6‑48

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2018‑2019

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 26 april 2019

Ochtendvergadering

6‑48

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2018‑2019

Séances plénières

Vendredi 26 avril 2019

Séance du matin

Handelingen

Annales

Inhoudsopgave

Sommaire

Goedkeuring van de agenda. 3

Voordracht van kandidaten voor een ambt van Franstalige staatsraad bij de Raad van State (Stuk 6‑523) 3

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 6‑526) 4

Bespreking. 4

Stemmingen. 60

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 6‑526) 60

Toespraak van de voorzitter 75

Regeling van de werkzaamheden. 79

Berichten van verhindering. 79

Bijlage. 79

Naamstemmingen. 79

Niet‑evocatie. 100

Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. 100

Grondwettelijk Hof – Arresten. 100

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 102

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 103

Hof van Cassatie. 104

Arbeidshof. 104

Parketten. 104

Arbeidsauditoraten. 104

Rechtbanken van eerste aanleg. 105

Arbeidsrechtbanken. 105

Ondernemingsrechtbanken. 106

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad. 106

Economische Overheidsbedrijven – Telecommunicatie. 107

NV APETRA.. 107

Europees Parlement 107

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. 111

 

Approbation de l’ordre du jour 3

Présentation de candidats à une fonction de conseiller d’État francophone au Conseil d’État (Doc. 6‑523) 3

Proposition de déclaration de révision de la Constitution (Doc. 6‑526) 4

Discussion. 4

Votes. 60

Proposition de déclaration de révision de la Constitution (Doc. 6‑526) 60

Allocution de M. le président 75

Ordre des travaux. 79

Excusés. 79

Annexe. 79

Votes nominatifs. 79

Non‑évocation. 100

Parlement de la Communauté germanophone. 100

Cour constitutionnelle – Arrêts. 100

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 102

Cour constitutionnelle – Recours. 103

Cour de cassation. 104

Cour du travail 104

Parquets. 104

Auditorats du travail 104

Tribunaux de première instance. 105

Tribunaux du travail 105

Tribunaux de l’entreprise. 106

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail 106

Entreprises publiques économiques – Télécommunications. 107

SA APETRA.. 107

Parlement européen. 107

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies. 111

 

Voorzitter: de heer Jacques Brotchi

(De vergadering wordt geopend om 09.10 uur.)

Présidence de M. Jacques Brotchi

(La séance est ouverte à 09 h 10.)

Goedkeuring van de agenda

Approbation de l’ordre du jour

De voorzitter. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd rondgestuurd.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

M. le président. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

Voordracht van kandidaten voor een ambt van Franstalige staatsraad bij de Raad van State (Stuk 6‑523)

Présentation de candidats à une fonction de conseiller d’État francophone au Conseil d’État (Doc. 6‑523)

De voorzitter. – De lijst van de kandidaten werd rondgedeeld onder het nummer 6‑523/1.

Alle senatoren hebben kennis kunnen nemen van het curriculum vitae van de kandidaten, die allen voldoen aan de wettelijke benoemingsvoorwaarden.

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft de kandidaten gehoord op 24 april jongstleden.

De rapporteur is mevrouw Barzin. Het woord is aan de rapporteur.

M. le président. – La liste des candidats a été distribuée sous le numéro 6‑523/1.

Tous les sénateurs ont pu prendre connaissance du curriculum vitae des candidats, qui remplissent tous les conditions légales de nomination.

La commission des Affaires institutionnelles a entendu les candidats le 24 avril dernier.

La rapporteuse est Mme Barzin. Je lui donne la parole.

Mevrouw Anne Barzin (MR), rapporteur. – Met toepassing van artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de Raad van State op 16 oktober 2018 in het Belgisch Staatsblad een vacature gepubliceerd voor een betrekking van Franstalig staatsraad.

Blijkens de notulen van de openbare zitting van 12 maart 2019, waarvan een kopie door de eerste voorzitter van de Raad van State aan de voorzitter van de Senaat werd gestuurd bij brief van 22 maart 2019, heeft de algemene vergadering van de Raad van State geen eenparigheid van stemmen bereikt bij de voordracht van kandidaten. Bijgevolg kan de Senaat krachtens artikel 70, §1, achtste lid, van de voormelde gecoördineerde wetten, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van de voordracht, hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen, hetzij een tweede lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen.

Op 4 april 2019 heeft het Bureau van de Senaat besloten de kandidaten in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te horen. De voorzitter heeft daartoe alle kandidaten uitgenodigd.

De door de Raad van State voorgedragen kandidaten zijn mevrouw Christine Horevoets, de heer Marc Oswald en mevrouw Géraldine Rosoux. De niet‑voorgedragen kandidaten zijn de heren Raphaël Born en Aurélien Vandeburie, en de dames Valérie Michiels en Florence Piret.

Op 24 april 2019 heeft de commissie mevrouw Christine Horevoets, de heer Marc Oswald en de dames Géraldine Rosoux en Valérie Michiels gehoord.

De curricula vitae van de kandidaten, alsook de brief van de eerste voorzitter van de Raad van State en het bijgevoegde afschrift van de notulen van de openbare zitting van de algemene vergadering van de Raad van State van 12 maart 2019 werden ter beschikking van de leden van de commissie gesteld.

Na de hoorzitting met de vier genoemde kandidaten, heeft de commissie de verschillende elementen met betrekking tot hun kandidatuur doorgenomen en een debat met gesloten deuren gehouden waarbij zij de procedure heeft besproken en de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten heeft vergeleken en afgewogen.

De commissie heeft tijdens haar vergadering van 24 april 2019 eenparig voorgesteld om de door de Raad van State voorgedragen kandidatenlijst te bevestigen en de daartoe opgegeven motivering van de Raad over te nemen. Die lijst ziet eruit als volgt:

Eerste kandidaat: mevrouw Christine Horevoets.
Tweede kandidaat: de heer Marc Oswald.
Derde kandidaat: mevrouw Géraldine Rosoux.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor een verslag in de plenaire vergadering.

Mme Anne Barzin (MR), rapporteuse. – En application de l’article 80 des lois coordonnées sur le Conseil d’État, le Conseil d’État a publié au Moniteur belge, le 16 octobre 2018, une vacance pour un emploi de conseiller d’État d’expression française.

Selon le procès‑verbal de son audience publique du 12 mars 2019, dont une copie a été transmise au président du Sénat par le premier président du Conseil d’État par lettre du 22 mars 2019, l’assemblée générale du Conseil d’État n’a pas pu atteindre l’unanimité pour la présentation des candidats. Par conséquent, le Sénat peut, en vertu des articles 70, §1er, alinéa 8, des lois coordonnées précitées, dans un délai ne pouvant dépasser trente jours, soit confirmer la liste présentée par le Conseil d’État, soit présenter une deuxième liste de trois noms formellement motivée.

Le 4 avril 2019, le Bureau du Sénat a décidé d’entendre les candidats en commission des Affaires institutionnelles. Le président a invité tous les candidats à être entendus.

Les candidats présentés par le Conseil d’État sont : Mme Christine Horevoets, M. Marc Oswald et Mme Géraldine Rosoux. Les candidats non présentés sont MM. Raphaël Born et Aurélien Vandeburie et Mmes Valérie Michiels et Florence Piret.

Nous les avons entendus le 24 avril 2019, plus particulièrement Mme Christine Horevoets, M. Marc Oswald et Mmes Géraldine Rosoux et Valérie Michiels.

Les curriculums vitae des candidats, la lettre du premier président du Conseil d’État et la copie du procès‑verbal de l’audience publique de l’assemblée générale du Conseil d’État du 12 mars 2019 ont été mis à la disposition des membres de la commission.

Les quatre candidats mentionnés ont été entendus. Après l’audition, la commission a examiné les différents éléments concernant les quatre candidats et a tenu un débat à huis clos, au cours duquel elle a discuté de la procédure et a procédé à une comparaison et à une mise en balance des titres et mérites respectifs des candidats.

La commission, réunie le 24 avril 2019, propose unanimement de confirmer la liste des candidats présentée par le Conseil d’État et de faire sienne la motivation donnée par celui‑ci. La liste se présente comme suit :

Première candidate : Mme Christine Horevoets,
Deuxième candidat : M. Marc Oswald,
Troisième candidate : Mme Géraldine Rosoux.

Confiance a été faite à la rapporteuse pour un rapport en séance plénière.

De voorzitter. – Ik stel voor dat de Senaat de door de Raad van State voorgestelde lijst bevestigt.

M. le président. – Je propose que le Sénat confirme la liste présentée par le Conseil d’État.

(Instemming)

(Assentiment)

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 6‑526)

Proposition de déclaration de révision de la Constitution (Doc. 6‑526)

Bespreking

Discussion

De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Wij, de drie rapporteurs, verwijzen naar het schriftelijk verslag. Dat is uitgebreid en zeer degelijk en wij danken de diensten voor het werk dat ze daarvoor hebben verricht.

Ik wil alleen even wijzen op de verschillen tussen de lijst met grondwetsartikelen die de Senaatscommissie voorstelt voor herziening vatbaar te verklaren en de lijst van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Beide lijsten zijn voor het overgrote deel gelijk, maar er zijn enkele uitzonderingen.

Het gaat dan om artikel 8, derde en vierde lid, van de Grondwet dat niet voorkomt op de lijst van de Kamer, wel op de lijst van de Senaat, om aan de niet‑Belgische burgers stemrecht voor de regionale en Europese verkiezingen toe te kennen.

Van artikel 10 stelt de commissie voor alleen het tweede lid, eerste en tweede zinsdeel, voor herziening vatbaar te verklaren, om de verwijzing naar de Belgen weg te laten en om niet‑Belgen zo toegang te verlenen tot betrekkingen in overheidsdienst.

Van artikel 11bis wordt in het voorstel van de commissie enkel het tweede lid voor herziening vatbaar verklaard om een minimale vertegenwoordiging van elk geslacht van minstens 40% in de ministerraad en de gemeenschaps- en gewestregeringen te waarborgen.

Artikel 12 staat niet op de lijst van de Senaat.

Van artikel 43 staat enkel paragraaf 2, tweede lid op onze lijst. Dat handelt over de gecoöpteerde senatoren.

Artikel 56 staat niet op de lijst van de Senaatscommissie.

Van artikel 67 staan enkel paragraaf 1, 6º en 7º en paragraaf 4 op onze lijst. Dat gaat eveneens over de gecoöpteerde senatoren.

Hetzelfde geldt voor artikel 68, waarvan we enkel paragraaf 2 op de lijst hebben gezet, en artikel 70, dat wordt beperkt tot het tweede lid. Idem voor artikel 71, dat wordt beperkt tot het vijfde lid.

Ook van artikel 99 van de Grondwet hebben we enkel het eerste lid op de lijst gezet, om de pariteit tussen vrouwen en mannen in de ministerraad op te leggen.

De artikelen 110 en 111 staan niet op de lijst van de senaatscommissie.

Van artikel 148 hebben we enkel het tweede lid opgenomen.

Van artikel 151 hebben we paragraaf 2, tweede lid, tweede zin op de lijst gezet, om de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren, en paragraaf 3, om de bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie te hervormen en een algemene bevoegdheidsdiscussie over de Hoge Raad voor de Justitie te kunnen voeren, onder meer naar aanleiding van een nieuw beheersmodel voor justitie. Van artikel 151 is eveneens paragraaf 6 in de lijst opgenomen om ook een evaluatie van de korpschefs van de zetel mogelijk te maken.

Artikel 157 is niet in de lijst opgenomen en artikel 167 is beperkt tot paragraaf 1, tweede lid van de Grondwet.

Tot hier het overzicht van de verschillen tussen de lijst die u door de commissie wordt voorgelegd en de lijst van de Kamer.

M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Nous nous référons, les trois rapporteurs, au rapport écrit très complet, et nous remercions les services pour le travail accompli.

Je voudrais simplement attirer l’attention sur les différences entre la liste des articles de la Constitution que la commission du Sénat propose de déclarer ouverts à révision et la liste de la Chambre des représentants. Ces deux listes sont identiques, à quelques exceptions près.

Il s’agit de l’article 8, alinéas 3 et 4, de la Constitution – qui ne figure pas sur la liste de la Chambre mais bien sur celle du Sénat – en vue d’octroyer le droit de vote pour les élections régionales et les élections européennes aux citoyens non belges.

Dans l’article 10, la commission propose de ne déclarer ouvert à révision que l’alinéa 2, premier et deuxième membres de phrase, en vue de supprimer la référence aux Belges et de permettre aux non‑Belges d’avoir accès aux emplois dans les services publics.

Dans l’article 11bis, la proposition de la commission vise à déclarer uniquement l’alinéa 2 ouvert à révision, en vue de garantir une représentation minimale de 40% d’un même sexe au sein du Conseil des ministres et des gouvernements de Communauté et de Région.

L’article 12 ne figure pas sur la liste du Sénat.

Pour ce qui est de l’article 43 de la Constitution, seul le §2, alinéa 2, est mentionné dans notre liste. Il traite des sénateurs cooptés.

L’article 56 ne figure pas sur la liste de la commission du Sénat.

Pour l’article 67, seuls les §§1er, 6º et 7º, et 4 figurent sur notre liste. Il y est également question des sénateurs cooptés.

Il en va de même pour l’article 68, dont la liste de la commission du Sénat ne mentionne que le §2, ainsi que pour les articles 70, limité à son alinéa 2, et 71, limité à son alinéa 5.

De l’article 99 de la Constitution, nous n’avons mentionné sur la liste que l’alinéa 1er, afin d’imposer la parité entre les femmes et les hommes au sein du Conseil des ministres.

Les articles 110 et 111 sont absents de la liste établie par la commission du Sénat.

Pour l’article 148, seul l’alinéa 2 figure sur la liste.

La liste du Sénat contient également l’article 151, §2, alinéa 2, deuxième phrase, en vue d’optimiser l’efficacité de l’organisation de la justice, et le §3, afin de réformer les compétences du Conseil supérieur de la Justice et de pouvoir mener une discussion générale relative à la compétence du Conseil supérieur de la Justice, notamment dans le cadre d’un nouveau modèle de gestion de la Justice. Le §6 de l’article 151 a aussi été repris dans la liste afin de permettre également l’évaluation des chefs de corps du siège.

L’article 157 de la Constitution n’est pas repris dans la liste, et l’article 167 y est limité à son §1er, alinéa 2.

Voilà donc pour l’aperçu des différences entre la liste qui vous est soumise par la commission et la liste de la Chambre.

De voorzitter. – Mevrouw Barzin en de heer Dalle verwijzen, zoals gezegd door de heer Anciaux, naar hun schriftelijk verslag.

M. le président. – Mme Barzin et M. Dalle se réfèrent, comme l’a dit M. Anciaux, à leur rapport écrit.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Ik wil eerst en vooral mijn waardering uitdrukken voor het degelijke schriftelijk verslag dat de diensten hebben opgesteld en voor het werk van mijn collega’s. Dit uitstekende document zal als referentiekader dienen voor het eventuele vervolg van de werkzaamheden in de volgende legislatuur.

Vandaag staan we voor een belangrijke taak. Als preconstituante zullen we de belangrijkste lijnen van België voor de volgende vijf jaar uittekenen, al dan niet met welnemen van de N‑VA, die zich deze week nog zeer terughoudend uitsprak over deze verklaring tot herziening van de Grondwet.

De oud‑minister van Binnenlandse Zaken verklaarde immers namens de N‑VA dat, ongeacht welke lijst van grondwetsartikelen uiteindelijk voor herziening vatbaar zal worden verklaard, zijn partij niet minder werk zal maken van het N‑VA‑ verkiezingsprogramma, namelijk het separatisme, dat hij het ‘confederalisme’ noemt, met als doel de boel in de war te sturen. Als de Grondwet geen enkele waarde heeft in hun ogen, waarom hebben de verkozenen van die partij dan, zowel in de Kamer als in de Senaat, zoveel energie gestoken in het onderzoek van de artikelen die voor herziening vatbaar zullen worden verklaard?

Een Grondwet is, zoals in het Duits wordt gezegd, een fundamentele wet. Het is een geheel van dwingende rechtsregels. Een Grondwet is een sokkel waarop andere rechtsregels rusten die zich – met alle respect voor sommigen – daaraan moeten aanpassen.

Eén van de redenen die de suprematie van de Grondwet rechtvaardigen is de inhoud ervan. De Grondwet stelt immers de fundamenten van ons staatbestel vast.

Onze Grondwet heeft een dubbel doel. Ten eerste legt ze de fundamentele basis voor de organisatie van de Staat: dat is zijn regulerende functie. Ten tweede verleent ze de burgers een reeks fundamentele rechten: dat is zijn beschermende functie. De Grondwet zorgt aldus voor de ontplooiing van de menselijke persoon en voor het respect voor de waardigheid van de burgers in een Staat en op een grondgebied.

De socialistische fractie heeft gekozen voor een verklaring die de nadruk legt op de rechten van de menselijke persoon. Voor ons is dat de prioriteit voor de volgende constituante.

Onze fractie is gekant tegen de herziening van grondwetsartikelen, die communautair getouwtrek zou kunnen veroorzaken en onze instellingen zou kunnen destabiliseren, of die zelfs de ontmanteling van de federale Staat met zich zou kunnen meebrengen. We zijn dus tevreden dat de artikelen 1 en 195 niet in de lijst zijn opgenomen en dat de Senaat zijn bevoegdheden behoudt.

Een Grondwet heeft als bijzondere roeping de tijd te trotseren, maar hij moet ook met zijn tijd meegaan en zich aanpassen aan de evolutie op sociaal vlak. Vandaag wordt die evolutie gedragen door de burgerbewegingen, de verenigingen en de jongeren die willen dat het klimaat beter wordt beschermd, dat de sociale solidariteit wordt versterkt en dat de participatieve democratie sterker wordt. Onze Grondwet moet dus ook rekening houden met de ingrijpende veranderingen in de wereld. Bij ons, maar ook bij onze buren, worden Europese fundamentele waarden, zoals respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid en gelijkheid, evenals democratie, met de voeten getreden door de vijanden van de mensenrechten.

Daarom vroegen we in onze verklaring een nieuwe bepaling die het mogelijk maakt vrijheidsvernietigende partijen te verbieden of hun ten minste te verbieden deel te nemen aan de verkiezingen. Onze eerste prioriteit is onze Grondwet te versterken zodat hij onze burgers kan beschermen tegen de vijanden van de fundamentele rechten en vrijheden. Onze fractie zal dus met tevredenheid alle bepalingen betreffende Titel II, die daarover gaan, goedkeuren.

We wensten via onze verklaring tot herziening ook duidelijke doelstellingen aan te reiken voor een klimaatbeleid. De opneming van artikel 7bis vormt daar de sleutel toe. Het komt de volgende constituante toe die verwachting concreet in te lossen.

Eén van onze andere prioriteiten was de opneming van artikel 23 om er nieuwe rechten in te schrijven die het principe van de menselijke waardigheid versterken, zoals het recht op water. Dat is gelukt, en daar zijn we tevreden over.

De gelijkheid man‑vrouw is voor ons ook, meer dan ooit, een bekommernis. Rechten voor vrouwen zijn nooit definitief verworven. We zijn dus zeer tevreden dat er in de commissie verschillende artikelen in die zin zijn aangenomen, net zoals ons amendement dat artikel 99, eerste lid, voor herziening vatbaar wil verklaren, om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Ministerraad te waarborgen.

Terloops vermeld ik dat de sfeer in de commissie en de technische aard van de stemmingen ervoor hebben gezorgd dat de socialistische fractie zich erover kan verheugen – misschien maar voor korte duur – dat artikel 8 in de lijst werd opgenomen. De herziening van dat artikel, waarover collega Bert Anciaux reeds sprak, moet het mogelijk maken voor de deelstaat- en de Europese verkiezingen stemrecht te verlenen aan niet‑Belgische burgers. Ik onderstreep dat de herziening van dat artikel niet in de commissie zou zijn goedgekeurd zonder de steun van de N‑VA.

Ik kom tot de participatieve democratie, één van onze andere prioriteiten. De representatieve democratie is voor ons wel de pijler van ons democratisch model, maar dat belet niet om gelijktijdig participatieve modellen in onze parlementen, en waarom niet, in de Senaat, in te voeren. Het Duitstalige Parlement heeft de stap gezet: onze collega Karl‑Heinz Lambertz zal daar meer over kunnen zeggen dan ikzelf.

Bovendien, ook al bestaat de mogelijkheid al om volksraadplegingen te organiseren, zouden referenda op initiatief van de burgers of het parlement onze democratie ook kunnen verlevendigen.

Ik zal mijn betoog afsluiten met een vraag van onze fractie, die in onze ogen essentieel is. We vroegen de opneming van titel II waardoor de voorrang van het positief recht op elk religieus of filosofisch voorschrift duidelijk kan worden bevestigd. Het is in onze ogen essentieel de vrije meningsuiting, de gewetensvrijheid en de godsdienstvrijheid, duidelijk in te schrijven, met uitsluiting van elke beperking op de beleving van die vrijheden.

De mogelijkheid om ook de plicht tot neutraliteit van de Staat in haar relatie met de burgers in te schrijven is eveneens essentieel. Die is door de commissie ook in de lijst van artikelen opgenomen, en dat stemt ons tevreden.

De socialistische fractie is dus volkomen tevreden met de bepalingen in de lijst van artikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard. We hebben echter nog een wens: dat de regering een lijst opstelt die de bepalingen bevat die zowel in de Senaat als in de Kamer zijn goedgekeurd. Die lijst, die is goedgekeurd door een parlementaire meerderheid, drukt de wil van de meerderheid uit om de rechten van onze burgers te verankeren en, bijgevolg, het beschermende karakter van onze Grondwet te versterken. De federale regering heeft bijgevolg de plicht die vertegenwoordiging en die nationale wil te respecteren, als ze niet het gevaar wil lopen antidemocratisch te zijn.

Mme Olga Zrihen (PS). – Je souhaiterais avant tout saluer la qualité du rapport écrit élaboré par les services ainsi que le travail accompli par les collègues. Cet excellent document servira de base de référence pour la suite éventuelle des travaux à la rentrée.

Aujourd’hui, nous nous apprêtons à accomplir un acte très important. En tant que préconstituant, nous allons dessiner les principaux contours de la Belgique pour les cinq années à venir, n’en déplaise à la N‑VA, qui exprimait cette semaine encore son avis très réservé sur cette déclaration de révision de la Constitution.

En effet, l’ex‑ministre de l’Intérieur expliquait, au nom de la N‑VA, que, quels que soient la déclaration de révision et les articles retenus in fine, son parti n’en mettrait pas moins en œuvre son programme électoral, c’est‑à‑dire le séparatisme, qu’il appelle « confédéralisme » dans le but de brouiller les cartes. On peut dès lors se demander pourquoi les élus de ce parti ont déployé tant d’énergie à la Chambre et au Sénat lors des travaux consacrés à l’examen des articles à ouvrir à révision, si la Constitution n’a aucune valeur à leurs yeux.

Une Constitution est, comme on le dit en allemand, une loi fondamentale. Elle est un corps de règles de droit, c’est‑à‑dire de règles contraignantes. Une Constitution est le socle sur lequel reposent les autres règles de droit qui toutes – n’en déplaise à certains – doivent s’y conformer.

L’une des raisons qui justifient la suprématie de la Constitution est son contenu. En effet, elle établit les fondements de notre société étatique.

Notre Constitution a une double finalité. Premièrement, elle jette et assemble les bases fondamentales de l’organisation de l’État : c’est sa fonction régulatrice. Deuxièmement, elle confère aux citoyens une série de droits fondamentaux : c’est sa fonction protectrice. La Constitution veille ainsi à l’épanouissement de la personne humaine et au respect de la dignité des citoyens dans un État et sur un territoire.

Le groupe socialiste a opté pour une déclaration qui met en avant les droits de la personne humaine. Pour nous, il s’agit de la priorité pour le prochain constituant.

Notre groupe est opposé à la révision d’articles de la Constitution qui serait de nature à provoquer des tiraillements communautaires et à entraîner la déstabilisation de nos institutions, voire le démantèlement de l’État fédéral. Nous sommes donc pleinement satisfaits que les articles 1er et 195 ne figurent pas dans la liste des articles ouverts à révision et que le Sénat soit maintenu dans ses compétences.

Si une Constitution a pour vocation particulière de défier le temps, elle doit aussi être en phase avec son temps et s’adapter à l’évolution des réalités sociales. Aujourd’hui, celles‑ci sont portées par les mouvements citoyens, les associations et les jeunes qui souhaitent que le climat soit davantage préservé, que la solidarité sociale soit renforcée et que la démocratie participative se développe. Notre Constitution doit donc tenir compte aussi des bouleversements du monde. Chez nous, mais aussi chez nos voisins, les valeurs européennes fondamentales, comme le respect de la dignité humaine, de la liberté et de l’égalité ainsi que la démocratie, sont bafouées par ces ennemis des droits de l’homme.

C’est la raison pour laquelle nous demandions dans notre déclaration une nouvelle disposition qui vise à permettre l’interdiction des partis liberticides ou à leur interdire, à tout le moins, de participer aux élections. Notre première priorité est de renforcer notre Constitution afin qu’elle soit un rempart pour protéger nos concitoyens contre les ennemis des libertés et des droits fondamentaux. C’est donc avec satisfaction que mon groupe votera l’ensemble des dispositions concernant le Titre II qui vont dans ce sens.

Nous souhaitions aussi, à travers notre déclaration de révision, renforcer le climat et donner des objectifs clairs à la politique climatique. L’ouverture de l’article 7bis en est la clé. Il revient au prochain constituant de concrétiser clairement cette attente.

Une autre de nos priorités était l’ouverture de l’article 23 pour y inscrire de nouveaux droits qui viennent renforcer le principe de dignité humaine, tel que le droit à l’eau. C’est aussi acquis, et nous nous en réjouissons.

La parité hommes‑femmes fait aussi, plus que jamais, partie de nos préoccupations. Il n’y a jamais de droits définitivement acquis pour les femmes. Nous notons dès lors avec une grande satisfaction l’adoption en commission de plusieurs articles qui vont dans ce sens, ainsi que de notre amendement qui vise à ouvrir à révision l’article 99, alinéa 1er, pour assurer la parité hommes‑femmes au Conseil des ministres.

Une courte parenthèse : l’ambiance de la commission et la technicité des votes furent telles que le groupe socialiste a eu le plaisir – peut‑être éphémère – de voir l’article 8, déjà évoqué par notre collègue Bert Anciaux, qui doit permettre d’octroyer le droit de vote pour les élections régionales et les élections européennes aux citoyens non belges, être repris par la commission. Il faut souligner que cet article ne serait pas passé sans le soutien de la N‑VA.

J’en viens à présent à la démocratie participative, une autre de nos priorités. Si pour nous la démocratie représentative est le pilier de notre modèle démocratique, cela n’empêche pas d’avoir, en coexistence, des modèles participatifs dans nos parlements et, pourquoi pas, au Sénat. Le Parlement germanophone a franchi le pas ; notre collègue Karl‑Heinz Lambertz pourra vous en parler mieux que moi.

En outre, si la possibilité d’organiser des consultations populaires existe déjà, des référendums d’initiative citoyenne ou parlementaire permettraient également de vivifier notre démocratie.

Je conclurai mon intervention par cette demande de notre groupe, essentielle à nos yeux. Nous demandions l’ouverture du titre II permettant d’affirmer clairement la primauté du droit positif sur toute prescription religieuse ou philosophique. Il est, à nos yeux, essentiel d’inscrire clairement le droit à la liberté de pensée, de conscience et de religion qui exclut toutes les contraintes portant atteinte à l’exercice de ces libertés.

La possibilité d’inscrire aussi l’obligation d’impartialité de l’État dans ses rapports avec ses administrés est également essentielle. Cela figure aussi dans la liste d’articles ouverts par la commission, et nous nous en réjouissons.

Le groupe socialiste est donc pleinement satisfait des dispositions qui figurent sur la liste des articles déclarés ouverts à révision. Il nous reste toutefois un souhait : que le gouvernement établisse une liste conforme aux dispositions communes votées au Sénat et à la Chambre. Cette liste votée par une majorité parlementaire a exprimé la volonté de cette majorité de bétonner les droits de nos concitoyens et, par conséquent, de renforcer l’aspect protecteur de notre Constitution. Le gouvernement fédéral se doit dès lors de respecter cette représentation et cette volonté nationale, au risque d’être antidémocratique.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Vandaag bepalen wij absoluut niet wat er in de volgende Grondwet zal staan. Wij bepalen niet welke wijzigingen er zullen worden aangebracht, welke inhoudelijke afspraken er zullen worden gemaakt, noch hoe een volgende Grondwet er uit zal zien. Wij zijn de preconstituante, niet de constituante.

Wat is onze taak vandaag en wat hebben wij afgelopen dinsdag in de commissie gedaan? We bepalen het kader waarover een volgend parlement in een volgende legislatuur kan beraadslagen, maar eerst dient de kiezer nog zijn keuze te bepalen. Exact over een maand zal de kiezer de kaarten leggen en zal hij een uitspraak kunnen doen over de richting die dit land zal uitgaan, welke partijen aan de macht zullen deelnemen en welke zetelverdeling er uit de bus zal komen.

We moeten ons de vraag durven stellen of wij op basis van het mandaat dat wij vijf jaar geleden gekregen hebben, nu kunnen beslissen om het debat aanzienlijk in te perken. Het uitgangspunt van mijn partij is zeer duidelijk: het is niet aanvaardbaar dat wij de vrijheid van de kiezer net voor de verkiezingen aanzienlijk beperken en het volgende parlement – Kamer en Senaat – tijdens de volgende legislatuur aan handen en voeten binden. Het gaat niet op om nu reeds het debat te smoren en aldus het debat over bepaalde belangrijke punten quasi onmogelijk te maken.

Met artikel 195 beschikken we over een zeer strenge en omslachtige procedure om de Grondwet te wijzigen. Er zijn heel wat hordes te nemen. De Kamer moet beslissingen nemen, de Senaat als ontmoetingsplaats van de deelstaten eveneens, en daarnaast moet ook de regering knopen doorhakken, en dat enkel en alleen om het kader te bepalen waarbinnen de Grondwet tijdens de volgende legislatuur gewijzigd zou kunnen worden.

Ik zou niet durven zeggen dat de Grondwet als het ware in marmer is gebeiteld, maar sommige collega’s trachten vast te houden aan de Grondwet zoals aan de tien geboden, die effectief in marmer waren gebeiteld.

Mochten we vandaag de moed hebben alle Grondwetsartikelen voor herziening vatbaar te verklaren, bijvoorbeeld artikel 195, dan kan het echte debat beginnen. Wij bepalen enkel het kader waarbinnen tijdens de volgende legislatuur beslissingen kunnen worden genomen, nadat de kiezer de richting heeft aangeduid en heeft bepaald hoe de Kamer en de Senaat er uit zullen zien.

Dan pas kan een tweederdemeerderheid, 100 van de 150 volksvertegenwoordigers en 40 van de 60 senatoren, beslissen in welke richting de Grondwet moet worden herzien.

Het volgende parlement zal in een nieuwe legislatuur het debat voeren over welke artikelen daadwerkelijk moeten worden herschreven of geherformuleerd en, zo mogelijk, met welke bepalingen de Grondwet moet worden aangevuld.

Het is dan ook merkwaardig dat er pleinvrees bestaat en dat N‑VA die enige partij is die op een consequente manier openstaat voor een ruim debat. Sommige partijen in Kamer en Senaat willen enkel praten over de onderwerpen die hen welgevallig zijn. Dat bleek nogmaals uit de uiteenzetting van mevrouw Zrihen. Andere thema’s omschrijven zij angstvallig als ‘de communautaire chaos’, ‘het avontuur’ of ‘de laïciteit die het katholiek onderwijs zou doen verdwijnen’. Eigenlijk vrezen ze het debat. Alsof mijn fractie of mijn partij zou meewerken aan de aantasting van de vrijheid van onderwijs en 75% van het onderwijs in Vlaanderen zou willen afbreken! Wij zullen nooit toelaten dat de kwaliteit van het onderwijs wordt afgebouwd. Wij willen een sterk vrij onderwijs en een sterk gemeenschapsonderwijs. Ook aan de vrijheid van godsdienstbeleving, steeds binnen de wettelijke regels, willen wij nooit tornen.

De andere partijen moeten dan ook niet proberen de mensen bang te maken, zoals ze de afgelopen dagen hebben gedaan. Dat zal niet lukken.

De andere partijen hebben schrik. Sommige vertegenwoordigers van CD&V, PS en zelfs MR hebben vooral getoond dat ze bang zijn voor het debat en voor de kiezer. Ze zijn bevreesd om het debat aan te gaan over communautaire dossiers, het confederalisme – waar wij voorstander van zijn en over willen praten – de vrijheid van onderwijs, de invoering van nieuwe rechten en vrijheden. Mevrouw Zrihen heeft wel een aanval tegen ons ingezet, maar wij willen over die thema’s debatteren. Wij staan open voor het debat. Waar is de openheid bij de andere partijen? Ze zijn bang voor een debat in het parlement, in het huis van de democratie. Dat getuigt van weinig respect, en zelfs van angst voor de kiezer en voor wat een volgend parlement zou kunnen beslissen.

Nochtans is in de Kamer een meerderheid van 100 van de 150 leden en in de Senaat 40 van de 60 senatoren vereist. Hoe kan men een debat en een stemming in een parlement kwalificeren als chaos of avontuur? Bovendien is de vereiste meerderheid streng: de dubbele tweederdemeerderheid voor de herziening van de Grondwet en de bijzondere meerderheid voor de bijzondere wetten.

Ook als een debat moet worden gevoerd over artikel 135bis van de Grondwet hebben andere partijen angst. Nochtans kan dat artikel misschien op een andere manier worden ingevuld. Toon wat moed! Ga uit van uw sterkte en ga het debat met de nodige argumenten aan! Blijkbaar durven andere partijen dat niet. Nochtans hebben preconstituantes in het verleden steeds aangegeven een grondig debat te willen voeren waarbij zal blijken of de vereiste meerderheden in Kamer en Senaat worden gehaald.

Misschien wordt de stabiliteit eerder in gevaar gebracht door nu reeds het debat en de besluitvorming van het volgende parlement te verhinderen, want angst is altijd een slechte raadgever. Blijkbaar zijn wij de enige partij die de openheid heeft om de kiezer een breed aanbod te doen en die het debat in het volgende parlement wél durft aan te gaan. Wij zijn absoluut geen voorstander van een federale klimaatwet en we zullen ons daartegen verzetten wanneer het debat wordt gevoerd. We willen geen bevoegdheden terug naar het federale niveau overhevelen. Wij menen dat ieder zijn verantwoordelijkheid moet nemen om maatregelen ter bescherming van het klimaat uit te werken, op het federale niveau, maar ook in de deelstaten, in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. We blijven absoluut tegenstanders van het herfederaliseren van bevoegdheden. Bevoegdheden werden ooit naar de deelstaten overgeheveld omdat ze federaal vastliepen. Laten we het debat voeren waar het moet worden gevoerd, in de deelstaten, binnen ieder beleidsdomein, maar ook op het federaal niveau, zonder dat er een federale minister moet beslissen over wat de deelstaten moeten doen. We zullen ons verzetten tegen een stringente klimaatwet die herfederaliseert, maar we zijn niet bang voor het parlementaire debat daarover en willen het ook niet beknotten. We zullen ons verzetten tegen voorstellen over een federale kieskring, want dat vinden we geen goede zaak. Het is niet de oplossing voor de communautaire problemen. Telkens wanneer het debat wordt gevoerd, zullen we ons tegen iedere vorm van herfederalisering verzetten.

Wij willen niet alleen de deur openzetten voor de thema’s die in ons programma staan. Wij rekenen op de openheid van alle partijen. Die openheid zie ik hier absoluut niet. Men verschilt zich achter angst. Vergeet niet dat we voor vijf jaar eigenlijk een slot zetten op de grondwettelijke deur. Vijf jaar is een heel lange periode. Toen ik nog geen maand geleden bij de voorzitter aandrong op dit debat over de verklaring tot herziening van de Grondwet, was mijn fractie de enige die daarop aandrong. Verder zweeg iedereen en nam niemand een initiatief. Plots, een maand later, is een hele reeks voorstellen ingediend en wil iedereen een bepaalde weg inslaan. Men wil echter enkel debatteren over de thema’s die tot het eigen programma behoren. In een maand tijd zijn de meeste partijen dus van mening veranderd, misschien wel met heel uitdrukkelijke instructies van de voorzitters over wat wel en niet mag en hoe het debat onmogelijk moet worden gemaakt.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Aujourd’hui, nous ne déterminons pas ce qui figurera dans la prochaine Constitution. Nous ne disons pas quelles modifications y seront apportées, ni quels accords seront conclus sur le fond, ni à quoi la prochaine Constitution ressemblera. Nous sommes le préconstituant, pas le constituant.

Quelle tâche avons‑nous aujourd’hui et qu’avons‑nous fait en commission mardi dernier ? Aujourd’hui, nous définissons le cadre sur lequel un prochain parlement pourra délibérer lors d’une prochaine législature, mais d’abord, l’électeur doit se prononcer. Dans un mois, celui‑ci pourra décider de la direction que ce pays prendra, des partis qui participeront au pouvoir et de la manière dont les sièges seront répartis.

Nous devons oser nous demander si, sur la base du mandat que nous avons reçu voici cinq ans, nous pouvons à présent décider de restreindre largement le débat. La position de mon parti est très claire : on ne peut accepter que la liberté de l’électeur soit sensiblement réduite juste avant les élections et que le prochain parlement – la Chambre et le Sénat – se retrouve pieds et poings liés durant la prochaine législature. Il ne saurait être question d’étouffer dès à présent le débat et donc d’empêcher la discussion sur certains points importants.

Avec l’article 195, nous disposons d’une procédure très stricte et compliquée pour modifier la Constitution. Il y a beaucoup de défis à relever. La Chambre doit prendre des décisions, le Sénat également, en tant que lieu de rencontre des entités fédérées, et le gouvernement doit lui aussi trancher certaines questions, tout cela dans le seul but de définir le cadre dans lequel la Constitution pourrait être modifiée sous la prochaine législature.

Je n’irais pas jusqu’à dire que la Constitution est gravée dans le marbre mais certains de nos collègues se cramponnent au texte comme s’il s’agissait des Dix Commandements, qui ont effectivement été gravés dans la pierre.

Si, aujourd’hui, nous avions le courage de déclarer ouverts à révision tous les articles de la Constitution, comme l’article 195, nous pourrions entamer un vrai débat. Nous ne faisons que préciser le cadre dans lequel des décisions pourront être prises sous la prochaine législature, une fois que l’électeur aura indiqué la direction à prendre et déterminé la composition de la Chambre et du Sénat.

C’est à ce moment‑là seulement qu’une majorité des deux tiers – 100 députés sur 150 et 40 sénateurs sur 60 – décidera dans quel sens la Constitution devra être révisée.

Il incombera au prochain parlement, dans le cadre d’une nouvelle législature, de débattre des articles qui devront effectivement être réécrits ou reformulés, et le cas échéant, des dispositions qui devront compléter la Constitution.

Il est dès lors curieux qu’il y ait des craintes en la matière et que la N‑VA soit le seul parti ouvert à un large débat. Certains partis à la Chambre et au Sénat ne veulent discuter que des sujets qui leur conviennent, comme l’a encore montré l’exposé de Mme Zrihen. Ils parlent aussi, non sans inquiétude, de « chaos communautaire », d’ « aventure » ou de « la laïcité qui ferait disparaître l’enseignement catholique ». En réalité, ces partis craignent le débat. Comme si mon groupe ou mon parti entendait démanteler la liberté de l’enseignement et anéantir 75% de l’enseignement en Flandre ! Nous ne permettrons jamais que l’on porte atteinte à la qualité de l’enseignement. Nous voulons un enseignement libre fort et un enseignement communautaire tout aussi fort. De même, nous ne toucherons jamais à la liberté religieuse, respectueuse de la légalité.

Les autres partis ne doivent dès lors pas essayer d’effrayer les citoyens comme ils l’ont fait ces derniers jours. Cela ne marchera pas.

Les autres partis ont peur. Certains représentants du CD&V, du PS et même du MR ont surtout montré qu’ils craignaient le débat et les électeurs. Ils ont peur d’engager le débat sur des dossiers communautaires, le confédéralisme – dont nous sommes partisans et dont nous souhaitons débattre –, la liberté de l’enseignement, l’introduction de nouveaux droits et libertés. Mme Zrihen nous a certes pointé du doigt, mais nous sommes ouverts à un débat. Où est l’ouverture chez les autres partis ? Ils craignent un débat au parlement, la maison de la démocratie. Cela dénote un manque de respect, voire une peur de l’électeur et de ce qu’un futur parlement pourrait décider.

Or, il faut une majorité de 100 députés sur 150 à la Chambre et une majorité de 40 sénateurs sur 60 au Sénat. Comment peut‑on qualifier un débat et un vote dans un parlement de « chaos » ou d’ « aventure » ? En outre, la majorité requise est stricte : une double majorité des deux tiers pour la révision de la Constitution et une majorité spéciale pour les lois spéciales.

Les autres partis sont tout aussi craintifs face à un débat sur l’article 135bis de la Constitution. On pourrait pourtant conférer une autre formulation à cet article. Ayez un peu de courage et débattez en avançant vos arguments ! Par le passé, les préconstituants ont toujours indiqué qu’ils voulaient mener un débat approfondi, ce qui permet de savoir si les majorités requises sont réunies à la Chambre et au Sénat.

C’est peut‑être en entravant maintenant le débat et le processus décisionnel du futur parlement que l’on compromet la stabilité car la peur est toujours mauvaise conseillère. Nous sommes manifestement le seul parti suffisamment ouvert pour offrir à l’électeur un large éventail de possibilités et pour oser lancer le débat au sein du futur parlement. Nous ne sommes absolument pas partisans d’une loi fédérale sur le climat et nous nous y opposerons lorsque le débat sera mené. Il ne saurait être question de retransférer des compétences vers le niveau fédéral. Nous pensons que chacun doit assumer ses responsabilités, tant au niveau fédéral que dans les entités fédérées, en Flandre, en Wallonie et à Bruxelles, et prendre les mesures qui s’imposent en vue de protéger le climat. Nous restons fermement opposés à la refédéralisation de compétences. Si des compétences ont été transférées aux entités fédérées par le passé, c’est parce qu’elles n’étaient pas correctement exercées au niveau fédéral. Menons le débat là où il doit l’être, non seulement au niveau des entités fédérées, dans chaque domaine de compétence, mais aussi au niveau fédéral, sans qu’un ministre fédéral ait à décider de ce que les entités fédérées doivent faire. Nous nous opposerons à une loi climat contraignante qui refédéralise des compétences mais nous n’éluderons pas le débat. Nous nous opposerons aux propositions prévoyant la création d’une circonscription électorale fédérale, qui ne résoudra pas les problèmes communautaires. Nous nous opposerons systématiquement à toute forme de refédéralisation.

Nous sommes ouverts à la discussion sur les sujets figurant dans notre programme et nous attendons de tous les autres partis qu’ils fassent preuve de la même ouverture, mais ce n’est pas le cas car ils ont peur. N’oubliez pas que nous allons verrouiller la Constitution pour cinq ans. C’est très long ! Il y a à peine un mois, j’ai insisté auprès du président pour avoir un débat sur la déclaration de révision de la Constitution. Mon groupe a été le seul à demander ce débat. Personne d’autre n’a pris l’initiative. Et, subitement, un mois plus tard, une série de propositions ont été introduites et chacun a un point de vue. Mais le problème est que l’on veut discuter uniquement des sujets figurant dans son propre programme. En un mois, la plupart des partis ont donc changé d’avis, peut‑être parce qu’ils ont reçu des instructions précises de leur président sur ce qui est admissible ou pas et sur la manière de saboter le débat.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Mijnheer Vanlouwe, voor mij mag u zeggen wat u wil, maar bekijk de lijst eens van de voorstellen die in de commissie werden behandeld. Er werden 101 voorstellen besproken, waaronder één van de N‑VA, dat een maand geleden werd ingediend. Voordien was er geen enkel voorstel van de N‑VA. Vijf jaar lang hebt u niets over het communautaire mogen zeggen, u hebt zelfs geen evaluatie willen doen. Kom hier nu toch geen leugens vertellen door te zeggen dat er zelfs geen voorstellen waren. Tot voor een maand waren er meer dan 90 voorstellen, onder meer van mezelf en van de CD&V. De N‑VA heeft een maand geleden slechts één voorstel ingediend, nadat u ineens uw vrijheid had teruggevonden en uw kuisheidsgordel mocht verwijderen.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Monsieur Vanlouwe, 101 propositions ont été examinées en commission, dont une déposée par la N‑VA il y a un mois. Avant celle‑ci, il n’y avait pas la moindre proposition de la N‑VA. Durant cinq ans, vous n’avez rien pu dire sur le volet communautaire, vous n’avez même pas voulu procéder à une évaluation. Ne venez pas dire maintenant qu’il n’y a pas eu la moindre proposition. Voici encore un mois, il y avait plus de 90 propositions, notamment les miennes et celles du CD&V. C’est à ce moment‑là seulement que la N‑VA a déposé une proposition, après avoir subitement retrouvé sa liberté et s’être débarrassée de sa ceinture de chasteté.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Over de rechtlijnigheid en de consequentie van de heer Anciaux kan natuurlijk veel gezegd worden. Het voorstel van de N‑VA‑fractie is allesomvattend. Wij zijn bereid om over alles te praten.

Vorige dinsdag heeft de heer Anciaux in de commissie voor de Institutionele aangelegenheden een vurig pleidooi gehouden om de rol van de monarchie in te perken. Bij de stemming over de artikelen die precies dat doel hadden, stemde hij echter tegen. De heer Anciaux is op één uur tijd dus van gedacht veranderd. Wij hebben bijgevolg geen lessen te krijgen op het vlak van de consequentie.

Stel nu dat de collega‑senatoren in de loop van de komende vijf jaar van mening veranderen, wat in het geval van de heer Anciaux nogal snel kan gebeuren, over communautaire dossiers, over rechten en vrijheden, over de rol van de monarchie, dan verdient het aanbeveling eraan te denken dat deze deur hier gesloten wordt gehouden. U hebt zichzelf aan handen en voeten gebonden.

Waarom is er zo’n angst voor het debat en voor de kiezer? Waarom is men zo bang van openheid? Misschien moeten mevrouw Barzin, de heer Lacroix, de heer Dalle, de heer Anciaux en mevrouw Meuleman op die vraag een antwoord geven. Waarom wenst men het maatschappelijk debat te blokkeren, nog voor de kiezer zich hierover heeft kunnen uitspreken?

Het is alvast positief dat ofschoon er hierover enkele weken geleden nog niet de minste animo bestond, nu wel enkele artikelen voor herziening vatbaar zullen worden verklaard. We weten ook dat de creativiteit van bepaalde juristen en politici onbeperkt is. We kunnen zelfs een staatshervorming doorvoeren zonder de Grondwet te wijzigen. Op institutioneel vlak zijn er heel wat mogelijkheden.

Ik zal toch nog een poging ondernemen. Ik herinner me de creativiteit van toenmalig minister Johan Vande Lanotte, die ongeveer tien jaar geleden artikel 195 voor herziening vatbaar liet verklaren. Daar heeft men toen gebruik van gemaakt. Vandaag zullen wij één amendement indienen om artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren. Dit zal u de kans geven om u bij de democratie aan te sluiten en om de burger de mogelijkheid te bieden zijn stem in alle openheid te laten horen.

Zoals u weet, is onze partij voorstander van confederalisme. Daarover wensen wij te debatteren. Naar onze mening bestaan er enkele constructiefouten in dit land. Deze fouten werden ook door verschillende collega’s tijdens het debat van afgelopen dinsdag erkend. De staatsstructuur werkt niet perfect. Er bestaan altijd veto’s, blokkeringen en stokken die de wielen kunnen worden gestoken. De voorbije staatshervormingen hebben gezorgd voor een onwerkbaar kluwen van bevoegdheden. Burgers en ondernemingen, maar ook de zwakkeren in de samenleving hebben het hier moeilijk mee.

De federale regering, de Kamer en de Senaat staan naast de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschappen, en tevens naast het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die elk op hun beurt een parlement en een regering hebben.

Ik heb het dan nog niet eens over mijn eigen stad, Brussel. Dat is nog steeds een bestuurlijk waterhoofd met een veelheid aan instellingen. Men specialiseert zich daar vooral in de vraag hoe men een ander beleidsniveau kan tegenwerken. Ik kan tientallen voorbeelden opsommen van hoe gemeenten de werking van het gewest blokkeren en vice versa. Zo blokkeert één gemeente de snelheidsbeperkingen in de tunnels, waardoor de invoering van de maatregel moeilijk of bijna onmogelijk wordt.

We leven in een land met twee democratieën, waarbij we elkaar amper kennen. Er zijn twee verschillende publieke opinies. Ik zie dat de peilingen voor de verkiezingen in mei totaal uiteenlopende uitslagen aangeven. Het gaat uiteraard slechts om peilingen en we zullen zien wat de kiezer volgende maand beslist. In Wallonië zou 60% van de kiezers veeleer links tot extreemlinks stemmen, terwijl de Vlaamse kiezer een totaal andere voorkeur heeft.

Misschien wordt het land daardoor onbestuurbaar. De onbestuurbaarheid zou dan niet het gevolg zijn van de instellingen of de Grondwet, die via een herziening van artikel 195 wordt gewijzigd, maar wel van de democratie die zich heeft uitgesproken. In hetzelfde land spreekt één democratie zich uit voor A, terwijl de andere democratie B wil.

Wat ons betreft heeft het compromis à la belge zijn beste tijd gehad. Ik denk niet dat het compromis à la belge in het belang van Vlaanderen is, noch in dat van Brussel of Wallonië. Het creëert frustraties bij Vlamingen, Brusselaars en Walen, net zoals de regering Di Rupo er tijdens de vier jaar dat ze aan de macht was ervoor heeft gezorgd dat Vlaanderen een beleid kreeg waarvoor de Vlaamse kiezer niet had gestemd. De voorbije vijf jaar kreeg Wallonië dan weer een beleid waarvoor de Waalse kiezer niet had gestemd.

Om die reden willen wij via de herziening van artikel 195 het debat richting confederalisme openen. Wij zijn ervan overtuigd dat confederalisme een oplossing kan zijn en echte communautaire rust kan brengen. De bestaande chaos met belangenconflicten, overlegcomités en beroepen bij het Grondwettelijk Hof kan dan worden weggewerkt. Sommigen noemen dat het positief confederalisme; in mijn ogen is confederalisme automatisch positief.

We kunnen dan als volwaardige deelstaten samen beslissen wat we nog samen willen doen, in plaats van verplicht samen te werken en verplicht toegevingen te doen. Dergelijke toegevingen moet men in de eigen deelstaat misschien niet doen waardoor Vlaanderen, Brussel en Wallonië een eigen politiek beleid voeren.

Het confederalisme is voor ons echt wel een prioriteit en het kan via de herziening van artikel 195 mogelijk worden gemaakt. Mevrouw Zrihen had het in haar uiteenzetting over de Grondwet, maar er zijn echter ook andere mogelijkheden. Er zijn ook nog de bijzondere wetten. Zo is een staatshervorming en een overheveling van bevoegdheden mogelijk. De bijzondere wet van 8 augustus 1980 is al enkele keren gewijzigd. Dat is nu een draak van een wet. Er worden bevoegdheden overgeheveld en telkens worden uitzondering voorzien. Dat leidt tot frustraties en voortdurende conflicten tussen de verschillende deelstaten en het federale niveau.

Ook andere hervormingen zijn noodzakelijk. Zo is er de modernisering van de monarchie. De heer Anciaux is weliswaar voorstander van een modernisering, maar hij stemt wel tegen de herziening van de betrokken grondwetsbepalingen.

Wij denken inderdaad ook aan het afschaffen van het systeem van de faciliteitengemeenten. Taalfaciliteiten waren een tijdelijke maatregel, een overgangsmaatregel bij het vastleggen van de taalgrens. Die tijdelijkheid duurt intussen vijftig of zestig jaar en heeft in de Rand vooral voor polarisatie gezorgd, met keer op keer onwillige burgemeesters en schepencolleges. In Vlaanderen weet ik dat een meerderheid, ook van partijen zoals CD&V en sp.a, ijveren voor de afschaffing van die faciliteiten, omdat gemeenten anders niet kunnen fusioneren en bepaalde voordelen aan zich voorbij zien gaan.

Ook onze eigen instelling moeten we ter discussie durven stellen. Ik heb alle waardering voor het personeel, de fractiemedewerkers, de commissiesecretarissen en de kamerbewaarders van de Senaat, maar we moeten de instelling zelf ter discussie durven stellen. Ik weet dat een stap in die richting is gezet door toe te geven dat de gecoöpteerde senatoren misschien wel een constructiefout vormen. Maar laten we eerlijk zijn, er zijn wel meer constructiefouten en zaken die we kunnen aanpassen en verbeteren.

In een ideale wereld is de Senaat een ontmoetingsplaats voor deelstaten in een confederatie waar inspraak en samenwerking centraal staan. Ik heb hier echter nooit gehoord en gezien dat een deelstaat zich op die manier manifesteert, misschien met uitzondering van de Duitstalige Gemeenschap. Ik heb wel gezien hoe senatoren blijven redeneren vanuit de eigen fractie, de eigen politieke overtuiging. Wij blijven er voorstander van de Senaat af te schaffen en de middelen ervan in andere domeinen te investeren.

Ik kom nog even terug op artikel 195, dat de procedure tot herziening van de Grondwet regelt en waarvoor wij een amendement hebben ingediend. Een herziening verloopt inderdaad in twee fases, met een preconstituante – dat zijn wij vandaag – en een constituante, die echt over de herziening zal beslissen. De procedure is bewust zwaar gemaakt, zodat een Grondwet niet lichtzinnig of op basis van de waan van de dag kan worden gewijzigd. Het juridisch trucje van de zesde staatshervorming heeft er zelfs voor gezorgd dat de procedure volgens de Commissie van Venetië tot de meest rigide ter wereld behoort. De N‑VA is van mening dat de vereiste van een tweederdemeerderheid in Kamer en Senaat voldoende waarborgen tegen onbesuisde beslissingen biedt. Een voorstel dat een dergelijke meerderheid achter zich krijgt, heeft een voldoende draagvlak. Heb dan ook vertrouwen in de constituante die het echte debat zal voeren. Zij zal beslissen welke richting we uitgaan, niet wij. Wij bepalen enkel het kader. Met ons voorstel om alle artikelen, via artikel 195, voor herziening vatbaar te verklaren zal het volgend parlement dus kunnen herzien wat het noodzakelijk acht, met een tweederdemeerderheid in Kamer en Senaat. Wij willen de meerderheden die in mei tot stand zullen komen, niet verhinderen noodzakelijke hervormingen uit te voeren. Misschien krijgt u er nog wel spijt van dat u zichzelf met handen en voeten hebt gebonden.

Ik wil ook benadrukken dat onze ja‑stem in geen geval moet worden begrepen als een inhoudelijke instemming met het voorstel. In sommige gevallen is dat wel zo – bijvoorbeeld voor het systeem van de geloofsbrieven en de modernisering van de monarchie – in andere gevallen zijn we het inhoudelijk niet eens met de voorstellen. Zoals al gezegd, is de vrijheid van onderwijs voor ons heilig en willen we geen tweetalig onderwijs in Brussel, maar we willen daarover wel een debat voeren.

Wij staan daarvoor open, maar die openheid durft u zelf niet te tonen. We vinden dat over elke aangelegenheid een debat moet kunnen worden gevoerd. Dat debat gaan we hier vandaag niet voeren, maar wel in een volgende legislatuur, nadat de kiezer zich heeft uitgesproken.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Il y aurait beaucoup à dire sur la cohérence de M. Anciaux. La proposition du groupe N‑VA est globale. Nous sommes prêts à discuter de tout.

Mardi dernier, en commission des Affaires institutionnelles, M. Anciaux a plaidé pour une limitation du rôle de la monarchie. Il a toutefois émis un vote négatif sur les articles qui tendaient à cet objectif. En une heure, M. Anciaux a changé d’avis. Nous n’avons donc pas de leçons de cohérence à recevoir.

Imaginons que, durant les cinq années à venir, les sénateurs changent d’avis quant aux dossiers communautaires, aux droits et libertés, ou au rôle de la monarchie ; il faudra se souvenir que la porte a été fermée à clé. Vous aurez choisi d’être pieds et poings liés.

Pourquoi cette peur du débat et de l’électeur ? Mme Barzin, M. Lacroix, M. Dalle, M. Anciaux et Mme Meuleman devraient peut‑être répondre à cette question. Pourquoi veut‑on étouffer le débat, avant même que le corps électoral se soit prononcé ?

Alors que la léthargie régnait encore voici quelques semaines, il est certes positif que quelques articles soient ouverts à révision. Nous savons aussi que la créativité de certains juristes et de certains politiques est sans limite. Nous pourrions même réformer l’État sans réviser la Constitution. Sur le plan institutionnel, les possibilités sont légion.

Je me rappelle encore la créativité de l’ancien ministre Johan Vande Lanotte, qui, il y a une petite décennie, avait fait ouvrir à révision l’article 195. On en avait fait usage à l’époque. Aujourd’hui, un de nos amendements tend à ouvrir à révision l’article 195. Vous pourriez vous montrer de bons démocrates et donner au citoyen l’occasion de voter en toute transparence.

