. 48

Raadgevend Comité voor bio‑ethiek – Commissies voor medische ethiek. 48

Tariferingsbureau natuurrampen. 48

Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS). 49

Centrale Raad voor het bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad. 49

Europees Parlement 49

 

Présidence de Mme Stephanie D’Hose

(La séance est ouverte à 10 h 03.)

(En raison des mesures prises contre la pandémie de coronavirus, la plupart des sénateurs participent à la séance en vidéoconférence.)

Voorzitster: mevrouw Stephanie D’Hose

(De vergadering wordt geopend om 10.03 uur.)

(Wegens de coronamaatregelen nemen de meeste senatoren aan de vergadering deel via videoconferentie.)

 

Approbation de l’ordre du jour

Goedkeuring van de agenda

 

Mme la présidente. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs.

Y a‑t‑il des observations ?

De voorzitster. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld.

Zijn er opmerkingen?

 

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – En vertu de l’article 54, 3, alinéa 1er, du règlement du Sénat, je demande que nous examinions immédiatement, au cours de cette séance plénière, la proposition de résolution relative à la libération du prisonnier politique russe Alexeï Navalny (Doc. 7‑230/1).

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Op basis van artikel 54,3, eerste lid van het reglement van de Senaat verzoek ik het voorstel van resolutie betreffende de vrijlating van de Russische politieke gevangene Alexej Navalny (Stuk 7‑230/1), onmiddellijk in de plenaire vergadering te behandelen.

 

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – C’est déjà la deuxième fois que nous recevons un texte pendant la nuit qui précède le jour de la séance plénière et qu’un vote est demandé en urgence. De plus, le fait n’est pas nouveau.

Nous sommes évidemment très préoccupés par la situation des prisonniers politiques et en particulier par celle de M. Navalny. Cependant, si ce texte avait été communiqué une semaine au moins avant le jour de la séance plénière, nous aurions eu le temps d’en débattre sérieusement et c’eût été beaucoup plus intéressant. Il faut vraiment changer cette façon d’agir.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Het is al de tweede keer dat we ’s nachts een tekst krijgen voor de dag van de plenaire vergadering en dat er een stemming met hoogdringendheid wordt gevraagd. Bovendien zijn de feiten niet nieuw.

We zijn uiteraard zeer bekommerd om de situatie van politieke gevangenen en in het bijzonder die van de heer Navalny. Als de tekst echter minstens een week voor de plenaire vergadering was verstuurd, zouden we de kans hebben gehad er ernstig over te debatteren en dat zou veel interessanter zijn geweest. Die manier van handelen moet echt veranderen.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ce sera probablement l’une des rares fois où je serai d’accord avec notre collègue du PVDA‑PTB, mais je considère aussi que ce n’est pas une bonne méthode de travail. Les services du Sénat nous ont en effet communiqué le texte de la proposition de résolution hier soir. Nous avons à peine eu le temps de l’examiner. En outre, l’affaire Navalny, qui nous préoccupe tous et doit être fermement condamnée par notre pays, nécessite un débat approfondi en commission.

Je voudrais rappeler une fois de plus qu’au parlement de l’entité fédérée dont je suis membre, le Parlement flamand, un débat approfondi a eu lieu à ce sujet il y a trois semaines. Le gouvernement flamand a déjà pris position. Déposer à la dernière minute des propositions de résolution qui pouvaient être examinées trois ou quatre semaines auparavant et qui ont déjà fait l’objet d’un vote à la Chambre et dans les entités fédérées n’est pas une façon de travailler.

Je tiens donc à protester fermement contre cette méthode de travail. Ce n’est pas la première fois que celle‑ci est utilisée. Précisons au passage que le dépôt de propositions de résolution au dernier moment n’est pas profitable au dossier de M. Navalny. Notre groupe ne soutiendra donc pas l’urgence.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Het zal waarschijnlijk een van de weinige keren zijn dat ik akkoord ga met de collega van PVDA‑PTB, maar ik vind dit ook geen goede manier van werken. Gisterenavond hebben wij inderdaad van de diensten van de Senaat de tekst van het voorstel van resolutie gekregen. We hebben amper de tijd gehad om dit te kunnen onderzoeken. Daarenboven vereist de zaak‑Navalny, die ons allemaal na aan het hart ligt en waarin we allemaal een krachtige veroordeling door ons land wensen, een grondig debat in de commissie. Ik wijs er nogmaals op dat alvast in het deelstaatparlement waarvan ik afgevaardigde ben, het Vlaams Parlement, daar een drietal weken geleden een uitvoerig debat over werd gevoerd. Ook de Vlaamse Regering heeft daarover al een standpunt ingenomen. Voorstellen van resoluties indienen op het laatste moment, terwijl daarover drie à vier weken geleden kon worden gestemd, en waarover in de Kamer en in de deelstaten is gestemd, is geen manier van werken. Ik wil daar dan ook ten zeerste tegen protesteren. Het is niet de eerste keer dat zoiets voorkomt, het lijkt een praktijk te zijn geworden om op het laatste moment een voorstel van resolutie in te dienen. Voor de zaak van de heer Navalny is het trouwens niet goed wanneer we op het laatste nippertje resoluties indienen. Onze fractie steunt het verzoek tot onmiddellijke behandeling dus niet.

 

M. Bert Anciaux (sp.a). – Le dossier Navalny est non seulement poignant mais également très urgent. Nous apprenons en effet que M. Navalny a disparu, que personne ne sait où il se trouve pour le moment. Cet argument suffit à justifier l’examen de cette proposition de manière urgente.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – De zaak‑Navalny is schrijnend en bovendien zeer dringend. We vernemen dat de heer Navalny ‘verdwenen’ is, dat niemand weet waar hij zich op dit ogenblik bevindt. Dat is voldoende als argument om dit voorstel bij hoogdringendheid te behandelen.

 

Mme Latifa Gahouchi (PS). – Je rejoins mon collègue quant au fait que l’affaire Navalny n’est pas neuve. Toutefois, il ressort d’un article de La Libre publié ce matin que l’on ignore où se trouve M. Navalny. Il me semble donc très urgent de prendre position ici au Sénat. Nous devons nous saisir de chaque dossier dans lequel les droits humains sont bafoués et où il est question d’un prisonnier d’opinion. Je soutiens donc l’urgence de l’examen de cette proposition de résolution.

Mevrouw Latifa Gahouchi (PS). – Ik ben het eens met mijn collega dat de zaak‑Navalny niet nieuw is. Vanochtend stond echter in een artikel in La Libre dat men niet weet waar de heer Navalny zich bevindt. Het lijkt me dus zeer dringend dat de Senaat een standpunt inneemt. We moeten ons buigen over elk dossier waarin de mensenrechten met voeten worden getreden en over elk dossier over gewetensgevangenen. Ik steun bijgevolg de vraag om spoedbehandeling van dit voorstel van resolutie.

 

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Traiter des propositions de résolution à la dernière minute, dans l’urgence, comme on l’a fait ces derniers mois, est une curieuse façon de travailler. Le Sénat se réunit, dans le meilleur des cas, dix fois par an. Il dispose donc du temps nécessaire pour s’organiser et préparer les séances de façon à permettre des débats sérieux. Indépendamment de ce dossier précis, j’ai aussi l’impression que des points sont parfois ajoutés à l’ordre du jour simplement pour étoffer celui‑ci. Aujourd’hui encore, notre ordre du jour n’est pas très chargé.

L’examen dans l’urgence de cette résolution ne sert pas vraiment le dossier Navalny. J’insiste, d’autant plus que le Sénat ne se réunit pas souvent, pour que l’on consacre le temps nécessaire à la préparation de telles propositions de résolution, qui doivent être envoyées plus tôt aux sénateurs. Je constate également que la réaction du Sénat est toujours tardive. En effet, ces questions ont généralement déjà été débattues dans les parlements des entités fédérées. Il ne faut pas non plus surestimer la valeur ajoutée de la discussion de telles résolutions au Sénat, à moins que l’on ne considère qu’une résolution adoptée par le Sénat belge fera la différence, ce qui n’est pas le cas.

Nous ne soutiendrons donc pas l’urgence non plus, non parce que nous ne sommes pas préoccupés par l’affaire Navalny, mais simplement pour des raisons de principe concernant l’organisation des travaux.

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Ik vind het een eigenaardige manier van werken om de laatste maanden telkens te elfder ure voorstellen van resolutie bij hoogdringend te behandelen. In het beste geval komt de Senaat tien keer per jaar samen. Er is toch tijd genoeg om dat veel beter voor te bereiden, zodat er een ernstig debat mogelijk is. Ik heb ook de indruk dat er soms zaken aan de agenda worden toegevoegd – ik heb het nu niet specifiek over deze zaak – gewoon om de agenda nog wat op te vullen. Ook vandaag is de agenda niet echt uitgebreid.

De behandeling van deze resolutie bij hoogdringendheid bewijst de zaak‑Navalny niet echt een goede dienst. Ik dring erop aan, zeker omdat de Senaat niet zo dikwijls samenkomt, voldoende tijd uit te trekken om dergelijke resoluties voor te bereiden, om ze vroeger aan de senatoren te sturen. Ik stel ook vast dat de Senaat altijd later komt: meestal zijn die zaken al eens besproken in de deelstaatparlementen. De toegevoegde waarde van de bespreking van dergelijke resoluties in de Senaat moet men ook niet overroepen, tenzij men meent dat een resolutie die de Belgische Senaat heeft aangenomen het verschil zal maken, quod non.

Wij zullen dus het verzoek tot spoedbehandeling ook niet steunen, uiteraard niet omdat we niet zouden bekommerd zijn om de zaak‑Navalny, maar gewoon om principiële redenen met betrekking tot de regeling van de werkzaamheden.

 

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – La condamnation de M. Navalny a eu lieu après la précédente séance plénière. Je pense pouvoir dire que chacun a reçu les textes à temps.

De plus, un élément nouveau est apparu, particulièrement préoccupant pour ceux qui suivent les affaires internationales. M. Navalny a disparu. Il a été transféré vers un lieu inconnu. Ses avocats et ses proches ignorent où il se trouve. Ce fait alarmant justifie amplement un examen urgent de la question.

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – De veroordeling van de heer Navalny vond plaats na de vorige plenaire vergadering. Ik denk te kunnen stellen dat iedereen de teksten op tijd heeft gekregen.

Bovendien is er een nieuw element opgedoken dat bijzonder onrustwekkend is voor degenen die de internationale gebeurtenissen volgen. De heer Navalny is verdwenen. Hij werd overgebracht naar een onbekende plaats. Zijn advocaten en zijn naasten weten niet waar hij zich bevindt. Dat alarmerende feit rechtvaardigt ruimschoots de spoedbehandeling van deze zaak.

 

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – Les arguments développés peuvent être aisément inversés. En effet, le fait que la situation ne soit pas neuve implique, d’une part, qu’elle est connue de chacun d’entre nous et, d’autre part, que l’examen d’une proposition de résolution ne nécessite pas un long travail ni une concertation compliquée.

Par ailleurs, comme le Sénat ne se réunit qu’une fois par mois en séance plénière, il est logique, lorsqu’une question est urgente, ce qui, comme mes collègues l’ont indiqué, est le cas en l’occurrence, de ne pas attendre la séance plénière suivante pour examiner un texte sur lequel, semble‑t‑il, tout le monde est d’accord. La protection des défenseurs des droits humains et du droit d’expression des prisonniers politiques nous préoccupe tous. L’urgence me paraît donc tout à fait justifiée.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – De naar voor gebrachte argumenten kunnen makkelijk worden omgekeerd. Immers, het feit dat de situatie niet nieuw is, impliceert enerzijds dat iedereen van ons de zaak kent en anderzijds dat het onderzoek van een voorstel van resolutie geen langdurig werk of moeilijk overleg vergt.

Bovendien, aangezien de Senaat slechts een keer per maand in plenaire vergadering samenkomt, is het vanzelfsprekend dat we bij een dringend probleem – hetgeen hier het geval is, zoals mijn collega’s hebben gezegd – niet wachten op de volgende plenaire vergadering om de tekst, waarover iedereen het blijkbaar eens is, te bespreken. We zijn allemaal begaan met de bescherming van mensenrechtenactivisten en van het recht op vrije meningsuiting van politieke gevangenen. De hoogdringendheid lijkt me dus volkomen gerechtvaardigd.

 

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Le groupe CD&V rejoint les groupes qui demandent l’examen dans l’urgence de la proposition de résolution. Les arguments ont déjà été exposés très clairement. Nous voulons, nous aussi, exprimer tout aussi clairement notre inquiétude.

Il serait regrettable qu’en tant que partis démocratiques, dans des dossiers qui touchent à la démocratie et qui, comme dans le cas de M. Navalny, concernent un héros de la démocratie, nous ne parvenions pas à maintenir notre cohésion. J’appelle donc les collègues démocrates de l’opposition à serrer les rangs et à envoyer au monde un message cohérent. Nous lancerions ainsi un signal fort. Il ne s’agit pas de jeux de procédure ni des compétences des différentes assemblées, mais de valeurs démocratiques fondamentales.

Je voudrais signaler à M. Vanlouwe, membre éminent du Parlement flamand, que sa critique de la procédure d’urgence que nous suivons ici n’est pas tout à fait judicieuse. Le Parlement flamand applique également cette procédure, et à juste titre. Dans de nombreux cas, il faut pouvoir invoquer l’urgence. Le faire davantage, et non moins souvent, constituerait une valeur ajoutée. Lorsqu’elle concerne les valeurs fondamentales et les droits humains, cette procédure donne plus de pertinence au Sénat.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – De CD&V‑fractie sluit zich aan bij de fracties die vragen om het voorstel van resolutie bij hoogdringendheid te behandelen. De argumenten zijn reeds zeer duidelijk uiteengezet. Ook wij willen onze ongerustheid heel duidelijk verwoorden.

Ik zou het jammer vinden mochten wij in zaken die de democratie aangaan en die, zoals in het geval van de heer Navalny, betrekking hebben op een held van de democratie, niet in staat zouden zijn om als democratische partijen de rangen te sluiten. Ik roep de democratische collega’s van de oppositie dan ook op de rangen te sluiten en een eenduidig signaal de wereld in te sturen. Dan zouden we een krachtig teken geven. Dit gaat niet om procedurespelletjes en over de bevoegdheden van de diverse assemblees, maar over de fundamentele democratische waarden.

Ik wil de heer Vanlouwe, een eminent lid van het Vlaams Parlement, erop wijzen dat zijn kritiek op de procedure bij hoogdringendheid die we hier volgen, niet helemaal opgaat. Ook het Vlaams Parlement kent deze procedure, en terecht. In veel gevallen moet men zich op de hoogdringendheid kunnen beroepen.

Het zou een meerwaarde zijn mochten we dit niet minder, maar meer doen. Deze procedure geeft wat fundamentele waarden en mensenrechten betreft meer relevantie aan de Senaat.

 

M. André Antoine (cdH). – Au nom du groupe cdH, je voudrais indiquer que nous soutenons pleinement l’urgence.

Même si l’utilité et l’avenir du Sénat sont parfois remis en cause à l’intérieur de notre pays, il n’en est rien à l’échelon international. Le Sénat a encore une renommée extraordinaire, dont nous devons profiter pour faire entendre notre voix dans le concert international. Je ne comprendrais pas que, pour des arguties ou des questions de procédure ou de délai supplémentaire pour étudier le dossier, nous nous détournions de l’actualité, disons même de l’urgence.

Nous connaissons les conditions dans lesquelles se sont déroulés les différents procès de M. Navalny. Aujourd’hui, nous apprenons, comme d’autres, qu’il a disparu et que l’on n’a plus de nouvelles de lui. Si le Sénat ne réagit pas aujourd’hui, cela signifie qu’il n’est pas au rendez‑vous de ses tâches ni de ses missions. Comme nos collègues du CD&V et d’autres collègues francophones qui se sont exprimés, c’est sans aucune restriction que nous soutenons cette demande d’urgence. Nous prions tous les collègues du Sénat d’admettre l’examen d’urgence sollicité aujourd’hui.

De heer André Antoine (cdH). – Namens de cdH‑fractie wil ik zeggen dat we de behandeling bij hoogdringendheid volledig steunen.

Ook al wordt binnen ons land het nut en de toekomst van de Senaat soms in vraag gesteld, op internationaal niveau is dat geenszins het geval. De Senaat heeft nog een buitengewoon aanzien, waarvan we moeten profiteren om onze stem te laten horen in het internationale overleg. Het zou onaanvaardbaar zijn dat we ons zouden beroepen op spitsvondigheden, procedurekwesties of een bijkomende termijn om het dossier te bestuderen, om ons af te wenden van de actualiteit, of zelfs van de hoogdringendheid.

We kennen de omstandigheden waarin de verschillende processen van de heer Navalny zijn gehouden. Vandaag hebben we vernomen dat hij verdwenen is en dat we geen nieuws meer van hem hebben. Als de Senaat vandaag niet reageert, betekent dat dat de Senaat zijn taken en opdrachten niet tijdig waarneemt. Net zoals onze collega’s van de CD&V en andere, Franstalige collega’s, onderschrijven wij zonder enig voorbehoud deze vraag tot spoedbehandeling. We roepen alle collega’s van de Senaat op om de gevraagde spoedbehandeling ook te steunen.

 

M. Tom Ongena (Open Vld). – Le groupe Open Vld soutiendra également l’urgence. Si ce dossier n’est pas urgent, aucun ne l’est !

Je voudrais m’associer à l’appel de Mme de Bethune et d’autres collègues. Cette affaire est trop importante pour que l’on s’en serve afin de remettre en question le rôle et l’utilité du Sénat. Nous menons ce débat tous les mois et, franchement, il présente une faible valeur ajoutée, surtout pour de tels dossiers. Il s’agit de nos droits et libertés fondamentaux, que nous souhaitons voir se développer en Europe, mais aussi en Russie, pays dans lequel ils sont piétinés.

Tant que le Sénat existe, nous devons le valoriser. Une résolution du Sénat peut certainement avoir un poids dans le forum international. Usons de cette possibilité, indépendamment de l’autonomie de la Chambre et des parlements des entités fédérées. Plus nous le ferons, mieux ce sera.

Bref, nous sommes convaincus qu’en particulier pour ce qui est de la Russie et certainement dans un dossier comme celui de Navalny, les résolutions du Sénat peuvent vraiment s’avérer utiles.

De heer Tom Ongena (Open Vld). – Ook de Open Vld‑fractie zal de behandeling bij hoogdringendheid steunen. Als dit niet hoogdringend is, dan weet ik niet wat wel.

Ik sluit me graag aan bij de oproep van collega de Bethune en anderen. Deze zaak is net iets te belangrijk om er een spelletje van te maken over de rol en het nut van de Senaat. Dat debat voeren we hier blijkbaar elke maand en heeft eerlijk gezegd weinig meerwaarde, zeker niet in dit dossier. Dit gaat over onze fundamentele rechten en vrijheden die we in Europa, en ook in Rusland, zouden willen zien uitgerold worden. In Rusland worden die met de voeten getreden.

Zolang de Senaat bestaat, moeten we hem nuttig gebruiken. Zeker op het internationale forum kan een resolutie van de Senaat wel degelijk een gewicht hebben. Laten we daar gebruik van maken, los van de autonomie van de Kamer en de deelstaatparlementen. Hoe meer, hoe liever.

Kortom, wij zijn ervan overtuigd dat zeker wat Rusland betreft en zeker in een zaak als die van Navalny, resoluties vanuit de Senaat echt wel kunnen helpen.

 

Mme la présidente. – Je propose que nous en discutions également au sein du Bureau. Il importe de maintenir la possibilité d’examiner des propositions en urgence au Sénat, mais nous devons nous assurer que les textes soient transmis dans des délais permettant d’en prendre connaissance.

De voorzitster. – Ik stel voor dat we dit ook in het Bureau bespreken. Het is belangrijk dat de spoedbehandeling in de Senaat blijft bestaan, maar we moeten erover waken dat de teksten tijdig worden doorgestuurd zodat er voldoende tijd is om ze door te nemen.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Il est faux de dire qu’il n’y a pas eu de séance plénière depuis que l’affaire Navalny a éclaté. J’ai l’impression que certains collègues ne connaissent pas le dossier. M. Navalny a été arrêté le 18 janvier dernier. Des mois auparavant, il avait été victime d’un empoisonnement. Tout le monde a vu les images de son arrestation. Le Sénat s’est réuni en séance plénière depuis lors.

Un débat a eu lieu à ce sujet à la Chambre. La ministre des Affaires étrangères, Sophie Wilmès, a fait des déclarations, tout comme le ministre‑président flamand. Dans la proposition de résolution à l’examen, il est demandé au gouvernement de prendre position, mais il l’a déjà fait.

Faisons notre travail sérieusement. Pourquoi faudrait‑il refaire le débat et revoir les textes qui ont déjà été adoptés à d’autres niveaux de pouvoir ? J’espère que tout le monde étudiera mieux ses dossiers.

Le Sénat ne se réunit qu’une fois par mois. C’est une grande différence avec la Chambre et les parlements des entités fédérées, qui se réunissent chaque semaine. Nous lançons un appel, dans l’urgence, à des chefs de gouvernement qui ont déjà pris position à l’échelon des entités fédérées, fédéral et européen. Ce n’est pas une manière sérieuse de travailler.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Het klopt niet dat er geen plenaire vergadering van de Senaat is geweest sinds de zaak‑Navalny is losgebarsten. Ik heb de indruk dat sommige collega’s de zaak- Navalny niet kennen. De heer Navalny is op 18 januari aangehouden. Maanden voordien reeds was hij het slachtoffer van een vergiftiging. Iedereen heeft de beelden gezien van hoe de heer Navalny op 18 januari live voor de camera’s werd aangehouden. De Senaat heeft sindsdien een plenaire vergadering gehouden.

In de Kamer is daarover een debat gehouden. Minister van Buitenlandse Zaken Wilmès heeft verklaringen afgelegd. De Vlaamse minister‑president heeft een standpunt ingenomen en verklaringen afgelegd. In dit voorstel van resolutie wordt gevraagd dat de regering een standpunt inneemt. Ze heeft dat inmiddels al gedaan.

Laten we ons werk ernstig doen. Waarom moeten we de debatten herdoen en de teksten hernemen die op andere beleidsniveaus reeds hebben plaatsgevonden? Ik hoop dat iedereen zijn dossiers beter instudeert.

De Senaat komt slechts eenmaal per maand bijeen. Dat is een groot verschil met de Kamer en de deelstaatparlementen, die wekelijks vergaderen. Nu doen we bij hoogdringendheid een oproep aan regeringsleiders die reeds een standpunt hebben ingenomen op deelstatelijk, nationaal en Europees niveau. Dit is geen ernstige manier van werken.

 

Mme la présidente. – Monsieur Vanlouwe, votre temps de parole est de trois minutes. Vous avez eu amplement le temps de vous exprimer. J’ai déjà accepté de discuter de cette question au Bureau.

Nous pouvons clore ici la discussion et voter sur la proposition d’examen immédiat. Seuls les sénateurs présents dans l’hémicycle prendront part au vote.

De voorzitster. – Mijnheer Vanlouwe, u hebt drie minuten spreektijd. U zit daar al lang over. Ik heb al toegezegd dat we dit naderhand in het Bureau zullen bespreken.

We kunnen de discussie hier sluiten en stemmen over dit voorstel van onmiddellijke behandeling. We zullen dit doen met de mensen die hier in de zaal aanwezig zijn.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Madame la présidente, j’aimerais obtenir une explication. Dans quelle mesure votre décision est‑elle conforme au règlement ? Nous n’avons ici qu’un nombre limité de personnes en mesure de voter. Certains sénateurs, qui participent à la séance en vidéoconférence, ont peut‑être un point de vue différent sur la question.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mevrouw de voorzitter, graag een toelichting. Hoe is dit in overeenstemming met het reglement? We hebben hier maar een beperkt aantal mensen die kunnen stemmen. Er zijn mensen die digitaal volgen en die hebben daar mogelijk een ander standpunt over.

 

Mme la présidente. – La présence dans l’hémicycle est proportionnelle à l’importance des groupes. C’est donc comme si tout le monde votait. Nous en avons, par ailleurs, déjà discuté au sein du Bureau.

De voorzitster. – De aanwezigheid hier in de zaal is proportioneel volgens de grootte van de fracties. Dat heeft dus hetzelfde effect als wanneer iedereen zou meestemmen. Daarover hebben we het trouwens in het Bureau ook al gehad, dat dit de consequentie van de zaken is.

 

  La proposition d’examen immédiat est adoptée par assis et levé.

  Het voorstel van onmiddellijke behandeling wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

M. Rik Daems (Open Vld). – Pouvez‑vous me donner la parole quelques instants ? Si un groupe intervient trois fois, d’autres peuvent le faire également. Je sais qu’en principe, on ne peut intervenir qu’une seule fois.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Kunt u mij voor één minuut het woord geven? Als een bepaalde fractie driemaal tussenkomt, dan kunnen andere fracties ook driemaal tussenkomen. Ik weet dat er maar een tussenkomst mogelijk is.

 

Mme la présidente. Il ne peut y avoir qu’un seul orateur par groupe. Telle est la règle. Il ne s’agit pas du nombre d’interventions, mais du fait qu’un seul orateur par groupe peut s’exprimer sur un sujet spécifique.

De voorzitster. – Het is zo dat er één spreker per fractie is. Dat zijn de regels. Het gaat niet over het aantal tussenkomsten, maar over het feit dat er één spreker per fractie is die het woord kan nemen over een bepaald onderwerp.

 

M. Rik Daems (Open Vld). Permettez‑moi dans ce cas de formuler deux observations.

D’une part, en raison de ma fonction, que vous connaissez, je n’interviendrai pas sur le fond. Je ne voterai pas non plus.

D’autre part, je souhaite attirer l’attention sur un élément nouveau : il y a quelques jours, la Cour de Strasbourg a émis un arrêt demandant la libération immédiate de M. Navalny.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Sta mij dan toe twee elementen aan te brengen.

Ik zal niet inhoudelijk tussenkomen, omwille van mijn rol, die u kent. Ik zal ook niet stemmen.

Het nieuwe element is dat er een uitspraak is van enkele dagen geleden van het Hof in Straatsburg. Daarin wordt de onmiddellijke vrijlating van de heer Navalny gevraagd.

 

Mme la présidente. Ce point est clos. Le groupe Open Vld est déjà intervenu à ce sujet. Je rappelle la règle : un orateur par groupe. Je souhaite m’en tenir aux règles. Nous nous sommes déjà prononcés sur ce point et passons maintenant au point suivant de l’ordre du jour.

De voorzitster. – Dit punt is afgesloten. Er is al een tussenkomst geweest van de Open Vld‑fractie. Het is één spreker per fractie. Ik wil mij aan de regels houden. We hebben er al over gestemd en gaan nu over naar het volgende agendapunt.

 

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid

 

Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de Mme Cathy Coudyser.

Le Bureau s’est réuni le lundi 22 février dernier pour la vérification de ces pouvoirs.

Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau.

De voorzitster. – Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw Cathy Coudyser.

Het Bureau is op maandag 22 februari 2021 ll. bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

Ik stel voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

Je prie donc M. Anciaux de donner lecture du rapport du Bureau sur la vérification des pouvoirs de Mme Coudyser.

Ik geef het woord aan de heer Anciaux om kennis te geven van het verslag van het Bureau over het onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw Coudyser.

 

M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Par lettre du 9 février 2021, M. Philippe Muyters, sénateur d’entité fédérée, a démissionné de son mandat avec effet immédiat.

Par lettre du 22 février 2021, la présidente du Parlement flamand a communiqué au greffier du Sénat que Mme Cathy Coudyser était désignée par la formation politique C (N‑VA) pour succéder à M. Muyters.

Lorsque le Bureau prend connaissance de la désignation d’un sénateur d’entité fédérée, il vérifie si le membre désigné est élu sur une liste appartenant à la formation politique à laquelle était attribué le siège devenu vacant.

La vérification des pouvoirs proprement dite est considérée comme superfétatoire étant donné que celle‑ci a déjà été effectuée précédemment par le Parlement flamand.

Le Bureau peut dès lors proposer l’admission de Mme Coudyser comme membre du Sénat.

De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Bij brief van 9 februari 2021 heeft de heer Philippe Muyters zijn ontslag ingediend als deelstaatsenator met onmiddellijke ingang.

Bij brief van 22 februari 2021 heeft de voorzitster van het Vlaams Parlement aan de griffier van de Senaat meegedeeld dat mevrouw Cathy Coudyser door de politieke formatie C (N‑VA) is aangewezen om de heer Muyters te vervangen.

Wanneer het Bureau in kennis wordt gesteld van de aanwijzing van een deelstaatsenator, gaat het na of het aangewezen lid verkozen is op een lijst die tot de politieke formatie behoort waaraan de vacant geworden zetel toegekend was.

Het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven wordt overbodig geacht aangezien dat onderzoek reeds door het Vlaams Parlement werd verricht.

Het Bureau kan dan ook voorstellen mevrouw Coudyser toe te laten als lid van de Senaat.

 

Mme la présidente. – Je remercie le rapporteur. Quelqu’un demande‑t‑il la parole ?

Nous passons au vote sur les conclusions de ce rapport. Seuls les sénateurs présents dans l’hémicycle participent au vote.

De voorzitster. – Ik dank de rapporteur. Vraagt iemand het woord?

We gaan over tot de stemming over de besluiten van het verslag. Alleen wie fysiek aanwezig is in het halfrond, neemt deel aan de stemming.

 

  Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé.

  De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan.

 

Mme la présidente. – Je proclame Mme Coudyser sénatrice et l’invite à prêter le serment constitutionnel.

De voorzitster. – Ik roep mevrouw Coudyser uit tot senator en verzoek haar de grondwettelijke eed af te leggen.

 

  Mme Coudyser prête serment.

  Mevrouw Coudyser legt de eed af.

 

Mme la présidente. – Je donne à Mme Coudyser acte de sa prestation de serment et la déclare installée dans son mandat de sénatrice.

De voorzitster. – Ik geef aan mevrouw Coudyser akte van haar eedaflegging en verklaar haar aangesteld in haar mandaat van senator.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

Proposition de résolution visant à instaurer la possibilité de déposer une plainte sous le couvert de l’anonymat en cas de violence homophobe (de Mme Stephanie D’Hose, MM. Rik Daems et Willem‑Frederik Schiltz, Mme Hélène Ryckmans et MM. Stijn Bex et Bert Anciaux ; Doc. 7‑161)

Voorstel van resolutie betreffende het invoeren van de anonieme klacht ingeval van homofoob geweld (van mevrouw Stephanie D’Hose, de heren Rik Daems en Willem‑Frederik Schiltz, mevrouw Hélène Ryckmans en de heren Stijn Bex en Bert Anciaux; Stuk 7‑161)

 

Proposition de résolution visant à encourager les victimes de violence homophobe à porter plainte (de MM. Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez et Jean‑Paul Wahl, Mmes Sabine Laruelle et Véronique Durenne et MM. Philippe Dodrimont et Alexander Miesen ; Doc. 7‑165)

Voorstel van resolutie teneinde slachtoffers van homofoob geweld aan te moedigen om klacht in te dienen (van de heren Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez en Jean‑Paul Wahl, de dames Sabine Laruelle en Véronique Durenne en de heren Philippe Dodrimont en Alexander Miesen; Stuk 7‑165)

 

Discussion

Bespreking

 

Mme la présidente. – Je vous propose de joindre la discussion de ces propositions de résolution.

De voorzitster. – Ik stel voor deze voorstellen van resolutie samen te bespreken.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

Je vous rappelle que le texte adopté en commission porte un nouvel intitulé : « Proposition de résolution visant à instaurer la possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat en cas de violence à l’égard des personnes LGBTQ+ ».

Ik herinner u eraan dat de tekst die in de commissie werd goedgekeurd een nieuw opschrift heeft: ‘Voorstel van resolutie betreffende het invoeren van de anonieme aangifte bij lgbtq+‑foob geweld’.

