5‑88

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2012‑2013

Séances plénières

Jeudi 17 janvier 2013

Séance de l’après‑midi

5‑88

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2012‑2013

Plenaire vergaderingen

Donderdag 17 januari 2013

Namiddagvergadering

Annales

Handelingen

Sommaire

Inhoudsopgave

Questions orales. 4

Question orale de M. Benoit Hellings au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «l’intervention belge au Mali» (no 5‑794) 4

Question orale de Mme Anke Van dermeersch à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances et à la ministre de la Justice sur «les attentats terroristes possibles du groupe islamique AQMI» (no 5‑793) 6

Question orale de Mme Elke Sleurs au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur «la politique humanitaire à l’égard du Mali» (no 5‑790) 7

Question orale de Mme Christine Defraigne au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur «le plan d’investissement de la SNCB» (no 5‑798) 8

Présentation de candidats pour la fonction d’assesseur (N) auprès de la section de législation du Conseil d’État 10

Proposition de loi visant à modifier l’article 433quinquies du Code pénal afin d’étendre la définition de la traite des êtres humains à l’exploitation sexuelle (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5‑711) 11

Proposition de loi élargissant et précisant le dol spécial de l’exploitation sexuelle en matière de traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1245) 11

Discussion générale. 11

Discussion des articles. 12

Proposition de loi visant à étendre le dol spécial en ce qui concerne le prélèvement ou le fait de permettre le prélèvement d’organes ou de tissus dans le cadre de la traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1214) 13

Discussion générale. 13

Discussion des articles. 13

Proposition de loi modifiant l’article 433decies du Code pénal en vue de préciser la situation particulièrement vulnérable de la victime d’un marchand de sommeil (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1217) 13

Discussion générale. 13

Discussion des articles. 14

Proposition de résolution pour le soutien aux cinéastes iraniens Jafar Panahi et Mohammad Rasoulof (de M. Richard Miller ; Doc. 5‑1038) 14

Discussion. 14

Questions orales. 18

Question orale de M. Dirk Claes au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur «la concertation sociale dans la fonction publique» (no 5‑799) 18

Prise en considération de propositions. 20

Proposition de résolution visant à intensifier l’action de la Belgique en vue de l’abolition universelle de la peine de mort (de Mme Vanessa Matz et M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑456) 20

Discussion. 20

Votes. 27

Proposition de loi visant à modifier l’article 433quinquies du Code pénal afin d’étendre la définition de la traite des êtres humains à l’exploitation sexuelle (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5‑711) 28

Proposition de loi visant à étendre le dol spécial en ce qui concerne le prélèvement ou le fait de permettre le prélèvement d’organes ou de tissus dans le cadre de la traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1214) 28

Proposition de loi modifiant l’article 433decies du Code pénal en vue de préciser la situation particulièrement vulnérable de la victime d’un marchand de sommeil (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1217) 28

Proposition de résolution visant à intensifier l’action de la Belgique en vue de l’abolition universelle de la peine de mort (de Mme Vanessa Matz et M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑456) 28

Proposition de résolution pour le soutien aux cinéastes iraniens Jafar Panahi et Mohammad Rasoulof (de M. Richard Miller ; Doc. 5‑1038) 29

Questions orales. 29

Question orale de Mme Caroline Désir à la ministre de la Justice sur «les récentes déclarations du procureur du Roi d’Anvers» (no 5‑787) 29

Question orale de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur «les déclarations publiques d’un procureur» (no 5‑789) 29

Question orale de M. Louis Ide à la ministre de la Justice sur «les demandes d’euthanasie de la part d’internés» (no 5‑791) 33

Question orale de M. Danny Pieters à la ministre de la Justice sur «le travail dans les prisons» (no 5‑792) 35

Question orale de M. Alain Courtois à la ministre de la Justice sur «le palais de justice de Bruxelles» (no 5‑795) 36

Question orale de M. Yoeri Vastersavendts à la ministre de la Justice sur «la loi relative à l’anonymat des témoins» (no 5‑796) 38

Ordre des travaux. 40

Excusés. 41

Annexe. 42

Votes nominatifs. 42

Propositions prises en considération. 43

Composition de commission. 43

Demandes d’explications. 44

Non‑évocation. 48

Messages de la Chambre. 48

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 49

Cour constitutionnelle – Recours. 49

Conférence internationale du Travail 50

Comité consultatif de Bioéthique de Belgique. 50

Commission des provisions nucléaires. 50

Parlement européen. 51

 

Mondelinge vragen. 4

Mondelinge vraag van de heer Benoit Hellings aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Belgische interventie in Mali» (nr. 5‑794) 4

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en aan de minister van Justitie over «de mogelijke terreuraanslagen van de islamitische groep AQIM» (nr. 5‑793) 6

Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «het humanitaire beleid inzake Mali» (nr. 5‑790) 7

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «het investeringsplan van de NMBS» (nr. 5‑798) 8

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (N) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State. 10

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5‑711) 11

Wetsvoorstel tot uitbreiding en verduidelijking van het bijzonder opzet “seksuele uitbuiting” inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1245) 11

Algemene bespreking. 11

Artikelsgewijze bespreking. 12

Wetsvoorstel met het oog op het uitbreiden van het bijzonder opzet van het (laten) wegnemen van organen of weefsels inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1214) 13

Algemene bespreking. 13

Artikelsgewijze bespreking. 13

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433decies van het Strafwetboek ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1217) 13

Algemene bespreking. 13

Artikelsgewijze bespreking. 14

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller; Stuk 5‑1038) 14

Bespreking. 14

Mondelinge vragen. 18

Mondelinge vraag van de heer Dirk Claes aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over «het sociaal overleg binnen de ambtenarij» (nr. 5‑799) 18

Inoverwegingneming van voorstellen. 20

Voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑456) 20

Bespreking. 20

Stemmingen. 27

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5‑711) 28

Wetsvoorstel met het oog op het uitbreiden van het bijzonder opzet van het (laten) wegnemen van organen of weefsels inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1214) 28

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433decies van het Strafwetboek ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1217) 28

Voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑456) 28

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller; Stuk 5‑1038) 29

Mondelinge vragen. 29

Mondelinge vraag van mevrouw Caroline Désir aan de minister van Justitie over «de recente verklaringen van de Antwerpse procureur des Konings» (nr. 5‑787) 29

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de publieke uitspraken van een procureur» (nr. 5‑789) 29

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de minister van Justitie over «de euthanasieaanvragen van geïnterneerden» (nr. 5‑791) 33

Mondelinge vraag van de heer Danny Pieters aan de minister van Justitie over «de arbeid in de gevangenissen» (nr. 5‑792) 35

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de minister van Justitie over «het justitiepaleis te Brussel» (nr. 5‑795) 36

Mondelinge vraag van de heer Yoeri Vastersavendts aan de minister van Justitie over «de wet betreffende de anonimiteit van de getuigen» (nr. 5‑796) 38

Regeling van de werkzaamheden. 40

Berichten van verhindering. 41

Bijlage. 42

Naamstemmingen. 42

In overweging genomen voorstellen. 43

Samenstelling van commissie. 43

Vragen om uitleg. 44

Niet‑evocatie. 48

Boodschappen van de Kamer 48

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 49

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 49

Internationale Arbeidsconferentie. 50

Belgisch Raadgevend Comité voor Bio‑ethiek. 50

Commissie voor nucleaire voorzieningen. 50

Europees Parlement 51

 

Présidence de Mme Sabine de Bethune

(La séance est ouverte à 15 h 05.)

Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune

(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)

Questions orales

Mondelinge vragen

Question orale de M. Benoit Hellings au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «l’intervention belge au Mali» (no 5‑794)

Mondelinge vraag van de heer Benoit Hellings aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Belgische interventie in Mali» (nr. 5‑794)

Mme la présidente. – Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture, répondra.

De voorzitster. – Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw, antwoordt.

M. Benoit Hellings (Ecolo). – Madame la présidente, je vous prie de présenter mes plus sincères condoléances à M. Reynders pour la perte de sa maman.

Lors de la réunion conjointe de la commission des Affaires étrangères de la Chambre et du Sénat, le ministre des Affaires étrangères nous a longuement expliqué les raisons pour lesquelles le gouvernement belge a décidé de participer à une action militaire au Mali.

Ce midi s’est tenue une réunion des ministres des Affaires étrangères de l’Union européenne. J’ai appris que l’ambassadeur y représentait M. Reynders. Il s’agissait de statuer sur le déploiement de la mission de formation, de restructuration et de conseil de l’Union européenne auprès de l’armée malienne.

Hier, Mme Ashton a déclaré qu’il était nécessaire d’avoir « une approche holistique » de la zone, incluant une composante humanitaire. Le CICR estime en effet de 450 000 à 500 000 le nombre de personnes ayant fui et dépendant de son assistance alimentaire dans la région. Le conflit a des conséquences désastreuses dans tous les pays avoisinants, étant donné le nombre de déplacés. Mme Ashton parlait de dix‑huit millions de personnes en situation potentielle de famine dans cette zone.

Le Conseil des ministres de l’Union européenne a donc décidé d’allouer des budgets consacrés à la fois aux actions militaires mais aussi à des actions civiles dans la zone.

Madame la ministre, pourriez‑vous me détailler ces budgets européens et la proportion entre les moyens affectés à l’action militaire et ceux affectés à l’action humanitaire ou à la nécessaire reconstruction politique ?

Les résolutions du Conseil de sécurité de l’ONU sur lesquelles la France et ses alliés – dont la Belgique – s’appuient pour intervenir militairement dans cette zone, à savoir la 2071 et la 2085, ne se contentent pas de la dimension militaire. La résolution 2085 en particulier insiste pour que les autorités de transition maliennes mettent en place un cadre politique de référence pour pouvoir entamer des négociations avec toutes les parties qui auraient rompu avec les organisations terroristes.

La réunion de ce midi a‑t‑elle permis d’avancer sur cette question ?

Quelles ont été les décisions défendues par le gouvernement belge et les autres gouvernements européens à propos du futur cadre politique nécessaire à une résolution réellement durable de ce conflit ?

De heer Benoit Hellings (Ecolo). – Mevrouw de voorzitster, wilt u mijn oprecht medeleven betuigen aan de heer Reynders na het overlijden van zijn moeder.

Tijdens de vergadering van de verenigde commissies voor de Buitenlandse betrekkingen van de Kamer en van de Senaat heeft de minister van Buitenlandse zaken ons uitgebreid toegelicht waarom de Belgische regering beslist heeft deel te nemen aan een militaire operatie in Mali.

Deze middag vond een vergadering van de ministers van Buitenlandse zaken van de Europese Unie plaats. Ik heb vernomen dat de ambassadeur de heer Reynders er zal vertegenwoordigen. Er moeten beslissingen genomen worden over de uitvoering van de EU‑missie inzake opleiding, herstructurering en advies bij het Malinese leger.

Mevrouw Ashton verklaarde gisteren dat een holistische benadering van de zone noodzakelijk is, met inbegrip van een humanitair element. Het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) schat het aantal vluchtelingen in de regio die afhankelijk zijn van voedselhulp tussen 450 000 en 500 000. Het conflict heeft desastreuze gevolgen in alle buurlanden vanwege de grote vluchtelingenstroom. Volgens mevrouw Ashton zijn mogelijk 18 miljoen mensen in de regio met hongersnood bedreigd.

De Raad van Ministers van de Europese Unie heeft beslist geld uit te trekken voor militaire operaties, maar ook voor burgerlijke acties in de regio.

Kan de minister mij zeggen hoeveel Europees geld er precies is toegezegd voor de militaire operatie en hoeveel voor de humanitaire acties of voor de noodzakelijke politieke heropbouw?

De resoluties van de VN‑Veiligheidsraad waar Frankrijk en zijn bondgenoten, waaronder België, zich op baseren om in deze zone militair tussenbeide te komen, namelijk resoluties 2071 en 2085, gaan niet enkel over de militaire dimensie. Vooral in resolutie 2085 wordt er bij de Malinese overgangsautoriteiten op aangedrongen dat ze een politiek referentiekader tot stand brengen om onderhandelingen te kunnen opstarten met alle partijen die afstand nemen van de terroristische organisaties.

Heeft de vergadering van deze middag daarin enige vooruitgang mogelijk gemaakt?

Welke beslissingen werden door de Belgische regering en de andere Europese regeringen verdedigd met betrekking tot het toekomstige politieke kader dat nodig is voor een duurzame oplossing van dit conflict?

Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture. – Madame la présidente, je vous lis la réponse du ministre. La réunion du Conseil se terminera vers 15 heures. Il est délicat de faire état maintenant des décisions qui seront prises. Néanmoins, en ce qui concerne les aspects humanitaires, je peux vous indiquer que l’Union européenne se tient prête à renforcer son soutien aux efforts des organisations humanitaires pour aider les populations du Mali et des pays voisins dans le besoin. Les modalités doivent encore être définies. Les montants octroyés en matière d’aide humanitaire sont soumis à une évaluation permanente en fonction des besoins identifiés par les grandes agences.

L’importance de la poursuite d’un processus politique de sortie de crise fait évidemment partie des préoccupations du Conseil. Les progrès politiques sont cruciaux pour assurer la stabilité du Mali à long terme. La mise en place d’une plate‑forme de concertation avec le Nord est un élément primordial.

Le groupe de soutien et de suivi mis en place par l’Union africaine et auquel participe l’Union européenne est un des moyens de réfléchir à la manière de mener efficacement un dialogue national inclusif. La haute représentante, Mme Ashton, a l’intention de tenir prochainement une réunion de ce groupe à Bruxelles.

Le Conseil prévoit en outre de nommer rapidement un représentant spécial de l’Union européenne pour le Sahel, ce qui permettra également de mieux s’impliquer dans cette crise de dimension régionale et de poursuivre un travail de fond et de longue haleine.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw. – Ik lees het antwoord voor van de minister. De vergadering van de Raad zal rond 15 uur afgelopen zijn. Het is moeilijk nu vooruit te lopen op de beslissingen die zullen genomen worden. Wat de humanitaire aspecten betreft, kan ik wel zeggen dat de Europese Unie zich klaar houdt om de inspanningen te ondersteunen van humanitaire organisaties die de nood van de Malinese bevolking en van de buurlanden proberen te leningen. Hoe dat zal verlopen, moet nog worden afgesproken. De toegezegde bedragen voor humanitaire hulp worden permanent geëvalueerd in functie van de noden, zoals ze ingeschat worden door de grote agentschappen.

Het belang van de voortzetting van de zoektocht naar een politieke oplossing voor de crisis is voor de Raad een zeer groot aandachtspunt. Politieke vooruitgang is cruciaal voor de stabiliteit van Mali op lange termijn. Het is van primordiaal belang dat er een platform ontstaat voor overleg met het Noorden.

De steungroep die door de Afrikaanse Unie is opgezet, en waar de Europese Unie deel van uitmaakt, is een van de middelen om na te denken over de beste manier om tot een inclusieve nationale dialoog te komen. De hoge vertegenwoordiger Ashton is van plan om die groep binnenkort in Brussel samen te brengen.

De Raad wil ook snel een bijzondere vertegenwoordiger van de EU voor de Sahel benoemen, om beter vat te krijgen op deze regionale crisis, zodat we duurzaam en op lange termijn kunnen meewerken aan oplossingen.

M. Benoit Hellings (Ecolo). – Il était difficile pour le gouvernement de me donner une réponse précise maintenant, mais il aurait pu me répondre à 17 heures ou à 17 heures 30 !

Je note que l’Union européenne envisage autre chose qu’une simple action militaire. Nous attendrons l’issue de la réunion du Conseil pour voir quelle sera la part réservée à l’encadrement politique et à l’aide humanitaire par rapport à la nécessaire action militaire menée actuellement pour enrayer la progression de ces islamistes qui malmènent les populations locales.

J’attire cependant l’attention du gouvernement sur le fait que l’on a réagi de la même façon pour l’Afghanistan, avec les conséquences que nous connaissons. Il faut éviter une « afghanisation » du Sahel. Pour que cette intervention soit couronnée de succès, il est crucial d’accorder d’emblée les mêmes moyens à l’encadrement politique et à l’aide humanitaire qu’à l’action militaire. Il est dommage que le gouvernement ait amputé de 7,5 millions d’euros le montant qu’il avait prévu de consacrer à la prévention des conflits dans le budget 2013. Ces moyens auraient été particulièrement bienvenus pour agir dans la zone.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). – Het is moeilijk voor de regering om daar nu dieper op in te gaan, maar ze had me misschien wel na 17 uur kunnen antwoorden.

Ik noteer dat de Europese Unie meer van plan is dan een louter militaire operatie. Na afloop van de vergadering van de Raad zullen we zien hoeveel politieke omkadering en humanitaire hulp er zal komen in vergelijking met de noodzakelijk militaire operatie die nu gevoerd wordt om de opmars van de islamitische strijders die de plaatselijke bevolking terroriseren, te stuiten.

Niettemin wil ik de aandacht van de regering vestigen op het feit dat men op dezelfde wijze heeft gereageerd in Afghanistan, met de bekende gevolgen. We moeten vermijden dat de Sahel hetzelfde pad opgaat als Afghanistan. Opdat deze interventie succesvol zou zijn is het cruciaal dat van meet af aan evenveel aandacht en middelen worden besteed aan de politieke omkadering en de humanitaire hulp, als aan het militair optreden. Het is spijtig dat de regering het bedrag voor conflictpreventie met 7,5 miljoen euro heeft verlaagd in de begroting 2013. Het inzetten van die middelen in deze regio was bijzonder nuttig geweest.