Vous savez que notre parti est favorable au confédéralisme. Nous souhaitons en débattre. À nos yeux, ce pays souffre de différents vices de construction, comme l’ont d’ailleurs reconnu plusieurs collègues mardi dernier. On se heurte toujours à des vetos, des blocages et des bâtons dans les roues. Les précédentes réformes de l’État ont conduit à un enchevêtrement des compétences. Les entreprises et les citoyens, y compris les plus vulnérables, ont du mal à s’y retrouver.

Parallèlement au gouvernement fédéral, à la Chambre et au Sénat, les Communautés française, flamande et germanophone, ainsi que les Régions wallonne, flamande et bruxelloise disposent chacune d’un gouvernement et d’un parlement.

Je n’ai pas encore évoqué ma ville, Bruxelles, cette hydre administrative, où chacune des nombreuses institutions s’efforce principalement de contrecarrer les autres niveaux de pouvoir. Je pourrais citer des dizaines de dossiers où les communes bloquent le fonctionnement de la Région, ou vice versa ; ainsi, il suffit qu’une seule commune s’oppose aux limitations de vitesse dans les tunnels pour entraver, voire bloquer cette mesure.

Nous vivons dans un pays à deux démocraties, qui se connaissent à peine. Les opinions publiques sont différentes. Les sondages annoncent des résultats tout à fait divergents pour les élections de mai. Bien sûr, ce ne sont que des sondages et nous verrons ce que décideront les électeurs. Alors que 60% des Wallons voteraient à gauche ou à l’extrême‑gauche, les préférences des Flamands sont tout autres.

Il est possible que notre pays devienne dès lors ingouvernable. La cause ne serait pas les institutions ou la Constitution, qui peut être modifiée en passant par une révision de l’article 195, mais les démocraties, deux parties du pays prenant des options différentes.

Pour nous, l’ère des compromis à la belge est révolue. Ils ont suscité des frustrations chez les Flamands comme chez les Bruxellois et les Wallons. Le gouvernement Di Rupo a mené une politique pour laquelle l’électeur flamand n’avait pas voté ; ces cinq dernières années, c’est l’électeur wallon qui ne s’est pas reconnu dans l’action du gouvernement.

Nous voulons donc, par la révision de l’article 195, ouvrir le débat vers le confédéralisme. Nous sommes convaincus que celui‑ci peut offrir une solution et mener à une véritable paix communautaire. On mettrait ainsi un terme au chaos actuel, truffé de conflits d’intérêts, de comités de concertation et de recours à la Cour constitutionnelle. D’aucuns parlent de confédéralisme positif ; à mes yeux, le confédéralisme est d’office positif.

Nous pourrions alors, comme États confédérés à part entière, décider ensemble de ce que nous voulons encore faire ensemble, au lieu d’être contraints à la collaboration et aux concessions. La Flandre, Bruxelles et la Wallonie pourraient mener leur propre politique.

Pour nous, le confédéralisme est une priorité. Il peut passer par une révision de l’article 195, évoquée par Mme Zrihen, mais d’autres voies existent. Des lois spéciales permettent également une réforme de l’État et des transferts de compétences. La loi spéciale du 8 août 1980 a déjà été modifiée plusieurs fois et elle ne ressemble plus à rien. Chaque transfert de compétences est assorti d’exceptions, ce qui conduit à des frustrations et à des conflits incessants entre les entités fédérées et le niveau fédéral.

D’autres réformes s’imposent aussi, comme la modernisation de la monarchie. M. Anciaux en est partisan, mais vote contre la révision des dispositions de la Constitution qui permettraient cette modernisation.

Nous pensons aussi à la suppression du système des communes à facilités. Les facilités linguistiques étaient une mesure temporaire, un régime transitoire lié à la fixation de la frontière linguistique. Le temporaire dure depuis plus d’un demi‑siècle et, dans la périphérie surtout, a été motif de polarisation, avec des bourgmestres et des collèges échevinaux récalcitrants. En Flandre, une majorité, y compris au CD&V et au sp.a, milite pour l’abolition des facilités qui empêchent les communes concernées de fusionner et de bénéficier de certains avantages.

En dépit de mon estime pour le personnel du Sénat et les collaborateurs des groupes politiques, nous devons également oser remettre en cause notre propre assemblée. On a fait un pas dans cette direction en admettant que les sénateurs cooptés étaient peut‑être un vice de construction. Mais il y en a d’autres auxquels nous pouvons remédier.

Idéalement, le Sénat est un lieu de rencontre pour les entités fédérées au sein d’une confédération fondée sur la participation et la coopération. Or je n’ai encore jamais vu ni entendu une entité fédérée se positionner ainsi dans notre hémicycle, à l’exception peut‑être de la Communauté germanophone. Les sénateurs continuent à intervenir en fonction de leur groupe politique. Nous restons partisans de la suppression du Sénat, ce qui permettra d’allouer des moyens à d’autres domaines.

J’en reviens à l’article 195, qui règle la procédure de révision de la Constitution et à propos duquel nous avons déposé un amendement. Une révision de la Constitution comporte deux phases : un préconstituant – que nous incarnons aujourd’hui – puis un constituant, qui se prononcera sur la révision proprement dite. On a opté pour une procédure lourde, afin que la Constitution ne puisse être modifiée à la légère. La Commission de Venise, qui s’est penchée sur l’astuce juridique de la sixième réforme de l’État, a même observé que la procédure de révision figure parmi les plus rigides du monde. La N‑VA estime que l’exigence d’une majorité des deux tiers à la Chambre comme au Sénat nous préserve des décisions inconsidérées. Une proposition qui réunit une telle majorité bénéficie d’une assise suffisante. Faisons donc confiance au constituant qui mènera le véritable débat. C’est le constituant, et non le préconstituant, qui déterminera les orientations : nous nous bornons à fixer le cadre. Notre proposition d’ouvrir à révision, par le truchement de l’article 195, l’ensemble de la Constitution permettrait au prochain parlement de réviser ce qu’il estime nécessaire, moyennant une majorité des deux tiers dans chacune des deux chambres. Nous ne voulons pas empêcher les majorités qui seront mises en place après les élections de mai de procéder aux réformes nécessaires.

Je voudrais aussi souligner que notre vote positif ne doit pas s’interpréter comme une adhésion de fond. Si nous sommes d’accord avec certaines propositions, par exemple en ce qui concerne la vérification des pouvoirs et la modernisation de la monarchie, nous sommes opposés à d’autres : pour nous, la liberté d’enseignement est sacrée et nous ne voulons pas d’enseignement bilingue à Bruxelles, mais nous sommes prêts à en discuter.

Nous sommes ouverts, mais vous n’osez pas faire preuve de la même ouverture. Nous considérons qu’un débat peut se tenir sur tous les sujets. Ce débat se déroulera sous la prochaine législature, une fois que l’électeur se sera prononcé.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo‑Groen). – We zijn aan het einde van deze legislatuur gekomen en we staan voor de goedkeuring van de grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard door onze assemblee, die daarvoor de volle bevoegdheid heeft.

De Grondwet is onze fundamentele wet, een waarborg voor de rechten, het samenleven en het evenwicht tussen de drie machten en tussen de entiteiten van onze federale Staat. In zekere zin is de Grondwet ons kompas. Hij is belangrijk voor onze samenleving.

Ecolo‑Groen, die in deze assemblee een gezamenlijke tweetalige fractie vormt, heeft die oefening sereen gemaakt, en hield daarbij de doelstelling voor ogen oplossingen te vinden die de communautaire breuklijnen overstijgen en die ons land voorbereiden op de toekomstige uitdagingen van onze samenleving, die voortdurende evolueert.

Ik begin met de zaken waarover we teleurgesteld zijn. De Senaat die de volle bevoegdheid heeft, had perfect de mogelijkheid en alle tijd om het initiatief te nemen om de lijst voor te stellen waarover we vandaag, op voorstel van onze collega’s van de Kamer, gaan stemmen. Vóór de zesde staatshervorming werd in de academische wereld en in het verenigingsleven vrij algemeen aangenomen dat de procedure tot herziening van de Grondwet niet meer aangepast was aan het model van het Belgische federale systeem. De nieuwe configuratie van de Senaat na die hervorming, maakte een sterke betrokkenheid van de deelstaten in het institutionele debat mogelijk. We hebben dinsdag in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden kunnen vaststellen, meer bepaald door de opmerkingen van de heer Karl‑Heinz Lambertz, dat de Duitstalige Gemeenschap verzuchtingen had die jammer genoeg onvoldoende weerklank hebben gevonden in de lijst waarover we vandaag zullen stemmen. De groenen zijn van mening dat onze assemblee aldus een kans heeft gemist om gebruik te maken van haar voorrecht.

Ook andere denkbare pistes werden niet gevolgd. In een tijd waarin het wantrouwen van de burger in de politieke wereld nog nooit zo groot is geweest, konden we kiezen voor een sterkere inbreng van de burgers in het constitutionele debat. Men had bijvoorbeeld een aanpassing in twee fasen kunnen doorvoeren, waarbij intussen de bevolking, organisaties en vakbonden zich op een grondwettelijk forum zouden kunnen uitspreken. In die ideale hypothese is voorzichtigheid wel geboden, omdat zo’n bepaling, zowel op het vlak van de sleutels om de Grondwet te herzien als van de sloten om ons institutioneel systeem te beschermen, zeer omzichtig dient te worden gehanteerd.

De groenen hebben prioriteiten in de te herziene artikelen bepaald. Mijn collega Annemie Maes, die straks vanuit het Brussels Parlement naar de Senaat komt, en ikzelf zullen onze argumenten in onderling overleg grondig uiteenzetten.

Als ecologisten hebben we alle artikelen die tot een nieuwe communautaire ronde zouden kunnen leiden, geschrapt. We gaven er de voorkeur aan ons te richten op urgente problemen op maatschappelijk vlak en op milieuvlak. Zo zal u de artikelen 1 en 195 niet terugvinden in onze lijst; mevrouw Maes zal de herziening van artikel 7bis, dat duidelijke en dwingende doelstellingen over het klimaatbeleid vaststelt, toelichten. Dat vormt een eerste stap naar een ‘koolstofvrije’ Grondwet. We geloven erin en zullen de druk opvoeren om de debatten onmiddellijk na de verkiezingen te hervatten.

Democratie is onze tweede prioriteit. Het zou goed zijn om stemrecht te verlenen vanaf 16 jaar. We moeten de jongeren dat signaal geven. We willen ook het stemrecht uitbreiden tot de buitenlandse burgers die in België wonen en die onze samenleving vormen.

We zijn overigens de enige die een federale kieskring voorstellen. Het is al te gemakkelijk enkel campagne te voeren in de eigen gemeenschap en de gemeenschappen tegen elkaar op te zetten.

We willen de mogelijkheden van de burger om rechtstreeks in het publieke debat in te grijpen, versterken, en een initiatiefrecht van de burger, zoals bepaald in het Europees recht, in het leven roepen. We willen het mogelijk maken referenda te organiseren. We willen ook vooruitgang maken met de pariteit in de uitvoerende organen.

Onze derde prioriteit bestaat erin de fundamentele rechten en de verankering ervan in de Grondwet te versterken en te moderniseren. Er werd niets gedaan om de rechten van personen met een handicap te verbeteren. Nochtans had de preconstituante vóór deze legislatuur voorzien in die mogelijkheid.

Ik vermeld ook nog dat de wijze waarop de macht van de verkozenen in België wordt gecontroleerd, aangepast moet worden. De internationale gemeenschap heeft ons terechtgewezen voor dat mechanisme uit artikel 48.

De koninklijke functie moet ook evolueren. Welke zin hebben adellijke titels nog? Wij werden in de commissie niet gevolgd op dat punt.

Daarnaast moet de beslissing om het leger in te zetten, afhangen van de goedkeuring van het parlement en moet de toegang tot water en energie in onze Grondwet worden ingeschreven.

Ik sluit af met drie punten.

Ten eerste, ik geef toe dat we ons gewaagd hebben aan een communautair element, namelijk artikel 135bis, niet om het communautaire op de agenda te zetten, maar wegens een maatschappelijk dringende noodzaak, vanuit de doelstelling van vernieuwing. Wat in 1831 werd beslist, is geëvolueerd. We steunen het initiatief van de Brusselse parlementsleden die de organisatie van tweetalig onderwijs in Brussel vragen. Mevrouw Annemie Maes zal dit punt behandelen.

Ten tweede, moeten we het ons mogelijk maken de Senaat te hervormen. We moeten vaststellen dat de ambitie om van de Senaat een brede ontmoetingsplaats tussen de deelstaten te maken nooit werd waargemaakt tijdens deze legislatuur en dat we overigens nooit de moed hebben gehad dat te evalueren. Zoals de heer Daems suggereerde, moeten we de Senaat misschien een andere naam geven. Misschien moeten we de Senaat de opdracht toevertrouwen de toekomstige uitdagingen te omschrijven en voor te bereiden. Al die vragen blijven open en verdienen een debat. We zijn daar niet bang voor.

Ten derde, als ecologisten wilden we in de Grondwet het recht op leven inschrijven, zoals dat voorkomt in artikel 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en in artikel 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, maar ook in de interpretatie van dat recht, zowel in de voorbereidende werkzaamheden van de Universele Verklaring als in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van het Grondwettelijk Hof. Uit die interpretatie blijkt dat, in geen enkel geval, dit recht op leven als argument wordt aangewend om abortus of het onderzoek op embryo’s of stamcellen te verbieden. De toevoeging van dit recht is een aanvulling op het verbod op foltering en slavernij dat door iedereen werd goedgekeurd.

Ik besluit: wij vinden deze lijst interessant, maar voor verbetering vatbaar. Ze is het resultaat van een parlementaire meerderheid, van een soms woelige, soms plezierige strijd in de commissie. Laten we er in ieder geval op inzetten dat de minderheidsregering deze lijst zal volgen.

Mme Cécile Thibaut (Ecolo‑Groen). – Nous voici donc arrivés à la fin de cette législature et confrontés à l’adoption des articles de la Constitution soumis à révision par notre assemblée, pleinement compétente pour ce faire.

La Constitution est notre loi fondamentale, qui garantit les droits, le vivre ensemble, les grands équilibres entre les trois pouvoirs et entre les entités de notre État fédéral. La Constitution est en quelque sorte notre boussole. Elle est importante pour notre société.

Ecolo‑Groen qui, dans cette assemblée, fonctionne dans le cadre d’un groupe commun bilingue, a réalisé cet exercice sereinement, notre objectif étant de trouver des solutions qui dépassent les clivages communautaires et qui préparent notre pays aux enjeux futurs de notre société, laquelle est en progrès constant.

J’exprimerai tout d’abord quelques regrets. Le Sénat, pleinement compétent, avait tout le loisir, tout le temps de prendre l’initiative de proposer cette liste, que nous allons approuver aujourd’hui sur proposition de nos collègues de la Chambre. Avant la sixième réforme de l’État, il était, sur le fond, assez largement admis dans les milieux académiques et associatifs que la procédure de révision de la Constitution n’était plus adaptée à la configuration fédérale du système belge. La nouvelle configuration du Sénat, après cette réforme, permettait une implication forte des entités fédérées dans ce débat constitutionnel. On a pu remarquer, mardi, en commission des Affaires institutionnelles, notamment par la voix de M. Karl‑Heinz Lambertz, que la Communauté germanophone avait des revendications, qui n’ont malheureusement pas assez trouvé écho dans la liste que nous approuverons aujourd’hui. Les écologistes considèrent que notre assemblée a ainsi manqué une occasion d’user d’une prérogative qui nous appartenait.

Dans ce monde rêvé, où la défiance du citoyen envers le monde politique n’a jamais été aussi forte, on aurait aussi pu imaginer une implication plus forte des citoyens dans le débat constitutionnel. Il conviendrait, par exemple, de prévoir une adoption en deux temps des nouvelles dispositions afin d’organiser, entre les deux lectures, un forum constitutionnel dans lequel la population, les associations et les syndicats seraient invités à s’exprimer. Je précise que dans ce monde rêvé, il faut effectivement être prudent puisque cette disposition, eu égard tant aux clés de révision de la Constitution que des verrous de nos systèmes institutionnels, est à prendre avec précaution.

Les écologistes ont défini certaines priorités dans les articles à réviser. Ma collègue Annemie Maes, retenue au Parlement bruxellois mais qui nous rejoindra dans quelques minutes, et moi‑même développerons nos arguments de manière concertée et approfondie.

En tant qu’écologistes, nous avons éliminé de manière générale les articles qui pourraient mener à un nouveau round communautaire. Nous avons préféré nous tourner vers les urgences sociétales et environnementales. Ainsi, vous ne trouverez pas les articles 1er et 195 dans notre liste. Mme Maes commentera la révision de l’article 7bis, qui fixe des objectifs clairs et contraignants pour la politique climatique, un premier pas vers une Constitution « zéro carbone ». Nous y croyons et mettrons la pression pour que les débats reprennent immédiatement après les élections.

La question démocratique est notre deuxième priorité. Il conviendrait d’octroyer le droit de vote à partir de l’âge de seize ans. Il faut envoyer ce signal aux jeunes. Nous voulons également élargir le droit de vote aux citoyens étrangers qui vivent en Belgique et font notre société.

Nous sommes par ailleurs les seuls à proposer la mise en place d’une circonscription fédérale. Il est trop facile de faire campagne uniquement dans sa communauté et de nous opposer les uns les autres.

Nous voulons renforcer les capacités d’intervention directe des citoyens dans le débat public, créer un droit d’initiative citoyenne, tel qu’il est prévu par le droit européen, permettre l’organisation de référendums. Nous voulons aussi faire avancer la question de la parité dans l’exécutif.

Notre troisième priorité est de renforcer et de moderniser les droits fondamentaux et leur ancrage dans la Constitution. Rien n’a été fait pour améliorer les droits des personnes handicapées. Pourtant, le préconstituant avait prévu cette possibilité pour cette législature.

J’ajouterai qu’il faut également modifier la façon dont sont vérifiés les pouvoirs des élus en Belgique. Nous sommes pointés du doigt par la communauté internationale en raison de ce mécanisme réglé par l’article 48.

La fonction royale doit aussi évoluer. Quel est encore le sens des titres de noblesse ? Nous n’avons pas été suivis en commission sur ce point.

Il faut, par ailleurs, conditionner la décision d’engagement militaire à l’approbation du Parlement et inscrire dans notre Constitution l’accès à l’eau et à l’énergie.

Je terminerai par trois éléments.

Premièrement, je vous le concède, nous avons osé un élément communautaire qui concerne l’article 135bis, non pas pour mettre le communautaire à l’agenda, mais en raison d’une urgence sociétale, d’un objectif d’innovation. Ce qui a été décidé en 1831 a évolué. Nous soutenons l’initiative des parlementaires bruxellois qui réclament l’organisation d’un enseignement bilingue à Bruxelles. Ma collègue, Annemie Maes, reviendra sur ce point.

Deuxièmement, il faut se donner la possibilité de réformer le Sénat. Force est de constater que l’ambition d’en faire un vaste lieu de rencontre entre les entités fédérées n’a jamais été réalisée durant cette législature que, par ailleurs, nous n’avons pas eu le courage d’évaluer. Comme M. Daems le suggérait, faut‑il l’appeler autrement ? Doit‑on lui confier une mission de définition et de préparation des enjeux du futur ? Toutes ces questions sont ouvertes et méritent d’être débattues, et nous n’en avons pas peur.

Troisièmement, en tant qu’écologistes, nous avons souhaité inscrire dans la Constitution le droit à la vie tel qu’il figure dans la Déclaration universelle des droits de l’Homme, à l’article 3, et dans la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, en son article 2, mais aussi dans l’interprétation qui ressort tant des travaux préparatoires de la déclaration universelle que de la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l’Homme et de la Cour constitutionnelle qui, en aucun cas, ne permet de tirer de ce droit un quelconque argument pour empêcher notamment la pratique de l’avortement ou la recherche sur l’embryon ou les cellules souches. L’ajout de ce droit est complémentaire à l’interdiction de la torture et de l’esclavage qui a été approuvée par tous.

Pour conclure, nous jugeons cette liste intéressante, bien que perfectible. Elle est le fruit d’une majorité parlementaire, d’un travail parfois houleux, parfois joyeux en commission. Gageons en tout cas que le gouvernement minoritaire sera cohérent avec cette liste.

Mevrouw Anne Barzin (MR). – We discussiëren en stemmen vandaag, op de laatste plenaire vergadering van deze zittingsperiode, over de verklaring tot herziening van de grondwetsartikelen. Dit is een belangrijke oefening, en we moeten voorzichtig en constructief zijn bij de keuze van de artikelen die we voor herziening vatbaar zullen verklaren.

Ik dank de diensten voor de kwaliteit van hun werk en de kwaliteit van het verslag dat zij in slechts enkele uren hebben moeten opstellen sinds het einde van de werkzaamheden in de commissie Institutionele Aangelegenheden van dinsdagavond.

Het standpunt van onze fractie is bekend en werd dinsdag in de commissie al toegelicht. Wij zijn geen vragende partij voor het opnemen van grondwetsartikelen in de lijst, maar we zijn uiteraard niet gekant tegen een debat hierover, waarbij elkeen zijn standpunt kan uiten over een tekst die de hoeksteen van onze staat is.

Ik wil eerst wijzen op de belangrijke vraag van de bevoegdheid van een regering in lopende zaken inzake een voorstel tot herziening van de Grondwet. We bevinden ons in een atypische situatie: gewoonlijk is het de regering die deze procedure in gang zet, naast de voorstellen die parlementsleden in de Kamer of de Senaat kunnen indienen. De vraag was dus welke lijst de regering in lopende zaken mag aannemen. Deze vraag is aan bod gekomen tijdens de besprekingen en in juridische nota’s van de diensten van de beide assemblees.

Zoals ik in de commissie heb aangegeven, volgen wij het standpunt dat een regering in lopende zaken zich moet beperken tot het hernemen van de artikelen die voor herziening vatbaar werden verklaard door de vorige constituante, maar die nog niet herzien zijn. Tijdens deze zittingsperiode werden de artikelen 12 en 149 aangepast. De enige uitzondering daarop is volgens ons artikel 48 van de Grondwet, dat het onderzoek naar de geloofsbrieven door elke Kamer betreft. Voor dat artikel steunen wij wel een mogelijkheid tot herziening. Dit artikel bepaalt immers: “Elke Kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar leden en beslecht de geschillen die hieromtrent rijzen”. Tegen de beslissing van het parlement is echter geen beroep mogelijk. We moeten evenwel rekening houden met het feit dat er verschillende procedures aan de gang zijn bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in verband met dit artikel. Sommige landen, waaronder Roemenië, zijn hiervoor al veroordeeld.

De lijst van artikelen die in 2014 is aangenomen is voor de MR dus het uitgangspunt. Wij menen dat er met de artikelen van Titel II in deze lijst reeds positieve en belangrijke stappen kunnen worden gezet voor de rechten en vrijheden van onze burgers. Ik denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om een nieuw artikel in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen, alsook een artikel over de rechten en vrijheden van gehandicapte personen, en artikelen over rechten die al verankerd zijn in Europese en internationale verdragen, en die een dwingend karakter hebben in België. Deze voorstellen maakten deel uit van de lijst van 2014, en we steunen ze om de rechten van onze burgers te versterken en te waarborgen.

We menen niettemin dat de constituante rationeel moet blijven inzake rechten en vrijheden. Een opsomming van al te veel specifieke rechten en categorieën van personen lijkt ons niet wenselijk. De Grondwet moet haar algemeen karakter behouden, en mag ook geen hiërarchie van rechten invoeren.

In het kader van wat uiteindelijk zal leiden tot een gemene deler tussen de lijsten die de Kamer, de Senaat en de regering goedkeurt, verkiezen we dus een pragmatische aanpak. Dit pragmatisme is een eerste belangrijke filter voor onze fractie. Wij passen ook een tweede filter toe, met name betreffende de artikelen die een communautaire of institutionele impact kunnen hebben. We willen niet dat de volgende zittingsperiode gedomineerd wordt door institutionele en communautaire debatten. We hebben in het verleden gezien tot welke impasses dit leidt, terwijl de prioriteit de stabiliteit en bestuurbaarheid van ons land moet zijn. Er wachten ons belangrijke sociale, economische en milieu‑uitdagingen. Daar moeten we in de eerste plaats aan werken, in de lijn van het beleid van de regering die in 2014 is aangetreden, en die, ter herinnering, het communautaire in de koelkast had geplaatst.

De MR wil geen nieuw institutioneel avontuur dat ons zou beletten om andere, dringendere zaken voor de burgers van dit land aan te pakken.

In de lijst van artikelen die in 2014 werd aangenomen sluiten wij daarom alle artikelen uit die een communautaire inslag hebben of kunnen hebben. Hoewel sommige artikelen op het eerste zicht geen enkele communautaire inslag hebben, kunnen zij, eens voor herziening vatbaar verklaard, leiden tot initiatieven met onvoorziene gevolgen. Om een artikel te herzien zal de grondwetgever weliswaar uiteindelijk een tweederdemeerderheid moeten hebben, maar wij willen het risico niet lopen dat een artikel wordt aangegrepen voor communautaire doeleinden.

De tweederdemeerderheid die vereist is om de Grondwet te herzien, is vervat in artikel 195. Voor ons is het essentieel om dit artikel niet voor herziening vatbaar te verklaren. Wij zijn dus tevreden dat er zelfs geen gewone meerderheid bestaat om dit te doen. Dit was alleszins het geval tijdens de laatste plenaire vergadering van de Kamer en tijdens de laatste vergadering van de commissie voor Institutionele Aangelegenheden van de Senaat afgelopen dinsdag.

Andere artikelen kunnen communautaire gevolgen hebben door hun inhoud of hun plaats in de Grondwet. Dit is het geval voor de artikelen van Titel I, betreffende de structuur van de Staat, of voor Titel III, betreffende de machten van de verschillende entiteiten. De tweede filter betreft alle hoofdstukken die te maken hebben met de structuur van de Staat, de monarchie, de bevoegdheden van de verschillende machten, de politieke organisatie en het gerecht. Het is echter niet omdat wij tegen de herziening van sommige artikelen zijn dat wij ook tegen de inhoud van het ingediende voorstel zijn. Onze stemming zal veeleer ingegeven zijn door de argumenten die ik zojuist heb aangehaald.

Zo zijn er vele voorstellen ingediend om nieuwe artikelen in Titel II van de Grondwet in te voegen: het verbod op foltering en slavernij, het recht op een billijk proces of vrij verkeer, bijvoorbeeld. De MR is uiteraard voorstander van deze grondrechten. België heeft trouwens al Europese en internationale verdragen bekrachtigd die deze grondrechten waarborgen. Daarom lijkt het ons niet nodig om ze ook nog in de Grondwet op te nemen.

Als senator, en ter gelegenheid van mijn laatste plenaire vergadering, wil ik enkele opmerkingen maken over onze assemblee waarover veel is gedebatteerd tijdens deze zittingsperiode, maar ook tijdens de vergadering van de commissie voor Institutionele Aangelegenheden van afgelopen dinsdag. Ik verheug mij erover dat onze lijst van artikelen die voor herziening vatbaar verklaard worden beperkter is dan die van de Kamer. Ik geloof rotsvast in het belang en de relevantie van onze instelling, die, nog meer dan in het verleden, het bindmiddel moet zijn tussen de deelstaten. Ik wil nogmaals aandringen op de noodzakelijke onafhankelijkheid van elke tak van de wetgevende macht voor het opstellen van een verklaring tot herziening van de Grondwet: de Koning, de Kamer en de Senaat nemen elk afzonderlijk een herzieningsverklaring aan, waarin alleen de bepalingen die op dezelfde wijze in de drie verklaringen voorkomen, kunnen worden herzien door de volgende constituante. Deze autonomie verklaart waarom de lijsten van de Kamer en de Senaat verschillend zijn. De verschillen kunnen voor bepaalde punten immers belangrijk zijn.

Zo zijn sommige artikelen in de lijst van de Kamer nergens te vinden in het voorstel dat de commissie voor Institutionele Aangelegenheden heeft aangenomen. Ik denk onder meer aan artikel 56, dat de Senaat de mogelijkheid geeft om een informatieverslag op te stellen, aan artikel 73, dat bepaalt dat de Senaat niet kan vergaderen buiten de zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers, en aan de artikelen 110 en 111 betreffende de monarchie. Andere artikelen werden verfijnd en beperkt in hun draagwijdte.

Ik wil hier melding maken van de wijzigingen die de commissie op dinsdag 23 april heeft aangebracht met betrekking tot artikel 99, een belangrijke bepaling betreffende de samenstelling van de Ministerraad. Dit artikel werd in zijn geheel voor herziening vatbaar verklaard door de Kamer, en sommige voorstellen van senatoren hadden dezelfde strekking. In de commissie hebben wij echter besloten om alleen het eerste lid te openen, dat bepaalt dat de Ministerraad uit vijftien leden bestaat, en om niet te raken aan het tweede lid, dat de taalpariteit in de Ministerraad regelt en een hoog communautair gehalte heeft.

Ik denk ook aan de bepalingen over andere artikelen die gewijzigd zijn tussen de bespreking en de verklaring die in de Kamer is aangenomen en de verklaring die in de commissie is aangenomen. Wij hebben wijzigingen aangenomen aangaande de artikelen 67, 68, 70, 71: deze artikelen worden niet meer in hun geheel opgenomen, maar slechts gedeeltelijk.

In de lijn met wat ik heb uitgelegd over het standpunt van mijn fractie betreffende de lijst en over het feit dat wij zullen tegenstemmen met betrekking tot de artikelen die niet in de lijst van 2014 waren opgenomen, zal mijn fractie enkele amendementen indienen bij de artikelen 10, 21, 23 en 25, met als doel om aan te sluiten bij wat de preconstituante in 2014 voor herziening vatbaar had verklaard.

Tot slot wordt het standpunt van mijn fractie dus bepaald door drie beginselen: pragmatisme, voorzichtigheid en prioriteit. Ik heb reeds aangegeven waarom mijn fractie vandaag in de ene of de andere zin zal stemmen op de verschillende artikelen of titels van de Grondwet.

Ik herhaal dat mijn fractie tijdens de volgende zittingsperiode de voorrang wil geven aan economische, sociale en milieuaspecten. Een nieuw institutioneel avontuur willen wij vermijden, en communautaire kwesties willen wij net als tijdens de huidige zittingsperiode in de koelkast houden.

Voor ons was het dus belangrijk om net als in de commissie te stemmen op basis van de lijst van de grondwetgever van 2014, waaruit we de artikelen met een mogelijke communautaire inslag hebben verwijderd.

Mme Anne Barzin (MR). – Nous sommes amenés à discuter et à voter ce vendredi, au cours de la dernière séance plénière de cette législature, la déclaration de révision des articles de la Constitution. C’est un acte important et il convient d’être prudent et constructif dans le choix des articles que nous allons déclarer ouverts à révision.

Je voudrais remercier les services pour la qualité de leur travail et la qualité du rapport qu’ils ont dû faire en quelques heures à peine depuis la fin de nos travaux en commission des Affaires institutionnelles mardi soir.

La position de mon groupe est connue, nous l’avons déjà évoquée en commission ce mardi. Si nous ne sommes demandeurs de rien en termes d’ouverture d’articles de la Constitution, nous ne sommes évidemment pas opposés à un débat sur le sujet, débat qui permet à chacun d’exprimer son point de vue sur ce texte qui représente le pilier de notre État.

Je voudrais d’abord relever l’importante question qui porte sur la compétence, pour un gouvernement en affaires courantes, en ce qui concerne une proposition de révision de la Constitution. Nous sommes dans une situation atypique : d’habitude, c’est le gouvernement qui enclenche ce type de procédure, en plus des propositions qui peuvent être déposées par les parlementaires, que ce soit à la Chambre ou au Sénat. La question s’est donc posée de savoir quelle liste le gouvernement en affaires courantes a le pouvoir d’adopter. Cette question a notamment fait l’objet de débats et de notes des services juridiques des différentes assemblées.

Comme je l’ai rappelé en commission, nous suivrons la doctrine selon laquelle un gouvernement en affaires courantes doit se limiter à reprendre les articles qui avaient été déclarés ouverts à révision par le précédent constituant mais qui n’ont pas encore été révisés. Au cours de cette législature, les articles 12 et 149 ont fait l’objet d’une adaptation. À notre sens, seul l’article 48 de la Constitution, qui concerne la vérification, par chaque chambre, des pouvoirs de ses membres, et pour lequel nous avons soutenu une possibilité de révision, fait exception à la règle que je viens d’évoquer. Cet article dispose en effet que « chaque chambre vérifie les pouvoirs de ses membres et juge les contestations qui s’élèvent à ce sujet ». La décision du parlement n’est néanmoins susceptible d’aucun recours. Il convenait dès lors de tenir compte du fait que la Cour européenne des droits de l’homme est saisie de plusieurs affaires concernant cet article. D’autres pays ont déjà été condamnés dans ce cadre, notamment la Roumanie.

Cette liste d’articles adoptés en 2014 constitue donc, pour le MR, la base de travail. Nous estimons qu’au sein de cette liste, les articles du titre II permettent déjà des avancées positives et importantes pour les libertés et droits de nos concitoyens. Je pense notamment à la possibilité d’insérer un article nouveau, garantissant le droit à la sécurité, un autre concernant les droits et libertés des personnes handicapées, ou d’autres articles concernant les droits déjà reconnus dans les conventions européennes et internationales et ayant force obligatoire en Belgique. Ces propositions faisaient déjà partie de la liste de 2014 et nous les soutenons afin de garantir et de renforcer les droits des citoyens de notre pays.

Nous pensons néanmoins que le constituant doit être rationnel en matière de droits et libertés. Multiplier les protections spécifiques de droits et de catégories de personnes bien précises ne nous paraît pas un exercice opportun. La Constitution doit préserver son caractère général et il ne faudrait pas non plus induire une quelconque hiérarchie entre les droits.

En restant dans le cadre de ce qui pourra constituer, in fine, le commun dénominateur entre les listes approuvées par la Chambre, notre assemblée et le gouvernement, nous adoptons donc une approche pragmatique. Ce pragmatisme constitue un premier filtre important pour notre formation politique. Nous appliquons aussi un deuxième filtre, à savoir les articles qui pourraient avoir une portée communautaire ou institutionnelle. Nous ne souhaitons pas que la prochaine législature soit dominée par des discussions institutionnelles ou communautaires. Nous en avons déjà fait l’expérience par le passé ; cela représente une impasse, alors que nous devons prioritairement œuvrer pour la stabilité et la gouvernabilité de notre pays. Nous avons des défis sociaux, économiques et environnementaux très importants à relever. Nous devons prioritairement nous en occuper et veiller à la continuité du travail effectué par le gouvernement en place depuis 2014 qui, je le rappelle, avait mis la question communautaire au frigo.

Le MR ne tient pas à s’engager dans une nouvelle aventure institutionnelle qui nous empêcherait de gérer d’autres enjeux plus prioritaires pour les citoyens de notre pays.

C’est pourquoi, dans la liste des articles adoptée en 2014, nous excluons tous les articles à portée communautaire ou qui pourraient en avoir une potentiellement. Même si certains articles n’ont, à première vue, aucune portée communautaire, ils peuvent, une fois ouverts à révision, donner lieu à des initiatives dont les conséquences pourraient nous échapper. S’il veut réviser un article, le constituant aura certes besoin, in fine, d’une majorité des deux tiers, mais nous ne voulons pas prendre le risque de voir un article détourné à des fins communautaires.

Cette majorité des deux tiers nécessaire à la révision de la Constitution est imposée par l’article 195 de celle‑ci. Pour nous, il était essentiel de ne pas ouvrir cet article à révision. Nous sommes donc satisfaits de constater qu’aucune majorité, pas même simple, ne se dégage pour ouvrir cet article à révision. Telle était en tout cas la situation lors de la séance plénière de la Chambre et de la réunion de la commission des Affaires institutionnelles du Sénat de mardi dernier.

D’autres articles pourraient avoir une portée communautaire de par leur contenu ou leur place dans la Constitution. C’est le cas des articles du titre Ier, qui concerne la structure de notre État, ou du titre III, qui traite des pouvoirs des différentes entités. Ce deuxième filtre porte sur tous les chapitres ayant trait à la structure de l’État, à la monarchie, aux compétences des différents pouvoirs, à l’organisation politique ou encore au pouvoir judiciaire. Cela étant, ce n’est pas parce que nous sommes contre l’ouverture à révision de certains articles que nous sommes opposés pour autant au contenu de la proposition déposée. Notre vote doit davantage s’interpréter à la lumière des arguments que je viens d’évoquer.

Ainsi, il y a les nombreuses propositions qui ont été déposées en vue d’insérer de nouveaux articles dans le titre II de la Constitution : l’interdiction de la torture et de l’esclavage, le droit à un procès équitable ou encore la liberté de circulation, pour n’en citer que quelques‑uns. Le MR est évidemment favorable à ces droits fondamentaux. La Belgique a d’ailleurs déjà ratifié les conventions européennes et internationales garantissant et protégeant ces droits fondamentaux. C’est pourquoi il ne nous semble pas nécessaire de les réinscrire dans notre Constitution.

En tant que sénatrice, et à l’occasion de cette dernière séance plénière pour ce qui me concerne, j’aimerais dire quelques mots de notre assemblée qui a fait l’objet de nombreux débats au cours de cette législature mais aussi lors de la réunion de la commission des Affaires institutionnelles de mardi dernier. Je me réjouis que la liste des articles ouverts à révision portant sur notre assemblée soit plus limitée que celle de la Chambre. Je crois fermement en l’importance et la pertinence de notre institution, qui doit, davantage encore que par le passé, être le lien entre les entités fédérées. J’aimerais insister à nouveau sur l’indépendance de chaque branche du pouvoir législatif dans le cadre de l’établissement de la déclaration de révision de la Constitution : le Roi, la Chambre et le Sénat adoptent, chacun séparément, une déclaration de révision dont seules les dispositions qui figurent de manière identique dans les trois déclarations pourront faire l’objet d’une révision par le prochain constituant. C’est cette autonomie qui explique que les listes adoptées par la Chambre et le Sénat soient différentes, les divergences étant importantes pour certains aspects.

Ainsi, certains articles de la liste de la Chambre ne se retrouvent pas du tout dans la proposition adoptée par la commission des Affaires institutionnelles. Je pense notamment à l’article 56, qui donne la possibilité au Sénat d’établir un rapport d’information, à l’article 73, qui dispose que le Sénat ne peut se réunir hors du temps de la session de la Chambre des représentants, aux articles 110 et 111, qui concernent la Royauté ; d’autres articles ont été affinés et leur portée a été plus limitée.

Je voudrais mentionner ici les modifications intervenues en commission le mardi 23 avril en ce qui concerne l’article 99, disposition importante relative à la composition du Conseil des ministres. Cet article, dans son entièreté, avait été ouvert à révision par la Chambre, et certaines propositions déposées par des sénateurs avaient le même objet. Nous avons décidé en commission de n’ouvrir que l’alinéa 1er, qui prévoit que le Conseil des ministres est composé de quinze membres, et de ne pas toucher à l’alinéa 2, à caractère hautement communautaire, qui règle la parité linguistique au sein du Conseil des ministres.

Je pense également à d’autres articles qui ont été modifiés entre les discussions et la déclaration votée à la Chambre et celle qui a été adoptée en commission. Nous avons adopté des modifications en ce qui concerne les articles 67, 68, 70, 71 ; ces articles ne sont plus ouverts dans leur globalité mais en partie seulement.

Dans la lignée de ce que j’ai expliqué au sujet de la position de ma formation politique en ce qui concerne la liste et le fait que nous ne souhaitons pas voter de manière favorable pour des articles qui n’étaient pas repris dans la liste de 2014, je signale que mon groupe déposera quelques amendements aux articles 10, 21, 23 et 25, amendements qui ont pour objectif de nous aligner sur ce qui avait été ouvert par le préconstituant en 2014.

Pour conclure, la position de mon groupe se définit donc par un triple principe : pragmatisme, prudence et priorité. J’ai pu évoquer ici les raisons pour lesquelles mon groupe votera aujourd’hui dans un sens ou dans l’autre pour différents articles ou titres et chapitres de notre Constitution.

Je rappelle également l’importance que nous accordons, pour la législature prochaine, aux discussions et aux priorités sur les enjeux économiques, sociaux et environnementaux. Nous voulons éviter de nous lancer dans une nouvelle aventure institutionnelle et mettre les questions communautaires au frigo, comme ce fut le cas au cours de cette législature.

Il était donc important pour nous de voter, comme nous l’avons fait en commission, sur la base de la liste maximum du constituant de 2014, dont nous avons retiré les articles qui pourraient avoir une portée communautaire.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik wil eerst nog een verduidelijking geven bij de bespreking, want er bestaat blijkbaar een misverstand.

De Kamer heeft artikel 23 van de Grondwet in haar lijst opgenomen en er nadien nog eens “artikel 23, bijkomend artikel 23, derde lid, van de Grondwet” aan toegevoegd, om er een bepaling aan toe te voegen betreffende het recht van de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit. De Senaat daarentegen stelt voor artikel 23 van de Grondwet in zijn globaliteit in herziening te stellen. Dat wil zeggen dat de constituante binnen artikel 23 kan doen wat zij wil, met name enkele zaken toevoegen, maar ook bijvoorbeeld een lid toevoegen betreffende het recht van de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit.

De Senaat heeft hetzelfde voorgesteld bij artikel 25 van de Grondwet. Artikel 25 van de Grondwet staat in de lijst van de Kamer en de Kamer heeft daaraan toegevoegd “artikel 25 van de Grondwet, om een lid toe te voegen teneinde de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot andere informatiemiddelen”. De Senaat heeft in zijn lijst voorgesteld dat artikel 25 van de Grondwet in zijn globaliteit te herzien.

Het was geenszins de bedoeling van de senaatscommissie om artikel 25 te beperken. Integendeel, artikel 25 wordt in zijn globaliteit herzien, wat de constituante alle mogelijkheden biedt om daar verder op in te gaan. Hetzelfde geldt voor artikel 23.

De Senaat is vandaag aan zijn hoogtepunt bezig, met name een institutionele bespreking van hoe de Grondwet moet kunnen worden aangepast. Vijf jaar lang hebben we de mogelijkheid gehad om te spreken over de evaluatie van de Grondwet, over de evaluatie van staatshervormingen. Eindelijk hebben we de mogelijkheid om te zeggen hoe de volgende constituante daarmee kan omgaan en welke mogelijkheden die constituante heeft.

Ik ben blij dat dit debat eindelijk is gevoerd in de commissie en nu ook plenair wordt gevoerd. De Grondwet is immers geen vodje papier, ze gaat over de fundamentele rechten, vrijheden, de spelregels in dit land, de basisrechten voor de bevolking en dergelijke meer. De herziening van de Grondwet is geen klein bier, maar een belangrijke aangelegenheid.

Ik begrijp dat men kan discussiëren over het feit of een herziening van de Grondwet zo nodig in twee stappen moet verlopen. Het is echter net omdat men die Grondwet zo essentieel vindt, men dat in twee stappen heeft laten verlopen. Ik denk dat het wijs is dat zaken die in een Grondwet verankerd zijn, niet te pas en te onpas kunnen worden gewijzigd, maar dat men daarover grondig nadenkt. De procedure zoals ze in de Grondwet staat, met name dat eerst een verklaring tot herziening moeten worden aangenomen en dat dit door de drie machten – Kamer, Senaat en de Regering – moet gebeuren, is erop gericht om de Grondwet niet van de ene dag op de andere en te pas en te onpas te wijzigen.

Men kan erover discussiëren of de openstelling van de Grondwet groot, dan wel beperkt moet zijn. Voor de eerste keer ben ik eerder van mening dat het nu niet gepast is om de hele Grondwet te herzien. In tegenstelling tot andere collega’s, heb ik actief meegewerkt aan verschillende staatshervormingen, waaronder het Sint‑Michielsakkoord, het Lambermontakkoord en het Vlinderakkoord. Al die hervormingen hebben ertoe geleid dat meer autonomie werd gegeven aan de deelstaten. In de commissie heb ik opgemerkt dat de grote visie soms ontbreekt, omdat we te vaak voortgaan op de bepalingen die in de Grondwet staan.

Het zou nuttig zijn om de globale visie over waar we naartoe willen met ons land grondig te bespreken alvorens een communautair akkoord te sluiten om snel een meerderheid of een regering te vormen. Dat onderwerp is het waard grondig bestudeerd en bediscussieerd te worden, los van het vormen van een regering. Dat is tot op heden nog nooit gebeurd. Tot nu toe verliepen besprekingen over een staatshervorming altijd in functie van regeerafspraken. Vanaf de jaren zeventig bestond er een fundamentele tegenstelling tussen de Franstaligen en de Nederlandstaligen – de Duitstalige Gemeenschap was daar op dat moment iets minder bij betrokken.

De discussie was of men een federalisme met twee of een gewestvorming met drie zou vormen. Men heeft, typisch voor dit land, beide gedaan: een federalisme met twee en de gewestvorming met drie. Men heeft de Gemeenschappen en de Gewesten opgericht. Op zich heb ik daar niet zoveel problemen mee, tot op het moment dat het over heel veel bevoegdheden begint te gaan. De discussie over het feit of er nu een gemeenschapsvorming of een gewestvorming moet zijn, rijdt zich vast binnen onze hoofdstad. Door de gedrevenheid om steeds meer gewestvorming te realiseren, of, erger nog, door een aantal gemeenschapsbevoegdheden, die oorspronkelijk tot de sociale zekerheid behoorden, niet juridisch, maar de facto te regionaliseren, met name door die bevoegdheid in Brussel ook aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) toe te kennen, is men erin geslaagd de zaak bijzonder ingewikkeld te maken voor de burger.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je voudrais tout d’abord éclaircir un point pour dissiper un malentendu.

La Chambre a inclus l’article 23 de la Constitution dans sa liste, puis y a ajouté « l’article 23, alinéa 3, en vue d’y ajouter une disposition concernant le droit du citoyen à un service universel en matière de poste, de communication et de mobilité ». Le Sénat, quant à lui, propose de réviser l’intégralité de l’article 23. Le constituant pourra ainsi agir comme il l’entend dans le cadre de cet article, c’est‑à‑dire proposer, par exemple, la disposition précitée ou tout autre élément.

Le Sénat a fait la même proposition pour l’article 25 de la Constitution. La Chambre a inclus cet article dans sa liste, puis y a ajouté « l’article 25, en vue d’y ajouter un alinéa permettant d’élargir les garanties de la presse aux autres moyens d’information ». Le Sénat, quant à lui, propose de réviser l’intégralité de cet article.

La commission du Sénat n’a nullement voulu limiter l’article 25 mais propose, au contraire, de l’ouvrir à révision dans son intégralité, ce qui permet au constituant d’en modifier d’autres dispositions. Il en va de même pour l’article 23.

Le Sénat vit aujourd’hui son heure de gloire, à savoir un débat institutionnel consacré à la révision de la Constitution. Pendant cinq ans, nous avons pu discuter de l’évaluation de la Constitution et des réformes de l’État. Nous avons, enfin, la possibilité de nous prononcer sur la façon dont la prochaine assemblée constituante pourra procéder et sur les possibilités dont elle disposera.

Je suis heureux que ce débat ait été mené en commission et se déroule, à présent, en séance plénière. En effet, la Constitution n’est pas un simple bout de papier ; elle concerne les droits et les libertés de base, les règles du jeu appliquées dans notre pays, les droits fondamentaux de la population. La révision de la Constitution est une question majeure.

Je comprends que l’on puisse débattre de l’utilité de devoir passer par deux étapes pour réviser la Constitution, mais c’est précisément en raison de l’importance de l’enjeu que l’on a prévu deux étapes. Il me paraît sage que les dispositions inscrites dans une Constitution fassent l’objet d’une réflexion approfondie. La procédure telle qu’elle est définie et en particulier le fait qu’une déclaration de révision doit d’abord être adoptée par les trois pouvoirs – la Chambre, le Sénat et le gouvernement – vise à garantir que la Constitution ne soit pas modifiée du jour au lendemain ni à tort et à travers.

On peut se demander si la Constitution doit être ouverte à révision dans une grande partie ou de manière réduite. Pour la première fois, je suis plutôt d’avis qu’il n’est pas approprié maintenant de réviser l’ensemble de la Constitution. Contrairement à d’autres collègues, j’ai activement participé à diverses réformes de l’État, notamment l’accord de la Saint‑Michel, l’accord du Lambermont et l’accord papillon. Toutes ces réformes ont donné plus d’autonomie aux entités fédérées. En commission, j’ai parfois constaté un manque de vision d’avenir : nous nous fondons trop souvent sur les dispositions contenues dans la Constitution.

Il serait utile de débattre en profondeur de nos objectifs globaux pour ce pays avant de conclure un accord communautaire en vue de former rapidement une majorité ou un gouvernement. Ce sujet mérite une étude et une discussion approfondies, indépendamment de la formation d’un gouvernement. Jusqu’à présent, les discussions relatives à une réforme de l’État ont toujours été liées aux accords gouvernementaux. Il existe, depuis les années 1970, une contradiction fondamentale entre francophones et néerlandophones ; à l’époque, la Communauté germanophone était un peu moins concernée.

Il s’agissait de choisir entre un fédéralisme à deux, ou une perspective régionale à trois. On a fait les deux, ce qui est habituel dans ce pays. On a créé les Communautés et les Régions. En soi, cela ne me dérange pas, jusqu’au moment où le nombre de compétences devient de plus en plus élevé. La discussion visant à déterminer si l’optique communautaire est préférable ou non à l’optique régionale se heurte à ses limites dans notre capitale. En favorisant la perspective régionale, voire, ce qui est encore pire, en régionalisant de facto – et non légalement – certaines compétences communautaires liées, à l’origine, à la sécurité sociale, c’est‑à‑dire en confiant celles‑ci à la Commission communautaire commune (COCOM) à Bruxelles, on a réussi à rendre le système particulièrement complexe pour les citoyens.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Dat voorstel is voor het eerst opgenomen in het verslag aan de koning van ‘verduidelijker’ Bart De Wever.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Cette proposition figurait déjà dans le rapport transmis au Roi par le « clarificateur », M. Bart De Wever.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Dalle, u moet wel intellectueel eerlijk blijven.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Dalle, vous devez rester intellectuellement honnête.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb wel de indruk dat hij dat is, wat niet van iedereen gezegd kan worden.

M. Bert Anciaux (sp.a). – J’ai l’impression qu’il l’est, ce qui ne peut être dit de tout le monde…

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Zijn uitspraak is intellectueel niet eerlijk, want ze is onvolledig. In de nota van toenmalig formateur Bart De Wever werd gesteld dat er bevoegdheden konden worden overgeheveld naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, op voorwaarde dat de Vlaamse minister en de minister van de Franse Gemeenschap volwaardige leden werden van het college van de GGC en op die manier de betrokkenheid van de beide Gemeenschappen in de GGC in Brussel vergrootte. Dat tweede gedeelte wordt telkens vergeten. Dat gedeelte werd weggelaten en op die manier is de macht van de Gemeenschappen in Brussel verzwakt, terwijl wij ze juist willen versterken. Wees dus intellectueel eerlijk en volledig indien u iets citeert.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Sa déclaration n’est pas honnête intellectuellement car elle est incomplète. La note de Bart De Wever, qui était alors formateur, indiquait que les compétences pouvaient être transférées à la COCOM, à condition que le ministre flamand et celui de la Communauté française deviennent membres à part entière du collège de la COCOM et que les deux Communautés soient ainsi davantage impliquées à Bruxelles. Cette deuxième partie est toujours oubliée. Le pouvoir des Communautés à Bruxelles s’est ainsi affaibli, alors que nous voulons le renforcer.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het probleem is zelfs niet eens dat daarmee de macht van de Gemeenschappen zou verzwakken, maar dat op het terrein van de Gemeenschappen de facto een Brusselse speler wordt toegelaten. Dat maakt het inderdaad soms heel ingewikkeld. We moeten grondig nadenken over hoe we dat kunnen aanpakken.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Le véritable problème est qu’un acteur bruxellois est ainsi, de facto, admis sur le terrain communautaire, ce qui complique parfois énormément les choses. Nous devons réfléchir attentivement à la manière de résoudre cette question.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – De heer Anciaux is lange tijd als minister in de Vlaamse regering bevoegd geweest voor Brussel en hij heeft er toen alles aan gedaan om uitgenodigd te worden op het GGC‑college. Hij was lid met waarnemende stem. Ik erken de goede bedoelingen van de heer Anciaux, te weten het versterken van de gemeenschapsvorming, samen met de minister van de Franse Gemeenschap. Het probleem is echter dat de heer Anciaux niet werd uitgenodigd, wat fundamenteel in strijd is met de Bijzondere Brusselwet. De mogelijkheid bestond om de impact van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel te vergroten en de heer Anciaux heeft tenminste de inspanning gedaan om dat te proberen. Ook Pascal Smet heeft dat geprobeerd.

Ik betreur daarom ten zeerste dat de heer Sven Gatz niet aanwezig is op de GGC‑colleges. Ik heb daar al tientallen keren bij hem op aangedrongen. Dankzij de zesde staatshervorming hebben de deelstaten meer bevoegdheden gekregen en konden ze met de bevoegdheden zoals kinderbijslag en inburgering meer invloed en impact verwerven. Er bestaat een veelheid van instellingen en daarbovenop gaat men dan nog deloyaal te werk door sommige partners niet uit te nodigen.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – M. Anciaux a longtemps exercé des responsabilités concernant Bruxelles, en tant que ministre du gouvernement flamand. Il a tout fait pour être invité au collège de la COCOM. Il en était membre en tant qu’observateur. Il a, certes, de bonnes intentions, à savoir le renforcement de l’optique communautaire, aux côtés du ministre de la Communauté française. Il n’a toutefois pas été invité, ce qui est fondamentalement contraire à la « loi spéciale Bruxelles ». Il était possible d’accroître l’influence de la Communauté flamande à Bruxelles et M. Anciaux a au moins fait l’effort d’essayer, tout comme Pascal Smet.

Je regrette donc beaucoup l’absence de M. Sven Gatz au collège de la COCOM. J’ai insisté auprès de lui des dizaines de fois à ce sujet. Grâce à la sixième réforme de l’État, les entités fédérées ont reçu davantage de compétences ; celles liées aux allocations familiales et à l’intégration leur ont conféré une plus grande influence. Il existe une multitude d’institutions et, de plus, d’aucuns manquent de loyauté en n’invitant pas certains partenaires.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Dat is waar. De heer Vanlouwe heeft gelijk. Jammer genoeg maakten wij, in tegenstelling tot de partij van de heer Vanlouwe, geen deel uit van de huidige Vlaamse regering.

M. Bert Anciaux (sp.a). – C’est vrai, M. Vanlouwe a raison. Malheureusement, contrairement à son parti, nous ne faisons pas partie du gouvernement flamand.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Minister Gatz mocht waarschijnlijk niet aanwezig zijn van zijn collega Vanhengel. Dat betreur ik ten zeerste. Hij had de moed niet om op te treden in het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – M. Vanhengel n’a vraisemblablement pas autorisé le ministre Gatz à être présent. Je le regrette profondément. Il n’a pas eu le courage d’intervenir au sein du collège de la Commission communautaire commune.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Naast de problematiek van de rol van Brussel inzake bevoegdheden die vroeger tot de sociale zekerheid behoorden, is er nog een ander probleem.

De gewestvorming is altijd belangrijker geworden. In de jaren negentig zei Frans Van der Elst tegen me: “Bert, waarom in godsnaam moeten we de autostrades regionaliseren?”. Op zich heb ik daar geen probleem mee. Het is ook vrij logisch dat Vlaanderen en Wallonië dergelijke bevoegdheden hebben. Het probleem met de uitbreiding van de gewestelijke bevoegdheden rijst eens te meer in Brussel. Brussel rijdt zich daarin vast. Ik wil de bevoegdheden niet zomaar wegnemen, maar doordat Brussel zich steeds meer als een gewest opstelt in concurrentie met de andere twee gewesten, rijzen ernstige problemen. Brussel heeft geen grote oppervlakte. Sociologisch is de verstedelijking al lang niet meer beperkt tot de negentien gemeenten. Bijvoorbeeld ook in Strombeek is de verstedelijking doorgedrongen. Vilvoorde heeft sociologisch grotendeels dezelfde problemen als Brussel. Inzake onderwijs neemt Brussel een grote verantwoordelijkheid op zich ten aanzien van de Rand.

Zeker inzake openbare werken en mobiliteit rijzen problemen die Brussel versmachten. Recent was ik in Washington en Berlijn. Het is fantastisch hoe de metro daar werkt en tot hoe ver buiten de stad de lijnen zijn doorgetrokken. In Washington kan je met de metro tot in een naburige staat rijden. Door de gewestvorming en door het feit dat Brussel met het Vlaams en het Waals Gewest wil concurreren, is een haat‑liefdeverhouding, en in veel gevallen gewoon een haatverhouding, ontstaan, en dat zowel vanuit Vlaanderen naar Brussel als vanuit Brussel naar de Vlaamse Gemeenschap.

Een hoofdstad moet in de hoofden van de mensen zitten. Ze zou de andere gewesten en gemeenschappen dan ook niet als iets negatief mogen beschouwen. Ze zou in zeer nauwe samenwerking met de gewesten moeten kunnen werken. Dat is vandaag jammer genoeg niet het geval. Zolang bijvoorbeeld de metro een gewestbevoegdheid is, zie ik niet gebeuren dat een metrolijn wordt doorgetrokken tot Mechelen, Aalst of Leuven. Nochtans is dat noodzakelijk voor de mobiliteit en leefbaarheid in Brussel.