 

(Pour le texte adopté par la commission du Renouveau démocratique et de la Citoyenneté, voir document 7‑165/5.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Democratische Vernieuwing en Burgerschap, zie stuk 7‑165/5)

 

Mme Katia Segers (sp.a), corapporteuse. – La violence homophobe est un comportement intentionnel à l’égard d’une personne ou d’un objet, qui a pour conséquence de causer une souffrance physique ou psychique. Ce comportement vient en réaction à l’orientation sexuelle, présumée ou non, de la victime. La problématique de la violence homophobe est fortement sous‑estimée. Nous ne disposons pas de chiffres de prévalence détaillés, mais il ressort des données disponibles et des nombreuses auditions organisées dans le cadre des deux résolutions que la violence homophobe est un problème sous‑estimé qui nécessite que les victimes puissent faire un signalement sous le couvert de l’anonymat. De nombreuses victimes n’osent pas le faire, ce qui fait qu’il est question d’un chiffre noir.

Le 9 novembre 2020, deux résolutions relatives à cette problématique, une de la présidente, Mme D’Hose, et consorts et une autre du groupe MR, ont été inscrites à l’ordre du jour de la commission du Renouveau démocratique et de la Citoyenneté, qui les a examinées une première fois. Après une première discussion générale, la commission a décidé d’examiner les deux propositions en même temps, et d’organiser deux auditions, le 7 décembre et le 4 janvier, avec des représentants de çavaria et de la RainbowHouse Brussels, M. Olivier Slosse, conseiller politique de la zone de police Bruxelles Capitale Ixelles, les directeurs d’Unia, l’attachée de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, et le coordinateur pour la Flandre de la ligne d’assistance 1712. Un avis écrit a en outre été demandé à COC Midden‑Nederland concernant la plateforme de signalement pour les LGBTIQ+ et les précurseurs de celle‑ci.

Après les auditions, il a été décidé de déposer un nouvel amendement global qui intègre les deux textes initiaux et certains éléments apparus lors des auditions. Cet amendement global a servi de base à la suite de la discussion. Des sous‑amendements ont ensuite été déposés à cet amendement global, et ont été examinés lors des réunions des 18 janvier et 1er février.

Dans l’exposé introductif, Mme D’Hose explique que la proposition de résolution vise à remédier au problème du sous‑signalement de la violence homophobe. Il ressort d’entretiens avec les services de police, la société civile et la communauté LGBTQ que les victimes sont encore très réticentes à se rendre à la police. Une étude réalisée par le ministre de la Justice précédent indique qu’une personne LGBTQ sur trois se sent en insécurité en raison de son orientation sexuelle au moins une fois par mois, que six personnes LGBTQ sur dix sont confrontées à de la violence verbale, que 20 % des personnes interrogées ont déjà été menacées et que 10 % ont déjà été victimes d’une agression physique. Ces chiffres interpellent. Il apparaît pourtant que les victimes ne font pas ou quasiment pas appel aux services d’aide appropriés. Ces dernières années, la police et la justice ont cependant pris des initiatives concrètes pour encourager les victimes à signaler les faits, notamment en désignant des fonctionnaires de référence.

Le moment est venu, selon Mme D’Hose, de prendre de nouvelles initiatives et de donner la possibilité aux victimes de violence homophobe de déposer une plainte sous le couvert de l’anonymat. Cette possibilité existe déjà aux Pays‑Bas et en Angleterre. La proposition prévoit également de créer explicitement la possibilité de déposer une plainte de manière numérique. L’objectif n’est pas d’élaborer des concepts de droit pénal mais bien de collecter des données.

M. Miesen, auteur de la proposition de résolution du groupe MR, a ensuite commenté sa proposition. Elle repose sur les mêmes conclusions que celles de Mme D’Hose et poursuit aussi les mêmes objectifs. Le seul élément de la proposition de Mme D’Hose qui pose problème pour M. Miesen et le groupe MR est l’anonymat. M. Miesen craint que l’anonymat soit la porte ouverte aux abus. C’est pourquoi, dans sa proposition initiale, le groupe MR préconise plutôt de mieux protéger l’identité du plaignant.

La commission a ensuite examiné les propositions.

M. Ben Chikha déclare soutenir les deux textes étant donné que la problématique qu’ils mettent en lumière est indéniable. Il indique également que les bonnes pratiques relevées aux Pays‑Bas répondent parfaitement à l’objectif des deux textes, qui est de faire en sorte que les victimes ne doivent pas avoir à redouter de déposer plainte. Il importe également d’inclure dans la proposition les initiatives existantes qui, pour l’heure, améliorent déjà le pourcentage de signalements de violence homophobe, telles Unia, çavaria et la RainbowHouse Brussels

Mme Perdaens souligne que la violence homophobe est un grave problème, sérieusement méconnu. Le nombre de cas non déclarés est élevé. Elle constate que la problématique est très fragmentée et qu’il faut en fait pouvoir l’aborder de la façon la plus large possible. Les deux propositions ne se focalisent cependant que sur les signalements à recueillir et à répertorier, ce qui crée un vide dans d’autres domaines. Il y a certainement des arguments en faveur d’une dénonciation par internet sous le couvert de l’anonymat.

Au nom du groupe sp.a, Mme Segers indique que la fusion des deux textes permettra de lancer un signal plus fort. Elle estime que l’aspect des dénonciations sous le couvert de l’anonymat constitue un élément important parce qu’il peut inciter certaines personnes à procéder réellement à un signalement. Elle est par ailleurs favorable à une approche englobant l’ensemble de la société, en rassemblant un maximum de partenaires déjà actifs sur le terrain.

M. Courard souhaite attirer l’attention sur l’importance de la prévention et de la sensibilisation, tant auprès des corps de police qu’auprès des victimes.

M. De Brabandere déclare que le Vlaams Belang est opposé à toute forme de violence à l’encontre des personnes LGBTQ et affirme qu’il est de bon aloi de faciliter encore plus le signalement de telles violences. Il constate cependant que les propositions de résolution restent muettes sur le profil des auteurs. Selon l’intervenant, c’est enfoncer une porte ouverte que de souligner qu’il s’agit généralement de jeunes d’origine allochtone.

M. Van de Wauwer affirme qu’il importe de signaler tous les cas de violence homophobe, tant verbale que physique, et qu’il faut éliminer le chiffre noir, notamment grâce à la possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat. L’on peut certainement tirer des enseignements des modèles suivis aux Pays‑Bas et au Royaume‑Uni, mais la Belgique n’est pas en reste, elle a aussi développé de bonnes pratiques. Le membre fait ici référence aux zones de police où il est déjà possible de déposer une plainte anonymement : la zone de police de Gand et celle de Bruxelles Capitale Ixelles.

M. Van de Wauwer tient également à souligner que les maisons Arc‑en‑Ciel et les acteurs de terrain de l’égalité des chances multiplient déjà les actions de sensibilisation.

M. Ben Chikha revient sur les propos de M. De Brabandere. Il affirme que l’on ne servira les intérêts d’aucune victime de violence homophobe en se focalisant sur la dimension ethnique d’une matière aussi complexe.

Lors de la réunion du 18 janvier 2021, M. Van Goidsenhoven et consorts ont déposé l’amendement global no 1. Mme D’Hose en donne une justification. L’amendement fusionne le contenu de deux propositions de résolution et y ajoute certains aspects évoqués lors des auditions. L’objectif de l’amendement global est de réduire les barrières qui empêchent les personnes LGBTQ+ de signaler les violences dont elles font l’objet. Il faut acquérir une meilleure perception de l’ampleur des faits, afin de réduire au maximum le chiffre noir.

L’amendement global présente l’avantage de prôner une coopération entre tous les acteurs de terrain, ce qui débouchera sur une vision d’ensemble reposant sur un large consensus. Mme D’Hose espère que la proposition adaptée permettra de réduire effectivement le chiffre noir.

Les membres de la commission examinent ensuite de manière approfondie les amendements et sous‑amendements.

Je remercie l’ensemble des collègues pour leur collaboration constructive et particulièrement fructueuse. Je remercie également les services du Sénat pour leur travail professionnel d’excellente qualité.

Mevrouw Katia Segers (sp.a), corapporteur. – Homofoob geweld wordt gedefinieerd als intentioneel gedrag dat gericht is tegen een persoon of voorwerp en dat fysiek of psychisch leed veroorzaakt. Dat gedrag wordt gesteld omwille van de al dan niet vermeende seksuele geaardheid van het slachtoffer. De problematiek van homofoob geweld is absoluut onderschat. We beschikken helaas niet over grondige prevalentiecijfers, maar uit het beschikbare materiaal en de vele hoorzittingen die we organiseerden in het kader van beide resoluties blijkt dat homofoob geweld niet enkel een onderschat probleem is, maar ook een probleem waarvoor de nood bestaat om de mogelijkheid van een anonieme melding in te voeren. Er is immers sprake van een ‘dark number’, want veel mensen die te maken hebben met homofoob geweld durven geen melding te doen.

Op 9 november vorig jaar werden twee resoluties met betrekking tot deze problematiek ingeschreven op de agenda van de commissie voor de Democratische Vernieuwing en Burgerschap, namelijk de resolutie van voorzitster D’Hose en collega’s, en een eerder ingediende resolutie van de MR‑fractie. Op die dag werden ook de twee resoluties een eerste keer besproken. Na een eerste algemene bespreking besliste de commissie om beide voorstellen samen te behandelen en om twee hoorzittingen te organiseren, op 7 december en 4 januari, met vertegenwoordigers van çavaria, het RainbowHouse Brussels en de heer Olivier Slosse, beleidsadviseur van de politiezone Brussel‑Hoofdstad‑Elsene, met de directeurs van Unia, de attaché van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en met de coördinator voor Vlaanderen van de hulplijn 1712. Bovendien hebben we ook aan COC Midden‑Nederland een schriftelijk advies gevraagd over een lhbtiq+‑meldplatform, dat in Nederland al bestaat, en over de voorgangers daarvan.

Na de hoorzittingen werd beslist om een nieuw globaal amendement in te dienen dat zich baseert op beide oorspronkelijke teksten en op elementen uit de hoorzittingen. Dat globale amendement was de basis voor de verdere bespreking. Vervolgens werden op dat amendement subamendementen ingediend, die werden besproken op de vergaderingen van 18 januari en 1 februari.

Tijdens de inleidende uiteenzetting stelt mevrouw D’Hose dat de resolutie tot doel heeft om te remediëren aan de onderrapportering van homofoob geweld. Uit gesprekken met politiediensten, het middenveld en de regenbooggemeenschap blijkt immers dat de drempel om naar de politie te stappen nog steeds veel te groot is. Onderzoek van de voormalige minister van Justitie stelt dat 1 op de 3 holebi’s zich minstens 1 keer per maand onveilig voelt wegens de geaardheid, 6 op de 10 te maken krijgt met verbaal geweld, 20 % van de ondervraagden al werd bedreigd en 10 % al slachtoffer was van fysieke agressie. Dat zijn stuitende cijfers. Desondanks blijken slachtoffers niet of nauwelijks een beroep te doen op relevante hulpverlening. Nochtans hebben politie en justitie de laatste jaren al concrete stappen gezet om de aangiftebereidheid van slachtoffers te verhogen, onder andere via de aanstelling van referentieambtenaren.

Nu is het volgens mevrouw D’Hose tijd om nieuwe stappen te zetten en slachtoffers van homofoob geweld overal de mogelijkheid te geven anoniem aangifte te doen. In Nederland en Engeland bestaat dat al. Het voorstel van resolutie pleit er eveneens expliciet voor om het mogelijk te maken dergelijke klachten ook digitaal in te dienen. Het is daarbij niet de bedoeling om strafrechtelijke concepten uit te werken, wel om data te verzamelen.

Vervolgens heeft collega Miesen, indiener van de resolutie van de MR‑fractie, zijn voorstel toegelicht. Het is gebaseerd op dezelfde conclusies als de tekst van mevrouw D’Hose en streeft dezelfde doelstellingen na. Het enige element uit het voorstel van mevrouw D’Hose dat een probleem vormt voor collega Miesen en de MR‑fractie, is de anonimiteit. De heer Miesen vreest dat dit de deur openzet naar misbruik. Daarom stelt de MR‑fractie in haar oorspronkelijke voorstel voor om eerder de identiteit van de klager beter te beschermen.

Vervolgens zijn we overgegaan tot de bespreking van de voorstellen.

Collega Ben Chikha geeft aan beide teksten te steunen, omdat de problematiek inderdaad zeer manifest is. Hij vermeldt eveneens de good practices van Nederland, die perfect in lijn zijn met de doelstelling van beide teksten, namelijk ervoor zorgen dat slachtoffers zonder schroom klacht kunnen indienen. Hij vindt het ook belangrijk om bestaande initiatieven die momenteel al bijdragen tot een hoger meldingspercentage bij het voorstel te betrekken, zoals bijvoorbeeld Unia, çavaria en RainbowHouse Brussels.

Mevrouw Perdaens benadrukt dat homofoob geweld een ernstig probleem is dat zwaar wordt onderschat. Het dark number is hoog. Ze stelt ook vast dat de problematiek heel gefragmenteerd is en eigenlijk zo breed mogelijk zou moeten worden aangepakt. Volgens haar focussen de beide voorstellen echter enkel op het binnenhalen van meldingen en het in kaart brengen van de problematiek, en ontstaan er zo leemten op andere vlakken. Wel valt er voor haar zeker iets te zeggen voor de anonieme digitale melding.

Voor de sp.a‑fractie geeft mevrouw Segers aan dat het signaal sterker zou zijn indien beide teksten worden verenigd. Ze is ook van mening dat het aspect rapportering een belangrijk element is, aangezien het mensen over de streep kan trekken om effectief tot melding over te gaan. Ook is ze voorstander van een ‘whole of society approach’ om zoveel mogelijk partners op het terrein te betrekken, zoals we dat ook tijdens de hoorzittingen hebben gedaan.

De heer Courard vestigt de aandacht op het belang van preventie en sensibilisering, zowel bij de politiekorpsen, als bij de slachtoffers.

De heer De Brabandere verklaart dat het Vlaams Belang tegen elke vorm van geweld op holebi’s is en dat het goed is dat de aangiftedrempel voor dit soort geweld kan worden verlaagd, maar dat er in de voorstellen van resolutie over het daderprofiel geen woord terug te vinden is. Nochtans trapt hij – volgens hemzelf – een open deur in wanneer hij erop wijst dat de daders in de meeste gevallen jongeren van allochtone achtergrond zijn.

De heer Van de Wauwer verklaart dat alle gevallen van homofoob geweld, zowel verbaal, als fysiek, moeten worden gemeld en dat het dark number moet worden weggewerkt, onder andere via de mogelijkheid van de anonieme melding. Daarbij geeft ook hij aan dat we inderdaad kunnen leren van Nederland en het Verenigd Koninkrijk, maar dat er ook in België al good practices te vinden zijn. Hij verwijst daarbij naar politiezones waar anoniem melden al mogelijk is, namelijk de zones Gent en Brussel Hoofdstad Elsene.

De heer Van de Wauwer wenst ook nog te benadrukken dat er al heel wat gebeurt in verband met sensibilisering vanuit de regenbooghuizen en het gelijkekansenmiddenveld.

De heer Ben Chikha komt terug op de uitspraak van de heer De Brabandere. Hij stelt dat geen enkel slachtoffer van homofoob geweld er mee gediend is om dergelijke complexe materie te ‘etnitiseren’.

Tijdens de vergadering van 18 januari 2021 wordt globaal amendement nr. 1 ingediend door de heer Van Goidsenhoven. Mevrouw D’Hose licht dat globaal amendement toe. Het amendement voegt de inhoud van twee voorstellen van resolutie samen en voegt een aantal aspecten toe die tijdens de hoorzittingen ter sprake zijn gekomen. Het opzet achter het globaal amendement is de drempel voor het aangeven van geweld tegen lgbtq+‑personen te verlagen. Daartoe moet er ook meer zicht komen op de omvang van de feiten, om het ‘dark number’ terug te dringen.

Het positieve aan het globaal amendement is dat er ingezet wordt op een samenwerking tussen alle actoren op het veld, wat uitmondt in een breed gedragen, verenigde visie. Mevrouw D’Hose hoopt dat het aangepaste voorstel het dark number daadwerkelijk zal kunnen reduceren.

Vervolgens gaan de commissieleden dieper in op de amendementen en de subamendementen.

Ik dank alle collega’s voor de bijzonder goede en constructieve samenwerking. Ik dank ook de diensten voor hun uitstekende en professionele werk.

 

M. Fourat Ben Chikha (Ecolo‑Groen), corapporteur. – Notre collègue Segers a présenté un rapport très complet.

J’ajouterai simplement que la fusion des deux propositions de résolution a permis de mettre certains aspects davantage en évidence, à commencer par la collaboration entre tous les acteurs concernés non seulement de la société civile et de l’appareil judiciaire mais aussi de tous les échelons intermédiaires.

Je voudrais souligner aussi le fait qu’en l’espèce, on a vite tendance à parler de violence « homophobe ». Il faut nommer les choses en des termes plus spécifiques et suffisamment larges : il s’agit de violence LGBTQIphobe. L’expression est certes un peu barbare, mais elle est incontournable. Si on ne l’emploie pas, on risque de reléguer certaines formes de violence au second plan. C’est aussi la raison pour laquelle le texte accorde une attention toute particulière aux multiples formes de violence lesbophobe, qui sont, ainsi qu’il ressort de contacts et d’expériences sur le terrain, un aspect méconnu de la problématique. La violence LGBTQIphobe recèle une dimension très marquée en termes de genre, et cela vaut aussi pour les transgenres et les personnes non binaires.

Je voudrais à mon tour remercier les auteurs des textes et les collègues pour la collaboration très constructive. Ce dossier est un bel exemple de notre capacité à travailler ensemble de manière approfondie lorsque nous poursuivons un but commun.

De heer Fourat Ben Chikha (Ecolo‑Groen), corapporteur. – Ik kan weinig toevoegen aan het uitstekende verslag van collega Segers.

Dankzij de samenvoeging van beide voorstellen van resolutie werden bepaalde aspecten versterkt. Een zeer belangrijk aspect is de samenwerking tussen alle actoren, van middenveld tot justitie en alles daartussen.

Ook wordt te makkelijk gesproken over ‘homofoob’ geweld. We moeten zowel specifiek zijn als tegelijkertijd breed genoeg gaan: het gaat om lbgtqi‑foob geweld. Dat bekt niet zo goed, maar het is wel essentieel. Gebruiken we die term niet, dan bestaat het risico dat bepaalde vormen van geweld een beetje worden uitgewist. Vandaar ook dat extra aandacht is gegaan naar allerlei vormen van lesbofoob geweld. Uit gesprekken en ervaringen blijkt dat dit een onderbelicht aspect is. Het leert ons dat lbgtqi‑foob geweld een heel sterke gendercomponent heeft. Hetzelfde verhaal geldt voor transpersonen en non‑binaire personen.

Ook ik dank de initiatiefnemers en de collega’s voor de zeer fijne samenwerking. Dit dossier is een mooi voorbeeld dat we grondig kunnen samenwerken als we allen onze schouders eronder zetten.

 

M. Orry Van de Wauwer (CD&V), corapporteur. – Alors que Mme Segers a exposé la genèse de cette résolution et que notre collègue Ben Chikha a présenté les amendements globaux visant à fusionner les deux textes en un seul, je m’attarderai pour ma part sur les amendements qui ont été examinés et adoptés en commission.

Il s’agit essentiellement d’une quinzaine d’amendements du groupe CD&V, dont quelques‑uns ont été déposés conjointement avec Mmes D’Hose et Segers.

Ainsi, au point F des considérants, nous avons modifié la formulation initiale en remplaçant les mots « d’une extrême lâcheté » par le mot « immoraux » et aussi les mots « les délits homophobes constituent la priorité absolue » par les mots « les délits homophobes et d’autres formes de délits de violence reçoivent un haut degré de priorité » et ce, dans le but d’éviter une sous‑estimation des autres formes de violence sexuelle.

Ces deux premiers amendements ont été adoptés par onze voix et une abstention. Je ne mentionnerai pas ici de manière systématique les résultats des votes. Je décrirais le fil rouge tout au long de ces procédures de vote en commission en disant que le MR, le PS, l’Open Vld, le CD&V, le sp.a, Ecolo‑Groen ont voté en faveur des amendements non retirés, que la N‑VA s’est abstenue et que le Vlaams Belang a majoritairement fait de même, hormis pour l’un ou l’autre amendement qu’il a approuvé.

Un autre amendement, davantage axé sur le contenu, portait sur la formation des policiers, en particulier sur la nécessité de les former en continu sur la façon de gérer et de reconnaître les sensibilités en matière de violence homophobe. L’idée sous‑jacente est que les initiatives prises dans ce sens doivent être développées non seulement pendant la formation policière mais aussi pendant la suite de la carrière policière.

Le sous‑signalement des faits de lesbophobie, que M. Ben Chikha vient lui aussi d’évoquer, a été déplacé du dispositif vers les considérants. Cela a fait l’objet de deux amendements, dont un sur lequel je m’attarderai ici plus particulièrement.

En ce qui concerne le dispositif, j’avais déposé deux amendements au point 1 et je les ai ensuite retirés. L’un portait sur le mot « anonymement » et l’autre visait à étendre la résolution à d’autres formes de violence sexuelle. Cet amendement a été retiré, non pas parce qu’il n’y avait pas de volonté d’y donner suite, mais parce que, conjointement avec Mmes D’Hose et Segers, nous avons déposé un autre amendement afin de mettre plus encore l’accent sur cette problématique.

Les mots « centra algemeen welzijnswerk », « Unia », « numéro d’assistance 1712 », etc. ont été supprimés de cette partie de la résolution. Cela a suscité une brève discussion en commission. M. Ben Chikha voulait connaître la finalité de cette suppression. J’ai répondu, s’agissant des mots « centra algemeen welzijnswerk » et « numéro d’assistance 1712 », qu’il était important de faire une nette distinction entre les organisations qui peuvent recevoir les signalements et celles qui ont pour vocation d’apporter de l’aide. En ce qui concerne Unia, dont la mention n’a pas été supprimée partout, Mme Segers a fait remarquer qu’à terme, la Flandre – et peut‑être d’autres entités fédérées à sa suite – se dotera de son propre centre pour l’égalité des chances et que la suppression de la mention « Unia » est donc une manière de baliser le terrain pour l’avenir.

Un autre amendement a été déposé en vue de donner la possibilité aux victimes de violences homophobes qui font un signalement de renoncer au secret de leur identité. Nous avons également déposé, conjointement avec Mmes D’Hose et Segers, un amendement en vue d’étendre le signalement sous couvert de l’anonymat à des formes de violence sexuelle autres que la violence homophobe.

D’autres amendements encore ont été déposés dans le but d’améliorer la qualité de la formulation. Je vous renvoie pour cela au rapport écrit. Je souhaiterais signaler aussi l’importante recommandation sur la nécessité de mettre sur pied les campagnes d’information et de sensibilisation qui s’imposent si un guichet unique devait voir le jour, ainsi qu’il a été souligné lors des auditions. Il faudra entourer la création de ce guichet d’une communication suffisante pour garantir à celui‑ci une bonne visibilité. Un projet similaire a été mis sur pied dans la zone de police de Bruxelles Capitale Ixelles, mais, faute de communication suffisante, il n’a pas eu le succès escompté.

Par ailleurs, j’ai déposé un amendement no 9 qui contribue à rendre la résolution plus concrète et qui vise à intégrer une formation spécialisée dans le module de formation existant et obligatoire relatif à la violence sexuelle et intrafamiliale de l’Institut de formation judiciaire. Cela permettra aux policiers de mieux comprendre les thématiques liées aux personnes LGBTQ+.

Mme Segers a indiqué que les violences homophobes ne résultent pas toujours de violences sexuelles ou intrafamiliales, mais qu’elle adhère au raisonnement selon lequel l’intégration de cette formation spécialisée dans un module existant peut être un moyen de la concrétiser rapidement.

Un autre amendement portait sur l’absence de profils d’auteurs, un problème que le Vlaams Belang n’a pas manqué non plus d’épingler. En réalité, l’amendement avait une autre finalité. Il s’agit de poursuivre la recherche sur les profils des auteurs, de manière à pouvoir mener des campagnes de prévention plus ciblées en matière de violence homophobe.

Enfin, dans un autre amendement, il a une nouvelle fois été question d’Unia et de la tâche qui lui sera confiée de partager toutes les informations avec les centres pour l’égalité des chances qui seront mis sur pied par les entités fédérées, à l’exemple de la Flandre.

J’en termine ici pour ce qui est des amendements.

L’amendement global sur la fusion des contenus respectifs des deux propositions de résolution a été adopté par 11 voix et 3 abstentions.

Plusieurs adaptations textuelles ont ensuite été apportées. M. Ben Chikha les a déjà évoquées. Partout dans le texte, on a remplacé le concept de « violence homophobe » par celui de « violence envers les personnes LGBTQ+ » parce que l’abréviation « LGBTQ+ » désigne l’ensemble de la communauté arc‑en‑ciel. On a modifié aussi l’intitulé en remplaçant les mots « de déposer plainte » par les mots « de faire un signalement ». Voilà ce que l’on peut dire sur les travaux en commission.

De heer Orry Van de Wauwer (CD&V), corapporteur. – Collega’s, mevrouw Segers heeft de totstandkoming van deze resolutie toegelicht en collega Ben Chikha deed dat met de allesomvattende amendementen om de twee teksten tot een geheel te brengen. Ik zal nog even ingaan op de amendementen die in de commissie besproken en aangenomen werden.

Het gaat voornamelijk over een vijftiental amendementen namens de CD&V‑fractie, waarvan er enkele samen met collega’s D’Hose en Segers werden ingediend.

In de consideransen, bij punt F, hebben we een aantal woorden aangepast. Waar de tekst oorspronkelijk sprak over ‘bijzonder laf’ homofoob geweld, hebben we dat veranderd in ‘immoreel’. In plaats van de ‘hoogste prioriteit’, vragen we die misdrijven met ‘een hoge prioriteit’ te behandelen, om andere vormen van seksueel geweld niet te onderschatten.

Die twee eerste amendementen zijn aangenomen met elf stemmen bij een onthouding. Ik ga hier niet telkens alle stemresultaten vermelden. De rode draad doorheen de stemmingen in de commissie was als volgt. Doorgaans stemden de fracties van MR, PS, Open Vld, CD&V, sp.a, Ecolo‑Groen voor de niet ingetrokken amendementen. N‑VA onthield zich, het Vlaams Belang onthield zich meestal en keurde hier en daar een amendement mee goed.

Een inhoudelijke aanvulling was een extra amendement over de politie‑opleiding, om in de tekst te specificeren dat het gaat om het omgaan met de gevoeligheden rond homofoob geweld, maar dan vooral eraan toe te voegen dat hierop niet alleen tijdens de politie‑opleiding moet worden ingezet, maar ook gedurende de carrière bij de politie.

De onderrapportering van lesbofobie waarnaar ook collega Ben Chikha zonet verwees, is verschoven van het dispositief naar de consideransen. Daarrond waren twee amendementen, waarvan ik er hier nu een toelicht.

Bij het dispositief waren er twee amendementen op punt 1, die ik heb ingediend en ook ingetrokken. Eén amendement ging over het woord ‘anoniem’ en één om de resolutie uit te breiden naar andere vormen van seksueel geweld. Dit amendement is ingetrokken, niet omdat we hier geen werk meer van wilden maken: nadien hebben we samen met collega’s D’Hose en Segers nog een amendement ingediend om hier nog meer de nadruk op te leggen.

De woorden CAW, Unia, 1712, enzovoort, zijn geschrapt uit dit deel van de resolutie. Daar was een kleine discussie over in de commissie. Collega Ben Chikha wilde weten waarom die woorden moesten worden geschrapt. Mijn antwoord was dat wat CAW en 1712 betreft, het heel belangrijk is om een duidelijk onderscheid te maken tussen organisaties waar je terecht kan om een aangifte te doen en anderzijds waar je terecht kan voor hulpverlening. Wat Unia betreft, dat niet uit de hele resolutie wordt geschrapt, maakte collega Segers de bedenking dat het terrein voor de toekomst zal worden geëffend wanneer na Vlaanderen ook andere deelstaten mogelijks hun gelijkekansencentrum oprichten.

Er was ook een amendement om anonieme indieners van klachten over homofoob geweld de mogelijkheid te geven om de geheimhouding van de identiteit van het slachtoffer in te trekken. Tevens hebben we met collega’s D’Hose en Segers een amendement ingediend om de anonieme melding door slachtoffers van homofoob geweld in de toekomst uit te breiden naar andere vormen van seksueel geweld.

Er waren vervolgens amendementen voor betere formuleringen, waarvoor ik naar het verslag verwijs. Er was ook de belangrijke aanbeveling om de nodige informatie- en sensibiliseringscampagnes op te zetten indien er werk wordt gemaakt van het eenheidsloket, die uit de hoorzittingen naar voor kwam. Indien er zo’n nieuw initiatief komt, dan moet er voldoende kennis over bestaan en moeten de mensen hun weg vinden naar dit centrale meldpunt. Voor een soortgelijk project in de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene was er te weinig bewustmaking, waardoor het geen succes werd.

Om de resolutie heel concreet te maken, kwam er amendement nr. 9. Het was mijn suggestie om een specifieke opleiding aan te bieden binnen de bestaande en verplichte module Opleiding seksueel en intrafamiliaal geweld bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding. Politiemensen moeten die opleiding daar volgen en kunnen daar in een module leren hoe om te gaan met lgtbq+‑kwesties.

Collega Segers merkte op dat niet alle homofoob geweld het resultaat is van seksueel of intrafamiliaal geweld, maar dat ze de achterliggende redenering volgt dat deze inkanteling ervoor kan zorgen dat we op die manier snel met die opleiding voor de politie kunnen starten.

Er was ook een amendement over het ontbreken van daderprofielen, een probleem dat ook door het Vlaams Belang werd aangekaart. De drijfveer voor het amendement was wel anders. De drijfveer was het hebben van een goed zicht op het onderzoek naar de daderprofielen, zodat we gerichter preventieve campagnes tegen homofoob geweld kunnen voeren.

Opnieuw was er de verwijzing naar Unia, met de aanvulling dat Unia alle informatie zal delen met gelijkekansencentra die de deelstaten oprichten, om te anticiperen op het Vlaamse gelijkekansencentrum dat Vlaanderen zal oprichten.

Tot zover de aanvullende amendementen.

Het globaal amendement over de samenvoeging van de inhoud van de twee voorstellen van resolutie is aangenomen met 11 stemmen voor bij 3 onthoudingen.

Vervolgens werden er een aantal tekstuele aanpassingen doorgevoerd. Collega Ben Chikha verwees er al naar. Homofoob geweld wordt overal vervangen door lgbtq+‑foob geweld, omdat dat de hele regenbooggemeenschap definieert. Ook in de titel wordt er gesproken over het indienen van een anonieme aangifte in plaats van een anonieme klacht. Tot zover de rapportering uit de commissie.

 

Mme Freya Perdaens (N‑VA). – Je suis heureuse de pouvoir faire partie de notre délégation N‑VA qui est présente physiquement pour discuter de cette résolution. Pour mon groupe et moi, cette résolution aborde un thème très important. À l’instar d’autres crimes de haine, la violence homophobe et transphobe fait référence à des pratiques déplorables qu’il s’agit de condamner fermement et de punir encore plus fermement. Elles n’ont pas leur place dans une société comme la nôtre, pour laquelle la liberté et l’égalité sont des vertus cardinales ou devraient l’être en tout cas. Il est dès lors absolument essentiel non seulement de sanctionner les faits commis, mais aussi de soutenir les victimes. Mon groupe et moi personnellement l’affirmons le plus clairement possible. Compte tenu de son importance, cette question doit être traitée avec le plus grand sérieux et c’est la raison pour laquelle mon groupe et moi émettons des réserves sur la proposition à l’examen. Bien que tous les sénateurs présents dans l’hémicycle ou connectés à distance soient bien intentionnés dans ce domaine, nous observons qu’avec cette résolution, nous n’irons pas beaucoup plus loin que ces belles intentions. Ce ne sont pas les auteurs ou leurs objectifs qui sont en cause, mais les limites de notre assemblée.