Question orale de Mme Anke Van dermeersch à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances et à la ministre de la Justice sur «les attentats terroristes possibles du groupe islamique AQMI» (no 5‑793)

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en aan de minister van Justitie over «de mogelijke terreuraanslagen van de islamitische groep AQIM» (nr. 5‑793)

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Au Mali, la France a commencé les attaques aériennes contre AQMI, les terroristes islamiques d’Al‑Qaïda au Maghreb islamique. Ceux‑ci ont entre‑temps proféré des menaces de représailles sur le territoire français. Incontestablement, AQMI dispose des moyens, des structures et des personnes nécessaires pour commettre des attentats en France mais également ailleurs en Europe, et donc aussi dans notre pays. L’un des précurseurs d’AQMI, le GIA algérien, a déjà commis des attentats sanglants en France dans les années 1990. Le Groupe islamique combattant marocain, GICM, qui a tué en 2004 près de deux cents personnes lors d’attentats simultanés coordonnés contre des trains de navetteurs à Madrid a par la suite fusionné avec AQMI. Le GICM disposait aussi de cellules en Belgique mais celles‑ci n’ont jamais été activées. En 2005, à Bruxelles, treize membres de ces cellules dormantes ont été condamnés à des peines de prison de quelques années mais entre‑temps, ils ont tous retrouvé la liberté. L’un d’entre eux a d’ailleurs été signalé dans les milieux proches de Sharia4Belgium. Cela témoigne évidemment du laxisme de la politique antiterroriste belge.

En France, les menaces d’attentats par AQMI sont prises très au sérieux Notre pays a maintenant décidé de fournir un soutien logistique aux opérations françaises au Mali. Il va de soi que notre pays est ainsi également devenu une cible potentielle. Cela ne constitue pas un argument pour ou contre le soutien logistique que nous fournissons. Une décision à ce sujet ne peut d’ailleurs pas être influencée par la crainte d’éventuelles représailles car cela signifierait que les terroristes ont gagné d’avance. Quoi qu’il en soit, d’après des informations sérieuses dont je dispose, AQMI est en mesure de frapper notre pays. Il existe un vaste réservoir de terroristes potentiels qui peuvent être recrutés, tout comme en 2005. Aussi, je pense que tout comme la France, nous devons prendre des mesures de précaution.

Des menaces ont‑elles été détectées et le niveau de la menace terroriste a‑t‑il été relevé en conséquence ? Dans l’affirmative, quelles mesures complémentaires le gouvernement a‑t‑il prises ?

Le gouvernement dispose‑t‑il des moyens juridiques nécessaires pour expulser du pays les membres connus du GICM ?

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Frankrijk is in Mali begonnen met luchtaanvallen op AQIM, of de islamitische terroristen van Al Qaida in de islamitische Maghreb. Die hebben intussen gedreigd met represailles op Frans grondgebied. AQIM heeft ongetwijfeld de middelen, de structuren én de mensen om aanslagen te plegen in Frankrijk, maar ook elders in Europa en dus ook in ons land. Een van de voorlopers van AQIM, de Algerijnse GIA, pleegde al in de jaren 1990 bloedige aanslagen in Frankrijk. De Groupe islamique combattant marocain, GICM, die in 2004 bijna tweehonderd mensen vermoordde bij goed gecoördineerde simultane aanslagen op een forensentrein in Madrid, is later opgegaan in AQIM. De GICM had ook cellen in ons land, al werden die nooit geactiveerd. In 2005 werden dertien leden van zulke “slapende cellen” in Brussel veroordeeld tot enkele jaren gevangenisstraf, maar zijn intussen allemaal weer op vrije voeten. Een van hen werd overigens ook gesignaleerd in de kringen rond Sharia4Belgium. Met dank aan het lakse Belgische antiterreurbeleid natuurlijk.

In Frankrijk neemt men de dreiging van aanslagen door AQIM in elk geval zeer ernstig. Ons land heeft nu beslist logistieke steun te verlenen aan de Franse operaties in Mali. Het ligt dan ook voor de hand dat ook ons land een potentieel doelwit geworden is. Dat is geen argument pro of contra de logistieke steun die wij leveren. Een beslissing daarover mag trouwens niet worden beïnvloed door de vrees voor eventuele represailles, want dan winnen de terroristen al bij voorbaat. AQIM is zeker wel in staat om ook in ons land toe te slaan. Ik ben daarover degelijk geïnformeerd. Er is een ruim reservoir aan potentiële terroristen waaruit gerekruteerd kan worden, zoals ook in 2005 al bleek. Ik denk dan ook dat we voorzorgsmaatregelen moeten nemen, zoals Frankrijk ook doet.

Werden bedreigingen gedetecteerd als gevolg waarvan het terreurdreigingsniveau werd verhoogd, en zo ja, welke bijkomende maatregelen heeft de regering genomen?

Beschikt de regering over de nodige juridische middelen om de bekende leden van GICM uit het land te zetten?

Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Les mesures ayant trait aux intérêts français en Belgique et aux intérêts belges au Mali ont été renforcées sur la base d’une évaluation de l’OCAM.

Pour ce qui concerne la menace en Belgique, les services de sécurité et de renseignement compétents suivent la situation de près. Le Centre de crise a demandé une vigilance accrue aux services de police.

En vertu de la loi sur les étrangers, la Belgique dispose des moyens juridiques nécessaires pour expulser des étrangers. Un étranger peut être expulsé pour avoir porté atteinte à l’ordre public ou à la sécurité nationale.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – De maatregelen ten aanzien van de Franse belangen in België en de Belgische belangen in Mali, werden verhoogd op basis van een evaluatie van het OCAD.

Wat de dreiging in België betreft, volgen de bevoegde veiligheids- en inlichtingendiensten de situatie op de voet en het Crisiscentrum heeft een verhoogde waakzaamheid van de politiediensten gevraagd.

België beschikt, op basis van de vreemdelingenwet, over de nodige juridische middelen om buitenlanders uit te wijzen. Een vreemdeling kan worden uitgewezen als hij de openbare orde of de veiligheid van het land heeft geschaad.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – La réponse est très générale. Certes, le Centre de crise a demandé une vigilance accrue, encore faudrait‑il savoir ce que cela signifie. En France également, la vigilance est accrue mais cela implique que l’armée y patrouille, notamment à l’aéroport de Toulouse.

Une vigilance accrue signifie‑t‑elle simplement que la police est plus attentive, de manière générale, ou bien des actions de surveillance sont‑elles menées conjointement ?

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het antwoord is vrij algemeen. Het Crisiscentrum heeft verhoogde waakzaamheid gevraagd, maar wat betekent dat? In Frankrijk is er ook verhoogde waakzaamheid, maar dat houdt in dat het leger patrouilleert, onder meer op de luchthaven van Toulouse. Ik heb daarvan beelden gezien.

Betekent verhoogde waakzaamheid voor de minister dat de politie in het algemeen beter oplet, of zijn daar ook acties aan verbonden?

Question orale de Mme Elke Sleurs au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur «la politique humanitaire à l’égard du Mali» (no 5‑790)

Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «het humanitaire beleid inzake Mali» (nr. 5‑790)

Mme Elke Sleurs (N‑VA). – Connaissant bien le Mali, pour des raisons familiales, il m’est pénible de voir que ce pays, l’un des plus pauvres du monde depuis des dizaines d’années, se retrouve dans une guerre civile dans laquelle la Belgique joue un rôle actif étant donné la décision prise avant‑hier par le gouvernement.

Bien que les raisons politiques de l’intervention militaire étrangère ne relèvent pas des compétences du ministre, je souhaite cependant l’interroger. Toute intervention militaire, quelle que soit sa nature, entraîne en effet des conséquences pour la population civile.

Selon l’Agence des Nations Unies pour les réfugiés, le conflit a déjà chassé 150 000 Maliens de leur pays, tandis que 230 000 sont en fuite dans le pays. Cela mérite réflexion.

Je considère qu’un soutien militaire implique l’obligation de fournir, au minimum, un soutien logistique et une aide médicale, particulièrement à un pays qui même en période de paix ne peut répondre à ces besoins. J’aimerais donc savoir si une aide humanitaire sera également fournie.

Le ministre s’est‑il concerté avec les ONG actives sur place ou avec ses collègues, notamment son homologue français ? Qu’en est‑il de l’aide après le conflit ? Un plan a‑t‑il été préparé à ce sujet ?

Espérons qu’il sera possible de résoudre rapidement le conflit, encore que les observateurs craignent le contraire. Il a déjà été répondu partiellement à certaines de ces questions. J’espère que le ministre pourra donner une réponse positive aux questions restantes.

Mevrouw Elke Sleurs (N‑VA). – Om familiale redenen is Mali mij welbekend. Het is dan ook pijnlijk om te zien hoe Mali, sinds tientallen jaren een van de armste landen van de wereld, is terechtgekomen in een burgeroorlog waarin België door het regeringsbesluit van eergisteren een actieve rol vervult.

De politieke redenen voor het buitenlands militair ingrijpen behoren niet tot de bevoegdheid van de minister, maar toch wil ik hem enkele vragen stellen. Elk militair ingrijpen, van welke aard ook, heeft immers consequenties voor de burgerbevolking.

De vluchtelingenorganisatie van de VN schat dat het conflict al 150 000 Malinezen het land heeft uitgejaagd en dat er 230 000 binnen de grenzen op de vlucht zouden zijn. Ook hierover moet worden nagedacht.

Militaire steun houdt voor mij ook de verplichting in om op zijn minst te voorzien in logistieke ondersteuning en medische hulp, vooral aan een land dat zelfs in vredestijd niet aan die behoefte kan voldoen.

Ik had dan ook graag vernomen of ook humanitaire hulp wordt geboden.

Heeft de minister overleg gepleegd met ngo’s ter plaatse of met zijn collega’s, onder meer met zijn Franse ambtsgenoot? Wat met de ondersteuning en de hulp na het conflict? Werd daarvoor een plan uitgewerkt?

Laten we alleszins hopen dat het conflict snel zal worden opgelost, al vrezen waarnemers van niet. Ik weet dat deze vragen al deels werden beantwoord, maar ik hoop dat de minister ook op de resterende vragen een positief antwoord kan geven.

M. Paul Magnette, ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes. – L’intervention militaire aura incontestablement des conséquences pour la population du Mali et des pays limitrophes. La Coopération belge au développement n’a pas attendu une intervention militaire pour se préoccuper de la situation humanitaire au Mali qui est de surcroît, depuis des années, un pays partenaire de la Belgique. Notre pays poursuivra donc ses efforts au cours des années à venir, d’autant que la liste des pays partenaires pour la coopération gouvernementale reste inchangée.

L’actualité et la réalité sur le terrain nous contraignent à une approche régionale et donc à prendre en considération les défis pour l’ensemble du Sahel. Depuis des années, la Belgique fournit une aide humanitaire à cette région. Complémentairement aux contributions volontaires flexibles aux organisations internationales comme l’UNHCR ou le Programme alimentaire mondial, la Coopération au développement a financé en 2012 trois projets spécifiques au Sahel : 750 000 euros ont été octroyés au PAM pour l’aide alimentaire, 1 250 000 euros à l’Unicef pour la protection des enfants sur le plan alimentaire et sanitaire et 2 000 000 d’euros à la FAO, l’Organisation des Nations Unies pour l’alimentation et l’agriculture, pour la lutte contre les invasions de criquets pèlerins qui menacent les récoltes.

Depuis le coup d’État en mars 2012, la Coopération belge au développement belge a suspendu les projets qui impliquaient une collaboration directe avec les autorités maliennes. J’ai toutefois veillé à la poursuite des projets bénéficiant directement à la population, y compris l’aide alimentaire et humanitaire, dans la mesure où les conditions de sécurité le permettent.

Pour ce qui concerne les projets à financer en 2013, j’ai demandé à l’administration de faire des propositions pour adapter les programmes à la situation politique dramatique de la région. Par l’intermédiaire d’organisations multilatérales ou des ONG, une aide sera fournie aussi rapidement que possible aux groupes de population du Sahel victimes d’une crise alimentaire qui est encore aggravée par la crise politique et la situation militaire. La pertinence de ces projets doit être appréciée en fonction du contexte régional. À cet égard, il faut garder à l’esprit que les grands problèmes de sécurité et l’indispensable respect des principes humanitaires compliquent évidemment l’aide.

De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. – De militaire interventie zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor de bevolking van Mali en van de buurlanden. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft niet op een militaire interventie gewacht om zich te bekommeren over de humanitaire situatie in het land. Mali is bovendien al vele jaren een Belgisch partnerland. België zal zijn inspanningen de volgende jaren dus voortzetten, vooral omdat de lijst van partnerlanden van de gouvernementele samenwerking ongewijzigd blijft.

De actualiteit en de realiteit op het terrein dwingen ons er echter toe een regionale aanpak uit te werken en de uitdagingen op het niveau van het gehele gebied van de Sahel te evalueren. België verstrekt al verschillende jaren humanitaire hulp aan die regio. Bovenop de vrijwillige flexibele bijdragen aan internationale organisaties, zoals UNHCR of het Wereldvoedselprogramma, financierde Ontwikkelingssamenwerking in 2012 in de Sahel drie specifieke projecten: 750 000 euro aan het Wereldvoedselprogramma om voedselhulp te verstrekken, 1 250 000 euro aan Unicef voor de bescherming van kinderen op het vlak van voedsel en gezondheid, en 2 000 000 euro aan de Voedsel- en Landbouworganisatie, FAO, in de strijd tegen de woestijnsprinkhanen die de oogsten bedreigen.

Sinds de staatsgreep in maart 2012 heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de projecten opgeschort waarbij rechtstreeks met de Malinese autoriteiten werd gewerkt. Ik heb er echter op toegezien dat de projecten die de bevolking rechtstreeks ten goede kwamen, met inbegrip van voedselhulp en humanitaire hulp, werden voortgezet als de veiligheidssituatie dit toelaat.

Wat de te financieren projecten voor 2013 betreft, heb ik de administratie gevraagd voorstellen te doen om de programma’s aan te passen aan de dramatische politieke omstandigheden in het gebied. Via multilaterale organisaties of via de ngo’s wordt zo snel mogelijk steun verleend aan de bevolkingsgroepen van de Sahel die het slachtoffer zijn van een voedselcrisis, die door de politieke crisis en de militaire situatie nog werd versterkt. Die projecten moeten worden beoordeeld op basis van hun relevantie binnen de regionale context. Daarbij mag niet worden vergeten dat de grote veiligheidsproblemen en het noodzakelijke respect voor de humanitaire beginselen de hulpverlening uiteraard bemoeilijken.

Mme Elke Sleurs (N‑VA). – Je me réjouis que l’aide soit adaptée aux besoins. Je continuerai à suivre attentivement ce dossier.

Mevrouw Elke Sleurs (N‑VA). – Het verheugt me dat de hulp aan de noden wordt aangepast. Ik blijf dit evenwel van nabij volgen.

Question orale de Mme Christine Defraigne au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur «le plan d’investissement de la SNCB» (no 5‑798)

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «het investeringsplan van de NMBS» (nr. 5‑798)

Mme Christine Defraigne (MR). – Hier, le ministre wallon en charge des transports annonçait dans la presse qu’il rejetait le plan pluriannuel d’investissement 2013‑2025, que la SNCB vient d’envoyer aux régions.

Selon lui, sur les 35 priorités wallonnes qui avaient été présentées, seules trois – ou quatre, si l’on intègre la gare de l’aéroport de Gosselies, dossier qui se négocierait à part – ont été retenues dans ce plan.

Certaines lignes seront supprimées. Il s’agit, pour ma région par exemple, des lignes reliant Liège et Luxembourg, Liège et Jemelle. La ligne Ans‑Landen sera simplifiée. Plus grave peut‑être, la suppression de la ligne Kinkempois‑Voroux risque de remettre en cause un projet absolument essentiel pour la région wallonne de façon générale et pour la région liégeoise en particulier : le projet Liège Carex, repêché en seconde session au Parlement européen. La suppression de lignes irriguant ce projet en rendrait la réalisation impossible.

On peut multiplier les exemples. Vous avez d’ailleurs été interpellé à plusieurs reprises dans cette assemblée par des parlementaires de différentes régions, dont Mme Matz – au sujet d’Aywaille – et Mme Morreale.

Pourquoi les 32 autres priorités du gouvernement wallon n’ont‑elles pas été reprises dans ce plan ? Pourquoi le nombre de priorités retenues est‑il si faible et comment justifiez‑vous l’abandon du projet Liège Carex ?

Quel a été votre rôle dans la négociation de ce plan pluriannuel ? Le ministre régional n’a pas été très tendre à votre égard. Il a déclaré que vous n’auriez été qu’une « boîte aux lettres » – de luxe, certes ! – entre le gouvernement wallon et la SNCB.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Gisteren heeft de Waalse minister van Mobiliteit in de pers aangekondigd dat hij tegen het meerjareninvesteringsplan 2013‑2025 van de NMBS‑groep gekant is.

Volgens hem werden slechts drie of vier van de 35 Waalse prioriteiten die werden voorgesteld, in aanmerking genomen, als we het station van de luchthaven van Gosselies meetellen, een dossier waarover apart zal worden onderhandeld.