Zo zijn er nog heel wat andere zaken waar de huidige staatsinrichting op haar grenzen botst, ook vanuit de terechte bekommernis om de deelstaten meer autonomie te geven. Die autonomiegedachte heeft altijd de behoefte om de identiteit en de eigenheid te kunnen ontplooien als uitgangspunt gehad. Vandaag gaat het om meer dan een uiting van identiteit en eigenheid. Het gaat vooral om een negatieve houding, waarbij men niet langer solidair wil zijn, waarbij alles vanuit economisch en financieel oogpunt wordt bekeken en waarbij men zich vooral tegen de ander wil afzetten. Dat is gevaarlijk. In veel partijen hoor ik stemmen opgaan om verder te gaan in de gewestvorming, en dus eigenlijk minder ver te gaan in de gemeenschapsvorming. Dat boezemt me angst in. Onder meer artikel 135bis van de Grondwet is daar een voorbeeld van.

Dat maakt me bang omdat zelfs wordt geknabbeld aan de meest essentiële bevoegdheden van de gemeenschappen, namelijk cultuur, onderwijs en welzijn.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Outre la question du rôle de Bruxelles dans les compétences relatives à la sécurité sociale, je voudrais attirer votre attention sur un autre problème.

La régionalisation a pris de plus en plus d’importance. J’entends encore, dans les années 1990, Frans Van der Elst me demander : « Bert, pourquoi diable faut‑il régionaliser les autoroutes ? » En soi, cela ne me dérange pas. Il est logique que la Flandre et la Wallonie disposent de telles compétences. Le problème de l’extension des compétences régionales se pose à nouveau principalement à Bruxelles. Le fait que Bruxelles agisse de plus en plus comme une Région en concurrence avec les deux autres soulève de graves problèmes car sa superficie est réduite. Sociologiquement, cela fait longtemps que l’urbanisation ne se limite plus aux dix‑neuf communes. Strombeek‑Bever, par exemple, est à présent concernée et Vilvorde est confrontée aux mêmes problèmes sociologiques que Bruxelles. En matière d’enseignement, Bruxelles assume une grande responsabilité à l’égard de la périphérie.

En ce qui concerne les travaux publics et la mobilité, les problèmes qui se posent étouffent Bruxelles. Je me trouvais récemment à Washington et à Berlin. Le métro y fonctionne de manière remarquable et circule très loin en dehors de la ville. À Washington, vous pouvez prendre le métro pour vous rendre dans un État voisin. La régionalisation et le fait que Bruxelles entend concurrencer les Régions flamande et wallonne ont créé une relation d’amour‑haine et, dans de nombreux cas, une relation haineuse, tant de la Flandre à l’égard de Bruxelles que de Bruxelles vis‑à‑vis de la Communauté flamande.

Une capitale doit être dans le cœur de ses citoyens. Elle ne devrait pas considérer les autres Régions et Communautés sous un angle négatif mais devrait pouvoir travailler en très étroite collaboration avec celles‑ci. Malheureusement, ce n’est pas le cas aujourd’hui. Par exemple, tant que le métro sera une compétence régionale, je n’imagine pas une ligne de métro s’étendant jusqu’à Malines, Alost ou Louvain, ce qui serait pourtant nécessaire pour la mobilité et la qualité de la vie à Bruxelles.

Il existe beaucoup d’autres domaines où la structure étatique actuelle se heurte à ses propres limites, également dans le cadre du souci légitime de donner plus d’autonomie aux entités fédérées. Ce principe d’autonomie a toujours été fondé sur la nécessité de développer l’identité et la spécificité. Nous n’en sommes plus là. Aujourd’hui, il s’agit principalement d’une attitude négative : on ne veut plus être solidaire, on s’oppose les uns aux autres et seuls les aspects économique et financier comptent encore. C’est dangereux. Dans de nombreux partis, des voix s’élèvent pour développer davantage le régionalisme et donc pour affaiblir les Communautés ; cela m’effraie. L’article 135bis de la Constitution en constitue un exemple.

J’ai des craintes quand je vois que l’on va jusqu’à toucher aux compétences les plus essentielles des Communautés, à savoir la culture, l’enseignement et le bien‑être.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Anciaux, uw partij zetelt toch in die Brusselse regering? Zit zij dan te knabbelen aan die gemeenschapsbevoegdheden waarvoor u nu pleit? Uw standpunten neigen ertoe nogal snel te veranderen. Ik stel vast dat wat u hier verkondigt, niet in overeenstemming is met het beleid dat uw partij in Brussel voert. Uw partij in Brussel gaat echt uit van een versterking van dat Gewest en het verzwakken van de Gemeenschappen. Dat is een beleid dat Pascal Smet en uw collega’s in het Brussels Parlement hebben gevoerd. Ik heb nooit gevoeld dat uw partij in dat Brussels Gewest die gemeenschapsvorming, die band met Vlaanderen, wil versterken, maar dat is wel waarvoor u nu een pleidooi houdt. Ik steun dat inhoudelijk ook, maar uw partij doet het tegenovergestelde. Waar zit dan eigenlijk die schizofrenie?

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Anciaux, votre parti siège pourtant au gouvernement bruxellois ? Est‑il occupé à raboter ces compétences communautaires que vous défendez maintenant ? Vous changez d’avis plutôt rapidement. Je constate que ce que vous dites ici ne cadre pas avec la politique que votre parti met en œuvre à Bruxelles, où il cherche plutôt à renforcer la Région et à affaiblir les Communautés. C’est une politique que Pascal Smet et vos collègues du Parlement bruxellois ont menée. Je n’ai jamais eu le sentiment qu’en Région bruxelloise, votre parti voulait renforcer cet ancrage communautaire et ce lien avec la Flandre. Or, c’est cet ancrage que vous défendez à présent et, sur le fond, je vous rejoins. Cela étant, votre parti fait tout le contraire. Quelle est donc cette schizophrénie ?

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb niet het gevoel dat men vanuit de gewestbevoegdheid en vanuit de huidige situatie iemand kan verwijten dat hij zijn bevoegdheden binnen dat Gewest gebruikt. Wat ik wil zeggen, is dat er een constructiefout is in het evenwicht tussen de Gemeenschappen en de Gewesten. Dat is wat er volgens mij een beetje aan het scheefgroeien is. Het klopt dat in alle partijen – ook in die van de heer Vanlouwe – de drang naar meer gewestvorming ten nadele van gemeenschapsvorming aanwezig is. Dat vormt volgens mij een gevaar, omdat dan de grens niet langer wordt overgeschreden. Als die gewestgrenzen harde grenzen worden, dan komt men snel bij het separatisme. Mijnheer Vanlouwe, u mag mij niet kwalijk nemen dat mijn bezorgdheid al mijn hele leven lang uitgaat naar de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Ik geloof niet dat ik daar ooit, zelfs niet gedurende één seconde, iets anders over heb gezegd dat wat mijn overtuiging is. Vanuit die bezorgdheid vind ik dat we die evolutie in het oog moeten gaan houden. Vandaar dat ik pleit om in de Senaat een grondig debat te voeren over de staatshervorming, over waar we met dit land naartoe gaan.

Het lijkt mij niet de juiste weg om nu een grote hervorming op het getouw te zetten, om nog eens mogelijk te maken dat men in het begin van de legislatuur een groot akkoord uitwerkt met het oog op een regeringsvorming. De Senaat heeft de mogelijkheid om net dat debat over institutionele en grondwettelijke aangelegenheden te voeren.

Ik ben blij dat een aantal van onze bezorgdheden zijn opgenomen in de lijst van artikelen. We liggen mee aan de basis van het feit dat we bijvoorbeeld dierenrechten in de Grondwet willen verankeren en dat we daarvoor ook het artikel als dusdanig mee openstellen. We liggen mee aan de basis van het feit dat de aandacht voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen mee is opgenomen in de bekommernissen voor de herziening van de Grondwet. We liggen mee aan de basis van het voorstel dat het parlement – alleen het parlement, niet de uitvoerende macht – moet kunnen oordelen over essentiële zaken zoals oorlogsverklaringen. Dit vormt een fundamentele hervorming waarvan wij hopen dat het volgende parlement ze zal doorvoeren. We liggen mee aan de basis van de voorstellen om de Grondwet aan te passen aan de nood om stemrecht te verlenen vanaf 16 jaar. Ik ben daar heel blij mee.

De lijst van de Senaat bevat een aantal andere artikelen dan de lijst van de Kamer. Een daarvan gaat over de Senaat. Fundamenteel ben ik al vanaf de jaren 1990 actief betrokken geweest bij de pogingen om deze Senaat te hervormen tot een Senaat van de deelgebieden, een Senaat van de volkeren, zoals dat vroeger werd genoemd, een Senaat van de Gemeenschappen. Is deze Senaat vandaag zoals hij zou moeten zijn?

Absoluut niet. Ik ben ervan overtuigd dat er nog zaken ontbreken, ook qua bevoegdheden, maar het fundament van de vorige hervorming is en blijft dat de Senaat de kamer is waarvoor de deelstaatparlementen rechtstreeks hun vertegenwoordigers aanwijzen. De tien gecoöpteerde senatoren vormen daarop een uitzondering en ook wij, gecoöpteerde senatoren, hebben met de herziening daarvan ingestemd. We blijven ervan overtuigd dat de Senaat als entiteit van de deelgebieden een belangrijke rol te spelen heeft. Ik weet dat sommigen het daar niet mee eens zijn, maar het was altijd al een fundamentele keuze van het Vlaams regionalisme. De Senaat moest worden hervormd zodat het Vlaams Parlement rechtstreeks zijn vertegenwoordigers voor de Senaat kon aanwijzen. Dat nu opzijschuiven onder het motto van een doorgedreven federalisme is waanzin. In de hele wereld kent elke vorm van doorgedreven federalisme – of noem het confederalisme – altijd een senaat van de deelstaten. Het aanvallen van een dergelijke constructie wordt niet ingegeven door een streven naar federalisme of confederalisme, maar alleen door een streven naar separatisme. Nogmaals, de volgende Senaat zal grondig moeten nadenken over zijn opdrachten en taken – veel kan ook via het reglement worden geregeld – en mag zichzelf niet te veel inperken.

Ik heb inderdaad een resem voorstellen ingediend om de Grondwet te moderniseren. Ik geef een voorbeeld. In ons land voert de Koning het leger niet langer aan, al staat het wel nog altijd zo in de Grondwet. Volgens de Grondwet is de macht van de Koning verschrikkelijk groot, in de praktijk weten we dat het niet om de Koning, maar om de regering gaat. Het lijkt me een goed moment om na te denken hoe we de Grondwet kunnen aanpassen aan de reële bevoegdheden en macht van de Koning, die hoofdzakelijk ceremonieel en protocollair is. In de commissie zijn we echter na een lange discussie tot de slotsom gekomen dat we moesten vertrekken van de lijst met grondwetsartikelen die de Kamer heeft voorgesteld. Het had dus geen zin extra artikelen toe te voegen, want die zouden hoe dan ook niet voor herziening vatbaar worden verklaard, omdat ze niet op de lijst van de Kamer voorkomen. Dan hebben we het nog niet gehad over de lijst die de regering zal opstellen en waarvan ik me kan indenken dat ze nog beperkter zal zijn dan de onze. Toch hoop ik dat de volgende Senaat nadenkt over de vraag of het niet gewoon verstandig is de rol van de Koning grondwettelijk te beperken tot die bevoegdheden die hij vandaag heeft en waarover iedereen het ook eens is. We kunnen ons natuurlijk afvragen of het terecht is dat de Koning vandaag bepaalde bevoegdheden uitoefent – bijvoorbeeld het bekrachtigen van wetten – maar dan gaat het niet alleen meer om een modernisering, maar om het louter protocollair maken van het koningschap.

Ik wil eindigen met een oproep. De laatste jaren waren er vaak georkestreerde pogingen om in België, net zoals in Frankrijk, de laïcité grondwettelijk te verankeren. Dat is ronduit dramatisch. Ik ben vanzelfsprekend een groot voorstander van een Staat die de grootst mogelijke vorm van objectiviteit hanteert in zijn relatie met de burgers en die de grootst mogelijke gelijkheid toepast. Ons land heeft meer dan elk land ter wereld een middenveld waar heel de wereld ons om benijdt. Dat middenveld is essentieel in de opbouw van onze sociale en sociologische verhoudingen in de gemeenschapsvorming.

Door het verankeren van de laïcité in de Grondwet wordt de overheidsondersteuning voor het middenveld grotendeels afgeschaft. Dat is waanzin. De sterkte van het sociaal‑cultureel veld in Vlaanderen en Wallonië zal voor tachtig procent moeten verdwijnen als de laïcité wordt verankerd in de Grondwet. Dat is absurd. Het zorgt ervoor dat de samenhang tussen mensen, de ontvoogding van mensen, het nadenken, grondig wordt teruggeschroefd.

Maar er is meer. Ook wat onderwijs betreft, kent ons land een specifieke situatie, die anders is dan de situatie in de meeste andere landen. De sterkte van het katholieke onderwijs is een gegeven, naast de sterkte van het gemeenschapsonderwijs. Het zijn twee grote pijlers in de vrijheid van onderwijs. Laïcité verankeren in de Grondwet betekent de facto dat de systemen nog wel mogen blijven bestaan, maar zonder enige steun van de overheid. De Staat mag geen geld meer geven op basis van godsdienstbeleving. Ik pleit voor de identiteit van mensen en voor het respect voor verscheidenheid. Dat respect moet men afdwingen en motiveren. Ik pleit voor het actief waarderen van verscheidenheid. Dat is actief pluralisme. Dat is niet het gelaten bekijken van verschillende vormen en groepen, maar het actief ondersteunen van die diversiteit met de bedoeling ze te begrijpen en te respecteren. We gaan een immense stap terugzetten. Ik ben een groot voorstander van een gelijke behandeling van en een volwaardig respect voor vrijzinnigheid in dit land. Dat bestond in de geschiedenis van ons land lang niet altijd. Decennialang, zelfs langer dan een eeuw, was er een absolute overheersing van de katholieke kerk. Op dat moment was ze nog een instelling waarvoor iedereen sidderde en beefde. Vandaag is dat niet meer het geval.

Ook de katholieke kerk heeft zich aangepast. De macht van de christendemocratie, van het katholicisme of van het christendom is heus niet meer zo allesomvattend als vroeger. Wie vandaag zegt gelovig te zijn, wordt zelfs vreemd bekeken. De openheid die in de praktijk terug te vinden is in de vrijzinnigheid en bij de gelovigen mag toch niet teruggedrongen worden door een oorlog of een frustratie uit het verleden? Ik heb alle begrip voor die frustratie. Sommigen vragen mij of ik wel besef wat de nonnen hen hebben aangedaan. Ik kan ook dergelijke verhalen vertellen, maar dat is privé. Ik ken geen enkele vorm van haat of negativisme omdat mij vroeger iets werd aangedaan. Ik begrijp niet dat de laïcité vandaag gebruikt wordt als een strijdmiddel wegens gebeurtenissen uit het verleden.

Mijn partij is een actief‑pluralistische partij. Wij willen dat nog meer zijn dan ooit het geval was. Wij verdedigen de verscheidenheid. Mao zei: “Laat duizend bloemen bloeien”.

Men kan stellen dat er vandaag geen beslissing wordt genomen, maar wat vandaag gebeurt, is niet neutraal. Het is een gevaarlijk debat dat de samenhang in onze gemeenschap ten dele op het spel kan zetten. In deze tijden van onverdraagzaamheid en haat is dat geen mooi en warm streven. Ik hoop dat jullie het aandurven om dat nutteloze debat niet te voeren.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je ne pense pas qu’au vu des compétences régionales et de la situation actuelle, on puisse reprocher à quiconque de faire usage de ses attributions au sein de cette Région. Je pense qu’il y a un vice de construction dans l’équilibre entre les Communautés et les Régions. C’est là que se situe le problème à mon sens. Il est exact que dans tous les partis – y compris celui de M. Vanlouwe – il y a une volonté de renforcer les Régions au détriment des Communautés. C’est dangereux car les frontières se muent rapidement en barrières. Si ces frontières régionales deviennent des frontières à part entière, le séparatisme ne sera plus très loin. Monsieur Vanlouwe, le sort de la Communauté flamande à Bruxelles a toujours été et reste ma première préoccupation à ce jour. Je ne pense pas avoir jamais dit quoi que ce soit en l’espèce qui aille à l’encontre de ma conviction. Je crois fermement que nous devons être attentifs à l’évolution des choses. C’est pourquoi je plaide pour que le Sénat tienne un débat approfondi sur la réforme de l’État et sur l’orientation que notre pays doit prendre.

Selon moi, il ne serait pas judicieux aujourd’hui d’ouvrir la voie à une grande réforme de l’État dans le but de permettre la conclusion d’un accord global au début de la législature prochaine en vue de la formation d’un gouvernement. Le Sénat est justement le lieu adéquat pour mener ce débat sur des questions institutionnelles et constitutionnelles.

Je me réjouis que certaines de nos préoccupations aient été prises en compte dans le cadre de la liste des articles. Ainsi, nous voulons ancrer les droits des animaux dans la Constitution et ouvrir l’article y afférent à révision. Nous souhaitons aussi que la dimension de l’égalité entre les femmes et les hommes soit prise en considération lors de toute modification de la Constitution. Nous proposons également de donner au Parlement la possibilité de se prononcer à lui seul – sans le pouvoir exécutif donc – sur certaines matières essentielles, telles que les déclarations de guerre. Il s’agit d’une réforme fondamentale dont nous espérons qu’elle sera mise en œuvre par le prochain Parlement. Nous sommes aussi, en partie, à l’origine des propositions visant à adapter la Constitution en vue d’accorder le droit de vote dès l’âge de 16 ans. C’est un aspect très positif.

La liste du Sénat contient plusieurs articles qui ne figurent pas sur la liste de la Chambre. L’un d’eux concerne le Sénat. Dès les années 1990, je me suis impliqué activement dans les projets visant à transformer ce Sénat en un Sénat des entités fédérées, un Sénat des peuples, comme on l’appelait autrefois, un Sénat des Communautés. Le Sénat est‑il aujourd’hui tel qu’il devrait être ?

Absolument pas. Je suis convaincu qu’il y a encore certaines lacunes, y compris en termes de compétences, mais le fondement de la réforme précédente était et reste que le Sénat est la chambre pour laquelle les parlements des entités fédérées désignent directement leurs représentants. Les dix sénateurs cooptés constituent l’exception et, en tant que tels, nous avons, nous aussi, accepté cette réforme. Nous restons convaincus que le Sénat, en tant qu’assemblée des entités fédérées, a un rôle important à jouer. Je sais que certaines personnes ne sont pas de cet avis, mais cela a toujours été un choix fondamental du régionalisme flamand. Il fallait réformer le Sénat pour que le Parlement flamand puisse désigner directement ses représentants au Sénat. Mettre désormais cela de côté sous prétexte de vouloir instaurer un fédéralisme poussé est absurde. Il n’y a pas un pays dans le monde caractérisé par une forme de fédéralisme poussée – c’est‑à‑dire un système confédéral – qui n’ait pas un Sénat des entités fédérées. Les attaques contre une telle structure sont dictées non pas par le souhait d’approfondir le fédéralisme ou d’instaurer le confédéralisme, mais par la volonté d’ouvrir la voie au séparatisme. Le prochain Sénat sera appelé, une nouvelle fois, à réfléchir en profondeur à ses tâches et à ses missions – son règlement lui offre d’ailleurs une marge confortable sur ce plan – sans toutefois s’imposer trop de restrictions.

À cet effet, j’ai déposé une série de propositions en vue de moderniser la Constitution. Je citerai un exemple. Dans notre pays, le Roi ne commande plus l’armée, même si cette disposition figure toujours dans la Constitution. Celle‑ci attribue des pouvoirs énormes au Roi, mais nous savons que dans la pratique, ce n’est pas tant le Roi mais le gouvernement qui décide. Le moment me semble bien choisi pour réfléchir à la manière dont nous pouvons adapter la Constitution aux attributions réelles et au pouvoir du Roi, qui est essentiellement cérémoniel et protocolaire. Toutefois, après une longue discussion en commission, nous sommes arrivés à la conclusion que nous devions nous fonder sur la liste des articles de la Constitution proposée par la Chambre. Il était dès lors inutile d’ajouter des articles supplémentaires qui ne seraient de toute façon pas déclarés ouverts à révision puisqu’ils ne figurent pas sur la liste de la Chambre. Sans parler de la liste que le gouvernement devra établir et qui sera certainement encore plus limitée que la nôtre. J’espère quand même que le prochain Sénat examinera la question de savoir si l’on ne ferait pas simplement preuve de bon sens en limitant constitutionnellement le rôle du Roi aux attributions dont il dispose aujourd’hui et qui font d’ailleurs l’unanimité. On peut évidemment se demander s’il est légitime que le Roi exerce certaines compétences de nos jours – je pense à la ratification des lois – mais, dans ce cas, il ne s’agit plus seulement de moderniser la royauté, mais de la rendre purement protocolaire.

Enfin, j’aimerais lancer un appel. Ces dernières années, il y eut nombre de tentatives orchestrées pour ancrer le principe de laïcité dans la Constitution belge, comme ce fut le cas en France. C’est tout à fait regrettable. Je suis évidemment un fervent partisan d’un État qui observe la plus grande forme d’objectivité possible dans ses relations avec les citoyens et qui applique le principe de la plus grande égalité possible. La société civile belge n’a pas d’équivalent dans le monde. Elle joue un rôle essentiel dans l’édification des rapports sociaux et sociologiques au sein de la collectivité.

En ancrant la laïcité dans la Constitution, on prive largement la société civile du soutien des pouvoirs publics. C’est absurde. Le champ socioculturel en Flandre et en Wallonie perdra 80% de ses moyens si la laïcité est ancrée dans la Constitution. C’est un non‑sens ! Cela nuira gravement à la cohésion sociale, à l’émancipation de l’individu et au déploiement de la pensée.

Mais ce n’est pas tout. En matière d’enseignement aussi, notre pays connaît une situation spécifique, différente de celle de la plupart des autres pays. La force de l’enseignement catholique est un fait, et l’enseignement communautaire aussi repose sur une assise solide. Ce sont deux piliers majeurs de la liberté d’enseignement. Inscrire la laïcité dans la Constitution signifie de fait que les systèmes peuvent subsister, mais sans aucun soutien des pouvoirs publics. En effet, l’État ne pourra plus octroyer des moyens sur la base de la pratique confessionnelle. Je plaide pour le respect de l’identité des personnes et de la diversité. Ce respect doit être garanti et motivé. Je préconise la valorisation active de la diversité. C’est du pluralisme actif. Il s’agit non pas d’accepter avec résignation la coexistence de formes et de groupes différents, mais de soutenir activement cette diversité dans le but de la comprendre et de la respecter. Nous ferions un énorme pas en arrière. Je suis un ardent défenseur du principe de l’égalité de traitement et du respect intégral de la laïcité dans ce pays. C’est loin d’avoir toujours été le cas dans l’histoire de notre pays. Durant des décennies, et même pendant plus d’un siècle, l’Église catholique a exercé une domination absolue. À l’époque, elle était encore une institution devant laquelle tout le monde tremblait. Ce n’est plus le cas aujourd’hui.

L’Église catholique aussi s’est adaptée. Le pouvoir de la démocratie chrétienne, du catholicisme ou du christianisme n’est plus aussi dominant qu’auparavant. Aujourd’hui, on a même plutôt tendance à regarder bizarrement quiconque se dit croyant. Je conçois mal que l’ouverture que l’on retrouve en pratique dans la laïcité et parmi les croyants soit mise en péril à cause d’une guerre ou d’une frustration du passé, même si je suis pleinement compréhensif à cet égard. D’aucuns me demandent si je me rends bien compte de ce que des religieuses leur ont fait subir. Je pourrais moi aussi évoquer certaines histoires, mais cela relève de la sphère privée. Je n’éprouve aucune forme de haine ou de négativisme parce que l’on m’a fait quelque chose par le passé. Je ne comprends pas pourquoi on utilise la laïcité aujourd’hui comme un moyen de combattre des événements passés.

Mon parti est un parti pluraliste actif et nous voulons qu’il le soit encore davantage aujourd’hui. Nous défendons la diversité. Mao a dit : « Que cent fleurs fleurissent ».

Aujourd’hui, rien n’est encore décidé, mais ce qui se passe n’est pas anodin. Il s’agit d’un débat dangereux qui risque de nuire à la cohésion de notre société, et ce n’est pas ce qu’il y a de mieux en ces temps d’intolérance et de haine. J’espère que vous aurez le courage de refuser ce débat inutile.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Aan het einde van een legislatuur is het stilaan traditie geworden dat de drie takken van de wetgevende macht het debat voeren over de verklaring tot herziening van de Grondwet. Deze traditie is ingegeven door artikel 195 van diezelfde Grondwet, dat vastlegt hoe hij gewijzigd dient te worden. Deze procedure houdt drie fases in, waarvan de eerste binnenkort wordt afgerond met de verklaring tot herziening van de Grondwet. Op parlementair vlak is deze fase tot nog toe zeer grondig verlopen en namens mijn fractie verheug ik me daarover.

Zowel in de Kamer als in onze commissie werd een grondig en uitgebreid debat gewijd aan deze kwestie. Ik wens te benadrukken dat zowel de Senaat als de regering dit in alle vrijheid kan doen. Luidens artikel 36 van de Grondwet wordt de federale wetgevende macht immers gezamenlijk uitgeoefend door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat afzonderlijk.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – En fin de législature, il est de tradition que les trois branches du pouvoir législatif mènent le débat sur la déclaration de révision de la Constitution. Cette tradition est inspirée de l’article 195 de la Constitution, qui fixe les modalités de modification de notre loi fondamentale. La procédure de modification comporte trois phases, dont la première sera clôturée sous peu avec la déclaration de révision de la Constitution. Au niveau parlementaire, cette première phase s’est déroulée de manière très approfondie jusqu’à présent, ce dont je me réjouis au nom de mon groupe.

Tant à la Chambre qu’au sein de notre commission, cette question a fait l’objet d’un débat minutieux. Je tiens à souligner que le Sénat comme le gouvernement peuvent mener ce débat en toute liberté. En vertu de l’article 36 de la Constitution, en effet, le pouvoir législatif fédéral s’exerce collectivement par le Roi, la Chambre des représentants et le Sénat.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – De heer Dalle merkt terecht op dat de drie takken een beslissing moeten nemen. Vandaag zijn wij dat, de Kamer heeft dat drie weken geleden gedaan en binnenkort zal ook de regering een standpunt moeten innemen.

De heer Dalle zegt dat de regering dat in alle vrijheid moet kunnen doen. Juridisch heeft hij gelijk. Hij weet echter ook dat de situatie uitzonderlijk is. De regering heeft geen meerderheid in dit land. Kan de regering volgens hem vanuit politiek oogpunt een veto uitspreken tegen de democratisch tot stand gekomen beslissingen van Kamer en Senaat? Misschien is er onenigheid binnen de regering. De eerste minister heeft al bepaalde uitspraken gedaan waarbij hij eerder als partijvoorzitter leek op te treden dan als leider van een minderheidsregering.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – M. Dalle fait remarquer à juste titre que les trois branches doivent prendre une décision. Aujourd’hui, c’est notre tour, la Chambre l’a fait il y a trois semaines, et le gouvernement devra lui aussi prendre position incessamment.

M. Dalle déclare que le gouvernement doit pouvoir prendre cette décision en toute liberté. S’il a raison juridiquement, il sait aussi que la situation actuelle est exceptionnelle : le gouvernement de ce pays ne dispose pas d’une majorité. Pense‑t‑il que, d’un point de vue politique, le gouvernement puisse mettre son veto aux décisions démocratiques de la Chambre et du Sénat ? Cette question suscite sans doute des dissensions au sein du gouvernement, dont le premier ministre a déjà fait certaines déclarations qui étaient davantage celles d’un président de parti que celles d’un chef de gouvernement minoritaire.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Wat ik daarvan vind, is eigenlijk niet zo belangrijk. De regering zal zich daarover uitspreken. Ik verwijs naar wat de Grondwet daarvan zegt. Artikel 36 van de Grondwet is ter zake duidelijk. Er zijn drie takken van de wetgevende macht. Er kan dus geen herzieningsverklaring worden aangenomen tegen de wil van de Senaat en evenmin tegen de wil van de regering, ook niet in een periode van lopende zaken. Geen enkele fractie heeft dat in de commissie betwist en ik ben blij dat u hier erkent dat dit juridisch de juiste lezing van de zaak is. Elke andere lezing zou tot zeer opmerkelijke situaties leiden. Een herzieningsverklaring wordt altijd ongeveer 40 dagen voor de verkiezingen aangenomen. Stel je voor dat regeringspartijen aan het einde van een legislatuur een alternatieve meerderheid zouden vormen rond bepaalde artikelen van de Grondwet en bepaalde partijen binnen de regering zijn het daar niet mee eens. Dan volstaat het om één dag voor de herzieningsverklaring uit de regering te stappen, en samen met de alternatieve meerderheid in Kamer en Senaat een herzieningsverklaring goed te keuren om ze dan aan de regering waaruit men is weggelopen, zoals u, mijnheer Vanlouwe, op te dringen. Dat is manifest strijdig met de letter en de geest van de Grondwet.

De regering is een volwaardige actor, ook in lopende zaken. Ik ben blij dat u erkent dat dat juridisch klopt. Meer dan voorheen krijgt deze eerste fase de volle aandacht en volgens ons is dat een goede zaak. Artikel 195 van de Grondwet bevat een goed principe, waar soms van afgeweken wordt. Het belangrijkste is dat men dat in drie fasen doet met een grondige discussie voor de verkiezingen en ook erna. Onze fractie heeft 41 voorstellen ingediend in de commissie, die voor ons deel mogen uitmaken van de herzieningsverklaring. Wat er niet in onze lijst staat, zijn voorstellen met een communautaire inslag. Geen voorstellen die op het vlak van de Grondwet nodig zijn om een staatshervorming te realiseren. Het standpunt van CD&V daarover is inmiddels bekend. Tijdens deze legislatuur lag de nadruk op de uitvoering van de zesde staatshervorming. Dat leidde in Vlaanderen, maar ook in Wallonië en Brussel, tot schitterend nieuw beleid. Ik denk bijvoorbeeld aan de Vlaamse sociale bescherming, aan de hervorming van de kinderbijslag tot een waar groeipakket, aan het indrukwekkende project rond duaal leren, dat wij als partij de komende legislatuur verder willen uitvoeren en versterken.

Tegelijk wil CD&V tijdens de volgende legislatuur grondig nadenken over verdere stappen en een analyse maken van de problemen. In de jaren ’90 bestond hierover een ruime consensus onder Vlaamse partijen. Vandaag stellen we vast dat die consensus afwezig is. Sommige partijen willen het land splitsen, sommige partijen willen bevoegdheden herfederaliseren, en andere, zoals de onze, willen de gemeenschappen en gewesten versterken met behoud van een slagkrachtige federale overheid. Om die consensus onder de Vlaamse partijen opnieuw te bereiken, willen wij in het Vlaams Parlement de volgende jaren werk maken van een commissie die zich daarover buigt en wij hopen dat dit ook in de andere parlementen zal gebeuren. Het heeft immers geen zin om dit alleen binnen de eigen taalgroep te doen, we moeten dat samen doen. Deze Senaat kan daar tijdens de volgende legislatuur een heel belangrijke rol in spelen als ontmoetingsplaats voor de deelstaten.

Wij waren dan ook als fractie zeer verheugd dat ons voorstel voor een kenniscentrum institutionele aangelegenheden tijdens de vorige plenaire vergadering werd aanvaard, want dit is een belangrijke eerste stap om ook die Senaat als ontmoetingsplaats te bevestigen en te zeggen dat als wij discussiëren over toekomstige staatshervormingen, dat wij dit onder Franstaligen, Nederlandstaligen en Duitstaligen kunnen doen. Voor de andere partijen is dat soms anders.

De N‑VA heeft toch wel een zeer merkwaardige houding. De N‑VA beweert dat zij de Grondwet willen veranderen met het oog op een staatshervorming, maar eigenlijk interesseert het hen niet. Zij hebben zeer gemakzuchtig een lijst ingediend met alle artikelen van de Grondwet. Ik zal het niet hebben over alle grondrechten die zij daarmee voor herziening vatbaar willen verklaren. Willen zij bijvoorbeeld een discussie over de doodstraf: gaan wij weer de doodstraf invoeren? Maar daar zal ik niet op ingaan. Ik zal wel een idee geven van de artikelen die op communautair vlak voor herziening vatbaar worden verklaard. Eerste voorbeeld: de eentaligheid van het Nederlandse taalgebied, de indeling van het land in vier taalgebieden, het territorialiteitsbeginsel. De door de Volksunie zo hard bevochten omkering van het residu van de bevoegdheden, artikel 35 van de Grondwet. De rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement. De rechtstreekse toewijzing van de onderwijsbevoegdheid aan de gemeenschappen. Allemaal artikelen die de N‑VA voor herziening vatbaar wil verklaren. Hier, in de plenaire vergadering hebben zij plotseling het geweer van schouder veranderd door te zeggen dat het misschien toch niet zo’n goed idee was om elk artikel voor herziening vatbaar te verklaren en voor te stellen om het via artikel 195 van de Grondwet te doen. Op die manier hebben wij de mogelijkheid om tijdens de volgende legislatuur alles te realiseren wat wij wensen, zeggen ze.

Ik was in de periode 2011‑2014 kabinetschef van de beste staatssecretaris die wij ooit gehad hebben, Servais Verherstraeten, die bevoegd was voor staatshervorming. Wij hebben toen het moeizaam tot stand gekomen akkoord tussen acht politieke partijen – vier Nederlandstalige en vier Franstalige – op de korte periode van twee, drie jaar kunnen realiseren door een beroep te doen op de wijziging van artikel 195 van de Grondwet met een overgangsbepaling om ervoor te zorgen dat wij dat in een legislatuur konden realiseren. De N‑VA was het daar toen niet mee eens, op politiek vlak, maar zij hadden ook juridische bezwaren tegen die methode. Zij zijn zelfs zover gegaan om een klacht in te dienen tegen onze methode wegens schending van de internationale principes rond democratie en rechtsstaat, en zij zijn daarmee naar de Commissie van Venetië gestapt …

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Mon avis à ce sujet n’est pas très important. C’est le gouvernement qui devra se prononcer sur cette question. Je me réfère à ce qu’en dit la Constitution, dont l’article 36 est très clair à cet égard. Le pouvoir législatif compte trois branches. Aucune déclaration de révision ne peut donc être adoptée contre la volonté du Sénat ni contre celle du gouvernement, même en période d’affaires courants. Aucun groupe n’a contesté cela en commission et je me réjouis que vous reconnaissiez ici que cette lecture est juridiquement la bonne. Toute autre lecture mènerait d’ailleurs à des situations pour le moins délicates. Une déclaration de révision de la Constitution est toujours adoptée 40 jours environ avant les élections. Supposons que des partis du gouvernement forment, en fin de législature, une coalition alternative de soutien à la révision de certains articles de la Constitution et que d’autres partis de ce même gouvernement ne s’y rallient pas. Il suffirait dans ce cas de quitter le gouvernement la veille de la déclaration de révision et de la faire adopter par la majorité alternative à la Chambre et au Sénat, pour ensuite – comme vous le faites, Monsieur Vanlouwe – imposer cette déclaration au gouvernement que l’on a quitté. Ce procédé est manifestement contraire à la lettre et à l’esprit de la Constitution.

Le gouvernement est un acteur à part entière, même en affaires courantes. Cette première phase fait l’objet d’une attention plus soutenue que jamais, et nous pensons que c’est une bonne chose. L’article 195 de la Constitution contient un bon principe, auquel on déroge parfois. L’essentiel est que cela se fasse en trois étapes, sur la base d’une discussion approfondie avant mais aussi après les élections. Notre groupe a déposé en commission 41 propositions qui, selon nous, peuvent faire partie de la déclaration de révision. On ne trouvera en revanche, dans notre liste, aucune proposition ayant une portée communautaire, aucune proposition constitutionnellement nécessaire pour concrétiser une réforme de l’État. Le point de vue du CD&V à ce sujet est entre‑temps connu. Lors de la législature qui s’achève, l’accent a été mis sur l’exécution de la sixième réforme de l’État, ce qui a permis de mener, non seulement en Flandre mais aussi en Wallonie et à Bruxelles, de nouvelles politiques remarquables. Je pense par exemple à la protection sociale en Flandre, à la réforme des allocations familiales ou au projet de formation en alternance que notre parti souhaite encore développer et renforcer au cours de la prochaine législature.

Au cours de la prochaine législature, le CD&V entend également réfléchir aux autres étapes à mener et dresser une analyse des problèmes. Dans les années ’90, il y avait à ce sujet un large consensus parmi les partis flamands. Aujourd’hui, ce consensus a disparu : certains partis veulent scinder le pays, d’autres souhaitent refédéraliser des compétences, et d’autre encore, comme le nôtre, veulent renforcer les Communautés et le Régions tout en maintenant une autorité fédérale forte. Afin de restaurer ce consensus entre les partis flamands, nous souhaitons mettre en place au Parlement flamand, dans les prochaines années, une commission qui puisse se pencher sur cette question, en formant le vœu que les autres parlements fassent de même. Cela n’aurait aucun sens de limiter une telle commission à notre seul groupe linguistique ; nous devons agir ensemble. En tant que lieu de rencontre des entités fédérées, ce Sénat peut jouer un rôle très important à cet égard au cours de la prochaine législature.

Notre groupe s’est dès lors réjoui de l’adoption, lors de la séance plénière précédente, de notre proposition de création d’un Centre d’expertise pour les Affaires institutionnelles, première étape importante en vue de conforter notre Sénat dans son rôle de lieu de rencontre et de souligner que, lorsque nous discutons de futures réformes de l’État à mener, nous pouvons le faire entre francophones, néerlandophones et germanophones. Certains partis voient parfois les choses autrement.

L’attitude de la N‑VA est quand même singulière. Elle affirme vouloir modifier la Constitution dans l’optique d’une réforme de l’État, mais en réalité, cela ne l’intéresse pas. La N‑VA s’est tout simplement contentée de déposer une liste énumérant tous les articles de la Constitution. Je ne parlerai pas de tous les droits fondamentaux qu’elle entend ainsi ouvrir à révision. Veut‑elle par exemple remettre la question de la peine de mort sur le tapis, et va‑t‑on la rétablir ? Plutôt que de m’attarder sur cette question, je vais présenter un aperçu des articles qui sont déclarés ouverts à révision sur le plan communautaire. Premier exemple : l’unilinguisme de la région de langue néerlandaise, la subdivision du pays en quatre régions linguistiques, le principe de territorialité. L’inversion des compétences résiduelles, prévue par l’article 35 de la Constitution et obtenue de haute lutte par la Volksunie. L’élection directe du Parlement flamand. L’attribution directe de la compétence de l’enseignement aux Communautés. Autant d’articles que la N‑VA veut déclarer ouverts à révision. Et ici, en séance plénière, ce parti décide soudain de changer son fusil d’épaule en affirmant que ce n’était peut‑être pas une bonne idée de déclarer tous les articles ouverts à révision et en proposant de passer plutôt par une révision de l’article 195 de la Constitution. Les membres de la N‑VA pensent ainsi pouvoir réaliser tout ce qu’ils souhaitent durant la prochaine législature.

Dans les années 2011‑2014, j’ai été chef de cabinet du meilleur secrétaire d’État que nous ayons jamais eu, M. Servais Verherstraeten, alors compétent pour la réforme de l’État. Nous avons alors pu, dans le bref délai de deux ou trois années, concrétiser un difficile accord entre huit partis politiques – quatre néerlandophones et quatre francophones – en recourant à la modification de l’article 195 de la Constitution sous la forme d’une disposition transitoire devant permettre de mener à bien les modifications en une seule législature. La N‑VA n’était pas d’accord politiquement, mais elle soulevait aussi des objections juridiques contre cette méthode. Elle est allée jusqu’à déposer plainte contre notre méthode pour violation des principes internationaux relatifs à la démocratie et à l’État de droit, avant de porter l’affaire devant la Commission de Venise…

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer de gewezen kabinetschef van de Staatssecretaris, u bent uzelf aan het bestoefen van hoe goed die zesde staatshervorming was voor het land en wat alle verdiensten zijn voor Vlaanderen. Maar waarom ijvert u er dan nu al voor – ze is nog niet eens goed uitgevoerd – om ze alweer aan te passen? Wij hebben een uitvoerig debat gehad over alle constructiefouten. En die zijn er ook ingevoerd met die zesde staatshervorming. U erkent zelf dat wij er goed over moeten nadenken om die gebreken er weer uit te halen. Waarom hebt u dat niet gedaan tijdens die zesde staatshervorming? Waarom hebt u niet geijverd voor de versterking van de gemeenschappen, bijvoorbeeld in Brussel, de vereenvoudiging van Brussel, de fusie van de politiezones, die gisteren weer eens weggestemd werd in de Kamer, terwijl iedereen – uw partij ook – zei dat het een goede zaak zou zijn.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur l’ex‑chef de cabinet du secrétaire d’État, vous soulignez fièrement à quel point cette sixième réforme de l’État était bonne pour le pays et tout ce qu’elle apporte de bon à la Flandre. Mais dans ce cas, pourquoi vous donnez‑vous encore tant de mal pour l’adapter, alors qu’elle n’a même pas encore été sérieusement mise en œuvre ? Nous avons eu un débat approfondi sur tous les vices de construction, qui ont d’ailleurs été introduits par cette sixième réforme de l’État. Vous reconnaissez vous‑même qu’il importe de supprimer ces vices de construction. Pourquoi ne l’avez‑vous pas fait pendant la sixième réforme de l’État ? Pourquoi ne vous êtes‑vous pas battu pour le renforcement des Communautés, par exemple à Bruxelles, pour la simplification de Bruxelles ou pour la fusion des zones de police, que la Chambre a encore rejetée hier, alors que chacun, y compris votre parti, disait que ce serait une bonne chose.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Vier jaar en een half was de minister van Binnenlandse Zaken een N‑VA’er en is er niets gebeurd. Hypocrisie!

M. Bert Anciaux (sp.a). – Pendant quatre ans et demi, le ministre de l’Intérieur était un membre de la N‑VA, et rien n’a été fait ! Hypocrisie que tout cela !

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – U klopt zich hier op de borst dat we zo’n goede staatshervorming hebben, maar u erkent dat we in de Senaat of het Vlaams Parlement misschien wel eens goed moeten nadenken hoe we de foutjes eruit kunnen halen. Worden er dan verbeteringen voorgesteld, dan stemt u ze onmiddellijk weg. Waarom bent u daar zo bang voor? Wilt u nog eens vijf, tien, twintig jaar nadenken en intussen werken met een onafgewerkte structuur die voortdurend conflicten – belangenconflicten, bevoegdheidsconflicten, procedures voor de Raad van State – oplevert? U kent ook de agenda van het Overlegcomité: de geluidsnormen van het Brussels Gewest, het ontbreken van een vliegwet, enz. Dat zijn allemaal onopgeloste fouten in de staatshervorming. Over al die fouten wilt u nog eens nadenken, maar zo net voor de verkiezingen bent u bang om het debat al in de volgende legislatuur aan te gaan.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Vous vous vantez de la qualité de la réforme de l’État, mais vous concédez que nous devrions bien réfléchir, au Sénat ou au Parlement flamand, à la manière de supprimer les vices de construction inhérents à cette réforme. Lorsque des corrections sont proposées, vous vous empressez de les rejeter. Pourquoi en avez‑vous si peur ? Voulez‑vous encore réfléchir pendant cinq, dix ou vingt ans, tout en continuant à fonctionner avec une structure inachevée, source permanente de conflits d’intérêts, de conflits de compétence et de procédures devant le Conseil d’État ? Vous n’ignorez pas non plus l’agenda du Comité de concertation : les normes de bruit de la Région bruxelloise, l’absence de loi sur les procédures de vol, etc. sont autant de vices non résolus de la réforme de l’État. Vous souhaitez encore réfléchir à ces vices de construction, mais à l’approche des élections, vous craignez d’aborder ce débat dès la prochaine législature.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Ik was eigenlijk niet aan het opscheppen over de staatshervorming, maar over de uitstekende uitvoering van de nieuwe bevoegdheden door de Vlaamse Regering. Toegegeven, daarvoor waren ook verschillende N‑VA‑ministers verantwoordelijk, maar op het vlak van sociale bescherming, kinderbijslag en duaal leren zeker ook ministers van onze partij.

Ik had het eigenlijk over het amendement van de heer Vanlouwe om artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren en er op die manier voor te zorgen dat tijdens de volgende legislatuur alles nog mogelijk is op het vlak van staatshervorming, ook het N‑VA‑voorstel rond confederalisme. Ik was aan het uitleggen dat, toen de acht partijen die daarover in 2012 een akkoord hadden bereikt, deze techniek gebruikten, de N‑VA‑fractie naar de Commissie van Venetië trok om dat punt politiek aan te kaarten, maar vooral duidelijk te maken dat dat juridisch niet kon. Ik herinner me dat professor Vuye destijds sprak over “de truc met artikel 195”. Ik herinner me ook dat toenmalig parlementslid Ben Weyts het had over “de verkrachting van de Grondwet” en “illegale praktijken”. De Raad van Europa heeft heel duidelijk gezegd dat er op het vlak van de rechtsstaat en de democratie geen enkel probleem was, maar de N‑VA bleef het totaal onaanvaardbaar vinden. Ik stel vast dat ze hun kar nu totaal hebben gekeerd.

Artikel 195 geeft de deelstaten de mogelijkheid om heel actief betrokken te worden bij de procedure dankzij de derde tak van de wetgevende macht, de Senaat. Het is dan ook opvallend dat een partij die beweert belang te hechten aan de betrokkenheid van de deelstaten – in federalisme is autonomie, maar ook betrokkenheid belangrijk – die betrokkenheid blijkbaar volledig aan de kant wil zetten. Vandaag zijn Wallonië, Brussel en Vlaanderen sterke deelgebieden. Het budget van Vlaanderen is na de zesde staatshervorming gestegen van 27 miljard naar meer dan 40 miljard euro. Ik hoef u niet te zeggen dat van die 40 miljard nul euro aan de N‑VA te danken is. De afgelopen vijf jaar ging de N‑VA ook akkoord met de communautaire standstill. Wij hebben met onze fractie voorgesteld, en een brede meerderheid van Nederlandstaligen en Franstaligen heeft dat aanvaard, om de volgende legislatuur met een kenniscentrum voor institutionele aangelegenheden grondig te werken aan institutionele kennisopbouw en een staatshervorming. De N‑VA‑fractie heeft als enige tegen dat voorstel gestemd. Daaruit concludeer ik dat het communautaire voor de N‑VA totaal geen prioriteit is en dat tien jaar communautaire stilstand oké is. De houding van N‑VA rond de staatshervorming is totaal hypocriet.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Je vantais non pas la réforme de l’État, mais bien l’excellence avec laquelle le gouvernement flamand a exécuté les nouvelles compétences. Il est vrai que le mérite en revient également à plusieurs ministres de la N‑VA, mais aussi à des ministres de notre parti, surtout en matière de protection sociale, d’allocations familiales et de formation en alternance.

Mes propos concernaient en fait l’amendement de M. Vanlouwe visant à déclarer l’article 195 ouvert à révision, ce qui, pour la prochaine législature, permettrait de maintenir toutes les possibilités en matière de réforme de l’État, y compris la proposition de la N‑VA concernant le confédéralisme. J’ai expliqué que, lorsque les huit partis qui avaient conclu un accord en la matière en 2012 ont utilisé cette technique, le groupe N‑VA s’est adressé à la Commission de Venise pour dénoncer ce procédé politique et surtout pour soulever des objections juridiques à ce propos. Je me rappelle que le professeur Vuye parlait à l’époque de « l’astuce de l’article 195 » et que Ben Weyts, alors député, parlait de « viol de la Constitution » et de « pratiques illégales ». Le Conseil de l’Europe a affirmé sans ambiguïté qu’il n’y avait aucun problème sur le plan de l’État de droit et de la démocratie, mais la N‑VA n’en a pas démordu. Je constate maintenant qu’elle a changé d’avis du tout au tout.

L’article 195 offre aux entités fédérées la possibilité d’être associées très activement à la procédure grâce à la troisième branche du pouvoir législatif, à savoir le Sénat. Il est dès lors étonnant qu’un parti qui se prétend attaché au principe de l’implication des entités fédérées – le fédéralisme suppose l’autonomie mais aussi l’implication – veuille manifestement écarter purement et simplement ce principe de l’implication. Aujourd’hui, la Wallonie, Bruxelles et la Flandre sont des entités fédérées fortes. Depuis la sixième réforme de l’État, le budget de la Flandre est passé de 27 à plus de 40 milliards d’euros. Je ne dois pas vous dire qu’aucun mérite n’en revient à la N‑VA. Les cinq dernières années, la N‑VA a aussi souscrit au standstill communautaire. Notre groupe a proposé de créer, lors de la prochaine législature, un Centre d’expertise pour les affaires institutionnelles, qui serait chargé de s’atteler au développement des connaissances institutionnelles et à une réforme de l’État ; une large majorité des néerlandophones et des francophones s’est ralliée à cette suggestion, et seul le groupe N‑VA s’y est opposé. J’en conclus que le communautaire n’est absolument pas une priorité pour la N‑VA et que dix années de statu quo communautaire ne lui posent aucun problème. L’attitude adoptée par la N‑VA concernant la réforme de l’État est totalement hypocrite.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Dalle, het is net of u hier een betoog voor uw partijcongres opvoert. U bent wellicht opgejaagd door de recente slechte peilingen. We hebben in de Vlaamse regering inderdaad goed samengewerkt. De afspraak was een communautaire standstill voor vijf jaar, om nadien verder te gaan en communautaire hervormingen door te voeren. Nu beweert u dat er gedurende tien jaar een communautaire standstill is door de schuld van de N‑VA. Wij pleiten echter voor de mogelijkheid tot herziening van de Grondwet om in de volgende legislatuur wel hervormingen door te voeren.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Dalle, on dirait que vous tenez un discours pour le congrès de votre parti. Vous y êtes sans doute poussé par les derniers sondages peu encourageants pour votre parti. Nous avons effectivement bien travaillé ensemble au sein du gouvernement flamand. Nous avions convenu d’un standstill communautaire pendant cinq ans avant de passer à de nouvelles réformes communautaires. Vous prétendez maintenant qu’il y aura un statu quo communautaire pendant dix ans à cause de la N‑VA. Or, nous voulons précisément ouvrir la possibilité d’une révision de la Constitution afin de réaliser des réformes sous la prochaine législature.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Dan had uw partij de regering niet moeten verlaten, mijnheer Vanlouwe.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Dans ce cas, votre parti n’aurait pas dû quitter le gouvernement, Monsieur Vanlouwe.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Dalle, u wil opnieuw vijf jaar communautaire stilstand en u wil alles weer in verschillende commissies onderbrengen, goed wetende dat het amper tot resultaat zal leiden. De pot verwijt te ketel dat hij zwart ziet!

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Dalle, vous voulez prolonger le statu quo communautaire pour cinq ans et encommissionner le tout, en sachant très bien que cela n’aboutira à aucun résultat, ou presque. Vous nous faites des reproches qui peuvent également s’adresser à vous !

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Wij pleiten voor grondige en gedegen werkzaamheden rond de staatshervorming, in het Vlaams Parlement en de Senaat.

Andere partijen in dit halfrond zijn tegen een staatshervorming gekant en ook wij zijn geen vragende partij voor een staatshervorming in de komende legislatuur. We vragen wel een grondige voorbereiding van de volgende stappen.

De Ecolo‑Groen‑fractie beweert geen staatshervorming te wensen, maar stelt in feite een bijzonder verregaande staatshervorming voor in Brussel, waarbij het historisch evenwicht dat in 1970 tot stand kwam, wordt doorbroken. De in de Kamer en jammer genoeg ook in onze commissie goedgekeurde herzieningsverklaring stelt namelijk dat ook artikel 135bis van de Grondwet dient te worden aangepast. Concreet stelt Ecolo‑Groen voor om, met uitsluiting van beide Gemeenschappen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd te maken voor het tweetalig onderwijs in Brussel. De heer Anciaux noemt dit waanzin en ik ben het daarmee eens. Onze fractie vindt dit een zeer slecht idee: het is niet goed voor de Brusselaars noch voor ons land.

Het betreft inderdaad een verregaande staatshervorming en een verregaande overdracht van federale bevoegdheden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitsluiting van beide Gemeenschappen.

Men kan dus niet beweren niet akkoord te zijn met de N‑VA en zelf een verregaande staatshervorming voor te stellen.

Het is ook inhoudelijk een zeer slecht idee. De heer Anciaux verwees naar een discussie die in de schoot van verschillende partijen zou bestaan, maar binnen de CD&V‑fractie geldt unaniem het standpunt dat er nood is aan een sterk Brussels Hoofdstedelijk Gewest met twee sterke Gemeenschappen die in Brussel blijven investeren.

De Vlaamse minister van Onderwijs, mevrouw Hilde Crevits, investeerde in de afgelopen legislatuur driemaal meer in het Brussels onderwijs dan de legislatuur voordien. Dit willen wij behouden en zelfs versterken, in het voordeel van alle Brusselse ketjes.

De talenkennis, tweetaligheid en meertaligheid in Brussel is vandaag problematisch. De kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in de Franstalige scholen is niet optimaal, om een understatement te gebruiken. Dat moet versterkt worden en we hebben daarover heel concrete voorstellen.

Het laten organiseren van tweetalige scholen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat ter zake geen enkele expertise heeft ontwikkeld, is een slechte oplossing.

Ik roep de collega’s die geen staatshervorming wensen in de komende vijf jaar op om dit artikel niet goed te keuren en niet mee te stappen in de separatistische logica van de N‑VA.

De sp.a voert in Brussel campagne onder de naam one.brussels. Ze pleiten voor één hoofdstedelijk bestuur en daar valt inhoudelijk zeker iets voor te zeggen. Zij willen de negentien gemeenten fusioneren en integreren in het Gewest met één minister‑president, bevoegd voor zaken die vandaag de gemeenten, het Gewest of de GGC toebehoren.

Dat is een interessante piste, die als een groot strijdpunt op tafel wordt gelegd. Men verwacht er 950 miljoen euro efficiëntiewinsten van, maar voor mij is het heel onduidelijk hoe men daaraan komt. Men vergeet echter wel te zeggen dat men het de komende vijf jaar niet kan realiseren en – wat veel erger is – dat men het zelfs niet wil realiseren want, om dat te doen moeten een aantal grondwetsartikelen worden herzien.

Bij CD&V is het gebruikelijk om onze standpunten door onze studiedienst te laten onderzoeken en te kijken hoe we ze kunnen realiseren. Ik weet niet of de mensen van one.brussels dat standpunt al hebben geanalyseerd. Zonder herziening van artikel 162 van de Grondwet kan de gemeenten niet het geheel of de essentie van hun bevoegdheden worden ontnomen. Op grond van artikel 162 van de Grondwet zijn de rechtstreeks verkozen gemeenteraden bevoegd voor alles wat van gemeentelijk belang is, en niet een stadsgewestraad. Vraagt sp.a de herziening van artikel 162 van de Grondwet? Neen.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Nous sommes favorables à des travaux parlementaires sérieux et approfondis sur la réforme de l’État, tant au Parlement flamand qu’au Sénat.

D’autres partis présents dans cet hémicycle sont opposés à une réforme de l’État, et nous ne sommes nous‑mêmes pas demandeurs d’une réforme au cours de la prochaine législature. Nous demandons cependant que les prochaines étapes soient préparées avec tout le sérieux nécessaire.

Le groupe Ecolo‑Groen prétend ne pas souhaiter de réforme de l’État, mais propose en fait une réforme sans précédent à Bruxelles, où l’équilibre historique obtenu en 1970 serait brisé. La déclaration de révision adoptée à la Chambre et, malheureusement aussi, par notre commission prévoit en effet qu’il y a également lieu de réviser l’article 135bis de la Constitution. Concrètement, Ecolo‑Groen propose de rendre la Région de Bruxelles‑Capitale compétente pour l’enseignement bilingue à Bruxelles, excluant ainsi les deux Communautés. M. Anciaux estime que c’est de la folie, et je suis d’accord avec lui. Notre groupe trouve cela une très mauvaise idée, tant pour les Bruxellois que pour l’ensemble du pays.

Il s’agit effectivement d’une réforme de l’État très poussée et d’un important transfert de compétences fédérales à la Région de Bruxelles‑Capitale, à l’exclusion des deux Communautés.

On ne peut donc pas prétendre ne pas être d’accord avec la N‑VA tout en proposant soi‑même une réforme de l’État sans précédent.

En termes de contenu aussi, l’idée est très mauvaise. M. Anciaux a évoqué une discussion qui aurait lieu au sein de différents partis, mais le point de vue unanime du groupe CD&V est qu’il faut une Région de Bruxelles‑Capitale forte à côté de deux Communautés fortes qui continuent à investir à Bruxelles.

Au cours de la législature écoulée, Mme Hilde Crevits, la ministre flamande de l’Enseignement, a investi trois fois plus dans l’enseignement à Bruxelles que ce ne fut le cas sous la législature précédente. Nous entendons maintenir et même augmenter ces investissements, en faveur de tous les « ketjes » bruxellois.

Aujourd’hui, l’apprentissage des langues, le bilinguisme et le multilinguisme posent problème à Bruxelles. La qualité de l’enseignement du néerlandais dans les écoles francophones n’est pas optimale, pour le dire de manière euphémique. Cet apprentissage doit être amélioré, et nous avons des propositions très concrètes en la matière.

Laisser la Région de Bruxelles‑Capitale organiser des écoles bilingues, alors qu’elle ne dispose d’aucune expertise en la matière, est une très mauvaise solution.