Permettez‑moi d’énumérer les critiques concrètes que nous émettons à propos de cette résolution. Commençons par la manière dont ce document a été élaboré. La page de titre du document est le témoin du bricolage qu’a été la constitution de ce dossier. Deux propositions de résolution similaires ont été fusionnées en une proposition qui a été soumise à notre vote. À cela se sont ajoutés une bonne vingtaine d’amendements et des modifications qui ont encore été apportées au texte durant les réunions de commission. Lors des réunions au cours desquelles le vote sur ce document a eu lieu, aucun commissaire ne disposait du bon texte sur lequel le vote portait en définitive ; la page de titre en témoigne. En commission, on a tergiversé entre les termes de signalement, plainte et déclaration. Je ne prétends pas être juriste, mais ces trois termes ne sont pas synonymes. Les implications juridiques sont fondamentales, en particulier pour les dossiers de ce type dans lesquels il s’agit de pouvoir protéger les victimes. Cet élément n’a pas été suffisamment pris en compte lors de l’élaboration du dossier. En outre, des adaptations ont encore été apportées après le vote. Les commissaires ont voté une résolution faisant référence à la violence homophobe dans son intitulé, alors que le texte soumis aujourd’hui évoque la violence à l’égard des personnes LGBTQ+. Ce ne sont que quelques exemples qui illustrent le fait qu’on a travaillé dans la précipitation.

Chers collègues, durant les réunions de commission, on s’est même demandé si on avait assez de temps pour organiser deux auditions afin d’entendre les organisations concernées qui avaient été proposées. Et ne parlons même pas de l’argument selon lequel on ne pouvait tout de même pas inviter plus d’organisations néerlandophones que francophones à participer aux auditions. Je ne trouve pas cela très sérieux. On a bricolé un texte sur un sujet à propos duquel, en réalité, il existe déjà au niveau flamand un cadre très solide sur lequel s’appuyer. Une grande partie des mesures proposées, les plus concrètes en l’occurrence, sont déjà appliquées en Flandre. Je regarde mes collègues flamands et je me demande s’ils ont bien pris en compte la situation actuelle, le déploiement du point de contact consacré aux crimes de haine et l’étude sur le bien‑être qui a été commandée à l’université de Gand ? Je pense ensuite au recensement des différentes organisations qui reçoivent de tels signalements, une tâche que çavaria et Unia ont déjà entamée. Non seulement les mesures proposées sont pour la plupart déjà mises en œuvre en Flandre, mais les autres sont tellement peu concrètes que je doute qu’elles puissent servir à quelque chose, en dépit de toutes les bonnes intentions.

La question se pose de savoir si le texte de la résolution doit préciser les adaptations à apporter à la formation de base des policiers, ainsi que l’organisation de la formation continue dans la suite de la carrière d’un agent. Mon groupe estime que le volet consacré aux crimes de haine et aux discriminations doit être intégré dans la formation de base de chaque agent et faire l’objet d’un recyclage durant sa carrière. La résolution demeure très floue en ce qui concerne tout ce volet.

Je déplore énormément le fait que la résolution ne souffle mot du double dark number concernant les signalements. Or, l’enregistrement des signalements était l’une des principales préoccupations des auteurs. Outre le fait d’encourager les signalements, il me semble logique que l’on veille aussi à catégoriser correctement ces signalements et à uniformiser ces catégories. En effet, l’audition a révélé que tout le monde n’enregistrait pas les signalements de la même manière. Par exemple, les services du numéro 1712 n’enregistrent pas séparément les signalements comme des cas de violence homophobe ou transphobe à cause d’une lacune du système d’enregistrement. Des signalements reçus n’apparaîtraient donc finalement pas dans les données sous une catégorie spécifique. À quoi cela sert‑il d’avoir plus de signalements si ceux‑ci ne sont pas enregistrés de manière adéquate ?

Une demande a aussi été formulée lors des auditions : ne pas créer de point de contact spécifique, mais plutôt sensibiliser les lignes d’assistance disponibles (CAW, JAC, NuPraatIkErover.be, 1712, Transgender Infopunt, etc.) à la violence à l’égard des personnes LGBTQ+. Lorsqu’ils ont besoin de conseils ou qu’ils veulent signaler des problèmes, les gens s’adressent aux services auxquels ils ont déjà eu affaire ou auprès desquels ils se sentent en sécurité. Ces organisations ont déjà établi ce lien de confiance et il est plus intéressant d’exploiter ce lien que de créer un organe supplémentaire vers lequel ces organisations devront renvoyer les personnes. Il faut pouvoir les renvoyer vers d’autres services pour bénéficier d’une aide complémentaire, d’un suivi juridique, etc., mais un naufragé préférera voir devant lui un quai très large et bas plutôt qu’une seule volée de marches permettant d’escalader un long mur bordant le rivage.

J’anticipe la question qui brûle certainement les lèvres de tout le monde : pourquoi la N‑VA n’a‑t‑elle donc pas déposé elle‑même des amendements ? Il y a plusieurs raisons à cela. Sans base convenable, nous ne pouvons pas obtenir un bon résultat final. On peut colmater tant qu’on veut, certains murs sont irréparables. Dans ce cas‑ci, il était nécessaire d’enlever tout le plâtrage et de recommencer depuis le début. Un texte aussi flou que celui‑ci dit à la fois tout et rien. Ce n’est pas ce qu’il nous faut pour une question comme celle qui nous occupe.

Néanmoins, la principale raison pour laquelle nous n’avons pas déposé d’amendements est que tout ce que la résolution demande ou incite à faire relève en réalité de la compétence d’autres parlements. Nous ne devons pas faire comme si nous n’avions pas de contacts avec ces parlements. Dès à présent, nous pouvons commencer le travail proprement dit au sein des parlements des entités fédérées. J’ignore comment cela se passe dans d’autres groupes, mais la communication avec notre groupe fédéral fonctionne suffisamment bien pour pouvoir reprendre aussi les aspects fédéraux directement au niveau de la Région.

Je vois plusieurs possibilités de réaliser les objectifs de cette résolution. Les points qui ont déjà été déployés en Flandre mais pas encore ailleurs pourraient l’être via les parlements respectifs. Il serait possible d’aborder, d’une part au sein de la Chambre, ce qui peut encore être développé et affiné au niveau fédéral et, d’autre part au sein du Parlement flamand, ce qui mérite encore quelques ajustements au niveau flamand. En anglais, on appelle cela “a meeting that could have been an email”. En effet, cette résolution aurait pu ne consister qu’en une discussion au sein des groupes et des parlements respectifs. Cette résolution n’est ni nécessaire ni utile pour atteindre les objectifs poursuivis et elle ne facilitera pas le travail. Elle n’est pas beaucoup plus qu’une série de bonnes intentions piètrement structurée et pauvre sur le plan du contenu. Très peu pour nous. C’est avec une grande conviction que nous nous mettrons au travail au sein des autres structures dans lesquelles nous pouvons effectivement mettre en œuvre les recommandations pertinentes. Résolument. Mais cette résolution, même avec tous les amendements qui ont été déposés, ne servira pas cet objectif. D’autres moyens sont nécessaires et c’est la raison pour laquelle nous nous abstiendrons lors du vote.

Enfin, je me permets d’insister sur le fait que nous sommes convaincus de la nécessité d’aborder cette question et d’en faire plus pour les victimes de violences et de discriminations à l’égard des personnes LGBTQ+. Nous tendons la main à nos collègues du Parlement flamand et au niveau fédéral pour donner corps à cette conviction. En revanche, nous préférons ne pas entretenir l’illusion que cette résolution offre des points de repère concrets pour atteindre ce but.

Mevrouw Freya Perdaens (N‑VA). – Ik ben blij dat ik deel kan uitmaken van onze N‑VA‑delegatie die fysiek aanwezig is om het te hebben over deze resolutie. Voor mij en mijn fractie is het een erg belangrijk thema dat hiermee wordt behandeld. Homo- en transfoob geweld zijn, net als andere haatmisdrijven, verwerpelijke praktijken die streng veroordeeld, en nog strenger bestraft moeten worden. Ze hebben geen plaats in een samenleving die vrijheid en gelijkwaardigheid zo hoog in het vaandel draagt als de onze doet, of zou moeten doen. Niet alleen de gestelde daden bestraffen, maar ook het ondersteunen van de slachtoffers is daarom van enorm groot belang. Voor mijn fractie en voor mij persoonlijk kan dit gegeven niet duidelijk genoeg gesteld worden. Het is een thema dat door zijn belang op de meest degelijke manier behandeld zou moeten worden en dat is waar mijn fractie en ik een probleem hebben met dit document. Hoewel iedereen in deze zaal en thuis in dezen het hart op de juiste plaats heeft, stellen we vast dat we met deze resolutie niet veel verder gaan komen dan goede intenties. Dat ligt niet aan de indieners of hun bedoelingen, maar aan de beperkingen van het huis waar we ons bevinden.

Sta mij toe even te overlopen wat de concrete problemen zijn die wij hebben met deze resolutie. Laten we beginnen bij de manier waarop dit document tot stand is gekomen. De titelbladzijde van het stuk is een overblijfsel van het knip- en plakwerk dat dit dossier was. We gingen van twee gelijkaardige resoluties naar een samengevoegde resolutie om te stemmen. Daar kwamen maar liefst 20 amendementen op en tijdens de vergaderingen werden er nog aanpassingen aan de tekst gedaan. Op de commissievergaderingen waar over dit document gestemd werd, was er niet één iemand die de correcte tekst had waarover uiteindelijk gestemd werd; bewijze daarvan ook de titelbladzijde. Tijdens de commissie werd er geschipperd tussen melding, klacht en aangifte. Ik pretendeer niet dat ik juriste ben, maar een melding, klacht en aangifte zijn geen drie synoniemen. De juridische implicaties zijn zeker in dit soort dossiers, waarin we de slachtoffers moeten kunnen beschermen, van elementair belang. Daar werd bij de uitwerking van dit dossier te weinig bij stilgestaan, maar ook na de stemming werden er nog aanpassingen gedaan. Zo werd over de resolutie gestemd met de vermelding homofoob geweld in de titel, daar waar nu lgtb+‑foobgeweld staat. Beide slechts voorbeelden om aan te geven dat het haastwerk was.

Eerlijk collega’s, er was tijdens de commissies zelfs de vraag of we wel genoeg tijd hadden om twee hoorzittingen te houden om de voorgestelde betrokken organisaties te horen. Om nog maar te zwijgen van het argument dat er toch niet meer Nederlandstalige dan Franstalige organisaties uitgenodigd konden worden om te horen. Ik vind dat weinig degelijk. Het is kunst- en vliegwerk waar er eigenlijk op het Vlaams niveau voor deze problematiek al een erg degelijk kader beschikbaar is om verder uit te werken. Heel wat van wat voorligt, de meer concrete voorstellen, dat is al in uitvoering in Vlaanderen. Ik kijk naar mijn Vlaamse collega’s en stel mij de vraag of zij dan niet de vergelijking maakten met de huidige situatie en de uitrol van het meldpunt haatmisdrijven en het onderzoek van welbevinden dat gegund werd aan het UZ‑Gent? Ik kijk dan naar het in kaart brengen van de verschillende organisaties die deze meldingen ontvangen, wat al opgestart werd door çavaria en Unia. Niet alleen staat er heel wat in dat in Vlaanderen alleszins al gebeurt, wat er verder in staat is zo weinig concreet dat ik zou betwijfelen of er effectief ook iets mee gedaan kan worden, alle goede, talrijke intenties ten spijt.

De vraag stelt zich of de aanpassingen aan de politie‑opleiding in de standaardopleiding vervat moeten zitten of hoe bijscholingen eruit moeten gaan zien in de verdere carrière van een agent. Mijn fractie is van mening dat het luik haatmisdrijven en discriminatie deel moet uitmaken van de basisopleiding van iedere agent en ook bijgeschaafd moet worden doorheen diens loopbaan. Over dat hele luik blijft de resolutie nog zeer flou.

Wat ik erg mis in deze resolutie is de verwijzing naar het dubbele dark number voor de meldingen. Het registreren van meldingen was nochtans een hoofdbezorgdheid van de indieners. Het zou mij logisch lijken dat, naast het aanmoedigen om melding te doen, ook ingezet zou worden op het correct categoriseren van die meldingen en het uniformiseren van die categorieën. Uit de hoorzitting bleek immers dat niet iedereen op dezelfde manier registreert. Bij 1712 bijvoorbeeld werden meldingen niet apart geregistreerd als homo- of transfoob geweld door een tekortkoming in het registratiesysteem. Meldingen die dus wel binnenkwamen zouden uiteindelijk niet opduiken in de data onder de specifieke categorie. Wat ben je er mee dat er extra meldingen zijn als je ze niet adequaat geregistreerd krijgt?

Uit de hoorzitting kwam ook de vraag om geen apart meldpunt op te richten, maar eerder de reeds beschikbare hulplijnen, zoals CAW, JAC, NuPraatIkErover.be, 1712, Transgender Infopunt, te sensibiliseren voor lgbtq+‑gerelateerd geweld. Mensen zoeken de plaatsen op waarmee ze al ervaring hebben of waar ze zich veilig voelen, als ze nood hebben aan advies of problemen willen melden. Deze organisaties hebben die vertrouwensband al en daarop inspelen is waardevoller dan een nieuwe orgaan ernaast oprichten, waarnaar deze organisaties dan moeten doorverwijzen. Doorverwijzen moet kunnen, voor verdere hulp, voor juridische opvolging en dergelijke meer, maar voor een drenkeling is een erg brede en lage kade beter dan maar één set trapjes in een lange muur langs het water.

Ik anticipeer even op de vraag die ongetwijfeld op ieders lippen brandt: waarom diende N‑VA dan niet zelf amendementen in? Daar zijn redenen voor. Zonder een goede basis, kunnen we geen goed eindresultaat afleveren. We kunnen nog zoveel plamuren, sommige muren zijn daarmee nu eenmaal niet te herstellen. In dit geval was het nodig de hele bepleistering te verwijderen en opnieuw te beginnen. Een tekst zo flou als deze, zegt alles en tegelijkertijd ook absoluut niets. En dat is niet wat we voor een problematiek als deze nodig hebben.

De allerbelangrijkste reden is echter dat alles wat in de resolutie wordt gevraagd of waartoe een aanzet wordt gegeven, eigenlijk onder de bevoegdheid van de andere parlementen valt. We moeten niet doen alsof er geen contact is met die parlementen. In de deelstaatparlementen kunnen we het werk zelf meteen opstarten. Ik weet niet hoe het in andere fracties zit, maar de communicatie met onze federale fractie loopt vlot genoeg om ook de federale elementen daar rechtstreeks op te pikken.

Ik zie voor deze resolutie enkele mogelijkheden. Zaken die in Vlaanderen al worden uitgerold, maar nog niet elders, ook daar uitrollen via de respectievelijke parlementen. Via de Kamer werken aan wat federaal verder kan worden uitgewerkt en verfijnd en via het Vlaams Parlement aanpakken wat daar nog verdere finetuning nodig heeft. In het Engels zegt men: “a meeting that could have been an email”. Wel, dit is een resolutie die een gesprek in de eigen fracties en parlementen had kunnen zijn. Om dat alles te bewerkstelligen is deze resolutie eigenlijk niet nodig of nuttig. Ze zal het werk niet vergemakkelijken en is niet veel meer dan een pover gestructureerde en inhoudelijk armtierige reeks goede intenties. Daar passen wij voor. Met grote overtuiging zullen we binnen de andere structuren waar we effectief met de overblijvende adviezen aan de slag kunnen, inderdaad aan het werk gaan. Absoluut. Maar deze resolutie, zelfs met alle amendementen die erbij werden ingediend, zal geen middel zijn om dat doel te dienen. Helaas. Daar zijn andere middelen voor nodig en daarom zullen wij ons bij de stemming onthouden.

Mag ik tot slot benadrukken dat wij ervan overtuigd zijn dat deze problematiek moet worden aangepakt, dat we meer moeten doen voor de slachtoffers van lgbtq+‑geweld en ‑discriminatie. We reiken daarvoor onze collega’s in ons eigen Vlaams Parlement en onze federale collega’s de hand om er daar ook werk van te maken. De illusie dat deze resolutie concrete handvatten biedt om dat te bewerkstellingen, houden we echter liever niet in stand.

 

M. Fourat Ben Chikha (Ecolo‑Groen). – J’ai lu cette semaine le récit de Joram et Raphaël, qui avaient été victimes de violence homophobe dans un train. Après avoir longuement hésité, le couple a décidé de dénoncer les faits à la police. Malheureusement, il n’a pas été possible de dresser un procès‑verbal car les faits s’étaient déroulés dans une autre ville ; en outre, les victimes n’avaient pas pu donner une description de l’auteur des faits et elles s’étaient – selon leur propre témoignage – défendues en frappant à leur tour leur agresseur.

L’acceptation sociale des personnes LGBTI progresse. Notre pays se situe en deuxième position de l’index Rainbow de l’ILGA‑Europe, qui classe les pays européens sur la base de leur cadre réglementaire en matière de protection des personnes LGBTI. Nous ne pouvons que nous en réjouir. Cela a demandé énormément d’efforts, et notre pays est souvent cité aujourd’hui en exemple dans ce domaine.

Il reste néanmoins de nombreux motifs d’inquiétude. Chacun de nous connaît une personne qui a été victime de l’une ou l’autre forme implicite ou explicite de violence LGBTI+phobe, allant de la micro‑agression à la violence physique. Tout cela laisse des traces.

Comme on l’a déjà souligné, on ne sait pas grand‑chose sur le profil des auteurs de tels faits et les études à ce sujet sont rares. La VUB a mené une étude et est arrivée à la conclusion qu’il était très difficile d’établir un profil précis des auteurs. Par contre, cette étude a permis d’en savoir davantage sur les motifs de la violence homophobe. Ceux‑ci résident dans une conception très étroite du genre, en particulier une conception binaire selon laquelle une personne est soit un homme, soit une femme. Une telle conception alimente l’idée selon laquelle tout ce qui s’écarte de la norme peut être discrédité ou peut faire l’objet de violence.

De très gros efforts ont déjà été faits dans l’enseignement, notamment par des organisations telles que çavaria. Qu’il me soit néanmoins permis d’encore plaider ici pour que nos garçons, nos jeunes, nos citoyens de demain puissent apprendre à vivre avec la diversité de genre et l’expression de genre, et qu’on leur dise qu’il n’y a pas de problème, pour une personne, à être davantage que ce qu’on lui a appris, qu’un garçon peut parfaitement être plus féminin et qu’une femme peut être plus masculine. On ne doit pas obligatoirement être l’un ou l’autre, on peut être l’un « et » l’autre.

Un deuxième point important concerne évidemment le morcellement du paysage. Au cours des auditions, çavaria a très clairement mis en lumière la nécessité prégnante d’une sorte de guichet unique permettant de supprimer les obstacles au dépôt de plainte en cas de violence LGBTIphobe. La société civile, et en particulier la RainbowHouse, a un grand rôle à jouer à cet égard, tant en ce qui concerne la préparation des victimes au signalement des faits ou au dépôt de plainte qu’en ce qui concerne l’accompagnement et le suivi après la plainte. Ces deux étapes sont extrêmement importantes, notamment en vue du processus de reconstruction.

Les personnes qui ne sont pas victimes de violence LGBTIphobe peuvent, elles aussi, agir. En effet, s’il y a des victimes, c’est aussi parce que des personnes qui ont assisté aux faits de violence n’ont rien fait, ou si peu, pour se comporter en alliés. Une telle attitude est susceptible d’accroître l’impact traumatisant de ce genre d’incidents.

À Gand par exemple, où je suis conseiller communal, nous mettons actuellement en place des formations destinées aux témoins. Cela peut faire la différence, comme le montrent quelques exemples positifs de formations destinées aux témoins de comportements potentiellement abusifs à l’égard des femmes dans l’espace public. Ces bons exemples doivent être imités dans le domaine de la lutte contre la violence LGBTIphobe.

Nous‑mêmes, en tant que responsables politiques, avons aussi un rôle extrêmement important à jouer sur ce plan, notamment dans la déconstruction d’un climat hostile aux personnes LGBTI. J’assiste, non seulement en Belgique mais dans toute l’Europe, à un discours qui devient de plus en plus anti‑LGBTI et anti‑genre, et qui n’a rien d’innocent. Comme Mme Merkel l’a si bien dit, les mots sont les précurseurs des actes. Lorsqu’on entend aujourd’hui, sur la chaîne de télévision nationale, certains responsables politiques dire que les personnes transgenres sont contre nature, ce n’est pas innocent. De même, déclarer que les couples homosexuels ne devraient pas adopter des enfants, ce n’est pas innocent. Cela incite d’autres personnes à traiter différemment celles et ceux qui ne répondent pas à la norme hétéro.

Pour conclure, je me réjouis que ce genre d’initiative soit soutenu par plusieurs partis et que nous soyons d’accord pour dire que la violence LGBTIphobe n’a pas sa place dans notre société. Les chiffres à ce sujet sont éloquents et sont bien connus. J’appelle chacun à soutenir pleinement cette proposition, ne serait‑ce qu’en guise de signal adressé aux futures victimes potentielles.

Je remercie une fois encore les collègues pour leur excellente collaboration, ainsi que les experts pour leur intervention en commission.

De heer Fourat Ben Chikha (Ecolo‑Groen). – Ik las deze week het verhaal van Joram en Raphaël, die op de trein het slachtoffer waren van homofoob geweld. Het koppel besliste na lang twijfelen om toch aangifte te doen bij de politie. Helaas kon geen proces‑verbaal worden opgesteld omdat de feiten in een andere stad hadden plaatsgevonden, ze geen beschrijving van de dader konden geven en ze – volgens hun eigen getuigenis – hadden teruggeslagen uit zelfverdediging.

De maatschappelijke aanvaarding van lgbti‑personen gaat erop vooruit. Ons land staat op de tweede plaats in de Rainbow Index van ILGA‑Europe. Die rangschikt Europese landen op basis van hun wetgevende kader voor de bescherming van lgbti‑personen. We mogen daar blij om zijn. Het heeft heel wat inspanningen gevraagd. Ons land wordt vaak als voorbeeld gezien.

Desondanks zijn er genoeg redenen om bezorgd te zijn. Ieder van ons kent wel iemand die het slachtoffer is geweest van een of andere vorm van lgbti+‑foob geweld, impliciet of expliciet, van micro‑agressie tot fysiek geweld. Telkens opnieuw laat dat sporen na.

Er is reeds aangehaald dat bijzonder weinig is geweten over het daderprofiel. Er is daarnaar niet echt veel onderzoek gedaan. De VUB heeft een onderzoek gedaan en de hoofdconclusie was dat het zeer moeilijk is een afgelijnd daderprofiel op te stellen. Op basis van onderzoek is wel meer geweten over de motieven voor homofoob geweld. Die zitten vervat in een zeer enge opvatting rond gender. Daarbij staat een binaire opvatting voorop: ofwel is iemand een man, ofwel een vrouw. Voor sommigen bestaat daar zeer weinig tussen. Dat voedt de idee dat alles wat van de norm afwijkt in diskrediet kan worden gebracht of tot slachtoffer van geweld kan worden gemaakt.

In het onderwijs zijn reeds heel wat inspanningen gedaan, onder meer door organisaties als çavaria. Bij deze toch nog een oproep om onze jongens, onze jongeren, onze burgers van de toekomst te leren omgaan met genderdiversiteit en genderexpressie en hen te leren dat het oké is om meer te zijn dan wat ons is aangeleerd, om comfortabel te zijn, om als jongen vrouwelijk te zijn of om mannelijk te zijn als men als vrouw door het leven gaat. Het hoeft niet het een of het ander te zijn, maar “en”.

Een tweede aandachtspunt is uiteraard het versnipperde landschap. Çavaria heeft tijdens de hoorzittingen heel duidelijk aangegeven dat er een heel sterke nood is aan een soort eenheidsloket waar alle mogelijke drempels worden weggewerkt om klacht neer te leggen bij lgbti‑foob geweld. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor het middenveld, zoals het RainbowHouse, zowel bij de voorbereiding van slachtoffers om melding te doen of klacht neer te leggen, als bij de nazorg. Alles staat of valt met de vereiste dat die stappen goed worden uitgebouwd. Beide factoren zorgen voor een goed herstelproces.

Ook mensen die niet het slachtoffer van lgbti‑foob geweld zijn, kunnen iets doen. Slachtoffers wijzen immers niet alleen op het feit dat ze slachtoffer zijn geweest, maar ook op het feit dat omstaanders slechts heel weinig een rol als bondgenoot hebben gespeeld. Dat kan een zeer versterkende impact hebben op de traumatische ervaring van dergelijke incidenten.

In Gent bijvoorbeeld, waar ik gemeenteraadslid ben, zijn we nu aan het inzetten op bystanders‑trainingen. Dat kan mee het verschil maken. Er zijn al een paar goede voorbeelden, als het gaat over mogelijk grensoverschrijdend gedrag tegenover vrouwen in de openbare ruimte. Die goede voorbeelden moeten ook ingang vinden voor lgtbi‑foob geweld.

Ook wij als politici hebben een enorm belangrijke rol hierin te spelen, in het deconstrueren van een vijandig klimaat voor lgtbi‑personen. Niet alleen in België, maar ook in de rest van Europa zie ik een discours dat stilaan meer anti‑lgtbi en anti‑gender wordt en dat niet onschuldig is. Mevrouw Merkel heeft het heel mooi gezegd: het spreken is de voorloper van het handelen. Wanneer we vandaag op de nationale televisie van sommige politici moeten horen dat transpersonen onnatuurlijk zijn, dan is dat niet onschuldig. Zeggen dat homokoppels best niet adopteren, dat is niet onschuldig. Dat doet iets met mensen. Dat motiveert anderen om diegenen die niet beantwoorden aan die heteronorm, anders te behandelen.

Ik besluit. Het verheugt me te zien dat we partijbreed dit soort initiatieven ondersteunen, dat we het erover eens zijn dat lgtbi‑foob geweld geen plaats heeft in onze samenleving. De cijfers liegen er niet om. Ik zal ze hier niet herhalen, ze zijn gekend. Ik roep iedereen op om dit voorstel voluit te steunen, al was het maar als signaal naar potentiële, toekomstige slachtoffers.

Ik dank de collega’s nogmaals voor de zeer fijne samenwerking en ook de experten die zijn langsgekomen.

 

M. Philippe Courard (PS). – Aujourd’hui, en Belgique, chacune et chacun d’entre nous devrait pouvoir vivre son orientation sexuelle tout à fait librement, mais, malheureusement, ce n’est toujours pas le cas. Pourtant, la Belgique, à l’initiative et avec l’appui des socialistes, est à l’origine de lois éthiques particulièrement progressistes pour les droits des personnes LGBTQ+. Je pense notamment à la légalisation du mariage entre personnes de même sexe ou à l’autorisation d’adopter pour les couples homosexuels.

Cependant, les personnes LGBTQ+ font, aujourd’hui encore, l’objet de discriminations, voire de violences au quotidien. Ainsi, une personne LGBTQ+ sur trois se sent en insécurité au moins une fois par mois en raison de son orientation sexuelle. Le nombre de cas de violences à leur égard augmente sans cesse ; les études l’attestent. Selon Unia, le Centre interfédéral pour l’égalité des chances, le nombre de dossiers relatifs aux discriminations à leur encontre a augmenté de près de 40 % en 2018 par rapport à la moyenne des cinq années précédentes. Cette augmentation s’est d’ailleurs confirmée en 2019.

Alors même qu’elles subissent des discriminations croissantes, lorsqu’elles décident, malgré les difficultés que cela engendre, de porter plainte, les réponses ou l’écoute ne sont pas systématiquement présentes. Une double peine, en quelque sorte. Le fossé entre le nombre de déclarations officielles de cas de violences à l’égard de ces personnes et le nombre réel de faits qu’elles subissent est véritablement énorme. En effet, lors du dépôt d’une plainte, les faits ne font pas toujours l’objet d’un enregistrement distinct. S’il n’y a pas dépôt de plainte, non seulement le délit ne sera pas poursuivi, mais de plus, il passera sous les radars des statistiques, sans parler de l’absence de soutien, d’accès au réseau d’aide et à l’assistance professionnelle spécialement prévue pour ce genre de violences.

Il importe donc aujourd’hui, à l’instar de l’initiative prise par le réseau associatif RainbowHouse Brussels, conjointement avec Unia et le cabinet pour l’Égalité des chances et la Lutte contre le racisme de la Région de Bruxelles‑Capitale, de continuer à former les policiers et à leur donner pendant leur carrière une formation continue sur la façon de gérer et de reconnaître les sensibilités en matière de violences à l’égard des personnes LGBTQ+. En effet, ces victimes doivent être correctement soutenues et reçues, dans des conditions matérielles qui garantissent une discrétion maximale par les policiers, au service de l’État et de ses concitoyennes et concitoyens.

Pour toutes ces raisons, le groupe PS demande notamment aux différents gouvernements de créer au sein des structures d’aide existantes la possibilité d’effectuer un signalement de manière anonyme, d’élaborer une politique garantissant le secret de l’identité de la victime qui veut faire un signalement, lorsque cette victime le souhaite, de doter systématiquement chaque corps de police d’un réseau de personnes de confiance, qui constitueront évidemment le premier point de contact pour la population, et enfin, de faire en sorte que la phobie envers ces personnes fasse systématiquement l’objet d’un enregistrement distinct précisant dans quelle zone de police le comportement a été observé.

Le PS a toujours été à la pointe du combat contre les discriminations. Mon parti, car c’est dans son ADN, continuera toujours à promouvoir l’égalité et le vivre ensemble dans le respect de chacun. Les socialistes veulent permettre à toutes et tous, dans leur singularité, de mener leur vie et de faire leur choix d’existence en toute autonomie par rapport au monde qui les entoure. Pour les socialistes, cela passe notamment par une lutte contre les propos haineux, homophobes et discriminatoires, et par le vote de cette proposition de résolution au sein de notre assemblée.

C’est la raison pour laquelle mon groupe soutiendra la proposition de résolution qui nous est soumise aujourd’hui et se réjouit d’une large adhésion à ce texte.

De heer Philippe Courard (PS). – Vandaag zou elk van ons in België vrij zijn of haar seksuele oriëntatie moeten kunnen beleven, maar dat is helaas niet altijd het geval. Nochtans ligt ons land, op initiatief en met de steun van de socialisten, aan de basis van bijzonder vooruitstrevende ethische rechtsregels voor personen van de lgbtq+‑gemeenschap. Ik denk daarbij aan de legalisering van het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht en aan de mogelijkheid voor homokoppels om kinderen te adopteren.

Toch zijn personen van de lgbtq+‑gemeenschap nog steeds dag aan dag slachtoffer van discriminatie of zelfs van geweld. Eén op drie van hen ervaart minstens eenmaal per maand een gevoel van onveiligheid vanwege zijn seksuele geaardheid. Uit studies blijkt dat de geweldpleging tegen hen in stijgende lijn gaat. Volgens Unia, het Interfedraal Gelijkekansencentrum, is het aantal discriminatiedossiers met betrekking tot lgbtq’ers met 40 % gestegen in 2018 in vergelijking met het gemiddelde van de vorige vijf jaar. Die stijging werd in 2019 trouwens bevestigd.

Niettegenstaande de toenemende discriminatie krijgen slachtoffers die beslissen om een klacht in te dienen, ondanks de daarmee gepaard gaande moeilijkheden, vaak geen gehoor of worden ze niet systematisch adequaat geholpen. Zo wordt het uiteindelijk vaak een dubbele kwelling. De kloof tussen het aantal officiële aangiftes van geweld ten aanzien van personen van de lgbtq+‑gemeenschap en het echte aantal gepleegde feiten is enorm. Wanneer een aangifte wordt gedaan, worden de feiten immers niet altijd afzonderlijk geregistreerd. Als er geen klacht wordt ingediend, wordt het misdrijf niet alleen niet vervolgd, maar blijft het ook onder de radar van de statistieken, en is er bovendien geen steun, geen hulpverlening of geen professionele bijstand die speciaal voor dit soort geweldpleging is ontwikkeld.