Bepaalde lijnen zullen afgeschaft worden. Voor mijn streek gaat het bijvoorbeeld om de lijnen die Luik en Luxemburg, en Luik en Jemelle verbinden. De lijn Ans‑Landen zal worden aangepast. Wellicht nog erger is de afschaffing van de lijn Kinkempois‑Voroux. Hiermee dreigt het voor het Waalse gewest, en voor de streek van Luik in het bijzonder, absoluut noodzakelijke project Liège Carex, dat door het Europees Parlement werd besproken, in het gedrang te komen. De afschaffing van de lijnen die op dit project aansluiten, maakt de realisatie ervan onmogelijk.

Er kunnen verschillende voorbeelden worden gegeven. De minister werd hier in de Senaat trouwens al meerdere keren ondervraagd door parlementsleden uit verschillende streken, waaronder mevrouw Matz betreffende Aywaille, en mevrouw Morreale.

Waarom werden de 32 andere prioriteiten van de Waalse regering niet in dit plan opgenomen? Waarom werden er zo weinig prioriteiten in aanmerking genomen en hoe verklaart de minister het feit dat het project Liège Carex in de steek wordt gelaten?

Mijnheer de minister, wat was uw rol in de onderhandeling van dit meerjarenplan? De gewestminister was niet erg mals voor u. Volgens hem fungeerde u slechts als doorgeefluik tussen de Waalse regering en de NMBS.

M. Paul Magnette, ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes. – Il n’y a pas de boîtes aux lettres de luxe. La Poste reste un service public et nous veillons à ce qu’elle soit accessible à tous !

Le projet de plan que le groupe SNCB m’a transmis fin 2012 s’inscrit dans la continuité de la croissance budgétaire incluse dans le plan précédent. Les moyens disponibles sont donc très importants ; ils sont même supérieurs, par rapport à la phase précédente. Ces hypothèses de croissance qui, je le rappelle, doivent encore être confirmées par le gouvernement, sont fort ambitieuses compte tenu du contexte budgétaire actuel, mais elles sont nécessaires au regard des défis liés à la mobilité.

La proposition actuellement sur la table vise en effet principalement à consolider l’existant. Il ne reste donc que très peu de moyens pour les projets d’extension de capacité de l’étude Tritel. Je l’ai dit d’emblée lorsque j’ai pris mes fonctions : mes priorités sont la sécurité et la ponctualité, celle‑ci impliquant des budgets considérables en matière de maintenance si l’on veut éviter les incidents responsables des retards que nous connaissons, hélas, trop souvent.

Je rappelle d’ailleurs à ce propos – je l’ai déjà indiqué dans cette assemblée – que je ne partage pas le choix fait par la société Infrabel de réduire les maintenances – voire de les supprimer – pendant quelques années sur certaines lignes du réseau C. J’ai écrit à cette société pour lui demander de changer d’option. Il me semble essentiel de garantir l’accessibilité de l’ensemble de notre territoire, en ce compris les régions les plus reculées.

Je rappelle que des moyens seront disponibles à partir de 2017 pour un cofinancement par les régions, qui auront ainsi la possibilité de soutenir les projets qu’elles jugent prioritaires. Certains projets de l’étude Tritel pourront, dans ce cadre, être inscrits dans le plan, pour autant que le gouvernement wallon définisse clairement ses priorités, ce qu’il n’a pas encore fait.

Conformément à l’article 62 du contrat de gestion de la SNCB‑Holding, il incombait au groupe SNCB de me soumettre un projet de plan d’investissement, que j’ai communiqué pour information au gouvernement fédéral. Ce projet de plan n’a pas encore fait l’objet d’un arbitrage politique.

Ma cellule stratégique entame, dès aujourd’hui, les discussions avec les trois régions. Ces discussions sont organisées en parallèle avec celles prévues au sein du gouvernement, l’objectif étant d’aligner les priorités fédérales et régionales en fonction des moyens disponibles. Nous sommes donc loin, vous l’aurez compris, d’un simple rôle de boîte aux lettres, même si j’essaie de jouer les chefs d’orchestre et les fédérateurs autour de ce projet. Ce n’est pas un fiat gouvernemental. Nous privilégions la logique de concertation, non seulement au sein du gouvernement, mais aussi avec les régions.

De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. – Het ontwerpplan dat de NMBS‑groep me eind 2012 heeft bezorgd, handhaaft de budgettaire groei van het vorige plan. De beschikbare middelen zijn dus zeer omvangrijk. Ze zijn zelfs hoger dan in de vorige fase. De groeihypotheses, die nog moeten worden bevestigd door de regering, zijn zeer ambitieus, rekening houdend met de huidige budgettaire toestand, maar ze zijn nodig in het licht van de uitdagingen op het vlak van de mobiliteit.

Het voorstel dat nu ter tafel ligt, beoogt in de eerste plaats inderdaad het bestaande te behouden. Er blijven dus zeer weinig middelen voor plannen voor de uitbreiding van de capaciteit van de studie van Tritel. Ik heb bij mijn aantreden gezegd dat veiligheid en stiptheid mijn prioriteiten zijn. Om die prioriteiten te realiseren zijn aanzienlijke bedragen voor het onderhoud nodig om incidenten te vermijden die vertragingen veroorzaken.

In dat verband ben ik het niet eens met de keuze van Infrabel om het onderhoud op enkele lijnen van categorie C gedurende enkele jaren te verminderen of zelfs af te schaffen. Ik heb die maatschappij geschreven om haar te vragen haar optie te wijzigen. Het is essentieel de bereikbaarheid van heel het Belgisch grondgebied te garanderen, met inbegrip van de verst verwijderde regio’s.

Vanaf 2017 zullen er middelen beschikbaar zijn voor de cofinanciering door de gewesten, die aldus de mogelijkheid krijgen de projecten te steunen die ze prioritair achten. Sommige projecten van de studie van Tritel zullen in dat kader in het plan kunnen worden opgenomen, voor zover de Waalse regering haar prioriteiten duidelijk definieert, wat ze nog niet heeft gedaan.

Overeenkomstig artikel 62 van het beheerscontract van de NMBS‑Holding, moet de NMBS‑Groep me een ontwerp van investeringsplan voorleggen. Dat ontwerp heb ik ter informatie aan de federale regering voorgelegd. Over dat ontwerp van plan is nog geen politieke beslissing genomen.

Mijn strategische cel start vanaf vandaag met de besprekingen met de drie gewesten. Die besprekingen worden tegelijkertijd met de regeringsbesprekingen gehouden, met als doel de federale en de regionale prioriteiten op elkaar af te stemmen, rekening houdend met de beschikbare middelen. Dat is dus iets heel anders dan de rol van doorgeefluik vervullen, ook al span ik me ervoor in met alle betrokken partijen eensgezind tot een beslissing te komen. Het gaat er niet om dat de regering enkel haar fiat moet geven. We geven de voorrang aan overleg, niet enkel binnen de regering, maar ook met de gewesten.

Mme Christine Defraigne (MR). – Ce n’est pas moi qui vous ai qualifié de boîte aux lettres mais le ministre wallon, issu de la majorité dont votre parti est membre. Il semble que la concertation ne soit pas optimale.

Nous souscrivons bien sûr aux impératifs de sécurité et de ponctualité, mais je pense aussi – comme vous l’avez évoqué – que la SNCB a un rôle à jouer dans le développement. Pourtant, un certain nombre de régions sont sacrifiées.

En outre, vous ne m’avez pas répondu concrètement quant à la mise en danger d’un projet bien précis.

Il faut défendre les intérêts wallons. Or, nous avons la furieuse impression qu’ils sont laissés pour compte.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Niet ik, maar, de Waalse minister heeft u als doorgeefluik gekwalificeerd. Naar het schijnt verloopt het overleg niet optimaal.

We onderschrijven uiteraard de veiligheids- en stiptheidseisen, maar ik denk ook, zoals u zei, dat de NMBS een rol moet spelen in de ontwikkeling. Een aantal streken werden opgeofferd.

Ik heb trouwens nog geen concreet antwoord gekregen op het in het gedrang komen van een welbepaald project.

De Waalse belangen moeten verdedigd worden. We hebben sterk de indruk dat ze hier aan de kant worden geschoven.

Présentation de candidats pour la fonction d’assesseur (N) auprès de la section de législation du Conseil d’État

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (N) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Mme la présidente. – Par lettre du 11 janvier 2013, le premier président du Conseil d’État porte à la connaissance du Sénat qu’en son audience publique du 18 décembre 2012, l’assemblée générale du Conseil a procédé, conformément à l’article 80 des lois coordonnées sur le Conseil d’État, à l’établissement de listes de candidats présentés en vue de la nomination à une fonction d’assesseur néerlandophone devenue vacante auprès de la section de législation.

De voorzitster. – Bij brief van 11 januari 2013 deelt de eerste voorzitter van de Raad van State mee dat de algemene vergadering van de Raad ter openbare zitting van 18 december 2012, overeenkomstig artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, overgegaan is tot het opmaken van lijsten van kandidaten voorgedragen voor de benoeming tot een ambt van Nederlandstalig assessor dat bij de afdeling wetgeving vacant is geworden.

En vertu de l’article 70, §1er, alinéas 2 à 12, des lois coordonnées précitées, il incombe au Sénat de procéder à la présentation de candidats pour la fonction vacante d’assesseur.

Le premier président du Conseil d’état a reçu les candidatures des personnes suivantes :

Overeenkomstig artikel 70, §1, tweede tot twaalfde lid van de voornoemde gecoördineerde wetten, komt het de Senaat toe om over te gaan tot de voordracht van kandidaten voor het vacante ambt van assessor.

De eerste voorzitter van de Raad van State heeft de kandidaturen van de volgende personen ontvangen:

  M. Daniël Cuypers, professeur ordinaire à la faculté de droit de l’Universiteit Antwerpen ;

  M. Bernard Hubeau, professeur à la faculté de droit de l’Universiteit Antwerpen ;

  M. Marc Rigaux, professeur ordinaire à la faculté de droit de l’Universiteit Antwerpen et assesseur à la section de législation ;

  M. Philip Traest professeur extraordinaire à la faculté de droit de l’Universiteit Gent et avocat au barreau de Bruxelles ;

  M. Guido Van Limberghen, professeur ordinaire à la faculté de droit de l’Université Libre de Bruxelles et collaborateur externe dans un bureau d’avocats ;

  Mme Anne Van Regenmortel, professeur ordinaire à la faculté de droit de l’Universiteit Antwerpen ;

  M. Jan Velaers, professeur ordinaire à la faculté de droit de l’Universiteit Antwerpen et assesseur à la section de législation.

  de heer Daniël Cuypers, gewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Antwerpen;

  de heer Bernard Hubeau, hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Antwerpen;

  de heer Marc Rigaux, gewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Antwerpen en assessor bij de afdeling wetgeving;

  de heer Philip Traest, buitengewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Gent en advocaat aan de balie te Brussel;

  de heer Guido Van Limberghen, gewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Université Libre de Bruxelles en extern medewerker in een advocatenkantoor;

  Mevrouw Anne Van Regenmortel, gewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Antwerpen;

  de heer Jan Velaers, gewoon hoogleraar aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Antwerpen en assessor bij de afdeling wetgeving.

Ont été présentés par le Conseil d’État pour la place vacante, sans unanimité toutefois :

Werden door de Raad van State voorgedragen voor het vacante ambt, evenwel zonder eenparigheid van stemmen:

  comme premier candidat : M. Jan Velaers ;

  comme deuxième candidat : M. Philip Traest ;

  comme troisième candidat : M. Bernard Hubeau.

  als eerste kandidaat: de heer Jan Velaers;

  als tweede kandidaat: de heer Philip Traest;

  als derde kandidaat: de heer Bernard Hubeau.

Étant donné que la présentation n’est pas unanime, l’article 70, §1er, alinéa 7, et l’article 80, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d’État, sont d’application : « En l’absence d’unanimité lors d’une première présentation ou lors d’une nouvelle présentation à la suite d’un refus, la Chambre des représentants ou le Sénat peuvent alternativement, dans un délai ne pouvant dépasser trente jours à compter de la réception de cette présentation :

Aangezien de voordracht niet unaniem is, zijn artikel 70, §1, zevende lid, en artikel 80, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, van toepassing: “Indien er geen eenparigheid van stemmen is bij een eerste of bij een nieuwe voordracht naar aanleiding van een weigering, kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht:

  soit confirmer la liste présentée par le Conseil d’État ;

  soit présenter par scrutin secret, une deuxième liste de trois noms qui fait l’objet d’une motivation formelle. »

  hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen;

  hetzij bij geheime stemming een tweede lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen.”.

Le Sénat a reçu la présentation du Conseil d’état le 15 janvier 2013 et doit procéder à la présentation endéans les 30 jours à partir de la réception. La dernière date utile est le 14 février 2013.

De Senaat ontving de voordracht van de Raad van State op 15 januari 2013 en moet binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf ontvangst overgaan tot zijn voordracht. De laatste nuttige datum is 14 februari 2013.

Le Bureau propose de renvoyer ce point à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives afin que celle‑ci entende les candidats conformément à l’article 70, §1, alinéa 8, et à l’article 80, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d’État. (Assentiment)

Het Bureau stelt voor dit punt naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden te verzenden, teneinde de kandidaten te horen overeenkomstig artikel 70, §1, achtste lid en artikel 80, tweede lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. (Instemming)

Proposition de loi visant à modifier l’article 433quinquies du Code pénal afin d’étendre la définition de la traite des êtres humains à l’exploitation sexuelle (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5‑711)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5‑711)

Proposition de loi élargissant et précisant le dol spécial de l’exploitation sexuelle en matière de traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1245)

Wetsvoorstel tot uitbreiding en verduidelijking van het bijzonder opzet “seksuele uitbuiting” inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1245)

Discussion générale

Algemene bespreking

Mme la présidente. – Je vous propose de joindre la discussion de ces propositions de loi. (Assentiment)

De voorzitster. – Ik stel voor deze wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)

Mme Cécile Thibaut (Ecolo), rapporteuse. – Je vais donc vous faire rapport des propositions de loi 5‑711 et 5‑1245, lesquelles font suite aux rapports des deux groupes de travail « Traite des êtres humains » faits au nom de la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives.

Je me réfère au rapport écrit en ce qui concerne l’exposé introductif des deux propositions de loi et j’en viens directement à la discussion générale.

M. Moureaux constate que la proposition de loi 5‑711 a été déposée en premier lieu et a le mérite d’avoir une portée plus générale.

Mme Désir estime qu’il faut s’assurer que la proposition de loi 5‑711 rencontre bien la difficulté qui avait été évoquée lors des auditions du groupe de travail « Traite des êtres humains », à savoir la coexistence des articles 380 et 433quinquies du Code pénal. En réalité, la jurisprudence impose actuellement une condition supplémentaire en matière d’exploitation sexuelle pour qu’il puisse être question de traite des êtres humains. La proposition de loi 5‑1245 est très claire puisqu’elle renvoie de manière ciblée aux articles du Code pénal concernés. La proposition de loi 5‑711 renvoie quant à elle expressément à la définition de la directive européenne en la matière.

Mme Désir souligne que les deux dispositions pénales continueront à coexister. Le fait que la nouvelle disposition, proposée par M. Claes et consorts, ne s’y réfère pas, n’y change rien.

M. Moureaux rappelle que cette coexistence difficile des deux articles avait également été évoquée en présence de la secrétaire d’État à la Migration. Elle avait estimé qu’il fallait conserver les deux dispositions pénales distinctes.

La proposition de loi 5‑711 dans son ensemble est adoptée à l’unanimité des dix membres présents.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo), rapporteur. – Ik zal verslag uitbrengen van de wetsvoorstellen 5‑711 en 5‑1245, die gebaseerd zijn op de verslagen van de twee werkgroepen “Mensenhandel” die door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden werden uitgebracht.

Voor de inleidende uiteenzetting van beide wetsvoorstellen verwijs ik naar mijn schriftelijk verslag.

De heer Moureaux stelt vast dat wetsvoorstel 5‑711 het eerst werd ingediend en de verdienste heeft een zeer algemene strekking te hebben.

Mevrouw Désir meent dat men ervoor moet zorgen dat wetsvoorstel 5‑711 het probleem oplost dat tijdens de hoorzittingen van de werkgroep “Mensenhandel” werd aangekaart, met name het naast elkaar bestaan van de artikelen 380 en 433quinquies van het Strafwetboek. In werkelijkheid legt de rechtspraak een bijkomende voorwaarde inzake seksuele uitbuiting op vooraleer er sprake kan zijn van mensenhandel. Wetsvoorstel 5‑1245 is heel duidelijk aangezien het heel gericht verwijst naar de betreffende artikelen van het Strafwetboek. Wetsvoorstel 5‑711 verwijst uitdrukkelijk naar de definitie in de Europese richtlijn ter zake.

Mevrouw Désir benadrukt uitdrukkelijk dat beide strafbepalingen naast elkaar zullen blijven bestaan. Het feit dat de nieuwe bepaling die de heer Claes c.s. voorstelt er niet naar verwijst, verandert daar niets aan.

De heer Moureaux herinnert eraan dat dit problematische naast elkaar bestaan van beide artikelen ook in aanwezigheid van de staatssecretaris voor Migratie werd aangekaart. Zij meende dat men de twee afzonderlijke strafbepalingen moest behouden.

Het wetsvoorstel 5‑711 werd door de tien aanwezige leden eenparig goedgekeurd.