J’appelle les collègues qui ne souhaitent pas une réforme de l’État au cours des cinq prochaines années à ne pas adopter cet article et à ne pas se laisser entraîner dans la logique séparatiste de la N‑VA.

Le sp.a mène campagne à Bruxelles sous le nom de « one.brussels ». Il plaide pour une administration unique de la capitale, ce qui peut certainement se défendre. Il veut fusionner les dix‑neuf communes et les intégrer dans la Région sous l’autorité d’un seul ministre‑président, qui serait compétent pour des matières qui relèvent à l’heure actuelle des communes, de la Région ou de la COCOM.

C’est une piste intéressante. On en attend des bénéfices en termes d’efficience à hauteur de 950 millions d’euros, mais je ne vois personnellement pas comment on arrive à ce chiffre. On oublie cependant de dire qu’il est impossible de réaliser ce programme pendant les cinq années à venir et – pire encore – qu’on ne veut même pas le réaliser car cela nécessiterait la révision d’un certain nombre d’articles de la Constitution.

Le CD&V a l’habitude de demander à son service d’étude d’examiner nos points de vue et de voir comment les réaliser. J’ignore si les auteurs du programme one.brussels l’ont déjà analysé. Sans révision de l’article 162 de la Constitution, on ne peut priver les communes de l’ensemble ou de l’essentiel de leurs compétences. En vertu de cet article 162, les conseils communaux élus directement sont compétents pour tout ce qui est d’intérêt communal ; il n’y est pas question d’un conseil d’une ville‑région. Le sp.a demande‑t‑il la révision de l’article 162 de la Constitution ? Non.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik kan me vergissen, maar voor zover ik weet is voor een fusie van de negentien gemeenten geen herziening van de Grondwet vereist, ook niet van artikel 162. De heer Dalle heeft het over de overheveling van de gemeentelijke bevoegdheden. One.brussels pleit voor één gemeente, één OCMW, de bundeling van de huisvestingsmaatschappijen en de creatie van wijken. Ik begrijp niet waarom de heer Dalle zegt dat one.brussels pleit voor de overheveling van de bevoegdheden van de gemeenten naar het gewest. Ik ben er integendeel van overtuigd dat de toekomst is dat Brussel één stad, één hoofdstad wordt, waarbij een deel van de gewestbevoegdheden door de gemeenteraad van die ene stad wordt overgenomen.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je peux me tromper, mais pour autant que je sache, une fusion des dix‑neuf communes ne nécessite pas une révision de la Constitution, même pas de l’article 162. M. Dalle parle du transfert des compétences communales. One.brussels plaide pour une seule commune, un seul CPAS, le regroupement des sociétés de logement, et la création de quartiers. Je ne comprends pas pourquoi M. Dalle dit que one.brussels plaide pour le transfert des compétences communales à la Région. Je suis au contraire convaincu qu’à l’avenir, Bruxelles sera une ville unique, une capitale unique, et que le conseil communal de cette ville unique exercera une partie des compétences régionales.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Voor dat laatste is een grondwetsherziening vereist.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Pour ce dernier cas de figure, il faut une révision de la Constitution.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Voor dat laatste wel, maar de fusie van de gemeenten kan volgens mij perfect zonder grondwetsherziening.

M. Bert Anciaux (sp.a). – C’est exact, mais la fusion des communes ne nécessite d’après moi aucune révision de la Constitution.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Dat klopt. Zegt de heer Anciaux dat one.brussels voorstelt om te komen tot één minister‑president én tot één burgemeester én tot één OCMW‑voorzitter?

M. Benjamin Dalle (CD&V). – C’est vrai. Selon M. Anciaux, one.brussels propose‑t‑il un ministre‑président unique, un bourgmestre unique et un président de CPAS unique ?

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Wat de OCMW‑voorzitter betreft is geen grondwetsherziening vereist. Ik pleit persoonlijk voor het behoud van het OCMW. Ik ben geen voorstander van de afschaffing van die instelling, noch in Brussel, noch in Vlaanderen.

Je kan ook twee functies verenigen in één en dezelfde persoon. Ik denk ook dat een aantal bevoegdheden van de vroegere agglomeratie zonder grondwetsherziening zijn overgeheveld naar de minister‑president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

M. Bert Anciaux (sp.a). – En ce qui concerne le président de CPAS, aucune révision de la Constitution n’est requise. Personnellement, je plaide pour le maintien du CPAS. Je ne suis pas favorable à la suppression de cet organe, ni à Bruxelles, ni en Flandre.

On peut également confier deux fonctions à une seule personne. Je pense qu’un certain nombre de compétences qui relevaient de l’ancienne agglomération ont également été transférées au ministre‑président de la Région de Bruxelles‑Capitale sans passer par une révision de la Constitution.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – De functie van burgemeester kan niet worden verenigd met een functie van lid van de uitvoerende macht. Dat is een onverenigbaarheid. Men kan niet tegelijkertijd burgemeester en minister zijn.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – La fonction de bourgmestre n’est pas compatible avec une fonction relevant du pouvoir exécutif. On ne peut en même temps être bourgmestre et ministre.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Dat heeft niets met de Grondwet te maken. Dat kan worden gewijzigd via een aanpassing van de bijzondere wetten.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Cela n’a rien à voir avec la Constitution. On peut modifier les incompatibilités par le biais d’une adaptation des lois spéciales.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Verdedigt one.brussels nu het standpunt om de negentien gemeenten te doen opgaan in één gemeente, met één minister‑president?

M. Benjamin Dalle (CD&V). – One.brussels défend‑il l’idée de fusionner les dix‑neuf communes en une seule commune, avec un seul ministre‑président ?

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Zolang de Grondwet niet is gewijzigd, lijkt een fusie me de logica zelf. Die fusie komt er ook niet zomaar, want ze vereist een bijzondere meerderheid. Ook de bundeling van de verschillende functies in één persoon – de burgemeester of de minister‑president – kan volgens mij zonder herziening van de Grondwet. Ik zou het eerder hebben over een burgemeester en een schepencollege van de eengemaakte stad. Er zijn al genoeg ministers en minister‑presidenten.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Tant que la Constitution n’est pas modifiée, une fusion me semble être la logique même. Cette fusion ne se fera pas automatiquement car elle nécessite une majorité spéciale. Je pense également qu’il est possible de confier plusieurs fonctions à une seule personne – le bourgmestre ou le ministre‑président – sans devoir réviser la Constitution. Je parlerais plutôt d’un bourgmestre et d’un collège échevinal de la ville unifiée. Il y a déjà suffisamment de ministres et de ministres‑présidents.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – One.brussels pleit dan wel voor het naast elkaar bestaan van een Brusselse gemeenteraad en een Brussels Hoofdstedelijk Parlement?

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Mais one.brussels est donc favorable à la coexistence d’un conseil communal bruxellois et d’un Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale ?

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Je kan natuurlijk ook een visie ontwikkelen die niet in één stap kan worden gerealiseerd. Als de negentien gemeenten, de negentien OCMW’s en alle huisvestingsmaatschappijen al kunnen worden gefuseerd, dan hebben we al een immense stap gezet.

M. Bert Anciaux (sp.a). – On peut évidemment élaborer une vision qui ne peut se réaliser en une seule étape. Si on parvenait déjà à fusionner les dix‑neuf communes, les dix‑neuf CPAS et toutes les sociétés de logement, on aurait déjà fait de gros progrès.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Wat ik vooral merkwaardig vind, is dat de sp.a‑fractie zelfs niet gevraagd heeft om artikel 162 voor herziening vatbaar te verklaren en daar blijft het niet bij. Volgens artikel 170 van de Grondwet hebben de gemeenten een eigen fiscale autonomie, een eigen bevoegdheid om gemeentelijke belastingen te heffen. Anders dan voor de provincies, laat artikel 170 niet toe de gemeentelijke belastingen geheel af te schaffen. En wat stelt one.brussels voor? De afschaffing van de gemeentelijke belastingen en de vervanging ervan door stadsgewestbelastingen. Vraagt sp.a de herziening van artikel 170? Neen. One.brussels vraagt ten slotte de afschaffing van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie en de integratie ervan in het stadsgewest. De artikelen 143, 163 en 178 van de Grondwet wijzen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie evenwel aan als afzonderlijk autonoom overheidsniveau. Vraagt de sp.a de herziening van deze grondwetsartikelen? Neen.

Mocht ik het misschien een beetje te uitvoerig gehad hebben over andere partijen, dan zal ik het nu hebben over de visie van CD&V. Een groot deel van onze voorstellen hebben betrekking op de actualisering van titel II van de Grondwet over de Belgen en hun rechten. Er is een indrukwekkend academisch rapport verschenen enige weken geleden en in de Kamer zijn er diverse wetenschappelijke analyses gemaakt. Deze bepalingen van titel II dateren uit 1831 en geven blijk van een 19e‑eeuwse visie over grondrechten. Hoewel de grondwetgever vanaf 1970 door toevoeging van enkele nieuwe bepalingen een aantal nieuwe rechten heeft erkend, zijn de meeste artikelen van titel II ongewijzigd gebleven sinds de aanneming en bekrachtiging ervan door het Nationaal Congres in 1831. Daardoor zijn bepaalde grondrechten, gewaarborgd door het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, daarin niet geïntegreerd. Ik denk bijvoorbeeld aan het verbod op foltering en onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing, het recht op een eerlijk proces, de waarborgen bij vrijheidsberoving, het recht op eigendom, de vrijheid van geweten en levensbeschouwing. Die rechten zijn niet of onvolledig gewaarborgd in de Belgische Grondwet. Dat geldt ook voor het meest fundamentele recht dat er bestaat: het recht op leven. Onze fractie was een beetje gechoqueerd door het lapidaire amendement van de PS waarin wordt voorgesteld om het recht op leven niet toe te voegen aan de Grondwet tijdens de volgende legislatuur met een motivering rond onder meer abortus, die op juridisch vlak helemaal geen steek houdt. Sinds de verklaring tot herziening van de Grondwet van 1987 hebben de opeenvolgende preconstituantes de uitbreiding van de bescherming die wordt geboden door titel II van de Grondwet in het vooruitzicht gesteld. Ook in de herzieningsverklaring van 2014 verklaarden de Kamers dat er reden was tot herziening van titel II van de Grondwet om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming moeten verzekeren van de rechten en vrijheden, gewaarborgd door het EVRM. Onze fractie en onze fractieleidster, mevrouw de Bethune, hebben al lang geleden belangrijke voorstellen rond grondrechtenbescherming gedaan. Ik denk onder andere aan de rechten van personen met een handicap, rechten rond telecom, rechten van dieren enz. Wij vinden het belangrijk dat die ook de volgende legislatuur kunnen besproken en goedgekeurd worden. Het gaat om de versterking en actualisering van de Grondwet.

Onze voorstellen bevatten uitdrukkelijk niet de mogelijkheid om een preambule op te nemen in de Grondwet, en wij zijn ook blij dat dit niet is gebeurd. Wij zijn daar een absolute tegenstander van. Het is misschien een beetje oneerbiedig gezegd: het is mosterd na de maaltijd. Een preambule wordt samen met de nieuwe Grondwet opgesteld, niet erna. Een preambule bij de Belgische Grondwet komt dus 190 jaar te laat, en zal in de praktijk enkel leiden tot de impliciete wijziging van de Grondwet, iets wat CD&V uitdrukkelijk niet wil.

Onze fractie verzet zich bovendien tegen de herziening van de artikelen 19, 20 en 24 van de Grondwet, over de vrijheid van eredienst en van onderwijs. Die eerste twee artikelen betreffen een bijzonder belangrijk principe in ons land, namelijk de scheiding van Kerk en Staat, een klassiek liberaal grondrecht dat onze democratie schraagt. Het is ook een basiswaarde van onze samenleving, die uiting geeft aan de gezonde zorg dat levensbeschouwingen en staat zich niet te veel met elkaar moeten bemoeien. Enerzijds moeten levensbeschouwingen de fundamenten van onze samenleving, waaronder de scheiding van Kerk en Staat, aanvaarden. Anderzijds kan de overheid geen levensbeschouwelijke waarden opleggen, maar moet zij zich pluralistisch opstellen. Voor CD&V hebben religie, levensbeschouwingen, spiritualiteit een uitdrukkelijke plaats in de samenleving, zowel in de privé- als in de publieke sfeer. Voor onze fractie is het dan ook cruciaal dat het precaire evenwicht in de artikelen 19 en 20 van de Grondwet behouden blijft.

Hetzelfde geldt voor artikel 24. Officieel heet het dat de herziening van artikel 24 nodig is om een vak levensbeschouwing, ethiek en filosofie in het onderwijs in te voegen. In de feiten wil men uitvoering geven aan de eigen ideologische agenda, namelijk die van de laïciteit. Terwijl overal ter wereld, naar aanleiding van de aanslagen bijvoorbeeld, het belang van godsdienstonderwijs wordt onderstreept als kans tot vorming en verdieping in de eigen levensbeschouwing, maar ook in interreligieuze dialoog, willen bepaalde partijen nu de leraar godsdienst uit de klas weren. Vreemd genoeg werken diezelfde partijen die pleiten voor het behoud van de Vlaamse identiteit en een hoogstaand kwalitatief onderwijs vandaag actief mee aan de ondermijning van het godsdienstonderricht in katholieke scholen. N‑VA zet inderdaad de deur open voor de afbraak van het katholieke onderwijs. Voor CD&V daarentegen zal het godsdienstonderricht altijd integraal deel blijven uitmaken van de vrijheid van onderwijs.

Onze voorstellen hebben niet enkel betrekking op de grondrechten van titel II van de Grondwet. In onze lijst hebben wij ook een aantal bepalingen opgenomen uit eerdere herzieningsverklaringen, over de organisatie van justitie bijvoorbeeld.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Je trouve étrange que le groupe sp.a n’ait pas demandé l’ouverture à révision de l’article 162. Par ailleurs, l’article 170 de la Constitution accorde aux communes l’autonomie fiscale, la compétence de lever des impôts communaux. Cet article ne permet pas de les supprimer totalement, à la différence des impôts provinciaux. Or one.brussels propose la suppression des impôts communaux et leur remplacement par des impôts au profit de la ville‑région. Cependant, le sp.a ne demande pas la révision de l’article 170. Enfin, one.brussels demande que la ville‑région se substitue à la Commission communautaire commune. Pourtant, les articles 143, 163 et 178 de la Constitution, dont le sp.a ne demande pas la révision, désignent la Commission communautaire commune comme niveau de pouvoir spécifique.

Après ce large tour d’horizon des autres partis, je vais présenter le point de vue du CD&V. Une bonne part de nos propositions concernent l’actualisation du titre II, relatif aux Belges et à leurs droits. Un imposant rapport universitaire a été publié il y a quelques semaines et la Chambre s’est livrée à des analyses. Les dispositions du titre II, qui remontent à 1831, traduisent la vision des droits fondamentaux au XIXsiècle. Quoique, depuis 1970, le constituant ait inséré de nouvelles dispositions relatives à des droits nouveaux, la plupart des articles du titre II n’ont pas été modifiés depuis leur adoption par le Congrès national en 1831. Dès lors, certains droits fondamentaux, garantis par la Convention de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales (CEDH) et la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne, n’y figurent pas, par exemple l’interdiction de la torture et des traitements et peines inhumains ou dégradants, le droit à un procès équitable, les garanties en cas de privation de liberté, le droit à la propriété, la liberté de conscience et d’opinion philosophique : ces droits ne sont pas garantis par la Constitution belge ou le sont seulement de manière partielle. Cela vaut aussi pour le droit le plus fondamental, celui à la vie. Notre groupe s’est étonné de l’amendement du PS proposant de ne pas insérer le droit à la vie dans la Constitution durant la prochaine législature ; sa justification, qui évoque entre autres l’avortement, est une ineptie juridique. Depuis la déclaration de révision de 1987, les préconstituants successifs ont envisagé d’élargir la protection garantie par le titre II. En 2014, les chambres ont déclaré qu’il y avait lieu de réviser le titre II de la Constitution, en vue d’y insérer des dispositions nouvelles permettant d’assurer la protection des droits et libertés garantis par la CEDH.

Notre groupe, en particulier sa cheffe Mme de Bethune, ont déjà formulé des propositions importantes relatives à la protection des droits fondamentaux, notamment les droits des personnes handicapées, les droits dans le domaine des télécommunications et les droits des animaux. Il nous semble utile de pouvoir en débattre et les adopter sous la législature à venir, afin d’améliorer et de moderniser la Constitution.

L’adjonction d’un préambule à la Constitution ne figurait pas dans nos propositions et nous sommes heureux que l’idée n’ait pas été retenue. Nous y sommes tout à fait défavorables. Pour le dire crûment, il serait arrivé comme les carabiniers d’Offenbach ; un préambule doit être rédigé en même temps qu’une nouvelle Constitution, et non 190 ans plus tard. Aujourd’hui, il ne conduirait en pratique qu’à une modification implicite de la Constitution, dont le CD&V est explicitement adversaire.

En outre, notre groupe s’oppose à la révision des articles 19, 20 et 24, qui portent sur la liberté de culte et d’enseignement. Les deux premiers concernent la séparation de l’Église et de l’État, ce principe libéral classique essentiel dans notre pays et sur lequel s’appuie notre démocratie. C’est également une valeur fondamentale de notre société : il ne faut pas que les conceptions philosophiques et l’État interfèrent exagérément. D’une part, les courants philosophiques doivent accepter les fondements de notre société. D’autre part, les autorités ne peuvent imposer des valeurs philosophiques ; elles doivent se montrer pluralistes. Selon le CD&V, la religion, les convictions et la spiritualité ont leur place dans la société, que ce soit dans le domaine privé ou public. Nous estimons donc crucial de maintenir l’équilibre précaire garanti par les articles 19 et 20 de la Constitution.

Il en va de même de l’article 24, dont on nous affirme que la révision est nécessaire pour instaurer un cours de philosophie et d’éthique. En réalité, d’aucuns veulent mettre en œuvre leur programme idéologique, celui de la laïcité. Alors que partout dans le monde, entre autres à la suite des attentats, on souligne l’intérêt de l’enseignement de la religion pour une meilleure connaissance de son propre culte, mais aussi pour le dialogue interreligieux, certains partis souhaitent écarter les professeurs de religion. Bizarrement, ce sont les partis qui plaident pour la sauvegarde de l’identité flamande et pour un enseignement de qualité qui collaborent à ce travail de sape de l’enseignement de la religion dans les écoles catholiques. En effet, la N‑VA ouvre la porte au démantèlement de l’enseignement catholique. Pour le CD&V, au contraire, l’enseignement de la religion continuera à faire intégralement partie de la liberté d’enseignement.

Nos propositions ne portent pas seulement sur les droits fondamentaux au titre II de la Constitution. Notre liste reprend aussi des fragments de déclarations de révision antérieures, relatives par exemple à l’organisation judiciaire.

De heer Pol Van Den Driessche (N‑VA). – Mijnheer Dalle, u zegt zaken die intellectueel niet eerlijk zijn. Ik verwijs naar de tussenkomst van onze fractievoorzitter, de heer Vanlouwe, over de redenen waarom wij over alle artikelen willen praten. In een parlement moet over alles gepraat kunnen worden. Het is niet omdat men een artikel voor herziening vatbaar verklaart dat het zal gaan in een richting die u en ons niet zint. Er moet een dubbele tweederdemeerderheid worden gevonden. Het is dus niet juist dat wij op een of andere manier aan de godsdienstvrijheid of het katholieke onderwijs zouden willen raken. Op één punt geef ik u gelijk: wij zullen waakzaam moeten zijn dat er geen zotternijen gebeuren. Ik heb in deze Senaat ooit meegemaakt dat er een wetsvoorstel is ingediend om kruisbeelden van kerkhoven te halen. Het is er gelukkig niet van gekomen, maar daar gaan wij dus niet aan meewerken. Dat behoort niet tot het opzet van de mogelijke herziening van een grondwetsartikel. Er moet dus over alles kunnen gesproken worden en als er op een dag een meerderheid is voor iets waar wij het niet mee eens zijn, dan is het zo in een democratie. Maar u mag ons niet verwijten dat wij de godsdienstvrijheid in het gedrang willen brengen en het katholieke onderwijs aanvallen. Daarvoor is het ons te dierbaar, net zoals andere overtuigingen ons dierbaar zijn. Dit is dus intellectueel oneerlijk.

M. Pol Van Den Driessche (N‑VA). – Sur le plan intellectuel, ce que vous dites, Monsieur Dalle, n’est pas correct. Je me réfère à l’intervention de notre président de groupe, M. Vanlouwe, sur les raisons pour lesquelles nous voulons discuter de tous les articles. Dans un parlement, on doit pouvoir parler de tout. Ce n’est pas parce que l’on déclare un article ouvert à révision que les choses iront dans un sens qui ne nous convient pas, à vous et à nous. Une double majorité des deux tiers doit être trouvée. Dès lors, il est inexact de dire que nous voulons porter atteinte à la liberté religieuse ou à l’enseignement catholique. Je vous donne raison sur un point : nous devons veiller à éviter les sottises. Au Sénat, j’ai déjà vu déposer une proposition de loi visant à faire retirer les croix dans les cimetières. Heureusement, elle n’a pas abouti, mais nous ne collaborerons pas à ce genre de choses. Ce n’est pas le but d’une révision d’un article de la Constitution. On doit pouvoir parler de tout, et accepter qu’une majorité se dégage sur un texte auquel nous n’adhérons pas, c’est le jeu de la démocratie. Vous ne pouvez pas nous reprocher de vouloir porter atteinte à la liberté religieuse et à l’enseignement catholique, qui nous sont très chers.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Ik heb enkel gezegd dat de deur wordt opengezet voor het ondergraven van artikel 24 van de Grondwet. Er kan uiteraard altijd over alles worden gesproken. Dialoog zit trouwens in het DNA van onze partij. Wij willen de zaken altijd in overleg realiseren. Dat hebben we vijf staatshervormingen lang gedaan. We hebben met acht politieke partijen overlegd en akkoorden bereikt. Want het gaat niet alleen over discussiëren, maar ook over akkoorden sluiten. Maar we hebben nog altijd artikel 195 van de Grondwet, voor ons een belangrijk uitgangspunt, zeker wanneer het gaat over fundamentele aspecten, grondrechten en de fundamentele uitgangspunten van onze staat. Ik heb al verwezen naar het verbod op de doodstraf, naar de eentaligheid van het Nederlandse taalgebied, naar de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement, naar de bevoegdheid voor onderwijs die rechtstreeks in de Grondwet wordt toegewezen. Artikel 195 is een bescherming. Het zorgt ervoor dat we die zaken niet lichtzinnig in één legislatuur kunnen aanpassen, maar dat we er grondig over moeten nadenken, met een procedure in drie stappen. De N‑VA wil nu, heel gemakzuchtig, alle artikelen van de Grondwet voor herziening vatbaar verklaren. Onze voorstellen hebben niet enkel betrekking op de grondrechten in titel II van de Grondwet.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – J’ai simplement dit que l’on ouvre la porte à un travail de sape de l’article 24 de la Constitution. Certes, on peut toujours parler de tout. Le dialogue est d’ailleurs inscrit dans l’ADN de notre parti. Nous voulons toujours travailler en concertation. C’est ce que nous avons fait pour les réformes de l’État. Nous nous somme concertés entre huit partis politiques et avons trouvé des accords. Mais il y a toujours l’article 195 de la Constitution, qui constitue pour nous un principe important, surtout en ce qui concerne les droits et principes fondamentaux de notre État. Je me suis déjà référé à l’abolition de la peine de mort, à l’unilinguisme de la Région de langue néerlandaise, à l’élection directe du Parlement flamand, à la compétence directe octroyée par la Constitution en matière d’enseignement. L’article 195 constitue une protection. Il fait en sorte que nous ne puissions pas adapter les textes à la légère sur une législature, mais que nous devions y réfléchir en profondeur, en suivant une procédure en trois étapes. La N‑VA veut à présent, sans états d’âme, déclarer tous les articles de la Constitution ouverts à révision. Nos propositions ne concernent pas seulement les droits fondamentaux inscrits au titre II de la Constitution.

De heer Pol Van Den Driessche (N‑VA). – U blijft het maar herhalen, mijnheer Dalle, dat wij de boel willen ondergraven. Nogmaals, er is een verschil tussen een debat willen voeren en de boel willen ondergraven. Ik zeg u dit als katholiek, als zondig katholiek, maar als katholiek. Er was een tijd dat de katholieke kerk alles domineerde en bepaalde wat we wel en niet mochten doen en bespreken. Gelukkig is die tijd voorbij. In het parlement is er geen paus en kan niemand bepalen wat we de volgende legislatuur mogen bediscussiëren. Voor ons is alles bespreekbaar en het zal de verantwoordelijkheid zijn van deze en de andere assemblee wat we uiteindelijk wel en niet zullen wijzigen. Dat betekent niet dat wij iets wat ons dierbaar is, willen ondergraven.

M. Pol Van Den Driessche (N‑VA). – Vous continuez à dire, monsieur Dalle, que nous voulons faire un travail de sape. Je répète qu’il y a une différence entre débattre et saper. Je vous le dis en tant que catholique, même un peu pécheur. Il fut un temps où l’Église catholique était dominante et nous disait ce que nous pouvions faire ou pas et de quoi nous pouvions discuter. Ces temps sont heureusement révolus. Au parlement, personne ne peut définir ce dont nous pourrons discuter sous la prochaine législature. Pour nous, tout est susceptible d’être discuté et ce sera la responsabilité de notre assemblée et de la Chambre de décider de ce qui sera ou non modifié.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Voor onze fractie is een onproductief debat over de laïciteit absoluut niet nodig. We hebben de komende legislatuur andere zorgen. We moeten werk maken van een versterking van de levenskwaliteit van alle Belgen, ook van de Vlamingen, en van het sociaaleconomisch beleid. Het heeft geen enkele zin discussies aan de laïciteit te wijden. Daar hebben we al genoeg over gedebatteerd, ook in de Kamer.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Pour notre groupe, un débat stérile sur la laïcité n’est absolument pas nécessaire. Nous aurons d’autres préoccupations pour la prochaine législature. Nous devons travailler à une amélioration de la qualité de vie de tous les Belges, y compris des Flamands, et à un renforcement de la politique socioéconomique. Nous avons déjà suffisamment débattu de la laïcité, y compris à la Chambre.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Waarom bent u bang van zoveel debatten, mijnheer Dalle? U wil niet debatteren over laïciteit, het onderwijs, de vrijheid van onderwijs, de staatshervorming, … U wil er allemaal goed over nadenken, maar eigenlijk wil u over een belangrijk aantal artikelen geen debat voeren. Bent u bang van de kiezer? Bent u bang dat u het debat verliest? Op bepaalde punten zitten we op dezelfde lijn. Wij willen een sterk onderwijs, een sterk vrij onderwijs, een sterk gemeenschapsonderwijs. Wij zullen nooit toestaan dat de vrijheid van onderwijs wordt ondermijnd. Maar wij willen er wel in alle openheid in het parlement over discussiëren. Ik weet wat u met de katholieke zuil de voorbije dagen hebt gedaan. U hebt overal angst gezaaid. U bent gaan verkondigen dat wij een monsterverbond hebben gesloten met de vrijzinnige partijen om het katholiek onderwijs te ondermijnen. Mevrouw de Bethune heeft mij voor logebroeder uitgemaakt. Wij willen juist een sterk onderwijs in Vlaanderen. Daarover zijn we het absoluut eens. Wij willen de vrijheid van onderwijs in Vlaanderen versterken. Durf het debat aangaan, verstop u niet, doe de deur niet op slot! Zorg dat u sterke argumenten hebt! Maar blijkbaar hebt u die niet meer, noch voor een staatshervorming, noch voor de laïcisering, noch voor de vrijheid van onderwijs. Daarom is het bijzonder zwak dat u zich hier opnieuw overgeeft aan N‑VA‑bashing. Waarschijnlijk is dat aan verkiezingskoorts te wijten. Op bepaalde punten zijn wij uw medestanders en u moet ervoor zorgen dat u uw medestanders behoudt.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Pourquoi craignez‑vous tous ces débats, Monsieur Dalle ? Vous ne voulez pas discuter de la laïcité, de l’enseignement, de la liberté d’enseignement, de la réforme de l’État, … Vous voulez bien y réfléchir mais en réalité, vous ne voulez pas mener de débat sur un nombre important d’articles. Avez‑vous peur de l’électeur ? Avez‑vous peur de sortir perdant du débat ? Sur certains points, nous sommes sur la même longueur d’onde. Nous voulons un enseignement fort, un enseignement libre fort, un enseignement de la communauté fort. Nous ne tolérerons jamais que la liberté d’enseignement soit minée. Mais nous voulons bien en débattre ouvertement au Parlement. Ces derniers jours, vous avez suscité la peur dans les milieux catholiques en annonçant que nous avions conclu un pacte contre nature avec les partis laïcs pour affaiblir l’enseignement catholique. Mme de Bethune a dit de moi que j’étais frère de la Loge… Tout ce que nous voulons est de renforcer la liberté d’enseignement en Flandre. Osez commencer le débat, ne vous cachez pas, ne fermez pas la porte ! Faites en sorte d’avoir de solides arguments ! Mais il semble que vous ne les ayez plus, ni pour une réforme de l’État, ni pour la laïcisation, ni pour la liberté d’enseignement. C’est pourquoi il est particulièrement léger que vous vous adonniez à nouveau à du N‑VA‑bashing. Cela doit vraisemblablement être dû à la fièvre électorale. Sur certains points, nous sommes vos partenaires et vous devez faire en sorte de conserver vos partenaires.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V) (persoonlijk feit). – Ik heb u niet voor logebroeder uitgemaakt, collega Vanlouwe, ik heb u gewoon vriendelijk en in alle openheid gevraagd of u tot de loge was toegetreden. In een democratie is dat trouwens uw goed recht.

Mme Sabine de Bethune (CD&V) (fait personnel). – Je ne vous ai pas insulté, Monsieur Vanlouwe, je vous ai simplement demandé amicalement et ouvertement si vous étiez membre de la Loge. En démocratie, c’est tout à fait votre droit.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Wij zijn voor geen enkel debat bang. Wij zijn aan de onderhandelingstafels blijven zitten toen de N‑VA wegliep. Dat was zo tijdens de staatshervorming en de N‑VA is ook gedeserteerd uit de federale regering. Wij hebben geen schrik voor debatten en gaan de dialoog aan. We hebben in 2019 echter geen tijd om maandenlang een debat te voeren over een tweederdemeerderheid voor een staatshervorming. We moeten dat eerst grondig voorbereiden. We hebben ook geen tijd, noch in de Kamer, noch in de Senaat, noch in de regering om een onproductief debat te voeren over laïciteit. Daarom vinden wij het belangrijk dat die artikelen niet worden opgenomen in de lijst en we hopen dat ook in de Senaat die wijsheid aanwezig kan zijn.

Onze voorstellen hebben niet enkel betrekking op de grondrechten uit titel II van de Grondwet, maar ook op belangrijke bepalingen over de organisatie van Justitie. De Senaat heeft tijdens de afgelopen legislatuur ook zijn wetgevende functie ten volle uitgeoefend. Omwille van de grondige hervorming van Justitie werden twee artikelen van de Grondwet herzien, namelijk artikel 12 en 149. We wensen dat dit ook de komende legislatuur voor nog een aantal belangrijke artikelen betreffende Justitie kan gebeuren. Ook artikel 142 van de Grondwet over het Grondwettelijk Hof willen we voor herziening vatbaar verklaren, zodat het Hof voortaan wetten, decreten en ordonnanties aan de gehele titel II van de Grondwet kan toetsen. Dat zou een grondwettelijke erkenning zijn van het Grondwettelijk Hof als een volwaardig mensenrechtenhof. CD&V wenst ook de herziening mogelijk te maken van artikel 48 van de Grondwet over de goedkeuring van de geloofsbrieven door het Parlement. Dat is belangrijk in het licht van de rechtspraak van het EVRM dat misschien ook uitspraken doet met een impact op België.

Tot slot wil CD&V de volgende legislatuur ook werk maken van minder politici. Zo hebben we voorstellen ingediend voor minder ministers en staatssecretarissen. Dat kan door de bovengrens voor het aantal ministers in artikel 99 te verlagen en in eenzelfde beweging in een bovengrens te voorzien voor het aantal staatssecretarissen in artikel 104 van de Grondwet. Dat kan uiteraard ook zonder grondwetswijziging worden gerealiseerd. Het is de verantwoordelijkheid van degenen die de volgende legislatuur in de federale regering de verantwoordelijkheid zullen opnemen. Het is niet de bedoeling van CD&V om de pariteit van de federale regering in vraag te stellen. De heer Lacroix en mevrouw Barzin hebben daar terecht op gewezen met een amendement. De pariteit is een van de belangrijke evenwichten in ons federaal bestel. Het is eigenlijk een confederaal element in ons federaal bestel, en is ook bijvoorbeeld in de Brusselse regering een belangrijk principe van evenwicht tussen de Nederlandstaligen en Franstaligen. Daaraan wil onze fractie niet tornen. Daarom zijn wij in de commissie akkoord gegaan met een beperking van de herzieningsverklaring tot artikel 99, eerste lid. De herziening is evenwel niet inhoudelijk beperkt tot gendergelijkheid, ook het aanpassen van het aantal ministers moet mogelijk zijn, maar telkens met het behoud van de pariteit.

Sommige fracties zeggen dat de Senaat een schande is. Hij kost veel te veel en is niet productief, maar men vergeet dat wij in 2014 een zeer verregaande hervorming van de Senaat hebben doorgevoerd. Het principe van de maximale betrokkenheid van de deelstaten is daarmee gerealiseerd. Dat principe werd in de Vlaamse resoluties van 1999 zeer uitdrukkelijk naar voren geschoven. Vaak vergeet men ook dat het de enige politieke hervorming is van het afgelopen decennium waarmee 45 voltijds betaalde wetstraatpolitici zijn afgeschaft.

Wij vinden dat we daar in de volgende legislatuur nog verder in kunnen gaan. De afschaffing van de gecoöpteerde senatoren is in onze ogen een goede piste omdat de Senaat dan een vergadering wordt van deelstaatsenatoren die daarvoor geen bijkomende verloning ontvangen.

De voorstellen die ertoe strekten de Senaat volledig af te schaffen of hem belangrijke bevoegdheden te ontnemen, hebben wij niet gesteund en het verheugt ons dat wij op dit punt in de commissie niet alleen stonden.

Ongeveer de helft van alle EU‑ en OESO‑landen kent een tweekamerstelsel, en in federale landen is een tweede kamer zelfs de regel. De CD&V wenst de Senaat te behouden als een ontmoetingsplaats tussen de deelstaten, die inspraak garandeert aan de leden van deelstaatparlementen inzake de organisatie van de federale overheid. Dit debat is daarvan een mooi bewijs. Zonder de deelstaatsenatoren zouden de deelstatelijke kamers niet de minste inspraak hebben in de herziening van de Grondwet.

De Senaat zal met de ondersteuning van het kenniscentrum ook in de toekomst een belangrijke rol vervullen bij de voorbereiding van verdere stappen in de staatshervorming.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Nous ne craignons aucun débat. Lors de la réforme de l’État, nous sommes restés à la table des négociations lorsque la N‑VA est partie. La N‑VA a également quitté le gouvernement fédéral. Nous n’avons pas peur de débattre et nous le faisons. Toutefois, en 2019, nous n’avons pas le temps de discuter pendant des mois d’une majorité des deux tiers en vue de réaliser une réforme de l’État. Nous n’avons pas le temps, ni à la Chambre, ni au Sénat, ni au gouvernement de mener un débat improductif sur la laïcité. C’est pourquoi il nous paraît important que le Sénat ne reprenne pas ces articles dans la liste des articles déclarés ouverts à révision.

Nos propositions ne concernent pas uniquement les droits fondamentaux repris au titre II de la Constitution, mais portent également sur d’importantes dispositions relatives à l’organisation de la Justice. Au cours de la législature écoulée, le Sénat a pleinement exercé sa fonction législative. En vue de réformer la justice, deux dispositions de la Constitution ont été révisées, à savoir les articles 12 et 149. Nous souhaitons que cela puisse également être le cas au cours de la prochaine législature pour un certain nombre d’articles importants en matière de justice. Nous voulons également déclarer ouvert à révision l’article 142 de la Constitution relatif à la Cour constitutionnelle afin que la Cour puisse dorénavant contrôler la conformité de lois, décrets et ordonnances au regard de l’ensemble du titre II de la Constitution. Cela représenterait une reconnaissance constitutionnelle de la Cour constitutionnelle en tant que Cour des droits de l’homme à part entière. Le CD&V souhaite également permettre la révision de l’article 48 de la Constitution sur la validation des pouvoirs par le Parlement. C’est important à la lumière de la jurisprudence de la CEDH – certaines décisions pourraient avoir un impact sur la Belgique.

Enfin, au cours de la prochaine législature, le CD&V veut également s’atteler à une diminution du nombre de politiciens. Ainsi, il a déposé des propositions visant à réduire le nombre de ministres et de secrétaires d’État. Cela peut se faire en abaissant le plafond du nombre de ministres fixé à l’article 99 de la Constitution et en en prévoyant un pour le nombre de secrétaires d’État à l’article 104. Cela peut également se faire sans passer par une modification de la Constitution. Cette question relèvera de ceux qui, au cours de la prochaine législature, reprendront la responsabilité au niveau du gouvernement fédéral. Il ne s’agit pas de remettre en question la parité du gouvernement fédéral. M. Lacroix et Mme Barzin l’ont indiqué à juste titre par le biais d’un amendement. La parité est un élément d’équilibre dans notre système fédéral. Il s’agit réellement d’un élément confédéral dans notre système et, par exemple au niveau du gouvernement bruxellois, d’un principe important d’équilibre entre les néerlandophones et les francophones. Notre groupe ne veut pas y toucher. C’est pourquoi nous nous sommes mis d’accord en commission pour limiter la déclaration de révision à l’article 99, alinéa 1er. La révision ne se limite toutefois pas à l’égalité de genre, une adaptation du nombre de ministres doit également être possible mais chaque fois avec maintien de la parité.

Certains groupes disent que le Sénat est une honte ; il coûte beaucoup trop cher et n’est pas productif. Mais on oublie qu’en 2014, nous avons réformé le Sénat en profondeur. Le principe de l’implication maximale des entités fédérées, qui avait été très explicitement mis en avant dans les résolutions flamandes de 1999, est ainsi concrétisé. On oublie aussi que c’est la seule réforme politique de la dernière décennie qui a entraîné la suppression de 45 mandats politiques rémunérés à temps plein.

Nous pensons encore aller plus loin au cours de la prochaine législature. De notre point de vue, la suppression des sénateurs cooptés est une bonne piste parce que le Sénat deviendra alors une assemblée de sénateurs des entités fédérées qui ne perçoivent aucune rémunération supplémentaire pour cette fonction.

Nous n’avons pas soutenu en commission les propositions visant à supprimer entièrement le Sénat ou à lui enlever d’importantes compétences et nous nous réjouissons de n’avoir pas été les seuls.

La moitié environ des pays membres de l’UE et de l’OCDE sont dotés d’un régime bicaméral et dans les pays fédéraux, une seconde chambre est même la règle. Le CD&V souhaite maintenir le Sénat comme un lieu de rencontre entre les entités fédérées, qui garantit une participation aux membres des parlements des entités fédérées en ce qui concerne l’organisation de l’autorité fédérale. Ce débat en est une belle preuve. Sans les sénateurs des entités fédérées, les assemblées des entités fédérées n’auraient pas du tout participé à la révision de la Constitution.

Grâce à l’aide du centre d’expertise, le Sénat remplira également, à l’avenir, un rôle important dans la préparation des prochaines étapes de la réforme de l’État.

Mevrouw Véronique Waroux (cdH). – Ik wil kort terugkomen op onze debatten in de commissie. Ze waren bijzonder interessant en ze toonden aan hoe moeilijk deze oefening is. Ik wil trouwens de diensten van de Senaat van harte bedanken voor hun werk.

Wat artikel 1 betreft, wil ik enkel nog toevoegen dat het zeer belangrijk is een bescherming tegen de afbraak te behouden. Dat is helemaal geen kwestie van angst, maar van verantwoordelijkheid.

Wat artikel 7bis betreft, herinner ik eraan dat we in de Senaat al veel hebben gewerkt rond dierenwelzijn, een onderwerp dat onze gewaardeerde oud‑voorzitster Christine Defraigne had aangebracht. Verschillende senatoren wensten in de bepalingen rekening te houden met het dier als wezen met gevoel. We hebben in de commissie al veel werk verricht. Dat zal moet worden voortgezet om datgene dat ik als een echte vooruitgang beschouw, tot een goed einde te brengen.

Wat de ‘klimaatwet’ betreft, moeten sommige van de hier aanwezige collega’s niet rekenen op een zogezegde lagere mobilisatie van de jongeren. Er breekt immers een lastige periode aan voor de scholieren. De jongeren zijn niet in slaap gevallen! De ontgoocheling en de woede worden nog groter en volgens mij is dat terecht. De mobilisering dreigt te evolueren naar een hardere beweging. Op internationaal vlak ontstaan verschillende bewegingen en tot nu toe blijven ze vreedzaam. De beweging ‘Extinction Rebellion’ bijvoorbeeld, ontstaan in Engeland, groeit in de Verenigde Staten, in Italië, in Duitsland en in Frankrijk. Sommigen zouden dus beter de ogen openen. Wees niet bang en luister naar die jongeren. Het ‘neen’ aan de ‘klimaatwet’ is voor mij een provocerende oorlogsverklaring van de politieke wereld aan de jongeren. De ‘klimaatwet’ die de universitairen – niet de extremistische andersglobalisten – voorstellen, beoogt geen herfederalisering. Hij vormt gewoon het vertrekpunt voor een formele organisatie voor het nemen van sterke, dringende en levensnoodzakelijke maatregelen. De moeilijkheden die gepaard gaan met de vermindering van de broeikasgassen zijn enorm. De omslag moet gestructureerd worden. Deze week hebben de wetenschappelijke rapporten nog eens aangetoond dat niets doen veel meer zal kosten dan actie ondernemen, het is dus een politieke plicht.

Wat de afschaffing van de Senaat betreft, blijft onze instelling in mijn ogen de belichaming van de eenheid van België. Dat is trouwens wat sommigen stoort. Ik ben dus een voorstander van de herziening, van de hervorming van de Senaat, maar ik ben tegen het idee er een museum van te maken. De Senaat is een echte plaats van reflectie. We hebben veel informatieverslagen opgesteld, waarvan sommigen zeer snel een weerslag hadden in onze parlementen. Ik vermeld enkele van de behandelde onderwerpen: burden sharing, hormoonverstoorders, luchtkwaliteit, draagmoederschap, … Ik sta open voor het idee van een zekere menging tussen de verkozenen en andere vertegenwoordigers van de samenleving. Ik ondersteun dus de uitbreiding van de rol van de Senaat.

Sommigen wensen de afschaffing van de gecoöpteerde senatoren. Persoonlijk zou ik er liever meer hebben. Die senatoren bieden immers een uitzonderlijke gelegenheid om de politieke, analytische en technische dimensie van de Senaat te verrijken. We hebben trouwens de inbreng van de gecoöpteerde senatoren erkend. Dat is een reden om wijzen bij het debat te betrekken: universitairen, met name wetenschappers. We moeten ermee ophouden te denken dat de coöptatie een troostprijs is voor niet‑verkozen kandidaten. Het moet gaan om een strategische en intellectuele keuze van de partijen. Dat is een ware rijkdom.

De aanzet tot burgerparticipatie kan via verschillende artikelen worden georganiseerd, maar daar moet goed over nagedacht worden, als waarborg voor efficiëntie en om te vermijden dat het enkel om ‘peoplewashing’ gaat.

Ik dank onze voorzitter, de heer Brotchi, ofschoon hij er in de commissie mee heeft gedreigd ons uit te hongeren … Ik dank hem voor zijn steun aan een Senaat die nog prestige heeft in het buitenland, die gemoderniseerd en soeverein is, maar die vooral ook nog leeft.

Ik dank ook onze fractievoorzitter voor het vertrouwen dat hij mij geschonken heeft en mijn collega’s voor het genoegen hier met hen te kunnen samenwerken.

Mme Véronique Waroux (cdH). – Je voudrais revenir brièvement sur nos débats en commission. Ce fut un moment particulièrement intéressant, qui a bien montré les difficultés de l’exercice. Je tiens d’ailleurs à remercier vivement les services du Sénat pour leur travail.

Concernant l’article 1er, je voudrais simplement ajouter qu’il est très important de maintenir des remparts contre le saccage. Ce n’est nullement une question de peur, mais bien une question de responsabilité.

Quant à l’article 7bis, je rappelle que nous avons déjà beaucoup travaillé, ici au Sénat, sur la question du bien‑être animal, sujet porté par notre chère ancienne présidente, Christine Defraigne. Nous étions plusieurs à souhaiter la prise en compte du caractère sensible de l’animal dans les dispositions. Nous avons, en commission, produit un travail considérable qui devra être poursuivi pour finaliser ce que je considère comme étant un réel progrès.

Quant à la loi « Climat », certains collègues ici présents ne doivent pas se fier à la soi‑disant baisse de mobilisation des jeunes, mais nous approchons d’une période scolaire particulièrement sensible. Sachez‑le, ils ne s’endorment pas ! La déception et la colère gagnent en intensité et, selon moi, à raison ! Cette mobilisation risque d’évoluer vers un mouvement plus dur. De nombreux mouvements se développent à l’échelon international et restent pacifiques jusqu’à présent. Le mouvement « Extinction Rebellion », par exemple, né en Angleterre, se propage aux États‑Unis, en Italie, en Allemagne et en France. Je demande dès lors à certains d’ouvrir les yeux. N’ayez pas peur et écoutez ces jeunes. Le « non » à la loi « Climat » est, pour moi, un acte belliqueux et provocateur du monde politique à l’égard de la jeunesse. La loi « Climat », proposée par des universitaires et non par des extrémistes altermondialistes, ne vise pas à une refédéralisation. Elle constitue simplement le point de départ d’une organisation formelle pour la prise de mesures fortes, urgentes et vitales. Les contraintes liées à la réduction des gaz à effet de serre sont énormes. Il faut structurer le basculement. Cette semaine, les rapports scientifiques ont encore montré que l’immobilisme coûtera bien plus cher que l’action, véritable devoir politique.

Pour ce qui est de la suppression du Sénat, notre institution reste, à mes yeux, l’incarnation de l’unité de la Belgique. C’est d’ailleurs précisément ce qui dérange. Je suis donc favorable à son ouverture, à son adaptation mais je suis contre l’idée d’en faire un musée. Le Sénat est un réel lieu de réflexion. Nous avons produit de nombreux rapports d’information, dont certains ont été très rapidement portés dans nos parlements. Je vous rappelle quelques sujets traités : le burden sharing, les perturbateurs endocriniens, la qualité de l’air, la gestation pour autrui, etc. Je suis ouverte à l’idée d’une certaine mixité entre les élus désignés et d’autres représentants de la société. Je soutiens donc l’extension du rôle du Sénat.

D’aucuns souhaitent la suppression des sénateurs cooptés. Personnellement, mon souhait serait d’en ajouter. Ces sénateurs constituent en effet une opportunité exceptionnelle d’enrichir la dimension politique, analytique et technique du Sénat. D’ailleurs, on a reconnu les apports des sénateurs cooptés. C’est une occasion d’ouverture du débat à des sages : des universitaires et notamment des scientifiques. Il faut arrêter de considérer que la cooptation est un lot de consolation pour des candidats non élus. Il doit s’agir d’un choix stratégique et intellectuel des partis. C’est une vraie richesse.

En ce qui concerne l’ouverture à la participation citoyenne, celle‑ci peut être organisée par différents articles mais pour que son efficacité soit garantie, elle doit faire l’objet d’une réflexion approfondie pour éviter de produire juste du people washing.

Je voudrais remercier notre président, M. Brotchi, bien qu’il ait, en commission, menacé de nous affamer… Je le remercie pour son soutien à un Sénat encore prestigieux à l’étranger, modernisé et souverain, mais surtout vivant.

Je tiens aussi à remercier mon chef de groupe pour la confiance qu’il m’a accordée, ma collaboratrice et mes collègues pour le plaisir que j’ai eu à travailler en ce lieu avec eux.

De heer François Desquesnes (cdH). – Het werk dat we vandaag doen, sluit de zittingsperiode van de Senaat af. De opdracht van de preconstituante wordt uitgevoerd door de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de federale regering. We hebben een belangrijke bevoegdheid, meer bepaald inzake artikel 195 van de Grondwet, dat volgens sommigen meer op een hindernissenparcours lijkt, op een aanpak die de goede werking van onze Staat belemmert.

Ik denk integendeel dat de wijsheid die de constituante uit 1831 aan de dag heeft gelegd, nog steeds bestaansrecht heeft. Om het Latijnse adagio te bevestigen: festina lente – haast u langzaam! Ik stel het op prijs dat het tempo van onze grondwet langzamer is, omdat het de garantie is voor reflectie en vooruitgang die bereikt is na ruim overleg.

De voor herziening vatbaar verklaarde artikelen die uit de debatten van onze commissie naar voren komen en die vandaag ongetwijfeld zullen worden bekrachtigd, zijn van drieërlei aard.

Ten eerste, de vooruitgang van onze fundamentele rechten, in het bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de rechten en vrijheden van personen met een handicap, die belangrijk zijn voor het cdH.

Vervolgens een punt dat Véronique Waroux vurig verdedigde, namelijk de integratie van essentiële maatschappelijke uitdagingen waarvoor we ons anders moeten organiseren, om een versnelling hoger te kunnen schakelen. Het betreft de klimaatkwestie die de wijziging van artikel 7bis van de Grondwet vereist.

Tot slot, de wijziging van de regels van het Belgische Huis. De discussies waren rijk gestoffeerd en ik stelde met genoegen vast dat zelfs de N‑VA‑fractie actief deelnam aan het debat over die kwesties. De N‑VA‑fractieleider volgt de spelregels van een echt debat, althans in deze assemblee. Wij hebben dus ook een echte rol te spelen binnen het wettelijke en constitutionele kader. Ik wil de collega’s van elke fractie uit het Vlaamse, Brusselse en Waalse Parlement, uit het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en van de Franse Gemeenschap bedanken voor hun deelname aan deze besprekingen. Het is interessant dat verkozenen uit de Gemeenschappen en Gewesten uitdagingen kunnen bespreken waarvoor we soms een fijne neus hadden, zoals de burden sharing of de strijd tegen hormoonverstoorders.

Wat de regels van het Belgische Huis betreft, stelt men vast dat er geen nieuwe staatshervormingen zijn voor de volgende zittingsperiode. Die keuze, die gesteund wordt door een ruime meerderheid van de senatoren, krijgt de volledige steun van het cdH. Ook al is het huidige systeem altijd voor verbetering vatbaar, wij vinden het essentieel om onze instellingen te laten werken met de bestaande regelgeving. Het gaat om de doeltreffendheid van ons beleid. Te vaak de werkings- en bevoegdheidsregeling wijzigen werkt verstorend.

Ik vestig de aandacht op enkele elementen waarop duidelijke vooruitgang is geboekt, zoals de mogelijkheid om het provinciaal niveau af te schaffen of het optreden van wetgevende assemblees met betrekking tot oorlogssituaties.

Een laatste woord over de Senaat. Dat is het grote verschil tussen de lijst die in de Kamer is aangenomen en de lijst die waarschijnlijk binnen enkele minuten door onze assemblee zal worden goedgekeurd.

Ik geef u mijn persoonlijk aanvoelen na vijf jaar in de Senaat. Ik ben niet tevreden over de manier waarop onze assemblee vandaag werkt. Ik vind dat hij moet evolueren, moet veranderen. We zijn halverwege blijven steken. Burgerparticipatie is een van de bestemmingen voor onze Senaat in de toekomst. De enkele paragrafen over gecoöpteerde senatoren moeten geen vermindering van het aantal senatoren beogen, maar eerder een open deur vormen. Overigens is de volgende constituante niet gebonden door de formulering, door de intentie van de wijziging van de artikelen die voor herziening vatbaar zijn verklaard.

De werking van de Senaat is dus niet bevredigend en de Senaat zal zich hierover moeten buigen in de volgende zittingsperiode. Wij hebben de wijziging van de artikelen over de Senaat niet gesteund om een eenvoudige reden: zij die pleiten voor de afschaffing zijn veeleer de doodgravers van België, mensen die geen federaal België willen, terwijl wij dat willen handhaven.

De Senaat moet zijn hervorming zo voorbereiden dat er meer bepaald plaats is voor burgerparticipatie terwijl de logica van doorgeefluik tussen het regionale en het federale niveau behouden blijft. De meeste collega’s en fracties hebben daarover heel wat constructieve en positieve ideeën geuit. Deze ideeën zijn uiteraard geen doel op zich; zij hebben meer bepaald betrekking op internationale verdragen, op het toezicht op wat de uitvoerende macht in het overlegcomité doet, enz. Dat zijn een reeks ideeën waaraan het cdH wil meewerken. Daarom zullen wij ook het werk dat de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft volbracht, steunen.

M. François Desquesnes (cdH). – Le travail que nous accomplissons aujourd’hui boucle la législature du Sénat. La tâche du préconstituant est assumée par la Chambre des représentants, le Sénat et le gouvernement fédéral. Nous jouissons donc d’une compétence importante, notamment au regard de l’article 195 de la Constitution qui, selon certains, s’apparente davantage à une course d’obstacles, à une démarche qui nuit au bon fonctionnement de notre État.

Je pense au contraire que la sagesse dont a fait preuve le constituant de 1831 a toujours sa raison d’être. Pour corroborer l’adage latin : festina lente – hâte‑toi lentement ! J’apprécie que le tempo de notre règle fondamentale soit plus lent car il est le gage de la réflexion et de l’avancée largement concertée.

Les articles à réviser qui ressortent des débats de notre commission et qui seront sans doute validés aujourd’hui sont de trois types.

D’abord, la progression de nos droits fondamentaux, plus particulièrement la protection de la vie privée et les droits et libertés des personnes handicapées qui tiennent à cœur du cdH.

Ensuite, un point défendu avec ferveur par Véronique Waroux, à savoir l’intégration d’enjeux de société essentiels sur lesquels nous devons nous organiser différemment, pour passer à la vitesse supérieure, à savoir la problématique climatique qui requiert la modification de l’article 7bis de la Constitution.

Enfin, la modification des règles de la Maison Belgique. Les échanges ont été nourris et j’ai pu constater, avec satisfaction, que même le groupe N‑VA participait activement au débat sur ces questions. Son chef de groupe joue le jeu d’un vrai débat, en tout cas au sein de cette assemblée. Ainsi, nous avons aussi, dans le cadre légal et constitutionnel qui est le nôtre, un véritable rôle à jouer. Je tiens à remercier les collègues de chaque groupe issus des parlements flamand, germanophone, bruxellois, wallon et de la Communauté française pour leur participation à ces échanges. Il est intéressant que des élus régionaux et communautaires puissent débattre d’enjeux sur lesquels nous avons parfois eu le nez creux, notamment le burden sharing ou la lutte contre les perturbateurs endocriniens.

S’agissant des règles de la Maison Belgique, on constate l’absence de nouvelles réformes de l’État pour la prochaine législature. Ce choix, porté par une très large majorité de sénateurs est pleinement assumé par le cdH. En effet, même si le système dans lequel nous vivons est toujours perfectible, nous estimons qu’il est essentiel de faire fonctionner nos institutions avec les règles existantes. Il y va de l’efficacité de nos politiques. Changer trop souvent les règles de fonctionnement et de compétence est un facteur de perturbations.

Je soulignerai quelques éléments d’avancée manifeste, comme la possibilité d’une suppression de l’échelon provincial ou encore l’intervention des assemblées législatives pour ce qui concerne les situations d’état de guerre.

Un dernier mot sur le Sénat. C’est la grosse différence entre la liste adoptée à la Chambre et celle qui sera probablement adoptée par notre assemblée dans quelques minutes.

Je vous livre mon sentiment personnel après cinq années de présence au Sénat. Je ne suis pas satisfait de la façon dont fonctionne aujourd’hui notre assemblée. Je trouve qu’elle doit évoluer, se transformer. Nous sommes au milieu du gué. Une participation citoyenne est une des vocations dans lesquelles notre Sénat doit s’inscrire dans le futur. Les quelques paragraphes concernant les sénateurs cooptés ne doivent pas viser à réduire le nombre de sénateurs, mais constituent davantage une porte ouverte. D’ailleurs, le constituant qui nous suit n’est pas lié par le libellé, par l’intention de la modification des articles soumis à révision.

Le fonctionnement du Sénat n’est donc pas satisfaisant, et il reviendra au Sénat de s’y pencher dès la prochaine législature. Nous n’avons pas soutenu la modification des articles concernant le Sénat pour une raison simple : ceux qui défendent la suppression sont plutôt des fossoyeurs de la Belgique, des gens qui ne veulent pas d’une Belgique fédérale, que nous souhaitons maintenir.