Er moet dus, naar het voorbeeld van het initiatief genomen door de verenigingen die samengebracht zijn in RainbowHouse Brussels, samen met Unia en de cel voor gelijke kansen en racismeberstrijding van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, verder werk gemaakt worden van het goed opleiden van politiemensen in dit verband, met inbegrip van permanente bijscholing met het oog op een goede respons op en het kunnen herkennen van de gevoeligheden inzake geweld tegen lgbtq+‑personen. Die slachtoffers moeten op een correcte manier opgevangen en ondersteund worden in omstandigheden die een maximale discretie vanwege de politie kunnen waarborgen ten dienste van de openbare orde en al onze medeburgers.

Om al deze redenen vraagt de PS onder meer aan de verschillende regeringen om binnen de bestaande structuren voor hulpverlening de mogelijkheid te creëren om anoniem aangifte te doen, een beleid te voeren waarbij de identiteit van het slachtoffer desgewenst geheim kan worden gehouden, om er in elk politiekorps voor te zorgen dat er vertrouwenspersonen zijn die als eerste aanspreekpunt dienst doen voor de bevolking en ten slotte ervoor te zorgen dat lgbtq+‑foob gedrag systematisch afzonderlijk wordt geregistreerd en daarbij duidelijk wordt bijgehouden in welke politiezone dat werd vastgesteld.

De PS heeft van het bestrijden van discriminatie altijd een speerpunt gemaakt. Dat zit in het DNA van mijn partij en we zullen blijven ijveren voor gelijke kansen tot respectvol samenleven. De socialisten willen dat ieder mens met zijn eigen aard op autonome wijze zijn leven kan leiden en zijn levenskeuzes kan maken binnen de wereld waarin hij leeft. Voor de socialisten houdt dit in dat we ‘hate speech’ en homofobe en discriminerende uitspraken bestrijden en dat we dit voorstel van resolutie in onze assemblee goedkeuren.

Daarom zal mijn fractie het voorliggend voorstel van resolutie steunen en verheugt ze zich erover dat ze breed gedragen wordt.

 

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Permettez‑moi tout d’abord, chers collègues, de saluer le travail collaboratif que nous avons pu mettre en place entre les groupes politiques dans le cadre de l’examen de ces deux propositions relatives aux violences homophobes.

Certes, lors de la présentation des deux textes en commission, des divergences de perception se sont fait jour, mais je ne doute pas que la poursuite d’un objectif commun, à savoir amener davantage de victimes à porter plainte, nous permettra de parvenir rapidement à un large consensus.

Je me réjouis dès lors que ce dossier ait pu être inscrit à l’ordre du jour de notre séance plénière. Cela nous donnera en effet l’occasion d’envoyer un signal clair à la communauté LGBTQI de Belgique qui, comme les auditions en commission l’ont montré, a besoin d’être entendue. L’écoute est d’ailleurs un aspect essentiel lors du dépôt d’une plainte. J’espère donc sincèrement que les recommandations proposées dans cette résolution permettront de faire évoluer le cadre afin qu’il soit plus protecteur et persuade davantage de victimes de violences homophobes de porter plainte.

Les défis auxquels cette communauté doit faire face quotidiennement sont énormes. Pas plus tard qu’à la fin du mois de décembre dernier, Éric, un homme habitant Charleroi, témoignait d’une agression homophobe qu’il avait subie alors qu’il circulait tranquillement en rue pour faire ses courses. Marqué au visage et convaincu que la situation aurait pu être bien pire, ce jeune trentenaire n’a toutefois pas souhaité se rendre à la police, de crainte de ne pas être pris au sérieux.

Face à cette situation dramatique particulièrement édifiante, la réflexion que nous avons pu entamer ici au Sénat prend tout son sens. Il est clair que le cadre actuel n’est pas réellement propice au dépôt d’une plainte par des victimes telles qu’Éric. Les mentalités évoluent indéniablement, mais un long travail reste à accomplir au sein de notre société.

Aujourd’hui encore, il est difficile d’avoir une idée exacte de l’ampleur du phénomène car certaines difficultés persistent, que ce soit à l’échelon de la police ou d’institutions telles qu’Unia. Cette situation inquiétante doit nous interpeller au plus haut point. Si les acteurs de terrain sont dans l’impossibilité d’identifier clairement les différents profils des victimes, ils auront assurément beaucoup de mal à mettre au point des politiques spécifiques en la matière.

C’est donc en poursuivant cet objectif de réduction du chiffre noir, relatif aux victimes ne portant pas plainte, que nous avons souhaité déposer avec l’Open Vld un amendement global qui prévoit notamment la création d’un guichet unique permettant d’adresser les victimes aux instances adéquates mais qui reconnaît aussi la nécessité de procéder à un retour d’informations systématique et complet vers les victimes ayant déposé une plainte à la police.

Un autre aspect qui me paraît important est la nécessité, d’une part, d’accroître la spécialisation des policiers et des magistrats en matière de violences homophobes et, d’autre part, de renforcer la collaboration entre les différents acteurs.

Il est évident que pour pouvoir lutter efficacement contre les violences homophobes, il faut agir simultanément sur plusieurs plans, à savoir la sensibilisation, l’information, la protection des victimes et la formation.

Chers collègues, nous avons pu nous rendre compte que les manifestations de haine envers les personnes LGBTQI perdurent. Faisons toutefois en sorte d’envoyer un signal fort et clair aux différents gouvernements de ce pays afin qu’ils instaurent le cadre le plus sécurisant possible pour les victimes de violences homophobes.

La lutte contre ces actes de haine s’inscrit totalement dans les valeurs d’une société libérale. Espérons que la résolution à l’examen constituera une source d’inspiration pour de nombreux décideurs et qu’elle sera porteuse d’espoir, non seulement pour les victimes de violences fondées sur le genre et l’orientation sexuelle mais aussi pour les associations actives dans ce domaine.

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Ik wens vooreerst hulde te brengen aan de samenwerking die we tussen de politieke fracties tot stand hebben kunnen brengen met betrekking tot deze twee voorstellen met betrekking tot homofoob geweld.

Tijdens de voorstelling van de twee teksten in de commissie kwamen uiteenlopende percepties aan het licht, maar met een gemeenschappelijk doel voor ogen – namelijk zoveel mogelijk slachtoffers ertoe bewegen om een klacht in te dienen – zal het ons vrij snel lukken een brede consensus te bereiken.

Ik ben blij dat dit dossier vandaag op de agenda kon worden geplaatst. Dat zal ons inderdaad in de gelegenheid stellen om een duidelijk signaal uit te sturen naar de Belgische regenbooggemeenschap. Uit de hoorzittingen in de commissie is gebleken dat die gemeenschap gehoor wil krijgen. Het vinden van een luisterend oor is trouwens een essentieel aspect in een klachtenprocedure. Ik hoop dus echt dat de in deze resolutie voorgestelde aanbevelingen ertoe zullen bijdragen om een beter, meer beschermend kader tot stand te brengen waarbinnen slachtoffers van homofoob geweld meer geneigd zullen zijn om een klacht in te dienen.

De uitdagingen voor deze gemeenschap zijn groot. Eind december vorig jaar nog getuigde Eric, een man uit Charleroi, over het homofobe geweld waarvan hij het slachtoffer werd toen hij gewoon op straat liep om boodschappen te gaan doen. Het gezicht van deze dertiger was geschonden, maar hij dacht dat het nog veel erger had kunnen zijn en hij stapte niet naar de politie, uit vrees niet ernstig te worden genomen.

Dergelijke dramatische voorvallen zijn wel uitermate leerrijk en daarom is de reflectie over dit thema in de Senaat bijzonder zinvol. Het huidige kader zet mensen als Eric niet voldoende aan om een klacht in te dienen. Hoewel de mentaliteit ongetwijfeld evolueert, blijft er op dat vlak in onze samenleving toch nog werk aan de winkel.

Vandaag is het nog moeilijk om de precieze omvang van het fenomeen te kennen, omdat er hardnekkige knelpunten zijn, zowel bij de politie als bij instellingen als Unia. Deze verontrustende situatie moet al onze aandacht opeisen. Als de ordehandhavers niet in staat zijn om de slachtofferprofielen goed te onderkennen, dan zullen ze ook moeite hebben om een adequaat responsbeleid uit te tekenen.

Met het oog op de doelstelling om het dark number van slachtoffers die geen klacht indienen te doen dalen, hebben we samen met Open Vld een globaal amendement ingediend dat ertoe strekt een eenheidsloket op te richten waarlangs slachtoffers zich tot de juiste instanties kunnen richten, waarbij ook de noodzaak wordt erkend om volledige en systematische feedback te bezorgen aan die slachtoffers die bij de politie een klacht hebben ingediend.

Het lijkt me ook belangrijk dat de politieagenten en magistraten beter bekend zouden worden met de materie van homofoob geweld en dat de samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten wordt verbeterd.

Het is duidelijk dat om homofoob geweld doeltreffend te bestrijden er tegelijk op verschillende fronten moet worden gewerkt, namelijk sensibilisering, informatie, slachtofferbejegening en opleiding.

Collega’s, we hebben kunnen vaststellen dat uitingen van haat ten aanzien van personen van de lgbtq+‑gemeenschap de wereld niet uit zijn. Laten we een krachtig en duidelijk signaal uitsturen naar de verschillende regeringen van dit land om ervoor te zorgen dat ze een zo veilig mogelijk kader uitwerken voor slachtoffers van homofoob geweld.

De strijd tegen dergelijke haatmisdrijven is volledig in overeenstemming met de waarden van een liberale samenleving. Laten we hopen dat de voorliggende resolutie een inspiratiebron zal zijn voor tal van beleidsmakers en dat ze hoop brengt, niet enkel voor de slachtoffers van gendergerelateerd geweld, maar ook voor de verenigingen die actief zijn op het vlak van hulpverlening aan die slachtoffers.

 

(M. Andries Gryffroy, premier vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: de heer Andries Gryffroy, eerste ondervoorzitter.)

 

M. Orry Van de Wauwer (CD&V). – Notre groupe CD&V a collaboré de manière active et très constructive à l’aboutissement de cette initiative émanant des groupes MR et Open Vld. En effet, nous considérons qu’il s’agit bel et bien d’un problème de taille, pour lequel le Sénat est parfaitement compétent compte tenu du caractère transversal de cette question avec, d’une part, les formations pour la police et, d’autre part, la sensibilisation concernant les signalements, le partage d’informations, la collaboration avec différents niveaux, etc.

J’ai déjà pris plusieurs initiatives au sein du Parlement flamand également en ce qui concerne la prévention de la violence homophobe ainsi que la sensibilisation au signalement des faits de violence homophobe, qu’elle soit verbale ou physique. Il existe déjà énormément de bonnes pratiques dans ce domaine, aussi bien auprès des maisons roses que des organisations faîtières et de certaines zones de police. Les signalements sont importants non seulement pour avoir une idée très précise du problème – il existe effectivement un dark number important – mais aussi dans l’intérêt des victimes de violence homophobe elles‑mêmes. Le signalement et le suivi peuvent aider à surmonter le traumatisme que représente le fait d’être victime de violence homophobe. Nous observons toutefois qu’il existe encore trop d’obstacles qui empêchent de déposer plainte ou de faire un signalement. Il peut s’agir d’un sentiment de honte dans le chef des victimes, de l’impression qu’un signalement ne changera guère les choses, de l’incapacité de trouver les services auprès desquels faire un signalement ou les moyens pour le faire, ou de l’absence d’accompagnement après le signalement. La possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat peut déjà permettre d’éliminer plusieurs de ces obstacles. Si la création d’un point de contact anonyme ne réglera pas tout le problème, comme l’a reconnu çavaria lors de son audition, elle peut déjà constituer une étape importante.

Mon groupe a déposé plusieurs amendements visant à renforcer le texte dans son ensemble et à le compléter sur d’autres points. Premièrement, en étendant le signalement anonyme à d’autres formes de violences sexuelles. Deuxièmement, en intégrant la question « comment aborder la violence homophobe ? » dans la formation des policiers, y compris en cours de carrière. Troisièmement, en formulant une suggestion sur la manière d’intégrer cette question dans les formations existantes que les policiers doivent suivre en matière de violences sexuelles et intrafamiliales.

Si un guichet unique est créé, il faudra aussi assurer une sensibilisation adéquate. Il ne suffit pas que le guichet unique existe, il faut encore que les personnes s’y adressent. Il s’agit aussi de poursuivre l’étude des profils des auteurs. Cette étude est déjà réalisée au niveau flamand et peut, selon moi, encore être développée. Les signalements de violence homophobe doivent aussi être enregistrés correctement. Ces deux derniers éléments nous permettront d’améliorer encore la prévention. Tel doit être l’objectif : non seulement veiller à ce que les personnes sachent où faire un signalement de violence homophobe, sous le couvert de l’anonymat ou non, mais avant tout faire en sorte d’éradiquer la violence homophobe qui est un acte immoral à bannir de la société. Je tiens à remercier les initiateurs de ce texte dont j’espère qu’il bénéficiera d’un large soutien.

Madame Perdaens, je déplore votre intervention parce que je sais que ce thème est très important à vos yeux. Si vous estimez que ce texte est flou, vous pouvez faire deux choses. Soit vous choisissez de peser sur ce texte dans le but de l’améliorer, en mettant à profit votre expérience, vos connaissances en la matière et votre participation active aux auditions en commission du Sénat. Cette option implique des efforts de votre part, mais c’est la voie qui nous permettra en définitive de poursuivre le travail, y compris à d’autres niveaux dans ce pays comme au sein du Parlement flamand.

Soit vous choisissez de ne pas exercer votre influence et votre rôle en tant que sénatrice et de ne pas collaborer à l’élaboration de la résolution. C’est l’option de facilité. J’ai choisi la première option, vous et votre groupe avez choisi la seconde et je le déplore.

Le CD&V a choisi de participer de manière active et constructive à l’élaboration de cette résolution et notre groupe la soutiendra donc avec conviction, espérons‑le en compagnie de nombreux partis dans cette assemblée.

De heer Orry Van de Wauwer (CD&V). – Als CD&V‑fractie hebben wij op een zeer constructieve en actieve manier meegewerkt aan dit initiatief vanwege de MR en Open Vld‑fractie. Omdat dit volgens ons terecht een heel zwaar probleem is waarvoor deze Senaat perfect bevoegd is, gezien het transversale karakter van die problematiek met enerzijds de opleidingen voor de politie en anderzijds de sensibilisering rond meldingen, het delen van informatie en samenwerking door verschillende niveaus enzovoort.

Ook in het Vlaams Parlement heb ik al meermaals initiatieven genomen rond de preventie van homofoob geweld, alsook het sensibiliseren rond het melden van homofoob geweld, verbaal en fysiek. Er bestaan op dat vlak al heel veel good practices, zowel bij de Roze Huizen, koepelorganisaties, als verschillende politiezones. Die meldingen zijn niet enkel belangrijk om een heel duidelijk zicht te krijgen op die problematiek – er is inderdaad een heel groot dark number –, maar het is ook in het belang van die slachtoffers van homofoob geweld zelf. Die meldingen en die opvolging kunnen helpen om dit trauma – wat slachtoffer zijn van homofoob geweld is – te kunnen afsluiten. Toch zien we dat er nog te veel drempels bestaan, om klacht in te dienen of melding te maken. Die kunnen zijn: schaamte bij de slachtoffers of het gevoel dat een melding te weinig uitmaakt, of het niet vinden van de weg naar mogelijke plaatsen en manieren om melding te maken, of niet de nodige opvang krijgen na die meldingen. De mogelijkheid om anoniem aangifte te doen, kan alvast een deel van die drempel wegnemen. Een anoniem meldpunt alleen zal niet heel veel veranderen aan deze problematiek – zo erkende ook çavaria tijdens haar hoorzitting – maar kan wel al een belangrijke stap zijn.

Vanuit mijn fractie hebben we verschillende amendementen ingediend om die tekst in zijn geheel te versterken en ook op andere vlakken aanvullingen te doen. Ten eerste, door anoniem melden ook mogelijk te maken voor andere vormen van seksueel geweld, ten tweede door de politie‑opleiding en ‑carrière uit te breiden met ‘hoe omgaan met homofoob geweld?’ En tot slot, door een suggestie te doen rond hoe die opleiding kan worden ingebouwd in reeds bestaande en verplichte opleidingen voor politie rond intrafamiliaal en seksueel geweld.

Indien er een eenheidsloket komt, dient er ook werk te worden gemaakt van een goede sensibilisering. Het is niet alleen belangrijk dat het eenheidsloket er is, maar ook dat de mensen de weg erheen vinden. Ook van daderprofielen moet er verder werk worden gemaakt. Op Vlaams niveau gebeurt dit al en ik denk dat dit verder kan worden uitgebouwd. En de meldingen van homofoob geweld moeten goed worden geregistreerd. Die beide zaken zorgen ervoor dat we nog beter werk kunnen maken van preventie. Dat moet het doel zijn. Niet alleen dat de mensen de weg vinden om anoniem – of niet anoniem – melding te doen van homofoob geweld, maar vooral dat we homofoob geweld, wat een immorele daad is, die geen plaats heeft in een samenleving, de wereld kunnen uithelpen. Ik wil de initiatiefnemers van deze tekst bedanken en ik hoop dat deze tekst breed gesteund zal worden.

Collega Perdaens, ik betreur uw tussenkomst omdat ik weet dat u dit thema heel belangrijk vindt. Als u zegt dat u die tekst flou vindt, kan u twee dingen doen. Ofwel kiest u ervoor om op basis van uw ervaring en kennis en uw actieve betrokkenheid in de hoorzittingen in de commissies hier in de Senaat, te wegen op die tekst door hem beter te maken. Dat is de weg die inspanning vergt, maar wel de weg waar we finaal opnieuw verder aan kunnen werken, ook vanuit andere niveaus in dit land, zoals het Vlaams Parlement.

Ofwel kiest u ervoor om geen gebruik te maken van uw invloed en rol als senator en niet aan de resolutie mee te werken. Dat is de gemakkelijke weg, de weg van de minste weerstand. Ik koos voor de eerste weg, u en uw fractie kozen voor de tweede en dat betreur ik.

CD&V koos ervoor actief en constructief aan deze resolutie mee te werken en we zullen haar, hopelijk samen met veel partijen hier, dan ook met overtuiging goedkeuren.

 

Mme Stephanie D’Hose (Open Vld). – Vous avez sans doute remarqué à mon masque que cette problématique me tient fort à cœur. (Le masque de Mme D’Hose représente un arc‑en‑ciel.)

Aujourd’hui, ce n’est pas seulement à une proposition de résolution que nous nous intéressons, mais à des histoires vécues, qui sont innombrables. Cette semaine encore, les journaux ont de nouveau relayé l’histoire d’un couple de Gand, ma ville, victime de violences homophobes. Joram, un étudiant, se rendait en train à Alost avec Raphaël, son ami. Dans le wagon, un garçon a commencé à les photographier et à les filmer. Il a téléphoné à quelqu’un et a visiblement commencé à s’agiter. Quelqu’un lui montait nettement la tête. Nous connaissons ce genre de comportement. Joram et Raphaël se sont bien sûr sentis intimidés. Comment vous seriez‑vous senti à leur place ? Lorsque le train arrive à Alost, le garçon agresse Joram en lui portant un coup de pied au visage, en raison de son homosexualité. Il veut continuer à le frapper, mais les deux garçons se défendent et parviennent à le repousser sur le quai, sous les yeux de la police des chemins de fer, qui n’intervient malheureusement pas. Celle‑ci s’éloigne, l’accompagnateur de train dit à Joram et à Raphaël de se tenir correctement, et les choses en restent là. Leur passage au bureau de police de Gand ne donne rien non plus. Aucun procès‑verbal ne peut y être acté pour des faits s’étant déroulés à Alost et aussi parce qu’ils avaient rendu les coups reçus. La police prend note de leur déclaration, mais leur dit qu’ils ne doivent s’attendre à aucune suite. Chers collègues, cette histoire me donne des frissons. J’espère vraiment ne plus jamais devoir la raconter.

Tout comme celle de Nele, une de mes amies proches, membre du club de football KAA Gent Ladies, qui s’est fait insulter pendant des heures par différents groupes d’hommes simplement parce qu’elle marchait en rue avec sa petite amie, qui portait alors une minijupe.

Le cœur de la présente résolution, ce sont ces récits, et tant d’autres dont les journaux ne parlent pas, et pas une série d’amendements qui, à un certain moment, sèment la confusion, comme l’a regretté ma collègue, Mme Perdaens. C’est pourquoi j’ai aussi proposé de reporter la discussion de deux semaines afin de laisser à chacun le temps de lire calmement tous les textes. Il s’agit, bon sang !, de jeunes gens qui ne peuvent pas marcher librement en rue sans être intimidés simplement parce qu’ils s’aiment ! Il s’agit de victimes de violences verbales ou physiques qui n’osent pas porter plainte, ou qui, si elles osent le faire, ne reçoivent pas une aide appropriée.

La résolution dont nous discutons aujourd’hui est bien sûr le résultat de l’apport de nombreux collègues et des intéressantes suggestions que nous avons reçues de la part de la communauté arc‑en‑ciel et des personnes auditionnées. Je tiens à les en remercier formellement. Je veux aussi remercier en particulier mon honoré collègue, M. Van de Wauwer, pour sa collaboration, toujours excellente.

Les auditions nous ont permis de mieux comprendre comment faire reculer le chiffre noir de ces violences et comment aider réellement les victimes à bénéficier d’une meilleure assistance. Il a déjà été démontré à plusieurs reprises que les besoins sont immenses. Quelques chiffres. Unia, le Centre interfédéral pour l’égalité des chances, a constaté qu’en 2018, le nombre de dossiers de discriminations a augmenté de pas moins de 38 % par rapport à la moyenne des cinq années précédentes, et depuis lors, cette hausse ne s’est pas démentie. Une personne LGBTQ+ sur trois se sent en insécurité au moins une fois par mois à cause de son orientation sexuelle. Toutes les études indiquent une augmentation des violences homophobes, qu’il s’agisse d’intimidations en rue ou de gaybashing. Et pourtant, la propension à déclarer les faits reste faible.

Il y a un gouffre entre les chiffres officiels et le nombre réel de faits. De plus, l’information ne circule pas de manière uniforme. Souvent, les plaintes pour homophobie ou pour d’autres violences discriminatoires ne sont simplement pas enregistrées sous ce dénominateur. Suivant la nature de l’agression, jusqu’à deux tiers des victimes souffrent de conséquences psychiques. A contrario, les victimes ne font pas ou guère appel à des aides spécifiques ou à des professionnels. Certes, elles racontent ce qu’elles ont vécu à leur partenaire, à un ami, un collègue ou un parent, mais pas à la police.

C’est justement pour cette raison que nous avons déposé la présente proposition de résolution, avec un but précis en tête : réduire le seuil de déclaration, mettre les victimes en contact avec les services d’aide, tout en leur permettant de rester anonymes, et leur offrir en même temps la possibilité, lorsqu’elles se sentent prêtes, de déposer plainte, tout en dissimulant leur identité à l’auteur. C’est l’essence même de notre proposition : soutenir et accompagner les victimes, et améliorer la cartographie des violences, ce qui nous permet de parfaire notre action en matière de prévention et de répression.

Nous demandons également l’instauration d’un guichet unique pour simplifier les choses. Nous proposons également des directives concrètes aux services de police. Ces acteurs de terrain se donnent à fond, mais ne savent parfois pas comment aborder les violences qui ont eu lieu. La proposition de résolution énonce bon nombre de recommandations pratiques sur l’enregistrement des faits et l’encadrement des victimes.

Les violences à l’égard de la communauté arc‑en‑ciel – terme que je préfère à celui de communauté LGBTQ+ – feront donc toujours l’objet d’un enregistrement distinct. Il conviendra d’indiquer dans quelle zone de police l’incident a eu lieu. La victime sera davantage mise au centre des préoccupations et recevra un feed‑back systématique et de qualité. La police mettra davantage l’accent sur la fonction de police orientée vers la communauté. L’enregistrement systématique des violences permettra à la police d’en acquérir une vision plus claire. Il est en effet de notre devoir de réagir avec force face à des délits aussi lâches.

Il n’y a rien de plus grave que d’être victime d’une attaque qui se focalise sur votre identité intérieure, qui vous atteint au cœur même de votre être, à ce que vous avez de plus intime, et surtout qui est causée par l’amour que vous ressentez pour autrui. C’est la raison d’être de la présente proposition de résolution. C’est pour Raphaël et Joram que nous agissons, pour Nele et pour tous les autres, innombrables, dont les récits passent aujourd’hui inaperçus. Pour qu’ils soient entendus et aidés. Pour que ces crimes s’arrêtent. Pour que personne ne doive plus jamais raconter de tels faits.

Mevrouw Stephanie D’Hose (Open Vld). – Aan mijn mondmasker merkt u dat de problematiek me na aan het hart ligt. (Mevrouw D’Hose heeft een regenboogmasker bij zich.)

Vandaag ligt er niet alleen een resolutie ter tafel, maar ook een verhaal. Ontelbaar veel verhalen. Ontelbaar, maar zeker niet onzichtbaar. Deze week nog kwam weer maar eens het verhaal in het nieuws van een koppel uit Gent, mijn stad, dat het slachtoffer werd van homofoob geweld. Joram, een student, was met zijn vriend Raphaël onderweg naar Aalst. Op de trein begon een jongen hen te fotograferen en te filmen. Hij belde iemand op en raakte zichtbaar meer geagiteerd. Iemand zat hem duidelijk op te jutten. We kennen dat gedrag. Natuurlijk voelden Joram en Raphaël zich geïntimideerd. Hoe zou je zelf zijn? Wanneer de trein in Aalst aankomt, geeft de jongen Joram een trap in het gezicht. Omdat Joram homo is. Hij wil nog klappen uitdelen, maar gelukkig verweren beide jongemannen zich en slagen ze erin hem op het perron te duwen, voor de neus van de spoorwegpolitie, die spijtig genoeg niets doet. De spoorwegpolitie in Aalst gaat weg, de treinbegeleider zegt tegen Joram en Raphaël dat ze zich moeten gedragen en daar blijft het bij. Ook bij de politie in Gent kunnen ze niet terecht. Daar kan er geen proces‑verbaal worden opgesteld over iets wat in Aalst is gebeurd en bovendien hebben ze teruggeslagen. Hun verhaal wordt genoteerd, maar ze moeten niet verwachten dat er iets mee gebeurt. Daar, collega’s, komt het haar op mijn armen recht van overeind. Ik hoop echt dat ik zo’n verhaal nooit meer moet vertellen.

Net zomin als het verhaal van Nele, een zeer goede vriendin in de KAA Gent Ladies, die uren werd nageroepen door verschillende groepjes mannen, gewoon omdat ze met haar vriendin, haar lief, die op dat ogenblik een kort rokje droeg, op straat liep.

Over deze en zoveel andere verhalen die niet in de krant komen, gaat deze resolutie en niet over een reeks amendementen, die, inderdaad collega Perdaens, op een bepaald moment wat onoverzichtelijk werd. Daarom ook heb ik voorgesteld om de bespreking met twee weken uit te stellen, zodat iedereen de tijd kreeg om alle teksten rustig te lezen. Het gaat verdorie over jonge mensen die niet vrij op straat kunnen lopen en geïntimideerd worden, gewoon omdat ze mekaar graag zien. Het gaat over slachtoffers van verbaal of fysiek geweld die geen aangifte durven te doen of dat wel doen, maar geen gepaste ondersteuning krijgen.

De resolutie die we vandaag bespreken, is uiteraard het resultaat van de inbreng van vele collega’s en van de interessante suggesties die we kregen vanuit de regenbooggemeenschap en de sprekers tijdens de hoorzittingen. Ik wil hen daarvoor expliciet bedanken. Ik dank ook in het bijzonder mijn goede collega Van de Wauwer voor de, zoals steeds, fijne samenwerking.

De hoorzittingen hebben bijgedragen tot een helder beeld van de manier waarop we het zogenaamde dark number van dit geweld kunnen terugdringen en hoe we slachtoffers echt de hand kunnen reiken op weg naar een betere hulpverlening. Er werd al meermaals aangetoond dat de nood hoog is. Een paar cijfers. Het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia heeft vastgesteld dat het aantal dossiers rond discriminatie in 2018 met maar liefst 38 % is gestegen in vergelijking met het gemiddelde van de vijf jaren daarvoor. De stijging zet zich ook in de jaren daarna door. Eén op de drie holebi’s voelt zich minstens één keer per maand onveilig wegens zijn of haar geaardheid. Alle onderzoeken geven aan dat homofoob geweld, van straatintimidatie tot gaybashing, toeneemt. En toch blijft de aangiftebereidheid laag.

Er gaapt een kloof tussen de officiële cijfers en het reële aantal feiten. De doorstroming van informatie verloopt bovendien niet uniform. Klachten van homofoob of ander discriminerend geweld worden vaak gewoon niet onder die noemer geregistreerd. Afhankelijk van de aard van de agressie ondervindt tot twee derde van de slachtoffers psychische gevolgen. Contradictorisch is dat slachtoffers niet of nauwelijks een beroep doen op specifieke ondersteuning of hulpverleners. Ze babbelen wel met iemand over wat hen overkwam, zoals met een partner, een vriend, een collega of een familielid, maar niet met de politie.

Net om die reden hebben we dit voorstel van resolutie ingediend, met een duidelijk doel voor ogen: de aangiftedrempel verlagen, de slachtoffers in contact brengen met hulpverlening, terwijl ze anoniem kunnen blijven en hen tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om, als ze er klaar voor zijn – en alleen dan – klacht in te dienen, waarbij hun identiteit voor de dader verborgen blijft. Dat is de kern van ons voorstel: we steunen de slachtoffers, we staan hen bij en we brengen het geweld beter in kaart waardoor we uiteraard beter kunnen handelen inzake preventie en handhaving.

We vragen ook de invoering van een eenheidsloket. Dat zal ervoor zorgen dat alles veel eenvoudiger zal verlopen. Bovendien bieden we ook concrete richtlijnen voor de politiediensten aan. Die doen op het terrein keihard hun best, maar weten soms niet hoe ze moeten omgaan met het geweld dat plaatsvindt. Het voorstel van resolutie bevat heel wat praktische aanbevelingen over de registratie van de feiten en de begeleiding van de slachtoffers.

Geweld uit fobie ten opzichte van de regenbooggemeenschap – ik gebruik die term liever dan de lgbtq+‑gemeenschap – zal dus steeds apart worden geregistreerd. Er moet worden vermeld in welke politiezone het incident plaatsvond. Het slachtoffer komt nog meer centraal te staan en krijgt systematisch kwaliteitsvolle feedback. De politie zal de nadruk meer leggen op community policing. De systematische registratie van geweld zal maken dat de politie een duidelijker beeld krijgt. Het is immers onze plicht om krachtdadig op te treden tegen deze laffe misdrijven.

Er is niets erger dan slachtoffer te zijn van een aanval om wie je bent, van een aanval op je identiteit, op je diepste zijn, op je meest intieme zelf en vooral vanwege de liefde die je voor een ander voelt. Dat is de reden voor dit voorstel van resolutie. We doen dit voor Raphaël en Joram, voor Nele, en voor de ontelbare anderen wiens verhalen vandaag onder de radar blijven. Opdat ze worden gehoord en geholpen. Opdat de misdaden zouden stoppen. Opdat niemand ooit nog een dergelijk verhaal zou moeten vertellen.

 

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – D’où que l’on vienne, quelles que soient notre couleur, notre identité de genre ou notre orientation sexuelle, nous avons toutes et tous le droit de vivre notre vie de manière épanouissante et libre, sans être victimes de discriminations ni subir de violence, avec des chances et des droits égaux à ceux des autres. Pour nous, c’est une question de principe fondamental. C’est pour cela que nous nous battons.

Nous voulons mettre un terme à la violence de rue et au harcèlement. Pour en finir avec les haines, dont l’homophobie et la transphobie, il faut prévenir et sensibiliser, mais il faut aussi sanctionner les auteurs de délits et crimes de haine.

Il faut aider les victimes de violences, de harcèlement et de discriminations, en les accueillant dignement, en leur proposant un soutien psychologique et en leur permettant de porter plainte plus facilement.