M. Gérard Deprez (MR). – Comme l’a rappelé notre rapporteur, cette proposition de loi s’inscrit dans le cadre d’un très large débat que nous avons mené et qui se poursuit d’ailleurs, en commission de l’Intérieur, sur la problématique de la traite des êtres humains. Je profite de l’occasion pour souligner la qualité du travail qui est mené collectivement au sein de cette commission.

La proposition de loi soumise à notre approbation est importante. En effet, il faut savoir que la loi du 10 août 2005 définissait l’infraction de traite des êtres humains et énumérait les types d’exploitation punissable de manière relativement restrictive, puisqu’elle ne permet pas de prendre en compte toutes les formes d’exploitation sexuelle. L’objectif de cette proposition de loi est de remédier à cette situation. Elle étend l’article 433quinquies du Code pénal à toute forme d’exploitation sexuelle et permet ainsi d’éviter que certains prévenus ne passent à travers les mailles du filet.

Enfin, cette mesure permet de se mettre en conformité avec les dispositions européennes en la matière. J’invite tous mes collègues à approuver cette excellente proposition de loi.

De heer Gérard Deprez (MR). – Zoals de rapporteur heeft gezegd, is dit wetsvoorstel gebaseerd op een uitgebreide bespreking over de mensenhandel in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de kwaliteit van het commissiewerk te benadrukken.

Het betreft hier een belangrijk wetsvoorstel. De wet van 10 augustus 2005 definieert het fenomeen van de mensenhandel en geeft een limitatieve opsomming van de strafbare feiten; niet alle vormen van seksuele uitbuiting worden erin vermeld. Dit wetsvoorstel heeft tot doel artikel 433quinquies van het Strafwetboek uit te breiden tot alle vormen van seksuele uitbuiting, zodat bepaalde individuen niet meer door de mazen van het net kunnen glippen.

Met dit wetsvoorstel komen we in ieder geval tegemoet aan de Europese bepalingen ter zake. Ik nodige alle collega’s uit om voor dit uitstekende wetsvoorstel te stemmen.

  La discussion générale est close.

  De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives est identique au texte de la proposition de loi. Voir document 5‑711/1.)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het wetsvoorstel. Zie stuk 5‑711/1.)

  Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

  De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

  De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de loi visant à étendre le dol spécial en ce qui concerne le prélèvement ou le fait de permettre le prélèvement d’organes ou de tissus dans le cadre de la traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1214)

Wetsvoorstel met het oog op het uitbreiden van het bijzonder opzet van het (laten) wegnemen van organen of weefsels inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1214)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je voudrais d’abord remercier les membres de la commission qui, comme M. Deprez l’a déjà dit, ont travaillé très sérieusement et très rapidement sur une série de propositions de loi ayant trait à la lutte contre la traite des êtres humains. La commission discutera, du reste, bientôt de nombreuses propositions dans ce domaine.

Je voudrais ensuite remercier M. Claes et Mme Désir. Ils ont présidé le groupe de travail sur la traite des êtres humains durant la précédente et l’actuelle session et ont tous deux rédigé un solide rapport sur cette question.

C’est à partir de ces rapports que j’ai déposé une dizaine de propositions de loi dont trois sont discutées aujourd’hui. Je suis convaincu que le parlement donnera également son appui aux sept suivantes. Il faut en effet combler les lacunes de notre législation qui ont été mises au jour durant les travaux préparatoires.

Enfin je voudrais remercier Mme Dalila Douifi, ma collègue de parti, qui m’a remplacé lorsque je devais siéger en même temps dans d’autres commissions. Elle a défendu avec brio mes propositions de loi. Son charme a sûrement aidé à gagner tous nos collègues à notre cause.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik wil ten eerste de commissie danken die, zoals de heer Deprez al heeft gezegd, heel snel en degelijk werk heeft gemaakt van een resem wetsvoorstellen omtrent de bestrijding van mensenhandel. De commissie zal overigens binnenkort nog heel wat voorstellen daaromtrent bespreken.

Ten tweede wil ik de heer Claes en mevrouw Désir danken. Zij hebben de werkgroep Mensenhandel tijdens de vorige en huidige zittingsperiode voorgezeten en hebben beiden een sterk verslag op hun actief.

Naar aanleiding van die verslagen heb ik een tiental wetsvoorstellen ingediend waarvan er nu al drie zijn behandeld. Ik ben ervan overtuigd dat het parlement ook zijn steun zal geven aan de overige zeven. De diverse lacunes in onze wetgeving die tijdens de voorbereidende werkzaamheden aan het licht zijn gekomen, moeten inderdaad worden aangepakt.

Ten slotte wil ik mijn fractiegenote Dalila Douifi danken, die me heeft vervangen toen ik me als lid van andere commissies niet meer kon vrijmaken. Zij heeft mijn wetsvoorstellen met glans verdedigd. Haar charme heeft zeker geholpen om alle collega’s over de streep te krijgen.

  La discussion générale est close.

  De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives est identique au texte de la proposition de loi. Voir document 5‑1214/1.)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het wetsvoorstel. Zie stuk 5‑1214/1.)

  Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

  De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

  De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de loi modifiant l’article 433decies du Code pénal en vue de préciser la situation particulièrement vulnérable de la victime d’un marchand de sommeil (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1217)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433decies van het Strafwetboek ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1217)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. Dirk Claes (CD&V), rapporteur. – M. Anciaux a déposé sa proposition à la suite du rapport du groupe de travail sur la traite des êtres humains. La proposition attire l’attention sur le fait que mettre des conditions plus strictes à la condamnation des marchands de sommeil n’aide pas les victimes de la traite des êtres humains. Selon le parquet de Liège, pour condamner un marchand de sommeil la victime ne devrait plus prouver qu’elle n’avait pas d’autre choix pour se loger. Nous ne pouvons qu’être pleinement d’accord.

De heer Dirk Claes (CD&V), rapporteur. – Collega Anciaux diende het voorstel in naar aanleiding van het verslag van de werkgroep Mensenhandel. Het voorstel wijst erop dat strengere voorwaarden om huisjesmelkers te veroordelen, de slachtoffers van mensenhandel niet vooruithelpen. Om een huisjesmelker te veroordelen moet, volgens het advies van het parket van Luik, het slachtoffer niet langer meer bewijzen dat hij geen andere woonkeuze had. Daarmee gaan we volmondig akkoord.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Il va de soi que je suis heureux que cette proposition de loi ait reçu un accueil positif en commission. Il s’agit effectivement d’une courte proposition de loi, mais des dizaines de dossiers de marchands de sommeil restent sans résultat pour les victimes. Les avocats des marchands de sommeil exigent en effet systématiquement que les victimes prouvent qu’elles n’avaient pas d’autre choix pour se loger. Le recours abusif à une telle règle néfaste a comme conséquence que fondamentalement on n’arrive pas à combattre les marchands de sommeil. Avec cette légère adaptation de la loi, cet abus pourra être fortement combattu.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik ben vanzelfsprekend blij dat het wetsvoorstel in de commissie positief is onthaald. Het is inderdaad een kort wetsvoorstel, maar tientallen dossiers inzake huisjesmelkerij bleven steeds weer zonder resultaat voor de slachtoffers. De advocaten van de huisjesmelkers eisten immers systematisch van de slachtoffers het bewijs dat ze geen andere woonkeuze hadden. Die regel is altijd op zo’n nefaste wijze misbruikt dat huisjesmelkerij nooit fundamenteel is aangepakt. Met die lichte aanpassing van de bewijslast kan dat misbruik eindelijk fors worden bestreden.

  La discussion générale est close.

  De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives est identique au texte de la proposition de loi. Voir document 5‑1217/1.)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het wetsvoorstel. Zie stuk 5‑1217/1.)

  Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

  De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

  De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de résolution pour le soutien aux cinéastes iraniens Jafar Panahi et Mohammad Rasoulof (de M. Richard Miller ; Doc. 5‑1038)

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller; Stuk 5‑1038)

Discussion

Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5‑1038/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5‑1038/4.)

Mme la présidente. – Mme Arena et M. De Groote se réfèrent à leur rapport écrit.

De voorzitster. – Mevrouw Arena en de heer De Groote verwijzen naar hun schriftelijk verslag.

M. Richard Miller (MR). – Je tiens à remercier les membres de notre commission des Relations extérieures et de la Défense qui ont débattu de la proposition de résolution pour le soutien aux cinéastes iraniens Jafar Panahi et Mohammad Rasoulof. Les débats ont permis d’améliorer le texte initial que j’avais déposé et se sont soldés par l’adoption de la proposition à l’unanimité.

Je ne reviendrai pas sur les traditionnelles interrogations sur l’influence politique que peut avoir une proposition de résolution sur les autorités iraniennes. Ce qui importe, c’est de faire entendre la voix démocratique d’un parlement et, en écho à cette résolution, celle d’un gouvernement en faveur de principes à vocation universelle. La liberté de pensée, la liberté d’expression, la liberté de création sont des notions et des valeurs qui nous placent nécessairement face à l’humanité tout entière. Ce sont des notions et valeurs démocratiques qui nous conduisent nécessairement à traverser les frontières.

Je voudrais insister sur cet aspect en prenant brièvement la parole à cette tribune. En effet, si l’observation que je viens de formuler vaut pour toute forme de création artistique, elle s’applique de manière encore plus manifeste – et j’attire votre attention sur ce point – à la création cinématographique. En effet, le cinéma est un art dont la naissance et le développement ont accompagné la concrétisation et l’approfondissement de la démocratie depuis la fin du 19e siècle jusqu’à nos jours.

Que ces cinéastes iraniens soient privés de leur liberté de réaliser leur œuvre, qu’ils soient privés purement et simplement de toute liberté est inacceptable et indigne d’un État de droit. Je vous rappelle que l’Iran a ratifié le Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels et que tout État ratifiant ce Pacte s’engage à respecter « la liberté indispensable à la recherche scientifique et aux activités créatrices ». L’Iran n’a donc pas respecté l’engagement qu’il a pris en ratifiant ce Pacte.

Depuis le dépôt de la proposition de résolution, le Parlement européen a attribué à Jafar Panahi le Prix Sakharov pour son engagement politique. Celui‑ci a pu réaliser au moyen d’une caméra‑GSM un semblant de film qui sera diffusé prochainement au festival de Berlin. Je pense donc que notre résolution vient à son heure et j’espère que l’unanimité qui s’est manifestée en commission se vérifiera en séance publique.

De heer Richard Miller (MR). – Ik dank de leden van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging die het voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof hebben besproken. Dankzij de debatten kon de tekst die ik oorspronkelijk had ingediend worden verbeterd en kon het voorstel eenparig worden goedgekeurd.

Ik kom niet meer terug op de traditionele vraagtekens bij de politieke invloed van een voorstel van resolutie op de Iraanse autoriteiten. Het is belangrijk de democratische stem van een parlement te laten horen en, als weerklank op deze resolutie, de stem van een regering die voorstander is van universele principes. Vrijheid van denken, vrijheid van expressie, vrijheid van schepping zijn begrippen en waarden die ons noodgedwongen tegenover de hele mensheid plaatsen. Die democratische begrippen en waarden doen ons grenzen overschrijden.

Inderdaad, de opmerking die ik maakte, geldt voor elke artistieke creatie, maar ze is nog duidelijker van toepassing op de filmcreatie. Inderdaad, film is een kunst waarvan het ontstaan en de ontwikkeling samenging met de concretisering en de uitdieping van de democratie sinds het einde van de 19e eeuw tot vandaag.

Dat die Iraanse cineasten van hun vrijheid om hun werk te maken worden beroofd, dat ze zonder meer van elke vrijheid worden beroofd, is onaanvaardbaar en een rechtsstaat onwaardig. Iran heeft het internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten ondertekend en elke staat die dat verdrag heeft ondertekend verbindt zich ertoe “de vrijheid te eerbiedigen die onontbeerlijk is voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en scheppend werk.” Iran is de verbintenis die ze is aangegaan door de ratificatie van dat verdrag dus niet nagekomen.

Sinds de indiening van het voorstel van resolutie heeft het Europees Parlement Jafar Panahi de Sacharovprijs toegekend voor zijn politiek engagement. Hij heeft door middel van een gsm‑camera een soort van film kunnen maken die binnenkort op het festival van Berlijn zal worden getoond. Ik denk dus dat onze resolutie op een gunstig ogenblik komt en ik hoop dat ze in de plenaire vergadering, net zoals in de commissie, eenparig wordt aangenomen.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Le Vlaams Belang votera cette résolution. Nous sommes toutefois quelque peu étonnés que la question de l’accueil dans notre pays de ces deux cinéastes après leur éventuelle libération ait été abandonnée. Peut‑être cela étonnera‑t‑il, mais nous aurions également appuyé cette résolution si cette disposition y figurait. Nous estimons que les réfugiés et les demandeurs d’asile doivent le plus souvent possible être accueillis dans leur région, de préférence dans un pays voisin de celui qu’ils fuient. Dans ce cas‑ci, nous aurions fait une exception. Deux balayeurs de rue de Téhéran seraient vraisemblablement en sécurité dans un pays voisin de l’Iran. Le régime ne ferait probablement pas l’effort d’envoyer un escadron de la mort à leurs trousses. Pour deux cinéastes connus, la situation est différente. Ils ne seraient très vraisemblablement pas en sécurité dans un pays voisin, si ce pays acceptait déjà de les accueillir. C’est un des cas où nous devons faire une exception à la règle qui veut qu’un demandeur d’asile ou un réfugié soit pris en charge dans sa région. Mais ne venez pas nous demander demain d’accepter deux cents, deux mille ou plus d’exceptions à cette règle. La règle doit être appliquée strictement.

Le sort de ces deux cinéastes est une belle illustration de la légèreté irresponsable avec laquelle l’Occident, et la France en particulier, avait à l’époque appuyé la prise de pouvoir de Khomeiny contre le Shah. Un obscur fanatique islamique réactionnaire comme Khomeiny, était en ce temps‑là le protégé de nombreux régimes occidentaux, de tous les partis de gauche et progressistes, et de quasiment tous les médias occidentaux.

Manifestement, l’Occident n’a pas encore compris la leçon. J’entends dire aujourd’hui à propos du Printemps arabe les mêmes stupidités qu’au sujet de Khomeiny en ce temps‑là : qu’il apporterait soi‑disant la liberté, la démocratie et le progrès en Iran. C’est avec le même aveuglement que l’on parle aujourd’hui de l’influence croissante de l’islam en Europe.

De nombreux sénateurs qui vont voter en faveur de ce texte oublient que, grâce à la politique d’immigration irréfléchie de l’Europe, nous nous retrouvons avec des masses d’adeptes et de partisans de Khomeiny. Il est vrai qu’il a depuis été remplacé par Khamenei et Ahmadinejad. La plupart des immigrés islamiques en Europe sont des Arabes, des Turcs et des Africains, non des Iraniens. Ils sont principalement sunnites, et non chiites comme Khomeiny mais malgré tout ils ont prêté en son temps une oreille très réceptive à l’appel à tuer Salman Rushdie et à exiger l’interdiction des Versets sataniques. Des milliers d’immigrés islamiques ont pris part dans tous les pays occidentaux à des manifestations où l’on réclamait la censure et la mort de l’écrivain. De nombreux partis qui aujourd’hui votent en faveur de cette résolution, ont en quelque sorte laissé entrer Khomeiny en Europe.

Nous appuyons donc l’aide aux victimes d’un régime de terreur islamiste, mais nous le faisons avec un sentiment partagé.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het Vlaams Belang zal voor deze resolutie stemmen. We zijn echter enigszins verwonderd omdat de vraag om beide cineasten na hun eventuele vrijlating in ons land op te vangen is weggevallen. Misschien verbaast het, maar we zouden ook voor deze resolutie gestemd hebben als de bepaling was blijven staan. We zijn van oordeel dat vluchtelingen en asielzoekers zoveel mogelijk opgevangen moeten worden in eigen regio, bij voorkeur in een buurland. In dit geval zouden we een uitzondering gemaakt hebben. Twee straatvegers uit Teheran zouden waarschijnlijk in een buurland van Iran wel veilig zijn. Het regime zou wellicht geen moeite doen om er moordcommando’s achteraan te sturen. Twee bekende cineasten is natuurlijk iets anders. Die zouden hoogstwaarschijnlijk niet veilig zijn in een buurland, als dat land hen al zou willen opnemen. Dit is een van de gevallen waarin we een uitzondering moeten maken op de volgens ons goede regel om asielzoekers en vluchtelingen in hun regio op te vangen. Kom ons echter morgen niet vragen om tweehonderd, tweeduizend of meer uitzonderingen op die regel toe te staan. De regel moet strikt worden toegepast.

Het lot van beide cineasten is wel illustratief voor de onverantwoorde lichtzinnigheid waarmee het Westen, en Frankrijk in het bijzonder, destijds de machtsgreep van Khomeini tegen de sjah steunde. Een reactionaire, obscure islamitische fanaticus als Khomeini was in die tijd de lieveling van vele westerse regimes, van alle linkse en progressieve partijen en van bijna alle westerse media. Klaarblijkelijk heeft het Westen die les nog altijd niet geleerd. Dezelfde rooskleurige onzin die destijds over Khomeini werd verteld, dat hij zogezegd vrijheid, democratie en vooruitgang zou brengen in Iran, hoor ik nu ook naar aanleiding van de zogenaamde Arabische Lente. Men spreekt nu even kritiekloos en even klakkeloos over de toenemende invloed van de Islam in Europa.