Il reviendra au Sénat de préparer sa réforme de façon notamment inclure une participation citoyenne tout en gardant une logique de courroie de transmission entre le niveau régional et le niveau fédéral. La plupart des collègues et des groupes ont exprimé toute une série d’idées constructives et positives en la matière. Ces idées ne sont évidemment pas une fin en soi ; elles concernent notamment les traités internationaux, le contrôle sur ce que font les exécutifs au niveau du comité de concertation, etc. Voilà une série de pistes sur lesquelles, au niveau du cdH, nous sommes prêts à travailler. C’est aussi la raison pour laquelle nous soutiendrons le travail réalisé en commission des Affaires institutionnelles.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Ik wil eerst enkele inleidende opmerkingen maken. Het feit dat er drie componenten zijn, namelijk de Kamer, de Senaat en de regering, die tot een Grondwetsherziening kunnen beslissen, is op zich natuurlijk niet gemakkelijk. Je kan over de politieke legitimiteit lang discussiëren, maar formeel gesproken is de regering een partner. Ik begrijp dat er een slot moet staan op grondrechten, dat heb ik ook in commissie gezegd. Als één van die drie componenten graag iets zou bespreken, moet het mogelijk zijn om dat in voorkomend geval met een bijzondere meerderheid te wijzigen. De formule die we vandaag hebben, die van de kleinste gemene deler, is dan misschien niet echt meer de juiste. De lijst van artikelen die voor herziening vatbaar zijn verklaard in de brede zin, zou dan integendeel misschien wel de juiste zijn. Het is gewoon een bedenking die ik me maak. Het is niet in de lijn met wat collega Vanlouwe zegt. Het lijkt mij niet ondemocratisch dat te veronderstellen.

Toch heeft elke assemblee het recht om zijn mening te geven waarover het moet gaan. Enerzijds zullen wij, vanuit de Open Vld‑fractie, een aantal aspecten volgen die, nota bene, door de MR zijn aangebracht en waar we teruggaan tot de lijst van 2014. Anderzijds, je geeft een vetorecht aan één van de drie componenten over de artikelen van de andere twee. Dat is iets wat mij niet goed zint.

Ik heb er wat moeite mee dat wanneer één assemblee een grondwetsartikel voor herziening vatbaar verklaart, een andere component daarop een vetorecht krijgt en omgekeerd. Ik zeg niet dat ik de procedure zal kunnen wijzigen. Het gaat niet over één partij die iets wil wijzigen, mijnheer Vanlouwe. Ik weet wel dat jullie denken dat jullie de meerderheid zijn. Dat is nog altijd niet zo en zal ook nooit zo zijn.

M. Rik Daems (Open Vld). – Je voudrais commencer par quelques remarques introductives. Le fait que trois composantes, à savoir la Chambre, le Sénat et le gouvernement, puissent décider d’une révision de la Constitution n’est évidemment pas simple en soi. On peut discuter autant qu’on veut de la légitimité politique, mais, d’un point de vue formel, le gouvernement est un partenaire. Je comprends qu’il faille cadenasser les droits fondamentaux et je l’ai d’ailleurs souligné en commission. Si l’une des trois composantes a envie de discuter d’un point, il doit être possible de le modifier, le cas échéant, à une majorité spéciale. La formule que nous appliquons aujourd’hui, celle du plus petit diviseur commun, n’est peut‑être plus vraiment la bonne. Au contraire, la liste des articles qui ont été déclarés ouverts à révision au sens large serait peut‑être la bonne. Il s’agit là d’une simple réflexion personnelle, qui n’est pas dans le droit fil de ce que dit M. Vanlouwe. Une telle supposition ne me semble pas antidémocratique.

Chaque assemblée a pourtant le droit de donner son avis. D’une part, nous serons, en tant que groupe Open Vld, attentifs à un certain nombre d’aspects qui, soit dit en passant, ont été avancés par le MR et qui nous ramènent à la liste de 2014. D’autre part, on accorde à l’une des trois composantes le droit de mettre son veto aux articles proposés par les deux autres. Je ne vois pas cela d’un bon œil.

J’ai quelques difficultés à admettre que lorsqu’une assemblée déclare un article de la Constitution ouvert à révision, une autre composante puisse y opposer son veto, et inversement. Je ne dis pas que je pourrai modifier la procédure. Il ne s’agit pas d’un seul parti qui veut modifier quelque chose, monsieur Vanlouwe. Même si vous pensez être la majorité, cela n’est pas encore et ne sera jamais le cas.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Daems, u hebt dus ook bedenkingen bij het vetorecht dat de regering of de premier al min of meer heeft aangekondigd. Wij steunen u daarin. Wij hebben er ook bedenkingen bij, omdat die regering geen steun meer heeft, noch in de Kamer, noch in de Senaat. U hebt ook bedenkingen bij de werkwijze? We kunnen samen aan hetzelfde zeel trekken door artikel 195 te wijzigen. Ik stel voor dat u ons amendement om artikel 195 te wijzigen, mee ondertekent. Bij een volgende verklaring tot herziening van de Grondwet, zal er op die manier misschien minder discussie zijn.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Daems, vous avez donc, vous aussi, des objections à ce droit de veto que le gouvernement ou le premier ministre a déjà plus ou moins annoncé. Nous vous soutenons en cela. Nous formulons, nous aussi, des réserves à cet égard car ce gouvernement n’a plus de soutien ni à la Chambre, ni au Sénat. La façon de procéder vous pose aussi problème ? Nous pouvons réagir ensemble en modifiant l’article 195. Je suggère que vous cosigniez notre amendement visant à modifier l’article 195 de la Constitution. De cette manière, il y aura peut‑être moins de discussions lors d’une prochaine déclaration de révision de la Constitution.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Dat is nu een typische N‑VA‑redenering waarop ik even wil ingaan. Ik ga niet in op uw sympathieke uitnodiging, omdat ik het er niet mee eens ben. Mijn stelling is heel anders. Indien een meerderheid in de Senaat zou vinden dat de artikelen a tot n moeten kunnen worden gewijzigd en de Kamer de artikelen a tot n+1, en de regering de artikelen a tot n+2, dan is de slotsom dat een meerderheid in een parlement vindt dat een artikel gewijzigd moet kunnen worden. Ik heb het dan niet over één partij, zoals in dit geval. Dat geeft mij een wrang gevoel. Er is daar toch een democratische meerderheid geweest om iets te willen wijzigen? Dat is wat ik bedoel met dat soort vetorecht.

De regering is daarin nog een heel apart geval. Je zou kunnen stellen dat de regering niet meer op een meerderheid boogt in het parlement. Dat valt nog te bezien wanneer het over de Grondwet gaat. Uiteindelijk kiezen de parlementen een lijst en hier is ook geen vooraf gevormde meerderheid. Enerzijds kan je dat politiek illegitiem noemen, maar anderzijds is de component legitiem, omdat hij wel degelijk is geïnstalleerd met een vertrouwensstemming aan een regering. Mijnheer Vanlouwe, u zegt dat de regering niet langer het vertrouwen heeft van het parlement. Toch is het vandaag niet zo dat er over dat vertrouwen in dat parlement is gestemd. Het klinkt wat formalistisch, maar het is wel zo. Of de regering überhaupt een rol moet spelen bij het bepalen van wat mag worden gewijzigd, is nog een ander verhaal. Dat heeft niets te maken met het al dan niet hebben van een meerderheid in de parlementen. Als je naar de vorige situaties kijkt, is er een bijkomend probleem. De regering diende toen een lijst in die als een wetsontwerp kon worden beschouwd. Het parlement volgde, omdat er een meerderheid achter de regering stond in het parlement. Eigenlijk zou u blij moeten zijn met deze situatie want die geeft u en al de anderen meer flexibiliteit.

M. Rik Daems (Open Vld). – Il s’agit là d’un raisonnement typique de la N‑VA. Je ne donnerai pas suite à votre sympathique invitation, car je n’en partage pas le contenu. Mon avis est que si une majorité au Sénat estime que les articles a à n doivent pouvoir être modifiés, que la Chambre pense de même pour les articles a à n+1 et le gouvernement pour les articles a à n+2, la conclusion est qu’une majorité au sein d’un parlement considère qu’un article doit pouvoir être modifié. Je ne parle pas d’un seul parti, comme c’est le cas en l’espèce, mais bien d’une majorité. Cela me laisse un goût amer, car il y a quand même bien eu une majorité démocratique en faveur d’un changement. Voilà en quoi ce « droit de veto » me gêne.

Dans ce scénario, le gouvernement constitue encore un cas à part. On pourrait dire qu’il n’a plus de majorité au parlement, mais cela reste à voir, s’agissant de la Constitution. Les parlements choisissent une liste et il n’y a, là non plus, aucune majorité prédéfinie. D’une part, on pourrait considérer cela comme illégitime d’un point de vue politique mais, d’autre part, la composante est légitime car elle a été mise en place par un vote de confiance. Monsieur Vanlouwe, vous dites que le gouvernement n’a plus la confiance du parlement. Il n’y a pourtant pas eu de vote sur la confiance. C’est peut‑être un peu formaliste, mais c’est comme ça. Quant à savoir si le gouvernement doit absolument jouer un rôle pour déterminer ce qui peut être modifié, c’est une autre question. Cela n’a rien à voir avec le fait de disposer ou non d’une majorité dans les parlements. Si l’on observe ce qui se faisait avant, on constate un autre problème. Le gouvernement déposait alors une liste que l’on pouvait considérer comme un projet de loi, et le parlement suivait le mouvement parce que le gouvernement était soutenu par une majorité au parlement. Vous devriez en fait être heureux de la situation actuelle, car elle vous offre davantage de souplesse, à vous et à tous les autres.

De heer Jan Van Esbroeck (N‑VA). – Het is positief dat alle partijen duidelijk aangeven welke artikelen ze voor herziening vatbaar willen verklaren en met welke bedoeling ze dat doen.

Ik heb echter de indruk dat alle partijen de belangrijkste factor in dit verhaal vergeten: de bevolking, de kiezer. Ik ga ervan uit dat de democratie zo is opgebouwd dat de kiezer bepaalt wat hij wil. N‑VA wil alle artikelen voor herziening vatbaar verklaren, CD&V stelt een zeer beperkte lijst op. Alle partijen hebben hun mening en de kiezer beslist.

Ik vind het ondemocratisch dat wij, waarbij sommigen onder ons er na de verkiezingen niet meer bij zijn, nu al beslissen om de herziening van bepaalde artikelen tegen te houden. De Kamer, de regering en de Senaat gaan ervoor zorgen dat bepaalde veranderingen niet mogelijk zullen zijn. Dat is het tegenovergestelde van wat een democratie zou moeten zijn.

Ik vind dat de kiezers de volledige keuze moeten krijgen. Zij moeten uitmaken wat ze willen gerealiseerd zien. Wij moeten er nu voor zorgen dat dit kan worden gerealiseerd. Anders zorgen we ervoor dat het niet kan.

M. Jan Van Esbroeck (N‑VA). – Il me paraît positif que tous les partis indiquent clairement quels articles ils veulent ouvrir à révision et pour quelle raison.

J’ai toutefois l’impression qu’ils oublient l’élément essentiel : la population, l’électeur. Je pars du principe que dans notre démocratie, le choix appartient à l’électeur. La N‑VA veut ouvrir à révision l’ensemble des articles. Par contre, la liste proposée par le CD&V est très courte. Tous les partis ont leur opinion et l’électeur décide.

Je trouve antidémocratique d’empêcher d’ores et déjà la révision de certains articles, et ce, d’autant plus que nous ne serons pas tous réélus. La Chambre, le gouvernement et le Sénat vont donc empêcher certaines modifications. C’est le contraire de ce que devrait être une démocratie.

J’estime que les électeurs doivent avoir une entière liberté de choix pour les mesures dont ils souhaitent la réalisation. Faisons en sorte, dès à présent, que cela soit possible. Sinon, croyez‑moi, nous ferons en sorte que cela ne le soit pas.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Het is een beetje een sofisme omdat wij wel degelijk gelegitimeerd zijn door de kiezer om dit hier te doen. Wat u voorstelt, zou kunnen betekenen dat er aan het einde van elke legislatuur een grote volksraadpleging wordt georganiseerd, waarbij de kiezer moet aanwijzen welke artikelen voor herziening vatbaar zijn. Dat is niet mogelijk. De sleutel op de deur, is niet slecht voor grondrechten, om de tijdelijke aard van bepaalde emoties te corrigeren vanuit een assemblee die gelegitimeerd is door de kiezers. Daar heb ik op zich geen moeite mee. We leggen dat ook voor aan de kiezer, want we zijn verkozen en hopen om opnieuw verkozen te worden.

Mijn punt is anders: gelet op de legitimiteit die we wel degelijk hebben van de kiezer, vind ik dat als één assemblee een meerderheid heeft, die groter is dan een andere, dan heb ik persoonlijk – dus niet als Open Vld‑politicus – een probleem met veto’s. Stel dat wij in de Senaat, waar de meesten van ons zijn gelegitimeerd vanuit het Vlaams of een ander parlement, vinden dat een bepaald artikel vanuit een regionale gevoeligheid voor herziening vatbaar verklaard moet worden, dan zou dat niet kunnen omdat personen met een Belgische invalshoek, daar anders over oordelen, en omgekeerd. De kleinste gemene deler is iets wat bij mij, politiek, een beetje wringt, als het erom gaat artikelen voor herziening vatbaar te kunnen verklaren.

Het tweede punt dat ik principieel wil maken is het volgende: de preconstituante bindt de constituante niet. Daar heb ik ook een principieel probleem mee. Wij mogen wel zeggen welke artikelen kunnen gewijzigd worden, wij geven daar een argumentatie voor, maar de volgende Kamers doen daar volledig hun zin mee. Eigenlijk is dat niet logisch. Als wij een artikel voor wijziging vatbaar verklaren om een bepaalde reden, dan zou degene die het effectief wijzigt, toch rekening moeten houden met die reden. Daarom vind ik dat er eens grondig mag worden nagedacht over de procedure voor de grondwetswijziging. Als de preconstituante de constituante niet kan binden, waarover debatteren we hier dan?

M. Rik Daems (Open Vld). – Votre discours relève du sophisme. En effet, nous avons été mandatés par l’électeur pour réviser la Constitution. Ce que vous proposez pourrait signifier qu’un grand référendum doit être organisé à la fin de chaque législature pour permettre aux électeurs d’indiquer quels articles ils souhaitent voir révisés. Ce n’est pas possible. Notre système n’est pas mauvais pour les droits fondamentaux ; une assemblée légitimée par les électeurs doit pouvoir, par exemple, corriger le caractère temporaire de certaines émotions. Cela ne me pose aucun problème. Nous soumettons notre proposition aux électeurs car nous avons été élus et espérons être réélus.

Mon argument est autre : compte tenu de la légitimité que nous ont conférée les électeurs, le veto me pose problème – personnellement et non en tant que membre de l’Open Vld – lorsqu’une assemblée bénéficie d’une majorité plus large qu’une autre. Supposons qu’au Sénat, où la plupart d’entre nous ont été mandatés par le Parlement flamand ou un autre, nous estimions qu’un article devrait être ouvert à révision en fonction d’une sensibilité régionale, cela pourrait ne pas se produire parce que des personnes adoptant un point de vue « belge » en jugent autrement, et vice versa. Le plus petit dénominateur commun est un élément qui, politiquement, me frustre lorsqu’il s’agit d’ouvrir des articles à révision.

Le deuxième point de principe que je souhaite aborder est le suivant : le constituant n’est pas lié par les intentions du préconstituant. Cet élément me pose aussi problème. Nous pouvons dire quels articles peuvent être modifiés et nous fournissons des arguments en ce sens, mais les Chambres suivantes font ce qu’elles veulent. Ce n’est pas vraiment logique. Si nous déclarons qu’un article est ouvert à révision pour une raison spécifique, celui qui le modifie doit tenir compte de cette raison. Je considère dès lors qu’il faudrait mener une réflexion approfondie sur la procédure de révision de la Constitution. Si le constituant n’est pas lié par le préconstituant, notre débat a‑t‑il un sens ?

De heer Jan Van Esbroeck (N‑VA). – Dat is precies wat ik bedoel. Jullie verklaren een artikel voor herziening vatbaar omdat jullie dat in een bepaalde richting willen, anderen willen datzelfde artikel in een andere richting voor herziening vatbaar verklaren en dan is het woord aan de kiezer. De kiezer zal bepalen in welke richting het zal veranderen. Dat is waar het in een democratie om draait.

M. Jan Van Esbroeck (N‑VA). – C’est exactement ce que je veux dire. Vous ouvrez un article à révision pour certaines raisons et d’autres le font aussi, pour d’autres motifs, mais l’électeur a le dernier mot. Il déterminera les changements à mettre en œuvre. C’est l’essence même d’une démocratie.

De heer Rik Daems (Open Vld). – We weten allemaal dat het bij de keuze van de kiezer niet in detail zal gaan over 10, 30 of 40 grondwetsartikelen, naast zoveel andere. Waar u gelijk in hebt, is dat als er een richting a en een richting b is, het die twee richtingen zijn die in aanmerking moeten komen. Waar ik het moeilijk mee heb, is dat er plots een richting c is. Dat is niet waarom wij voor de herziening hebben gestemd, het is gewoon een persoonlijke mening.

Een derde bedenking is de vraag of er grote wijzigingen moeten gebeuren. Mijn antwoord daarop is neen. Persoonlijk meen ik dat de zesde staatshervorming op regionaal vlak heel wat opportuniteiten biedt die we, door omstandigheden, nog niet voldoende hebben benut. Neem bijvoorbeeld het werk dat wij verricht hebben in de commissie Buitenland van het Vlaams Parlement. Daar kan nog veel meer uitkomen. Meer nog, neem de regionale fiscaliteit. Daar is relatief weinig mee gedaan, behalve op het gebied van de indirecte belastingen. Op het vlak van de directe belastingen kan er echter heel veel. Het decreet alternatieve financiering is daar een eerste opening naartoe. Ik denk dat er veel meer mogelijk is vanuit de bestaande hervorming. Als we die affineren kunnen we zo nog veel verder gaan in de praktijk, vooraleer we een groot, emotioneel, debat aangaan om iets nieuws te maken, nog voor wat op tafel ligt fatsoenlijk in de praktijk is gebracht. De meest essentiële wetten die een impact hebben op de burger zijn bijzondere wetten.

Kortom, samengevat zijn dit de bedenkingen die ik eerst wilde maken. Het soort van vetorecht tussen de drie componenten wringt. Het feit dat de constituante zich niets moet aantrekken van wat er tot stand kwam, zij het vanuit verschillende visies, in de preconstituante vind ik ook wel ondemocratisch. Het is niet aan de orde om nog een communautaire ronde te gaan doen, terwijl we weten dat de laatste niet eens fatsoenlijk in de praktijk is gebracht, en wetende dat de belangrijkste wetten bijzondere wetten zijn met bijzondere meerderheden waarvoor geen grondwetswijziging nodig is.

De volgende vraag is of wat er nu wel op tafel ligt, waaraan wij niets kunnen toevoegen, wel zinvol is. Persoonlijk vind ik van wel. Onze partij vindt dat artikel 7bis belangrijk is omdat men daar bepaalde zaken kan invoegen. Dierenwelzijn heb ik zelf in de commissie bepleit, en ik vind persoonlijk dat klimaat daar ook bij hoort. Niet vanwege de druk die recent is gekomen uit puur partijpolitieke redenen om te capteren wat mensen in de straat eisen, hoe legitiem dat ook is. Wij gaan daarom niet snel de Grondwet wijzigen. Ik denk dat de betrokken partijen ook weten dat dit verkeerd is. Maar het feit dat je klimaat, dierenwelzijn, en misschien andere dingen, voldoende belangrijk vindt om in een Grondwet een plaats te geven, is zeker iets waar wij achter staan. Ik voer trouwens ook campagne rond het feit dat artikel 7bis moet toelaten om klimaat en dierenwelzijn in de Grondwet te verankeren. Nadien kan dat aanleiding kan geven tot een aantal uitvoeringswetten hierover. Maar niet omgekeerd.

Titel II gaat over grondrechten die wij als liberalen heel belangrijk vinden, zoals het recht op veiligheid en het recht op privacy. Dat zijn zaken die, spijtig genoeg, evolueren. Als je een verouderd concept in de Grondwet houdt, kan je natuurlijk geen hedendaags wetgevend patrimonium opbouwen dat het recht op veiligheid en privacy waarborgt. Denk maar aan de sociale media en de evolutie die onze maatschappij op dat vlak heeft doorgemaakt. Er is vandaag geen privacy meer. We moeten minstens dat recht op privacy in de Grondwet een plaats geven, om nadien via uitvoeringswetten een antwoord te bieden op de mogelijke impact van die evolutie op het privéleven van mensen. In die zin is titel II zeer interessant.

Ik kom even terug op het laïciteitsdebat. We zitten ruim in de 21e eeuw, en daarin volg ik de heer Van Den Driessche, om niet te vervallen in de confessionele klassenstrijd van de jaren 1800. Als we zeggen dat iedereen het recht heeft op zijn eigen mening en dat dit een individuele aangelegenheid is, is het toch evident dat dit individueel recht ook in een Grondwet staat? Dat is geen voorafname waarmee wij zeggen dat iemand iets moet zijn, denken of doen. Ik heb wat moeite met de verkramptheid daarover, die ik wel kan begrijpen. Voortdurend worden concepten zoals atheïst, agnost, ‘gnosticist’, gelovige, gebruikt alsof we in een soort 19e‑eeuwse confessionele klassenstrijd verwikkeld zijn. Iedereen heeft recht op een eigen mening daarover. Bij uitstek moet dit door de Grondwet mogelijk worden gemaakt. De wijzigingen die daarmee verband houden en die ook verwijzen naar het onderwijs, zijn geen aanval op wat dan ook, maar vrijwaren gewoon het recht van elk individu. Zeker als het gefinancierd wordt met belastinggeld. De verkramptheid begrijp ik dus heel goed, maar de christendemocraten moeten ook begrijpen dat het daarover niet gaat. Zeker wanneer het over het recht op leven gaat, wat de keerzijde van de medaille is. Het Europees Hof in Straatsburg heeft nooit een interpretatie van het concept ‘recht op leven’ gegeven dat in strijd is met wat wij rond abortus en euthanasie in stelling willen brengen.

Het gaat wel degelijk over iets anders, maar die passage is de laatste dagen gebruikt om ook daarover een soort van 19e‑eeuwse confessionele strijd te voeren. De bevolking snapt wel dat het concept ‘recht op leven’ zoals het vandaag in de Grondwet staat, niet meer van deze tijd is.

Ook de PS voedt voor een stuk het debat door een amendement daarover in te dienen. We moeten beseffen dat dit niet gaat over het maken van wetgeving over abortus, euthanasie en andere aspecten. Nee, daarmee heeft het niets te maken. Om dat duidelijk te maken, gaan we ons als fractie onthouden bij de stemming over het amendement van de PS. Zo maken we duidelijk dat we geen aanval willen lanceren op wat dan ook. Het oude idee dat er door het voor herziening vatbaar verklaren van een artikel, een soort van aanval wordt ingezet op een bepaalde groep in de maatschappij, is gewoon fout, onjuist. Het is niet erg fair om het zo te spelen.

Natuurlijk moeten we ook iets over de Senaat zeggen. We moeten het er allemaal over eens zijn dat we het mogelijk maken om het aantal verkozen politici te verminderen. Anders vindt de bevolking ons profiteurs. Toch stel ik u een vraag die ik ook mezelf wel eens stel. Als we de redenering dat er steeds minder verkozenen moeten zijn, doortrekken dan verkiezen we er op het einde van de rit nog één die alle macht heeft. Is dat dan democratie? Ik overdrijf natuurlijk, maar ik wil er maar op wijzen dat er ergens een ondergrens is. Overschrijden we die, dan is een democratisch debat dat een weerspiegeling is van de meningen die in de maatschappij leven, niet meer mogelijk. In de Raad van Europa heb ik daarover rapporten geschreven. Er zijn bepaalde grenzen die we niet kunnen overschrijden zonder de democratie op zich te schaden. Dat valt voor een deel op te lossen door burgerparticipatie prominent aan bod te laten komen, maar dan geven we de macht die we tijdelijk hebben gekregen, opnieuw af. Ik ben daar voorstander van. Maar als de verkozen entiteit niet langer legitiem is omdat ze geen voldoende draagvlak onder de bevolking heeft, dan hebben we een probleem.

De uitvoerende entiteit is een heel ander verhaal. Ik begrijp ook niet dat een stad zoals Leuven met een budget van 250 miljoen euro meer “ministers”, schepenen en burgemeester dus, heeft dan een Vlaamse Regering met een budget van 45 miljard euro. Het aantal uitvoerende mandaten kunnen we dus wel beperken. Dat is meteen ook kostenbesparend, want laten we eerlijk zijn, iedereen in een executieve functie moet zichzelf bewijzen en dat verhoogt de kosten. Een regering met tien ministers geeft meer uit dan een regering met zes. Zo eenvoudig is het. Er worden ook heel veel nutteloze kosten gemaakt, door alle overheden nota bene. Misschien moeten we daar eens iets aan doen. Vijftien regeringsleden op nationaal vlak, waar komt dat cijfer vandaan? Kan dat niet met minder?

Aan het apparaat moeten we dus iets doen, maar denken dat we met minder mensen zomaar meer democratie hebben, is vanaf een bepaalde grens niet meer juist. Daarmee heb ik niet gezegd dat 150 Kamerleden misschien niet te veel is. Waar ligt echter de grens? Bij tien? Is dat democratisch nog legitiem? We moeten oppassen niet mee te gaan in de stroming dat altijd minder ook beter is. Die wordt ingegeven door de roep van de publieke opinie dat verkozenen hun job niet goed doen. Soms is dat waar, maar veelal niet. Ik kan en wil deze bedenking hier maken omdat ik denk dat ze juist is. Er zijn assemblees met overdreven veel leden. Bij de omvang van het Brussels Parlement kunnen we zeker een vraagteken plaatsen. Ook bij het Vlaams Parlement en bij de Kamer trouwens. Ik wil er gewoon voor waarschuwen, dat het aantal verkozenen een “tipping point” heeft. Gaan we daar onder, dan schaden we de democratie.

De democratie wordt fel geschaad door een te log executief orgaan, dat is in ons land bij alle entiteiten het geval. Dan heb ik het nog niet over de particratie, maar daarover gaat het vandaag niet, want dat staat niet in de Grondwet. Ik zou echter graag eens een debat voeren over wie in ons land nu eigenlijk beslist. Dat brengt me op een oud idee dat een deel van de politiek misschien de facto voorbehouden moet zijn voor het parlement, dat er een zone moet zijn waar een regering niet aan mag raken. Vroeger stond in de meeste regeerakkoorden als laatste zin: “Hier zijn we het over eens en daarbuiten kan niets gebeuren zolang wij, de regering, het er niet over eens zijn”. Dat zinnetje is er sinds 1999 uit gelaten. Maar in de praktijk is het wel nog zo.

Tot slot over de Senaat. Kunnen we tevreden zijn over wat de Senaat deze legislatuur heeft gedaan? Wat mij betreft, eerlijk gezegd niet. Een van de redenen waarom ik me meer op de Raad van Europa heb toegelegd is dat ik aan het begin van de legislatuur enkele ideeën had voor het opstellen van een informatieverslag, maar die werden, onder meer door de N‑VA, geblokkeerd. Dat gebeurde vanuit de redenering dat de meerderheid in de Senaat dezelfde is als die van de federale regering. Dat is natuurlijk nonsens, want we zijn een verzameling parlementsleden uit verschillende assemblees met verschillende meerderheden. Moet de Senaat afgeschaft worden? Van mij mag het, zo lang een aantal prerogatieven op regionaal vlak niet mee afgeschaft worden. Als de Senaat wordt afgeschaft, dan wordt de regionale parlementsleden ook de bevoegdheid ontnomen om de Grondwet te wijzigen, en komt er ook een einde aan het principe dat leden van de deelstaatparlementen gelijkwaardig zijn aan federale parlementsleden in internationale instellingen, en aan het feit dat de Vlaamse regering mee aan tafel zit als het over Europa gaat, maar de Vlaamse parlementsleden niet. In het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden waarvan ik samen met 10 leden van de Kamer en 10 senatoren deel uitmaak, heb ik als lid van een deelstaatparlement het recht de eerste minister te vragen wat hij in Europa is gaan doen. Een lid van de Kamer kan minister‑president Bourgeois echter niet vragen wat hij van zin is. Laat er geen twijfel over bestaan, het instituut als dusdanig is niet belangrijk. Belangrijk is wat er kan gebeuren op het vlak van samenwerking tussen verkozenen. Collega Vereeck heeft destijds de titel willen wijzigen in ‘Kamer der deelstaten’, dat is een afspiegeling van wat de Senaat is. Nu goed, er zijn een aantal beperkingen opgelegd aan de Senaat. Het zij zo.

De afschaffing van de zogenaamd dure gecoöpteerde senatoren moet de scalp aan de gordel worden.

We kunnen wel eens nadenken over de rol van deze component in een kamer der deelstaten. De werking van het Adviescomité voor de Europese aangelegenheden, met 10 Kamerleden, 10 Senatoren en 10 leden van het Europees Parlement kan als voorbeeld gelden. Een assemblee waar de verkozenen uit de verschillende niveaus elkaar kunnen ontmoeten en daar de problemen oplossen die zich kunnen stellen tussen de regio’s, het federaal niveau, het Europese niveau of, waarom niet, het internationale niveau, is het overwegen waard. Dan is er wel nood aan parlementsleden die dat belangrijk vinden en die de nodige tijd krijgen om zich te wijden aan de oplossing van die problemen.

M. Rik Daems (Open Vld). – Nous savons tous qu’il ne s’agira pas, lorsque l’électeur fera son choix, de 10, 30 ou 40 articles de la Constitution, à côté de tous les autres articles. Vous avez raison de dire que, s’il y a une option a et une option b, ce sont ces deux options qui doivent entrer en ligne de compte. Ce qui me pose problème, c’est qu’il y ait soudainement une option c. Ce n’est pas la raison pour laquelle nous avons voté pour la révision ; j’exprime simplement une opinion personnelle.

Une troisième réflexion porte sur la question de savoir si de grandes modifications sont nécessaires. Je prétends que non. J’estime qu’au niveau régional, la sixième réforme de l’État offre de nombreuses occasions que nous n’avons pas encore suffisamment exploitées en raison de certaines circonstances. Je songe par exemple au travail que nous avons accompli en commission des Affaires étrangères du Parlement flamand. Nous pourrions y faire beaucoup plus. Prenons la fiscalité régionale : peu de choses ont été faites dans ce domaine, si ce n’est en matière de contributions indirectes. Par contre, on pourrait faire beaucoup plus encore en matière d’impôts directs, et nous avons commencé en votant le décret relatif au financement alternatif. Je pense que la réforme existante permet de faire des tas d’autres choses. Si nous la menons à bien, nous pourrons faire beaucoup plus dans la pratique, avant d’entamer un grand débat émotionnel sur les éventuelles nouvelles réformes à mettre en chantier. Les lois les plus essentielles qui ont une incidence sur le citoyen sont des lois spéciales.

Voici, en bref, les premières réflexions que je voulais vous soumettre. L’espèce de droit de veto qui existe entre les trois composantes est source de frictions. Le fait que le constituant n’ait pas à se soucier de ce qui a été élaboré par le préconstituant, fût‑ce à partir de visions différentes, est aussi antidémocratique à mes yeux. Il est inutile de se lancer dans de nouvelles discussions communautaires alors qu’on sait que la dernière réforme n’a pas encore été correctement mise en œuvre et que les lois les plus importantes sont des lois spéciales votées à la majorité spéciale qui ne requièrent pas de révision de la Constitution.

On peut aussi se demander si ce qui nous est soumis maintenant, et à quoi nous ne pouvons rien ajouter, est utile ou non. Personnellement, j’estime que oui. Notre parti juge l’article 7bis important parce qu’on peut y insérer certains éléments. J’ai moi‑même plaidé en commission pour le bien‑être animal, et le climat a aussi sa place dans cet article, indépendamment des raisons purement partisanes qui ont poussé certains à récupérer les revendications, aussi légitimes soient‑elles, des manifestants pour le climat. Nous n’allons pas pour autant modifier la Constitution dans la précipitation. Je pense que les partis concernés savent aussi qu’il n’est pas correct d’agir de la sorte. Mais nous défendons le principe selon lequel le climat, le bien‑être animal et d’autres choses encore sont suffisamment importants pour être insérés dans la Constitution. Je plaide d’ailleurs aussi pour que l’article 7bis permette d’ancrer le climat et le bien‑être des animaux dans la Constitution, après quoi une série de lois d’exécution pourraient être votées en la matière. Mais il ne faut pas inverser les choses.

Le titre II concerne les droits fondamentaux, comme le droit à la sécurité et le droit à la vie privée, auxquels les libéraux attachent beaucoup d’importance. Ce sont des matières qui, malheureusement, évoluent. Si l’on maintient un concept obsolète dans la Constitution, on ne peut pas constituer un arsenal législatif contemporain qui garantisse le droit à la sécurité et le droit à la vie privée. Pensons aux médias sociaux et à l’évolution qu’a connue notre société dans ce domaine. Aujourd’hui, il n’y a plus de vie privée. Nous devons à tout le moins inscrire le droit à la vie privée dans la Constitution, et réagir ensuite, par le biais de lois d’exécution, à l’incidence éventuelle de cette évolution sur la vie privée des gens. Dans ce sens, le titre II est très intéressant.

J’en reviens au débat sur la laïcité. Le XXIe siècle est déjà bien entamé et je pense, avec M. Van Den Driessche, qu’il faut éviter de retomber dans la lutte des classes confessionnelle des années 1800. Lorsqu’on affirme que chacun a droit à sa propre opinion et qu’il s’agit d’une question individuelle, il est évident que ce droit individuel doit être inscrit dans une Constitution. J’ai quelques difficultés avec la crispation de certains en la matière, même si je peux les comprendre. On utilise constamment des concepts tels qu’ « athée », « agnostique », « gnostique » ou « croyant » comme si on était dans un contexte de lutte de classes confessionnelle du XIXe siècle. Chacun a droit à sa propre opinion. La Constitution, plus particulièrement, doit le permettre. Les modifications proposées en la matière, qui portent également sur l’enseignement, ne sont pas une attaque contre quoi que ce soit, mais garantissent simplement le droit de chaque individu, a fortiori lorsque l’enseignement est financé par l’argent public. Je comprends donc très bien la crispation, mais les démocrates‑chrétiens doivent aussi comprendre qu’il ne s’agit pas de cela, surtout lorsqu’il est question du droit à la vie. La Cour européenne de Strasbourg n’a jamais donné du concept de « droit à la vie » une interprétation qui soit contraire à ce que nous défendons dans le domaine de l’avortement et de l’euthanasie.

Il s’agit bel et bien d’autre chose, mais ce passage a été cité ces derniers jours pour mener une lutte confessionnelle digne du XIXe siècle à ce sujet. Le citoyen comprend bien que le concept de « droit à la vie », tel qu’il figure actuellement dans la Constitution, n’est plus de notre époque.

Le PS alimente lui aussi le débat en déposant un amendement. Nous devons être conscients qu’il ne s’agit pas de légiférer en matière d’avortement, d’euthanasie ou d’autres thèmes. Notre groupe va donc s’abstenir lors du vote sur l’amendement du PS. Nous montrons ainsi clairement que nous n’avons pas l’intention de nous en prendre à quoi que ce soit. La vieille idée selon laquelle la déclaration de révision d’un article vise en quelque sorte à s’en prendre à un groupe déterminé de la société est tout simplement inexacte. Affirmer cela n’est pas très honnête.

Il nous faut évidemment aussi dire un mot sur le Sénat. Nous devons tous nous mettre d’accord sur la possibilité de réduire le nombre d’élus politiques, sans quoi les citoyens nous considèrent comme des profiteurs. Je vous pose cependant une question qu’il m’arrive aussi de me poser : si nous allons au bout du raisonnement qui veut qu’il y ait de moins en moins d’élus, nous n’en élirons en bout de course plus qu’un seul, qui aura donc tout pouvoir. Est‑ce cela, la démocratie ? J’exagère évidemment, mais je veux attirer l’attention sur le fait qu’il y a un seuil minimum à respecter, sous peine de ne plus pouvoir mener un débat démocratique reflétant les opinions de la société. J’ai rédigé des rapports à ce sujet au Conseil de l’Europe. Certaines limites ne peuvent pas être dépassées sous peine de porter atteinte à la démocratie. On peut résoudre partiellement ce problème en accordant une place de choix à la participation citoyenne, mais cela suppose que nous abandonnions le pouvoir qui nous a été confié temporairement. J’en suis partisan. Mais si l’entité élue n’a plus de légitimité parce qu’elle n’a plus suffisamment de soutien parmi la population, il y a aussi un problème.

L’entité exécutive est autre chose. Je ne comprends pas non plus qu’une ville comme Louvain, dotée d’un budget de 250 millions d’euros, compte plus de « ministres », en l’occurrence les échevins et le bourgmestre, que le gouvernement flamand, dont le budget est de 45 milliards d’euros. Nous pouvons donc bien limiter le nombre de mandats exécutifs. Cela permettrait de faire des économies car, soyons honnêtes, tout titulaire d’une fonction exécutive doit en quelque sorte montrer de quoi il est capable, ce qui a un coût. Un gouvernement qui compte dix ministres dépense tout simplement plus qu’un gouvernement qui n’en compte que six. Il y a aussi de nombreux coûts inutiles, générés d’ailleurs par tous les niveaux de pouvoir. Peut‑être faudrait‑il agir à ce niveau. D’où vient par exemple le chiffre de quinze membres de gouvernement au niveau fédéral ? Ne pourrait‑on pas envisager de réduire ce nombre ?

Il y a donc quelque chose à faire, mais, à partir d’un certain seuil, il n’est pas exact de dire qu’on a plus de démocratie avec moins de gens. Je ne veux pas dire par là que 150 députés ne soit peut‑être pas un nombre excessif, mais où se situe la limite ? À dix ? Ce nombre est‑il encore légitime d’un point de vue démocratique ? Ne nous laissons pas trop vite entraîner par l’idée que « moins, c’est mieux ». L’opinion publique a tendance à penser que les élus ne font pas bien leur travail. C’est parfois vrai, mais ce n’est généralement pas le cas. C’est une réflexion que je peux et veux faire ici parce que je pense qu’elle est exacte. Certaines assemblées comptent beaucoup trop de membres. Nous pouvons certainement nous interroger sur le nombre de membres du Parlement bruxellois, ou même du Parlement flamand et de la Chambre des représentants. Je veux simplement attirer l’attention sur le fait que le nombre d’élus ne peut pas descendre sous un certain seuil, sous peine de porter atteinte à la démocratie.

La démocratie est mise à mal par un organe exécutif trop lourd, au niveau de toutes les entités. Et je ne parle même pas de la particratie, qui n’est pas mentionnée dans la Constitution. Je voudrais cependant un jour avoir une discussion sur la question de savoir qui, dans notre pays, prend les décisions. Selon une idée en vogue depuis longtemps, il faudrait peut‑être de facto qu’une partie de l’action politique soit réservée au parlement, qu’il existe une zone à laquelle le gouvernement ne puisse pas toucher. Jadis, la plupart des accords de gouvernement se terminaient par une phrase rédigée de la façon suivante : « Voici ce que nous avons convenu ; en dehors de cela, rien ne peut être accompli sans que le gouvernement ne donne son accord. » Cette phrase est absente depuis 1999, mais la pratique est restée la même.

Enfin, je voudrais dire quelques mots à propos du Sénat. Pouvons‑nous être satisfaits de ce que le Sénat a fait au cours de la présente législature ? Personnellement, je ne le suis pas. Une des raisons pour lesquelles je me suis davantage concentré sur le Conseil de l’Europe est que les idées que j’avais au début de la législature pour des rapports d’information ont été rejetées, notamment par la N‑VA, en partant du principe que les majorités au Sénat et au gouvernement fédéral sont les mêmes. C’est absurde évidemment, puisque nous sommes des parlementaires issus de différentes assemblées ayant chacune sa propre majorité. Le Sénat doit‑il être supprimé ? Je ne suis pas contre, à condition que l’on ne supprime pas, dans la foulée, un certain nombre de prérogatives régionales. En supprimant le Sénat, on supprime également la possibilité qu’ont les parlementaires régionaux de modifier la Constitution, on porte atteinte au principe qu’au sein des institutions internationales, les députés des entités fédérées sont équivalents aux députés fédéraux, et on empêche les parlementaires flamands d’avoir leur mot à dire dans les matières européennes, même s’il est vrai que le gouvernement flamand, lui, a voix au chapitre. Au Comité d’avis fédéral des affaires européennes, où je siège en compagnie de 10 députés et de 9 autres sénateurs, j’ai le droit, en ma qualité de député régional, de demander au premier ministre ce qu’il a fait en Europe. Un membre de la Chambre ne peut cependant demander au ministre‑président flamand, M. Bourgeois, ce qu’il compte faire. L’institution en soi n’est pas importante ; ce qui est important, c’est la collaboration entre les élus. M. Vereeck a jadis voulu modifier le nom de notre assemblée en « Chambre des entités fédérées », ce qui reflète bien la nature du Sénat. Certaines limitations ont été imposées au Sénat, soit.

La suppression des sénateurs cooptés, dont on prétend qu’ils coûtent cher, est le trophée.

Nous pouvons réfléchir au rôle de cette composante dans une chambre des entités fédérées. Le fonctionnement du Comité d’avis fédéral des affaires européennes, qui compte 10 députés, 10 sénateurs et 10 membres du Parlement européen, peut servir d’exemple. Il est utile d’envisager la création d’une assemblée où les élus des différents niveaux peuvent se rencontrer et résoudre les problèmes qui peuvent se poser entre les Régions, le niveau fédéral, l’Europe ou, pourquoi pas, le niveau international. Il faut donner à des parlementaires le temps nécessaire pour se consacrer à la résolution de ces problèmes.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik heb die discussie al een paar keer met de heer Daems gevoerd, onder meer in de commissie en in het Vlaams Parlement.

Mijn partij ijvert uiteraard voor een rechtstreekse vertegenwoordiging in de internationale instellingen. Op een bepaald niveau lukt dat ook. Krachtens Verklaring 51 bij het Verdrag van Lissabon worden de regionale parlementen aanzien als een component van de nationale parlementen. Onze interne institutionele rechtsorde wordt daarmee geïnternationaliseerd.

Ik weet dat de heer Daems er altijd voor ijvert om via de Senaat als een vertegenwoordiger van de deelstaat te worden erkend. Vaak loopt dat vast op internationaal niveau. Er zijn echter internationale instellingen die wel rekening houden met de Belgische institutionele context. In de Europese Unie schuiven Vlaamse en Waalse ministers geregeld mee aan tafel aan. Zij verkondigen daar soms het Belgische standpunt, maar soms hebben ze ook de mogelijkheid om het regionale standpunt te vertegenwoordigen. De heer Daems weet dat Vlaanderen een afgevaardigde heeft in de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie.

De heer Daems verwees ook naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden. Daar maken volksvertegenwoordigers, deelstaatsenatoren en leden van het Europees Parlement deel van uit. Ik heb een aantal vergaderingen van dat comité bijgewoond en heb daar nooit een Europees Parlementslid gezien.

De heer Daems is voorzitter van de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed van het Vlaams Parlement. Hij heeft dat echt goed gedaan. We mogen absoluut fier zijn dat we onze autonomie hebben gebruikt en dat ook aan Europa hebben getoond. De commissie heeft onder meer in het kader van het TTIP‑verdrag en het CETA‑verdrag Europees commissaris Cecilia Malmström gehoord. In het kader van het Europees semester hebben we Europees commissaris Moscovici ontvangen. Ook commissievoorzitter Juncker en de voorzitter van het Hof van Justitie van de Europese Unie, Koen Lenaerts, zijn naar de commissie gekomen.

De heer Daems zal zeggen dat het Federaal Adviescomité de eerste minister kan ondervragen. Welnu, de commissie van het Vlaams Parlement heeft de minister‑president vaak ondervraagd over het standpunt dat Vlaanderen heeft ingenomen in de interfederale werkgroep die het Belgische standpunt voorbereidde. We werden bijzonder goed geïnformeerd door de algemene afvaardiging van de Vlaamse regering bij de Europese Unie. Ik weet dat ook de Waalse regering op dat vlak bijzonder actief is.

In plaats van altijd in te kantelen in de federale structuren kunnen we onze bevoegdheden beter ten volle blijven gebruiken. Het Vlaams Parlement heeft unaniem een resolutie aangenomen waarin het vraagt dat de Europese Unie in het kader van het Europees semester niet alleen landenspecifieke aanbevelingen, maar ook regiospecifieke aanbevelingen zou doen.

Wat heeft men immers aan een Belgisch of Duits gemiddelde als er binnen die landen grote verschillen bestaan? De Unie geeft jammer genoeg nog niet zulke specifieke aanbevelingen, maar ik hoop dat ze op termijn rekening houdt met onze verzuchtingen. We moeten de ambitie tonen om in de Europese Unie en in andere Europese instellingen onze autonomie ten volle te gebruiken.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – J’ai déjà eu cette discussion avec M. Daems à plusieurs reprises, notamment en commission et au Parlement flamand.

Il va de soi que mon parti est favorable à une représentation directe au sein des institutions internationales. C’est d’ailleurs possible à un certain niveau. En vertu de la Déclaration 51 du Traité de Lisbonne, les parlements régionaux sont considérés comme une composante des parlements nationaux. Notre ordre juridique institutionnel interne finit ainsi par s’internationaliser.

Je sais que M. Daems ne cesse de plaider pour une reconnaissance, par le biais du Sénat, en tant que représentant de l’entité fédérée. Cela arrive toutefois rarement à l’échelon international mais certaines institutions internationales tiennent compte du contexte institutionnel belge. Ainsi, au niveau européen, les ministres flamands et wallons se retrouvent souvent autour de la même table. Il leur arrive de présenter le point de vue belge, mais parfois aussi le point de vue de leur propre région. M. Daems sait que la Flandre a un représentant au sein de la Représentation permanente de la Belgique auprès de l’Union européenne.

M. Daems a également évoqué le Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes. Il comprend des députés, des sénateurs d’entités fédérées et des membres du Parlement européen. J’ai assisté à plusieurs réunions de ce Comité et je n’y ai jamais vu aucun parlementaire européen.

M. Daems préside la commission de la Politique extérieure, des Affaires européennes, de la Coopération internationale, du Tourisme et du Patrimoine immobilier du Parlement flamand. Il a fait du très bon travail. Nous pouvons être fiers d’avoir fait usage de notre autonomie et d’avoir montré cela à l’Europe. La commission a entendu la commissaire européenne Cecilia Malmström dans le cadre, entre autres, de la convention TTIP et de la convention CETA. Dans le cadre du semestre européen, nous avons reçu le commissaire européen Moscovici. Le président de la commission Juncker et le président de la Cour de justice de l’Union européenne, Koen Lenaerts, ont également été entendus par la commission.

M. Daems dira que le Comité d’avis fédéral peut interroger le premier ministre. Il faut savoir que la commission du Parlement flamand a souvent interrogé le ministre‑président sur la position adoptée par la Flandre au sein du groupe de travail interfédéral chargé de préparer la position de la Belgique. Nous avons été très bien informés par la délégation générale du gouvernement flamand auprès de l’Union européenne. Je sais que le gouvernement wallon aussi est très actif dans ce domaine.

Au lieu de toujours nous tourner vers les structures fédérales, nous ferions mieux de tirer le meilleur parti possible des compétences qui nous sont attribuées. Le Parlement flamand a adopté à l’unanimité une résolution dans laquelle il demande à l’Union européenne, dans le cadre du semestre européen, de formuler des recommandations spécifiques non seulement par pays mais aussi par région.

Qu’avons‑nous à faire, en effet, d’une moyenne belge ou allemande s’il existe de fortes divergences en Belgique et en Allemagne ? L’Union ne formule malheureusement pas encore ce genre de recommandations spécifiques, mais j’espère qu’à terme, elle tiendra compte de notre demande. Nous devons afficher notre ambition de faire pleinement usage de notre autonomie au sein de l’Union européenne et des autres institutions européennes.

De heer Rik Daems (Open Vld). – U hebt het vaak over het executief, mijnheer Vanlouwe. Er is inderdaad een interne afspraak waarbij men op basis van eigen bevoegdheden de inspraak krijgt die men wil. Hoe men het echter ook draait of keert, het is niet door een bijkomende verklaring dat het verdrag wijzigt. Het is niet omdat wij er intern organisatorisch van uitgaan dat voor ons de eigen bevoegdheden op regionaal en federaal niveau evenwaardig zijn, dat het verdrag wijzigt. Het probleem is precies dat we duizend keer kunnen zeggen dat een regionaal parlementslid evenwaardig is aan een federaal parlementslid, maar daarmee hebben we het Verdrag van Londen nog niet gewijzigd met als gevolg dat een landelijke, en geen regionale afvaardiging in de Raad van Europa zit. Als men de simpele redenering van de afschaffing van de Senaat blijft volgen, dan zijn we die mogelijkheid van een regionale afvaardiging kwijt. Daarvoor moet dus eerst een oplossing komen. Hoe we vanuit onze kleine institutionele omgeving een verdrag kunnen wijzigen, blijft nog een vraag. Als de afschaffing van de Senaat zonder meer zou doorgaan, maakt men in de feiten van regionale parlementsleden tweederangs parlementsleden. In de commissie heeft de heer Vanlouwe gezegd dat een federaal verkozene van de N‑VA ook wel de regionale standpunten zal verdedigen. In dat geval maakt hij van zijn eigen N‑VA parlementsleden van het Vlaams Parlement helemaal tweederangs parlementsleden.

De Open Vld‑fractie vindt het voorstel tot herziening goed. Een aantal zaken hoeven voor ons niet per se, andere hadden we liever wel gehad. De procedure is die van de kleinste gemene deler van de lijsten van Kamer, Senaat en regering. Dat wringt wat bij mij, maar het is nu eenmaal zo. We zullen het voorliggende voorstel goedkeuren. Ik heb een bedenking gemaakt bij de verkeerde emotionele strijd over het recht op leven en laïciteit. We zullen de MR gedeeltelijk volgen als ze teruggaat naar de lijst van 2014, behalve op artikel 24, want dat gaat over levensbeschouwing.

M. Rik Daems (Open Vld). – Monsieur Vanlouwe, vous parlez souvent de l’exécutif. Il y a effectivement une convention interne, et quelle que soit la manière dont on présente les choses, le traité ne se modifie pas par une déclaration complémentaire. Ce n’est pas parce que nous considérons en interne que, pour nous, les compétences ont la même valeur aux niveaux régional et fédéral que le traité change. Le problème réside précisément en ce que, quand bien même nous répéterions mille fois qu’un parlementaire régional a la même valeur qu’un parlementaire fédéral, nous n’aurions pas encore modifié ainsi le Traité de Londres, si bien qu’une délégation nationale et non régionale siège au Conseil de l’Europe. Si l’on continue à suivre le simple raisonnement de la suppression du Sénat, nous perdrons cette possibilité de délégation régionale. Il faut donc d’abord trouver une solution. Il reste encore à savoir comment nous pouvons modifier un traité à partir de notre petit environnement institutionnel. En supprimant purement et simplement le Sénat, on réduirait en fait les parlementaires régionaux à des parlementaires de second rang. M. Vanlouwe a dit en commission qu’un élu fédéral de la N‑VA défendra aussi les points de vue de la Région. Dans ce cas, il réduit les parlementaires N‑VA du Parlement flamand à des parlementaires de second rang.

Le groupe Open Vld estime que la proposition de révision est bonne. Pour nous, certains points n’étaient pas absolument nécessaires et d’autres auraient dû y figurer. La procédure est celle du plus petit commun dénominateur des listes de la Chambre, du Sénat et du gouvernement. Cela me pose quelque peu problème, mais c’est ainsi. Nous voterons cette proposition. J’ai émis une réserve au sujet de ce que j’appelle le mauvais combat émotionnel sur le droit à la vie et la laïcité. Nous suivrons en partie le MR s’il en revient à la liste de 2014, sauf en ce qui concerne l’article 24, qui porte sur les conceptions philosophiques.

De voorzitter. – Ik vraag de laatste sprekers om bondig te zijn, zodat onze collega’s kunnen deelnemen aan een vergadering die om 14 uur was gepland.

M. le président. – Je demanderai aux derniers intervenants de bien vouloir être brefs pour permettre à certains de nos collègues de participer à une réunion prévue à 14 heures.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het Vlaams Belang vindt de procedure voor grondwetswijziging in dit land veel te rigide. Eerst moet de preconstituante – dat zijn onder meer wij – hier vandaag een aantal artikelen aanwijzen en ook moeten de regering en de Kamer dezelfde artikelen hebben aangewezen. Dan moeten er verkiezingen komen en pas dan kan de constituante – het nieuwe parlement dus- overgaan tot wijziging van de artikelen die door de preconstituante aangewezen zijn. Dat moet dan nog eens met een tweederdemeerderheid gebeuren. Na de verkiezingen is de samenstelling van de constituante anders dan die van de preconstituante.

Er moeten dus heel wat hordes genomen worden vooraleer grondwetsartikelen kunnen worden gewijzigd. Volgens mij is die hele procedure een veel te grote grendel op het aanbrengen van wijzigingen in de Grondwet. Vlaams Belang is voorstander van een soepele procedure voor de herziening van de Grondwet zodat de wetgever, de constituante, soepel kan inspelen op nieuwe uitdagingen en noden. Wij zijn steeds van oordeel geweest dat de Grondwet door de preconstituante in haar geheel voor herziening vatbaar moet worden verklaard, teneinde de eerste horde in die hele rigide procedure alvast te nemen en de volgende bestuursploeg de mogelijkheid te geven om soepel in te spelen op de politieke noden van de samenleving. Vandaar dat wij zoals steeds voorstellen hebben ingediend om alle artikelen van de Grondwet te herzien. Dat is onze principiële visie op de zaak.

Maar er is natuurlijk altijd een politiek context, een politieke realiteit. Die is momenteel van een heel andere orde. Daarmee moeten we vandaag rekening houden. Ik stel concreet vast dat zowel in de Kamer als in de Senaat de Franse linkse politieke meerderheid, samen met de Vlaamse linkse politieke minderheid, erop aanstuurt om alleen die grondwetsartikelen voor herziening vatbaar te verklaren die in hun politieke kraam passen. Een politieke agenda die er onder meer op gericht is om tijdens de volgende legislatuur ook te herfederaliseren. Bepaalde materies worden dan terug naar het niveau van België getrokken. Ook andere artikelen hebben tot doel om dingen te realiseren die ik politiek hoogst ongewenst vind. De artikelen die voor het Vlaams Belang en Vlaams nationalisten relevant zijn, zijn absoluut niet voor herziening vatbaar verklaard.

Het gaat natuurlijk niet op dat wij hier vandaag links helpen om hun politieke agenda te realiseren, terwijl de deur helemaal dichtgegooid wordt voor grondwetsartikelen die nuttig zouden kunnen zijn voor Vlaams nationalisten en de realisatie van onze politieke agenda. We zijn als Vlaams Belang niet zo naïef als N‑VA, en zij hebben al veel kritiek gekregen vandaag in de Senaat en ik moet daar helaas nog wat aan toevoegen. Zij hebben in de Kamer links op hun wenken bediend en zelf zijn ze van een kale reis thuisgekomen. We zullen in het kader van deze politieke context als Vlaams Belang uit principe tegen de herziening van de grondwetsartikelen stemmen zoals die hier vandaag voorligt. Ik roep de N‑VA op om hier in de Senaat ook tegen te stemmen zodat die politiek‑strategische blunder die in de Kamer door hun collega’s is gemaakt, hier kan worden rechtgezet. Wij verklaren alleszins alles voor herziening vatbaar, of niets.

Er is, zoals daarstraks al gezegd, nog een derde speler in het spel: de regering, of beter gezegd wijlen de regering. Het is alvast een regering die niet van haar woord was, tenzij N‑VA geprobeerd heeft de goegemeente iets wijs te maken. Ik weet het niet. Ik heb het hier over de zogenaamde Atomaschriftjes, u herinnert zich dat wel van vijf jaar geleden. N‑VA heeft aan het begin van deze regeerperiode het communautaire voor vijf jaar in het vriesvak gestoken om aan de regering‑Michel en de vetpotten te kunnen participeren.

Dat stuitte terecht op kritiek binnen de Vlaamse beweging. Om die kritiek vijf jaar geleden wat te pareren maakte de N‑VA openlijk het publiek wijs dat er afspraken bestonden binnen de regering om aan het eind van de regeerperiode onder meer artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren, zodat de volgende regering desgevallend een grote staatshervorming zou kunnen realiseren.

Dat artikel is er nu niet bij. Ik heb een amendement gezien dat vraagt om het toch voor herziening vatbaar te verklaren. Daar zullen wij mee voor stemmen, maar dat is dan ook het enige wat u van ons kan verwachten. Het avontuur van de N‑VA komt neer op tien jaar communautaire stilstand.

Ik kan hieruit maar twee conclusies trekken: ofwel heeft de N‑VA haar achterban flink voorgelogen, en waren er helemaal geen geheime afspraken of Atomaschriftjes, ofwel is deze voormalige regering een woordbreker. Een woord blijft immers een woord, zelfs wanneer één partner het schip heeft verlaten. Hebben we hier dan te maken met een partij die de achterban heeft voorgelogen, of met een lichtgelovige N‑VA die zich in de luren heeft laten leggen door een aantal woordbrekers? Het is aan de voormalige meerderheid en aan de N‑VA om hierop een antwoord te geven.