Une attention particulière doit être portée à la formation du personnel de police, vous l’avez dit. En effet, encore trop souvent, une victime est traitée sans tact ni discrétion, des questions déplacées lui sont posées et le caractère aggravant de son agression est sous‑estimé, voire remis en question.

Pour toutes ces raisons, le PTB soutient la résolution.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Waar we ook vandaan komen, wat ook onze huidskleur, onze genderidentiteit of onze seksuele geaardheid is, we hebben allen het recht om ons in ons leven vrij te ontplooien en niet het slachtoffer te worden van discriminatie of geweld, met gelijke kansen en gelijke rechten. Dat is voor ons het fundamentele principe. Daar ijveren wij voor.

We willen een einde stellen aan straatgeweld en intimidatie. Om komaf te maken met uitingen van haat zoals homofobie en transfobie moet preventief en sensibiliserend werk gedaan worden, maar daders van haatmisdrijven moeten daarvoor ook bestraft worden.

Slachtoffers van geweld, intimidatie en discriminatie moeten geholpen worden. Ze moeten waardig opgevangen worden, ze moeten psychologische steun kunnen krijgen en het moet makkelijker worden om klacht in te dienen.

Bijzondere aandacht moet gaan naar de politieopleiding, het is hier al gezegd. Nog al te vaak worden slachtoffers immers tactloos en indiscreet bejegend en ze worden geconfronteerd met misplaatste vragen. Hoe traumatiserend zo’n aanval wel kan zijn, wordt onderschat of zelfs in vraag gesteld.

Om al deze redenen zal de PVDA‑PTB de resolutie steunen.

 

Mme Katia Segers (sp.a). – J’aimerais tout d’abord remercier encore mes collègues pour la collaboration constructive et efficace qui nous a permis d’élaborer, par‑delà les frontières des partis politiques, une proposition en laquelle je crois à cent pour cent. Je remercie également les orateurs auditionnés, ainsi que les membres du personnel. Nous avons accompli une belle avancée et pouvons être fiers de la résolution à l’examen, de son envergure et de sa qualité.

Par cette résolution, nous envoyons un signal important aux membres de la communauté LGBTQ+ pour reprendre le terme retenu. Nous montrons non seulement que nous condamnons la violence à l’encontre des membres de cette communauté, mais nous incitons aussi à éradiquer ces formes de violence. Le texte à l’examen ouvre la porte au changement.

Nous envoyons également à l’ensemble de la société le signal qu’il s’agit, pour les sénateurs, d’une problématique importante qu’ils entendent appréhender concrètement. Il est essentiel que les partis démocratiques que nous sommes se positionnent clairement en faveur d’une société dans laquelle tout le monde peut être lui‑même, peut être heureux et où on peut s’aimer indépendamment de sa couleur de peau, de son orientation sexuelle ou de son âge. Nous voulons une société où tout le monde se sent bien et se voit offrir toutes les possibilités d’épanouissement personnel.

La violence à l’encontre des membres de la communauté arc‑en‑ciel ne doit pas être sous‑estimée ; le phénomène semble même en progression. Nous disposons cependant de peu de données chiffrées en la matière, et ce pour différentes raisons. Souvent, les personnes concernées n’osent pas signaler les faits et, lorsqu’elles le font, il n’est pas rare qu’elles se heurtent à un mur, leurs interlocuteurs policiers ne sachant pas comment réagir. Notre proposition se veut un encouragement à l’aller de l’avant.

Nous avons accompli un long chemin. Nous sommes partis de deux résolutions élaborées autour des notions de violence homophobe et de plainte sous couvert d’anonymat, et nous sommes parvenus à une résolution qui décrit l’ampleur de la problématique pour la communauté LGBTQ+ et veut, entre autres, donner la possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat. Nous avons replacé la problématique dans un contexte plus large. La proposition sur la table n’est pas un chiffon de papier voué à rester sans effet, mais un texte qui tente d’aborder la problématique dans sa complexité, dans le contexte sociétal qui est le nôtre.

La possibilité d’effectuer un signalement sous le couvert de l’anonymat est un pas important, mais le texte ne s’arrête pas là. Nous avons également été attentifs à la manière dont les policiers peuvent être soutenus dans leur formation au moyen d’un scénario, à la manière de sensibiliser la communauté LGBTQ+ à la possibilité de faire un tel signalement, au moyen de mieux associer la société civile dans le travail devant être accompli en la matière, aux améliorations possibles du système d’enregistrement. Nous avons aussi discuté longuement de l’expression du genre : la société a encore un long chemin à parcourir pour mettre un terme à la pensée selon laquelle la question du genre se pose en termes binaires – masculin ou féminin. Il est temps que nous prenions conscience du fait que la donne est beaucoup plus complexe.

Nous avons également soutenu la proposition d’un guichet unique et souligné l’importance de disposer d’un profil des auteurs. Celui‑ci a été évoqué par le Vlaams Belang, sur la base d’un présupposé totalement erroné, mais nous devrons au final nous y atteler pour mieux cartographier la problématique.

Le texte sur la table constitue une belle avancée. Nous souhaitons appeler tous les partis à voter la résolution avec beaucoup de conviction, comme le fera notre groupe. Il nous appartiendra ensuite, chers collègues, de nous mettre au travail, au sein de nos parlements fédérés respectifs et du parlement fédéral, pour concrétiser les recommandations formulées au‑delà des clivages partisans.

Mevrouw Katia Segers (sp.a). – Vooreerst wil ik nogmaals mijn collega’s danken voor de constructieve en goede samenwerking, waardoor we partijoverschrijdend werk hebben gemaakt van een voorstel waarin ik voor honderd procent geloof. Met dit voorstel hebben we een goede stap gezet. Ik dank ook de sprekers uit de hoorzittingen en de mensen van de diensten. Het is een resolutie die er mag zijn, ze is omvattend en ze is kwalitatief goed. Ik ben trots op het werk dat voorligt.

Met deze resolutie geven we niet alleen een belangrijk signaal aan de leden van de lgbtq+‑gemeenschap, de term die we nu hebben gekozen. Regenbooggemeenschap is ook heel mooi. Niet alleen geven we het signaal dat we geweld tegen leden van die gemeenschap veroordelen, we geven ook aanzetten om die vormen van geweld de wereld uit te helpen. Met wat hier voorligt, kan en moet er een en ander veranderen.

We geven ook een signaal aan onze hele samenleving, namelijk dat wij senatoren dit een belangrijke problematiek vinden. Een problematiek die we concreet willen aanpakken. Het is belangrijk dat wij, democratische partijen, duidelijk maken dat wij concreet stappen willen zetten naar een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn, waarin iedereen gelukkig kan zijn, waarin iedereen elkaar graag kan zien, ongeacht, kleur, geaardheid, leeftijd. We willen een samenleving waarin iedereen zich thuis voelt en alle kansen krijgt om zijn geluk te ontwikkelen.

De problematiek van geweld tegen mensen van de regenbooggemeenschap is niet te onderschatten. Het lijkt zelfs toe te nemen. Nochtans vinden we veel te weinig cijfers, te weinig rapportering. Dat heeft meerdere oorzaken. Vaak is de reden dat mensen de stap niet durven te zetten naar een melding, en dat ze – als ze het al doen – vaak op een muur botsen, een muur van politiemensen die niet goed weten hoe ze er moeten mee omgaan. Ons voorstel moet aanleiding geven tot het zetten van stappen vooruit.

We hebben een heel traject afgelegd. We zijn vertrokken met twee resoluties met een opschrift rond homofoob geweld en de anonieme klacht. We zijn uitgekomen bij een resolutie die de omvang van de problematiek die leden van de lgbtq‑gemeenschap kunnen ervaren beschrijft, en bij de mogelijkheid om een anonieme melding te doen. Bovendien hebben we in dat traject de problematiek in zijn ruimere context geplaatst. Dit is geen vodje papier met een paar losse flodders. We hebben getracht de problematiek in zijn complexiteit vanuit een maatschappelijke context te vatten.

De anonieme melding is een belangrijke stap, maar het is niet de enige. We hebben er ook aan gedacht hoe we de mensen van de politiediensten kunnen ondersteunen in hun opleiding, via een draaiboek, hoe we er kunnen voor zorgen dat we de mensen uit die gemeenschap meer bewustmaken van de mogelijkheid om die melding in te dienen, hoe we het middenveld beter kunnen betrekken bij het werk dat op de plank ligt, hoe we de registratie kunnen verbeteren. We hebben ook lang gepraat over genderexpressie, want we hebben als samenleving nog een hele weg af te leggen om komaf te maken met het hokjesdenken, waarin gender man of vrouw is. Nee, het is tijd dat we onze samenleving bewust maken van het feit dat genderexpressie veel complexer is.

Wij hebben ook het voorstel van het eenheidsloket en het belang van een daderprofiel gesteund. Het werd opgeworpen vanuit een compleet foute veronderstelling van de mensen van Vlaams Belang, maar uiteindelijk, om de problematiek beter in kaart te kunnen brengen, moeten we ook daarvan werk maken.

Ik denk dat wat hier voorligt, een goede stap is. We zouden alle partijen willen oproepen om, net zoals onze fractie, met veel overtuiging voor deze resolutie te stemmen. Nu is het aan ons, beste collega’s, om met deze aanbevelingen partijoverschrijdend in onze deelstaatparlementen en in het federaal parlement aan de slag te gaan en er concreet werk van te maken.

 

Mme Freya Perdaens (N‑VA). – Forte de mes propres expériences, je tiens à confirmer que les histoires vécues sont tragiques. Lorsque je marchais en rue en tenant ma compagne par la main, ce n’était pas perçu partout comme « normal ». Et lorsque je l’embrassais en public, cela provoquait toujours des réactions. Lorsque je fais la même chose avec l’homme qui est maintenant mon mari, je n’ai pas à subir les mêmes expériences. Je suis bien consciente de la différence. Nous ne pouvons cependant nous laisser guider par ces seules histoires ; nous devons adopter une approche concrète, ce qui ne nous autorise toutefois nullement à présenter une résolution mal ficelée.

Chers collègues, avez‑vous bien écouté ce qui s’est dit aujourd’hui ? Il est question tantôt de signalement, tantôt de déclaration, tantôt de plainte. La présidente vient de nous dire que nous avons eu deux semaines pour bien relire le texte et que nous pouvons donc voter en connaissance de cause. Si ce délai était une bonne chose, il n’a manifestement pas été utile puisqu’il n’y a toujours pas d’unanimité sur ce qui peut exactement se faire sous le couvert de l’anonymat : un signalement, une déclaration ou une plainte. Ces termes ne sont pas synonymes. Au cours des auditions, il a été souligné qu’une plainte anonyme viole les droits de la défense. Je suis pourtant convaincue que nous devons faire tout ce qui est en notre pouvoir pour soutenir les victimes, non seulement en enregistrant les signalements, mais aussi en offrant une aide et une assistance juridique aux victimes. Nous devons tout mettre en œuvre, envers et contre tout, pour éviter que ce genre de délits soient encore commis.

Monsieur Van de Wauwer, notre groupe aurait en effet pu opter pour la voie de la facilité et ne pas déposer d’amendements, voire se limiter à formuler des plaintes. Or nous n’avons pas agi de la sorte. Lors de mon intervention au nom de mon groupe, j’ai signalé que nous lancerions des initiatives dans les parlements où nous estimons que c’est utile, et c’est ce que nous faisons pour le moment. Ensemble, nous enregistrerons de nouvelles avancées dans les parlements adéquats, mais pas ici.

Je ne suis donc absolument pas opposée à l’esprit de la résolution, mais comme elle n’est ni concrète ni efficace, nous n’allons pas nous bercer d’illusions en laissant croire qu’elle résoudra tous les problèmes.

Mevrouw Freya Perdaens (N‑VA). – Ik wil graag nog even reageren en op basis van mijn eigen ervaring bevestigen dat de verhalen schrijnend zijn. Wanneer ik met mijn vriendin hand in hand op straat liep werd dat niet overal als normaal beschouwd. Wanneer ik haar zoende in het openbaar gaf dat altijd aanleiding tot reacties. Dat zijn ervaringen die ik niet hoef te ondergaan wanneer ik hetzelfde doe met de man waarmee ik nu gehuwd ben. Ik ben mij bewust van het heel duidelijke verschil. We mogen ons echter niet enkel door die verhalen laten leiden. We moeten daar wel concreet mee omgaan, maar dat betekent niet dat je geen degelijk werk moet leveren met deze resolutie.

Collega’s, hebt u goed geluisterd vandaag? De ene spreekt over een melding, de andere over een aangifte, nog een derde over een klacht. De voorzitster gaf daarnet aan dat ons twee weken gegeven is om de tekst goed na te lezen en te weten waarover we stemmen. Dat is zeer terecht geweest, maar blijkbaar niet echt nuttig, gezien er nog steeds geen eensgezindheid is over wat er precies anoniem kan gebeuren: een melding, een aangifte of een klacht. Dat zijn geen synoniemen. Tijdens de hoorzittingen werd aangegeven dat een anonieme klacht indienen niet strookt met de rechten van de verdediging. Ik ben er nochtans heel erg van overtuigd dat we alles moeten doen om de slachtoffers te ondersteunen, niet alleen door de meldingen te registreren, maar ook door hun slachtofferhulp aan te bieden, ook door juridische bijstand te verlenen. We moeten er echt alles aan doen, soms tegen beter weten in, want het blijft gaan om mensen, om ervoor te zorgen dat dit soort misdrijven niet meer zou voorkomen.

Mijnheer Van de Wauwer, het was inderdaad mogelijk voor onze fractie om de gemakkelijke weg te kiezen, om geen amendementen in te dienen, om zelf niets anders te doen dan enkel klachten te formuleren. Dat hebben we niet gedaan. Tijdens mijn tussenkomst voor onze fractie heb ik aangegeven dat wij in de parlementen waar wij het nuttig achten ook het heft in handen zouden nemen om daar werk van te maken. Op dit eigenste moment doen wij dat ook. We zullen daar samen nog verder vooruitgang in boeken. Wij zullen dat doen in de meest geschikte parlementen en dat is niet hier.

Kortom, ik ben het helemaal eens met de geest van de resolutie, maar vanwege het gebrek aan concreetheid en effectiviteit van deze resolutie zullen wij de illusie niet in stand houden dat het hiermee zal lukken.

 

Mme Stephanie D’Hose (Open Vld). – Je me sens quelque peu visée et vais donc réagir brièvement.

Nous sommes tous d’accord, Madame Perdaens, sur la nécessité d’utiliser le terme « signalement ». Seul l’intitulé de la résolution n’a pas encore été modifié car cela relève de la sphère technique et se fera plus tard.

J’ai également une observation politique à formuler. Vous signalez que nous examinons le même sujet au Parlement flamand, mais si vous tenez compte de la répartition des compétences, vous devriez savoir que certaines matières relèvent du Parlement fédéral. Et s’il y a un forum où pareilles matières transversales peuvent être débattues, c’est bien le Sénat ! Comme le disait M. Ongena, tant que le Sénat existera, il doit fonctionner. Cela signifie que des matières relevant de la compétence des parlements des entités fédérées sont également examinées ici. Ne relançons pas ce débat pour l’énième fois. Les parlements des entités fédérées examinent ce thème, mais le Sénat est aussi en droit de le faire.

Mevrouw Stephanie D’Hose (Open Vld). – Ik voel me een beetje aangesproken en wil kort reageren.

Mevrouw Perdaens, we zijn het er allemaal over eens dat we het woord ‘aangifte’ moeten gebruiken en daar gaan we ook voor. Alleen het opschrift van de resolutie is nog niet veranderd, omdat dat een technische aangelegenheid is. Dat gebeurt later.

Daarnaast heb ik nog een politieke opmerking. U werpt op dat we met deze zaak al in het Vlaams Parlement bezig zijn. Dat zal wel, maar als u een beetje op de hoogte bent van de bevoegdheidsverdeling, dan weet u dat bepaalde elementen tot de bevoegdheid van het federale parlement behoren. En als er ergens een plaats is om dergelijke transversale zaken te bespreken, dan is dat wel in de Senaat. Zoals collega Ongena al zei: “Zolang de Senaat bestaat, moet hij draaien.” Dat betekent dat ook zaken waarvoor de deelstaatparlementen bevoegd zijn, hier worden besproken. Laten we dat debat niet nog eens voor de zoveelste keer voeren. We nemen het thema op in de deelstaatparlementen, maar verdorie ook hier in de Senaat.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – J’aimerais intervenir brièvement sur la question du fédéralisme de coopération. M. Van de Wauwer a clairement exposé notre position et c’est avec beaucoup de conviction que nous soutiendrons la résolution proposée. Si nous voulons faire progresser ensemble ce dossier – car tel est le but –, nous devons miser sur le fédéralisme de coopération. La problématique examinée touche à des compétences qui relèvent tant de l’autorité fédérale que des Communautés, comme l’a bien expliqué la présidente. Notre tâche, pour faire avancer ce dossier, consiste à esquisser et proposer des lignes politiques. Une résolution n’a jamais changé la politique. Les recommandations formulées doivent pour cela être traduites en législation, ce qui incombera à chaque niveau de pouvoir. L’échange de vues mené au sein de notre assemblée, par‑delà les frontières des Communautés, permet néanmoins de tracer les contours des politiques envisageables. Au CD&V, nous aimons travailler selon cette méthodologie. Certains collègues ne partagent peut‑être pas notre vision et c’est leur droit, mais nous pensons que nous avancerons mieux et parviendrons à élaborer une meilleure politique si les lignes de force peuvent être débattues au niveau interfédéral. Chaque niveau devra ensuite prendre ses responsabilités et traduire ces grands axes dans sa législation. Il ne faut pas laisser entendre – et personne ne le fait d’ailleurs – que la résolution à l’examen permettra de résoudre instantanément tous les problèmes et de fixer les procédures. Mais il est important, à présent, de créer la possibilité de faire un signalement ou une déclaration sous le couvert de l’anonymat. Nous nous référons à des initiatives mises en place à l’étranger et indiquons, au terme de l’échange de vues approfondi que nous avons mené au Sénat, que c’est la voie à suivre pour progresser dans ce dossier.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik wil graag even ingaan op het punt van het samenwerkingsfederalisme. Collega Van de Wauwer heeft ons standpunt heel duidelijk verwoord en wij steunen deze resolutie met grote overtuiging. Willen we dit dossier samen vooruitduwen – en daar gaat het tenslotte toch over – dan moeten we op samenwerkingsfederalisme inzetten. Deze problematiek raakt zowel aan federale als aan gemeenschapsbevoegdheden. De voorzitster heeft er ook heel duidelijk op gewezen. Bij het vooruitduwen van dit dossier is het onze taak een soort van beleidslijn uit te tekenen en aan te reiken. Een resolutie heeft nog nooit beleid veranderd. Daarvoor moeten de beleidsaanbevelingen in harde wetgeving worden omgezet en daar moet elke overheid op het eigen beleidsniveau voor zorgen. Maar door hier in de Senaat een gedachtewisseling te hebben, over de grenzen van de gemeenschappen heen, kunnen we een stippellijn uitzetten waarlangs het beleid kan worden gevoerd. Dat is de politieke optie die wij met CD&V nemen. Zo werken wij graag. Misschien is dat niet de keuze van bepaalde collega’s. Het is hun recht om daar een andere visie op te hebben. Wij denken dat we beter vooruit zullen gaan en een beter beleid zullen uittekenen, als we interfederaal over de krijtlijnen van gedachten kunnen wisselen. Volgens die assen zal elke overheid dan haar verantwoordelijkheid in ‘hard law’ kunnen omzetten. We moeten de mensen ook niet wijsmaken dat die resolutie de problemen ineens zal oplossen en procedures zal vastleggen. Dat beweert ook niemand. Maar het is van belang om nu de mogelijkheid tot anonieme melding of aangifte aan te bevelen, verwijzend naar voorbeelden uit het buitenland, om dat pad te openen en na een diepgaande gedachtewisseling in de Senaat aan te tonen dat dat de richting is waarin het beleid een stap vooruit kan zetten.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

Mme Freya Perdaens (N‑VA). – Je comprends qu’il n’incombe pas aux seuls parlements des entités fédérées de poursuivre ce travail, mais qu’il y ait aussi beaucoup à faire au niveau fédéral.

Je n’ai pas l’habitude de m’exprimer au nom de personnes autres que celles qui m’ont expressément élue, mais je ne doute pas que mes collègues du niveau fédéral se saisiront de ce dossier.

La proposition de résolution contient exclusivement des suggestions et des questions destinées à d’autres parlements. Je ne dis rien d’autre. Comme Mme de Bethune l’a déjà souligné, le point sur lequel nous divergeons est celui de la vision que nous avons de notre institution. Nous ne sommes pas convaincus que cette concertation devait être menée ici ni qu’elle ait fait beaucoup avancer les choses. Chacun avisera.

Cela ne veut pas dire que les parlements des entités fédérées et le parlement fédéral doivent rester les bras croisés en la matière. J’ai mentionné un certain nombre d’éléments de la résolution qui posent problème à notre groupe et j’ai eu droit à une volée de réactions. C’est un dialogue de sourds. Le texte n’en sera pas moins approuvé au final. À titre personnel, je suis très satisfaite que les choses puissent évoluer et j’aimerais vraiment que cette résolution puisse apporter de grands changements, mais je crains qu’une fois adoptée, elle ne reste lettre morte. Cela ne m’empêchera toutefois pas de défendre cette cause dans d’autres assemblées parlementaires.

Mevrouw Freya Perdaens (N‑VA). – Ik begrijp dat het niet alleen de deelstaatparlementen toekomt om dit werk verder te zetten, maar dat ook federaal heel wat moet gebeuren.

Ik heb zelden de gewoonte om te spreken namens andere mensen dan degenen die me expliciet verkozen hebben. Mijn federale collega’s zullen hiermee echter ook aan de slag gaan.

Het voorstel van resolutie bevat enkel voorstellen en vragen voor andere parlementen. Dat is net wat ik zeg. Waar we van mening verschillen, heeft mevrouw de Bethune al aangegeven: onze visie op dit instituut. Wij zijn er niet van overtuigd dat dit overleg hier nodig is geweest of veel heeft bijgebracht. Eenieder moet die keuze maken.

Dat betekent niet dat de deelstaatparlementen en het federale parlement niet hard aan de slag kunnen gaan met dit thema. Ik heb een aantal elementen uit de resolutie aangehaald waarmee wij een probleem hebben. Ik heb daarop een tegenreactie gekregen. Het wordt een welles‑nietesspel. Uiteindelijk zal de tekst worden goedgekeurd. Ik ben heel blij dat de zaken vooruitgaan. Ik zou het heel graag mis hebben wanneer zou blijken dat de voorliggende resolutie de grote verandering zou bewerkstelligen. Ik vrees dat de resolutie zal worden aangenomen en uiteindelijk in de kast zal belanden. Dat zal me er niet van weerhouden in andere parlementen concreet werk te maken van deze problematiek.

 

  La discussion est close.

  De bespreking is gesloten.

 

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

  De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.

 

(Mme Stephanie D’Hose, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitster: mevrouw Stephanie D’Hose.)

 

Proposition de résolution relative à la libération du prisonnier politique russe Alexeï Navalny (de M. Philippe Dodrimont et consorts ; Doc. 7‑230/1)

Voorstel van resolutie betreffende de vrijlating van de Russische politieke gevangene Alexej Navalny (van de heer Philippe Dodrimont c.s.; Stuk 7‑230/1)

 

Discussion

Bespreking

 

Mme Latifa Gahouchi (PS). – Étant donné la situation critique de la personne concernée, nous estimons que l’urgence est amplement justifiée.

Je vais essayer de présenter succinctement le parcours de M. Navalny.

2009 est l’année où M. Navalny se fait connaître en tant qu’auteur du blog Navalny sur LiveJournal et du site RosPil, où il dénonce des faits de corruption en Russie. En 2010, il accuse l’entreprise d’énergie Transneft de détournement de fonds à hauteur de 2,9 milliards d’euros. C’est dans le cadre de la contestation des législatives russes de 2011 qu’il est emprisonné pour la première fois. C’est alors que la BBC le décrit comme étant probablement le seul réel opposant politique à avoir émergé en Russie ces cinq dernières années. Il est arrêté en 2012. Une condamnation plus significative encore le touche en 2013 : cinq ans de camp avec sursis pour détournement supposé de fonds d’une société forestière. En 2014, il est placé en résidence surveillée pour une durée de plusieurs mois. En 2016, il annonce sa candidature à l’élection présidentielle russe de 2018. Plusieurs manifestations ont eu lieu ; des arrestations et condamnations le conduisent à une exclusion de l’élection présidentielle, dont il conteste avec force la légitimité. L’année 2018 sera caractérisée par de nombreux séjours en prison qui l’isolent et l’empêchent de s’exprimer publiquement. L’année 2019 est également marquée par plusieurs arrestations. Le 20 août 2020, il est hospitalisé d’urgence dans une unité de soins intensifs de l’hôpital d’Omsk en Sibérie, après une aggravation de son état de santé l’ayant plongé dans un coma pendant un vol reliant Tomsk à Moscou. L’avion est dérouté à Omsk et se pose en urgence. Son entourage suspecte fortement un empoisonnement après l’absorption d’un thé à l’aéroport. La thèse de l’empoisonnement est évidemment écartée par les médecins russes.

Il est ensuite hospitalisé en Allemagne. Le 22 septembre 2020, M. Navalny sort de l’hôpital. Les médecins considèrent qu’un rétablissement complet est possible. Au début du mois de septembre, le gouvernement allemand déclarait cependant détenir la preuve sans équivoque de l’utilisation d’un agent neurotoxique contre l’opposant russe, affirmation confirmée, le 14 septembre, par deux laboratoires, français et suédois. À l’inverse, les autorités russes continuent d’affirmer que leurs analyses n’ont décelé aucune présence de substances toxiques.

Le 2 février 2021, M. Navalny est condamné à trois ans et demi de prison par un tribunal de Moscou, après avoir été reconnu coupable d’avoir violé son contrôle judiciaire alors qu’il était en Allemagne depuis le mois d’août 2020, à la suite des problèmes de santé que je viens d’évoquer. Les soutiens de l’opposant appellent dès lors à manifester et des chefs d’État occidentaux, dont Joe Biden et Emmanuel Macron, jugent inacceptable cette condamnation et exigent la libération immédiate de M. Navalny. Le 17 février, en raison de l’ampleur du risque pour sa vie, la Cour européenne des droits de l’homme a également exigé une libération immédiate.

La proposition de résolution soumise à l’examen de notre assemblée demande au gouvernement fédéral de s’associer aux initiatives internationales et européennes visant à la libération immédiate et inconditionnelle d’Alexeï Navalny.

Il convient également d’insister, conjointement avec les partenaires européens et internationaux, auprès des autorités russes pour qu’une enquête approfondie sur la tentative d’assassinat au moyen d’un agent chimique neurotoxique interdit soit menée de manière urgente, indépendante et transparente.

Je n’insisterai pas ici sur le volet réservé aux éventuelles sanctions, mais il est avant tout essentiel de rappeler à la Fédération de Russie, par le biais des relations bilatérales, qu’elle est partie à la Déclaration universelle des droits de l’homme, à la Convention européenne des droits de l’homme et au Pacte international relatif aux droits civils et politiques, et qu’en tant que membre du Conseil de l’Europe, de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe et des Nations unies, elle s’est également engagée à respecter les normes et principes internationaux régissant l’État de droit, les droits de l’homme et les libertés fondamentales.

Je vous demande de soutenir cette proposition de résolution, vu l’urgence de la situation et le fait que la famille de M. Navalny s’inquiète aujourd’hui de ne pas avoir de nouvelles de lui. On ne sait toujours pas où il se trouve. Il est donc plus qu’urgent de voter en faveur de ce texte.

Mevrouw Latifa Gahouchi (PS). – Gelet op de kritieke toestand van de betrokken persoon, lijkt een spoedbehandeling ons gerechtvaardigd.

Ik zal pogen het parcours van de heer Navalny kort te schetsen.

In 2009 krijgt zijn naam voor het eerst bekendheid via de blog Navalny op Livejournal en de website RosPil, waar hij de corruptie in Rusland aanklaagt. In 2010 beschuldigt hij het energiebedrijf Transneft van geldverduistering voor een bedrag van 2,9 miljard euro. In het kader van de betwisting van de verkiezingsuitslag in 2011 wordt hij voor het eerst in de gevangenis opgesloten. Dan beschrijft de BBC hem als vermoedelijk de enige echte politieke opposant die in Rusland was opgestaan in de afgelopen vijf jaar. In 2012 wordt hij aangehouden. In 2013 loopt hij een zware veroordeling op: vijf jaar strafkamp met uitstel wegens vermeende oplichting van een bosbedrijf. In 2014 wordt hij voor verschillende maanden onder huisarrest geplaatst. In 2016 kondigt hij zijn kandidatuur voor de Russische presidentsverkiezingen in 2018 aan. Er zijn vaak manifestaties en na verschillende arrestaties en veroordelingen wordt hij uitgesloten als presidentskandidaat, waarna hij de verkiezingen aanvecht. In het jaar 2018 wordt hij veelvuldig in de gevangenis opgesloten zodat hij geïsoleerd geraakt en zich niet publiek kan uitspreken. Ook in 2019 wordt hij verschillende keren gearresteerd. Op 20 augustus 2020 wordt hij met spoed opgenomen in een intensivecareadfdeling van het ziekenhuis van Omsk in Siberië na een plotse verslechtering van zijn gezondheidstoestand waardoor hij in coma raakte tijdens een vlucht van Tomsk naar Moskou. Het vliegtuig wordt omgeleid naar Omsk en maakt er een noodlanding. Zijn entourage vermoedt dat hij vergiftigd werd na het drinken van een kop thee op de luchthaven. Maar de Russisch artsen ontkennen uiteraard de hypothese van vergiftiging.

Vervolgens wordt hij in Duitsland in het ziekenhuis opgenomen. Op 22 september 2020 kan de heer Navalny het ziekenhuis verlaten. Zijn artsen zijn van mening dat volledig herstel mogelijk is. Begin september verklaart de Duitse regering echter een onweerlegbaar bewijs te hebben dat er een zenuwgif gebruikt werd tegen de Russische opposant. Die stelling wordt op 14 september bevestigd door een Frans en een Zweeds laboratorium. Omgekeerd blijven de Russische autoriteiten beweren dat er volgens hun analyses geen enkele toxische stof aanwezig was.

Op 2 februari 2021wordt de heer Navalny door een rechtbank in Moskou veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie en een half jaar omdat hij schuldig werd bevonden aan het schenden van de voorwaarden van een voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl hij sinds augustus 2020 in Duistland was ten gevolge van de voormelde gezondheidsproblemen. Aanhangers van de opposant roepen op tot betogen en westerse regeringsleiders, waaronder Joe Biden en Emmanuel Macron, vinden die veroordeling onaanvaardbaar en eisen de onmiddellijke vrijlating van de heer Navalny. Op 17 februari eist ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vanwege het levensgevaar waarin hij verkeert, zijn onmiddellijke vrijlating.

Het voorliggende voorstel van resolutie vraagt aan de federale regering om zich aan te sluiten bij de internationale en Europese initiatieven met het oog op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Alexej Navalny.

Er moet ook, samen met de Europese en internationale partners, bij de Russische autoriteiten op worden aan gedrongen dat er een grondig onderzoek wordt gevoerd naar de poging tot moord met een verboden zenuwgif, en dat dit spoedig en op onafhankelijke en transparante wijze zou gebeuren.

Ik zal hier niet dieper ingaan op de eventuele sancties, maar het is vooral van belang de Russische Federatie via de bilaterale relaties eraan te herinneren dat ze partij is bij de Universele Verklaring van de rechten van de mens en bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Als lid van de Raad van Europa, van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en van de Verenigde Naties, heeft de Russische federatie zich er ook toe verbonden de internationale normen en principes die gelden in een rechtsstaat en inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden na te leven.

Ik vraag uw steun voor dit voorstel van resolutie, gelet op de hoogdringendheid en op het feit dat de familie van de heer Navalny erg ongerust is omdat ze geen nieuws van hem heeft. Men weet nog steeds niet waar hij zich bevindt. Het is dus hoog tijd om deze tekst goed te keuren.