Heel wat senatoren die vandaag voor deze tekst zullen stemmen, vergeten dat we nu dankzij het kortzichtige immigratiebeleid in Europa opgescheept zitten met massa’s aanhangers en volgelingen van Khomeini. Die intussen weliswaar vervangen is door Khamenei en Ahmadinejad. De meeste islamitische immigranten in Europa zijn Arabieren, Turken of Afrikanen, geen Iraniërs. Het zijn meestal soennieten, geen sjiieten zoals Khomeini, maar desondanks gaven ze destijds wel massaal gehoor aan de oproepen om Salman Rushdie te doden en het verbod van zijn boek De duivelsverzen te eisen. Duizenden islamitische immigranten in alle westerse landen namen toen deel aan manifestaties waarin censuur en de dood van de schrijver werden geëist. Vele partijen die vandaag voor deze resolutie stemmen, hebben als het ware Khomeini in Europa binnengelaten.

We staan dus achter de steun aan slachtoffers van een islamitisch terreurregime, maar we hebben er wel een dubbel gevoel bij.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Le sp.a appuiera cette résolution sans réserve. J’ai déjà signalé en commission que je trouvais dommage que notre pays se cantonne à une position d’attente envers l’Iran et ne soutienne pas plus activement l’opposition en Iran. L’Iran est présenté par les États‑Unis et par de nombreux pays occidentaux comme un des pays du Mal. Le régime en Iran est sans aucun doute un régime que nous, dans l’Occident démocratique, ne pouvons soutenir. L’Occident est effectivement sélectif car le pays voisin, l’Arabie saoudite, est un soi‑disant partenaire, alors qu’on s’y trouve encore à des siècles de la démocratie. L’humiliation de milliers de citoyens y est encore chose commune.

Nous sommes donc très sélectifs dans notre indignation mais cela n’enlève rien au fait que nous voulons souligner avec cette résolution la nécessité de soutenir ces artistes. Ce n’est pas par hasard que Richard Miller a déposé une proposition car je sais qu’il accorde une grande importance au droit des artistes à exercer leur art.

Dans ce contexte, j’insiste auprès du gouvernement pour qu’il intervienne plus activement envers l’Iran et ranime, entre autres, le dialogue en Iran.

L’oratrice du Vlaams Belang vient de nous rebattre les oreilles avec des noms. Khamenei, Khomeiny et Ahmadinejad ont été cités dans la même phrase mais ils ne sont pas tous à mettre dans le même sac.

Nous pouvons avoir de très nombreuses préoccupations à propos du président actuel et nul d’entre nous ne pourra exprimer la moindre sympathie à son égard, mais il a autorisé l’opposition à se présenter aux élections ; opposition qui est très critique sur le régime et qui peut éventuellement se renforcer grâce à une politique occidentale plus active.

Pour finir j’attire l’attention sur le grand danger de la généralisation. Des personnes fondamentalement non démocrates et intolérantes utilisent tout le temps l’arme de la généralisation. Or celui qui diabolise systématiquement une religion, l’islam, témoigne d’une aussi grande intolérance que les régimes qui nous préoccupent. Que l’islam soit une religion sans hiérarchie est un élément important pour qui veut la comprendre. L’islam comporte donc de nombreux dogmes et vérités qui ne peuvent être généralisés. Il va de soi que le fondamentalisme – que nous retrouvons hélas dans de nombreuses idéologies et religions – ne conduit que peu souvent ou jamais à quelque chose de sensé et de pacifique et qu’il doit être combattu par tous les moyens. Mais ne commettez pas la stupidité d’une généralisation systématique car c’est l’expression d’une attitude fondamentalement non démocratique et intolérante.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – De sp.a zal deze resolutie volledig steunen. Ik wees er in de commissie al op dat ik het spijtig vind dat ons land zo een afwachtende houding aanneemt tegenover Iran en de oppositie in Iran niet actiever steunt. Iran wordt door heel wat westerse landen en de Verenigde Staten voorgesteld als een van de landen van het kwaad. Het regime in Iran is zonder enige twijfel een regime dat we vanuit het democratische Westen helemaal niet kunnen steunen. Het Westen is wel selectief, want het buurland Saoedi‑Arabië is een zogenaamde bondgenoot, terwijl men daar eeuwen ver verwijderd is van de democratie. De vernedering van duizenden burgers is er de gewone gang van zaken.

We zijn dus vrij selectief in onze verontwaardiging, maar dat doet geen afbreuk aan het feit dat we er met deze resolutie willen wijzen op de noodzaak om kunstenaars te ondersteunen. Het is niet toevallig dat Richard Miller daarover een voorstel heeft ingediend, want ik weet dat hij het recht van kunstenaars om hun ding te doen bijzonder belangrijk vindt.

In deze context dring ik er bij de regering op aan actiever op te treden tegenover Iran en onder andere de dialoog in Iran aan te wakkeren.

De spreekster van het Vlaams Belang sloeg ons daarnet met namen om de oren. Khamenei werd in één en dezelfde zin vernoemd als Khomeini en Ahmadinejad, maar het is niet allemaal één pot nat. Bij de huidige president kunnen we heel veel bedenkingen maken en niemand van ons zal enige sympathie voor hem kunnen opbrengen, maar bij de verkiezingen liet hij wel een oppositie toe, die heel veel kritiek geeft op het regime en met een meer actieve politiek van het Westen misschien aan kracht kan winnen.

Tot slot wijs ik op het grote gevaar van de veralgemening. Fundamenteel ondemocratische en onverdraagzame mensen gebruiken altijd het wapen van de veralgemening. Wie echter systematisch één godsdienst, de islam, demoniseert, getuigt van een even grote onverdraagzaamheid als die regimes waar we bedenkingen bij hebben. Dat de islam niet‑hiërarchisch is opgebouwd, is van fundamenteel belang om die godsdienst te kunnen begrijpen. Er bestaan binnen de islam dus heel veel waarheden en leerstellingen die niet veralgemeend mogen worden. Het spreekt vanzelf dat fundamentalisme – dat we jammer genoeg in heel wat ideologieën en godsdiensten terugvinden – heel zelden of nooit tot iets zinvols en vreedzaams leidt en met alle mogelijke middelen moet worden bestreden. Maar bega niet de stommiteit van de systematische veralgemening, want dat is een uiting van een fundamenteel ondemocratische en onverdraagzame houding.

M. Johan Verstreken (CD&V). – Au nom de mon groupe, je rejoins l’avis de notre collègue Anciaux. Je renvoie encore aux propos de Ban Ki‑Moon sur le secteur créatif en Iran. Il y a dans ce pays énormément de talents et de valeurs culturelles qui doivent pouvoir se développer et il faut que les droits de l’homme y soient respectés. On y réalise de nombreux films de long métrage et des séries mais hélas nombreux sont ces films à être censurés. Des gens sont jetés en prison sans procès.

Hier, en commission des Affaires étrangères, nous avons discuté de la liberté de la presse en Turquie. Si nous élaborons une résolution à ce sujet, nous devons logiquement dénoncer aussi les abus de la censure en Iran. Je plaide donc pour davantage d’ouverture, surtout dans le secteur créatif. Cela profitera aux gens, à leur culture et à leur dignité. Nous appuierons donc cette proposition.

De heer Johan Verstreken (CD&V). – Mede namens onze fractie sluit ik me bij collega Anciaux aan. Ik verwijs nog even naar de uitspraken van Ban Ki‑moon over de creatieve sector in Iran. Er is daar ontzettend veel talent en culturele waarden, die ontplooid moeten kunnen worden en daarbij moeten de mensenrechten worden gerespecteerd. Er worden veel speelfilms en series gemaakt, maar helaas wordt er heel wat gecensureerd en zitten mensen zonder proces in de gevangenis.

Gisteren hadden we het in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen over Turkije en persvrijheid daar. Als we daar een resolutie over maken, moeten we consequent de censuur in Iran aan de kaak stellen. Ik pleit dus voor meer openheid, zeker voor de creatieve sector. Dat komt de mensen en hun cultuur en eigenwaarde alleen maar ten goede. We steunen dan ook dit voorstel.

M. Filip Dewinter (VB). – Je voudrais réagir aux propos de M. Anciaux qui adopte une attitude rationnelle comme le font toujours les Occidentaux. Cette attitude nous met en position de faiblesse face à des systèmes, idéologies et religions dictatoriaux comme l’islam. Comme nous jugeons toujours nécessaire de nuancer, ils sortent toujours vainqueurs. Selon M. Anciaux, il ne faut pas mettre tout le monde dans le même sac. C’est vrai mais c’est aussi l’erreur qu’ont commise nos démocraties dans les années trente, cinquante et soixante face au national‑socialisme et au communisme. À cette époque aussi, nous pensions pouvoir convaincre des systèmes dictatoriaux grâce à la raison et au sens de la nuance. Mais une démocratie ne fait jamais le poids face à une dictature. Or l’islam est une religion dictatoriale. M. Anciaux refuse de l’admettre car il est endoctriné par le multiculturalisme, avec toutes les conséquences qui s’ensuivent. Je prédis que, dans dix à vingt ans, il constatera qu’à Bruxelles, où il est domicilié, nos prophéties seront devenues réalités. L’islam ne tolère en effet aucune nuance ou influence extérieure mais se rit au contraire de la modération et du sens de la nuance. M. Anciaux ne veut pas le comprendre car il se soumet à une correction politique fatale à nos droits et libertés que le sp.a a en partie façonnée. L’islam veut anéantir ces droits et libertés et y substituer son propre régime totalitaire. Il y a longtemps que plus rien ne me choque mais je suis surpris que M. Anciaux persiste à prendre la défense de ses adversaires et, en ce moment, l’islam est bien notre principal adversaire, surtout dans les grandes villes européennes comme Bruxelles.

De heer Filip Dewinter (VB). – Ik reageer op de uitlatingen van de heer Anciaux die de dingen rationaliseert, zoals wij westerlingen dat altijd doen. Die houding plaatst ons in een zwakke positie tegenover dictatoriale systemen, ideologieën en religies zoals de islam. Omdat wij ervan uitgaan dat nuancering noodzakelijk is, winnen ze altijd hun strijd. De heer Anciaux zegt dat we niet iedereen en alles over dezelfde kam mogen scheren. In se klopt dat, maar tegelijk was dat de fout die onze democratieën in de jaren dertig en vijftig en zestig hebben gemaakt ten aanzien van het nationaalsocialisme en het communisme. Ook toen dachten we dat we er via de ratio en de gave van de nuancering zouden in slagen dictatoriale systemen, regimes en religies te overtuigen van ons gelijk. Een democratie haalt het echter nooit van een dictatuur. Welnu, de islam is een dictatoriale religie. De heer Anciaux wil dat maar niet beseffen omdat hij geïndoctrineerd is door het multiculturalisme en alles wat daarbij hoort, met alle gevolgen van dien. Ik voorspel hem dat hij hier in zijn woonplaats Brussel over tien à twintig jaar zal vaststellen dat onze woorden realiteit zullen zijn geworden. De islam tolereert immers geen nuances of invloeden van buitenaf, maar lacht integendeel met gematigdheid en genuanceerdheid. Dat wil de heer Anciaux maar niet begrijpen, omdat hij zich onderwerpt aan een politieke correctheid die de doodsteek betekent van onze vrijheden en rechten, die de socialistische partij mee heeft opgebouwd. De islam wil die vrijheden en rechten vernietigen en door zijn eigen totalitair systeem vervangen. Ik word al lang niet meer gechoqueerd, maar ben niettemin verrast dat de heer Anciaux de verdediging van zijn tegenstanders blijft opnemen en op dit moment is de islam onze belangrijkste tegenstander, vooral in de grote Europese steden zoals Brussel.

M. Richard Miller (MR). – Ayant entendu les derniers développements, je veux rappeler que l’objectif principal visé par cette proposition de résolution est une action diplomatique menée par notre gouvernement pour venir en aide à des cinéastes, à des artistes condamnés par une dictature. Les propos que nous venons d’entendre sont la preuve qu’il ne suffit pas de vivre dans une démocratie pour être capable de réfléchir et de tenir un discours rationnel. Dans toutes les religions, dans tous les courants philosophiques, certains sont incapables d’avoir une attitude rationnelle. Il y a cependant aussi des gens rationnels et capables de raisonner en tenant compte de tout le monde, et ce dans toutes les religions et dans tous les courants de pensée. Dans son histoire, l’islam a montré qu’il était capable d’avoir de tels penseurs. Je tenais à le rappeler.

De heer Richard Miller (MR). – Het hoofddoel van dit voorstel van resolutie bestaat erin een diplomatieke actie van onze regering op gang te brengen om de cineasten en artiesten die door een dictatuur worden veroordeeld, te hulp te komen. De uitspraken die we zonet hebben gehoord, tonen aan dat het niet volstaat in een democratie te leven om in staat te zijn na te denken en een rationeel discours te houden. In elke religie en in elke filosofische stroming zijn er mensen die niet in staat zijn een rationele houding aan te nemen. In elke religie en in elke denkrichting zijn er evenwel ook rationele mensen die in staat zijn na te denken en daarbij met iedereen rekening te houden. De islam heeft in de loop van zijn geschiedenis bewezen dat hij ook dergelijke denkers heeft.

M. Philippe Mahoux (PS). – Si le parti socialiste a un adversaire clair, net et précis, c’est bien le Vlaams Belang et l’absence de valeurs qu’il défend.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Als de parti socialiste een duidelijke tegenstander heeft, dan is het wel het Vlaams Belang en de waarden die het verdedigt.

M. Gérard Deprez (MR). – Ce n’est pas seulement le cas pour le PS mais aussi pour le MR.

De heer Gérard Deprez (MR). – Dat geldt niet enkel voor de PS, maar ook voor de MR.

  La discussion est close.

  De bespreking is gesloten.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

  De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.

Questions orales

Mondelinge vragen

Question orale de M. Dirk Claes au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur «la concertation sociale dans la fonction publique» (no 5‑799)

Mondelinge vraag van de heer Dirk Claes aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over «het sociaal overleg binnen de ambtenarij» (nr. 5‑799)

M. Dirk Claes (CD&V). – Ces derniers jours, on a appris que les fonctionnaires voulaient organiser une manifestation nationale le 7 février pour protester contre les projets de réforme du gouvernement. Les gardiens de prison ont eux aussi déposé un préavis de grève pour le même jour parce qu’ils sont obligés de passer à la semaine des 38 heures.

Vous avez par ailleurs annoncé que les services publics fédéraux devraient se passer de 4000 fonctionnaires au cours de la période 2013‑2014 et que vous souhaitiez instaurer un nouveau système de carrière valorisant le travail plutôt que les études.

Vous avez discuté hier avec les syndicats de la fonction publique fédérale et ceux‑ci ont émis des réserves sur les projets. Cette concertation aura désormais lieu tous les mercredis et vendredis. Pensez‑vous parvenir rapidement à un accord global ?

Quelle orientation voulez‑vous donner à la concertation sociale dans les services publics ? Pouvez‑vous en tracer les grandes lignes et expliquer votre vision ?

De heer Dirk Claes (CD&V). – De voorbije dagen raakte bekend dat de ambtenaren op 7 februari een nationale betoging tegen de hervormingsplannen van de regering willen organiseren. Ook de cipiers hebben een stakingsaanzegging voor die dag ingediend, omdat ze naar de 38‑urenweek moeten overschakelen.

Daarnaast hebt u aangekondigd dat de federale overheidsdiensten het in de periode 2013‑2014 met 4000 ambtenaren minder moeten doen, en wilt u een nieuwe loopbaanregeling invoeren, die werken in plaats van studeren beloont.

Gisteren pleegde u overleg met de vakbonden van het federaal overheidspersoneel, die bedenkingen bij de voorgestelde plannen hebben geuit. Dat overleg zou voortaan elke woensdag en vrijdag worden voortgezet. Denkt u snel tot een globaal akkoord te komen?

Waar wilt u naartoe met het sociaal overleg binnen de openbare diensten? Kunt u de krijtlijnen en uw visie daaromtrent toelichten?

M. Hendrik Bogaert, secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics. – Hier, lors d’une réunion informelle du Comité B, nous avons pris contact avec la délégation syndicale nationale de l’administration fédérale. Nous avons proposé d’accélérer le rythme de nos rencontres dès la semaine prochaine et de nous réunir tous les mercredis et vendredis à 10 heures.

Nous avons proposé d’inscrire à l’ordre du jour de ces rencontres la définition d’une nouvelle politique de carrières fondée sur les prestations plutôt que sur l’ancienneté et l’harmonisation des statuts des contractuels et des statutaires. Les possibilités financières étant limitées, je n’ai bien sûr fait aucune promesse concernant les pensions des contractuels actuels. Notre ambition est d’ailleurs que l’ensemble des mesures soit neutre sur le plan budgétaire.

Les discussions porteront en troisième lieu sur la création d’un tribunal administratif pour le contentieux des fonctionnaires. Nombreux sont les managers de l’administration qui n’osent pas lancer de procédure par crainte que celle‑ci s’étende jusqu’au Conseil d’État, ce qui les obligerait à consacrer un quart de leur temps à ce dossier. Cela fait obstacle à une politique moderne du personnel. C’est pourquoi nous souhaitons créer un tribunal spécifique pour le contentieux des fonctionnaires.

Nous souhaitons par ailleurs discuter ouvertement de l’organisation d’élections sociales parmi les fonctionnaires fédéraux. Cela s’inscrirait parfaitement dans le processus de démocratisation de la fonction publique.