De les voor Vlaams‑nationalisten is duidelijk. Vlaams Belang heeft deze conclusies al tientallen jaren geleden getrokken: een federale participatiestrategie leidt tot niets, tenzij tot bedrog of bedrogen worden, zoals nu. Eén ding staat vast: het federale N‑VA‑avontuur heeft Vlaanderen opnieuw jaren achteruit geslagen. We zijn opgezadeld met tien jaar communautaire stilstand en dus achteruitgang. Er komt geen nieuwe staatshervorming die Vlaanderen meer autonomie zou kunnen geven, er komt ook geen confederalisme, wat dat ook moge zijn, er komt zelfs geen begin van confederalisme of een nieuwe staatshervorming. In het beste geval krijgen wij een Belgisch status quo, waarbij de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië ongestoord verdergaan, en dit hopeloos onbestuurbare land nog wat aanmoddert. In het slechtste geval krijgen wij een reactionaire Belgische restauratiebeweging. Proficiat, N‑VA, met zoveel politiek inzicht.

Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de artikelen die betrekking hebben op de Senaat zelf. Ik stel vast dat een aantal Belgicistische krachten ervoor gezorgd hebben dat de meeste artikelen die nodig zijn voor een hervorming, niet voor herziening vatbaar verklaard zijn. Dat is een grote gemiste kans. Als men eerlijk wil zijn, kan men niet anders dan vaststellen dat deze assemblee de jongste vijf jaren in een comateuze toestand heeft verkeerd.

Wij hebben vooral tijd besteed aan het opstellen van informatieverslagen die geen kat leest, en aan het stemmen van resoluties waarvan de meerwaarde dikwijls heel verwaarloosbaar is. Deze instelling heeft dus geen bestaansreden meer. De Senaat kost ongeveer 40 miljoen euro per jaar, en er is vanuit dat oogpunt geen sprake van behoorlijk bestuur. Men bewijst de bevolking geen dienst door deze instelling nog eens vijf jaar en zelfs tien jaar in het leven te houden omdat de nodige grondwetsartikelen niet voor herziening vatbaar verklaard zijn. Die comateuze toestand van de Senaat moet ophouden. We hadden beter alle grondwetsartikelen voor herziening vatbaar verklaard, ook die betreffende de Senaat. Dat is een gemiste kans, en een publieke schande.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Le Vlaams Belang estime que la procédure de modification de la Constitution est beaucoup trop rigide dans ce pays. D’abord, le préconstituant – nous‑mêmes, entre autres – doit aujourd’hui désigner une série d’articles et le gouvernement ainsi que la Chambre doivent avoir désigné les mêmes articles. Ensuite, des élections doivent être organisées, après quoi seulement le constituant – donc le nouveau parlement – peut procéder à la modification des articles désignés par le préconstituant, et ce, une fois encore, à une majorité des deux tiers. À cela s’ajoute qu’après les élections, la composition du constituant est différente de celle du préconstituant.

Il faut donc franchir de nombreux obstacles avant de pouvoir modifier des articles de la Constitution. Selon moi, toute cette procédure cadenasse trop solidement la possibilité de modifier la Constitution. Le Vlaams Belang est favorable à l’instauration d’une procédure plus souple pour la révision de la Constitution, de sorte que le législateur (le constituant) puisse réagir souplement aux nouveaux défis et besoins. Nous avons toujours estimé que la Constitution devait être déclarée ouverte à révision dans sa totalité par le préconstituant, de manière à pouvoir franchir d’emblée le premier obstacle et à donner à l’équipe dirigeante suivante la possibilité de réagir souplement aux besoins politiques de la société. C’est pourquoi nous avons déposé, comme toujours, des propositions visant à réviser tous les articles de la Constitution. Telle est notre vision de principe.

Mais il y a évidemment toujours un contexte et une réalité politiques. Ce contexte est aujourd’hui d’un tout autre ordre et nous devons en tenir compte. Je constate concrètement que tant à la Chambre qu’au Sénat, la majorité politique de gauche francophone tente de faire en sorte, avec la minorité politique de gauche flamande, que soient seuls déclarés ouverts à révision les articles de la Constitution qui l’arrangent politiquement et qui s’inscrivent dans un agenda axé notamment sur la refédéralisation de certaines compétences sous la prochaine législature. D’autres articles visent également à permettre des réalisations que je juge parfaitement indésirables politiquement. Les articles pertinents aux yeux du Vlaams Belang et des nationalistes flamands n’ont pas été déclarés ouverts à révision.

Il n’est évidemment pas question que nous aidions aujourd’hui la gauche à réaliser son agenda politique, alors que la porte est tout à fait fermée aux articles de la Constitution qui pourraient être utiles aux nationalistes flamands et à la réalisation de notre agenda politique. Mon groupe, le Vlaams Belang, n’est pas aussi naïf que la N‑VA, et je dois à mon tour adresser des critiques à ce parti, comme d’autres l’ont fait aujourd’hui dans cet hémicycle. La N‑VA a fait le jeu de la gauche à la Chambre et n’a elle‑même rien obtenu. Dans le contexte politique actuel, le Vlaams Belang votera par principe contre la révision des articles de la Constitution telle que présentée ce jour. J’appelle la N‑VA à voter également contre cette déclaration de révision afin de corriger au Sénat la gaffe politico‑stratégique que ses membres ont commise à la Chambre. Quoi qu’il en soit, nous déclarons tout ouvert à révision, ou rien.

Il y a enfin un troisième acteur : le gouvernement, ou plutôt « feu le gouvernement ». Il ne s’agit en tout cas pas d’un gouvernement de parole, à moins que la N‑VA n’ait tenté d’enfumer l’électeur en quittant le navire. Je vous rappelle les fameux cahiers Atoma, dont il avait été question il y a cinq ans. Au début de cette législature, la N‑VA a mis le volet communautaire au frigo pour cinq ans, pour pouvoir participer au gouvernement Michel et à la distribution des postes ministériels.

Ce choix a soulevé des critiques au sein du mouvement flamand. Pour riposter quelque peu à ces critiques il y a cinq ans, la N‑VA a ouvertement fait croire au public qu’il existait, au sein du gouvernement, des accords prévoyant de déclarer notamment l’article 195 ouvert à révision en fin de législature, afin de permettre au gouvernement suivant de mener, le cas échéant, une grande réforme de l’État.

Aujourd’hui, cet article ne figure pas dans la liste. J’ai vu passer un amendement demandant qu’il soit quand même déclaré ouvert à révision. Nous voterons cet amendement, mais c’est la seule chose que l’on peut attendre de notre groupe. L’aventure de la N‑VA se résume à dix années d’immobilisme communautaire.

Je ne peux en tirer que deux conclusions : soit la N‑VA a menti sans vergogne à sa base et les accords secrets ou les cahiers Atoma étaient une pure invention, soit l’ancien gouvernement est parjure. Une parole reste en effet une parole, même lorsqu’un des partenaires quitte le navire. Il appartient à l’ancienne majorité et à la N‑VA de nous dire si nous avons affaire à un parti qui a dupé sa base ou à une N‑VA naïve qui s’est laissé mystifier par quelques parjures.

La leçon est claire pour les nationalistes flamands. Le Vlaams Belang a déjà tiré ces conclusions il y a plusieurs dizaines d’années : une stratégie de participation fédérale ne mène à rien, sinon à tromper ou être trompé, comme c’est le cas aujourd’hui. Il est en tout cas certain que l’aventure fédérale de la N‑VA a ramené la Flandre des années en arrière : dix années d’immobilisme – et donc de recul – communautaire, pas de nouvelle réforme de l’État susceptible d’accroître l’autonomie de la Flandre, pas davantage de confédéralisme, ni même un embryon de confédéralisme. Qu’obtenons‑nous ? Dans le meilleur des cas, un statu quo au niveau belge, avec des transferts de milliards d’euros de la Flandre vers la Wallonie qui se poursuivent imperturbablement et un pays désespérément ingouvernable qui continue à faire n’importe quoi. Dans le pire des cas, un mouvement réactionnaire de restauration de la Belgique. Félicitations à la N‑VA pour son intelligence politique !

Je voudrais enfin évoquer les articles qui portent sur le Sénat proprement dit. Je constate qu’un certain nombre de forces belgicaines ont fait en sorte que la plupart des articles nécessaires à une réforme ne soient pas déclarés ouverts à révision. Il s’agit d’une grande occasion manquée. L’honnêteté ne peut que nous amener à constater que cette assemblée a végété dans un état comateux au cours des cinq dernières années.

Nous avons surtout passé notre temps à rédiger des rapports d’information que personne ne lit et à voter des résolutions dont la valeur ajoutée est souvent très négligeable. Cette institution n’a donc plus de raison d’être. Le Sénat coûte environ 40 millions d’euros par an et, de ce point de vue, il ne peut être question de bonne gouvernance. On ne rend pas service à la population en maintenant cette institution en vie pendant cinq ou dix ans encore, pour la seule raison que les articles de la Constitution nécessaires n’ont pas été déclarés ouverts à révision. Il faut mettre fin à cet état comateux du Sénat. Il aurait mieux valu déclarer ouverts à révision tous les articles de la Constitution, y compris ceux relatifs au Sénat. C’est une occasion manquée et un scandale public.

De voorzitter. – Aangezien een vertegenwoordiger van hun fractie al aan het woord is geweest, vraag ik de laatste twee sprekers dat ze elk hun spreektijd tot 10 minuten zouden beperken.

M. le président. – Puisqu’un représentant de leur groupe s’est déjà exprimé à cette tribune, je demanderai aux deux derniers intervenants de bien vouloir limiter leur temps de parole à 10 minutes chacun.

Herr Karl‑Heinz Lambertz (PS). – Unabhängig davon, dass ich hier vor allem im Namen der Deutschsprachigen Gemeinschaft reden werde, bin ich ganz gerne bereit, mich auf zehn Minuten zu beschränken.

Dann ist es dem Senat also doch noch gelungen, am Ende seiner Legislaturperiode im Ausschuss elf Stunden lang und auch heute hier in der Plenarsitzung zu einer gewissen Hochform aufzufahren. Dieser Senat, von dem so viele meinen, dass er überflüssig ist. Selbst wenn wir das wohl zu diesen Zeiten unausweichliche Wahlkampfgetöse einmal abrechnen, sind heute und auch in dem zuständigen institutionellen Ausschuss sehr interessante Dinge über den belgischen Staat und sein Funktionieren gesagt und zur Diskussion gestellt worden.

Es hätte uns sehr gut zu Gesicht gestanden, vor allem weil wir die Zeit dazu gehabt hätten, als erste eine Liste zur Revidierbarkeit der Verfassungsartikel vorzulegen. Dann hätten wir die Vorlage geliefert, an der sich andere hätten messen müssen. Das ist uns nicht gelungen. So werden wir jetzt in genauer Detailarbeit herauskristallisieren müssen, was in unserer Liste und was in der Kammerliste steht, und dann abzuwarten haben, was die Regierung macht, um festlegen zu können, wie es mit der Verfassungsreform in der nächsten Legislatur weitergeht.

Meine Meinung ist da sehr präzise. Ich will nicht auf juristische Argumente eingehen, aber für mich ist es politisch eigentlich undenkbar, dass eine erstens Minderheits- und zweitens demissionäre Regierung etwas anderes macht als einfach die gemeinsamen Punkte aus der Kammer- und Senatsliste zu übernehmen. Für mich wäre alles andere, unabhängig von juristischen Überlegungen, ein ganz grobes demokratisches Foul, um es mal sportlich auszudrücken.

Die Deutschsprachige Gemeinschaft hat sich bei den Vorschlägen, die wir über unser Parlament und dann auch in meiner Person hier unterstützt haben, sehr pragmatisch auf die Listenpunkte beschränkt, die in der Kammer vorgelegen haben. Wir freuen uns darüber, dass diese drei Artikel 39bis, 41, 63, §1‑3, sowie 43, §1, denn auch jetzt revidierbar sind. Das erlaubt eine gewisse Vorstellung der Deutschsprachigen Gemeinschaft über ihre eigene Zukunft dann auch in die nächste Verfassungsreform einzubauen. Da geht es einerseits um die Möglichkeit, Referenden abzuhalten, und um den Wunsch der Deutschsprachigen Gemeinschaft, dass die provinzialen Einrichtungen für unser Sprachgebiet abgeschafft werden und die Befugnis zur Regelung aller provinzialen Belange einschließlich der Steuerbefugnisse von den Organen der Deutschsprachigen Gemeinschaft wahrgenommen wird. Es geht andererseits um eine angemessene gesetzlich garantierte Vertretung in der Kammer, die zurzeit im Gegensatz zum Senat und zum Europaparlament den Deutschsprachigen noch nicht garantiert ist.

Das sind natürlich nicht alle Vorstellungen, die wir über unseren Platz im belgischen Bundesstaat haben. Wir haben uns fünf Jahre lang im Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft mit der Frage beschäftigt, wo die Zukunft Belgiens hinläuft und wie wir unsere Position verankern und da, wo wir es möchten, noch weiter verbessern können. Dazu haben wir drei Resolutionen erarbeitet. Eine ist bereits verabschiedet über die garantierte Vertretung. Eine andere steht nächsten Montag zur Debatte, wenn es um die Rolle der deutschen Sprache in Belgien als Amts- und Landessprache geht. Die dritte Resolution wird sich mit der Autonomieentwicklung beschäftigen. Das ist etwas für den 6. Mai.

Wir wissen ganz genau, dass wir über unseren Platz in Belgien eigentlich nur begrenzt selbst zu bestimmen haben. Als die Ostkantone vor hundert Jahren Belgien angegliedert worden sind, hat keiner die Menschen dort gefragt, ob sie das wollten. Nach hundert Jahren haben wir unseren Platz allerdings in Belgien gefunden. Das verdanken wir vor allem den Staatsreformen. Wenn man sich etwas gründlicher über die belgische Staatsreform beugt, muss man in das Jahr 1945 zurückgehen. Dort ist die Harmel‑Gruppe geschaffen worden, die 1958 ihren Bericht – 400 Seiten lang – veröffentlicht hat. Darin steht über die Ostkantone in fünf Zeilen etwas. Seitdem sind die Dinge besser geworden und nach 1973 und vor allem 1984 ist die Deutschsprachige Gemeinschaft mehr oder weniger als gleichberechtigter belgischer Gliedstaat in das Gefüge eingeordnet worden.

Wir haben schon vieles erreicht, aber wir sind noch nicht zufrieden. Das Hauptthema unserer Unzufriedenheit ist auch heute hier diskutiert worden. Die Tatsache, dass es in Belgien Gemeinschaften und Regionen gibt – eine weltweit einzigartige Zweigliedrigkeit der gliedstaatlichen Ebene – verdanken wir ausschließlich der Situation in Brüssel. Die Deutschsprachigen sind dann immer wieder entweder die Nutznießer oder die Opfer der Veränderungen, die dort stattfinden. Deshalb hat die Deutschsprachige Gemeinschaft einen ganz klaren Standpunkt, die man in einer Resolution von 2011 nachlesen kann. Die Deutschsprachige Gemeinschaft ist bereit, gewillt und in der Lage mit angemessenen Finanzierungsmitteln oder Finanzierungsmöglichkeiten alle – ich betone alle – Zuständigkeiten wahrzunehmen, die bisher den Gemeinschaften und Regionen in Belgien übertragen wurden oder in Zukunft übertragen werden.

Das ist unsere prinzipielle Position und um die zu verwirklichen, können wir zwei Wege beschreiten. Ein Weg hängt mit der Veränderung der belgischen Verfassung zusammen oder mit Gesetzen, die in Anwendung der Verfassung erlassen wurden. Dieser Weg wird in den nächsten Jahren nur begrenzt offen sein. Der zweite Weg ist der Artikel 139 der Verfassung, der es erlaubt, dass die Wallonische Region und die Deutschsprachige Gemeinschaft auf dem Verhandlungswege regionale Zuständigkeiten von der Wallonie an die Deutschsprachige Gemeinschaft übertragen. Das ist ein sehr wichtiger Weg, der in der Vergangenheit schon viele Male beschritten wurde und der jetzt in den nächsten Tagen ein erneutes Mal für so wichtige Zuständigkeiten wie Raumordnung, Wohnungsbau und Energiepolitik beschritten wird. Am nächsten Montag beschließt das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft die entsprechenden Dekrete und ein paar Tage danach wird das Wallonische Parlament das machen. Diesen Weg können wir natürlich unabhängig von allen Verfassungsänderungen auch in Zukunft weiter beschreiten.

Wir sind in Belgien nicht die erste Geige. Höchstens der Triangelspieler, der hin und wieder sich zu Wort meldet, wenn es darum geht, was mit dem belgischen Staat geschieht. Das haben wir immer wieder gemacht und das werden wir auch in Zukunft machen. Bisher waren wir dabei nicht so ganz ohne Erfolg. Aber um das machen zu können, müssen wir uns sehr genau mit dem beschäftigen, was in Belgien geschieht, und wir müssen antizipieren, was geschehen könnte. Deshalb warten wir mit großer Spannung auf das, was in den nächsten Jahren geschieht, unter anderem auch in diesem Senat.

Ohne jeden Zweifel steht für mich fest, dass das belgische Bundesstaatsmodell noch nicht vollendet ist. Es gibt übrigens kein Bundesstaatsmodell auf der Welt, das schon vollendet ist. Sie müssen dauernd weiterentwickelt werden. Ich bin aber präziser: für mich ist der belgische Bundesstaat selbst noch nicht aus der Pubertätszeit herausgewachsen. Er muss endlich mal erwachsen werden und dazu müssen eine ganze Reihe von Dingen weiterentwickelt werden.

Ich habe die Hoffnung, dass wir darüber in einem sehr konstruktiven Dialog in den nächsten Jahren diskutieren können. Das wäre eine wunderbare Aufgabe für den Senat. Ich hoffe auch, dass es uns gelingen wird, in den nächsten Jahren, da Fortschritte zu erzielen und vor allem einen gemeinsamen Weg zu finden, denn darauf kommt es an. Das ist die Kunst: wenn die unterschiedlichen Meinungen so groß sind, wie sie in Belgien über die Zukunft des belgischen Staates bestehen, kann man dann trotzdem über den berühmten belgischen Kompromiss Schritte vorankommen? Das ist die Hoffnung, die ich mit der nächsten Legislaturperiode verbinde.

Ich bin auch persönlich der Meinung, dass es wie in jedem anderen Bundesstaat der Welt auch für den belgischen Bundesstaat einen Platz für eine zweite Kammer gibt. Die muss Besonderheiten haben, die soll nicht dieselbe Funktion ausüben wie die Kammer. Sie muss einen wirklichen Mehrwert bringen und den kann es geben, wenn man ihn denn wirklich haben will. Der Dialog zwischen den Parlamenten der Regionen und Gemeinschaften kann in diesem Hause stattfinden, wenn man ihn wirklich führen will. Es gibt auch international wichtige Dinge zu tun und es geht vor allem darum, die Beteiligung der gliedstaatlichen Ebene an der Wahrnehmung der Gesetzgebung auf bundesstaatlicher Ebene zu organisieren, so wie das auf sehr unterschiedliche und vielleicht etwas mehr in dem Wissenszentrum, das wir das letzte Mal hier beschlossen haben, zu untersuchende Art und Weise, wie es in der Schweiz, in Österreich oder in der Bundesrepublik Deutschland geschieht, die drei einzigen wirklichen Bundesstaaten in Europa neben Belgien. Vielleicht können wir da einiges von lernen. Auf jeden Fall wünsche ich uns allen und dem belgischen Staat eine schöne Zukunft. Allen, die sich jetzt um ein Wahlmandat bemühen, wünsche ich Erfolg. Jeder will gewinnen, alle werden es vielleicht nicht tun können. Aber auf jeden Fall wird am 27. Mai dieses Jahres feststehen, wer in den nächsten Jahren in den Parlamenten Belgiens das Sagen hat.

Herr Karl‑Heinz Lambertz (PS). – Unabhängig davon, dass ich hier vor allem im Namen der Deutschsprachigen Gemeinschaft reden werde, bin ich ganz gerne bereit, mich auf zehn Minuten zu beschränken.

Dann ist es dem Senat also doch noch gelungen, am Ende seiner Legislaturperiode im Ausschuss elf Stunden lang und auch heute hier in der Plenarsitzung zu einer gewissen Hochform aufzufahren. Dieser Senat, von dem so viele meinen, dass er überflüssig ist. Selbst wenn wir das wohl zu diesen Zeiten unausweichliche Wahlkampfgetöse einmal abrechnen, sind heute und auch in dem zuständigen institutionellen Ausschuss sehr interessante Dinge über den belgischen Staat und sein Funktionieren gesagt und zur Diskussion gestellt worden.

Es hätte uns sehr gut zu Gesicht gestanden, vor allem weil wir die Zeit dazu gehabt hätten, als erste eine Liste zur Revidierbarkeit der Verfassungsartikel vorzulegen. Dann hätten wir die Vorlage geliefert, an der sich andere hätten messen müssen. Das ist uns nicht gelungen. So werden wir jetzt in genauer Detailarbeit herauskristallisieren müssen, was in unserer Liste und was in der Kammerliste steht, und dann abzuwarten haben, was die Regierung macht, um festlegen zu können, wie es mit der Verfassungsreform in der nächsten Legislatur weitergeht.

Meine Meinung ist da sehr präzise. Ich will nicht auf juristische Argumente eingehen, aber für mich ist es politisch eigentlich undenkbar, dass eine erstens Minderheits- und zweitens demissionäre Regierung etwas anderes macht als einfach die gemeinsamen Punkte aus der Kammer- und Senatsliste zu übernehmen. Für mich wäre alles andere, unabhängig von juristischen Überlegungen, ein ganz grobes demokratisches Foul, um es mal sportlich auszudrücken.

Die Deutschsprachige Gemeinschaft hat sich bei den Vorschlägen, die wir über unser Parlament und dann auch in meiner Person hier unterstützt haben, sehr pragmatisch auf die Listenpunkte beschränkt, die in der Kammer vorgelegen haben. Wir freuen uns darüber, dass diese drei Artikel 39bis, 41, 63, §1‑3, sowie 43, §1, denn auch jetzt revidierbar sind. Das erlaubt eine gewisse Vorstellung der Deutschsprachigen Gemeinschaft über ihre eigene Zukunft dann auch in die nächste Verfassungsreform einzubauen. Da geht es einerseits um die Möglichkeit, Referenden abzuhalten, und um den Wunsch der Deutschsprachigen Gemeinschaft, dass die provinzialen Einrichtungen für unser Sprachgebiet abgeschafft werden und die Befugnis zur Regelung aller provinzialen Belange einschließlich der Steuerbefugnisse von den Organen der Deutschsprachigen Gemeinschaft wahrgenommen wird. Es geht andererseits um eine angemessene gesetzlich garantierte Vertretung in der Kammer, die zurzeit im Gegensatz zum Senat und zum Europaparlament den Deutschsprachigen noch nicht garantiert ist.

Das sind natürlich nicht alle Vorstellungen, die wir über unseren Platz im belgischen Bundesstaat haben. Wir haben uns fünf Jahre lang im Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft mit der Frage beschäftigt, wo die Zukunft Belgiens hinläuft und wie wir unsere Position verankern und da, wo wir es möchten, noch weiter verbessern können. Dazu haben wir drei Resolutionen erarbeitet. Eine ist bereits verabschiedet über die garantierte Vertretung. Eine andere steht nächsten Montag zur Debatte, wenn es um die Rolle der deutschen Sprache in Belgien als Amts- und Landessprache geht. Die dritte Resolution wird sich mit der Autonomieentwicklung beschäftigen. Das ist etwas für den 6. Mai.

Wir wissen ganz genau, dass wir über unseren Platz in Belgien eigentlich nur begrenzt selbst zu bestimmen haben. Als die Ostkantone vor hundert Jahren Belgien angegliedert worden sind, hat keiner die Menschen dort gefragt, ob sie das wollten. Nach hundert Jahren haben wir unseren Platz allerdings in Belgien gefunden. Das verdanken wir vor allem den Staatsreformen. Wenn man sich etwas gründlicher über die belgische Staatsreform beugt, muss man in das Jahr 1945 zurückgehen. Dort ist die Harmel‑Gruppe geschaffen worden, die 1958 ihren Bericht – 400 Seiten lang – veröffentlicht hat. Darin steht über die Ostkantone in fünf Zeilen etwas. Seitdem sind die Dinge besser geworden und nach 1973 und vor allem 1984 ist die Deutschsprachige Gemeinschaft mehr oder weniger als gleichberechtigter belgischer Gliedstaat in das Gefüge eingeordnet worden.

Wir haben schon vieles erreicht, aber wir sind noch nicht zufrieden. Das Hauptthema unserer Unzufriedenheit ist auch heute hier diskutiert worden. Die Tatsache, dass es in Belgien Gemeinschaften und Regionen gibt – eine weltweit einzigartige Zweigliedrigkeit der gliedstaatlichen Ebene – verdanken wir ausschließlich der Situation in Brüssel. Die Deutschsprachigen sind dann immer wieder entweder die Nutznießer oder die Opfer der Veränderungen, die dort stattfinden. Deshalb hat die Deutschsprachige Gemeinschaft einen ganz klaren Standpunkt, die man in einer Resolution von 2011 nachlesen kann. Die Deutschsprachige Gemeinschaft ist bereit, gewillt und in der Lage mit angemessenen Finanzierungsmitteln oder Finanzierungsmöglichkeiten alle – ich betone alle – Zuständigkeiten wahrzunehmen, die bisher den Gemeinschaften und Regionen in Belgien übertragen wurden oder in Zukunft übertragen werden.

Das ist unsere prinzipielle Position und um die zu verwirklichen, können wir zwei Wege beschreiten. Ein Weg hängt mit der Veränderung der belgischen Verfassung zusammen oder mit Gesetzen, die in Anwendung der Verfassung erlassen wurden. Dieser Weg wird in den nächsten Jahren nur begrenzt offen sein. Der zweite Weg ist der Artikel 139 der Verfassung, der es erlaubt, dass die Wallonische Region und die Deutschsprachige Gemeinschaft auf dem Verhandlungswege regionale Zuständigkeiten von der Wallonie an die Deutschsprachige Gemeinschaft übertragen. Das ist ein sehr wichtiger Weg, der in der Vergangenheit schon viele Male beschritten wurde und der jetzt in den nächsten Tagen ein erneutes Mal für so wichtige Zuständigkeiten wie Raumordnung, Wohnungsbau und Energiepolitik beschritten wird. Am nächsten Montag beschließt das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft die entsprechenden Dekrete und ein paar Tage danach wird das Wallonische Parlament das machen. Diesen Weg können wir natürlich unabhängig von allen Verfassungsänderungen auch in Zukunft weiter beschreiten.

Wir sind in Belgien nicht die erste Geige. Höchstens der Triangelspieler, der hin und wieder sich zu Wort meldet, wenn es darum geht, was mit dem belgischen Staat geschieht. Das haben wir immer wieder gemacht und das werden wir auch in Zukunft machen. Bisher waren wir dabei nicht so ganz ohne Erfolg. Aber um das machen zu können, müssen wir uns sehr genau mit dem beschäftigen, was in Belgien geschieht, und wir müssen antizipieren, was geschehen könnte. Deshalb warten wir mit großer Spannung auf das, was in den nächsten Jahren geschieht, unter anderem auch in diesem Senat.

Ohne jeden Zweifel steht für mich fest, dass das belgische Bundesstaatsmodell noch nicht vollendet ist. Es gibt übrigens kein Bundesstaatsmodell auf der Welt, das schon vollendet ist. Sie müssen dauernd weiterentwickelt werden. Ich bin aber präziser: für mich ist der belgische Bundesstaat selbst noch nicht aus der Pubertätszeit herausgewachsen. Er muss endlich mal erwachsen werden und dazu müssen eine ganze Reihe von Dingen weiterentwickelt werden.

Ich habe die Hoffnung, dass wir darüber in einem sehr konstruktiven Dialog in den nächsten Jahren diskutieren können. Das wäre eine wunderbare Aufgabe für den Senat. Ich hoffe auch, dass es uns gelingen wird, in den nächsten Jahren, da Fortschritte zu erzielen und vor allem einen gemeinsamen Weg zu finden, denn darauf kommt es an. Das ist die Kunst: wenn die unterschiedlichen Meinungen so groß sind, wie sie in Belgien über die Zukunft des belgischen Staates bestehen, kann man dann trotzdem über den berühmten belgischen Kompromiss Schritte vorankommen? Das ist die Hoffnung, die ich mit der nächsten Legislaturperiode verbinde.

Ich bin auch persönlich der Meinung, dass es wie in jedem anderen Bundesstaat der Welt auch für den belgischen Bundesstaat einen Platz für eine zweite Kammer gibt. Die muss Besonderheiten haben, die soll nicht dieselbe Funktion ausüben wie die Kammer. Sie muss einen wirklichen Mehrwert bringen und den kann es geben, wenn man ihn denn wirklich haben will. Der Dialog zwischen den Parlamenten der Regionen und Gemeinschaften kann in diesem Hause stattfinden, wenn man ihn wirklich führen will. Es gibt auch international wichtige Dinge zu tun und es geht vor allem darum, die Beteiligung der gliedstaatlichen Ebene an der Wahrnehmung der Gesetzgebung auf bundesstaatlicher Ebene zu organisieren, so wie das auf sehr unterschiedliche und vielleicht etwas mehr in dem Wissenszentrum, das wir das letzte Mal hier beschlossen haben, zu untersuchende Art und Weise, wie es in der Schweiz, in Österreich oder in der Bundesrepublik Deutschland geschieht, die drei einzigen wirklichen Bundesstaaten in Europa neben Belgien. Vielleicht können wir da einiges von lernen. Auf jeden Fall wünsche ich uns allen und dem belgischen Staat eine schöne Zukunft. Allen, die sich jetzt um ein Wahlmandat bemühen, wünsche ich Erfolg. Jeder will gewinnen, alle werden es vielleicht nicht tun können. Aber auf jeden Fall wird am 27. Mai dieses Jahres feststehen, wer in den nächsten Jahren in den Parlamenten Belgiens das Sagen hat.

De heer Karl‑Heinz Lambertz (PS). – Los van het feit dat ik hier in de eerste plaats namens de Duitstalige Gemeenschap zal spreken, ben ik bereid mij tot tien minuten te beperken.

Aan het einde van de zittingsperiode is de Senaat er dan toch nog in geslaagd min of meer in topvorm te geraken, elf uur lang in de commissie en ook hier vandaag in de plenaire vergadering. In de bevoegde commissie voor de Institutionele Aangelegenheden en vandaag in deze assemblee, die volgens velen overbodig is, zijn er zeer interessante dingen over de Belgische Staat en het functioneren ervan gezegd en ter discussie gesteld, en dat ondanks de drukte van de verkiezingsstrijd die op dit moment onvermijdelijk is.

Het zou voor ons een zeer goede zaak zijn geweest om als eerste een lijst voor te leggen met het oog op de herziening van de grondwetsartikelen, vooral omdat we hiervoor de tijd hebben gehad. Dan zouden wij het ontwerp hebben ingediend waarmee anderen zich zouden hebben moeten meten. Dat is ons niet gelukt. We zullen nu in detail moeten uitzoeken wat er op onze lijst staat en wat er op de lijst van de Kamer staat, en dan moeten we afwachten wat de regering doet om te kunnen bepalen hoe de hervorming van de Grondwet in de volgende zittingsperiode verder zal verlopen.

Mijn mening hierover is zeer duidelijk. Ik wil niet ingaan op juridische argumenten, maar voor mij is het politiek ondenkbaar dat een minderheidsregering die bovendien ontslagnemend is, iets anders zou doen dan louter de gemeenschappelijke punten uit de lijsten van Kamer en Senaat over te nemen. Voor mij zou al het andere, los van juridische overwegingen, een zeer grove inbreuk op de democratie betekenen.

De Duitstalige Gemeenschap heeft zich bij de voorstellen die wij via ons parlement en vervolgens ook hier in eigen persoon hebben gesteund, zeer pragmatisch beperkt tot de punten op de lijst die in de Kamer werd voorgelegd. Het verheugt ons dat deze drie artikelen 39bis, 41, 63, §1‑3, alsook 43, §1, nu ook voor herziening vatbaar zijn. Dit zal de Duitstalige Gemeenschap in staat stellen om in de volgende hervorming van de Grondwet een bepaald idee over haar eigen toekomst op te nemen. Enerzijds gaat het om de mogelijkheid om referenda te houden en de wens van de Duitstalige Gemeenschap om de provinciale instellingen voor ons taalgebied af te schaffen en om alle provinciale belangen, inclusief de fiscale bevoegdheden, te laten uitoefenen door de organen van de Duitstalige Gemeenschap. Aan de andere kant gaat het om een adequate, wettelijk gegarandeerde vertegenwoordiging in de Kamer, die voor de Duitstalige Gemeenschap nog niet gegarandeerd is, in tegenstelling tot de Senaat en het Europees Parlement.

Dit zijn natuurlijk niet alle ideeën die we er over onze plaats in de Belgische federale Staat op na houden. Wij hebben ons vijf jaar lang in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap beziggehouden met de vraag hoe de toekomst van België er moet uitzien en hoe wij onze positie hierin kunnen verankeren en verder naar wens kunnen verbeteren. We hebben hierover drie resoluties opgesteld. Hiervan is er al één aangenomen, namelijk over de gegarandeerde vertegenwoordiging. Een andere zal aanstaande maandag worden besproken, wanneer het gaat over de rol van de Duitse taal in België als officiële landstaal. De derde resolutie heeft betrekking op de ontwikkeling van de autonomie. Dat is iets voor 6 mei.

Wij weten maar al te goed dat we slechts in beperkte mate zelf kunnen beslissen over de plaats die wij in België innemen. Toen de Oostkantons honderd jaar geleden bij België werden gevoegd, heeft niemand de inwoners gevraagd of ze dat wel wilden. Honderd jaar later hebben wij onze plaats in België evenwel gevonden. Dat hebben we vooral te danken aan de staatshervormingen. Wanneer men zich wat grondiger over de Belgische staatshervorming buigt, moet men teruggaan naar het jaar 1945. Toen werd de Harmel‑groep opgericht, die in 1958 zijn 400 bladzijden lange verslag publiceerde. Hierin staat in vijf regels iets over de Oostkantons. Sindsdien is de situatie verbeterd: na 1973, en vooral na 1984, werd de Duitstalige Gemeenschap min of meer als gelijkwaardige deelstaat opgenomen in de Belgische staatsstructuur.

We hebben al veel bereikt, maar tevreden zijn we nog niet. Het belangrijkste aspect van onze ontevredenheid werd hier vandaag ook besproken. Het feit dat er in België Gemeenschappen en Gewesten bestaan – een wereldwijd unieke tweedeling op het niveau van de deelstaten – is uitsluitend te danken aan de situatie in Brussel. De Duitstaligen zijn telkens weer de begunstigden of de slachtoffers van de veranderingen die hier plaatsvinden. Om die reden heeft de Duitstalige Gemeenschap een zeer duidelijk standpunt, dat in een resolutie uit 2011 te lezen is. De Duitstalige Gemeenschap is bereid en in staat om, met voldoende financiële middelen of financieringsmogelijkheden, alle – en ik benadruk alle – bevoegdheden uit te oefenen die zijn of zullen worden overgedragen aan de Gemeenschappen en Gewesten in België.

Dat is ons principiële standpunt en om dat te realiseren, kunnen we twee wegen bewandelen. De ene weg houdt verband met de wijziging van de Belgische Grondwet of met wetten die ter uitvoering van de Grondwet zijn uitgevaardigd. Deze weg zal de komende jaren slechts in beperkte mate toegankelijk zijn. De andere weg is artikel 139 van de Grondwet, dat het Waals Gewest en de Duitstalige Gemeenschap de mogelijkheid biedt om via onderhandelingen gewestelijke bevoegdheden van Wallonië over te dragen aan de Duitstalige Gemeenschap. Dit is een zeer belangrijke weg die in het verleden al vele malen werd gevolgd en die de komende dagen opnieuw zal worden bewandeld voor belangrijke bevoegdheden als ruimtelijke ordening, huisvesting en energiebeleid. Aanstaande maandag zal het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap de betreffende decreten aannemen en een paar dagen later zal het Waals Parlement hetzelfde doen. Uiteraard kunnen we in de toekomst deze weg blijven volgen, ongeacht eventuele grondwetswijzigingen.

Wij spelen in België niet de eerste viool. In het beste geval zijn we de triangelspeler, die af en toe het woord neemt als het gaat om wat er met de Belgische Staat gebeurt. We hebben dat keer op keer gedaan en zullen dat ook in de toekomst blijven doen. Tot nu toe is dat niet helemaal zonder succes verlopen. Hiervoor moeten we echter nauwlettend in de gaten houden wat er in België gebeurt en moeten we anticiperen op wat er kan gebeuren. We wachten dan ook met spanning op wat er de komende jaren, ook in deze Senaat, zal gebeuren.

Naar mijn mening lijdt het geen twijfel dat het Belgische federale model nog niet voltooid is. Er bestaat overigens geen enkel federaal model in de wereld dat al is voltooid; het moet voortdurend verder worden ontwikkeld. Ik wil mij nog duidelijker uitdrukken: voor mij is de Belgische federale staat de puberteit zelfs nog niet ontgroeid. Hij moet eindelijk volwassen worden en daarvoor moeten er nog een hele reeks zaken verder worden uitgewerkt.

Ik koester de hoop dat we hierover de komende jaren een bijzonder constructieve dialoog kunnen voeren. Dat zou een prachtige opdracht zijn voor de Senaat. Ik hoop ook dat we er de volgende jaren in zullen slagen om op dit punt vooruitgang te boeken en vooral om een gemeenschappelijke weg te vinden, want dat is waar het om gaat. Dat is de kunst: als de meningen zodanig uiteenlopen zoals dat in België het geval is met betrekking tot de toekomst van de Belgische Staat, hoe kunnen we dan desondanks vooruitgang boeken door middel van het befaamde Belgische compromis? Dat is wat ik van de volgende zittingsperiode verwacht.

Persoonlijk ben ik ook van mening dat er zoals in elke andere federale Staat ter wereld, ook voor de Belgische federale Staat een plaats is voor een tweede kamer. Die moet bijzondere kenmerken bezitten en mag niet dezelfde functie vervullen als de Kamer. Een tweede kamer moet een reële meerwaarde bieden en dat is ook mogelijk als men het echt wil. De dialoog tussen de parlementen van de Gewesten en Gemeenschappen kan in deze assemblee plaatsvinden, als men die dialoog daadwerkelijk wil voeren. Er zijn ook op internationaal niveau belangrijke zaken te doen en het gaat er vooral om de deelname van de deelstaten aan het wetgevingsproces op federaal niveau te organiseren, en wel op een zeer verschillende en misschien wat meer te exploreren wijze in het kenniscentrum, zoals we het hier de laatste keer hebben beslist, zoals dat ook gebeurt in Zwitserland, Oostenrijk en de Bondsrepubliek Duitsland, de enige drie echte federale Staten in Europa buiten België. Misschien kunnen we hier wat van leren. Ik wens onszelf en de Belgische Staat in elk geval een mooie toekomst toe. Ik wens iedereen die zich kandidaat stelt voor een verkiezingsmandaat alle succes. Iedereen wil winnen, maar misschien zal niet iedereen hierin kunnen slagen. Het zal in ieder geval op 27 mei van dit jaar duidelijk zijn wie de volgende jaren aan zet is in de Belgische parlementen.

M. Karl‑Heinz Lambertz (PS). – Bien que je m’exprime d’abord au nom de la Communauté germanophone, je suis disposé à me limiter à dix minutes.

À la fin de la session, le Sénat a quand même atteint son régime de croisière : nous avons débattu onze heures durant en commission, et nous revoilà aujourd’hui dans l’hémicycle. Nonobstant la tension inhérente à l’approche des élections, la commission des Affaires institutionnelles, puis la séance plénière de cette assemblée que beaucoup trouvent superflue, ont évoqué des éléments très intéressants portant sur l’État belge et son fonctionnement.

Mieux aurait valu, puisque nous en avions le temps, que nous soyons les premiers à présenter une liste d’articles pouvant être ouverts à révision. Nous aurions alors établi un projet, auquel les autres auraient dû réagir. Tel n’a pas été le cas. Il nous faut à présent examiner à la loupe les articles qui figurent sur notre liste et ceux qui figurent sur celle de la Chambre, puis attendre la décision du gouvernement, pour savoir comment la révision de la Constitution se poursuivra pendant la prochaine législature.

Mon opinion à cet égard est très claire. Sans entrer dans des arguments juridiques, il me paraîtrait impensable politiquement qu’un gouvernement minoritaire et de surcroît démissionnaire ne se borne pas à approuver les points figurant à la fois dans la liste de la Chambre et dans celle du Sénat. Toute autre attitude serait, à mes yeux, gravement antidémocratique.

Dans les propositions transmises par son parlement comme dans celles que j’ai moi‑même soutenues ici, la Communauté germanophone s’est, très pragmatiquement, limitée aux points soumis à la Chambre. Nous sommes heureux que les articles 39bis, 41 et 63, §§1er à 3 ainsi que l’article 43, §1er, soient ouverts à révision. La Communauté germanophone pourra ainsi, lors de la prochaine révision de la Constitution, y intégrer une certaine idée de son avenir. Il s’agit, d’une part, de la faculté d’organiser des référendums et du souhait de la Communauté germanophone de supprimer les organes provinciaux sur son territoire et de lui transférer toutes les matières provinciales, y compris la compétence fiscale. D’autre part, nous demandons une représentation convenable et garantie par la loi de la Communauté germanophone à la Chambre ; elle n’est pas encore acquise, à la différence de ce qui est le cas au Sénat et au Parlement européen.

Bien sûr, nous avons encore d’autres idées quant à notre place dans l’État fédéral belge. Durant cinq ans, nous avons débattu au Parlement de la Communauté germanophone de l’avenir de la Belgique et de la consolidation de notre position. Des trois propositions de résolutions qui ont été déposées, l’une, relative à la représentation garantie que je viens d’évoquer, a déjà été adoptée. La deuxième, portant sur le rôle de l’allemand comme langue officielle en Belgique, sera discutée ce lundi. La troisième, visant à étendre notre autonomie, sera à l’ordre du jour le 6 mai.

Nous ne pouvons décider que dans une modeste mesure de notre place au sein de la Belgique, et nous n’en sommes que trop conscients. Il y a un siècle, lors du rattachement des Cantons de l’Est à la Belgique, personne n’a demandé aux habitants si telle était leur volonté. Cependant, cent ans plus tard, nous avons trouvé notre place, surtout grâce aux réformes de l’État. Pour une étude approfondie de la réforme de l’État belge, il faut remonter à 1945 et à la création du Centre Harmel, qui allait rendre en 1958 un épais rapport de 400 pages, dont cinq lignes consacrées aux Cantons de l’Est. La situation s’est améliorée depuis lors ; à partir de 1973, et surtout de 1984, la Communauté germanophone est devenue à peu près une entité à part entière de la structure étatique de la Belgique.

En dépit des avancées obtenues, nous ne sommes pas encore satisfaits. Notre principal motif d’insatisfaction a été évoqué aujourd’hui. Le fait que la Belgique se compose de Communautés et de Régions – une double division unique au monde – est dû exclusivement à la situation de Bruxelles. Les germanophones sont tour à tour les bénéficiaires ou les victimes des changements qui ont lieu ici. La Communauté germanophone, dans une résolution de 2011, a pris très clairement position : elle est prête, pour autant qu’on lui donne des moyens financiers ou des possibilités de financement suffisants, à exercer toutes – j’ai bien dit toutes – les compétences qui ont été, ou seront, transférées aux Communautés et aux Régions de la Belgique.

Voilà notre position de principe. Deux voies s’offrent à nous pour la concrétiser. La première, passant par la modification de la Constitution ou des lois prises en exécution de cette dernière, ne sera guère praticable ces prochaines années. La seconde, qui s’appuie sur l’article 139 de la Constitution, permet à la Région wallonne et à la Communauté germanophone de négocier le transfert de compétences régionales de la Wallonie à la Communauté germanophone. Cet instrument essentiel, déjà utilisé à de nombreuses reprises, le sera encore ces prochains jours pour des compétences importantes comme l’aménagement du territoire, le logement et l’énergie. Ce lundi, le Parlement de la Communauté germanophone adoptera les décrets à cet effet, puis ce sera au tour du Parlement wallon. Nous pouvons naturellement continuer sur cette voie, indépendamment d’éventuelles révisions de la Constitution.

En Belgique, nous ne sommes pas les premiers violons ; tout au plus jouons nous du triangle, et intervenons‑nous de temps en temps lorsqu’il se passe quelque chose au niveau de l’État belge. Nous avons déjà agi ainsi, plutôt avec succès, et continuerons à le faire, en restant cependant attentifs et en anticipant les évènements. Nous attendons donc avec intérêt ce qui se passera, notamment au Sénat, ces prochaines années.

Selon moi, le modèle fédéral belge n’est certainement pas achevé. D’ailleurs, de par le monde, aucun modèle fédéral n’est achevé ; il faut sans cesse le développer. Je dirais même plus : l’État fédéral belge est encore adolescent, il doit devenir adulte, ce qui nécessite encore bon nombre d’étapes.

J’espère que nous pourrons en parler ces prochaines années dans un esprit constructif. Pour le Sénat, ce serait une magnifique mission. J’espère que nous ferons des progrès au cours des années à venir et surtout que nous trouverons une voie commune. C’est tout l’art : alors que les opinions concernant l’avenir de l’État belge sont multiples et diverses, comment pouvons‑nous malgré tout progresser grâce au fameux compromis à la belge ? C’est ce que j’attends de la prochaine législature.

À titre personnel, j’estime aussi que, dans la Belgique fédérale – comme dans tous les pays fédéraux –, une place doit être réservée à une seconde assemblée. Elle doit avoir ses caractéristiques propres sans dupliquer la fonction de la Chambre. Il importe que cette seconde assemblée présente une réelle valeur ajoutée, et c’est possible pour autant qu’on le veuille. Le dialogue entre les parlements régionaux et communautaires peut s’y dérouler, à condition qu’on veuille se parler. Il y a aussi des enjeux importants à l’échelle internationale ; il s’agit principalement d’organiser la participation des entités fédérées au processus législatif au niveau fédéral, que nous pourrions envisager sous un angle novateur, par exemple au Centre d’expertise dont nous avons décidé la création lors de notre précédente séance. Tel est le cas en Suisse, en Autriche et en Allemagne, les trois seuls authentiques États fédéraux hormis la Belgique. En tout cas, je nous souhaite, ainsi qu’à l’État belge, un bel avenir. Mes vœux vont à tous ceux et toutes celles qui se présentent aux élections. Beaucoup se sentent appelés, tous ne seront pas élus ! Et nous verrons bien le 27 mai qui mènera le bal dans les parlements de la Belgique.

Mevrouw Annemie Maes (Ecolo‑Groen). – Dit is wellicht de allerlaatste keer dat ik op dit spreekgestoelte sta. Ik dank dan ook mijn fractiegenoten: het was een waar genoegen met jullie samen te werken. Ik dank ook de collega’s van de andere partijen waarmee ik in de commissie heb samengewerkt. Ik dank ook de diensten voor hun uitstekende werk. We kunnen veel praten over de afschaffing, het behoud of de hervorming van de Senaat, maar de mensen die hier dagelijks werken, leveren uitstekend werk. (Applaus)

De Ecolo‑Groenfractie wil bijdragen tot de modernisering en versterking van onze Grondwet als kompas van onze samenleving. Wij menen dat dit niet mag worden verengd tot een communautair debat of tot de zoveelste staathervorming. Diegenen die beweren dat onze voorstellen een verkapte staatshervorming zijn, zitten ernaast. Wij gaan voor een update van onze Grondwet, die nodig is om een antwoord te bieden op de dringende ecologische en sociale uitdagingen van onze tijd.

Onze fractie heeft daarom een aantal prioriteiten vastgelegd met betrekking tot de artikelen die mogelijk voor herziening vatbaar worden verklaard. Ik zal er aantal toelichten.

Artikel 7bis gaat over duurzame ontwikkeling. De herziening van dat artikel zou ons in staat stellen duidelijke en bindende doelstellingen inzake een gecoördineerd klimaatbeleid vast te leggen en daarbij de samenwerking tussen alle entiteiten – het federale niveau en de deelstaten – op punt te stellen. Een evaluatie van dit klimaatbeleid door de verschillende administraties en de wetenschappers van ons land zou hierbij mogelijk worden gemaakt.

De roep van duizenden klimaatspijbelaars, scholieren die elke week actie voeren, de bosbrossers, wetenschappers, universiteiten en zoveel andere burgers om een veel beter gecoördineerd klimaatbeleid en bindende klimaatwetgeving te hebben moet worden gehoord. Sinds ik senator ben geworden, heb ik me samen met mijn collega Philippe Henry verdiept in het klimaatdossier dat in de Senaat was opgestart.

Dit is urgent omdat België op de klimaattop van Parijs in 2015 een desastreus figuur had geslagen. Ons land was als enige Europese lidstaat niet in staat om een eensgezind standpunt in te nemen. We hebben vier klimaatministers. Welke zijn onze klimaatdoelstellingen en welk concreet klimaatbeleid moeten we in België, Europa en de wereld voeren om de opwarming van de aarde een halt toe te roepen? We hebben zelfs de prijs van ‘fossiel van de dag’ gekregen.

De beperkte Belgische ambities werden niet alleen hier, maar ook op de jongste klimaattop in Polen becommentarieerd en bekritiseerd. Lobbywerk van de industrie en een versnippering van de bevoegdheden vormen samen de rechtstreekse oorzaak van het uitblijven van een krachtdadig engagement. Dat zeggen de experts, de universiteiten en de wetenschappers.

Het milieuagentschap van de Verenigde Naties liet er eind november 2018 in zijn jaarlijks Emissions Gap Report nochtans weinig twijfel over bestaan: als we de globale opwarming van de aarde onder 1,5º willen houden, wat de uitdaging was van de klimaattop in Parijs, dan moet de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 veel sneller dalen dan wat de verschillende entiteiten nu op tafel leggen.

Hier is alvast één partij aanwezig die het niet nodig vindt om een serieus tandje bij te steken op het vlak van klimaatbeleid. Al jaren pleegt ze als een mol sabotage, tot treurens toe.

Artikel 7bis zou volgens onze fractie ook doelstellingen op het vlak van de bescherming van de biodiversiteit kunnen bevatten.

Onze fractie steunt ook de herziening van de grondwetsartikelen waardoor een specifiek statuut voor de dieren zou kunnen worden opgenomen.

Over welk artikel daarvoor het best kan worden gewijzigd, bestaat nog discussie. Artikel 7bis, zoals sommigen naar voren schuiven, of artikel 23, zoals onze fractie voorstelt, ook op aanraden van een aantal experts.

Daarbij hebben ook de dieren als wezens met een gevoel, als bewuste wezens, recht op welzijn en waardigheid. Welk artikel het uiteindelijk wordt, kan voor mij nog later worden beslecht. Toch wil ik erop wijzen dat ik het betreur dat de werkzaamheden in de Senaat, met hoorzittingen, om dierenrechten in de Grondwet te krijgen uiteindelijk op een sisser zijn afgelopen. Dat begrijp ik niet goed. Ook al wil de Senaat of de Kamer daar verder op werken, toch zorgen bepaalde mechanismen er blijkbaar voor dat het niet tot een goed einde kan worden gebracht.

Nog een belangrijk artikel is 135bis. Ik wil eerst even wijzen op een foutje in het commissieverslag. In de Nederlandse versie staat een verkeerde stemuitslag. Dat moet in het verslag worden gewijzigd. Het gaat hierbij over de mogelijkheid om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tweetalig onderwijs te organiseren. Ik heb begrepen dat sommige senatoren zich daartegen in de commissie en ook vandaag in plenaire zeer uitdrukkelijk hebben verzet, ook senatoren van partijen die deze herziening in het Brussels Parlement juist wel mogelijk willen maken. Het standpunt van de sp.a in Brussel is niet hetzelfde als het standpunt dat de heer Anciaux hier naar voren brengt. Dat geldt ook voor Open Vld. Als ik me niet vergis heeft minister Vanhengel, minister van Onderwijs in Brussel, niet hetzelfde standpunt als ik hier in de Senaat heb gehoord.

Waarom vind ik dat het artikel moet worden aangepast en ben ik dus blij dat de commissie het op de lijst heeft gezet? Het Brussels onderwijs is niet aangepast aan de meertalige realiteit van de stad. Dat zeg ik niet, dat zegt VUB‑rector Caroline Pauwels vorige maand in een pleidooi, samen met ULB‑rector Yvon Englert, voor een meertalig onderwijs in Brussel. Volgens hen is een meertalige school in Brussel hoognodig, want voor echt meertalig onderwijs moet je nu naar dure, ontoegankelijke Europese scholen. Zo creëren we een elite en sociale exclusie, aldus de rectoren. Een concreet plan is er nog niet, maar de twee universiteiten hebben verklaard dat ze aan een dergelijke school steun en medewerking willen verlenen. Experts van de universiteiten moeten het taaltraject, de samenstelling van de klassen en het evenwicht tussen de moedertaal en doeltalen uitdenken. Frans of Nederlands moet hoe dan ook de tweede taal zijn, al moet volgens de rectoren ook Engels een prominente rol krijgen.

Voor tweetalig onderwijs is er een draagvlak bij de Brusselse bevolking. Tweetalig onderwijs krijgt steun van maar liefst 90% van de Brusselaars, zo leert de recente taalbarometer.

Wat zeggen de experts? Vier maanden lang ging het Huis van het Nederlands Brussel op zoek naar wat er goed gaat en wat beter kan inzake het Nederlands in Brussel, onder de noemer “Model NL”. De aanbevelingen, suggesties en conclusies van experts waren duidelijk: meertaligheid versterkt de positie van het Nederlands.

Op dit moment is een volledig meertalige school juridisch en financieel moeilijk haalbaar. De onderwijsbevoegdheid ligt uiteraard bij de Vlaamse en Franse Gemeenschap, niet bij het Brussels Gewest. Het Vlaams en Franstalig onderwijs is gebonden aan de taal van de gemeenschap. Immersieonderwijs met een aantal vakken in een andere taal aanbieden kan wel, maar dat blijft uiteindelijk beperkt. Voor tweetalige onderwijsinstellingen is eigenlijk nog steeds de federale overheid bevoegd, maar die heeft geen ministerie dat aparte eindtermen kan vastleggen.

Vijfde argument, volgens de heer Lievens, grondwet- en onderwijsspecialist van de KU Leuven en de Vrije Universiteit Amsterdam, regelt het Brussels Gewest nu al biculturele instellingen als Kanal. Met andere woorden, de bevoegdheid cultuur is een bevoegdheid van de twee gemeenschappen en blijft uiteraard bij de twee gemeenschappen. Ook de federale overheid heeft nog een bevoegdheid met betrekking tot culturele instellingen. Daarnaast heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook een culturele instelling, Museum Kanal.

In diezelfde logica zegt de betrokken grondwetspecialist dat door een aanpassing van artikel 135bis ook tweetalig onderwijs zou kunnen worden ingevoerd, naast het Vlaams en het Franstalig onderwijs. Het Gewest kan zich dan baseren op de bestaande eindtermen van de Gemeenschappen. Er zijn dus een aantal mogelijkheden om tot tweetalig onderwijs te komen.

Mme Annemie Maes (Ecolo‑Groen). – C’est sans doute la toute dernière fois que je m’exprime à cette tribune. Je tiens dès lors à remercier les membres de mon groupe : ce fut un réel plaisir de collaborer avec vous. Mes remerciements vont aussi aux collègues des autres partis avec lesquels j’ai travaillé en commission. Je souhaiterais remercier également les services pour leur excellent travail. La question de la suppression, du maintien ou de la réforme du Sénat est au centre de nombreuses discussions, mais les personnes qui travaillent ici quotidiennement le font très bien. (Applaudissements)

Le groupe Ecolo‑Groen veut contribuer à la modernisation et au renforcement de notre Constitution en tant que référence pour notre société. Nous ne pensons pas que cela se limite à un nouveau débat communautaire ou une énième réforme de l’État. Ceux qui prétendent que nos propositions impliquent une réforme déguisée de l’État se trompent. Nous voulons actualiser notre Constitution afin qu’elle puisse répondre aux impérieux défis environnementaux et sociaux de notre temps.

Notre groupe a donc identifié un certain nombre de priorités en ce qui concerne les articles qui pourraient être déclarés ouverts à révision. Permettez‑moi d’en épingler quelques‑uns.

L’article 7bis porte sur le développement durable. Sa révision nous permettrait de fixer des objectifs clairs et contraignants pour une politique climatique coordonnée et, partant, de régler la coopération entre le niveau fédéral et les entités fédérées. Une évaluation de cette politique climatique par les différentes administrations et les scientifiques de notre pays pourrait alors être réalisée.

L’appel lancé par les milliers d’étudiants brosseurs qui ont marché pour le climat, par les scientifiques, les universités et tant d’autres citoyens en faveur d’une politique climatique mieux coordonnée et d’une législation climatique contraignante doit être entendu. Depuis que je suis devenue sénatrice, j’ai eu l’occasion, avec mon collègue Philippe Henry, d’étudier de plus près la problématique climatique à laquelle le Sénat avait consacré des travaux.

Il est urgent d’agir car la Belgique avait fait piètre figure lors du sommet climatique de Paris en 2015. Notre pays était en effet le seul État membre de l’Union européenne à ne pas être en mesure de présenter une position unanime. Nous avons quatre ministres du climat. Quels sont nos objectifs climatiques et quelle politique climatique concrète devons‑nous mener en Belgique, en Europe et dans le monde pour mettre un terme au réchauffement climatique ? Nous avons même reçu le prix « Fossile du Jour ».

Les ambitions limitées de la Belgique ont été commentées et critiquées non seulement ici, mais aussi lors du dernier sommet sur le climat en Pologne. Le lobbying de l’industrie et le morcellement des compétences sont la cause directe de l’absence d’engagement fort en faveur du climat, c’est du moins ce que disent les experts, les universités et les scientifiques.