 

M. Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Je remercie l’orateur précédent pour l’aperçu chronologique. Nous sommes résolument favorables à l’application de pressions diplomatiques fortes en vue d’obtenir la libération immédiate de M. Navalny et la tenue d’un procès équitable. Il nous semble également opportun de demander instamment aux autorités russes d’ouvrir sans tarder une enquête transparente sur la tentative d’assassinat contre M. Navalny.

La prudence est cependant de mise en ce qui concerne les mesures de sanction réclamées au point 3 de la proposition de résolution. Les sanctions sont une arme très lourde dans les relations diplomatiques internationales. Leur usage doit par conséquent être mûrement réfléchi. Il convient de toujours peser le pour et le contre. Le conflit justifie‑t‑il le recours à une « arme » aussi lourde ? Les sanctions envisagées permettront‑elles d’atteindre l’objectif visé ?

Le traitement infligé à M. Navalny est inacceptable à nos yeux et appelle des réactions. Le recours à des sanctions est toutefois une option lourde de conséquences. Est‑ce vraiment le meilleur moyen d’infléchir la position de la Russie concernant M. Navalny ? La Russie ne constitue pas une menace directe pour nos intérêts nationaux, alors que des sanctions auront un impact sur le marché belge, où nous perdrons du terrain en faveur d’autres acteurs. Une attitude clairement antirusse ne ferait que servir les intérêts américains et pousser encore davantage la Russie vers la Chine. L’OTAN considère encore la Russie comme un ennemi parce qu’elle a besoin d’un ennemi, mais il n’est pas nécessairement dans l’intérêt de la Flandre ou de l’Europe d’adopter une attitude antirusse.

Le recours à des sanctions serait lourd de conséquences au niveau international. Nous estimons que cela n’est pas souhaitable et nous nous abstiendrons pour cette raison.

De heer Guy D’haeseleer (Vlaams Belang). – Ik dank de vorige spreker voor het chronologische overzicht. Wij zijn absoluut voor grote en sterke diplomatieke druk teneinde de onmiddellijke vrijlating van de heer Navalny te verkrijgen en op te roepen tot een eerlijk proces. Uiteraard zijn we het er ook mee eens dat er bij de Russische autoriteiten wordt op aangedrongen dat een snel en transparant onderzoek wordt ingesteld naar de moordpoging op de heer Navalny.

We moeten wel opletten met de sanctiemaatregelen waartoe in punt 3 van het voorstel van resolutie wordt opgeroepen. Sancties zijn in de internationale diplomatieke betrekkingen een zeer zwaarwegend wapen. Ze moeten dan ook met de nodige spaarzaamheid, omzichtigheid en terughoudendheid worden aangewend. Uiteraard moeten afwegingen worden gemaakt. Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Rechtvaardigt de zwaarwichtigheid van het dispuut de inzet van een dergelijk zwaar wapen? Kunnen de sancties een effectief middel zijn om het beoogde doel te bereiken?

Wij vinden de behandeling van de heer Navalny onaanvaardbaar en er moet tegen worden geprotesteerd. Sancties hebben echter verreikende gevolgen en het is nog maar de vraag of dit de beste manier is om Rusland op andere en betere gedachten te brengen. Rusland vormt geen directe bedreiging voor onze nationale belangen en sancties brengen economische schade toe aan onze eigen markt en ze creëren een ruimte die door andere spelers kan worden ingevuld. Een uitgesproken anti‑Russische houding zou enkel de Amerikaanse belangen dienen en Rusland verder in Chinese handen drijven. De NAVO is momenteel gefixeerd op het vijandbeeld van Rusland omdat ze een vijand zoekt om zich op te kunnen richten. Een anti‑Russische houding is echter niet per definitie in het voordeel van Vlaanderen of Europa.

Sancties hebben verreikende gevolgen op internationaal vlak die wij niet wenselijk vinden. Om die reden zullen wij ons onthouden.

 

M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Je n’ai pas l’habitude d’interrompre les travaux mais, M. Dodrimont étant le premier signataire de la proposition de résolution, il me semble en toute logique qu’il aurait dû présenter le texte et donc prendre la parole au début du débat. Je tenais à le souligner.

De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Ik heb niet de gewoonte de werkzaamheden te onderbreken, maar aangezien de heer Dodrimont de hoofdindiener van het voorstel van resolutie is, lijkt het me logisch dat hij de tekst had moeten voorstellen en dus bij het begin van het debat het woord had moeten nemen. Dat wou ik graag benadrukken.

 

M. Philippe Dodrimont (MR). – C’est en effet en tant que premier signataire de cette proposition de résolution que je prends la parole. Je puis comprendre que les circonstances dans lesquelles nous travaillons, certains parlementaires intervenant à distance et d’autres ayant l’honneur d’être présents en séance, ne facilitent pas le travail ni la gestion de cette assemblée, mais je voulais faire remarquer que, comme mon chef de groupe vient de le dire, l’usage aurait voulu que je m’exprime le premier.

Je ne répéterai évidemment pas les propos de Mme Gahouchi, qui a très justement retracé le malheureux parcours de M. Navalny, mais je voudrais ajouter quelques éléments concernant cette situation particulièrement pénible, que nous tenons à dénoncer avec force.

Tout d’abord, je voudrais vous remercier, Madame la présidente, pour l’examen immédiat de ce texte car il s’agit évidemment d’une urgence. J’ai entendu les arguments des uns et des autres pour tenter d’évacuer la question. Certains propos sont particulièrement paradoxaux. Ainsi, un de nos collègues de la N‑VA affirme qu’il connaît parfaitement le dossier et la situation, qui a été examinée au Parlement flamand, mais précise en même temps qu’il ne dispose pas de suffisamment d’informations pour pouvoir aborder le sujet aujourd’hui.

Pour certains, on le sait, la volonté est de paralyser toute action de notre assemblée, alors qu’il s’agit indéniablement d’une problématique de droits humains. Or, il appartient à notre assemblée d’être le réceptacle de ce type de sujets.

Je voudrais aussi remercier M. Antoine, qui a fait état du poids de notre assemblée et de l’image positive véhiculée par le Sénat. Le rappeler n’est pas inutile. J’estime donc que notre démarche de ce jour a une signification hautement symbolique, mais aussi extrêmement importante.

Nous parlons en effet, chers collègues, d’Alexeï Navalny, ce citoyen russe qui, au fil des années, et c’est là le nœud du problème, s’est imposé comme le leader de l’opposition au pouvoir en place en Fédération de Russie, qu’il combat avec force. Il a d’ailleurs, à ce titre, révélé de nombreuses affaires de corruption, bien évidemment analysées par les médias. Cette semaine encore, une chaîne de la télévision française évoquait la pertinence de l’action d’Alexeï Navalny. La tentative d’empoisonnement dont celui‑ci a fait l’objet est avérée puisqu’un des auteurs l’a reconnue. Il ne s’agit donc pas d’un récit imaginaire. Cette vérité, nous voulons la dénoncer.

Des entreprises ainsi que des hommes politiques sont impliqués dans toutes ces affaires de corruption. Navalny a également été l’instigateur d’actions de protestation publique partout dans son pays. C’est un opposant qui mérite toute notre considération pour son action de défense de la démocratie.

Le 2 février dernier, Navalny a été condamné et plusieurs centaines de partisans de la cause qu’il défend ont été opprimés par des policiers anti‑émeute et emprisonnés. Toutes les rues adjacentes au palais de justice où cette condamnation a été prononcée avaient été bouclées. On peut réellement parler en l’espèce d’une farce juridique. Navalny a en effet été accusé à tort d’un ensemble de faits, notamment celui de ne pas avoir respecté les conditions qui lui étaient imposées dans le cadre d’une condamnation avec sursis dont il avait fait l’objet en 2014. On lui demandait de se présenter à la police alors qu’il était en convalescence en Allemagne et que tout le monde le savait. Ce reproche est donc dénué de tout fondement. Dans cette affaire, les droits de l’homme ont donc été bafoués de bout en bout.

Pour lui, le fait d’avoir dénoncé la corruption, d’exprimer son opposition au pouvoir en place et de manifester pacifiquement a eu un prix, à savoir la répression et la prison. Cette tendance doit nous inquiéter car elle va à l’encontre de nos valeurs. Nous ne pouvons rester muets face à cette dérive. En effet, nous devons constamment rappeler l’importance de la liberté d’opinion et de la liberté d’expression, qui sont des principes fondateurs inhérents à l’exercice de la démocratie. Ces entraves à la liberté, mises en place par les autorités russes, en sont d’autant plus révoltantes.

Lors de la réunion du Conseil des ministres européens des Affaires étrangères de lundi dernier, il a été décidé d’infliger des sanctions supplémentaires à la Russie dans le cadre du nouveau régime horizontal de sanctions en matière de droits de l’homme. Ces sanctions font suite aux derniers développements relatifs au respect des droits humains et fondamentaux, parmi lesquels l’affaire Navalny, la réforme de la Constitution, la nouvelle loi sur les ONG étrangères ou encore la répression des manifestations pacifiques et la politique déstabilisatrice de Moscou sur la scène internationale.

Comme le disait notre vice‑première ministre et ministre des Affaires étrangères, Sophie Wilmès, le 2 février dernier, jour de cette condamnation, les motivations politiques ne peuvent jamais justifier une incarcération ni la privation de droits humains fondamentaux. Or, la Fédération de Russie s’est engagée à respecter ces droits humains puisqu’elle est partie, on l’a rappelé, à la Déclaration universelle des droits de l’homme, à la Convention européenne des droits de l’homme et au Pacte international relatif aux droits civils et politiques. La Russie est de surcroît membre du Conseil de l’Europe, de l’Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe (OSCE) et des Nations unies.

Cela signifie qu’elle s’est engagée à respecter les normes et principes internationaux régissant l’État de droit, les droits de l’homme et les libertés fondamentales.

En conclusion, je réitère le message que j’avais déjà exprimé lors de nos discussions en séance plénière à propos de la journaliste chinoise Zhang Zhan. Nous ne cesserons d’attirer l’attention et d’insister sur les libertés fondamentales et les droits de l’homme et d’appeler à leur respect. Il s’agit, pour notre groupe, d’une priorité, qui constitue le fondement de la démocratie ainsi que de son épanouissement et de celui des citoyens.

Nous soutiendrons évidemment avec force cette proposition de résolution. Je vous remercie de l’avoir acceptée en urgence, Madame la présidente. Même si nous pensons l’avoir déposée dans des formes et délais qui respectent tout à fait le règlement, je puis comprendre que ce texte soit peut‑être arrivé un peu tard pour certains collègues. J’espère néanmoins que cela n’empêchera pas chaque démocrate de soutenir ce texte avec force, de façon à ce que nous puissions exercer, au travers de notre travail au Sénat, la pression internationale qui est nécessaire lorsque les droits de l’homme sont bafoués, comme c’est le cas ici.

De heer Philippe Dodrimont (MR). – Het is inderdaad als hoofdindiener van dit voorstel van resolutie dat ik het woord neem. Ik kan begrijpen dat de omstandigheden waarin wij werken, waarbij een aantal parlementsleden in videovergadering spreken en anderen de eer hebben de vergadering fysiek bij te wonen, het werk en het beheer van deze assemblee er niet makkelijker op maken, maar ik wijs erop dat, zoals mijn fractieleider gezegd heeft, het gebruik wil dat ik mij als eerste uitspreek.

Mevrouw Gahouchi heeft nogmaals het ongelukkige parcours van de heer Navalny heel goed beschreven en ik zal haar woorden uiteraard niet herhalen, maar ik wil er toch enkele feiten over die bijzonder pijnlijke situatie, die wij krachtig willen veroordelen, aan toevoegen.

Eerst en vooral wil ik de voorzitster danken voor de onmiddellijke behandeling van deze tekst, want het is vanzelfsprekend een spoedeisende tekst. Ik hoorde de argumenten van een aantal leden om de zaak af te voeren. Bepaalde bewoordingen zijn bijzonder paradoxaal. Een van onze N‑VA‑collega’s bijvoorbeeld beweert dat hij het dossier en de situatie, die in het Vlaams Parlement besproken werd, perfect kent, maar zegt erbij dat hij onvoldoende informatie heeft om het thema vandaag te bespreken.

We weten dat sommigen elke actie van onze assemblee willen lamleggen, terwijl het onbetwistbaar om een probleem van mensenrechten gaat. Onze assemblee moet nu juist het forum zijn waar dergelijke thema’s thuishoren.

Ik dank ook de heer Antoine, die sprak over het gewicht van onze assemblee en het positieve imago dat de Senaat uitstraalt. Het is niet overbodig daar nog eens op te wijzen. Ik meen dus dat ons initiatief van vandaag een grote symbolische waarde heeft en tevens uiterst belangrijk is.

We hebben het immers, collega’s, over Alexej Navalny, een Russisch burger die zich met het verstrijken der jaren heeft opgeworpen als oppositieleider tegen de machthebbers van de Russische Federatie, die hij krachtig bestrijdt, en precies dat is de kern van het probleem. Hij heeft daarbij talrijke corruptiezaken aan het licht gebracht, die uiteraard door de media geanalyseerd werden. Deze week nog heeft een Franse televisiezender de gegrondheid van de actie van Alexej Navalny duidelijk gemaakt. De poging tot vergiftiging waarvan hij het slachtoffer werd, is bewezen, aangezien een van de daders ze erkend heeft. Het is dus geen inbeelding. Het is die waarheid die wij willen aanklagen.

Bij al die corruptiezaken zijn ondernemingen en politici betrokken. Navalny was ook de stuwende kracht achter openbare protestacties overal in zijn land. Het is een oppositieleider die onze achting verdient voor zijn optreden ter verdediging van de democratie.

Op 2 februari werd Navalny veroordeeld en honderden aanhangers van de zaak waar hij voor opkomt werden door de oproerpolitie onderdrukt en gevangengezet. Alle straten rond het justitiegebouw waar die veroordeling werd uitgesproken waren afgesloten. We kunnen werkelijk van een schertsproces spreken. Navalny werd immers ten onrechte van een reeks feiten beschuldigd, onder andere dat hij de voorwaarden had geschonden die hem waren opgelegd bij een veroordeling met uitstel die hij in 2014 had opgelopen. Men vroeg hem zich bij de politie te melden, terwijl hij in Duitsland herstelde en iedereen dat wist. Dat verwijt is dus volstrekt ongegrond. De mensenrechten werden in die zaak dus van a tot z met voeten getreden.

Het feit dat hij de corruptie aanklaagde, oppositie voerde tegen de gevestigde machthebbers en vreedzaam manifesteerde had dus een prijs voor hem, te weten repressie en gevangenisstraf. Die trend moet ons verontrusten, want hij is strijdig met onze waarden. We mogen niet zwijgen bij een dergelijke ontsporing. We moeten voortdurend blijven hameren op het belang van de vrijheid van mening en van meningsuiting, basisbeginselen voor het uitoefenen van de democratie. Daarom zijn die hinderpalen voor de vrijheid, die door de Russische autoriteiten tot stand zijn gebracht, zo schandelijk.

Op de vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken in de Raad van de Europese Unie van afgelopen maandag werd beslist Rusland bijkomende sancties op te leggen in het raam van de nieuwe horizontale sanctieregeling inzake mensenrechten. Die sancties komen er na de jongste ontwikkelingen inzake eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele rechten, waaronder de zaak‑Navalny, de herziening van de Grondwet, de nieuwe wet op buitenlandse ngo’s, de onderdrukking van vreedzame manifestanten en de destabiliserende politiek van Moskou op het internationale toneel.

Zoals onze vice‑eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken Sophie Wilmès op 2 februari, de dag van de veroordeling, verklaarde, kunnen politieke motieven nooit een gevangenisstraf of het verlies van de fundamentele mensenrechten verantwoorden. De Russische Federatie heeft er zich toe verbonden de mensenrechten te eerbiedigen, aangezien ze zoals gezegd partij is bij de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Bovendien is Rusland lid van de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Verenigde Naties.

Dat betekent dat ze zich ertoe verbonden heeft de internationale normen en beginselen van de rechtsstaat, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen.

Tot besluit herhaal ik de boodschap die ik al had gegeven bij ons debat in de plenaire zitting over de Chinese journaliste Zhang Zhan. We zullen niet ophouden de aandacht te vestigen en de nadruk te leggen op de fundamentele vrijheden en de mensenrechten en op te roepen ze te eerbiedigen. Dat is voor onze fractie een prioriteit, het is de grondslag van de democratie, alsook van haar bloei en van de ontplooiing van de burgers.

Vanzelfsprekend zullen wij dit voorstel van resolutie krachtig steunen. Ik dank u omdat u de spoedbehandeling ervan geaccepteerd hebt, voorzitster. Ook al zijn we van mening dat het voorstel werd ingediend in overeenstemming met de vormvereisten en de termijn bepaald in het reglement, kan ik begrijpen dat die tekst misschien wat laat is gekomen voor bepaalde collega’s. Ik hoop niettemin dat dit niet zal beletten dat elke democraat die tekst krachtig zal steunen, zodat wij via ons werk in de Senaat de internationale druk kunnen uitoefenen die noodzakelijk is wanneer de rechten van de mens met voeten worden getreden, zoals dat hier het geval is.

 

Mme la présidente. – Avant de donner la parole à M. Hermant, j’aimerais apporter une petite précision en ce qui concerne l’ordre de passage des orateurs. Il est d’usage que les rapporteurs prennent la parole en premier et, ensuite seulement, les autres orateurs suivant l’ordre déterminé par la taille des groupes. Lors de la discussion de la proposition de résolution, il m’a aussi paru curieux, en tant qu’auteure principale du texte, de figurer parmi les derniers orateurs à prendre la parole. J’ai donc demandé à M. le greffier que l’on puisse en discuter de manière approfondie lors d’une prochaine réunion du Bureau, car j’ai bien compris, Monsieur Van Goidsenhoven, que ce cas de figure s’est déjà présenté lors d’une précédente séance plénière. Selon moi, il serait plus logique que l’auteur principal puisse prendre la parole à un stade plus précoce de la discussion, éventuellement après les rapporteurs.

De voorzitster. – Voor ik het woord geef aan de heer Hermant, wil ik een kleine toevoeging doen in verband met de volgorde van de sprekers. Het is gebruikelijk dat eerst de rapporteurs aan bod komen en daarna de overige sprekers waarbij de volgorde wordt bepaald door de grootte van de fracties. Bij de bespreking van het voorstel van resolutie daarnet vond ook ik het eigenaardig dat ik als hoofdindiener als een van de laatste sprekers aan bod kwam. Ik heb daarom aan de heer griffier gevraagd om dat tijdens een volgende vergadering van het Bureau grondig te kunnen bespreken, want ik heb begrepen, mijnheer Van Goidsenhoven, dat dit zich ook al heeft voorgedaan in een vorige plenaire vergadering. Het lijkt me logischer dat de hoofdindiener vroeger aan het woord komt, eventueel na de rapporteurs.

 

M. Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Je voudrais répéter ce que j’ai déjà dit : on ne respecte pas le débat démocratique en envoyant un texte à 1 heure 30 du matin pour qu’il soit voté quelques heures plus tard, d’autant plus que le texte va au‑delà de la simple libération d’un prisonnier politique russe. Nous estimons dès lors que ce point du règlement pose problème et nous soutenons la proposition d’ouvrir la discussion à ce sujet au sein du Bureau du Sénat. Je rappelle au passage qu’au Parlement flamand, une résolution votée en urgence a abouti à un incident diplomatique avec l’Éthiopie.

Nous condamnons évidemment l’empoisonnement de M. Navalny et les autres faits terribles dont il est question dans la proposition, si ces faits sont confirmés. Sur le fonds, nous n’avons aucune sympathie pour le régime russe de M. Poutine et des oligarques, qui est loin d’assurer le bien‑être social ou la démocratie du peuple russe. Nous n’avons cependant aucune sympathie non plus pour le nationalisme agressif de M. Navalny. Cela doit être dit également. Rappelons qu’il a participé aux marches russes d’extrême droite, qu’il veut faire la guerre à l’immigration clandestine et qu’il a lancé dans le passé la campagne Stop Feeding the Caucasus contre les subventions gouvernementales aux régions autonomes pauvres et peuplées de minorités ethniques dans le sud du pays. Tout cela ne justifie en rien son empoisonnement, mais donne une image très différente de celle que j’ai pu entendre aujourd’hui et de celle que veulent faire passer certains gouvernements occidentaux, qui font du personnage un héros de la démocratie. Navalny a d’ailleurs soutenu les privatisations terribles réalisées par les oligarques en Russie et qui ont contribué à l’appauvrissement du peuple et aux inégalités.

Il me semble qu’il s’agit essentiellement d’un jeu d’intérêt des gouvernements occidentaux, qui veulent affaiblir un adversaire russe. Le PTB refuse d’entrer dans cette nouvelle logique de guerre froide. On l’a dit dans plusieurs parlements, et nous le répétons, les demandes contenues dans cette résolution dépassent largement le cadre de l’arrestation inquiétante d’un opposant politique. La résolution demande notamment, au point 3, d’envisager le soutien de la Belgique à l’instauration de mesures restrictives européennes. Ces sanctions n’ont, jusqu’ici, nullement amélioré le quotidien des travailleurs russes, mais ont touché, par exemple, le producteur de fruits en Belgique. Ce n’est pas une façon constructive d’aborder les relations internationales.

Nous craignons que ce genre de faits soient utilisés afin d’aggraver les tensions internationales et ne contribuent pas à améliorer la situation des habitants des différents pays. L’amélioration de la démocratie dans tous les pays du monde n’est possible que si ces pays se développent et créent une bonne entente entre eux.

Il convient d’ailleurs de noter le ton complètement différent utilisé pour la résolution en soutien à Loujain al‑Hathloul en Arabie saoudite, qui nous a été soumise à la même heure hier soir, où il est demandé « d’insister auprès des autorités saoudiennes », « de mettre tout en œuvre pour que cette affaire soit examinée », « de demander (…) d’exprimer lors de chaque dialogue (…) l’inquiétude qu’inspire la détention », etc. Dans la proposition de résolution à l’examen, on est dans une logique beaucoup plus guerrière, ce qui est inacceptable.

Comme je l’ai déjà dit, il nous semble en outre impossible de mener un débat sérieux au sujet d’un texte communiqué pendant la nuit précédant la séance plénière. Nous demanderons donc une adaptation du règlement au sein du Bureau.

Pour toutes ces raisons, nous nous abstiendrons lors du vote sur cette proposition de résolution.

De heer Antoine Hermant (PVDA‑PTB). – Ik herhaal wat ik al gezegd heb: er is geen respect voor het democratisch debat als een tekst om 1.30 uur ’s morgens wordt gestuurd met de bedoeling er enkele uren later over te stemmen, temeer daar de tekst verder reikt dat enkel de vrijlating van een Russische politieke gevangene. We vinden dit punt van het reglement dus problematisch en we steunen het voorstel om daarover het debat te voeren in het Bureau van de Senaat. Ik herinner er trouwens aan dat een resolutie die bij hoogdringendheid in het Vlaams Parlement werd aangenomen tot een diplomatiek incident met Ethiopië heeft geleid.

We veroordelen uiteraard de vergiftiging van de heer Navalny en andere verschrikkelijke feiten die in dit voorstel worden vermeld, als die feiten worden bevestigd. Wat de grond van de zaak betreft, koesteren we geen enkele sympathie ten aanzien van het Russische regime van de heer Poetin en de oligarchen, dat helemaal niet instaat voor het sociale welzijn of de democratie van het Russische volk. We hebben trouwens ook geen enkele sympathie voor het agressieve nationalisme van de heer Navalny. Dat moet ook gezegd worden. Laten we niet vergeten dat hij heeft deelgenomen aan Russische marsen van extreem rechts, dat hij de oorlog wil verklaren aan de illegale immigratie en dat hij in het verleden de campagne Stop Feeding the Caucasus heeft gelanceerd, die gericht was tegen de regeringssubsidies aan de arme autonome regio’s van etnische minderheden in het zuiden van het land. Dat alles rechtvaardigt geenszins dat hij zou worden vergiftigd, maar het geeft wel een zeer ander beeld dan het beeld dat vandaag werd geschetst en dat sommige westerse regeringen de wereld in willen sturen. Ze willen er een held van de democratie van maken. Navalny heeft trouwens de verschrikkelijke privatiseringen door de oligarchen in Rusland, die de armoede en de ongelijkheid in de hand hebben gewerkt, gesteund.

Ik heb de indruk dat het vooral draait om de belangen van de westerse regeringen, die een Russische tegenstander willen verzwakken. De PVDA‑PTB weigert mee te stappen in dat nieuwe koudeoorlogsdenken. We hebben het in verschillende parlementen gezegd, en we herhalen het, de vragen in deze resolutie reiken veel verder dan het kader van een onrustwekkende arrestatie van een politieke tegenstander. De resolutie vraagt namelijk, in punt 3, Belgische steun te overwegen voor de invoering van Europese restrictieve maatregelen. Die sancties hebben tot nu toe op geen enkele manier het dagelijks leven van de Russische werknemers verbeterd, maar hebben wel gevolgen voor bijvoorbeeld de Belgische fruitproducenten. Ze zijn niet in overeenstemming met constructieve internationale relaties.

We vrezen dat dat soort gebeurtenissen gebruikt wordt om de internationale spanningen op te drijven, wat niet bijdraagt tot het verbeteren van de situatie van de inwoners van de verschillende landen. We kunnen de democratie in alle landen ter wereld slechts vooruit helpen als die landen zich ontwikkelen en zorgen voor een goede onderlinge verstandhouding.

Ik wil trouwens wijzen op de volledig andere toon van de resolutie die oproept tot steun aan Loujain al‑Hathloul in Saoudi‑Arabië, die ons gisteren op hetzelfde tijdstip werd bezorgd, waarin gevraagd wordt “er bij de Saudische autoriteiten op aan te dringen”, “alles in het werk te stellen om deze zaak blijvend aan te kaarten”, om “te verzoeken om in dialoog (…) zijn bezorgdheid te uiten over de detentie”, enzovoort. Met het voorliggende voorstel van resolutie zitten we veel meer in een oorlogslogica. Dat is onaanvaardbaar.

Zoals ik al gezegd heb, lijkt het ons bovendien onmogelijk om een ernstig debat te voeren over een tekst die werd verstuurd in de nacht voorafgaand aan de plenaire vergadering. We zullen dus een aanpassing van het reglement vragen binnen het Bureau.

Om al die redenen zullen we ons onthouden bij de stemming over dit voorstel van resolutie.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Notre groupe a déjà évoqué les difficultés que nous pose cette façon de travailler. Des résolutions importantes en matière de droits de l’homme, de liberté d’opinion et de liberté de réunion doivent en effet pouvoir être débattues au sein des parlements compétents pour ces matières.

Je veux relancer la discussion sur la plus‑value d’un débat ici, au Sénat, d’autant plus que nous demandons, dans cette résolution, que les différents gouvernements du pays s’associent aux initiatives européennes et internationales visant à la libération d’Alexeï Navalny. Pour que les choses soient bien claires, une position a déjà été adoptée au niveau international par le président américain, par le président français, Emmanuel Macron, et par le Haut représentant de l’Union européenne, M. Borrell, qui a rendu visite il y a quelques semaines au ministre russe des Affaires étrangères, M. Lavrov. La ministre Sophie Wilmès a pris position au nom du gouvernement belge et un long débat a également été mené à ce sujet au sein des parlements des entités fédérées. Le ministre‑président flamand, entre autres, s’est associé aux condamnations exprimées aux niveaux européen et international pour le mépris total des droits humains, de la liberté d’opinion et de la liberté de réunion.

Comme nous le savons, tout a commencé par l’empoisonnement du leader de l’opposition Navalny. Alexeï Navalny avait été, en 2006, le co‑organisateur de marches et de manifestations à forte connotation nationaliste contre le régime en place. Pour que les choses soient claires, je suis moi aussi un nationaliste populaire, mais ma conception du nationalisme est très différente de celle défendue par M. Navalny. D’un autre côté, il y a ses protestations et ses manifestations régulières, sa participation aux élections et ses nombreuses incarcérations infligées par le régime de la Fédération de Russie, qui méprise totalement les droits de l’homme et les libertés.

Lorsque l’Union européenne, par la voix de la Commission européenne et du Haut représentant, M. Borrel, fait la morale à la Fédération de Russie et au président Poutine, elle ne doit pas oublier de balayer devant sa porte. Nous devons oser reconnaître que dans l’Union européenne, et plus précisément en Espagne, neuf prisonniers politiques sont incarcérés depuis plus de trois ans, au seul motif d’avoir défendu les droits de leurs électeurs. Le président de leur parlement régional, M. Forcadell, est détenu depuis plus de trois ans dans une prison espagnole ! Des ministres sont incarcérés depuis trois ans dans une prison espagnole, de même que les leaders d’un mouvement politique ! Tout ce qu’ils veulent, c’est défendre leurs droits et les droits de leurs électeurs, en l’occurrence l’autonomie de la Catalogne ! Je trouve donc particulièrement hypocrite que l’Europe, par la voix de M. Borrell, fasse la morale à la Russie pour cette libération, que je soutiens par ailleurs sans aucune réserve, mais reste muette sur ce qui se passe au sein même de l’Union européenne !

Cette semaine, nous avons encore dû déplorer l’incarcération d’un rappeur espagnol – un chanteur, un artiste – qui avait critiqué la Monarchie espagnole. Nous devons cesser cette hypocrisie qui consiste à pointer du doigt des atteintes à l’État de droit, aux droits de l’homme et à la démocratie dans le monde entier, tout en fermant les yeux sur ce qui se passe au sein même de l’Union européenne.

Bien que nous puissions souscrire très largement au contenu de cette résolution, qui a été débattue à la Chambre et dans les entités fédérées, nous nous abstiendrons car nous pensons que cette discussion n’a pas sa place ici et parce que nous voulons dénoncer cette hypocrisie qui consiste à scruter d’autres pays, la Russie, le Moyen‑Orient, etc., tout en fermant les yeux sur ce qui se passe dans notre Union européenne.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Onze fractie heeft reeds aangehaald dat wij bedenkingen hebben bij deze manier van werken. Belangrijke resoluties over mensenrechtenthema’s, over de vrijheid van mening en van vergadering moeten inderdaad besproken kunnen worden in de parlementen die daarvoor bevoegd zijn.

Ik wil nogmaals de discussie aangaan over de meerwaarde van een debat hier in de Senaat, zeker ook wanneer we in de resolutie vragen dat er aangesloten wordt bij de Europese en internationale initiatieven die streven naar de vrijlating van Alexej Navalny. Voor alle duidelijkheid, er is reeds een standpunt ingenomen op internationaal niveau door de Amerikaanse president, door de Franse president Macron en door de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Commissie, de heer Borrell. U zal zich herinneren dat hij enkele weken geleden bij de Russische buitenlandminister Lavrov is geweest. Er is een standpunt ingenomen door de Belgische regering bij monde van minister Sophie Wilmès en ook in de deelstaatparlementen is hierover een uitvoerig debat gevoerd. Onder meer de Vlaamse minister‑president heeft zich aangesloten bij de veroordelingen die er werden uitgesproken op Europees en internationaal niveau wegens het totaal gebrek aan respect voor de mensenrechten, voor de vrijheid van mening en vrijheid van vergadering.

Zoals we weten, ging hier de vergiftiging van oppositieleider Navalny aan vooraf. Alexej Navalny was in 2006 medeorganisator van marsen en betogingen tegen het regime die zeer sterk nationalistisch geïnspireerd waren. Voor alle duidelijkheid, ik ben zelf volksnationalist, maar mijn invulling van nationalisme is wel bijzonder verschillend van die van de heer Navalny. Maar een ander gegeven vormen zijn er zijn geregelde protesten en betogingen, zijn deelname aan verkiezingen, de vele keren dat hij in de gevangenis is terechtgekomen door het regime van de Russische Federatie, die totaal geen respect heeft voor de mensenrechten en die vrijheden telkens heeft gefnuikt.