Nous parlerons également d’une véritable mobilité au sein de l’administration ainsi que vers le secteur privé, les entreprises publiques, les régions et communautés et l’Union européenne.

Nous voulons remplacer le stage par une période d’essai et créer une base légale pour l’octroi de chèques‑repas.

En outre, nous souhaitons augmenter la prime de fin d’année pour les niveaux inférieurs et réexaminer le système des primes de compétence. Ce dernier point est sensible et est sans doute à l’origine de l’action du 7 février. Le gouvernement m’a demandé de verser les primes de compétence jusqu’à la fin de 2013 et de définir dans l’intervalle une nouvelle politique de carrières. Si les fonctionnaires s’inquiètent, c’est en effet parce que l’on suspend les règles existantes avant même d’avoir précisé les nouvelles règles qui seront adoptées. C’est pourquoi nous nous réunirons dorénavant deux fois par semaine.

Je ne peux dévoiler aujourd’hui l’ensemble de mes projets mais je suis prêt à exposer ma note de politique générale en commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. En tout cas, ma vision est claire : je veux une administration de classe internationale. Nous en sommes encore loin mais c’est notre objectif. Un pays ne pourra jamais être concurrentiel si son administration n’est pas compétitive. Une administration compétitive peut être une arme efficace tandis qu’une administration dont les rouages sont grippés peut être une entrave pour tous les niveaux. Nous voulons aller de l’avant et des réformes s’imposent, surtout dans l’administration fédérale.

De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. – Gisteren hebben we in een informele bijeenkomst van het Comité B, een eerste contact gehad met de nationale vakbondsdelegatie bij de federale overheid. We hebben er voorgesteld om vanaf volgende week het vergadertempo op te drijven en elkaar elke woensdag en vrijdag te ontmoeten, telkens om 10 uur.

We hebben voor de agenda van deze bijeenkomst voorgesteld het te hebben over het uittekenen van een nieuw loopbaanbeleid gebaseerd op prestaties in plaats van anciënniteit en het volledig gelijktrekken van het statuut van contractuelen en statutair benoemden, waar vandaag nog tal van discriminaties bestaan. Gelet op de financiële beperkingen heb ik uiteraard geen beloftes gedaan inzake de pensioenen van de huidige contractuelen. Overigens is het de ambitie om het hele onderhandelingspakket budgettair neutraal te houden.

Een derde punt is de oprichting van een administratieve rechtbank voor geschillen. Heel wat managers bij de overheid durven niet tot actie overgaan, uit schrik dat de procedure uitloopt tot bij de Raad van State waardoor ze op den duur een kwart van hun tijd met dat dossier bezig zijn in plaats van te managen. Dat is een rem op een modern personeelsbeleid. Vandaar dat we een eigen administratieve rechtbank willen voor geschillen met de ambtenaren.

Verder willen we een open gesprek over het organiseren van sociale verkiezingen bij de federale ambtenaren. Vandaag bestaat dat niet, terwijl dat toch perfect zou passen in een democratiseringsproces van het openbaar ambt.

We zullen ook spreken over een volledige mobiliteit binnen de administratie en ook naar de privé, naar overheidsbedrijven, naar de gewesten en gemeenschappen en naar Europa.

We willen de stages vervangen door een proefperiode en een wettelijke basis creëren voor maaltijdcheques.

Verder willen we de eindejaarspremie voor de lagere niveaus uitbreiden en de regeling voor de competentiepremies herbekijken. Dat laatste is een heikel punt, dat voor enige onrust heeft gezorgd en waarschijnlijk ook de actie van 7 februari veroorzaakt. De regering heeft me gevraagd om de competentiepremies in ieder geval uit te betalen tot einde 2013 en intussen een nieuw loopbaanbeleid te ontwikkelen. De onrust bij de ambtenaren is namelijk ook ontstaan omdat het oude on hold was gezet nog voor er duidelijkheid was over het nieuwe dat moet komen. Vandaar dat we snel moeten reageren en dat we vanaf volgende week twee keer per week bijeenkomen.

Ik kan vandaag niet al mijn plannen uit de doeken doen, maar ik ben altijd bereid om mijn beleidsnota in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden toe te lichten en uiteen te zetten wat we al gerealiseerd hebben. In ieder geval is mijn visie heel duidelijk: ik wil een administratie van wereldklasse. Vandaag zijn we daar nog een aantal jaren van verwijderd, maar dat is wel het einddoel. Je kunt een land namelijk nooit concurrentieel maken, als de administratie niet competitief is. Een competitieve administratie kan een uitstekend wapen zijn, een vierkant draaiende administratie kan voor alle niveaus een pak stenen in de rugzak betekenen. Dat is niet wat we willen, we willen vooruit, we moeten hervormen, zeker ook bij de federale administratie.

M. Dirk Claes (CD&V). – Le programme que vous proposez me paraît ambitieux. Les syndicats espèrent qu’il pourra être négocié. Si tel est le cas, la grève du 7 février pourra peut‑être être évitée. Ce ne sera pas facile mais j’espère que les négociations que vous mènerez deux fois par semaine aboutiront.

De heer Dirk Claes (CD&V). – Het programma dat u hier voorstelt, lijkt me zeer ambitieus. De vakbonden verwachten wel dat er over een en ander nog kan worden onderhandeld. Als dat zo is, kunnen we hopelijk de staking van 7 februari vermijden. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar ik hoop dat de onderhandelingen die u voortaan twee keer per week wil voeren, tot enig succes zullen leiden.

Prise en considération de propositions

Inoverwegingneming van voorstellen

Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Est‑ce qu’il y a des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Proposition de résolution visant à intensifier l’action de la Belgique en vue de l’abolition universelle de la peine de mort (de Mme Vanessa Matz et M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑456)

Voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑456)

Discussion

Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5‑456/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5‑456/4.)

Mme Marie Arena (PS), corapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit.

Mevrouw Marie Arena (PS), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

Mme Vanessa Matz (cdH). – La peine de mort est un châtiment cruel et inhumain, un simulacre brutal et vengeur de justice, une négation de l’homme. Elle est la plus irréparable des peines irréparables, comme le disait Victor Hugo.

Dans la plupart des pays où elle est appliquée, la peine de mort est prononcée à l’issue d’un procès inéquitable où les droits de la défense sont bafoués ou qui témoigne d’une justice à deux vitesses.

Ces derniers mois, la peine de mort a été appliquée à plusieurs reprises dans différents pays. L’Inde a mis fin à son moratoire en vigueur depuis 2004 et a exécuté l’un des auteurs de l’attentat de Bombay en 2008. Le Pakistan a également exécuté un soldat pour meurtre, mettant fin à une période de quatre ans sans exécution capitale. En Afghanistan, quatorze condamnés ont été pendus. D’autre pays d’Asie, le Sri Lanka et le Bengladesh notamment, seraient prêts à reprendre l’exécution de la peine capitale.

Ailleurs dans le monde, la situation se détériore également. Le Hamas a exécuté six personnes accusées de collaboration. Le 15 novembre dernier, un homme a été exécuté au Texas. Il s’agit de la trente‑neuvième exécution cette année aux États‑Unis.

Il est donc important que le parlement rappelle au gouvernement la nécessité de tout mettre en œuvre pour une abolition universelle de la peine de mort, y compris dans nos pays partenaires de la coopération au développement.

Cette résolution a été adoptée à l’unanimité en commission. Je remercie l’ensemble des collègues pour leur soutien. J’espère qu’il en sera de même en séance plénière.

Mevrouw Vanessa Matz (cdH). – De doodstraf is een wrede en onmenselijke straf, een brutale en op wraak gerichte schijn van gerechtigheid, een negatie van de mens. Ze is, aldus Victor Hugo, de meest onherstelbare van alle onherstelbare straffen.

In de meerderheid van de landen waar ze wordt toegepast, wordt de doodstraf uitgesproken na een oneerlijk proces waarin de rechten van de verdediging met voeten worden getreden of dat blijk geeft van een justitie met twee snelheden.

De afgelopen maanden is de doodstraf in verschillende landen opnieuw toegepast. In India werd een einde gesteld aan het moratorium dat sinds 2004 van kracht was en werd een van de daders van de aanslag van Bombay in 2008 geëxecuteerd. Ook in Pakistan is een soldaat geëxecuteerd voor moord, waarmee een einde kwam aan een periode van vier jaar zonder doodstraf. In Afghanistan zijn veertien veroordeelden opgehangen. Andere Aziatische landen, zoals Sri Lanka en Bangladesh, zouden bereid zijn de doodstraf terug in te voeren.

Ook elders in de wereld gaat de situatie achteruit. Hamas heeft zes personen terechtgesteld wegens collaboratie. Op 15 november van vorig jaar werd een man terechtgesteld in Texas. Het ging om de negenendertigste executie in de Verenigde Staten dit jaar.

Het is dus belangrijk dat het parlement de regering eraan herinnert hoe belangrijk het is dat alles in het werk wordt gesteld om de doodstraf wereldwijd af te schaffen, ook in onze partnerlanden voor ontwikkelingssamenwerking.

Het voorstel van resolutie werd in de commissie eenparig aangenomen. Ik dank alle collega’s voor hun steun. Ik hoop dat die er ook zal zijn in de plenaire vergadering.

M. Filip Dewinter (VB). – La résolution à l’examen est la énième résolution partant d’un bon sentiment avec laquelle notre petit pays entend s’ériger, en Europe, en une sorte de conscience morale universelle. Tout le monde se rend compte que le texte n’aura guère d’effets à l’échelon international mais il nous aidera une fois de plus à apaiser notre conscience et, pour la énième fois, à démontrer notre soi‑disant supériorité par rapport au reste du monde.

Il n’entre pas dans mes intentions de tenir un discours pour ou contre la peine de mort. Cette question a été réglée en Belgique dès 1996, avec l’abolition de la peine de mort, un choix qui a également été opéré à l’échelon européen, avec le sixième protocole, de 1984, et le treizième protocole annexé à la Convention européenne des droits de l’homme. Je ne remets donc pas ici en question l’application ou non de la peine capitale.

Je voudrais cependant souligner le caractère hypocrite de la résolution. Ses auteurs invoquent la dignité humaine pour mettre dans un même panier des pays comme les États‑Unis qui respectent les normes européennes minimales, des régimes dictatoriaux et des pays qui pratiquent la sharia, comme la Chine, l’Iran, l’Irak, l’Arabie saoudite, le Yémen.

Il y a bien entendu une différence de taille entre des pays tels que les États‑Unis et des dictatures communistes ou religieuses telles que la Chine ou l’Arabie saoudite. Depuis 1964, les États‑Unis n’exécutent plus que les assassins et les terroristes. La peine de mort y est prononcée – l’an dernier cela s’est produit 35 fois – par un juge indépendant et impartial au terme d’un procès équitable respectant les conditions de la Convention internationale sur les droits civils et politiques. Le condamné dispose de possibilités de recours en suffisance et la peine capitale y est appliquée en vertu de plusieurs traités relatifs aux droits de l’homme.

À l’opposé, on trouve des pays tels que la Chine, qui s’en servent comme d’un instrument politique pour éliminer les dissidents, et qui l’appliquent généralement de manière disproportionnée. À côté de cela, il y a des pays ou des territoires tels que l’Iran, l’Irak, l’Arabie Saoudite, le Yémen ou la bande de Gaza qui appliquent la sharia. Là‑bas, la peine capitale a aussi pour but de juguler l’expression des convictions religieuses ou philosophiques ou de maintenir une morale sexuelle discriminatoire.

Il y a lieu de nuancer ces différentes applications de la peine capitale. Il est intellectuellement malhonnête de mettre sur un pied d’égalité les États‑Unis avec des pays tels que la Chine, l’Iran, l’Irak ou l’Arabie saoudite. Je reconnais qu’aux États‑Unis, quelqu’un comme Michelle Martin ne pourrait plus aller se faire coiffer à Knokke‑le‑Zoute. De même, les victimes et les proches des victimes d’Horion, de Dutroux ou d’András Pándy ne seraient plus confrontés au bout de quelques années à la possible libération, sur la base de la législation fédérale, de ces tueurs en série.

La peine de mort appliquée aux tueurs en série, aux assassins d’enfants ou aux terroristes, comme c’est le cas aux États‑Unis, est d’un tout autre ordre que lorsqu’elle sert à liquider des opposants politiques ou des pratiquants d’une autre religion, des femmes adultères ou des homosexuels.

Sans doute la majorité de notre opinion publique approuve‑t‑elle la peine capitale telle qu’elle est appliquée aux États‑Unis.

Un intervenant précédent estime que la peine de mort est inhumaine parce qu’elle est appliquée de manière disproportionnée. Je me demande si les victimes de Dutroux et consorts, ainsi que les membres de leur famille, sont du même avis. C’est pourtant dans cette optique qu’aux États‑Unis, la majorité de la population et le pouvoir législatif considèrent la peine de mort. Quant à savoir si les proches des victimes trouvent la peine capitale inhumaine, la question reste posée.

Il est facile de vouloir s’ériger en conscience morale de la nation et du monde entier et de donner l’impression que l’application de la peine de mort sans aucune nuance est blâmable. La résolution met en effet dans le même panier tous les pays, des États‑Unis à l’Iran en passant par la Chine.

Si les auteurs de la résolution avaient été courageux sur le plan politique, plutôt que de mettre au vote aujourd’hui une résolution inutile, ils auraient protesté en voyant leur cher Prince Philippe partir une fois de plus en mission commerciale en Chine ou M. Reynders, le ministre des Affaires étrangères, être tout sucre tout miel avec les pires des trafiquants de drogue. En tout état de cause, mon groupe ne se joindra pas au spectacle hypocrite qui nous est présenté ici pour apaiser la conscience de cette assemblée.

Pour terminer, je voudrais citer la déclaration provocante de l’ancien rédacteur en chef du Figaro : « Si on veut abolir la peine de mort, que les assassins commencent ! ».

De heer Filip Dewinter (VB). – De voorliggende resolutie is de zoveelste “goedgevoelresolutie”, waarmee ons klein land zich in Europa als een soort van moreel geweten van de wereld wil opstellen. Iedereen beseft dat de tekst op internationaal vlak heel weinig effect zal sorteren, maar we kunnen er ons geweten nogmaals mee sussen en we kunnen ons voor de zoveelste keer moreel superieur wanen ten aanzien van de rest van de wereld.

Het is uitdrukkelijk niet mijn bedoeling een discours voor of tegen de doodstraf te houden. Die discussie werd in België in 1996 al beslecht, onder meer in de Senaat, met de afschaffing van de doodstraf. Die keuze werd ook op Europees niveau gemaakt, met het zesde protocol, van 1984, en het dertiende protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Ik stel de al dan niet toepassing van de doodstraf hier dan ook niet ter discussie.

Ik kaart wel het hypocriete uitgangspunt van de resolutie aan. De indieners beroepen zich op de menselijke waardigheid om landen die voldoen aan de Europese minimumnormen, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten van Amerika, op één hoop te gooien met dictaturen en sharia‑landen, zoals China, Iran, Irak, Saoedi‑Arabië, Jemen enzovoort.

Er is uiteraard een groot verschil tussen landen als de Verenigde Staten van Amerika en communistische en religieuze dictaturen zoals China of Saoedi‑Arabië. In de Verenigde Staten wordt de doodstraf sinds 1964 alleen nog toegepast voor moord en terrorisme. De doodstraf wordt er uitgesproken – vorig jaar gebeurde dat 35 keer – door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, na een eerlijk proces dat voldoet aan alle vereisten van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Er zijn voldoende beroepsmogelijkheden voor de veroordeelden en de doodstraf wordt er uitgevoerd overeenkomstig de verschillende mensenrechtenverdragen.

In tegenstelling daarmee staan landen zoals China, waar de doodstraf een politiek instrument is om dissidenten uit te schakelen en vaak disproportioneel wordt toegepast. Daarnaast zijn er landen of gebieden zoals Iran, Irak, Saoedi‑Arabië, Jemen of Gaza, waar de sharia geldt. Daar heeft de doodstraf als doel – naast de gebruikelijke dictatoriale doelstellingen – godsdienstige of levensbeschouwelijke uitingen te beperken of een discriminerende seksuele moraal te handhaven.

Die verschillende toepassingen van de doodstraf vragen enige nuancering. Het is intellectueel oneerlijk om – zoals in deze resolutie gebeurt – landen als de Verenigde Staten van Amerika gelijk te stellen aan landen als China, Iran, Irak of Saudi‑Arabië. Ik geef toe dat in de VS iemand zoals Michelle Martin wellicht niet meer naar de kapper zou kunnen gaan in Knokke‑Zoute. Evenmin zouden de slachtoffers en de nabestaanden van slachtoffers van Horion, Dutroux of András Pándy niet om de zoveel jaar worden geconfronteerd met de mogelijke vrijlating van die seriemoordenaars op basis van de federale wetgeving.

De toepassing van de doodstraf voor seriemoordenaars, kindermoordenaars of terroristen, zoals in de VS, is van een geheel andere orde dan de toepassing van de doodstraf om politieke tegenstanders te liquideren of waarbij religieuze rechtbanken de dood bevelen van andersgelovigen, overspelige vrouwen of homoseksuelen.

Wellicht gaat ook in ons land een overgrote meerderheid van de publieke opinie akkoord met de doodstraf, zoals die in de Verenigde Staten wordt toegepast.