Or, fin novembre 2018, l’Agence des Nations Unies pour l’environnement n’a laissé planer aucun doute dans son rapport annuel « Emissions Gap Report » : si nous voulons maintenir le réchauffement climatique en dessous de 1,5º, ce qui était le défi du sommet climatique de Paris, il faudra, d’ici 2030, réduire les émissions de gaz à effet de serre à un rythme beaucoup plus soutenu que celui proposé par les différentes entités.

Ici, il y a déjà un parti qui ne juge pas nécessaire de faire un sérieux effort dans le domaine de la politique climatique. Depuis des années déjà, il se livre à un insidieux travail de sabotage.

Selon notre groupe, l’article 7bis pourrait également contenir des objectifs relatifs à la protection de la biodiversité.

Notre groupe soutient également la révision des articles de la Constitution qui permettrait d’inclure un statut spécifique pour les animaux.

Quant à savoir quel article il faudrait modifier à cette fin, cela reste à déterminer. Il pourrait s’agir de l’article 7bis, comme certains le suggèrent, ou encore de l’article 23, comme le propose notre groupe, sur l’avis, ici aussi, d’un certain nombre d’experts.

Les animaux, en tant qu’êtres sensibles doués de conscience, ont droit, eux aussi, au bien‑être et à la dignité. Quant à savoir de quel article il s’agira, la question pourra, selon moi, toujours être tranchée ultérieurement. Je tiens néanmoins à exprimer le regret que les travaux et les auditions menés par le Sénat dans le but d’inscrire les droits des animaux dans la Constitution n’aient pas abouti. Je ne comprends pas très bien ce qui s’est passé. Certains mécanismes empêchent le Sénat ou la Chambre de continuer à travailler sur cette question.

Un autre point important est l’article 135bis. Permettez‑moi tout d’abord de signaler une petite erreur dans le rapport de la commission. Dans la version néerlandaise, le résultat du vote est erroné. Une correction doit être apportée. Il s’agit de la possibilité d’organiser un enseignement bilingue dans la Région de Bruxelles‑Capitale. J’ai cru comprendre que certains sénateurs se sont expressément opposés à cette idée en commission et aujourd’hui en séance plénière, y compris des sénateurs de partis qui soutiennent cette idée au Parlement bruxellois. La position du sp.a. à Bruxelles n’est pas la même que celle exprimée ici par M. Anciaux. Cela vaut aussi pour l’Open Vld : si je ne me trompe pas, le ministre Vanhengel, chargé de l’enseignement à Bruxelles, défend une position différente de celle exprimée ici au Sénat.

L’enseignement bruxellois n’est pas adapté à la réalité plurilingue de la ville. C’est ce que Caroline Pauwels, rectrice de la VUB, et Yvon Englert, recteur de l’ULB, ont déclaré le mois dernier dans un plaidoyer en faveur d’un enseignement plurilingue à Bruxelles. Selon eux, une école plurilingue à Bruxelles est une nécessité absolue, car pour pouvoir bénéficier aujourd’hui d’un véritable enseignement plurilingue, il faut fréquenter les écoles européennes coûteuses et inaccessibles. Selon les recteurs, c’est ainsi que l’on crée une élite et que l’on favorise l’exclusion sociale. Il n’y a pas encore de projet concret à cet égard, mais les deux universités ont déclaré vouloir apporter leur soutien et leur collaboration à l’édification d’une telle école. Des experts des universités devront réfléchir au trajet linguistique, à la composition des classes et à l’équilibre entre la langue maternelle et les langues cibles. Le français ou le néerlandais devra toujours être la deuxième langue, même si, selon les recteurs, l’anglais aura également un rôle majeur.

La population bruxelloise est largement favorable à un enseignement bilingue puisque pas moins de 90% des Bruxellois se prononcent en sa faveur, selon le récent baromètre des langues.

Que disent les experts ? Pendant quatre mois, la Maison du néerlandais à Bruxelles a cherché à identifier les points forts et les points faibles de l’enseignement du néerlandais à Bruxelles, dans le cadre du projet « Model NL ». Les recommandations, suggestions et conclusions des experts étaient claires : le plurilinguisme renforce la position du néerlandais.

À l’heure actuelle, une école entièrement plurilingue est juridiquement et financièrement difficile à concrétiser. La compétence en matière d’enseignement relève évidemment des Communautés flamande et française, et pas de la Région bruxelloise. L’enseignement flamand et francophone est lié à la langue de la communauté. Il est possible d’offrir un enseignement en immersion avec un certain nombre de matières dans une autre langue, mais cela reste limité. L’autorité fédérale reste compétente pour les établissements d’enseignement bilingue, mais elle n’a pas de ministère qui puisse établir des objectifs d’apprentissage distincts.

Un cinquième argument, selon M. Lievens, spécialiste de la Constitution et de l’enseignement à la KU Leuven et à la Vrije Universiteit d’Amsterdam, est le fait que la Région bruxelloise réglemente déjà des institutions biculturelles telles que Kanal. En d’autres termes, la culture relève des Communautés et restera évidemment dans leur giron. L’autorité fédérale aussi dispose d’une compétence en matière d’institutions culturelles. En outre, la Région de Bruxelles‑Capitale est compétente pour une institution culturelle, à savoir le Musée Kanal.

Dans la même logique, le constitutionnaliste indique qu’en adaptant l’article 135bis, on pourrait instaurer aussi un enseignement bilingue, à côté de l’enseignement flamand et de l’enseignement francophone. La Région pourrait alors s’inspirer des objectifs finaux d’apprentissage en vigueur dans les Communautés. Il y a donc plusieurs possibilités pour instaurer un enseignement bilingue.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Dit zijn argumenten voor meer aandacht voor tweetaligheid en eventueel zelfs voor tweetalig onderwijs. Het zijn helemaal geen argumenten om die bevoegdheid aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toe te kennen. Het is gewoon waanzin om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – dat nu al geen geld meer heeft voor de eigen taken – ook nog bevoegd te maken voor een stukje onderwijs. Dat zal de aandacht voor tweetaligheid, zowel bij het Franstalig onderwijs als bij het Nederlandstalig onderwijs fors verminderen. Bovendien is er binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest helemaal geen knowhow op vlak van onderwijs. Het kan perfect worden georganiseerd via een samenwerkingsakkoord tussen de twee Gemeenschappen. Ik heb helemaal geen probleem met meer tweetaligheid, maar in de praktijk zorgt vandaag het Nederlandstalig onderwijs voor tweetaligheid. Dat kan nog versterkt worden, maar het is waanzin om het aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te geven.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Ce sont des arguments en faveur d’une attention accrue pour le bilinguisme et, éventuellement, l’enseignement bilingue. Il ne s’agit nullement d’arguments en faveur de l’octroi de cette compétence à la Région de Bruxelles‑Capitale. Il serait absurde de vouloir encore lui confier une compétence en matière d’enseignement alors qu’elle n’a déjà plus les moyens d’assumer ses propres missions. Cela ne ferait que réduire considérablement l’attention portée au bilinguisme, tant dans l’enseignement francophone que dans l’enseignement néerlandophone. De plus, il n’y a aucune expertise en matière d’enseignement dans la Région de Bruxelles‑Capitale. Cette compétence peut parfaitement être organisée par le biais d’un accord de coopération entre les deux Communautés. Je ne vois aucune objection à ce que l’on développe davantage le bilinguisme, mais dans les faits, c’est l’enseignement néerlandophone qui en est le garant. Cette politique peut encore être renforcée, mais ce serait un non‑sens de confier cette responsabilité à la Région de Bruxelles‑Capitale.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Tweetaligheid en meertaligheid in Brussel en in het hele land is bijzonder belangrijk. De CD&V is ervan overtuigd dat dit het best gerealiseerd wordt in de Nederlandstalige en Franstalige scholen, maar het moet beter. Zelf woon ik in Molenbeek, veel van de mensen rondom mij spreken thuis noch Frans, noch Nederlands. Als ze naar een Nederlandstalige school gaan leren ze goed Nederlands. Vaak kennen ze Frans vanuit de wijk waar ze leven. Het zijn perfect tweetalige ketjes die opgevoed worden in Nederlandstalige scholen. Voor de Franstalige scholen is de uitdaging nog groter, want minder dan 8% van de achttienjarigen is tweetalig, maar dat ligt eerder aan de kwaliteit van het taalonderwijs dan aan de vraag of het Nederlandstalige, dan wel Franstalige scholen zijn. Het kan perfect binnen de eentalige scholen worden versterkt. Binnen de Vlaamse Gemeenschap is er Content and Language Integrated Learning. CD&V wil dat uitbreiden naar het basisonderwijs, want dat is een manier om de andere taal beter te leren. De heer Anciaux was duidelijk, de toewijzing van de bevoegdheid voor tweetalige scholen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een probleem. Dat is iets anders dan het Kanal‑museum of het Kunstenfestivaldesarts. Dat zijn gewestelijke biculturele aangelegenheden en die zijn fundamenteel verschillend van onderwijs, dat geregeld wordt door de twee Gemeenschappen. In de Vlaamse Gemeenschap en ook in de Fédération Wallonie‑Bruxelles is er enorme expertise inzake onderwijs, er is de hervorming van de eindtermen in Vlaanderen en het Pacte d’excellence in de Franse Gemeenschap. Onze ervaring met de zogezegde tweetalige initiatieven van het Brussels Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, onder meer inzake de rusthuizen en ziekenhuizen, is ronduit slecht. De beste meertalige instellingen zijn de Nederlandstalige instellingen in Brussel.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – Le bilinguisme et le plurilinguisme à Bruxelles et dans l’ensemble du pays sont très importants. Le CD&V est convaincu que les écoles néerlandophones et francophones sont les mieux à même de les concrétiser, mais il faut encore améliorer les choses. J’habite à Molenbeek, où bon nombre de personnes ne parlent ni le français ni le néerlandais à la maison. Lorsque les enfants de ces familles fréquentent une école néerlandophone, ils apprennent le néerlandais. Bien souvent, ils connaissent aussi le français car ils le parlent dans leur quartier. Ce sont des enfants parfaitement bilingues qui sont scolarisés dans des écoles néerlandophones. Pour les écoles francophones, le défi à relever est encore plus grand, car moins de 8% des jeunes de 18 ans sont bilingues, ce qui est davantage lié à la qualité de l’enseignement des langues qu’à la question de savoir si ces jeunes fréquent une école néerlandophone ou une école francophone. Il est tout à fait possible de renforcer le bilinguisme dans les écoles unilingues. La Communauté flamande recourt au concept de Content and Language Integrated Learning, que le CD&V souhaite étendre à l’enseignement fondamental car il permet un meilleur apprentissage de l’autre langue. M. Anciaux a clairement indiqué que l’attribution de la compétence des écoles bilingues à la Région de Bruxelles‑Capitale posait problème. Cela n’a rien de comparable avec le musée Kanal ou le Kunstenfestivaldesarts, qui concernent des matières biculturelles régionales fondamentalement différentes de l’enseignement, lequel est régi par les deux Communautés. En Communauté flamande et dans la Fédération Wallonie‑Bruxelles, il y a une très grande expertise en matière d’enseignement, sans compter la réforme des objectifs finaux en Flandre et le Pacte d’excellence en Communauté française. Notre expérience des initiatives soi‑disant bilingues de la Région bruxelloise ou de la Commission communautaire commune, notamment en ce qui concerne les maisons de repos et les hôpitaux, est carrément négative. Les meilleurs établissements plurilingues sont les établissements néerlandophones de Bruxelles.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Het zou absoluut geen goede zaak zijn mocht het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd worden voor onderwijs. Wij willen daarover echter wel een debat voeren.

Een van de knelpunten in het onderwijs in Brussel is de kwaliteit. Zowel in het Nederlandstalig als in het Franstalig onderwijs gaat de kwaliteit achteruit. Uit de taalbarometer van professor Janssens blijkt dat amper 8% van de ketjes in het middelbaar onderwijs Nederlands kent. Dat is een ramp. Er is een groot verschil met de uitstroom van kinderen uit het Nederlandstalig onderwijs.

Er zijn verschillende eindtermen en verschillende accenten. Waarom willen sommigen die scholen dan gaan samenvoegen? Ik versta dat niet. De lat zal dan helemaal naar omlaag worden gehaald. De kwaliteit van het onderwijs in Brussel zou nog meer achteruitgaan.

Ik ben er wel voorstander van dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap via een samenwerkingsakkoord goede afspraken maken. Op andere domeinen, zoals tewerkstelling en arbeidsmiddeling, hebben de Vlaamse regering, de regering van de Franse Gemeenschap en de Brusselse regering al afspraken gemaakt. Dat moet ook gebeuren met betrekking tot de knelpunten in het onderwijs, en zeker met betrekking tot het meertalige onderwijs. Ieder moet zijn verantwoordelijkheid opnemen.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Il ne serait absolument pas judicieux d’attribuer la compétence de l’enseignement à la Région de Bruxelles‑Capitale. Mais nous sommes prêts à en discuter.

Un des problèmes de l’enseignement à Bruxelles est sa qualité. Elle est en régression tant dans l’enseignement néerlandophone que dans l’enseignement francophone. Le baromètre des langues du professeur Janssens montre qu’à peine 8% des élèves de l’enseignement secondaire connaissent le néerlandais à Bruxelles. C’est catastrophique. Il y a un gouffre par rapport aux élèves qui sortent de l’enseignement néerlandophone.

Il y a des différences en termes d’objectifs finaux d’apprentissage et de priorités. Pourquoi certains souhaitent‑ils donc fusionner ces écoles ? Je ne comprends pas. La qualité de l’enseignement à Bruxelles baissera encore plus.

Je suis toutefois favorable à ce que la Communauté flamande et la Communauté française règlent les choses au mieux par le biais d’un accord de coopération. Dans d’autres domaines comme l’emploi et le placement de travailleurs, le gouvernement flamand, le gouvernement de la Communauté française et le gouvernement bruxellois ont déjà conclu des accords. Cela doit être le cas aussi en ce qui concerne l’enseignement, a fortiori l’enseignement multilingue. Chacun doit prendre ses responsabilités.

Mevrouw Annemie Maes (Groen). – Niemand heeft mij horen zeggen dat wij niet voor kwaliteit staan. Dat is evident. Wij stellen voor een artikel van de Grondwet open te stellen waardoor het mogelijk wordt dat naast het kwaliteitsvol Nederlandstalige onderwijs in Brussel en naast het Franstalige onderwijs in Brussel ook een andere entiteit onderwijs in Brussel organiseert. Ik heb reeds een aantal argumenten aangehaald.

Een volgend argument haal ik bij de specialisten. Zij hebben nagegaan hoe de gewenste meertaligheid het best wordt bereikt. Je kan het aan de Brusselse gemeenten overlaten. Die moeten daarvoor echter de federale overheid aanspreken, wat niet gebeurt. Bovendien zouden we dan tot de absurde situatie kunnen komen dat in de negentien gemeenten verschillende systemen zouden kunnen bestaan. Een tweede mogelijkheid is werken via de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, die misschien niet de aangewezen entiteit is.

De grondwet- en onderwijsspecialisten schuiven dan een derde optie naar voren: laat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een poging doen om tweetalig onderwijs te organiseren. Dat betekent niet dat het goede, kwaliteitsvolle Nederlandstalige onderwijs in Brussel moet worden afgeschaft. Dat betekent niet dat we voor minder kwaliteit gaan in ons onderwijs.

Ik heb nog een persoonlijk argument. Veel mensen vinden dat ik goed tweetalig ben en ze vragen me hoe dat komt. Welnu, ik ben geboren en getogen in Brussel. Mijn lagere school was Sint‑Alena, Sainte‑Alène, in Vorst. Dat was destijds een tweetalige school.

Mme Annemie Maes (Groen). – Je n’ai jamais dit que nous ne défendions pas la qualité. C’est une évidence. Nous proposons de déclarer ouvert à révision un article de la Constitution afin qu’à Bruxelles, à côté d’un enseignement néerlandophone de haute qualité et de l’enseignement francophone, une autre entité organise également l’enseignement. J’ai déjà évoqué un certain nombre d’arguments à cet égard.

Des spécialistes se sont d’ailleurs penchés sur la question de savoir comment on pouvait concrétiser au mieux le multilinguisme. Une piste serait de confier cette tâche aux communes bruxelloises qui devraient alors solliciter l’autorité fédérale, ce qui ne se fait pas. De plus, on se retrouverait alors dans une situation absurde où l’on pourrait avoir des systèmes différents dans les 19 communes. Une deuxième possibilité est de passer par la Commission communautaire commune, laquelle n’est peut‑être pas l’instance indiquée.

Les spécialistes de la Constitution et de l’enseignement avancent une troisième option, qui consisterait à laisser à la Région de Bruxelles‑Capitale le soin d’organiser l’enseignement bilingue. Cela ne signifie pas que l’enseignement néerlandophone de haute qualité à Bruxelles doit être supprimé, ni que nous sommes prêts à accepter une diminution de la qualité de notre enseignement.

Bon nombre de gens me considèrent comme une bonne bilingue et m’ont déjà interrogée à ce sujet. Je suis née et j’ai grandi à Bruxelles, et j’ai suivi les cours primaires à l’École Sainte‑Alène à Forest qui était, à l’époque, une école bilingue.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Onderwijs is sinds de jaren zeventig naar de Gemeenschappen overgeheveld. Volgens mij is mevrouw Maes niet zo oud als mijn grootmoeder.

M. Bert Anciaux (sp.a). – L’enseignement a été transféré aux Communautés dans les années septante. Selon moi, Mme Maes n’a pas l’âge de ma grand‑mère…

Mevrouw Annemie Maes (Groen). – Ik ben einde jaren zestig, begin jaren zeventig naar die school gegaan. Ik ben dus het product van tweetalig onderwijs, of de heer Anciaux dat nu graag hoort of niet.

Uiteraard dragen ook andere factoren ertoe bij dat ik goed tweetalig ben, maar tweetalig onderwijs betekent zeker niet minder kwaliteit.

Kijk naar de Europese scholen. Als die erin slagen om meertalige kinderen af te leveren, dan moet een andere entiteit daar ook in slagen. De Vlaamse en de Franse Gemeenschap bieden goed onderwijs aan, maar het is nodig om een versnelling hoger te schakelen.

Het Brussels Studies Institute heeft recent een juridische studie gepubliceerd over de haalbaarheid van tweetalig onderwijs Nederlands‑Frans.

Collega’s, ik ben blij dat in de commissie steun was om dat artikel voor herziening vatbaar te verklaren. Ik hoop dat de fracties die voor meertalig onderwijs in Brussel pleiten, ook in plenaire consequent hun steun zullen uitspreken.

Mme Annemie Maes (Groen). – J’ai fréquenté cette école fin des années ’60, début des années ’70. Je suis donc issue d’un enseignement bilingue.

Certes, le fait que je sois bilingue s’explique également par d’autres facteurs, mais un enseignement bilingue ne signifie certainement pas une qualité moindre.

Ainsi, si les écoles européennes parviennent à former des élèves multilingues, une autre entité devrait aussi pouvoir le faire. La Communauté flamande et la Communauté française offrent un enseignement de qualité, mais il faut passer à la vitesse supérieure.

Le Brussels Studies Institute vient de publier une étude juridique sur la possibilité d’instaurer un enseignement bilingue néerlandais‑français.

Je me réjouis de l’appui que j’ai obtenu en commission pour déclarer cet article ouvert à révision. J’espère que les groupes qui plaident pour un enseignement multilingue à Bruxelles, exprimeront le même soutien en séance plénière.

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 6‑526)

Proposition de déclaration de révision de la Constitution (Doc. 6‑526)

De voorzitter. – We stemmen over de grondwetsbepalingen waarvan de commissie de verklaring tot herziening heeft aangenomen, en de bepalingen van de Grondwet waarop nog amendementen zijn ingediend.

We stemmen eerst over de bepaling betreffende artikel 7bis van de Grondwet.

M. le président. – Nous voterons sur les dispositions constitutionnelles qui ont été ouvertes à révision en commission et sur celles pour lesquelles des amendements ont été déposés.

Nous votons d’abord sur la disposition relative à l’article 7bis de la Constitution.

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 49
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – De stem van mevrouw Van Eetvelde werd niet geregistreerd. Ze heeft voorgestemd.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Le vote de Mme Van Eetvelde n’a pas été enregistré. Elle a voté pour.

De voorzitter. – Deze opmerking zal worden genoteerd.

M. le président. – Cette remarque sera actée.

We stemmen nu over de bepaling betreffende het opschrift van titel II.

Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’intitulé du titre II.

Stemming 2

Vote no 2

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II om een nieuw artikel in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II, visant à y insérer un article nouveau garantissant le droit à la sécurité.

Stemming 3

Vote no 3

Aanwezig: 52
Voor: 45
Tegen: 1
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 45
Contre : 1
Abstentions : 6

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II om een nieuw artikel in te voegen, teneinde personen met een handicap het genot van de rechten en de vrijheden te waarborgen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’intitulé du titre II, visant à y insérer un article nouveau permettant la jouissance des droits et libertés aux personnes handicapées.

Stemming 4

Vote no 4

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II om een nieuw artikel in te voegen dat de toegang en het waarborgen van de in de Grondwet verankerde rechten verruimt tot alle personen die onder de rechtsmacht van de Belgische Staat vallen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’intitulé du titre II, visant à y insérer un article nouveau qui élargit l’accès et la garantie des droits prévus par la Constitution à l’ensemble des personnes se trouvant sous la juridiction de l’État belge.

Stemming 5

Vote no 5

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II, om er nieuwe artikelen in te voegen waarin de rechten worden opgenomen die reeds erkend zijn in de voor België bindende Europese en internationale verdragen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’intitulé du titre II, visant à y insérer des articles nouveaux contenant les droits déjà reconnus dans les conventions européennes et internationales ayant force obligatoire en Belgique.

Stemming 6

Vote no 6

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 1 van de heer Lacroix c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons sur l’amendement no 1 de M. Lacroix et consorts libellé comme suit :

In het streepje “van titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen dat het recht op leven, alsook het verbod op foltering en slavernij waarborgt” de woorden “het recht op leven, alsook” te doen vervallen.

Dans le tiret « du titre II de la Constitution, en vue d’y insérer un article nouveau garantissant le droit à la vie et l’interdiction de la torture et de l’esclavage ; » supprimer les mots « le droit à la vie et ».

Stemming 7

Vote no 7

Aanwezig: 52
Voor: 17
Tegen: 24
Onthoudingen: 11

Présents : 52
Pour : 17
Contre : 24
Abstentions : 11

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

Mevrouw Danielle Godderis T’Jonck (N‑VA). – Ik wil tegenstemmen, maar heb per ongeluk op de verkeerde knop gedrukt.

Mme Danielle Godderis T’Jonck (N‑VA). – Je veux voter contre, mais je me suis trompée de bouton.

De voorzitter. – Uw opmerking wordt genoteerd.

M. le président. – Il sera pris acte de votre remarque.

We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II om een nieuw artikel in te voegen dat het recht op leven, alsook het verbod op foltering en slavernij waarborgt.

Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II visant à y insérer un article nouveau garantissant le droit à la vie et l’interdiction de la torture et de l’esclavage.

Stemming 8

Vote no 8

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen dat het recht op een billijk proces onverkort waarborgt.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau garantissant de façon complète le droit à un procès équitable.

Stemming 9

Vote no 9

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen dat de vrijheid van verkeer waarborgt.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau garantissant la liberté de la circulation.

Stemming 10

Vote no 10

Aanwezig: 52
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 1

Présents : 52
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 1

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende de interpretatie die aan de bij titel II erkende rechten moet worden gegeven in overeenstemming met de door België geratificeerde internationale en Europese verdragen ter bescherming van de grondrechten.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau relatif à l’interprétation qui doit être donnée aux droits reconnus dans le titre II en conformité avec les traités internationaux et européens de protection des droits fondamentaux, ratifiés par la Belgique.

Stemming 11

Vote no 11

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen waarin wordt verankerd dat de interpretatie van de Grondwet niet mag beogen de rechten en de vrijheden te vernietigen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau visant à consacrer que l’interprétation de la Constitution ne peut viser la destruction des droits et libertés.

Stemming 12

Vote no 12

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende de vrijwaring van de bij titel II erkende rechten.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau relatif à la garantie des droits reconnus par le titre II.

Stemming 13

Vote no 13

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende titel II van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende de voorwaarden waaraan de beperkingen moeten voldoen welke aan de bij titel II erkende rechten worden gesteld, voor zover de bepalingen van deze titel er niet anders over beschikken.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative au titre II de la Constitution, visant à y insérer un article nouveau relatif aux conditions que doivent remplir les restrictions apportées aux droits reconnus par le titre II, pour autant que les dispositions de ce titre n’en disposent pas autrement.

Stemming 14

Vote no 14

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 10 van mevrouw Grouwels c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 10 de Mme Grouwels et consorts, libellé comme suit :

“– artikel 8, derde en vierde lid, van de Grondwet, om aan de niet‑Belgische burgers stemrecht voor de regionale verkiezingen en de Europese verkiezingen toe te kennen;” vervangen door “– artikel 8, derde lid, van de Grondwet, om aan de niet‑Belgische burgers van de Europese Unie stemrecht voor de verkiezingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toe te kennen.”.

Remplacer le membre de phrase « – article 8, alinéas 3 et 4, de la Constitution, en vue d’octroyer le droit de vote pour les élections régionales et les élections européennes aux citoyens non belges ; » par le membre de phrase « – article 8, alinéa 3, de la Constitution, en vue d’octroyer le droit de vote pour les élections de la Région de Bruxelles‑Capitale aux citoyens non belges de l’Union européenne ; ».

Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V). – Wij gaan akkoord om dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren. We willen de reikwijdte echter beperken tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar zeer veel mensen uit de Europese Unie wonen.

We willen ook een beperking tot niet‑Belgen die afkomstig zijn uit een lidstaat van de Europese Unie. We stellen vast dat de andere buitenlanders de Belgische nationaliteit aannemen. EU‑onderdanen doen dat niet meer omdat ze reeds EU‑burger zijn, maar daardoor kunnen zij niet deelnemen aan de gewestelijke verkiezingen.

Mme Brigitte Grouwels (CD&V). – Nous sommes d’accord de déclarer cet article ouvert à révision, mais nous voulons limiter la portée de la modification à la Région de Bruxelles‑Capitale où habitent un très grand nombre de personnes originaires de l’Union européenne.

Nous souhaitons aussi limiter le champ de la révision aux non‑Belges originaires d’un État membre de l’Union européenne. Nous constatons que les autres étrangers prennent la nationalité belge. Les ressortissants de l’UE ne le font plus puisqu’ils ont déjà la citoyenneté européenne, mais ils ne peuvent pas participer aux élections régionales.

Stemming 15

Vote no 15

Aanwezig: 52
Voor: 7
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 7
Contre : 45
Abstentions : 0

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 8, derde en vierde lid, van de Grondwet, om aan de niet‑Belgische burgers stemrecht voor de regionale verkiezingen en de Europese verkiezingen toe te kennen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 8, alinéas 3 et 4, de la Constitution, en vue d’octroyer le droit de vote pour les élections régionales et les élections européennes aux citoyens non belges.

Stemming 16

Vote no 16

Aanwezig: 51
Voor: 33
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

Présents : 51
Pour : 33
Contre : 11
Abstentions : 7

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 3 van mevrouw Barzin c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 3 de Mme Barzin et consorts, libellé comme suit :

De woorden “, eerste en” doen vervallen tussen de woorden “van artikel 10, tweede lid,” en de woorden “tweede zinsdeel”.

Supprimer les mots « , premier et » entre les mots « de l’article 10, alinéa 2, » et les mots « deuxième membres de phrase ».

Mevrouw Anne Barzin (MR). – We hebben deze amendementen ingediend om ons aan te passen aan de lijst die de preconstituante in 2014 heeft aangenomen, met als doel de draagwijdte van sommige artikelen te beperken, na de stemmingen die dinsdag in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden hebben plaatsgevonden.

Mme Anne Barzin (MR). – Nous avons déposé ces amendements pour nous aligner sur la liste adoptée par le préconstituant en 2014, le but étant de réduire la portée de certains articles en fonction des votes intervenus, mardi, en commission des Affaires institutionnelles.

Stemming 17

Vote no 17

Aanwezig: 52
Voor: 28
Tegen: 24
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 28
Contre : 24
Abstentions : 0

  Het amendement is aangenomen.

  L’amendement est adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 10, tweede lid, eerste en tweede zinsdeel van de Grondwet, om de verwijzing naar de Belgen weg te laten en om de niet‑Belgen in staat te stellen toegang te krijgen tot betrekkingen in overheidsdienst, zoals gewijzigd door amendement nr. 3.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 10, alinéa 2, 1er et 2e membres de phrase de la Constitution, en vue de supprimer la référence aux Belges et de permettre aux non‑Belges d’avoir accès aux emplois dans les services publics, telle que modifiée par l’amendement no 3.

Stemming 18

Vote no 18

Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 6
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 46
Contre : 6
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 11 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 11 de la Constitution.

Stemming 19

Vote no 19

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 11bis, tweede lid, van de Grondwet om een minimale vertegenwoordiging van elk geslacht van minstens 40% te garanderen binnen de Ministerraad en de gemeenschaps- en gewestregeringen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 11bis, alinéa 2, de la Constitution visant à prévoir une représentation minimale de 40% d’un même sexe au sein du Conseil des ministres et des gouvernements de Communauté et de Région.

Stemming 20

Vote no 20

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 19 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 19 de la Constitution.

Stemming 21

Vote no 21

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 20 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 20 de la Constitution.

Stemming 22

Vote no 22

Aanwezig: 50
Voor: 27
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 27
Contre : 23
Abstentions : 0

De voorzitter. – Omdat een technisch probleem voorgevallen is, moet ik stemming nr. 22 nietig verklaren. We gaan over tot een nieuwe stemming over de bepaling betreffende artikel 20.

M. le président. – Un problème technique étant survenu, je dois annuler le vote no 22. Nous allons procéder à un nouveau vote sur la disposition relative à l’article 20.

Stemming 23

Vote no 23

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 4 van mevrouw Barzin c.s. luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 4 de Mme Barzin, libellé comme suit :

De woorden “, eerste lid,” invoegen tussen de woorden “van artikel 21” en de woorden “van de Grondwet”.

Insérer les mots « , alinéa 1er, » entre les mots « de l’article 21 » et les mots « de la Constitution ».

Stemming 24

Vote no 24

Aanwezig: 52
Voor: 18
Tegen: 28
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 18
Contre : 28
Abstentions : 6

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 21 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 21 de la Constitution.

Stemming 25

Vote no 25

Aanwezig: 50
Voor: 27
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 27
Contre : 23
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 21 van de Grondwet om een lid toe te voegen teneinde de bescherming van de bedienaren der erediensten uit te breiden tot de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet‑confessionele levensbeschouwing, bedoeld in artikel 181, §2, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 21 de la Constitution visant à y ajouter un alinéa visant à étendre la protection accordée aux ministres des cultes aux délégués des organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle, visés à l’article 181, §2, de la Constitution.

Stemming 26

Vote no 26

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb me vergist. Ik stem voor.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je me suis trompé. Je vote pour.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 22 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 22 de la Constitution.

Stemming 27

Vote no 27

Aanwezig: 51
Voor: 50
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 50
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 5 van mevrouw Barzin c.s. luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 5 de Mme Barzin, libellé comme suit :

De woorden “teneinde een lid in te voegen betreffende het recht van de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit” invoegen na de woorden “– van artikel 23 van de Grondwet”.

Insérer les mots « en vue d’y ajouter un alinéa concernant le droit du citoyen à un service universel en matière de poste, de communication et de mobilité » après les mots « – de l’article 23 de la Constitution ».

Stemming 28

Vote no 28

Aanwezig: 52
Voor: 22
Tegen: 16
Onthoudingen: 14

Présents : 52
Pour : 22
Contre : 16
Abstentions : 14

  Het amendement is aangenomen.

  L’amendement est adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 23 van de Grondwet, zoals gewijzigd door amendement nr. 5.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 23 de la Constitution, telle que modifiée par l’amendement no 5.

Stemming 29

Vote no 29

Aanwezig: 52
Voor: 50
Tegen: 2
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 50
Contre : 2
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 24, §1 en §3, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 24, §1er et §3, de la Constitution.

Stemming 30

Vote no 30

Aanwezig: 52
Voor: 23
Tegen: 23
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 23
Contre : 23
Abstentions : 6

  De bepaling is niet aangenomen.

  La disposition n’est pas adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 6 van mevrouw Barzin c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 6 de Mme Barzin, libellé comme suit :

De woorden “, teneinde een lid in te voegen om de waarborgen voor de pers uit te breiden tot de andere informatiemiddelen” invoegen na de woorden “– van artikel 25 van de Grondwet”.

Insérer les mots « , en vue d’y ajouter un alinéa permettant d’élargir les garanties de la presse aux autres moyens d’information », après les mots « – de l’article 25 de la Constitution ».

Stemming 31

Vote no 31

Aanwezig: 52
Voor: 45
Tegen: 7
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 45
Contre : 7
Abstentions : 0

De voorzitter. – Omdat een technisch probleem voorgevallen is, moet ik stemming nr. 31 nietig verklaren. We gaan over tot een nieuwe stemming over amendement nr. 6.

M. le président. – Un problème technique étant survenu, je dois annuler le vote no 31. Nous allons procéder à un nouveau vote sur l’amendement no 6.

Stemming 32

Vote no 32

Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 16
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 35
Contre : 16
Abstentions : 0

  Het amendement is aangenomen.

  L’amendement est adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 25 van de Grondwet, zoals gewijzigd zoals gewijzigd door amendement nr. 6.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 25 de la Constitution, telle que modifiée par l’amendement no 6.

Stemming 33

Vote no 33

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 28 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 28 de la Constitution.

Stemming 34

Vote no 34

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 49
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 29 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 29 de la Constitution.

Stemming 35

Vote no 35

Aanwezig: 51
Voor: 41
Tegen: 10
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 41
Contre : 10
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 39bis van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 39bis de la Constitution.

Stemming 36

Vote no 36

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 41 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 41 de la Constitution.

Stemming 37

Vote no 37

Aanwezig: 52
Voor: 37
Tegen: 15
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 37
Contre : 15
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 43, §2, tweede lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 43, §2, alinéa 2, de la Constitution.

Stemming 38

Vote no 38

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 48 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 48 de la Constitution.

Stemming 39

Vote no 39

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 57 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 57 de la Constitution.

Stemming 40

Vote no 40

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 60 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 60 de la Constitution.

Stemming 41

Vote no 41

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 61 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 61 de la Constitution.

Stemming 42

Vote no 42

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 63, §1 tot §3, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 63, §1er à §3, de la Constitution.

Stemming 43

Vote no 43

Aanwezig: 52
Voor: 37
Tegen: 15
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 37
Contre : 15
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 67, §1, inleidende zin, 6º en 7º, en §4, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 67, §1er, phrase introductive, 6º et 7º, et §4, de la Constitution.

Stemming 44

Vote no 44

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 68, §2, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 68, §2, de la Constitution.

Stemming 45

Vote no 45

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 70, tweede lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 70, alinéa 2, de la Constitution.

Stemming 46

Vote no 46

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 71, vijfde lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 71, alinéa 5, de la Constitution.

Stemming 47

Vote no 47

Aanwezig: 52
Voor: 34
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 34
Contre : 18
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 75 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 75 de la Constitution.

Stemming 48

Vote no 48

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over twee amendementen betreffende artikel 99. Het gaat eerst om amendement nr. 7 van de heer Dalle c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant voter sur deux amendements relatifs à l’article 99. Il s’agit tout d’abord de l’amendement no 7 de M. Dalle, libellé comme suit :

Aan de woorden “– van artikel 99, eerste lid, van de grondwet, om de pariteit tussen vrouwen en mannen in de Ministerraad op te leggen;” de volgende woorden toevoegen “en om het aantal ministers te kunnen verminderen”.

Compléter les mots « – de l’article 99, alinéa 1er, de la Constitution, afin d’imposer la parité entre les femmes et les hommes au sein du Conseil des ministres » par les mots « et afin de réduire le nombre de ministres ».

Het amendement nr. 9 van de heer Lacroix c.s., luidt:

L’amendement no 9 de M. Lacroix et consorts est libellé comme suit :

De woorden “artikel 99, eerste lid, van de Grondwet, om de pariteit tussen vrouwen en mannen in de Ministerraad op te leggen” vervangen door de woorden “artikel 99, om een nieuw lid toe te voegen teneinde de pariteit tussen vrouwen en mannen in de Ministerraad op te leggen”.

Remplacer les mots « article 99, alinéa 1er, de la Constitution, afin d’imposer la parité entre les femmes et les hommes au sein du Conseil des ministres » par les mots « article 99, en vue d’ajouter un nouvel alinéa visant à imposer la parité entre les femmes et les hommes au sein du conseil des ministres ».

We stemmen eerst over het amendement van de heer Dalle en vervolgens over de bepaling betreffende artikel 99, die eventueel is gewijzigd en ten slotte over het voorstel van de heer Lacroix. Als zowel het voorstel van de commissie als dat van de heer Lacroix worden aangenomen worden ze beide opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet.

Nous votons d’abord sur l’amendement de M. Dalle, ensuite sur la disposition relative à l’article 99 éventuellement amendée et enfin sur la proposition de M. Lacroix, étant entendu que si la proposition de la commission et celle de M. Lacroix étaient toutes deux adoptées, elles seraient toutes deux incluses dans la déclaration de révision de la Constitution.

De heer Christophe Lacroix (PS). – Ik dacht dat we eerst over het amendement met de minst ruime strekking zouden stemmen. Ons amendement beoogt één punt, terwijl dat van de heer Dalle een nieuw element wil toevoegen in de keuze van de samenstelling van de ministerraad.

M. Christophe Lacroix (PS). – Je pensais que l’on votait d’abord sur l’amendement le plus minimaliste. Notre amendement vise un élément, alors que celui de M. Dalle tend à ajouter un nouvel élément dans le choix de la composition du Conseil des ministres.

De voorzitter. – Er zijn twee amendementen. Het amendement nr. 7 van de heer Dalle strekt ertoe het voorstel dat door de commissie is aangenomen aan te vullen. Het amendement nr. 9 van de heer Lacroix strekt ertoe het voorstel van de commissie te vervangen door een ander voorstel. Het is dus ruimer.

We zullen bijgevolg eerst stemmen over het amendement van de heer Dalle en daarna over dat van de heer Lacroix.

M. le président. – Il y a deux amendements. L’amendement no 7 de M. Dalle propose de compléter la proposition adoptée par la commission. L’amendement no 9 de M. Lacroix propose de remplacer la proposition de la commission par une autre proposition. Il va donc plus loin.

Nous voterons donc d’abord sur l’amendement de M. Dalle, puis sur celui de M. Lacroix.

De heer Christophe Lacroix (PS). – Mijnheer de voorzitter, mag ik een bedenking geven? Ons amendement heeft een beperktere draagwijdte, aangezien het zich houdt aan de oorspronkelijke tekst. Met dit amendement, dat – niet vanuit technisch oogpunt, maar betreffende de grond van de zaak – als een subamendement kan worden aanzien, willen we de pariteit tussen mannen en vrouwen waarborgen. We verwerpen de toevoeging die de heer Dalle voorstelt die erin bestaat in te grijpen in het aantal ministers.

Waarom zijn we het niet eens met die toevoeging? Omdat het aantal ministers op maximaal vijftien is bepaald, maar nu reeds de mogelijkheid bestaat om via een regeringsakkoord dat aantal te beperken tot dertien, of elf of tien. We wensen dus gewoon tot een tekst te komen die de pariteit tussen mannen en vrouwen beoogt. Onze tekst stemt dus volgens ons beter overeen met de oorspronkelijke tekst.

Ik wil daar echter niet over strijden. Het is aan u om te beslissen, mijnheer de voorzitter. U interpreteert het reglement. Maar ik wou die verduidelijking geven.

M. Christophe Lacroix (PS). – Monsieur le président, permettez‑moi d’émettre un doute. Il me semble que notre amendement a une portée moins grande, puisqu’il respecte le texte initial. Nous voulons, par cet amendement qui peut être considéré, non pas techniquement mais sur le fond, comme un sous‑amendement, garantir la parité entre les hommes et les femmes. Et nous rejetons l’ajout proposé par M. Dalle qui consiste à intervenir sur le nombre de ministres.

Pourquoi agissons‑nous de la sorte ? Parce que le nombre de ministres est fixé à un maximum de quinze mais qu’un accord de gouvernement offre déjà la possibilité de limiter ce nombre à treize, onze ou dix, peu importe… Nous souhaitons donc revenir simplement à un texte visant la parité hommes‑femmes. Notre texte nous semble plus conforme au texte initial.

Cela dit, je n’en ferai pas un casus belli. La décision vous appartient, monsieur le président. Vous êtes l’interprète du Règlement. Mais je tenais à exprimer cette précision.

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – De heer Lacroix heeft gelijk wanneer hij zegt dat de volgende regering het aantal leden zou kunnen beperken omdat het cijfer een maximum is.

Ons voorstel strekt ertoe de verlaging van het maximumaantal leden in de Grondwet zelf in te schrijven.

Voor het overige gedragen wij ons naar uw wijsheid.

M. Benjamin Dalle (CD&V). – M. Lacroix a raison d’affirmer que le prochain gouvernement pourrait limiter le nombre de ses membres, puisque quinze est un maximum.

Notre proposition tend à ancrer dans la Constitution l’abaissement de ce plafond.

De voorzitter. – Na overleg deel ik u mee dat we eerst gaan stemmen over amendement nr. 9 van de heer Lacroix.

M. le président. – Après concertation, je vous informe que nous voterons en premier lieu sur l’amendement no 9 de M. Lacroix.

Stemming 49

Vote no 49

Aanwezig: 52
Voor: 9
Tegen: 39
Onthoudingen: 4

Présents : 52
Pour : 9
Contre : 39
Abstentions : 4

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 7 van de heer Dalle.

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 7 de M. Dalle.

Stemming 50

Vote no 50

Aanwezig: 51
Voor: 30
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 30
Contre : 21
Abstentions : 0

  Het amendement is aangenomen.

  L’amendement est adopté.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 99, eerste lid, van de Grondwet, om de pariteit tussen vrouwen en mannen in de Ministerraad op te leggen, zoals gewijzigd door amendement nr. 7.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 99, alinéa 1er, de la Constitution visant à imposer la parité entre les femmes et les hommes au sein du Conseil des ministres, telle que modifiée par l’amendement no 7.

Stemming 51

Vote no 51

Aanwezig: 50
Voor: 30
Tegen: 20
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 30
Contre : 20
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 104 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 104 de la Constitution.

Stemming 52

Vote no 52

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 113 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 113 de la Constitution.

Stemming 53

Vote no 53

Aanwezig: 52
Voor: 24
Tegen: 28
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 24
Contre : 28
Abstentions : 0

  De bepaling is niet aangenomen.

  La disposition n’est pas adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 132 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 132 de la Constitution.

Stemming 54

Vote no 54

Aanwezig: 52
Voor: 34
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 34
Contre : 18
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 135bis van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 135bis de la Constitution.

Stemming 55

Vote no 55

Aanwezig: 50
Voor: 31
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 31
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

Mevrouw Simone Susskind (PS). – Ik heb voorgestemd, maar mijn stem werd niet geregistreerd.

Mme Simone Susskind (PS). – Mon vote en faveur de la disposition n’a pas été enregistré.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 142 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 142 de la Constitution.

Stemming 56

Vote no 56

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 146 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 146 de la Constitution.

Stemming 57

Vote no 57

Aanwezig: 51
Voor: 31
Tegen: 20
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 31
Contre : 20
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 148, tweede lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 148, alinéa 2, de la Constitution.

Stemming 58

Vote no 58

Aanwezig: 52
Voor: 35
Tegen: 17
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 35
Contre : 17
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 150 van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 150 de la Constitution.

Stemming 59

Vote no 59

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 151, §2, tweede lid, tweede zin, van de Grondwet, teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 151, §2, alinéa 2, 2e phrase, de la Constitution, visant à optimiser l’efficacité de l’organisation de la justice.

Stemming 60

Vote no 60

Aanwezig: 52
Voor: 35
Tegen: 17
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 35
Contre : 17
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 151, §3, van de Grondwet om de bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie te hervormen.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 151, §3, de la Constitution, visant à réformer les compétences du Conseil supérieur de la Justice.

Stemming 61

Vote no 61

Aanwezig: 50
Voor: 42
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 42
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 151, §3, van de Grondwet om een algemene bevoegdheidsdiscussie over de Hoge Raad voor de Justitie te kunnen voeren, onder meer naar aanleiding van een nieuw beheersmodel voor Justitie.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 151, §3, de la Constitution, visant à pouvoir mener une discussion générale relative à la compétence du Conseil supérieur de la Justice, notamment dans le cadre d’un nouveau modèle de gestion de la Justice.

Stemming 62

Vote no 62

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 151, §6, van de Grondwet om ook de evaluatie van de korpschefs van de zetel mogelijk te maken.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 151, §6, de la Constitution, visant à permettre également l’évaluation des chefs de corps du siège.

Stemming 63

Vote no 63

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

Mevrouw Karin Brouwers (CD&V). – Mijn stem werd niet geregistreerd. Ik heb voorgestemd.

Mme Karin Brouwers (CD&V). – Mon vote n’a pas été enregistré. J’ai voté pour.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 152, tweede en derde lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 152, alinéa 2 et 3, de la Constitution.

Stemming 64

Vote no 64

Aanwezig: 52
Voor: 25
Tegen: 27
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 25
Contre : 27
Abstentions : 0

  De bepaling is niet aangenomen.

  La disposition n’est pas adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 8 van de heer Dalle c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 8 de M. Dalle et consorts, libellé comme suit :

De lijst aanvullen met een streepje, luidende:

“– van artikel 157 van de Grondwet, om in het kader van de hervorming van het tuchtrecht de oprichting van een tuchtrechtbank mogelijk te maken en de samenstelling en organisatie ervan via wet te regelen”.

Compléter la liste par un tiret rédigé comme suit :

« – de l’article 157 de la Constitution, afin de permettre, dans le cadre de la réforme du droit disciplinaire, la création d’un tribunal disciplinaire et d’en régler la composition et l’organisation par le biais d’une loi ».

De heer Benjamin Dalle (CD&V). – Mijnheer de voorzitter, dit artikel stond al in 2014 op de lijst van voor herziening vatbaar verklaarde bepalingen.

M Benjamin Dalle (CD&V). – Monsieur le président, cet article figurait déjà sur la liste des dispositions ouvertes à révision en 2014.

Stemming 65

Vote no 65

Aanwezig: 52
Voor: 21
Tegen: 31
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 21
Contre : 31
Abstentions : 0

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer de voorzitter, moeten we nu niet stemmen over artikel 157?

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur le président, ne devons‑nous pas voter sur l’article 157 ?

De voorzitter. – We hebben het amendement van de heer Dalle verworpen dat ertoe strekt het artikel 157 toe te voegen aan de lijst van artikelen die voor herziening vatbaar zijn. Daarom stemmen we niet over een bepaling betreffende dat artikel 157.

We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 161 van de Grondwet, teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren.

M. le président. – Nous avons rejeté l’amendement de M. Dalle visant à ajouter l’article 157 à la liste des articles ouverts à révision. Il n’y a donc aucune raison de voter à propos de cet article 157.

Nous votons maintenant sur la disposition relative à l’article 161 de la Constitution visant à optimaliser l’efficacité de l’organisation de la justice.

Stemming 66

Vote no 66

Aanwezig: 52
Voor: 25
Tegen: 27
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 25
Contre : 27
Abstentions : 0

  De bepaling is niet aangenomen.

  La disposition n’est pas adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over de bepaling betreffende artikel 167, §1, tweede lid, van de Grondwet.

M. le président. – Nous passons maintenant au vote sur la disposition relative à l’article 167, §1er, alinéa 2, de la Constitution.

Stemming 67

Vote no 67

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

  De bepaling is aangenomen.

  La disposition est adoptée.

De voorzitter. – We stemmen nu over amendement nr. 2 van de heer Vanlouwe c.s., luidende:

M. le président. – Nous votons maintenant sur l’amendement no 2 de M. Vanlouwe et consort, libellé comme suit :

De lijst aanvullen met het volgende streepje:

“– artikel 195 van de Grondwet.”.

Compléter la liste par le tiret suivant :

« – de l’article 195 de la Constitution. ».

Stemming 68

Vote no 68

Aanwezig: 52
Voor: 11
Tegen: 41
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 11
Contre : 41
Abstentions : 0

  Het amendement is niet aangenomen.

  L’amendement n’est pas adopté.

Toespraak van de voorzitter

Allocution de M. le président

De voorzitter. – Wij zijn aan het einde van deze vergadering gekomen en ook de eindmeet van deze zittingsperiode is in zicht. Deze zittingsperiode was de eerste van de nieuwe Senaat. U, collega’s, bent pioniers geweest. U hebt richting helpen geven aan een assemblee die anders is dan alle andere. Zij is niet permanent. Zij werkt grotendeels onafhankelijk van de regering. Zij haakt zelden in op de politieke waan van de dag, maar richt zich veeleer op de langere termijn. Soms wordt er maandenlang gewerkt aan uitvoerige informatieverslagen.

Misschien heeft de nieuwe Senaat minder macht, maar hij heeft wel een zekere invloed. Dat hebben we vandaag nog gezien. Die invloed is soms groter dan sommigen denken. Ons informatieverslag over de klimaatdoelstellingen is de inspiratiebron voor het voorstel van bijzondere klimaatwet. De Raad van State verwijst in zijn advies over dat voorstel naar dat informatieverslag. Ons allereerste informatieverslag, over de gelijkheid van mannen en vrouwen, is nu, vier jaar later, nog steeds het referentiedocument over de gendergelijkheid in België. De Senaat doet niet aan massaproductie. Maar de producten van de Senaat zijn van hoge kwaliteit en duurzaam.

De Senaat is het parlementaire sluitstuk van het federale België. Dit is het forum waar parlementsleden uit al onze deelstaten samen kunnen overleggen en ideeën uitwisselen. Vanuit de Senaat kunnen de deelstaten ook wegen op het federale beleid.

Beste collega’s, ik dank u voor uw inzet in de Senaat, vijf jaar lang.

Ik wil u ook persoonlijk danken voor uw steun gedurende de maanden dat ik mevrouw Defraigne hier heb vervangen.

Het lijkt me belangrijk, vooral voor de media, om duidelijk te maken dat de meesten onder u niet worden vergoed voor hun werk in deze assemblee. Daaruit mag blijken hoe gedreven u bent. Ik dank ook onze fractiemedewerkers en de diensten van de Senaat. Zij hebben de nieuwe Senaat mee op de rails gezet en waken met ons over de hoge kwaliteit van ons werk. Ik dank onze griffier, de heer Gert Van der biesen en onze directeur‑generaal, de heer André Rezsöhazy, die me goed hebben bijgestaan toen ik de functie van voorzitter heb opgenomen op 14 december jongstleden.

Beste collega’s, straks gaan onze wegen uiteen. Aan allen die hun politiek engagement wensen voort te zetten, in de Senaat of elders, wens ik de volgende weken heel veel succes. Aan hen die een punt zetten achter hun politieke loopbaan, wens ik een geslaagde re‑integratie in de samenleving en veel geluk, met name in hun gezin of familie. Ik dank u allen uit de grond van mijn hart voor de manier waarop u me heeft geholpen om de werkzaamheden van onze assemblee in goede banen te leiden.

M. le président. – Nous voilà arrivés au terme de notre séance plénière et bientôt, cette législature touchera aussi à sa fin. Elle fut la première du nouveau Sénat. Vous avez été, chers collègues, des pionniers. Vous avez contribué à donner une orientation à une assemblée qui n’a pas d’équivalent. Elle est non permanente et fonctionne en grande partie indépendamment du gouvernement. Son agenda n’est guère dicté par les impératifs de l’actualité et s’inscrit plutôt dans la durée. L’élaboration de rapports d’information circonstanciés peut prendre plusieurs mois.

Le nouveau Sénat a peut‑être moins de pouvoir, mais il n’en garde pas moins une certaine influence. Nous avons encore pu le constater aujourd’hui. Cette influence va parfois au‑delà de ce que certains imaginent. La proposition de loi spéciale sur le climat trouve sa source d’inspiration dans notre rapport d’information sur les objectifs climatiques. Dans son avis sur cette proposition, le Conseil d’État renvoie d’ailleurs aussi à notre rapport d’information. Autre exemple : le tout premier rapport d’information que nous avons établi il y a quatre ans sur le thème de l’égalité entre les hommes et les femmes est, aujourd’hui encore, le document de référence sur cette problématique en Belgique. Le Sénat n’a pas pour vocation de produire des documents en masse. À la quantité, il préfère la qualité et la durabilité.

Le Sénat est la clé de voûte parlementaire de la Belgique fédérale. Il est le forum où les parlementaires de l’ensemble de nos entités fédérées peuvent se rencontrer pour se concerter et échanger des idées. Il est aussi l’instrument par lequel les entités fédérées peuvent peser sur la politique fédérale.

Chers collègues, je vous remercie pour le travail que vous avez accompli au Sénat au cours de ces cinq années.

Je tiens aussi à vous remercier personnellement pour votre soutien durant les quelques mois où j’ai remplacé Mme Defraigne à cette tribune.

Il me semble important de préciser, surtout pour les médias, que vous êtes nombreux à ne pas être rémunérés pour le travail réalisé dans cette assemblée, ce qui prouve bien votre haut degré de motivation. Permettez‑moi aussi de remercier les collaborateurs politiques et les services du Sénat. Ils ont contribué à mettre le nouveau Sénat sur les rails et sont, tout comme nous, les garants de la qualité du travail de notre assemblée. Je tiens à remercier notre greffier, M. Gert Van der biesen, et notre directeur général, M. André Rezsöhazy, qui m’ont beaucoup aidé lors de ma prise de fonction, le 14 décembre dernier.

Chers collègues, nos chemins se sépareront bientôt. À tous ceux qui souhaitent poursuivre leur engagement politique, au Sénat ou ailleurs, je souhaite beaucoup de succès dans les semaines à venir. À ceux qui mettront un terme à leur carrière politique, je souhaite une réinsertion réussie dans la société et beaucoup de bonheur, notamment sur le plan familial. Je vous remercie, toutes et tous, du fond du cœur pour la manière dont vous m’avez aidé à mener les travaux de notre assemblée.

(Applaus)

(Applaudissements)

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Mijnheer Brotchi, ook namens mijn fractie wil ik u bedanken voor de manier waarop u, niet altijd in gemakkelijke omstandigheden, het voorzitterschap hebt opgenomen. Ik weet dat dit ook het einde is van uw politieke loopbaan, die u voornamelijk in het Brusselse Parlement en hier in de Senaat hebt doorgebracht. U kent onze mening over de Senaat. Wij hebben daarvoor gevochten, maar daarvoor zitten we natuurlijk in het parlement, in het huis van de democratie. U hebt uw taak op een heel correcte manier gedaan. Ik wil u daarvoor bedanken, maar ik wil ook de diensten heel uitdrukkelijk bedanken: de griffier, de directeur‑generaal, maar eigenlijk de volledige personeelsploeg, gaande van de commissiesecretarissen tot de bodes. Zij hebben ook ten aanzien van mijn fractie steeds op een correcte wijze gehandeld. Ik wil iedereen bedanken voor de goede en correcte samenwerking.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Monsieur Brotchi, je voudrais, en mon nom comme en celui de mon groupe, vous remercier d’avoir assumé la présidence dans des circonstances parfois difficiles. Votre carrière politique, qui s’est principalement déroulée au Parlement bruxellois et ici même, arrive à son terme. Vous connaissez notre opinion en ce qui concerne le Sénat ; nous l’avons défendue, ce qui est bien naturel dans un parlement, une maison de la démocratie. Vous vous êtes très bien acquitté de votre tâche et je vous en remercie. Ma reconnaissance va aussi aux services – le greffier, le directeur général, mais aussi l’ensemble du personnel, des secrétaires de commission aux huissiers – qui nous ont toujours traités correctement et avec qui la collaboration a été bonne.

De heer Christophe Lacroix (PS). – In naam van mijn fractie wil ik op mijn beurt het werk dat deze instelling heeft verricht, eren. Zoals de heer Vanlouwe reeds vermeldde, bestaat er in België geen consensus over de Senaat. Over de rol die hij in de toekomst wel of niet zou kunnen vervullen binnen de federale Staat, bestaan er fundamentele meningsverschillen. In ieder geval is het voor mijn fractie en voor mezelf duidelijk dat de Senaat een toekomst heeft indien hij op volle kracht kan functioneren, niet volgens de modaliteiten die eigen zijn aan het integrale tweekamerstelsel zoals het eertijds bestond, maar op een wijze die de Senaat de mogelijkheid biedt om zijn rol van kamer der deelstaten te vervullen, waarin eenieder een bijdrage levert tot de totstandkoming van een volwassen federalisme, wat zonder twijfel zal leiden tot het ontstaan van een vierde Gewest. Ik twijfel er inderdaad niet aan dat de Duitstalige Gemeenschap op een dag een volwaardig vierde Gewest zal worden, met alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden eigen aan een gewestelijk gezag. Het ontstaan van dit vierde Gewest kan misschien de gelegenheid zijn om de Senaat een optimale manier van werken aan te reiken. We zullen ons inderdaad niet langer in een logica van dualiteit en, soms, van tegenstrijdige visies aan deze en gene zijde van de taalgrens bevinden. Met een vierde partner zullen we er misschien in slagen om ons federalisme zodanig te doen evolueren dat het aan maturiteit wint en meer rekening houdt met zowel het regionale als het federale gegeven.