Wanneer de Europese Unie, bij monde van de Europese Commissie, bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger de heer Borrel, de Russische Federatie en President Poetin met het morele vingertje terechtwijst, moeten we ook voor onze eigen deur durven vegen. Wij moeten durven erkennen dat er in de Europese Unie, namelijk in Spanje, negen politieke gevangenen al meer dan drie jaar in de cel zitten. De enige reden daarvoor is dat zij zijn opgekomen voor hun kiezers. De voorzitter van hun regionaal parlement, Forcadell, zit al meer dan drie jaar in een Spaanse gevangenis! Ministers zitten al drie jaar in een Spaanse gevangenis, leiders van een politieke beweging zitten al drie jaar in een Spaanse gevangenis! Het enige wat zij willen doen is opkomen voor hun rechten, voor hun kiezers, en dat is in dit geval de autonomie van Catalonië! Dan vind ik het bijzonder hypocriet dat Europa bij monde van de heer Borrell de les gaat spellen in Rusland voor deze vrijlating, waar ik absoluut achtersta, maar anderzijds zwijgt over wat er in onze eigen Europese Unie gebeurt!

Deze week hebben we nog kunnen zien dat een Spaanse rapper, een zanger, een kunstenaar, in de cel terecht is gekomen, omdat hij kritiek heeft geuit op het Spaanse koningshuis. Wij moeten die hypocrisie stoppen waarbij we wereldwijd wijzen naar problemen inzake de rechtsstaat, mensenrechten en democratie en tegelijk onze ogen sluiten voor wat er in de Europese Unie zelf gebeurt.

Alhoewel wij het grotendeels eens kunnen zijn met de inhoud van deze resolutie, die besproken is in de Kamer en in de andere deelstaten, zullen wij ons onthouden, omdat wij van mening zijn dat dit niet hier moet besproken worden, en tevens omdat wij die hypocrisie aan de kaak willen stellen, waarbij we kijken naar andere landen, naar Rusland, naar het Midden Oosten, maar vooral onze ogen sluiten voor wat er binnen onze Europese Unie gebeurt.

 

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – La situation de M. Navalny a été abordée à de nombreuses reprises et dans diverses assemblées. La tentative d’empoisonnement dont il a été victime pour avoir dénoncé les pratiques de corruption des oligarques russes, sa condamnation et son emprisonnement dans un lieu tenu secret sont autant d’éléments qui interpellent et invitent à l’expression. En effet, les attaques envers Alexeï Navalny visent aussi la société civile et les manifestants contre le régime autoritaire de Moscou.

Ces atteintes au droit d’expression et à la dénonciation de la corruption et des dérives antidémocratiques sont inacceptables. C’est dans ce sens qu’Ecolo‑Groen entend soutenir la résolution proposée. L’Union européenne se doit de réagir à la manière dont le président Poutine a récusé Josep Borrell dans son rôle de chef de la diplomatie européenne.

L’idée de sanctions visant les autorités russes se renforce donc. Contrairement au PTB et à la N‑VA, je considère qu’il est légitime d’infliger des sanctions. Cela n’a pas de sens d’évoquer le manque d’actions prises ailleurs pour justifier le fait de ne pas en prendre ici. Pour Ecolo‑Groen, il est surtout primordial d’exprimer un soutien politique sans faille aux associations de la société civile qui défendent les droits humains et politiques en Russie.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – De situatie van de heer Navalny kwam meermaals aan bod, in verschillende assemblees. De vergiftigingspoging waarvan hij het slachtoffer was omdat hij de corruptie van de Russische oligarchen had aangeklaagd, zijn veroordeling en opsluiting in een geheim oord, dat alles roept vragen op en vereist een reactie. De aanvallen tegen Alexej Navalny zijn immers ook gericht tegen het middenveld en tegen de betogers die protesteren tegen het autoritaire regime van Moskou.

Die aanvallen op het recht van de vrije meningsuiting en op de onthullingen van corruptie en van de antidemocratische uitwassen zijn onaanvaardbaar. Daarom zal Ecolo‑Groen het voorstel van resolutie steunen. De Europese Unie kan niet anders dan reageren op de manier waarop president Poetin Josep Borell miskend heeft in zijn rol van hoofd van de Europese diplomatie.

De steun voor sancties ten aanzien van de Russische autoriteiten groeit dus. In tegenstelling tot de PTB‑PVDA en de N‑VA vind ik het legitiem om sancties op te leggen. Het argument dat er in andere dossiers geen sancties worden getroffen dat nu wordt gebruikt om er in dit dossier geen te nemen, houdt geen steek. Voor Ecolo‑Groen is het in de eerste plaats van belang sterke politieke steun te betuigen aan de verenigingen van het middenveld die de mensenrechten en politieke rechten in Rusland verdedigen.

 

Mme Annick Lambrecht (sp.a). – Notre groupe soutiendra cette résolution car nous sommes convaincus que les pressions que peut exercer le Sénat peuvent être un apport utile à la lutte en faveur du respect des libertés et droits humains fondamentaux et des valeurs démocratiques. Notre groupe adhère pleinement à cette résolution et juge que les évolutions récentes rendent son examen immédiat nécessaire. Nous soutenons toutes les initiatives européennes et internationales qui visent à la libération immédiate et inconditionnelle de M. Navalny. Nous réclamons nous aussi un procès équitable et une enquête sur la tentative d’assassinat dont M. Navalny a été victime, et ce dans les plus brefs délais.

Mon groupe se joint donc sans réserve au message que de nombreux milieux, dont le Sénat, adressent à la Fédération de Russie pour lui rappeler qu’elle a signé la Déclaration universelle des droits de l’homme et que cela implique certaines responsabilités.

Mevrouw Annick Lambrecht (sp.a). – Met onze fractie zullen we deze resolutie zeker steunen, omdat we ervan overtuigd zijn dat druk vanuit de Senaat zeker een meerwaarde heeft in de strijd voor het respecteren van de fundamentele mensenrechten, vrijheden en democratische waarden. Onze fractie sluit zich ten volle aan bij deze resolutie en vindt ook de spoedbehandeling ervan nodig, gezien de recente ontwikkelingen. We sluiten ons aan bij alle Europese en internationale initiatieven die streven naar onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de heer Navalny. We sluiten ons ten volle aan bij de vraag dat er dringend een proces komt, uiteraard een eerlijk proces. Bovendien willen we snel een onderzoek naar de moordpoging op Navalny.

Dit is dus een volmondig ja van mijn fractie om de Russische Federatie er vanuit heel veel hoeken en ook vanuit de Senaat, aan te herinneren dat ze de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft ondertekend en dat dat bepaalde verantwoordelijkheden met zich brengt.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – L’auteur de la résolution et d’autres collègues ont déjà largement exposé les faits. Je ne vais donc pas les répéter.

Au nom du groupe CD&V, je voudrais juste ajouter que nous nous joignons à la demande de libération immédiate et inconditionnelle d’Alexeï Navalny. Nous exigeons la même chose pour les milliers de citoyens qui ont manifesté en faveur d’un renforcement de la démocratie et ont été arrêtés ces derniers jours en même temps que des journalistes et des collaborateurs de M. Navalny.

Concernant la condamnation de M. Navalny, je me rallie aux propos de notre ministre des Affaires étrangères, Sophie Wilmès. Au nom de la Belgique, elle a déclaré sur la scène internationale que ni les motivations et convictions politiques ni la participation au débat politique démocratique ne peuvent justifier une incarcération ou la privation de droits humains fondamentaux.

Nous demandons nous aussi que la lumière soit faite sans délai sur le sort actuel de M. Navalny et l’endroit où il se trouve.

Parallèlement aux sanctions déjà prises et au dialogue diplomatique ouvert que doivent poursuivre les différents acteurs internationaux, nous continuerons à militer pour la libération de ce prisonnier politique, ainsi que pour l’élargissement de l’espace démocratique en Russie. En Russie comme ailleurs, on doit pouvoir s’exprimer librement sur la politique.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – De feiten zijn al uitgebreid aangehaald door de initiatiefnemer van deze resolutie en door andere collega’s. Ik zal ze dus niet herhalen.

Namens de CD&V‑fractie wil ik enkel zeggen dat ook wij uiteraard aansluiten bij de eis tot onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidstelling van de heer Alexej Navalny. Hetzelfde eisen we voor de duizenden burgers die voor meer democratie hebben betoogd en de voorbije dagen, samen met journalisten en een groot deel van de medewerkers van de heer Navalny, werden opgepakt.

In verband met de veroordeling van de heer Navalny wil ik me graag aansluiten bij de woorden van onze minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Wilmès. Op het internationale forum heeft ze namens België heel duidelijk verklaard dat politieke beweegredenen en overtuigingen en participatie aan het democratische politieke debat nooit aanleiding mogen geven tot gevangenschap en aantasting van de fundamentele mensenrechten.

Wij sluiten eveneens aan bij de vraag dat onmiddellijk duidelijk wordt gemaakt wat het lot van de heer Navalny vandaag is, waar hij zich bevindt of waar hij naartoe wordt gebracht.

In elk geval zullen we, bovenop de reeds genomen sancties en het open diplomatieke debat dat de verschillende internationale actoren verder moeten voeren, blijven ijveren voor de vrijlating van deze politieke gevangene, maar ook voor het verruimen van het democratische forum in Rusland. Ook daar zou men zich immers vrij moeten kunnen uiten over het beleid en de politiek.

 

(Applaudissements)

(Applaus)

 

M. Tom Ongena (Open Vld). – Je remercie M. Dodrimont pour l’initiative qu’il a prise avec d’autres collègues.

La raison d’être de cette résolution et les faits ont déjà été rappelés par d’autres intervenants. Je ne vais pas les répéter.

Une chose est claire. Si nous considérons les poursuites et condamnations qu’a subies M. Navalny, nous ne pouvons que conclure que cet homme doit coûte que coûte être réduit au silence, et ce, pour une raison évidente : son attitude critique à l’égard du régime russe.

On ne lésine pas sur les moyens pour le réduire au silence. Il a été injustement condamné, comme en témoigne la condamnation de la Russie par la Cour européenne des droits de l’homme de Strasbourg. Il a été empoisonné. À en croire certaines informations, il aurait aujourd’hui disparu. La créativité du régime n’a manifestement pas de limite, en tout cas pas celle qu’imposent les règles d’un État de droit moderne.

Ceux qui espéraient qu’après la perestroïka et la glasnost d’il y a quarante ans, la Russie emprunterait définitivement la voie de la démocratie et des libertés fondamentales, telles que la liberté d’expression, ne peuvent qu’être déçus. Les choses vont de mal en pis dans ce pays. L’affaire Navalny n’en est malheureusement qu’un élément révélateur parmi d’autres.

C’est pourquoi il me paraît important que le Sénat adresse lui aussi un signal au régime russe. Nous nous rallions donc aux autres initiatives – heureusement nombreuses – prises au niveau national et européen.

Il est grand temps que la Russie fasse un choix. S’éloigne‑t‑elle de plus en plus de la démocratie au profit d’un régime autoritaire où la liberté, la participation ou les droits de l’homme sont inexistants ? Ou bien verrons‑nous poindre aux frontières orientales de l’Europe une démocratie digne de ce nom ? Quand je vois les protestations massives qui se manifestent dans le pays, j’ai l’impression que le peuple russe a choisi la démocratie. Il reste fort à faire pour convaincre le régime.

Je ne peux que souhaiter qu’en adoptant la présente résolution, nous pourrons contribuer à amener le régime russe à faire le bon choix, celui de l’ouverture et d’une nouvelle glasnost.

Nous soutiendrons avec conviction la proposition de résolution.

De heer Tom Ongena (Open Vld). – Ik dank de heer Dodrimont voor het initiatief dat hij samen met andere collega’s heeft genomen.

Heel wat sprekers hebben reeds uitvoerig toegelicht waarom het voorstel van resolutie is ingediend en ons de feiten in herinnering gebracht. Ik ga dat niet herhalen.

Eén zaak is duidelijk. Als we de reeks van vervolgingen en veroordelingen van de heer Navalny bekijken, dan kunnen we enkel concluderen dat die man koste wat het kost het zwijgen moet worden opgelegd en dat hij wordt geviseerd. De reden is zonneklaar: zijn kritische houding ten aanzien van het Russische regime.

Men gaat heel ver om hem het zwijgen op te leggen. Hij werd onrechtmatig veroordeeld; ik verwijs naar de veroordeling van Rusland door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg. Hij werd vergiftigd. Als we de berichten mogen geloven, is hij nu ook verdwenen. De creativiteit van het regime om hem het zwijgen op te leggen kent blijkbaar geen grenzen, en ze wordt al zeker niet beperkt door regels van een moderne rechtsstaat.

Wie had gehoopt dat Rusland na de periode van perestrojka en glasnost zo’n veertig jaar geleden definitief de weg was ingeslagen naar een democratie met fundamentele vrijheden zoals het recht op vrije meningsuiting, is er jammer genoeg aan voor de moeite. Het gaat in dat land van kwaad naar erger. De zaak‑Navalny is jammer genoeg maar een van de vele indicaties die daarop wijzen.

Om die reden vind ik het belangrijk dat ook de Senaat een signaal geeft aan het Russische regime. We sluiten ons bij de – gelukkig maar – talrijke andere initiatieven op nationaal en Europees niveau.

Het is hoog tijd dat Rusland een keuze maakt. Gaat het land steeds verder weg van het democratische pad in de richting van een autoritair regime, zonder vrijheid, inspraak of mensenrechten? Of krijgen we aan de oostgrens van Europa alsnog een democratie die naam waardig? Als ik kijk naar de toch wel massale protesten in het land, dan denk ik dat het Russische volk – of althans een belangrijk deel daarvan – de keuze richting democratie heeft gemaakt. Er is echter nog wat werk aan de winkel om het regime ook zover te krijgen.

Ik kan alleen maar hopen dat we met deze resolutie er mee kunnen toe bijdragen dat we het regime dwingen om de juiste keuze te maken. Een keuze richting meer openheid, dus een hernieuwde keuze richting glasnost.

Wij zullen het voorstel van resolutie met overtuiging goedkeuren.

 

M. André Antoine (cdH). – Comme je l’ai dit, nous soutenons l’examen d’urgence de cette proposition. Je voudrais néanmoins formuler deux observations.

Tout d’abord, Madame la présidente, je regrette que des documents devant être examinés le matin suivant nous parviennent encore pendant la nuit. Quand j’étais président du Parlement wallon, j’aurais obtenu moins de clémence que vous n’en avez reçu des sénateurs si j’avais accepté ce mode de communication. J’espère donc un changement de méthode.

Par ailleurs, je remercie l’auteur d’avoir pris l’initiative de déposer cette proposition de résolution et je souhaiterais lui préciser, sans aucune amertume de ma part, que nous l’aurions volontiers signée s’il nous l’avait soumise. Dès lors, Madame la présidente, je voudrais vous demander, de manière tout à fait exceptionnelle, de considérer que M. Dodrimont s’est exprimé aussi au nom du cdH.

De heer André Antoine (cdH). – Zoals ik al heb gezegd, steunen we de spoedbehandeling van dit voorstel. Toch wil ik twee bedenkingen uiten.

Ten eerste betreur ik, voorzitster, dat we de documenten die we de ochtend nadien moeten bespreken, pas ’s nachts ontvangen. Mocht ik op dergelijke manier hebben gecommuniceerd toen ik voorzitter van het Waals Parlement was, zou ik op minder welwillendheid hebben kunnen rekenen dan u in de Senaat. Ik hoop dus dat deze manier van werken verandert.

Ik dank verder de auteur om het initiatief te nemen om dit voorstel van resolutie in te dienen. Ik zou hem willen zeggen, zonder enige bitterheid, dat we het met plezier mede hadden ondertekend indien het ons zou zijn voorgelegd. Daarom, voorzitster, zou ik heel uitzonderlijk willen vragen dat het betoog van de heer Dodrimont eveneens beschouwd wordt als een betoog uit naam van de cdH.

 

M. Philippe Dodrimont (MR). – Je me dois de réagir aux propos qui viennent d’être tenus, pour remercier M. Antoine, et pour me réjouir qu’en l’occurrence, l’expression libérale rejoigne celle de sa formation politique.

Je voulais aussi m’étonner quelque peu des propos tenus par M. Vanlouwe lorsqu’il fait état, sans doute pour essayer de ternir quelque peu l’image de M. Navalny, d’arguments exprimés dans le cadre d’une véritable forme de propagande émanant de Moscou à son égard. De même, faire état de problèmes qui surgissent à d’autres coins du globe pour justifier une prise de position défavorable à notre proposition ne grandit pas la démarche de M. Vanlouwe ni celle de sa formation politique.

Je voulais aussi réagir aux propos de M. Hermant. Manifestement, du côté du PTB, on ne change pas une équipe qui perd. On ne modifie pas des pratiques dont le PTB est, malheureusement, coutumier. C’est une forme de constance dans l’abject. Je suis désolé d’employer des mots forts, mais quand on refuse d’adhérer à une proposition de résolution qui condamne la pratique continue du prélèvement forcé d’organes auprès des Ouïgours, quand on refuse de demander le cessez‑le‑feu et une solution pérenne pour le Haut‑Karabakh, ou encore quand on s’abstient dans le cas d’une résolution qui demande la libération de la journaliste chinoise Zhang Zhan, il me semble que l’on montre son vrai visage. Les ordres émanent certainement des capitales internationales dont le régime est proche, pour ne pas dire analogue à celui du PTB. M. Hermant gagnerait du temps en s’exprimant plus simplement. Dès qu’un problème surgit dans ces régimes que, manifestement, le PTB cautionne ou dont il s’inspire, M. Hermant devrait simplement dire que son parti cautionne totalement ce qui est fait là‑bas et qu’il lui est impossible de se prononcer contre ces exactions. Les électeurs du PTB comprendraient mieux la démarche de ce parti qui affiche des principes pseudo‑démocratiques. Tout le monde comprendrait mieux quelle est vraiment la philosophie du PTB, quelles sont ses motivations politiques, des motivations qui s’éloignent très fort de la démocratie que nous soutenons. Cela devait être dit.

De heer Philippe Dodrimont (MR). – Ik wil nog reageren op wat de heer Antoine daarnet heeft gezegd. Ik dank hem en ik ben blij dat in dit dossier het standpunt van de liberalen aansluit bij dat van zijn politieke fractie.

Het verbaast me een beetje dat de heer Vanlouwe, wellicht in een poging het imago van de heer Navalny een beetje te schaden, argumenten aanhaalt die Moskou gebruikt in zijn propaganda als reactie op de heer Navalny. Ook het aanhalen van problemen op andere plaatsen in de wereld om zijn afwijzing van ons voorstel te rechtvaardigen draagt niet bij aan het aanzien van de heer Vanlouwe en zijn fractie.

Ik wou ook nog reageren op de uitspraken van de heer Hermant. De PVDA‑PTB volhardt blijkbaar in de boosheid. Ze houdt jammer genoeg blijkbaar vast aan haar verwerpelijke gewoontes. Ik betreur dat ik dergelijke sterke woorden moet gebruiken, maar als men zijn steun weigert aan een voorstel van resolutie waarin het gedwongen wegnemen van organen bij de Oeigoeren wordt veroordeeld, als men weigert het staakt‑het‑vuren en een duurzame oplossing voor Nagorno‑Karabach te vragen, of als men zich onthoudt bij de stemming over een resolutie waarin de vrijlating wordt gevraagd van de Chinese journaliste Zhang Zhan, dan toont men volgens mij zijn ware gelaat. De ordewoorden komen wellicht uit internationale hoofdsteden met een regime dat aanleunt, of zelfs vergelijkbaar is, met dat van de PVDA‑PTB. De heer Hermant zou tijd kunnen winnen door het simpeler te verwoorden: zodra zich een probleem voordoet met dergelijke regimes, die de PTB‑PVDA klaarblijkelijk steunt of waarop ze zich klaarblijkelijk inspireert, zou de heer Hermant gewoon kunnen zeggen dat zijn partij volledig achter datgene staat wat daar gebeurt en dat hij die gewelddaden niet kan veroordelen. De kiezers van de PTB‑PVDA zouden het optreden van die partij, die pseudodemocratische principes verkondigt, beter begrijpen. Iedereen zou beter begrijpen wat de echte filosofie van die partij is, wat haar beweegredenen zijn. Die staan zeer ver van de democratie die wij steunen. Dat moest eens gezegd worden.

 

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mon groupe et le ministre‑président flamand ont déjà fait part de leur indignation face à l’arrestation de M. Navalny. Je ne vais certainement pas faire le procès de M. Navalny sur la base des témoignages des autorités russes mais j’invite M. Dodrimont à lire également les récents rapports d’Amnesty International.

Ce qui me frappe dans ce débat, c’est que tous les groupes politiques qui dénoncent la situation des droits de l’homme en Russie, en Chine, en Arabie saoudite, etc. se taisent dans toutes les langues quand il est question de l’Union européenne. Qu’advient‑il des neuf prisonniers politiques catalans détenus dans les prisons espagnoles ? Personne n’ose évoquer cette violation des droits humains et de la démocratie.

La manière la plus facile d’aborder un problème est de le nier, de fermer les yeux. Pour mon groupe, c’est une attitude hypocrite.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijn fractie en ook de Vlaamse minister‑president hebben reeds hun verontwaardiging uitgesproken over de arrestatie van de heer Navalny. Ik zal absoluut het proces niet maken van de heer Navalny op basis van getuigenissen van de Russische overheid. Wel wil ik even verwijzen naar recente rapporten van Amnesty International. Ik nodig de heer Dodrimont uit om die toch ook even te bekijken.

Mij valt in dit debat op – ik hoorde verwijzingen naar de mensenrechten in Rusland, naar onze fundamentele vrijheden, naar China, naar Saoedi‑Arabië, naar meerdere plaatsen in het Midden Oosten – dat alle fracties in alle talen, het Nederlands, het Frans, het Duits, zwijgen over wat er binnen de Europese Unie gebeurt. Wat gebeurt er met die negen Catalaanse politieke gevangenen in een Spaanse cel? Niemand durft daarnaar te verwijzen, naar die schending van de mensenrechten en die problemen met de democratie.

De gemakkelijkste manier om een probleem aan te pakken, bestaat erin om dat te ontkennen. Gewoon de ogen sluiten. Dat is alvast voor mijn fractie hypocriet.

 

M. Bert Anciaux (sp.a). – Mon estimée collègue Annick Lambrecht a déjà parlé en détail et avec brio de l’affaire Navalny. Nous pensons que la situation d’Alexeï Navalny est un scandale et qu’il faut dénoncer les violations des droits humains partout dans le monde.

Je tiens à préciser que la situation des prisonniers politiques au sein de l’Union européenne est pour nous tout aussi inacceptable. Je soutiens donc la question explicite qui a été posée à propos des Catalans qui sont détenus dans les prisons espagnoles et qui sont aussi des prisonniers politiques. Leur situation est tout aussi inacceptable mais ce n’est pas une raison pour fermer les yeux sur ce qui se passe dans le reste du monde.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Voorzitter, collega’s, mijn dierbare collega Annick Lambrecht heeft al uitgebreid en zeer degelijk over de zaak‑Navalny gesproken. We vinden dat dit schandalig is en dat de schendingen van de mensenrechten overal ter wereld fundamenteel moeten worden aangeklaagd.

Ik wil ook heel duidelijk zeggen dat de situatie van politieke gevangenen binnen de Europese Unie voor ons evenzeer onaanvaardbaar is. Ik ondersteun dus de uitdrukkelijke vraag die gesteld is rond de Catalaanse gevangenen – politieke gevangenen – in de Spaanse gevangenissen. Dat is voor ons evenzeer onaanvaardbaar. Het is natuurlijk geen argument om onze ogen te sluiten voor de rest van de wereld.

 

  La discussion est close.

  De bespreking is gesloten.

 

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

  De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.

 

Prise en considération de propositions

Inoverwegingneming van voorstellen

 

Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique.

Je vous annonce que Mme Ampe a décidé de retirer sa proposition de résolution relative à la détection rapide du rejet parental et à la marche à suivre en la matière (Doc. 7‑233).

Y a‑t‑il des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld.

Ik laat u weten dat mevrouw Ampe heeft meegedeeld dat ze haar voorstel van resolutie met betrekking tot een snelle detectie en aanpak van ouderverstoting (Stuk 7‑233) intrekt.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

 

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

 

Assemblée parlementaire du Conseil de l’Europe

Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa

 

Mme la présidente. – La modification suivante est proposée dans la composition de la délégation du Sénat à l’Assemblée parlementaire du Conseil de l’Europe :

De voorzitster. – De volgende wijziging wordt voorgesteld in de samenstelling van de Senaatsafvaardiging bij de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa:

 

  M. Andries Gryffroy remplace M. Philippe Muyters comme représentant effectif.

  de heer Andries Gryffroy vervangt de heer Philippe Muyters als effectief vertegenwoordiger.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

  Il en sera donné connaissance à la ministre des Affaires étrangères et au président de l’Assemblée parlementaire du Conseil de l’Europe.

  Hiervan zal kennis worden gegeven aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.

 

Composition des commissions

Samenstelling van de commissies

 

Mme la présidente. – Le Sénat est saisi d’une demande tendant à modifier la composition de la commission des Matières transversales :

De voorzitster. – Bij de Senaat werd een voorstel ingediend tot wijziging van de samenstelling van de commissie voor de Transversale Aangelegenheden:

 

  Mme Cathy Coudyser remplace M. Philippe Muyters comme membre.

  Mevrouw Cathy Coudyser vervangt de heer Philippe Muyters als lid.

 

(Assentiment)

(Instemming)

 

Votes

Stemmingen

 

Mme la présidente. – Nous allons à présent procéder aux votes nominatifs au moyen du système de vote numérique.

Je vous invite dès lors à vous connecter maintenant à l’application de vote.

Je suspends la réunion pendant cinq minutes afin que chacun ait le temps nécessaire pour se connecter, après quoi nous procéderons aux votes nominatifs.

De voorzitster. – Wij gaan nu over tot de naamstemmingen via de digitale stemtoepassing.

Mag ik u vragen om u aan te melden in de stemtoepassing?

Ik schors de vergadering gedurende 5 minuten om iedereen de tijd te geven zich aan te melden, waarna we zullen overgaan tot de naamstemmingen.

 

(La séance, suspendue à 12 h 34, est reprise à 12 h 41.)

(De vergadering wordt geschorst om 12.34 uur. Ze wordt hervat om 12.41 uur.)

 

Proposition de résolution visant à instaurer la possibilité de faire un signalement sous le couvert de l’anonymat en cas de violence à l’égard des personnes LGBTQ+ (nouvel intitulé ; Doc. 7‑161)

Voorstel van resolutie betreffende het invoeren van de anonieme aangifte bij lgbtq+‑foob geweld (nieuw opschrift; Stuk 7‑161)

 

(Les listes nominatives figurent en annexe)

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen)

 

Vote no 1

Stemming nr. 1

 

Présents : 56
Pour : 49
Contre : 0
Abstentions : 7

Aanwezig: 56
Voor: 49
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

 

  La résolution est adoptée.

  Elle sera transmise au premier ministre, au vice‑premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord, à la ministre de l’Intérieur, des Réformes institutionnelles et du Renouveau démocratique, à la présidente de la Chambre des représentants, aux ministres‑présidents des Communautés et des Régions, ainsi qu’aux présidents des parlements des Communautés et des Régions.

  Par suite de l’adoption de cette proposition, la proposition de résolution visant à encourager les victimes de violence homophobe à porter plainte (Doc. 7‑165) devient sans objet.

  De resolutie is aangenomen.

  Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice‑eersteminister en minister van Justitie en Noordzee, aan de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, aan de voorzitster van de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de minister‑presidenten van de Gemeenschappen en de Gewesten en aan de voorzitters van de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten.

  Ten gevolge van de aanneming van dit voorstel vervalt het voorstel van resolutie teneinde slachtoffers van homofoob geweld aan te moedigen om klacht in te dienen (Stuk 7‑165).

 

Proposition de résolution relative à la libération du prisonnier politique russe Alexeï Navalny (Doc. 7‑230)

Voorstel van resolutie betreffende de vrijlating van de Russische politieke gevangene Alexej Navalny (Stuk 7‑230)

 

(Les listes nominatives figurent en annexe)

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen)

 

Vote no 2

Stemming nr. 2

 

Présents : 55
Pour : 35
Contre : 0
Abstentions : 20

Aanwezig: 55
Voor: 35
Tegen: 0
Onthoudingen: 20

 

Mme Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – Le vote de M. Steenwegen n’a pas été enregistré.

Mevrouw Hélène Ryckmans (Ecolo‑Groen). – De stem van de heer Steenwegen werd niet geregistreerd.

 

  La résolution est adoptée.

  Elle sera transmise au premier ministre, à la vice‑première ministre et ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, à la présidente de la Chambre des représentants, aux ministres‑présidents des Communautés et des Régions, ainsi qu’aux présidents des parlements des Communautés et des Régions.

  De resolutie is aangenomen.

  Zij zal worden overgezonden aan aan de eerste minister, aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, aan de voorzitster van de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de minister‑presidenten van de Gemeenschappen en de Gewesten en aan de voorzitters van de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten.

 

Ordre des travaux

Regeling van de werkzaamheden

 

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 26 mars à 10 heures.

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 26 maart om 10.00 uur.

 

(La séance est levée à 12 h 50.)

(De vergadering wordt gesloten om 12.50 uur.)

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

M. Schiltz, pour raison de santé, Mme De Vreese, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Schiltz, om gezondheidsredenen, mevrouw De Vreese, wegens andere plichten.

 

  Pris pour information.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Annexe

Bijlage

 

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

Vote n° 1

Stemming nr. 1

 

Présents : 56
Pour : 49
Contre : 0
Abstentions : 7

Aanwezig : 56
Voor : 49
Tegen : 0
Onthoudingen : 7

 

Pour

Voor

 

Ahallouch Fatima, Ampe Els, Anciaux Bert, Antoine André, Ben Chikha Fourat, de Bethune Sabine, Blancquaert Adeline, Bouchez Georges-Louis, Brouwers Karin, Buysse Yves, Courard Philippe, D'Haese Jos, D'haeseleer Guy, D'Hose Stephanie, Daems Rik, De Brabandere Bob, De Loor Kurt, Demeuse Rodrigue, Dodrimont Philippe, Durenne Véronique, Eerdekens Jean-Frédéric, Fournier Martine, Frédéric André, Gahouchi Latifa, Genot Zoé, Goffinet Anne-Catherine, Groothedde Celia, Hermant Antoine, Hoessen Soetkin, Lambrecht Annick, Laruelle Sabine, Lekane Laure, Masai France, Miesen Alexander, Nemes Samuel, Ongena Tom, Pieters Leo, Ryckmans Hélène, Segers Katia, Slootmans Klaas, Steenwegen Chris, Tahar Farida, Uyttendaele Julien, Van de Wauwer Orry, Van dermeersch Anke, Van Goidsenhoven Gaëtan, Van Rompuy Peter, Wahl Jean-Paul, Yigit Ayse

 

 

Abstention

Onthouding

 

Claes Allessia, Coudyser Cathy, Grosemans Karolien, Gryffroy Andries, Perdaens Freya, Sminate Nadia, Vanlouwe Karl

 

 

Vote n° 2

Stemming nr. 2

 

Présents : 55
Pour : 35
Contre : 0
Abstentions : 20

Aanwezig : 55
Voor : 35
Tegen : 0
Onthoudingen : 20

 

Pour

Voor

 

Ahallouch Fatima, Ampe Els, Anciaux Bert, Antoine André, Ben Chikha Fourat, de Bethune Sabine, Bouchez Georges-Louis, Brouwers Karin, Courard Philippe, D'Hose Stephanie, De Loor Kurt, Demeuse Rodrigue, Dodrimont Philippe, Durenne Véronique, Eerdekens Jean-Frédéric, Fournier Martine, Frédéric André, Gahouchi Latifa, Genot Zoé, Goffinet Anne-Catherine, Groothedde Celia, Hoessen Soetkin, Lambrecht Annick, Laruelle Sabine, Masai France, Miesen Alexander, Ongena Tom, Ryckmans Hélène, Segers Katia, Tahar Farida, Uyttendaele Julien, Van de Wauwer Orry, Van Goidsenhoven Gaëtan, Van Rompuy Peter, Wahl Jean-Paul

 

 

Abstention

Onthouding

 

Blancquaert Adeline, Buysse Yves, Claes Allessia, Coudyser Cathy, D'Haese Jos, D'haeseleer Guy, De Brabandere Bob, Demesmaeker Mark, Grosemans Karolien, Gryffroy Andries, Hermant Antoine, Lekane Laure, Nemes Samuel, Perdaens Freya, Pieters Leo, Slootmans Klaas, Sminate Nadia, Van dermeersch Anke, Vanlouwe Karl, Yigit Ayse

 

Propositions prises en considération

In overweging genomen voorstellen

 

Proposition de loi spéciale

Voorstel van bijzondere wet

 

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

 

Proposition de loi spéciale modifiant l’article 4 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle (de MM. Rik Daems, Bert Anciaux et Jean‑Frédéric Eerdekens et Mmes Celia Groothedde, Sabine Laruelle et France Masai ; Doc. 7‑235/1).