Volgens een vorige spreker zou de doodstraf een onmenselijke straf zijn omdat ze disproportioneel wordt toegepast. Ik weet niet of de slachtoffers van Dutroux, van András Pándy of Horion, en hun familieleden dezelfde mening zijn toegedaan. Nochtans bekijken de meerderheid van de Amerikaanse bevolking en de Amerikaanse wetgevende macht de toepassing van de doodstraf vanuit die invalshoek. In hoeverre familieleden van slachtoffers de doodstraf als onmenselijk beschouwen, blijft voor mij een open vraag.

Het is gemakkelijk om hier het morele geweten van de natie en van de hele wereld te willen vertegenwoordigen en de indruk te wekken dat iedere toepassing van de doodstraf zonder enige nuance laakbaar is. In de resolutie worden immers alle landen, van de VS over Iran tot China, over dezelfde kam geschoren.

Mochten de indieners van de resolutie politiek moedig zijn geweest, dan hadden ze vandaag geen nutteloze resolutie ter stemming voorgelegd, maar dan hadden ze vooral geprotesteerd wanneer hun dierbare prins Filip nog maar eens op handelsmissie naar China trok of wanneer minister van Buitenlandse Zaken Reynders in Saoedi‑Arabië met drugshandelaars van de ergste soort zoete broodjes ging bakken. Aan het hypocriete toneeltje dat hier wordt opgevoerd om het geweten van deze assemblee te sussen, doet mijn fractie in geen geval mee.

Tot slot wil ik nog een uitdagende gedachte meegeven van de voormalige hoofdredacteur van de rechts‑conservatieve Franse krant Le Figaro. Hij zei: “Si on veut abolir la peine de mort, que les assassins commencent !” Vrij vertaald klinkt dat: “Als men de doodstraf wil afschaffen, dat de gangsters, de criminelen en de moordenaars er als eersten mee ophouden!”

(M. Willy Demeyer, vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: de heer Willy Demeyer, ondervoorzitter.)

M. Bert Anciaux (sp.a). – C’est dans une large mesure à Mme Matz que revient le mérite de la présente résolution et je la remercie de m’avoir donné la possibilité d’en être coauteur.

J’ai cosigné la proposition en pleine conscience, estimant que la peine de mort constitue le châtiment le plus cruel, le plus inhumain et le plus dégradant qui soit, ainsi que le décrit Amnesty international. Je trouverais totalement inconvenant d’aller dire à d’autres, partant d’un sentiment de supériorité ou par prétention, quelle est la voie à suivre, où est la vérité et ce qu’est la vie. D’autres, bien plus intelligents, le feraient beaucoup mieux que moi.

En politique, nous devons toutefois essayer de suivre nos convictions. Dans cette optique, je conçois qu’il est facile de mener un combat contre la peine de mort à partir d’une démocratie. Notre pays a d’ailleurs joué un rôle de pionnier sur ce plan.

La lutte contre la peine capitale requiert une action correcte mais nuancée à l’encontre de tous les pays qui autorisent encore ce châtiment. Je ne mettrai pas sur un pied d’égalité les États‑Unis, la Chine ou l’Arabie saoudite. Même si les États‑Unis sont une démocratie, on y trouve des fondamentalistes, un courant auquel je n’adhère pas. J’estime que la peine capitale souille le blason des États‑Unis mais il y a bien une différence avec la Chine ou l’Arabie saoudite.

Partout et toujours, j’ai souligné le caractère hypocrite de nos liens économiques et politiques avec un régime tel que le régime saoudien. Le fait que nous continuions à subordonner nos convictions morales à des intérêts économiques et financiers témoigne d’un très mauvais goût. Quant à la Chine, je ne pense pas qu’il y ait parmi nous beaucoup de collègues à qui l’on a refusé deux fois d’entrer en Chine pour avoir fait des déclarations explicites sur la démocratie et les droits de l’homme au Tibet.

Sur le plan éthique, on ne peut qu’être favorable à l’abolition de la peine de mort. Même si je suis croyant, ma foi ne dicte pas tous mes actes. Le dixième commandement dit : « Tu ne tueras point » mais il n’est pas décisif pour moi. Je suis aussi conscient que tout homme est faillible et qu’un système juridique peut commettre des erreurs. Cependant, l’application de la peine de mort ne permet jamais de revenir. Trop d’innocents furent un jour exécutés.

Même si l’abolition de la peine de mort permettait de sauver ne fût‑ce qu’une vie, ce serait un argument pour la combattre à l’échelon international. Qui plus est, dans aucun cas, un homme n’a le droit d’ôter la vie d’un de ses semblables. Je me réjouis que d’autres, dans notre société, partagent ma conviction. Je suis cependant conscient qu’une résolution réclamant une abolition universelle de la peine de mort ne sera pas suffisante pour engranger de véritables résultats. Cependant, le respect d’un certain nombre de principes et de valeurs, y compris en politique, ne peut pas faire de tort. Dans cette optique, je me réjouis que nous attirions l’attention du gouvernement sur le fait qu’il doit systématiquement œuvrer en faveur de l’abolition la peine de mort, y compris chez nos alliés. En tant que petit pays, nous pouvons faire comprendre aux États‑Unis qu’ils font une erreur en maintenant ce châtiment. La plupart de leurs États l’ont d’ailleurs déjà aboli. Peut‑être notre résolution pourra‑t‑elle faire en sorte que la minorité d’États qui l’appliquent encore y renoncent.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het is in grote mate de verdienste van mevrouw Matz dat de resolutie hier voorligt en ik dank haar omdat ze me de mogelijkheid heeft gegeven ze mee in te dienen.

Ik heb het voorstel in volle overtuiging mee ondertekend omdat de doodstraf de wreedste, onmenselijkste en meest vernederende van alle straffen is, zoals Amnesty International het omschrijft. Ik zou het hoogst ongepast vinden dat ik vanuit een gevoel van superioriteit of uit pretentie aan anderen zou gaan zeggen wat de weg, de waarheid en het leven is. Er zijn veel slimmere mensen dan ikzelf die daartoe beter in staat zijn.

In de politiek moet men echter zijn overtuiging proberen te volgen. In die zin ben ik het er zelfs mee eens dat het vanuit onze democratie gemakkelijk is om een strijd te voeren tegen de doodstraf. Ons land heeft op dat vlak overigens een voortrekkersrol gespeeld.

De strijd tegen de doodstraf vereist een correct, maar genuanceerd optreden tegen al de landen die de doodstraf nog toestaan. Ik zal de Verenigde Staten op dat vlak niet gelijkstellen met China of met Saudi‑Arabië. De Verenigde Staten zijn een democratie, maar bij een aantal zaken in dat land heb ik veel vragen. Ook daar is er godsdienstfundamentalisme en daar ben ik geen voorstander van. De doodstraf vind ik eveneens een grote smet op het blazoen van de Verenigde Staten, maar ik zie wel het verschil met China of Saudi‑Arabië.

In de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen maar ook elders heb ik steeds duidelijk gemaakt dat onze economische en politieke banden met een regime zoals dat van Saudi‑Arabië van hypocrisie getuigen. Het getuigt van veel wansmaak dat we onze morele overtuiging nog altijd ondergeschikt maken aan economische en financiële belangen. En wat China betreft denk ik niet dat hier veel collega’s zijn wie het reeds twee keer geweigerd werd om China binnen te komen wegens duidelijke uitspraken over democratie en mensenrechten in Tibet.

Ethisch gezien kan een mens alleen maar voor de afschaffing van de doodstraf zijn. Ik ben gelovig, maar het geloof bepaalt niet alles wat ik doe. “Gij zult niet doden” zegt het tiende gebod, maar dat is niet allesbepalend voor mij. Ik besef ook dat de mens geregeld faalt en dat een rechtssysteem in de fout kan gaan. Op de uitvoering van de doodstraf kan echter nooit worden teruggekomen. Het aantal mensen dat ooit ten onrechte ter dood werd veroordeeld en ter dood werd gebracht is onaanvaardbaar hoog.

Ook al kunnen we met de afschaffing van de doodstraf maar van één onschuldige het leven redden, dan is dat toch een argument om internationaal mee de strijd te voeren tegen de doodstraf. Een mens heeft bovendien niet het recht om een ander mens het leven te ontnemen, in geen enkel geval. Dat is mijn persoonlijke overtuiging. Ik ben blij dat nog meer mensen in onze samenleving daar ook van overtuigd zijn. Ik besef echter zoals zonder twijfel ook mevrouw Matz, dat een resolutie waarmee België krachtdadig pleit voor een universele afschaffing van de doodstraf op zich niet voldoende is om werkelijk resultaat te boeken. Het kan echter geen kwaad om een aantal principes en waarden, ook in de politiek hoog in het vaandel te voeren. In die zin ben ik blij dat wij de regering erop wijzen dat ze van de afschaffing van de doodstraf systematisch haar werk moet maken, ook bij bondgenoten. Ook ten opzichte van de Verenigde Staten kunnen wij als klein land een rol spelen door ze duidelijk te maken dat het fout is om vast te houden aan de doodstraf. In de VS zijn er trouwens al heel wat staten die de doodstraf hebben afgeschaft. Eigenlijk is het maar een kleine minderheid die dat niet gedaan heeft, en misschien kunnen we met de resolutie ook in die staten de doodstraf afschaffen.

M. Richard Miller (MR). – Je remercie nos collègues d’avoir déposé et porté cette proposition de résolution visant à intensifier l’action de la Belgique en vue de l’abolition universelle de la peine de mort.

Ce texte est particulièrement important à mes yeux et je vais essayer de l’expliciter très brièvement. Nous en avons d’ailleurs entendu la démonstration a contrario lors de l’ouverture de ce débat avec l’intervention du Vlaams Belang.

Je crois réellement que l’abolition de la peine de mort est une condition sine qua non de la démocratie. C’est une caractéristique de la démocratie, telle qu’elle est née sur le sol européen à une certaine époque, qui ne se rencontre pas de façon universelle ou dans d’autres types de civilisation.

J’insiste sur l’historicité de cette affirmation de la démocratie à travers l’abolition de la peine de mort. La démocratie européenne est née sur le territoire d’une Europe déchirée par des guerres de religion. Comme notre collègue Bert Anciaux vient d’y faire allusion, même le fond judéo‑chrétien sur lequel est née la démocratie européenne n’a pas été en mesure de dépasser l’application de peines de mort.

Le sixième commandement du Décalogue n’a jamais été observé avant l’existence de la démocratie. À peine le Décalogue a‑t‑il été remis à Moïse que le sixième commandement est passé à la trappe. Le livre de l’Exode énonce toute une série de cas dans lesquels il faut tuer les gens. Si le texte biblique vétérotestamentaire énonce clairement « tu ne tueras point », il donne aussi aux pages suivantes la liste de tous ceux qui doivent être tués.

Je ne veux pas pointer du doigt la religion chrétienne, mais je tiens à rappeler que, sur le fond de ce passé judéo‑chrétien, la démocratie a pu prendre forme et se développer, et elle l’a fait en abolissant la peine de mort.

Je le répète, c’est une condition sine qua non de la démocratie, à laquelle je suis très attaché. Je voterai donc avec enthousiasme en faveur de cette résolution.

De heer Richard Miller (MR). – Ik dank de collega’s die dit voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf hebben ingediend en gesteund.

Ik zal bondig toelichten waarom de tekst mijns inziens zeer belangrijk is. Het Vlaams Belang heeft bij het begin van de bespreking het omgekeerde proberen aan te tonen.

Ik geloof echt dat de afschaffing van de doodstraf een conditio sine qua non is voor de democratie. Het is een kenmerk van de democratie, zoals die ooit in Europa is ontstaan, en die niet universeel of in andere beschavingsvormen wordt gevolgd.

Ik leg de nadruk op de historiciteit van de bevestiging van de democratie doorheen de afschaffing van de doodstraf. De Europese democratie is ontstaan in een Europa dat door godsdienstoorlogen was verscheurd. Zoals de heer Anciaux al zei, was zelfs de joods‑christelijke traditie waaruit de Europese democratie is ontstaan, niet bij machte zich van de toepassing van de doodstraf te ontdoen.

Het zesde van de tien geboden werd vóór het ontstaan van de democratie nooit nageleefd. De tien geboden waren nog maar net aan Mozes overhandigd of het zesde gebod sneuvelde al. Het boek Exodus somt een hele reeks gevallen op waarin mensen moeten worden gedood. In het Oude Testament staat duidelijk: “Gij zult niet doden”, maar op de volgende bladzijden staat de lijst met wie moet worden gedood.

Ik wil er toch op wijzen dat de democratie op die joods‑christelijke grondslag is kunnen ontstaan en zich heeft kunnen ontwikkelen. Ze heeft in dat proces de doodstraf afgeschaft.

Het is een conditio sine qua non voor de democratie, waaraan ik zeer ben gehecht. Ik zal het voorstel van resolutie dan ook met veel enthousiasme goedkeuren.

M. Jurgen Ceder (Indépendant). – Le débat ne porte pas sur le fait de savoir si la peine capitale est utile ou moralement acceptable. J’espère que le Sénat appréciera la nuance. La question est de savoir si nous devons imposer notre point de vue non seulement à des républiques bananières mais aussi à des sociétés libres, démocratiques, respectueuses des droits de l’homme et disposant de leurs propres moyens légitimes pour se forger une opinion. Je vise bien entendu les États‑Unis. Je pense que si les Américains veulent abolir la peine de mort, ils en décideront eux‑mêmes. Ils sont suffisamment grands, intelligents et démocrates pour cela. C’est du reste chez eux qu’est né le concept des droits de l’homme. Je ne pense pas qu’il nous appartienne – cela témoignerait d’ailleurs d’un sentiment de supériorité – d’imposer notre point de vue aux États‑Unis.

De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). – Het debat gaat niet over de vraag of de doodstraf nuttig of moreel toelaatbaar is. Ik hoop dat de Senaat de nuance op prijs stelt. Het debat gaat over de vraag of wij onze opinie moeten opdringen, niet alleen aan bananenrepublieken, maar ook aan vrije, democratische samenlevingen die de mensenrechten respecteren en die zelf over de geëigende en legitieme middelen beschikken om zich een mening te vormen. Ik heb het dan uiteraard over de Verenigde Staten van Amerika. Ik denk dat als de Amerikanen de doodstraf willen afschaffen, ze daar zelf wel over zullen beslissen. Ze zijn daarvoor groot, verstandig en democratisch genoeg. Het is ten slotte het Amerikaanse volk dat het begrip mensenrechten heeft uitgevonden. Ik denk niet dat het ons toekomt en dat het van moreel superioriteitsgevoel getuigt dat wij onze mening dienaangaande aan de Verenigde Staten van Amerika zouden willen opdringen.

M. Johan Verstreken (CD&V). – Je dois contredire l’intervenant précédent. Comme M. Anciaux, je pense que nous devons essayer d’obtenir l’abolition de la peine de mort, même si nous ne sommes qu’un petit pays.

Un argument couramment utilisé en faveur de la peine de mort est qu’elle est bien plus effrayante que les autres peines et qu’elle aurait donc un effet dissuasif. Plusieurs études démontrent cependant l’absence de lien entre la peine capitale et le nombre de crimes. D’autres arguments en faveur de la peine capitale ne tiennent pas non plus la route. Énormément de personnes furent jadis condamnées à tort parce que la justice avait failli.

Si l’abolition de la peine de mort permettait de sauver ne fût‑ce qu’une vie, ce serait déjà une avancée. La résolution offre toutefois tant de possibilités pour parvenir à une abolition de cette peine que nous la soutiendrons volontiers.

De heer Johan Verstreken (CD&V). – Ik moet de vorige spreker tegenspreken. Zoals collega Anciaux meen ik dat we het moeten proberen om de doodstraf afgeschaft te krijgen, zelfs al zijn we maar een klein land.

Een veel gebruikt argument pro doodstraf is dat ze veel afschrikwekkender is dan enige andere straf en dus een preventieve werking heeft tegen criminaliteit. Verschillende onderzoeken tonen echter aan dat er geen verband is tussen de doodstraf en het aantal ernstige misdrijven. Ook andere argumenten pro doodstraf houden geen steek. In het verleden werden al ontelbare mensen ten onrechte veroordeeld omdat het gerecht gefaald had, zoals nadien bleek.

Als we met de afschaffing van de doodstraf maar één mensenleven kunnen redden, is dat al een stap voorwaarts. De resolutie biedt echter zoveel mogelijkheden om tot een afschaffing van die straf te komen, dat we de resolutie graag willen steunen.

M. Filip Dewinter (VB). – Permettez‑moi de répliquer brièvement. Je voudrais dire aux collègues du CD&V que l’argument selon lequel la peine de mort n’a aucun effet dissuasif n’est pas correct. C’est vrai pour des criminels récidivistes comme Dutroux mais pas pour les auteurs d’autres formes de criminalité.

Les précédents intervenants ont souligné les erreurs judiciaires aux États‑Unis. Ils font manifestement preuve de beaucoup d’empathie pour les personnes condamnées à mort mais pas pour les victimes.

Ils oublient le droit de rétorsion, non seulement de la famille des victimes mais aussi de la société. Les faits abominables commis par Horion, Dutroux ou Pándy sont évidents et la seule rétorsion équitable pour la société est la peine de mort. Je parle ici à titre personnel et non au nom de mon parti.