In naam van mijn fractie wens ik tevens oprecht en uit de grond van mijn hart alle diensten van de Senaat te bedanken. De vrouwen en mannen die er deel van uit maken, getuigen van een ongeëvenaarde bekwaamheid en een buitengewone professionaliteit, evenals van een bijzondere voorkomendheid. Zij hebben een plichtsbesef en een staatszin die men zelden tegenkomt. Ik mag bijgevolg hopen dat de politieke toekomst die wij aan de Senaat zullen toekennen, in verhouding zal staan tot de hoge kwaliteit van het personeel.

Staat u mij ook toe om al mijn collega’s, wellicht met uitzondering van extreemrechts, te bedanken voor het aanzienlijke werk dat over de breuklijnen en meningsverschillen heen werd verwezenlijkt. Sommige collega’s hebben hard gewerkt, hetzij om initiatieven tegen te houden of te omzeilen, hetzij om ze vruchten te laten dragen. Telkens werd echter de nodige arbeid en energie aan de dag gelegd, en zijn de werkzaamheden ondanks bepaalde spanningen steeds respectvol en correct verlopen. Dat strekt de politiek in brede zin tot eer.

Mijnheer de voorzitter, u bent niet enkel een overgangsvoorzitter geweest; net zoals uw voorgangster Christine Defraigne waakte u erover dat het voortbestaan van de Senaat verzekerd bleef en dat hij de hem toegekende machten uitoefende, maar u waakte tevens over het scrupuleus respecteren van de rechten van alle senatoren, of ze nu tot de meerderheid of de minderheid behoorden.

Ik sluit af met een citaat van de Romeinse keizer‑filosoof Marcus Aurelius: “Moge ik de kracht ontvangen om te verdragen wat niet veranderd kan worden, en de moed om te veranderen wat veranderd kan worden, maar ook, en waarschijnlijk vooral, de wijsheid om het ene van het andere te onderscheiden.”

M. Christophe Lacroix (PS). – Au nom de mon groupe, je tiens également à saluer le travail accompli par cette institution qui, ainsi que M. Vanlouwe l’a rappelé, ne fait pas consensus en Belgique. Il y a des visions fondamentalement différentes quant au rôle que le Sénat pourrait être appelé à assumer ou non dans le futur au sein de l’État fédéral. En tout cas, pour mon groupe et pour moi‑même, il est clair que le Sénat a de l’avenir s’il peut fonctionner à plein régime, non pas suivant des modalités propres au système bicaméral intégral tel qu’il existait par le passé, mais suivant un mode qui permette au Sénat de jouer son rôle de chambre des entités fédérées où chacun contribue à achever l’édifice d’un fédéralisme mature, lequel verra sans doute à terme l’émergence d’une quatrième Région. En effet, je ne doute pas qu’un jour, la Communauté germanophone deviendra une quatrième Région à part entière, assumant la plénitude des compétences et des responsabilités propres à un pouvoir régional. L’émergence de cette quatrième Région sera peut‑être l’occasion de conférer un mode de fonctionnement optimal au Sénat. En effet, nous ne serons plus dans une logique de dualité et, parfois, de confrontation entre deux visions de part et d’autre de la frontière linguistique. Avec un quatrième partenaire, nous pourrons peut‑être faire évoluer notre fédéralisme de manière à ce qu’il gagne en maturité et tienne davantage compte du fait régional et du fait fédéral.

Au nom de mon groupe, je souhaiterais également remercier sincèrement et du fond du cœur l’ensemble des services du Sénat. Les hommes et les femmes qui les composent sont d’une compétence inégalée et d’un professionnalisme hors pair, ainsi que d’une grande amabilité. Ils ont un sens du service et un sens de l’État comme on en rencontre peu. J’espère dès lors que l’avenir politique que nous donnerons au Sénat sera à la hauteur des grandes qualités de ce personnel.

Permettez‑moi aussi de remercier l’ensemble de mes collègues, à l’exception sans doute de l’extrême‑droite, pour le travail considérable réalisé par‑delà les clivages et les divergences. Des collègues ont travaillé d’arrache‑pied, soit pour bloquer ou contrer des initiatives, soit pour les faire fructifier. Mais, chaque fois, il y a eu du travail et de l’énergie et, en dépit de certaines tensions, les choses se sont toujours déroulées dans un esprit de respect et de correction qui fait honneur au monde politique au sens large.

Monsieur le président, vous n’avez pas été uniquement un président de transition ; tout comme votre prédécesseure Christine Defraigne, vous avez veillé à garantir l’existence du Sénat et à faire en sorte qu’il exerce les pouvoirs qui lui ont été conférés, mais vous avez veillé aussi au respect scrupuleux des droits de l’ensemble des sénateurs, quel que soit le groupe majoritaire ou minoritaire auquel ils appartiennent.

Enfin, je clôturerai par une citation de l’empereur et philosophe romain Marc‑Aurèle, sur laquelle nous méditerons probablement tous en sortant de cet hémicycle : « Que la force me soit donnée de supporter ce qui ne peut être changé et le courage de changer ce qui peut l’être mais aussi, et sans doute même surtout, la sagesse de distinguer l’un de l’autre. »

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Namens de CD&V‑fractie wil ik in de eerste plaats de voorzitter danken omdat hij het voorzitterschap van de Senaat met zoveel respect en waardigheid heeft opgenomen: respect voor alle fracties en gezindheden en voor de instelling. Ik wil ook aansluiten bij de woorden van dank en wensen voor de collega’s, voor de politieke medewerkers, voor alle ambtenaren en diensten voor de buitengewone en vriendschappelijke ondersteuning. Namens de CD&V‑fractie wil ik ook opnieuw bevestigen hoezeer wij geloven in deze Senaat. Ons stemgedrag zonet rond de Grondwet en de lijst van artikelen die we willen herzien, is daarvan een uiting. Wij geloven in de Senaat als ontmoetingsplaats van de deelstaten en ook in zijn grondwettelijke en wetgevende functie. Deze legislatuur zijn een aantal concrete stappen gezet. Er is naar belangwekkende rapporten verwezen. Wij hopen dat de Senaat met nog meer zelfzekerheid een doorstart kan nemen in de volgende legislatuur.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Au nom du groupe CD&V, je voudrais d’abord remercier le président, qui a fait preuve d’une grande dignité et de respect tant pour les différentes opinions que pour l’institution. Je m’associe aux remerciements et aux vœux adressés aux collègues, aux collaborateurs politiques et aux fonctionnaires qui nous ont assistés avec compétence et amabilité. Au nom du groupe CD&V, je confirme notre foi en ce Sénat, comme le prouvent les votes que nous venons d’émettre sur la liste des articles de la Constitution que nous souhaitons réviser. Nous avons foi en ce Sénat, lieu de rencontre des entités fédérées, qui exerce aussi sa fonction législative et constitutionnelle. La législature qui s’achève a été marquée par des actions concrètes. Des rapports majeurs ont été évoqués. Nous espérons que le Sénat abordera la prochaine législature avec encore plus d’assurance.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Ik sluit net als de collega’s af met dankbetuigingen. Mijnheer de voorzitter, dank u wel, ik vind dat u dat met stijl heeft gedaan. Aan alle collega’s, zonder uitzondering, bedankt voor de werkzaamheden in de Senaat. Ook dank aan het personeel en de politieke medewerkers, in het bijzonder van mijn fractie. Ik wil vooral ook de media bedanken, want het is niet zo eenvoudig om de werkzaamheden van de Senaat te verslaan, en toch is dat gebeurd, vaak op basis van vragen die wij aan de federale regering konden stellen. Ik neem aan dat het feit dat de lijst van de grondwetsartikelen niet ongeschonden door de Senaat is gekomen heeft aangetoond dat de Senaat toch een impact heeft gehad, althans op het einde van deze legislatuur. Dus dank aan allen, succes bij de verkiezingen, wij zijn tenslotte allemaal collega’s die elk voor hun ideaal opkomen.

M. Rik Daems (Open Vld). – À l’instar de mes collègues, c’est par des remerciements que je vais conclure. Ma gratitude va à tous mes collègues, au personnel et aux collaborateurs politiques, en particulier de mon groupe. Je voudrais aussi remercier les médias : en effet, bien que rendre compte des travaux du Sénat ne soit pas si simple, ils y sont arrivés, souvent à l’occasion des questions que nous avons pu poser au gouvernement fédéral. Le fait que nous ayons modifié la liste des articles à réviser montre que le Sénat a quand même eu une certaine influence, du moins au terme de la législature. À tous, merci et mes vœux pour les élections : après tout, nous sommes des collègues qui militons chacun pour notre idéal.

Mevrouw Anne Barzin (MR). – Ik wil me aansluiten bij de dankbetuigingen die door de andere fractievoorzitters werden uitgesproken.

Eerst en vooral wens ik u te bedanken, mijnheer de voorzitter, voor de wijze waarop u sinds december laatsleden uw functies hebt vervuld. U deed dat met respect, met veel wijsheid en met alle toewijding die u aan deze instelling geeft.

Ik bedank tevens de griffier, allen die in de commissies werken, alle senaatsdiensten, en alle fractiemedewerkers die de laatste dagen hard gewerkt hebben ter voorbereiding van deze laatste plenaire zitting. De personen die in deze instelling werkzaam zijn, dienden rekening te houden met de hervorming van de Senaat, wat niet de meest voor de hand liggende context was.

Mijn dank gaat ook uit naar de collega’s uit de verschillende politieke fracties. Zelfs indien we soms gespannen situaties hebben gekend, slaagden wij er meestal in op een rustige en constructieve manier te debatteren, zonder daarom altijd in een meerderheid‑minderheidsverhouding te vervallen. Dat is niet meer dan normaal, en zelfs wenselijk in een instelling als de onze, die de brug moet slaan tussen de deelstaten.

Deze instelling moet blijven evolueren en wij moeten samen op een constructieve manier aan deze evolutie kunnen werken.

Ik hoop in het bijzonder dat het werk dat in het kader van de informatieverslagen werd geleverd, beter bekend en verspreid zal worden. Bij de totstandkoming van deze verslagen konden wij ons in elk geval buigen over verschillende thema’s, waarbij we de communautaire tegenstellingen en de breuklijnen tussen meerderheid en oppositie overstegen. In dat verband ben ik van mening dat wij een hele reeks interessante voorstellen hebben kunnen formuleren.

Ik wens het allerbeste aan de collega’s die zich niet meer verkiesbaar stellen, alsook aan diegenen die dat wel zullen doen.

Mme Anne Barzin (MR). – Je voudrais m’associer aux remerciements qui ont déjà été formulés par les autres chefs de groupe.

Je tiens tout d’abord à vous remercier, Monsieur le Président, pour la manière dont vous avez assumé vos fonctions depuis décembre dernier. Vous l’avez fait avec respect, avec beaucoup de sagesse et avec tout l’attachement que vous portez à cette institution.

Je remercie également le greffier, toutes les personnes qui travaillent dans les commissions, l’ensemble des équipes du Sénat, tous les collaborateurs des groupes politiques qui ont encore dû travailler d’arrache‑pied, ces derniers jours, à la préparation de cette dernière séance plénière. Les personnes qui travaillent dans cette institution devaient tenir compte de la réforme du Sénat, ce qui n’était pas un contexte évident.

Mes remerciements vont également aux collègues des différentes formations politiques. Même s’il y eut parfois des moments d’énervement, nous avons pu, la plupart du temps, discuter de manière posée et constructive, sans être toujours nécessairement dans un rapport majorité‑opposition. C’est bien normal et même souhaitable dans une institution comme la nôtre, qui doit faire le lien entre les entités fédérées.

Cette institution doit continuer à évoluer et nous devons pouvoir travailler ensemble et de manière constructive à cette évolution.

J’espère que le travail qui a été réalisé notamment dans le cadre des rapports d’information sera davantage connu et diffusé. À l’occasion de l’établissement de ces rapports, nous avons pu en tout cas nous pencher sur différentes thématiques en transcendant les oppositions entre communautés et les clivages majorité‑opposition. Je pense à cet égard que nous avons pu formuler toute une série de propositions intéressantes.

Je souhaite bon vent aux collègues qui ne se représentent plus, et également à celles et ceux qui seront encore candidats.

Mevrouw Elisabeth Meuleman (Ecolo‑Groen). – Voorzitter, u was een aangename, goede voorzitter, dank u daarvoor. De diensten hebben in niet altijd gemakkelijke omstandigheden gewerkt, de spanningen waren ongetwijfeld soms te voelen, dus dank ook aan hen. Dank aan de collega’s. Velen zullen elkaar misschien niet zo vaak meer tegenkomen, dus wens ik jullie het allerbeste. Ten slotte wil ik zeggen dat onze verenigde Ecolo‑Groenfractie bewijst dat overleg en samenwerking heel nuttig is. Het is niet altijd gemakkelijk, maar het zorgt voor begrip en het is zeker een meerwaarde om dat gesprek met elkaar te voeren en we moeten dat blijven doen over de taalgrens heen. Een plek waar de gemeenschappen elkaar ontmoeten is nodig en nuttig, in welke vorm dan ook. De hervorming van de Senaat is niet ten einde, maar dat er ergens een plek voor overleg moet zijn, staat voor velen onder ons buiten kijf. Laten wij daar dus aan verder werken, wie hier de volgende keer ook zal zitten.

Mme Elisabeth Meuleman (Ecolo‑Groen). – Je remercie le président, qui a bien exercé sa fonction. Ma gratitude va aussi aux services, qui ont parfois œuvré dans des conditions difficiles voire stressantes. Merci aux collègues, dont beaucoup n’auront peut‑être plus souvent l’occasion de se rencontrer. Enfin, je voudrais dire que notre groupe commun Ecolo‑Groen démontre l’intérêt de la concertation et de la coopération. Ce n’est pas toujours facile, mais le dialogue, par‑delà la frontière linguistique, nous permet de mieux nous connaître. Un lieu de rencontre des communautés, quel qu’il soit, est utile et même indispensable. La réforme du Sénat n’est pas achevée, mais il est clair aux yeux de beaucoup d’entre nous qu’il faudra toujours un forum de concertation. Que ceux qui siégeront encore lors de la prochaine législature continuent donc à y réfléchir.

De heer François Desquesnes (cdH). – Mijnheer de voorzitter, op mijn beurt wil ik u, in naam van mijn fractie, bedanken voor het open voorzitterschap dat u de afgelopen maanden als hoofd van de Senaat hebt uitgeoefend.

Mijn fractie en ikzelf willen ook graag de diensten van de Senaat, de griffier en de directeur‑generaal bedanken.

Ik wil ook al mijn collega’s bedanken. We werken op een nogal bijzondere plek, die niet bepaald gekenmerkt wordt door een meerderheid en een oppositie. Hoewel in de praktijk over bepaalde onderwerpen onvermijdelijk meerderheden en opposities ontstaan, is onze instelling ook een plaats van interfederale dialoog waar wij in onze hoedanigheid van gewestelijk, federaal of gemeenschapsparlementslid, en afkomstig uit alle hoeken van het land, elkaar kunnen ontmoeten.

Er is dus ook een interessante uitwisseling die naar mijn mening een toegevoegde waarde heeft voor België. Ik denk dat onze Senaat morgen nog een bestaansreden zal hebben, zolang hij niet vergeet zich open te stellen voor de burgers. Ik denk dat dit een taak voor de Senaat zal zijn tijdens de volgende zittingsperiode.

M. François Desquesnes (cdH). – À mon tour et au nom de mon groupe, je voudrais vous remercier, monsieur le président, pour la présidence ouverte que vous avez menée au cours de ces quelques mois à la tête du Sénat.

Je tiens également à associer mon groupe aux remerciements adressés à l’ensemble des agents des services du Sénat, au greffier et au directeur général.

Je remercie par ailleurs l’ensemble de mes collègues. Nous travaillons dans un endroit un peu particulier, qui n’est pas spécialement caractérisé par une majorité et une opposition. Même si, dans les faits, des majorités et des oppositions se dégagent inévitablement sur certains sujets, notre institution est aussi un lieu de dialogue interfédéral où, avec nos casquettes de députés régionaux, fédéraux ou communautaires, et venant des quatre coins du pays, nous pouvons nous rencontrer.

Il y a donc aussi un niveau d’échange intéressant qui, à mes yeux, représente une plus‑value pour la Belgique. Je pense que, demain encore, notre Sénat aura une raison d’exister pour autant qu’il n’oublie pas de s’ouvrir aux citoyens. Ce sera, je crois, le travail de la prochaine législature pour ce Sénat.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik wil op mijn beurt u als voorzitter, alle collega’s, het personeel van de Senaat, de fractiemedewerkers, ons thuisfront en iedereen die van ver of dichtbij iets met de Senaat te maken heeft danken voor de boeiende jaren. Ik hoop dat jullie allemaal de fierheid blijven vinden om op te komen voor waar je in gelooft. Het is belangrijk dat wij opkomen voor onze mening, ons niet laten kisten en ons niet laten leiden, maar onze overtuiging blijven volgen. Ik wens iedereen de komende jaren heel veel genoegen, vreugde en geluk.

M. Bert Anciaux (sp.a). – À mon tour de remercier le président, les collègues, le personnel du Sénat, les collaborateurs politiques, et tous ceux et toutes celles qui gravitent, de près ou de loin, autour du Sénat. J’espère que chacun restera fier de militer pour ses idées, sans se laisser mener par le bout du nez. Je vous souhaite beaucoup de joie et de bonheur.

De voorzitter. – Ik herinner u eraan dat zelfs wanneer de Senaat niet vergadert, de voorzitter ter beschikking staat van de assemblee, tot er een opvolger wordt aangewezen.

Dank aan allen. Ik wens u het beste toe.

M. le président. – Je vous rappelle que même en l’absence de réunion du Sénat, son président se tient à disposition de l’assemblée, jusqu’à la désignation de son successeur.

Merci à toutes et tous. Mes meilleurs souhaits vous accompagnent.

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

  De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

  Le Sénat s’ajourne jusqu’à convocation ultérieure.

(De vergadering wordt gesloten om 15.00 uur.)

(La séance est levée à 15 h 00.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw El Yousfi, met opdracht in het buitenland, de heer Beenders, wegens andere plichten.

Mme El Yousfi, en mission à l’étranger, M. Beenders, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 49
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 2

Vote no 2

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 3

Vote no 3

Aanwezig: 52
Voor: 45
Tegen: 1
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 45
Contre : 1
Abstentions : 6

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Onthoudingen

Abstentions

Petra De Sutter, Philippe Henry, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans, Cécile Thibaut.

Stemming 4

Vote no 4

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 5

Vote no 5

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 6

Vote no 6

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 7

Vote no 7

Aanwezig: 52
Voor: 17
Tegen: 24
Onthoudingen: 11

Présents : 52
Pour : 17
Contre : 24
Abstentions : 11

Voor

Pour

Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Joris Poschet, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Onthoudingen

Abstentions

Lionel Bajart, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Rik Daems, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Jean-Paul Wahl.

Stemming 8

Vote no 8

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 9

Vote no 9

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 10

Vote no 10

Aanwezig: 52
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 1

Présents : 52
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 1

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Onthoudingen

Abstentions

Bert Anciaux.

Stemming 11

Vote no 11

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 12

Vote no 12

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 13

Vote no 13

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 14

Vote no 14

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 15

Vote no 15

Aanwezig: 52
Voor: 7
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 7
Contre : 45
Abstentions : 0

Voor

Pour

Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Brigitte Grouwels, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Orry Van de Wauwer.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Cathy Coudyser, Rik Daems, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 16

Vote no 16

Aanwezig: 51
Voor: 33
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

Présents : 51
Pour : 33
Contre : 11
Abstentions : 7

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Onthoudingen

Abstentions

Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Brigitte Grouwels, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Orry Van de Wauwer.

Stemming 17

Vote no 17

Aanwezig: 52
Voor: 28
Tegen: 24
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 28
Contre : 24
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Philippe Henry, Annemie Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Christie Morreale, Patrick Prévot, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 18

Vote no 18

Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 6
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 46
Contre : 6
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 19

Vote no 19

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Lionel Bajart, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Rik Daems, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 20

Vote no 20

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 21

Vote no 21

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 22

Vote no 22

Aanwezig: 50
Voor: 27
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 27
Contre : 23
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 23

Vote no 23

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 24

Vote no 24

Aanwezig: 52
Voor: 18
Tegen: 28
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 18
Contre : 28
Abstentions : 6

Voor

Pour

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Christie Morreale, Patrick Prévot, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Abstentions

Petra De Sutter, Philippe Henry, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans, Cécile Thibaut.

Stemming 25

Vote no 25

Aanwezig: 50
Voor: 27
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 27
Contre : 23
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 26

Vote no 26

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Katia Segers, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl.

Stemming 27

Vote no 27

Aanwezig: 51
Voor: 50
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 50
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 28

Vote no 28

Aanwezig: 52
Voor: 22
Tegen: 16
Onthoudingen: 14

Présents : 52
Pour : 22
Contre : 16
Abstentions : 14

Voor

Pour

Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Valerie Taeldeman, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Katia Segers, Nadia Sminate, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Onthoudingen

Abstentions

Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 29

Vote no 29

Aanwezig: 52
Voor: 50
Tegen: 2
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 50
Contre : 2
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch, Véronique Waroux.

Stemming 30

Vote no 30

Aanwezig: 52
Voor: 23
Tegen: 23
Onthoudingen: 6

Présents : 52
Pour : 23
Contre : 23
Abstentions : 6

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Christie Morreale, Patrick Prévot, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Onthoudingen

Abstentions

Petra De Sutter, Philippe Henry, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans, Cécile Thibaut.

Stemming 31

Vote no 31

Aanwezig: 52
Voor: 45
Tegen: 7
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 45
Contre : 7
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Petra De Sutter, Philippe Henry, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch.

Stemming 32

Vote no 32

Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 16
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 35
Contre : 16
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Jan Becaus, Cathy Coudyser, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Hélène Ryckmans, Nadia Sminate, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe.

Stemming 33

Vote no 33

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 34

Vote no 34

Aanwezig: 50
Voor: 49
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 49
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 35

Vote no 35

Aanwezig: 51
Voor: 41
Tegen: 10
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 41
Contre : 10
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Stemming 36

Vote no 36

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 37

Vote no 37

Aanwezig: 52
Voor: 37
Tegen: 15
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 37
Contre : 15
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl.

Stemming 38

Vote no 38

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 39

Vote no 39

Aanwezig: 52
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 51
Contre : 1
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anke Van dermeersch.

Stemming 40

Vote no 40

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 41

Vote no 41

Aanwezig: 52
Voor: 29
Tegen: 23
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 29
Contre : 23
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 42

Vote no 42

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 43

Vote no 43

Aanwezig: 52
Voor: 37
Tegen: 15
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 37
Contre : 15
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl.

Stemming 44

Vote no 44

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 45

Vote no 45

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 46

Vote no 46

Aanwezig: 52
Voor: 31
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 31
Contre : 21
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 47

Vote no 47

Aanwezig: 52
Voor: 34
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 34
Contre : 18
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 48

Vote no 48

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 49

Vote no 49

Aanwezig: 52
Voor: 9
Tegen: 39
Onthoudingen: 4

Présents : 52
Pour : 9
Contre : 39
Abstentions : 4

Voor

Pour

Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Patrick Prévot, Simone Susskind, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jan Becaus, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Onthoudingen

Abstentions

Bert Anciaux, Katia Segers, Güler Turan, Bart Van Malderen.

Stemming 50

Vote no 50

Aanwezig: 51
Voor: 30
Tegen: 21
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 30
Contre : 21
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 51

Vote no 51

Aanwezig: 50
Voor: 30
Tegen: 20
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 30
Contre : 20
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 52

Vote no 52

Aanwezig: 52
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 40
Contre : 12
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 53

Vote no 53

Aanwezig: 52
Voor: 24
Tegen: 28
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 24
Contre : 28
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 54

Vote no 54

Aanwezig: 52
Voor: 34
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 34
Contre : 18
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Bertin Mampaka Mankamba, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Valerie Taeldeman, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Jean-Paul Wahl.

Stemming 55

Vote no 55

Aanwezig: 50
Voor: 31
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 31
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Karl Vanlouwe, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Brigitte Grouwels, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Katia Segers, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl.

Stemming 56

Vote no 56

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 57

Vote no 57

Aanwezig: 51
Voor: 31
Tegen: 20
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 31
Contre : 20
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Katia Segers, Simone Susskind, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Bart Van Malderen, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Stemming 58

Vote no 58

Aanwezig: 52
Voor: 35
Tegen: 17
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 35
Contre : 17
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Stemming 59

Vote no 59

Aanwezig: 52
Voor: 33
Tegen: 19
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 33
Contre : 19
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Stemming 60

Vote no 60

Aanwezig: 52
Voor: 35
Tegen: 17
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 35
Contre : 17
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Joris Poschet, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Simone Susskind, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Stemming 61

Vote no 61

Aanwezig: 50
Voor: 42
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 50
Pour : 42
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 62

Vote no 62

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 63

Vote no 63

Aanwezig: 51
Voor: 43
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 51
Pour : 43
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 64

Vote no 64

Aanwezig: 52
Voor: 25
Tegen: 27
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 25
Contre : 27
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Joris Poschet, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 65

Vote no 65

Aanwezig: 52
Voor: 21
Tegen: 31
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 21
Contre : 31
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Joris Poschet, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Katia Segers, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Stemming 66

Vote no 66

Aanwezig: 52
Voor: 25
Tegen: 27
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 25
Contre : 27
Abstentions : 0

Voor

Pour

Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Joris Poschet, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Nadia Sminate, Valerie Taeldeman, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Véronique Waroux.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Katia Segers, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Anke Van dermeersch, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Olga Zrihen.

Stemming 67

Vote no 67

Aanwezig: 52
Voor: 44
Tegen: 8
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 44
Contre : 8
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Latifa Gahouchi, Danielle Godderis T’Jonck, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Nadia Sminate, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Pol Van Den Driessche, Orry Van de Wauwer, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Tegen

Contre

Anne Barzin, Jacques Brotchi, Olivier Destrebecq, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Gilles Mouyard, Anke Van dermeersch, Jean-Paul Wahl.

Stemming 68

Vote no 68

Aanwezig: 52
Voor: 11
Tegen: 41
Onthoudingen: 0

Présents : 52
Pour : 11
Contre : 41
Abstentions : 0

Voor

Pour

Jan Becaus, Cathy Coudyser, Danielle Godderis T’Jonck, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Nadia Sminate, Pol Van Den Driessche, Anke Van dermeersch, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe.

Tegen

Contre

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Christophe Bastin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Rik Daems, Benjamin Dalle, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Philippe Henry, Christophe Lacroix, Anne Lambelin, Karl-Heinz Lambertz, Annemie Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Gilles Mouyard, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Katia Segers, Simone Susskind, Valerie Taeldeman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux, Olga Zrihen.

Niet‑evocatie

Non‑évocation

Bij boodschap van 24 april 2019 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet‑geëvoceerde wetsontwerp:

Par message du 24 avril 2019, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, le projet de loi non évoqué qui suit :

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (Stuk 6‑524/1).

Projet de loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers (Doc. 6‑524/1).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Parlement van de Duitstalige Gemeenschap

Parlement de la Communauté germanophone

Bij brief van 29 maart 2019 heeft het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap aan de Senaat overgezonden, een resolutie met betrekking de gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied in de parlementen die bevoegdheden uitoefenen in het Duitse taalgebied.

Par lettre du 29 mars 2019, le Parlement de la Communauté germanophone a transmis au Sénat une résolution relative à la représentation garantie de la population de la région de langue allemande au sein des parlements qui exercent des compétences sur le territoire de la région de langue allemande.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  het arrest nr. 47/2019, uitgesproken op 19 maart 2019 inzake het beroep tot vernietiging van de woorden “de bestuurder van de proefbank” in artikel 19, §2, van de wet van 8 juli 2018 houdende bepalingen inzake de proefbank voor vuurwapens, alsook van artikel 8 van dezelfde wet, ingesteld door Jean‑Luc Stassen (rolnummer 7020);

  l’arrêt no 47/2019, rendu le 19 mars 2019 en cause le recours en annulation des mots « du directeur du banc d’épreuves » dans l’article 19, §2, de la loi du 8 juillet 2018 portant des dispositions diverses sur le banc d’épreuves des armes à feu, ainsi que de l’article 8 de la même loi, introduit par Jean‑Luc Stassen (numéro du rôle 7020) ;

  het arrest nr. 48/2019, uitgesproken op 19 maart 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 35septies, §2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en artikel 28quater, §2, eerste lid, 2º, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummers 6844, 6845, 6849, 6850 en 6851);

  l’arrêt no 48/2019, rendu le 19 mars 2019 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 35septies, §2, de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution et à l’article 28quater, §2, alinéa 1er, 2º, du décret de la Région flamande du 24 janvier 1984 portant des mesures en matière de gestion des eaux souterraines, posées par la cour d’appel de Gand (numéros du rôle 6844, 6845, 6849, 6850 et 6851) ;

  het arrest nr. 49/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake het beroep tot vernietiging van de wet van 1 december 2016 “tot wijziging van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot opheffing van hoofdstuk III, afdeling 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wat betreft de invordering door middel van dwangbevel door de Rijksdienst voor sociale zekerheid en tot wijziging van de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid”, ingesteld door de “Ordre des barreaux francophones et germanophone” (rolnummer 6693);

  l’arrêt no 49/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause le recours en annulation de la loi du 1er décembre 2016 « modifiant la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté‑loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs et abrogeant le chapitre III, section 3, de l’arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté‑loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, en ce qui concerne le recouvrement par voie de contrainte par l’Office national de sécurité sociale et modifiant la loi du 24 février 2003 concernant la modernisation de la gestion de la sécurité sociale et concernant la communication électronique entre des entreprises et l’autorité fédérale », introduit par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (numéro du rôle 6693) ;

  het arrest nr. 50/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake de prejudiciële vraag over artikel 22ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals vervangen bij artikel 79 van de programmawet (I) van 29 maart 2012, gesteld door de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 6728);

  l’arrêt no 50/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause la question préjudicielle relative à l’article 22ter de la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté‑loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, tel qu’il a été remplacé par l’article 79 de la loi‑programme (I) du 29 mars 2012, posée par le tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6728) ;

  het arrest nr. 51/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 7, 9 en 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei (rolnummer 6781);

  l’arrêt no 51/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause la question préjudicielle relative aux articles 7, 9 et 9bis de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, posée par le tribunal de première instance de Liège, division Huy (numéro du rôle 6781) ;

  het arrest nr. 52/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 18 mei 2017 tot wijziging van de artikelen 3, 15 en 16 en tot invoeging van een artikel 45ter in de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, ingesteld door de vzw “Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen” en anderen, door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en anderen, door de vzw “Mosquée Arrahma – Association de foi et pratique de la religion islamique de Marchienne‑au‑Pont” en anderen, en door het Executief van de Moslims van België en anderen (rolnummers 6782, 6784, 6785 en 6786);

  l’arrêt no 52/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause les recours en annulation totale ou partielle du décret de la Région wallonne du 18 mai 2017 modifiant les articles 3, 15 et 16 et insérant un article 45ter dans la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien‑être des animaux, introduits par l’ASBL « Comité de coordination des organisations juives de Belgique. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen » et autres, par le Consistoire central israélite de Belgique et autres, par l’ASBL « Mosquée Arrahma – Association de foi et pratique de la religion islamique de Marchienne‑au‑Pont » et autres, et par l’Exécutif des Musulmans de Belgique et autres (numéros du rôle 6782, 6784, 6785 et 6786) ;

  het arrest nr. 53/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake de beroepen tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2017 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat de toegelaten methodes voor het slachten van dieren betreft, ingesteld door het Centraal Israëlitisch Consistorie van België en anderen, door de vzw “Unie Moskeeën Antwerpen” en de vzw “Islamitisch Offerfeest Antwerpen”, door Marcel Lehrer en Nochem Jakobovics, door het Executief van de Moslims van België en anderen en door de vzw “Coördinatie Comité van Joodse Organisaties van België. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen” en anderen (rolnummers 6816, 6818, 6819, 6820 en 6821);

  l’arrêt no 53/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause les recours en annulation du décret de la Région flamande du 7 juillet 2017 portant modification de la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien‑être des animaux, en ce qui concerne les méthodes autorisées pour l’abattage des animaux, introduits par le Consistoire central israélite de Belgique et autres, par l’ASBL « Unie Moskeeën Antwerpen » et l’ASBL « Islamitisch Offerfeest Antwerpen », par Marcel Lehrer et Nochem Jakobovics, par l’Exécutif des Musulmans de Belgique et autres et par l’ASBL « Comité de coordination des organisations juives de Belgique. Section belge du Congrès juif mondial et Congrès juif européen » et autres (numéros du rôle 6816, 6818, 6819, 6820 et 6821) ;

  het arrest nr. 54/2019, uitgesproken op 4 april 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 26, eerste lid, van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, in samenhang gelezen met artikel 25, 1º, van dezelfde wet, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Gent (rolnummer 6941).

  l’arrêt no 54/2019, rendu le 4 avril 2019 en cause les questions préjudicielles concernant l’article 26, alinéa 1er, de la loi du 6 mars 2018 relative à l’amélioration de la sécurité routière, lu en combinaison avec l’article 25, 1º, de la même loi, posées par le tribunal de première instance de Flandre orientale, division Gand (numéro du rôle 6941).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 26 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, gesteld door de correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Doornik (rolnummer 7137);

  la question préjudicielle concernant l’article 26 de la loi du 6 mars 2018 relative à l’amélioration de la circulation routière, posée par le tribunal correctionnel du Hainaut, division Tournai (numéro du rôle 7137) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 285 en 288 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, gesteld door de Raad van State (rolnummers 7142 en 7143, samengevoegde zaken);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 285 et 288 du décret de la Communauté française du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l’enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française, posée par le Conseil d’État (numéros du rôle 7142 et 7143, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gesteld door de Raad van State (rolnummer 7144);

  la question préjudicielle relative à l’article 21, alinéa 2, des lois sur le Conseil d’État, coordonnées le 12 janvier 1973, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7144) ;

  de prejudiciële vragen over artikel 88, §§1 en 2, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, gesteld door de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel (rolnummer 7145);

  les questions préjudicielles concernant l’article 88, §§1er et 2, de la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances, posées par le tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7145) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 112 van het decreet van het Waalse Gewest van 20 juli 2016 “tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, patrimonium en energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium en tot vorming van het Wetboek van ruimtelijke ontwikkeling” en artikel D.IV.110 van het Wetboek van ruimtelijke ontwikkeling, gesteld door de Raad van State (rolnummer 7149);

  la question préjudicielle relative à l’article 112 du décret de la Région wallonne du 20 juillet 2016 « abrogeant le décret du 24 avril 2014 abrogeant les articles 1er à 128 et 129quater à 184 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine et de l’énergie, abrogeant les articles 1er à 128 et 129quater à 184 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine et formant le Code du développement territorial » et à l’article D.IV.110 du Code du développement territorial, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7149) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 4, §3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, gesteld door de correctionele rechtbank Henegouwen, afdeling Bergen (rolnummers 7080, 7131 en 7151, samengevoegde zaken);

  les questions préjudicielles concernant l’article 4, §3, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l’aide juridique de deuxième ligne, posée par le tribunal correctionnel du Hainaut, division Mons (numéros du rôle 7080, 7131 et 7151, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 91, eerste lid, 1º, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, in samenhang gelezen met artikel 1727, §6, 7º, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Raad van State (rolnummer 7152).

  la question préjudicielle relative à l’article 91, alinéa 1er, 1º, de la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat, lu en combinaison avec l’article 1727, §6, 7º, du Code judiciaire, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 7152).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  het beroep tot vernietiging van artikel 5 van de wet van 30 juli 2018 tot oprichting van lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme, ingesteld door de vzw “TCC‑Accueil, vzw” en anderen (rolnummer 7141);

  le recours en annulation de l’article 5 de la loi du 30 juillet 2018 portant création de cellules de sécurité intégrale locales en matière de radicalisme, d’extrémisme et de terrorisme, introduit par l’ASBL « TCC‑Accueil, ASBL » et autres (numéro du rôle 7141) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 4, §2, 21º, derde lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 19 januari 2017 betreffende de tariefmethodologie die van toepassing is op gas- en elektriciteitsdistributienetbeheerders, ingevoegd bij artikel 168, 3º, van het programmadecreet van 17 juli 2018 “houdende verschillende maatregelen inzake tewerkstelling, vorming, economie, industrie, onderzoek, innovatie, digitale technologieën, leefmilieu, ecologische overgang, ruimtelijke ordening, openbare werken, mobiliteit en vervoer, energie, klimaat, luchthavenbeleid, toerisme, landbouw, natuur, bossen, plaatselijke besturen en huisvesting”, ingesteld door de cvba “Association intercommunale d’électricité du sud du Hainaut” en anderen (rolnummer 7146);

  le recours en annulation de l’article 4, §2, 21º, alinéa 3, du décret de la Région wallonne du 19 janvier 2017 relatif à la méthodologie tarifaire applicable aux gestionnaires de réseau de distribution de gaz et d’électricité, inséré par l’article 168, 3º, du décret‑programme du 17 juillet 2018 « portant des mesures diverses en matière d’emploi, de formation, d’économie, d’industrie, de recherche, d’innovation, de numérique, d’environnement, de transition écologique, d’aménagement du territoire, de travaux publics, de mobilité et de transports, d’énergie, de climat, de politique aéroportuaire, de tourisme, d’agriculture, de nature, de forêt, des pouvoirs locaux et de logement », introduit par la SCRL « Association intercommunale d’électricité du sud du Hainaut » et autres (numéro du rôle 7146) ;

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 juli 2018 “tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen”, ingesteld door de vzw “Inter‑Environnement Bruxelles” en anderen (rolnummer 7147);

  le recours en annulation partielle de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 23 juillet 2018 « modifiant l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale, l’ordonnance du 1er avril 2004 relative à l’organisation du marché du gaz en Région de Bruxelles‑Capitale, concernant des redevances de voiries en matière de gaz et d’électricité et portant modification de l’ordonnance du 19 juillet 2001 relative à l’organisation du marché de l’électricité en Région de Bruxelles‑Capitale et l’ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires », introduit par l’ASBL « Inter‑Environnement Bruxelles » et autres (numéro du rôle 7147) ;

  de beroepen tot vernietiging van artikel 27 van de wet van 25 november 2018 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters, ingesteld door de “Parti libertarien” en Baudoin Collard en door Matthias Dobbelaere‑Welvaert en anderen (rolnummers 7125 en 7150, samengevoegde zaken);

  les recours en annulation de l’article 27 de la loi du 25 novembre 2018 portant des dispositions diverses concernant le Registre national et les registres de population, introduits par le Parti libertarien et Baudoin Collard et par Matthias Dobbelaere‑Welvaert et autres (numéros du rôle 7125 et 7150, affaires jointes) ;

  de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging en de vorderingen tot gedeeltelijke schorsing van het decreet van het Waalse Gewest van 4 oktober 2018 betreffende het Waalse Dierenwelzijnwetboek, ingesteld door Rabah Bouazza en anderen en door Albert Guigui en anderen (rolnummers 7154 en 7155, samengevoegde zaken).

  les recours en annulation partielle et les demandes de suspension partielle du décret de la Région wallonne du 4 octobre 2018 relatif au Code wallon du bien‑être des animaux, introduits par Rabah Bouazza et autres et par Albert Guigui et autres (numéros du rôle 7154 et 7155, affaires jointes).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Hof van Cassatie

Cour de cassation

Bij brief van 5 april 2019 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2018 van het Hof van Cassatie.

Par lettre du 5 avril 2019, le premier président de la Cour de cassation a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport annuel 2018 de la Cour de cassation.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidshof

Cour du travail

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de voorzitter van het arbeidshof te Luik, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidshof te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 29 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, le président de la cour du travail de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de la cour du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 29 mars 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Parketten

Parquets

Bij brief van 26 maart 2019 heeft de procureur des Konings van Limburg overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het parket van de procureur des Konings van Limburg, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 22 maart 2019.

Par lettre du 26 mars 2019, le procureur du Roi du Limbourg a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du parquet du procureur du Roi du Limbourg, approuvé lors de son assemblée de corps du 22 mars 2019.

Bij brief van 28 maart 2019 heeft de procureur des Konings van Oost‑Vlaanderen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het parket van de procureur des Konings van Oost‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 20 maart 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, le procureur du Roi de Flandre orientale a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du parquet du procureur du Roi de Flandre orientale, approuvé lors de son assemblée de corps du 20 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de Procureur des Konings van Luik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het parket van de procureur des Konings van Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, le procureur du Roi de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du parquet du procureur du Roi de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidsauditoraten

Auditorats du travail

Bij brief van 27 maart 2019 heeft de arbeidsauditeur te Nijvel overeenkomstig artikel 346, §2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidsauditoraat te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 27 mars 2019, l’auditeur du travail de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346, §2, 2º, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de l’auditorat du travail de Nivelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2019.

Bij brief van 28 maart 2019 heeft de arbeidsauditeur te Brussel overeenkomstig artikel 346, §2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidsauditoraat te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, l’auditeur du travail de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346, §2, 2º, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de l’auditorat du travail de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2019.

Bij brief van 28 maart 2019 heeft de arbeidsauditeur te Halle‑Vilvoorde overeenkomstig artikel 346, §2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidsauditoraat te Halle‑Vilvoorde, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, l’auditeur du travail de Hal‑Vilvorde a transmis au Sénat, conformément à l’article 346, §2, 2º, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de l’auditorat du travail de Hal‑Vilvorde, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de arbeidsauditeur te Antwerpen overeenkomstig artikel 346, §2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidsauditoraat te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, l’auditeur du travail d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 346, §2, 2º, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de l’auditorat du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de arbeidsauditeur te Luik overeenkomstig artikel 346, §2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van het arbeidsauditoraat te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 29 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, l’auditeur du travail de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 346, §2, 2º, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 de l’auditorat du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 29 mars 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Rechtbanken van eerste aanleg

Tribunaux de première instance

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, le président du tribunal de première instance de Flandre orientale a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal de première instance de Flandre orientale, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2019.

Bij brief van 4 april 2019 heeft de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Namen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de rechtbank van eerste aanleg te Namen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 3 april 2019.

Par lettre du 4 avril 2019, le président du tribunal de première instance de Namur a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal de première instance de Namur, approuvé lors de son assemblée générale du 3 avril 2019.

Bij brief van 9 april 2019 heeft de voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 2 april 2019.

Par lettre du 9 avril 2019, la présidente du tribunal de première instance de Flandre occidentale a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal de première instance de Flandre occidentale, approuvé lors de son assemblée générale du 2 avril 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidsrechtbanken

Tribunaux du travail

Bij brief van 28 maart 2019 heeft de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Leuven, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de arbeidsrechtbank te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, le président du tribunal du travail de Leuven, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal du travail de Leuven, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de voorzitster van de arbeidsrechtbank te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de arbeidsrechtbank te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 29 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, la présidente du tribunal du travail d’Anvers, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 29 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de voorzitster van de arbeidsrechtbank te Henegouwen, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de arbeidsrechtbank te Henegouwen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, la présidente du tribunal du travail du Hainaut, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal du travail du Hainaut, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2019.

Bij brief van 1 april 2019 heeft de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Gent, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de arbeidsrechtbank te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 29 maart 2019.

Par lettre du 1er avril 2019, le président du tribunal du travail de Gand, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée générale du 29 mars 2019.

Bij brief van 1 april 2019 heeft de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Waals‑Brabant, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2018 van de arbeidsrechtbank van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 14 maart 2019.

Par lettre du 1er avril 2019, le président du tribunal du travail du Brabant wallon, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1er et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2018 du tribunal du travail du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée générale du 14 mars 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Ondernemingsrechtbanken

Tribunaux de l’entreprise

Bij brief van 28 maart 2019 heeft de voorzitter van de ondernemingsrechtbank te Antwerpen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2018, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, le président du tribunal de l’entreprise d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2018, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mars 2019.

Bij brief van 29 maart 2019 heeft de voorzitter van de ondernemingsrechtbank te Waals Brabant overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2018, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 maart 2019.

Par lettre du 29 mars 2019, le président du tribunal de l’entreprise du Brabant wallon a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2018, approuvé lors de son assemblée générale du 21 mars 2019.

Bij brief van 1 april 2019 heeft de voorzitster van de ondernemingsrechtbank van Luik overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2018, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 maart 2019.

Par lettre du 1er avril 2019, la présidente du tribunal de l’entreprise de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2018, approuvé lors de son assemblée générale du 21 mars 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail

Bij brief van 28 maart 2019 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden het advies betreffende de bijdrage van de CRB en de NAR in het kader van de voorbereiding van het Nationaal Hervormingsprogramma 2019.

Par lettre du 28 mars 2019, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail ont transmis au Sénat, conformément à l’article 1er de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie et à l’article 1er de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail, l’avis concernant la contribution du CCE et du CNT dans le cadre de la préparation du Programme national de réforme 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Economische Overheidsbedrijven – Telecommunicatie

Entreprises publiques économiques – Télécommunications

Bij brief van 28 maart 2019 hebben de ombudsmannen voor Telecommunicatie, overeenkomstig artikel 46 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2018 van de Ombudsdienst voor Telecommunicatie.

Par lettre du 28 mars 2019, les médiateurs pour les Télécommunications ont transmis au Sénat, conformément à l’article 46 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel 2018 du Service de médiation pour les Télécommunications.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

NV APETRA

SA APETRA

Bij brief van 3 april 2019 heeft de eerste voorzitter van het Rekenhof, overeenkomstig artikel 39bis, §6, derde lid, van de wet van 26 januari 2006 aan de Senaat overgezonden, het verslag van het Rekenhof in verband met de tenuitvoerlegging van de taken van openbare dienst door de naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk APETRA in 2017.

Par lettre du 3 avril 2019, le premier président de la Cour des comptes a transmis au Sénat, en application de l’article 39bis, §6, troisième alinéa, de la loi du 26 janvier 2006, le rapport de la Cour des comptes relatif à la mise en œuvre des tâches de service public par la société anonyme de droit public à finalité sociale APETRA en 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Europees Parlement

Parlement européen

Bij brief van 27 maart 2019 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

Par lettre du 27 mars 2019, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci‑après :

  resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2019 over de ontwerpverordening van het Europees Parlement inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom;

  résolution du Parlement européen du 12 février 2019 sur un projet de règlement du Parlement européen établissant le statut et les conditions générales d’exercice des fonctions du Médiateur (statut du Médiateur européen) et abrogeant la décision 94/262/CECA, CE, Euratom ;

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de EU;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil établissant le programme de l’Union en matière de lutte contre la fraude ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visbestanden in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van verordening (EU) 2016/1139 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de Oostzee, en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil établissant un plan pluriannuel pour les stocks halieutiques dans les eaux occidentales et les eaux adjacentes ainsi que pour les pêcheries exploitant ces stocks, modifiant le règlement (UE) 2016/1139 établissant un plan pluriannuel pour la mer Baltique et abrogeant les règlements (CE) no 811/2004, (CE) no 2166/2005, (CE) no 388/2006, (CE) no 509/2007 et (CE) no 1300/2008 ;

  standpunt inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming;

  position sur la proposition de décision du Parlement européen et du Conseil modifiant la décision no 1313/2013/UE relative au mécanisme de protection civile de l’Union ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux exigences minimales requises pour la réutilisation de l’eau ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging en rectificatie van verordening (EU) nr. 167/2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil portant modification et rectification du règlement (UE) no 167/2013 relatif à la réception et à la surveillance du marché des véhicules agricoles et forestiers ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en Europese statistieken, en tot intrekking van de verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, (EU) nr. 258/2014, (EU) nr. 652/2014 en (EU) 2017/826;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil établissant le programme en faveur du marché unique, de la compétitivité des entreprises, dont les petites et moyennes entreprises, et des statistiques européennes et abrogeant les règlements (UE) no 99/2013, (UE) no 1287/2013, (UE), no 254/2014, (UE) no 258/2014, (UE) no 652/2014 et (UE) 2017/826 ;

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw‑stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten;

  position sur la proposition de directive du Conseil modifiant la directive 2006/112/CE en ce qui concerne l’introduction de mesures techniques détaillées pour le fonctionnement du système de TVA définitif pour la taxation des échanges entre les États membres ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (codificatie);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil sur l’Agence européenne de contrôle des pêches (texte codifié) ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op de derdenwerking van de cessie van vorderingen;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil sur la loi applicable à l’opposabilité des cessions de créances ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij voor de periode 2021‑2027 (het Pericles IV‑programma);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil établissant un programme d’action en matière d’échanges, d’assistance et de formation, pour la protection de l’euro contre le faux‑monnayage pour la période 2021‑2027 (programme Pericles IV) ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 1206/2001 du Conseil du 28 mai 2001 relatif à la coopération entre les juridictions des États membres dans le domaine de l’obtention des preuves en matière civile ou commerciale ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening en kennisgeving van stukken);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 1393/2007 du Parlement européen et du Conseil relatif à la signification et à la notification dans les États membres des actes judiciaires et extrajudiciaires en matière civile ou commerciale (« signification ou notification des actes ») ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans‑Europees vervoersnetwerk;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant des mesures de rationalisation en vue de progresser dans la réalisation du réseau transeuropéen de transport ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een mechanisme om juridische en administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context uit de weg te ruimen;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif à la création d’un mécanisme visant à lever des obstacles juridiques et administratifs dans un contexte transfrontalier ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie en tot wijziging van richtlijn 2011/24/EU;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant l’évaluation des technologies de la santé et modifiant la directive 2011/24/UE ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil établissant un cadre pour le filtrage des investissements directs étrangers dans l’Union européenne ;

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet‑betaling van wegentol in de Unie (herschikking);

  position sur la proposition de directive du Parlement européen et du Conseil concernant l’interopérabilité des systèmes de télépéage et facilitant l’échange transfrontière d’informations relatives au défaut de paiement des redevances routières dans l’Union (refonte) ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif à la reconnaissance mutuelle des biens commercialisés légalement dans un autre État membre ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 924/2009 wat bepaalde kosten van grensoverschrijdende betalingen in de Unie en valutawisselkosten betreft;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 924/2009 en ce qui concerne certains frais applicables aux paiements transfrontières dans l’Union et les frais de conversion monétaire ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1073/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 1073/2009 établissant des règles communes pour l’accès au marché international des services de transport par autocars et autobus ;

  standpunt inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie‑efficiëntie [als gewijzigd bij richtlijn 2018/XXX/EU] en verordening (EU) 2018/XXX van het Europees Parlement en de Raad [governance van de energie‑unie], wegens de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie;

  position sur la proposition de décision du Parlement européen et du Conseil adaptant la directive 2012/27/UE du Parlement européen et du Conseil relative à l’efficacité énergétique [telle que modifiée par la directive 2018/XXX/UE] et le règlement (UE) 2018/XXX du Parlement européen et du Conseil [gouvernance de l’union de l’énergie] en raison du retrait du Royaume‑Uni de l’Union européenne ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2018‑2024);

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion du protocole relatif à la mise en œuvre de l’accord de partenariat dans le secteur de la pêche entre l’Union européenne et la République de Côte d’Ivoire (2018‑2024) ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, het bijbehorende uitvoeringsprotocol en de briefwisseling bij die overeenkomst;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion de l’accord de partenariat dans le domaine de la pêche durable entre l’Union européenne et le Royaume du Maroc, de son protocole de mise en œuvre ainsi que de l’échange de lettres accompagnant l’accord ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, de l’Accord visant à prévenir la pêche non réglementée en haute mer dans l’océan Arctique central ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het derde aanvullend protocol bij de Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot Europese Unie;

  position sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion, au nom de l’Union européenne et de ses États membres, du troisième protocole additionnel à l’Accord de partenariat économique, de coordination politique et de coopération entre la Communauté européenne et ses États membres, d’une part, et les États‑Unis mexicains, d’autre part, pour tenir compte de l’adhésion de la République de Croatie à l’Union européenne ;

  resolutie over de behoefte aan een versterkt strategisch EU‑kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma voor de periode na 2020 en intensivering van de bestrijding van zigeunerhaat;

  résolution sur la nécessité de renforcer le cadre stratégique de l’UE pour les stratégies nationales d’intégration des Roms après 2020 et d’intensifier la lutte contre l’antitsiganisme ;

  resolutie over de tenuitvoerlegging van de verdragsbepalingen inzake nauwere samenwerking;

  résolution sur la mise en œuvre des dispositions du Traité concernant la coopération renforcée ;

  resolutie over de tenuitvoerlegging van de verdragsbepalingen inzake de bevoegdheid van het Parlement om politieke controle uit te oefenen op de Commissie;

  résolution sur la mise en œuvre des dispositions du Traité relatives au pouvoir de contrôle politique du Parlement sur la Commission ;

  resolutie over de tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in het institutionele kader van de EU;

  résolution sur l’application de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne dans le cadre institutionnel de l’Union ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion de l’accord de libre‑échange entre l’Union européenne et la République de Singapour ;

  niet‑wetgevingsresolutie over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore;

  résolution non législative sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion de l’accord de libre‑échange entre l’Union européenne et la République de Singapour ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, de l’accord de protection des investissements entre l’Union européenne et des États membres, d’une part, et la République de Singapour, d’autre part ;

  niet‑wetgevingsresolutie over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds;

  résolution non législative sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, d’un accord de protection des investissements entre l’Union européenne et ses États membres d’une part, et la République de Singapour, d’autre part ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende sluiting namens de Europese Unie van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, de l’accord de partenariat et de coopération entre l’Union européenne et ses États membre, d’une part, et la République de Singapour, d’autre part ;

  niet‑wetgevingsresolutie over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds;

  résolution non législative sur le projet de décision du Conseil relatif à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord de partenariat et de coopération entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et la République de Singapour, d’autre part ;

  standpunt inzake het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de vervoersgemeenschap;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, du Traité instituant la Communauté des transports ;

  resolutie over beleidsuitdagingen en strategieën tegen vrouwspecifieke vormen van kanker en aanverwante comorbiditeiten;

  résolution sur les enjeux et les stratégies politiques de la lutte contre les cancers féminins et les pathologies qui y sont associées ;

  resolutie over de situatie in Tsjetsjenië en de zaak van Ojoeb Titiev;

  résolution sur la situation en Tchétchénie et le cas d’Oyoub Titiev ;

  resolutie over het recht op vreedzaam protest en het evenredig gebruik van geweld;

  résolution sur le droit à manifester pacifiquement et l’usage proportionné de la force ;

  resolutie over de rechten van interseksuele personen;

  résolution sur les droits des personnes intersexuées ;

  resolutie over de toekomst van de lijst van acties ter bevordering van de gelijkheid van LGBTI‑personen (2019‑2024);

  résolution sur l’avenir de la liste des mesures en faveur des personnes LGBTI (2019‑2024) ;

  resolutie over de toekomst van het INF‑Verdrag en de gevolgen voor de Europese Unie;

  résolution sur l’avenir du Traité FNI et ses répercussions sur l’Union européenne ;

  resolutie over NAIADES II: een actieprogramma ter ondersteuning van het vervoer over binnenwateren;

  résolution sur NAIADES II – programme d’action pour le développement du transport par voies navigables ;

  resolutie over de uitvoering van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de EU.

  résolution sur la mise en œuvre du règlement (CE) no 1/2005 du Conseil relatif à la protection des animaux pendant le transport, à l’intérieur comme à l’extérieur de l’Union.

Daarnaast heeft het Europees Parlement tijdens dezelfde vergaderperiode een resolutie aangenomen over het resultaat van de beraadslagingen van de commissie Verzoekschriften tijdens het jaar 2018, en besloten deze samen met het verslag van de commissie Verzoekschriften, te doen toekomen aan de parlementen van de lidstaten en hun commissies verzoekschriften.

En outre, au cours de la même période de session, le Parlement européen a adopté une résolution sur le résultat des délibérations de la commission des Pétitions au cours de l’année 2018 et a décidé de la transmettre, ainsi que le rapport de la commission des Pétitions, aux parlements des États membres et à leurs commissions des pétitions.

Deze teksten werden aangenomen tijdens de vergaderperiode van 11 tot en met 14 februari 2019.

Ces textes furent adoptés au cours de la période de session du 11 au 14 février 2019.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Exécution des décisions du Conseil de sécurité des Nations unies

Bij brief van 27 maart 2019 deelt de vice‑eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties, een koninklijk besluit tot aanvulling van de lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikelen 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme.

Par lettre du 27 mars 2019, le vice‑premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, a transmis au Sénat, conformément à l’article 3 de la loi du 11 mai 1995 relative à la mise en œuvre des décisions du Conseil de sécurité de l’Organisation des Nations unies, un arrêté royal établissant la liste des personnes et entités visée aux articles 3 et 5 de l’arrêté royal du 28 décembre 2006 relatif aux mesures restrictives spécifiques à l’encontre de certaines personnes et entités dans le cadre de la lutte contre le financement du terrorisme.

Bij brief van 28 maart 2019 deelt de vice‑eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties, het besluit betreffende de bewaring van tegoeden en andere financiële middelen van bepaalde personen, entiteiten of groeperingen geviseerd door resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Par lettre du 28 mars 2019, le vice‑premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, a transmis au Sénat, conformément à l’article 3 de la loi du 11 mai 1995 relative à la mise en œuvre des décisions du Conseil de sécurité de l’Organisation des Nations unies, l’arrêté relatif au gel des avoirs et autres moyens financiers de certains personnes, entités ou groupements visés par des résolutions du Conseil de sécurité des Nations unies.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.