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 4 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof (van de heren Rik Daems, Bert Anciaux en Jean‑Frédéric Eerdekens en de dames Celia Groothedde, Sabine Laruelle en France Masai; Doc. 7‑235/1).

 

  Commission des Affaires institutionnelles

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

 

Propositions de résolution

Voorstellen van resolutie

 

Proposition de résolution relative à la situation des Ouïghours (de Mmes Latifa Gahouchi, Fatima Ahallouch et Nadia El Yousfi ; Doc. 7‑224/1).

Voorstel van resolutie over de situatie van de Oeigoeren (van de dames Latifa Gahouchi, Fatima Ahallouch en Nadia El Yousfi; Doc. 7‑224/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution en faveur d’une vaccination plus efficace de la population (de MM. Gaëtan Van Goidsenhoven et Rik Daems, Mmes Véronique Durenne et Sabine Laruelle et MM. Georges‑Louis Bouchez, Philippe Dodrimont et Alexander Miesen ; Doc. 7‑228/1).

Voorstel van resolutie voor een efficiëntere vaccinatie van de bevolking (van de heren Gaëtan Van Goidsenhoven en Rik Daems, de dames Véronique Durenne en Sabine Laruelle en de heren Georges‑Louis Bouchez, Philippe Dodrimont en Alexander Miesen; Doc. 7‑228/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution visant à mieux encadrer le cyberharcèlement (de MM. Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez et Jean‑Paul Wahl, Mmes Sabine Laruelle et Véronique Durenne, MM. Philippe Dodrimont, Alexander Miesen et Kurt De Loor et Mme Latifa Gahouchi ; Doc. 7‑229/1).

Voorstel van resolutie met het oog op een betere aanpak van cyberpesten (van de heren Gaëtan Van Goidsenhoven, Georges‑Louis Bouchez en Jean‑Paul Wahl, de dames Sabine Laruelle en Véronique Durenne, de heren Philippe Dodrimont, Alexander Miesen en Kurt De Loor en mevrouw Latifa Gahouchi; Doc. 7‑229/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution relative à l’étiquetage des produits alimentaires et à l’obligation d’y indiquer le mode d’abattage des animaux (de M. Philippe Dodrimont, Mme Annick Lambrecht et MM. Jean‑Paul Wahl et Gaëtan Van Goidsenhoven ; Doc. 7‑232/1).

Voorstel van resolutie betreffende de etikettering van voedingsproducten en de verplichting om de wijze waarop de dieren worden geslacht erop te vermelden (van de heer Philippe Dodrimont, mevrouw Annick Lambrecht en de heren Jean‑Paul Wahl en Gaëtan Van Goidsenhoven; Doc. 7‑232/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution visant à remédier à la précarité financière des étudiants jobistes, des étudiants travailleurs et des étudiants‑entrepreneurs touchés par la crise du coronavirus au moyen d’un régime de travail flexible temporaire et d’incitants sociaux et fiscaux (de Mme Els Ampe et MM. Rik Daems, Gaëtan Van Goidsenhoven et Georges‑Louis Bouchez ; Doc. 7‑234/1).

Voorstel van resolutie om tegemoet te komen aan de financieel precaire situatie van jobstudenten, werkstudenten en student‑ondernemers als gevolg van de coronacrisis door middel van een tijdelijke flexibele arbeidsregeling en fiscale en sociale stimuli (van mevrouw Els Ampe en de heren Rik Daems, Gaëtan Van Goidsenhoven en Georges‑Louis Bouchez; Doc. 7‑234/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Proposition de résolution en faveur de la militante saoudienne des droits des femmes Loujain al‑Hathloul (de Mme Sabine de Bethune, MM. Tom Ongena et Bert Anciaux, Mme Karin Brouwers et M. Orry Van de Wauwer ; Doc. 7‑236/1).

Voorstel van resolutie voor de Saudische vrouwenrechtenactiviste Loujain al‑Hathloul (van mevrouw Sabine de Bethune, de heren Tom Ongena en Bert Anciaux, mevrouw Karin Brouwers en de heer Orry Van de Wauwer; Doc. 7‑236/1).

 

  Commission des Matières transversales

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden

 

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

 

Par lettre du 12 janvier 2021, le vice‑premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude, transmet au Sénat, conformément à l’article 3 de la loi du 11 mai 1995 relative à la mise en œuvre des décisions du Conseil de sécurité de l’Organisation des Nations unies, l’arrêté royal du 18 novembre 2020 modifiant la liste des personnes et entités visée aux articles 3 et 5 de l’arrêté royal du 28 décembre 2006 relatif aux mesures restrictives spécifiques à l’encontre de certaines personnes et entités dans le cadre de la lutte contre le financement du terrorisme.

Bij brief van 12 januari 2021 deelt de vice‑eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties, het koninklijk besluit van 18 november 2020 mee tot wijziging van de lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikelen 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Cour constitutionnelle – Arrêts

Grondwettelijk Hof – Arresten

 

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitster van de Senaat van:

 

  l’arrêt no 1/2021, rendu le 14 janvier 2021, en cause la question préjudicielle concernant l’article 6, § 1er, de la loi du 3 juillet 1967 sur la prévention ou la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public, posée par la cour du travail de Liège, division de Namur (numéro du rôle 7071) ;

  het arrest nr. 1/2021, uitgesproken op 14 januari 2021, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 6, § 1, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, gesteld door het arbeidshof te Luik, afdeling Namen (rolnummer 7071);

 

  l’arrêt no 2/2021, rendu le 14 janvier 2021, en cause les recours en annulation de l’article 27 de la loi du 25 novembre 2018 portant des dispositions diverses concernant le Registre national et les registres de population, introduits par le Parti Libertarien et B.C., par M.D. ‑W. et autres, par l’ASBL Liga voor mensenrechten, par l’ASBL Ligue des droits humains et par S.N. et J.P. en leur qualité de représentants légaux de leur fils S.P.N. (numéros du rôle 7125, 7150, 7202, 7203 et 7211) ;

  het arrest nr. 2/2021, uitgesproken op 14 januari 2021, inzake de beroepen tot vernietiging van artikel 27 van de wet van 25 november 2018 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters, ingesteld door de Parti Libertarien en B.C., door M.D. ‑W. en anderen, door de vzw Liga voor mensenrechten, door de vzw Ligue des droits humains en door S.N. en J.P. in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun zoon S.P.N. (rolnummers 7125, 7150, 7202, 7203 en 7211);

 

  l’arrêt no 3/2021, rendu le 14 janvier 2021, en cause le recours en annulation de l’article 221, § 2, de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l’égard des traitements de données à caractère personnel, introduit par l’ASBL Fédération des entreprises de Belgique (numéro du rôle 7135) ;

  het arrest nr. 3/2021, uitgesproken op 14 januari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 221, § 2, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, ingesteld door de vzw Verbond van Belgische Ondernemingen (rolnummer 7135);

 

  l’arrêt no 4/2021, rendu le 14 janvier 2021, en cause les recours en annulation totale ou partielle de l’article 115 de la loi du 5 mai 2019 portant des dispositions diverses en matière pénale et en matière de cultes, et modifiant la loi du 28 mai 2002 relative à l’euthanasie et le Code pénal social, introduits par L.L., par A.M. et par S.A. et autres (numéros du rôle 7229, 7278, 7283, 7302, 7303 et 7308) ;

  het arrest nr. 4/2021, uitgesproken op 14 januari 2021, inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van artikel 115 van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek, ingesteld door L.L., door A.M. en door S.A. en door S.A. en anderen (rolnummers 7229, 7278, 7283, 7302, 7303 en 7308);

 

  l’arrêt no 5/2021, rendu le 14 janvier 2021, en cause les recours en annulation partielle du décret de la Région flamande du 26 avril 2019 modifiant le décret sur l’énergie du 8 mai 2009 en ce qui concerne le déploiement de compteurs numériques et modifiant les articles 7.1.1, 7.1.2 et 7.1.5 du même décret, introduits par le service autonome doté de la personnalité juridique Vlaamse Regulator voor de elektriciteits- en gasmarkt, par I.D.B. et autres, par l’ASBL Fédération belge des entreprises électriques et gazières, par la Commission de régulation de l’électricité et du gaz, par l’ASBL Liga voor mensenrechten et par le Conseil des ministres (numéros du rôle 7295, 7316, 7318, 7320, 7324 et 7326) ;

  het arrest nr. 5/2021, uitgesproken op 14 januari 2021, inzake de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 26 april 2019 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de uitrol van digitale meters en tot wijziging van artikel 7.1.1, 7.1.2 en 7.1.5 van hetzelfde decreet, ingesteld door de autonome dienst met rechtspersoonlijkheid Vlaamse Regulator voor de elektriciteits- en gasmarkt, door I.D.B. en anderen, door de vzw Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven, door de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas, door de vzw Liga voor mensenrechten en door de Ministerraad (rolnummers: 7295, 7316, 7318, 7320, 7324 en 7326);

 

  l’arrêt no 6/2021, rendu le 21 janvier 2021, en cause le recours en annulation des articles 108 à 130, 232, 4º, 233, 7º, et 325, 1º, de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 30 novembre 2017 réformant le Code bruxellois de l’aménagement du territoire et l’ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d’environnement et modifiant certaines législations connexes, introduit par P.G. (numéro du rôle 7030) ;

  het arrest nr. 6/2021, uitgesproken op 21 januari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 108 tot 130, 232, 4º, 233, 7º, en 325, 1º, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van ruimtelijke ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen, ingesteld door P.G (rolnummer 7030);

 

  l’arrêt no 7/2021, rendu le 21 janvier 2021, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 1382 du Code civil, posées par le tribunal de première instance de Liège, division de Liège (numéro du rôle 7041) ;

  het arrest nr. 7/2021, uitgesproken op 21 januari 2021, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 7041);

 

  l’arrêt no 8/2021, rendu le 21 janvier 2021, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 5 et 9 du décret de la Région wallonne du 19 mars 2009 relatif à la conservation du domaine public régional routier et des voies hydrauliques, posées par le tribunal correctionnel de Liège, division de Huy (numéro du rôle 7081) ;

  het arrest nr. 8/2021, uitgesproken op 21 januari 2021, inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 5 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegen‑domein, gesteld door de correctionele rechtbank Luik, afdeling Hoei (rolnummer 7081);

 

  l’arrêt no 9/2021, rendu le 21 janvier 2021, en cause la question préjudicielle concernant l’article 120bis de la loi générale du 19 décembre 1939 relative aux allocations familiales et l’article 30/2 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, respectivement modifié et inséré par les articles 49 et 55 de la loi‑programme du 28 juin 2013, posée par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7222) ;

  het arrest nr. 9/2021, uitgesproken op 21 januari 2021, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 120bis van de algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939 en artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, zoals respectievelijk gewijzigd en ingevoegd bij de artikelen 49 en 55 van de programmawet van 28 juni 2013, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 7222);

 

  l’arrêt no 10/2021, rendu le 21 janvier 2021, en cause le recours en annulation des articles D. 6, D. 8, D. 19, D. 34, D. 48, D. 49, D. 50, D. 51, D. 57, D. 59 et D. 90 du Code wallon du bien‑être des animaux (décret de la Région wallonne du 4 octobre 2018), introduit par l’ASBL Fédération wallonne de l’agriculture Études – Information (numéro du rôle 7224) ;

  het arrest nr. 10/2021, uitgesproken op 21 januari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen D. 6, D. 8, D. 19, D. 34, D. 48, D. 49, D. 50, D. 51, D. 57, D. 59 en D. 90 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek (decreet van het Waalse Gewest van 4 oktober 2018), ingesteld door de vzw Fédération wallonne de l’agriculture Études – Information (rolnummer 7224);

 

  l’arrêt no 11/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause le recours en annulation des articles 2, 7º et 8º, et 6, 6º, 7º et 10º, de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 27 juillet 2017 fixant les règles de répartition de la dotation générale aux communes et aux CPAS de la Région de Bruxelles‑Capitale à partir de l’année 2017, introduit par la commune de Berchem‑Sainte‑Agathe (numéro du rôle 6872) ;

  het arrest nr. 11/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 7º en 8º, en 6, 6º, 7º en 10º, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten en de OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het jaar 2017, ingesteld door de gemeente Sint‑Agatha‑Berchem (rolnummer 6872);

 

  l’arrêt no 12/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause le recours en annulation de l’article 89 de la loi‑programme du 25 décembre 2017 (modification de l’article 18, alinéa 1er, 3º, du Code des impôts sur les revenus 1992), introduit par Florence Lebel (numéro du rôle 6968) ;

  het arrest nr. 12/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 89 van de programmawet van 25 december 2017 (wijziging van artikel 18, eerste lid, 3º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992), ingesteld door Florence Lebel (rolnummer 6968);

 

  l’arrêt no 13/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause la question préjudicielle relative aux articles 40bis, § 2, 2º, et 40ter, § 2, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7200) ;

  het arrest nr. 13/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, 2º, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Raad van State (rolnummer 7200);

 

  l’arrêt no 14/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause la question préjudicielle relative à l’article 1717, § 4, du Code judiciaire, tel qu’il a été remplacé par l’article 102 de la loi du 25 décembre 2016 modifiant le statut juridique des détenus et la surveillance des prisons et portant des dispositions diverses en matière de justice, posée par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7232) ;

  het arrest nr. 14/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 1717, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 102 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7232);

 

  l’arrêt no 15/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 43 de la loi du 2 mai 2019 portant dispositions diverses en matière d’économie (article 2bis de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automoteurs), posées par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division Gand (numéros du rôle 7264 et 7323) ;

  het arrest nr. 15/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake de prejudiciële vragen over artikel 43 van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake economie (artikel 2bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen), gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummers 7264 en 7323);

 

  l’arrêt no 16/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause la question préjudicielle relative à l’article 152 du Code d’instruction criminelle, posée par le tribunal de première instance du Limbourg, division de Tongres (numéro du rôle 7333) ;

  het arrest nr. 16/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 152 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (rolnummer 7333);

 

  l’arrêt no 17/2021, rendu le 28 janvier 2021, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 56bis, § 2, de la loi générale relative aux allocations familiales, posées par la cour du travail de Liège, division de Liège (numéro du rôle 7096) ;

  het arrest nr. 17/2021, uitgesproken op 28 januari 2021, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 56bis, § 2, van de algemene kinderbijslagwet, gesteld door het arbeidshof te Luik, afdeling Luik (rolnummer 7096);

 

  l’arrêt no 18/2021, rendu le 4 février 2021, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles L5111‑1, L5311‑1 et L5421‑2 du Code wallon de la démocratie locale et de la décentralisation, ainsi qu’à l’annexe insérée dans le même Code par l’arrêté du gouvernement wallon du 20 décembre 2007, ratifié par le décret du 19 juin 2008, et à l’article 38, § 4, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale, posées par le Conseil d’État (numéros du rôle 7207, 7208 et 7209) ;

  het arrest nr. 18/2021, uitgesproken op 4 februari 2021, inzake de prejudiciële vragen over de artikelen L5111‑1, L5311‑1 en L5421‑2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, alsook over de bijlage die in hetzelfde Wetboek is ingevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 20 december 2007, bekrachtigd bij het decreet van 19 juni 2008, en over artikel 38, § 4, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gesteld door de Raad van State (rolnummers 7207, 7208 en 7209);

 

  l’arrêt no 19/2021, rendu le 4 février 2021, en cause le recours en annulation des articles 4, 8, 9 et 25 du décret de la Région flamande du 24 mai 2019 modifiant le décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l’environnement et le décret relatif aux engrais du 22 décembre 2006, en ce qui concerne l’application du sixième programme lisier, introduit par l’ASBL Algemeen Boerensyndicaat et autres (numéro du rôle 7352).

  het arrest nr. 19/2021, uitgesproken op 4 februari 2021, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 4, 8, 9 en 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 24 mei 2019 houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het Mestdecreet van 22 december 2006, wat de implementatie van het zesde mestactieprogramma betreft, ingesteld door de vzw Algemeen Boerensyndicaat en anderen (rolnummer 7352).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

 

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitster van de Senaat kennis van:

 

  la question préjudicielle relative aux articles 269¹, § 1er, et 279¹ du Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe et 664 du Code judiciaire, posée par le tribunal de première instance du Hainaut, division Mons (numéro du rôle 7472) ;

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 269¹, § 1, en 279¹ van het Wetboek der registratie‑, hypotheek- en griffierechten en 664 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Bergen (rolnummer 7472);

 

  la question préjudicielle relative à l’article 7, § 1ersexies, alinéa 2, 4º, de l’arrêté‑loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, tel qu’il était applicable avant le 27 avril 2015, posée par le tribunal du travail de Gand, division Alost (numéro du rôle 7477) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 7, § 1sexies, tweede lid, 4º, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals van toepassing vóór 27 april 2015, gesteld door de arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Aalst (rolnummer 7477);

 

  les questions préjudicielles relatives aux articles 51bis, § 4, et 70, §§ 1er et 2, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée et à l’article 29, alinéa 3, du Code d’instruction criminelle, posées par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division Gand (numéro du rôle 7482) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 51bis, § 4, en 70, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummer 7482);

 

  les questions préjudicielles concernant les articles 3, §§ 1er et 2, et 4 de la loi du 30 mars 2018 relative à la non-prise en considération de services en tant que personnel non nommé à titre définitif dans une pension du secteur public, modifiant la responsabilisation individuelle des administrations provinciales et locales au sein du Fonds de pension solidarisé, adaptant la règlementation des pensions complémentaires, modifiant les modalités de financement du Fonds de pension solidarisé des administrations provinciales et locales et portant un financement supplémentaire du Fonds de pension solidarisé des administrations provinciales et locales, posées par le tribunal du travail de Liège, division Namur (numéros du rôle 7484 et 7485, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 3, §§ 1 en 2, en 4 van de wet van 30 maart 2018 met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als niet vastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector, tot wijziging van de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het Gesolidariseerde Pensioenfonds, tot aanpassing van de reglementering inzake aanvullende pensioenen, tot wijziging van de modaliteiten van de financiering van het Gesolidariseerde Pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen en tot bijkomende financiering van het Gesolidariseerde Pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen, gesteld door de arbeidsrechtbank Luik, afdeling Namen (rolnummers 7484 en 7485, samengevoegde zaken);

 

  la question préjudicielle concernant les articles 9 et 10 du décret de la Région flamande du 22 décembre 2017 portant une prime pour stimuler la transition de demandeurs d’emploi à l’entrepreneuriat, posée par la cour du travail de Gand, division Bruges (numéro du rôle 7487) ;

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 9 en 10 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 22 december 2017 houdende een premie om de transitie van werkzoekenden naar ondernemerschap te stimuleren, gesteld door het arbeidshof te Gent, afdeling Brugge (rolnummer 7487);

 

  la question préjudicielle concernant l’article 2, § 1er, alinéa 1er, 8º, 11º, 12º, 13º, 14º, 16º et 31º, et alinéa 2, et l’article 5 du décret de la Région flamande du 15 juillet 1997 contenant le Code flamand du logement, posée par le juge de paix du canton de Zoutleeuw (numéro du rôle 7488) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 2, § 1, eerste lid, 8º, 11º, 12º, 13º, 14º, 16º en 31º, en tweede lid, en artikel 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gesteld door de vrederechter van het kanton Zoutleeuw (rolnummer 7488);

 

  la question préjudicielle relative à l’article 207, alinéa 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par la cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 7490) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 207, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het hof van beroep te Brussel (rolnummer 7490);

 

  la question préjudicielle concernant l’article 91 juncto l’article 95 du décret de la Région flamande du 15 juillet 1997 contenant le Code flamand du logement, posée par le juge de paix du premier canton de Louvain (numéro du rôle 7491) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 91 juncto artikel 95 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gesteld door de vrederechter van het eerste kanton Leuven (rolnummer 7491);

 

  les questions préjudicielles concernant l’article 9, alinéa 2, de la loi du 8 décembre 2013 modifiant la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées, posées par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéros du rôle 7492 et 7493, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 9, tweede lid, van de wet van 8 december 2013 tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummers 7492 en 7493, samengevoegde zaken);

 

  la question préjudicielle concernant les articles L1133‑1 et L1133‑2 du Code de la démocratie locale et de la décentralisation, posée par le tribunal de première instance du Luxembourg, division Marche‑en‑Famenne (numéro du rôle 7495) ;

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen L1133‑1 et L1133‑2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche‑en‑Famenne (rolnummer 7495);

 

  les questions préjudicielles concernant les articles 29, 31, § 3, 45, alinéa 2, et 47 de la loi du 27 avril 2018 sur la police des chemins de fer, posées par le tribunal de police du Hainaut, division Charleroi (numéro du rôle 7496) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 29, 31, § 3, 45, tweede lid, en 47 van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen, gesteld door de politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummer 7496);

 

  la question préjudicielle relative à l’article 2.6.1, § 3, 4º, du Code flamand de l’aménagement du territoire, posée par le tribunal de première instance du Limbourg, division Tongres (numéro du rôle 7497) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 2.6.1, § 3, 4º, van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (rolnummer 7497);

 

  la question préjudicielle concernant l’article 65/1, § 2, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, lu en combinaison avec les articles 187, § 7, et 206 du Code d’instruction criminelle, posée par le tribunal de police de Flandre orientale, division Alost (numéro du rôle 7502) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 65/1, § 2, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gelezen in samenhang met de artikelen 187, § 7, en 206 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de politierechtbank Oost‑Vlaanderen, afdeling Aalst (rolnummer 7502);

 

  les questions préjudicielles concernant les articles 201¹¹, 201¹² et 201¹³ du Code des droits et taxes divers et aux articles 14 et 15 de la loi du 3 août 2016 instaurant une nouvelle taxe annuelle sur les établissements de crédit en remplacement des taxes annuelles existantes, des mesures de limitation de déductions à l’impôt des sociétés et de la contribution à la stabilité financière, posées par le tribunal de première instance francophone de Bruxelles et par le tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 7504, joint au 7478) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 201¹¹, 201¹² en 201¹³ van het Wetboek diverse rechten en taksen en de artikelen 14 en 15 van de wet van 3 augustus 2016 tot invoering van een nieuwe jaarlijkse taks op de kredietinstellingen in de plaats van de bestaande jaarlijkse taksen, van de aftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting en van de bijdrage voor de financiële stabiliteit, gesteld door de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel en door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7504, toegevoegd aan 7478);

 

  la question préjudicielle concernant l’article 35 du décret de la Région flamande relatif à l’aménagement du territoire, coordonné le 22 octobre 1996, posée par le tribunal de première instance d’Anvers, division Malines (numéro du rôle 7508).

  de prejudiciële vraag over artikel 35 van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen (rolnummer 7508).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Cour constitutionnelle – Recours

Grondwettelijk Hof – Beroepen

 

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie à la présidente du Sénat :

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitster van de Senaat van:

 

  le recours en annulation de la loi du 15 mars 2020 modifiant la loi du 24 janvier 1977 relative à la protection de la santé des consommateurs en ce qui concerne les denrées alimentaires et les autres produits, concernant la publicité pour les produits à base de tabac, introduit par la SA British American Tobacco Belgium (numéro du rôle 7489) ;

  het beroep tot vernietiging van de wet van 15 maart 2020 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, wat de reclame voor producten op basis van tabak betref, ingesteld door de nv British American Tobacco Belgium (rolnummer 7489);

 

  le recours en annulation du décret de la Communauté flamande du 10 juillet 2020 modifiant les articles 47 et 81 du décret du 21 novembre 2003 relatif à la politique de santé préventive et le recours en annulation et la demande de suspension du décret de la Communauté flamande du 18 décembre 2020 modifiant le décret du 21 novembre 2003 relatif à la politique de santé préventive et le décret du 29 mai 2020 portant organisation de l’obligation de déclaration et du suivi des contacts dans le cadre du COVID‑19, introduits par J.H. et autres (numéro du rôle 7494) ;

  - het beroep tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 10 juli 2020 tot wijziging van artikel 47 en 81 van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid en het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 18 december 2020 tot wijziging van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid en van het decreet van 29 mei 2020 tot organisatie van de meldingsplicht en het contactonderzoek in het kader van COVID‑19, ingesteld door J.H. en anderen (rolnummer 7494);

 

  le recours en annulation des articles 147, 148, 151 et 152 de la loi du 20 juillet 2020 portant des dispositions diverses relatives à la prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme et à la limitation de l’utilisation des espèces, introduit par l’Institut des réviseurs d’entreprises et autres (numéro du rôle 7499) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 147, 148, 151 en 152 van de wet van 20 juli 2020 houdende diverse bepalingen tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, ingesteld door het Instituut van de bedrijfsrevisoren en anderen (rolnummer 7499);

 

  le recours en annulation des articles 1er et 3 du décret de la Communauté française du 9 juillet 2020 portant confirmation de l’arrêté du gouvernement de la Communauté française du 23 janvier 2020 déterminant le référentiel des compétences initiales et prévoyant une procédure de dérogation au référentiel des compétences initiales conformément à l’article 1.4.4‑1, § 1er, du Code de l’enseignement fondamental et de l’enseignement secondaire, introduit par l’ASBL Libre École Rudolf Steiner et autres (numéro du rôle 7500) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 1 en 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 9 juli 2020 tot bevestiging van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 23 januari 2020 tot vaststelling van het referentiesysteem van de initiële competenties en tot voorziening van een afwijkingsprocedure van het referentiesysteem van de initiële competenties overeenkomstig artikel 1.4.4‑1, § 1, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, ingesteld door de vzw Libre École Rudolf Steiner en anderen (rolnummer 7500);

 

  le recours en annulation et la demande de suspension de l’article 46 de la loi du 20 décembre 2020 portant des dispositions diverses temporaires et structurelles en matière de justice dans le cadre de la lutte contre la propagation du coronavirus COVID‑19, introduits par R.M. et autres (numéro du rôle 7501) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 46 van de wet van 20 december 2020 houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID‑19, ingesteld door R.M. en anderen (rolnummer 7501);

 

  le recours en annulation de l’ordonnance de la Commission communautaire commune du 17 juillet 2020 modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2007 relative à la politique de prévention en santé, introduit par Karin Verelst (numéro du rôle 7505).

  het beroep tot vernietiging van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 17 juli 2020 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2007 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, ingesteld door Karin Verelst (rolnummer 7505).

 

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

 

Procureur général près la Cour de cassation

Procureur‑generaal bij het Hof van Cassatie

 

Par lettre du 23 décembre 2020, le procureur général près la Cour de cassation transmet au Sénat, conformément à l’article 11 de la loi du 25 avril 2007 instaurant un Comité parlementaire chargé du suivi législatif, le rapport législatif 2020 du procureur général près la Cour de cassation au Comité parlementaire chargé du suivi législatif comprenant un relevé des lois qui ont posé des difficultés d’application ou d’interprétation pour les cours et tribunaux au cours de l’année judiciaire écoulée.

Bij brief van 23 december 2020 zendt de procureur‑generaal bij het Hof van Cassatie, overeenkomstig artikel 11 van de wet van 25 april 2007 tot oprichting van het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie, aan de Senaat over, het verslag 2020 van de procureur‑generaal bij het Hof van Cassatie aan het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie dat een overzicht bevat van de wetten die door de hoven en rechtbanken tijdens het voorbije gerechtelijk jaar moeilijkheden bij de toepassing of de interpretatie ervan hebben opgeleverd.

 

  Dépôt au Greffe

  Neergelegd ter Griffie.

 

Office central pour la répression de la corruption

Centrale Dienst voor de bestrijding van de corruptie

 

Par lettre du 4 janvier 2021, le ministre de la Justice transmet au Sénat, conformément à l’article 47tredecies du Code d’instruction criminelle, le rapport annuel 2019 du magistrat chargé de la surveillance du fonctionnement de l’Office central pour la répression de la corruption.

Bij brief van 4 januari 2021, zendt de minister van Justitie, overeenkomstig artikel 47tredecies van het Wetboek van strafvordering aan de Senaat over, het jaarverslag 2019 door de magistraat belast met het toezicht op de werking van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de corruptie.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Comité consultatif de bioéthique – Comités d’éthique médicale

Raadgevend Comité voor bio‑ethiek – Commissies voor medische ethiek

 

Par lettre du 12 février 2021, la présidente du Comité consultatif de bioéthique transmet au Sénat, conformément à l’article 17, alinéa 2, de l’accord de coopération du 15 janvier 1993 portant création d’un Comité consultatif de bioéthique, le rapport général d’activités des Comités d’éthique médicale (CEM) pour l’année 2019.

Bij brief van 12 februari 2021 zendt de voorzitster van het Raadgevend Comité voor bio‑ethiek, overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 15 januari 1993 houdende oprichting van een Raadgevend Comité voor bio‑ethiek aan de Senaat over, het algemeen activiteitenverslag van de Commissies voor medische ethiek (CME’s) voor het jaar 2019.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Bureau de tarification catastrophes naturelles

Tariferingsbureau natuurrampen

 

Par lettre du 11 février 2021, la présidente du Bureau de tarification catastrophes naturelles transmet au Sénat, conformément à l’article 131, § 6, de la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances, le rapport annuel 2019 du Bureau de tarification catastrophes naturelles.

Bij brief van 11 februari 2021 zendt de voorzitster van het Tariferingsbureau natuurrampen, overeenkomstig artikel 131, § 6, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen aan de Senaat over, het jaarverslag 2019 van het Tariferingsbureau natuurrampen.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies (ONDRAF)

Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS)

 

Par lettre du 20 janvier 2021, la ministre de l’Énergie transmet au Sénat, conformément à l’article 179, § 2, 13º, de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979‑1980, le rapport annuel 2019 de l’Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies (ONDRAF).

Bij brief van 20 januari 2021 zendt de minister van Energie, overeenkomstig artikel 179, § 2, 13º, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979‑1980, aan de Senaat over, het jaarverslag 2019 van de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS).

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail

Centrale Raad voor het bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

 

Par lettre du 20 janvier 2021, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail transmettent au Sénat, conformément à l’article XIII. 1 du titre Ier du livre XIII du Code de droit économique et à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail, l’avis du CNT no 2.194 et du CCE 2021‑0125 DEF CO 1000 concernant le prix des cartes train à partir du 1er février 2021, approuvé lors de leur séance plénière commune du 20 janvier 2021.

Bij brief van 20 januari 2021 zenden de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat over, overeenkomstig artikel XIII. 1 van titel I van boek XIII van het Wetboek van economisch recht en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, het NAR advies nr. 2.194 en van het CRB 2021‑0125 DEF CO 1000 betreffende de prijs van de treinkaarten vanaf 1 februari 2021, goedgekeurd tijdens hun gezamenlijke plenaire vergadering van 20 januari 2021.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.

 

Parlement européen

Europees Parlement

 

Par lettres du 25 janvier 2021, du 11 et 15 février 2021, le président du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen au cours de ses périodes de session du 23 au 26 novembre 2020, du 14 au 18 décembre 2020 et du 18 au 21 janvier 2021.

Bij brieven van 25 januari 2021, van 11 en 15 februari 2021, zendt de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat over, de teksten aangenomen door het Europees Parlement tijdens zijn vergaderperiodes van 23 tot 26 november 2020, van 14 tot 18 december 2020 en van 18 tot 21 januari 2021.

 

  Dépôt au Greffe.

  Neergelegd ter Griffie.