Je déplore particulièrement que M. Miller assimile la peine de mort à l’absence de sens démocratique. Évaluer la valeur démocratique d’un État en fonction de l’application ou non de la peine de mort est pervers. Ce n’est pas parce que les États‑Unis appliquent la peine de mort que le pays n’est pas démocratique. Je suis d’ailleurs convaincu qu’en matière de démocratie, nous avons beaucoup à apprendre des États‑Unis et je regrette que certains affichent notre « supériorité » à l’égard d’une grande démocratie comme les États‑Unis.

Refuser la peine de mort pour des principes religieux, comme le fait M. Anciaux, n’a aucun sens.

De heer Filip Dewinter (VB). – Sta me toe even te repliceren. Ik wil de collega’s van CD&V erop wijzen dat het argument dat de doodstraf geen afschrikkend effect zou hebben, niet klopt. Voor recidiverende misdadigers van het type Dutroux heeft de doodstraf geen afschrikkend effect, maar voor plegers van andere vormen van criminaliteit wel.

De vorige sprekers verwijzen naar gerechtelijke dwalingen, waardoor in de Verenigde Staten soms iemand ten onrechte ter dood wordt veroordeeld. Ze hebben wel veel begrip voor wie tot de doodstraf wordt veroordeeld, maar blijkbaar weinig voor de slachtoffers.

Ze vergeten meteen ook dat er een recht op vergelding bestaat, niet alleen voor de familie van de slachtoffers, maar eveneens voor de maatschappij. Bij mensen als Horion, Dutroux of Pándy is het duidelijk welke vreselijke feiten ze hebben gepleegd. De enige voor de maatschappij rechtvaardige vergelding voor hen is de doodstraf. Ik zeg dat in eigen naam en niet namens mijn partij.

Ik vind het bijzonder pijnlijk dat de heer Miller de doodstraf gelijkschakelt met het ontbreken van een democratische geaardheid. Het democratische gehalte van een staat gelijkschakelen met de vraag of ze de doodstraf kent, is pervers en de vergelijking slaat nergens op. Het is niet omdat de Verenigde Staten de doodstraf toepassen dat het land niet democratisch zou zijn. Ik ben er trouwens van overtuigd dat we op het vlak van de democratie nog veel lessen kunnen leren van de Verenigde Staten. Ik vind het dan ook pijnlijk dat sommigen onze “superioriteit” laten blijken ten overstaan van een grote democratie zoals de Verenigde Staten.

De doodstraf afwijzen op basis van religieuze principes, zoals de heer Anciaux doet, slaat nergens op.

M. Bert Anciaux (sp.a). – J’ai précisément dit le contraire. J’ai dit que ces principes n’étaient pas déterminants.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb precies het tegenovergestelde gezegd. Ik heb die principes niet bepalend genoemd.

M. Filip Dewinter (VB). – Vous avez affirmé que le droit à la vie devait être garanti à tout prix.

De heer Filip Dewinter (VB). – U zei dat het recht op leven te allen prijze moet worden gegarandeerd.

M. Bert Anciaux (sp.a). – C’est en effet ma conviction.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Dat is inderdaad mijn overtuiging.

M. Filip Dewinter (VB). – Cette conviction n’est pas déterminante dans ce débat. Il ne peut s’agir d’un critère permettant d’affirmer que la Belgique est un État démocratique et que d’autres États ne sont pas démocratiques parce qu’ils appliquent la peine de mort. Mettre les États‑Unis dans le même sac que des pays religieux et dictatoriaux est excessif et décrédibilise totalement cette proposition de résolution. Ses partisans devraient avoir le courage de nuancer et de reconnaître que l’application de la peine de mort dans un pays démocratique comme les États‑Unis est d’un tout autre ordre que dans des dictatures religieuses et communistes comme l’Arabie saoudite, le Yémen, l’Iran ou la Chine.

Tant qu’ils n’auront pas ce courage, cette proposition de résolution sera inutile. Comme ils s’obstinent dans leur travers, nous nous abstiendrons.

De heer Filip Dewinter (VB). – Die overtuiging mag niet bepalend zijn in dit debat. Ze mag geen criterium zijn om België als een democratisch land te bestempelen en andere landen als ondemocratisch te beschouwen omdat ze de doodstraf toepassen. Dat de Verenigde Staten door sommigen over dezelfde kam worden geschoren als religieuze en dictatoriale landen is meer dan een brug te ver en maakt dit voorstel van resolutie totaal ongeloofwaardig. De voorstanders zouden de moed moeten hebben om nuances aan te brengen en te durven erkennen dat de toepassing van de doodstraf in een volstrekt democratisch land als de Verenigde Staten van een totaal andere orde is dan de toepassing in religieuze en communistische dictaturen, zoals Saoedi‑Arabië, Jemen, Iran of China.

Zolang die moed niet wordt opgebracht, is dit voorstel van resolutie nutteloos. Omdat de voorstanders echter in de boosheid volharden, zullen wij ons onthouden.

M. Johan Verstreken (CD&V). – Je suis catégoriquement opposé au principe « œil pour œil, dent pour dent ». Ce principe n’a pas sa place dans une démocratie. Notre pays doit œuvrer à la défense des droits universels de l’homme, partout dans le monde. C’est en faveur de ces droits universels qu’Amnesty International réclame le respect du droit international dont font partie les protocoles des Nations Unies et du Conseil de l’Europe interdisant la peine de mort.

De heer Johan Verstreken (CD&V). – Ik houd het veel democratischer dan de vorige spreker, want ik ben absoluut tegen het principe van “oog om oog, tand om tand”. In een democratie moet het anders toegaan. Ons land moet zich inzetten voor de universele rechten van de mens, waar ook ter wereld. Daarom vraagt Amnesty International het internationaal recht na te leven en daartoe behoren ook de protocollen van de Verenigde Naties en de Raad van Europa die doodstraf verbieden.

M. Richard Miller (MR). – Le représentant du Vlaams Belang estime que ce texte doit être jeté à la poubelle. Cela ne nous surprend pas.

Plusieurs intervenants ont dit à quel point cette résolution s’inscrivait dans l’esprit de la démocratie. Je suis allé jusqu’à dire que l’abolition de la peine de mort était à mes yeux une condition sine qua non de la démocratie. Il est donc tout à fait normal que des non‑démocrates s’expriment de cette façon.

Concernant les États‑Unis, je reprendrai l’excellente formule de notre collègue Bert Anciaux : il n’est pas question de considérer les États‑Unis comme un pays non démocratique, mais le fait que la peine de mort soit encore d’actualité dans certains États – j’ai pris connaissance aujourd’hui même d’informations en ce sens – entache la démocratie américaine.

De heer Richard Miller (MR). – De vertegenwoordiger van het Vlaams Belang meent – weinig verrassend – dat de tekst in de vuilnisbak moet worden gegooid.

Meerdere sprekers hebben aangegeven hoezeer de tekst aansluit bij de geest van de democratie. Ik heb zelfs gezegd dat de afschaffing van de doodstraf een conditio sine qua non is voor de democratie. Het is dus volstrekt normaal dat de niet‑democraten zich op die manier uitlaten.

Wat de Verenigde Staten betreft heeft de heer Anciaux het voortreffelijk verwoord: het gaat er niet om de VS als een ondemocratisch land te beschouwen, maar het feit dat de doodstraf in sommige staten nog altijd wordt uitgevoerd, werpt een smet op de Amerikaanse democratie.

M. Jurgen Ceder (Indépendant). – M. Verstreken fait référence au Conseil de l’Europe qui considère la peine de mort comme contraire aux droits de l’Homme. Le Conseil de l’Europe considère cependant qu’une exception est possible pour les faits qui sont commis en période de guerre. On peut dire qu’il s’agit là d’un détail. Mais au cours du siècle dernier, la Belgique a quand même fait procéder à 243 exécutions dont 242 étaient liées à des faits commis en temps de guerre. La résolution aurait aussi pu être adaptée sur ce point.

De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). – De heer Verstreken verwijst naar de Raad van Europa, die de doodstraf beschouwt als strijdig met de mensenrechten. Maar niettemin is volgens de Raad een uitzondering mogelijk voor feiten die in oorlogstijd zijn gepleegd. Men kan zeggen dat het maar om een detail gaat. Toch heeft België tijdens de vorige eeuw 243 executies laten voltrekken waarvan er 242 betrekking hadden op feiten in oorlogstijd. De resolutie had ook op dat vlak een aanpassing kunnen vragen.

M. Johan Verstreken (CD&V). – Des erreurs ont en effet aussi été commises dans notre pays lors de la sanction de faits commis pendant la guerre. C’est entre autres pour cette raison que la Belgique a aboli la peine de mort. La résolution demeure quoi qu’il en soit une bonne chose si l’on veut éviter de telles erreurs à l’avenir.

De heer Johan Verstreken (CD&V). – Er zijn inderdaad, ook in ons land, fouten begaan bij de bestraffing van feiten in oorlogstijd gepleegd. Onder meer om die reden heeft België de doodstraf afgeschaft. De resolutie blijft hoe dan ook een goede zaak om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen.

M. Philippe Moureaux (PS). – Je suis partisan de la résolution. Je suis également tout à fait opposé à la peine de mort. On confond toutefois quelque peu démocratie et abolition de la peine de mort. Cette abolition se justifie pour des raisons morales et à cause de son côté irrémédiable. Or, dans une démocratie, le peuple est maître de son destin. S’il veut pratiquer la peine de mort, je le regretterai et je le combattrai. Il reste cependant maître de ses décisions.

Bien entendu, les résolutions de ce type sont intéressantes. Je les soutiens toujours, en connaissant toutefois leur caractère dérisoire par rapport aux réalités du monde. On a parlé des États‑Unis, qualifiés de pays démocratique, même si je n’en suis pas totalement certain. Que penser en effet de l’exécution, pratiquée sur simple ordre de l’autorité politique, de personnes résidant dans d’autres pays que les États‑Unis ? En général, on exécute alors non seulement la personne que l’autorité politique a condamnée sans aucune procédure judiciaire mais aussi toute sa famille. Personne n’en parle toutefois puisque c’est, paraît‑il, la plus grande démocratie du monde qui se livre à cette pratique.

Je voterai donc cette résolution, sans toutefois perdre de vue toute l’hypocrisie qui l’accompagne et dont font preuve nombre de nos collègues.

De heer Philippe Moureaux (PS). – Ik ben voorstander van de resolutie. Ik ben ook tegen de doodstraf. Sommigen maken in zekere zin een amalgaam van democratie en de afschaffing van de doodstraf. De doodstraf moet worden afgeschaft om morele redenen en omdat ze onherstelbaar is. In een democratie is het volk echter meester van zijn lot. Als het de doodstraf wil toepassen, dan zal ik dat betreuren en bestrijden, maar het volk beslist soeverein.

Resoluties zoals de voorliggende tekst zijn interessant. Ik steun ze altijd, ook al staan ze soms veraf van de realiteit in de wereld. Er is gesproken over de Verenigde Staten. Dat land werd als democratisch bestempeld, ook al ben ik daar niet zo zeker van. Wat te denken van de executie, op eenvoudig bevel van de Amerikaanse politieke overheid, van personen die in andere landen dan de VS wonen? Meestal wordt daarbij niet alleen de persoon geëxecuteerd die de politieke overheid zonder enige vorm van proces heeft veroordeeld, maar ook zijn hele gezin. Niemand spreekt daar echter over omdat net de grootste democratie ter wereld zich aan die praktijk bezondigt.

Ik zal de resolutie goedkeuren, zonder daarbij de hypocrisie uit het oog verliezen die ermee gepaard gaat en waarvan heel wat collega’s blijk geven.

M. Richard Miller (MR). – Je voudrais dire à M. Moureaux que je n’ai pas associé l’abolition de la peine de mort à la démocratie. J’ai par contre insisté sur le fait que l’abolition de la peine de mort est née sur le territoire européen, avec un type de démocratie tel que nous le connaissons. J’ai voulu être respectueux de l’avis politique de chacun. J’aurais pu utiliser une formule qui ne veut rien dire telle que « Au sens large », mais je pense que c’est une démocratie dotée d’un fonctionnement parlementaire et libéral qui permet d’abolir la peine de mort. Je ne me suis donc pas référé à d’autres types de démocratie, y compris de type populaire.

Par ailleurs, je considère, comme M. Anciaux, que la démocratie américaine n’est pas exempte de taches.

De heer Richard Miller (MR). – Ik wil tegen de heer Moureaux zeggen dat ik nooit de link heb gemaakt tussen de afschaffing van de doodstraf en de democratie. Ik heb er daarentegen wel de nadruk op gelegd dat de afschaffing van de doodstraf in Europa is ontstaan, samen met een vorm van democratie zoals wij die nu kennen. Ik wou respect opbrengen voor eenieders politieke mening. Ik had een betekenisloze formule kunnen gebruiken zoals “in brede zin”. Ik meen echter dat een parlementaire en liberale democratie de afschaffing van de democratie mogelijk maakt. Ik heb dan ook niet verwezen naar andere vormen van democratieën, met inbegrip van de volksdemocratieën.

Ik ben het overigens eens met de heer Anciaux dat de Amerikaanse democratie niet zonder smet is.

M. Filip Dewinter (VB). – Je voudrais réagir au reproche d’hypocrisie que M. Moureaux nous a adressé car, finalement, selon moi, ceux qui proposent la résolution aujourd’hui sont hypocrites. Il est évidemment facile d’adopter de telles résolutions en étant confortablement assis dans les fauteuils du Sénat. Mais n’est‑il pas beaucoup plus simple de faire comprendre au prince Philippe que, désormais, il ne peut plus mener de missions commerciales de politiques et hommes d’affaires dans la Chine dictatoriale et communiste ? Il n’a aucun message à délivrer dans ce pays et ferait donc mieux de rester chez lui.

Ne serait‑il pas aussi plus efficace de transmettre le même message au ministre Reynders ? Voici quelques semaines, il n’a pas craint de faire des affaires avec un cheik qui organise le trafic de drogue.

D’un côté, M. Moureaux fait la leçon aux États‑Unis mais, d’un autre côté, il trouve que le peuple est souverain. Il peut éventuellement tenter l’expérience et faire organiser un referendum dans notre pays sur la peine de mort. Il serait stupéfait de voir le nombre de citoyens qui choisiraient la peine de mort pour les tueurs en série, les assassins d’enfants et les terroristes, telle qu’elle est appliquée aux États‑Unis. La base sociale et démocratique en faveur de la peine de mort pourrait se révéler beaucoup plus large que pour les principes moraux qu’il prône du haut de sa tour d’ivoire.

De heer Filip Dewinter (VB). – Ik wil reageren op het verwijt van hypocrisie dat collega Moureaux ons heeft toegeslingerd, want volgens mij zijn diegenen die de resolutie vandaag voorstellen, uiteindelijk hypocriet. Het is natuurlijk gemakkelijk dergelijke resoluties goed te keuren in de pluchen zetels van de Senaat. Maar is het niet veel eenvoudiger om aan prins Filip duidelijk te maken dat hij voortaan geen handelsmissies van politici en zakenmensen meer kan leiden naar het dictatoriale en communistische China? Hij heeft in dat land geen boodschap te verkondigen en zou dus beter thuis blijven.

Is het niet ook niet efficiënter dezelfde boodschap over te brengen aan minister Reynders? Hij is er een paar weken geleden niet voor teruggeschrokken zaken te doen met een sjeik die de drugshandel organiseert.

De heer Moureaux spelt aan de ene kant de Verenigde Staten de les, maar vindt aan de andere kant dat het volk soeverein is. Misschien kan hij de proef op de som nemen en in ons land een referendum laten organiseren over de doodstraf. Hij zou versteld staan van het aantal burgers dat zou kiezen voor de invoering van de doodstraf voor seriemoordenaars, kindermoordenaars of terroristen, zoals die in de Verenigde Staten wordt toegepast. Het democratische en maatschappelijke draagvlak voor de doodstraf zou weleens veel groter kunnen zijn dan voor de morele principes die hij vanuit zijn ivoren toren predikt.

  La discussion est close.

  De bespreking is gesloten.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

  De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.

(La séance, suspendue à 16 h 55, est reprise à 17 h 05.)

(De vergadering wordt geschorst om 16.55 uur. Ze wordt hervat om 17.05 uur.)

(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

Votes

Stemmingen

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Proposition de loi visant à modifier l’article 433quinquies du Code pénal afin d’étendre la définition de la traite des êtres humains à l’exploitation sexuelle (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5‑711)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting (van de heren Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5‑711)

Vote no 1

Stemming 1

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

  La proposition de loi est adoptée à l’unanimité.

  Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

  Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.

  Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

  À la suite de ce vote, la proposition de loi élargissant et précisant le dol spécial de l’exploitation sexuelle en matière de traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1245) devient sans objet.

  Ten gevolge van deze stemming vervalt het wetsvoorstel tot uitbreiding en verduidelijking van het bijzonder opzet “seksuele uitbuiting” inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1245)

Proposition de loi visant à étendre le dol spécial en ce qui concerne le prélèvement ou le fait de permettre le prélèvement d’organes ou de tissus dans le cadre de la traite des êtres humains (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1214)

Wetsvoorstel met het oog op het uitbreiden van het bijzonder opzet van het (laten) wegnemen van organen of weefsels inzake mensenhandel (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1214)

Vote no 2

Stemming 2

Présents : 60
Pour : 60
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 60
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

  La proposition de loi est adoptée à l’unanimité.

  Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

  Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.

  Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Proposition de loi modifiant l’article 433decies du Code pénal en vue de préciser la situation particulièrement vulnérable de la victime d’un marchand de sommeil (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑1217)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433decies van het Strafwetboek ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑1217)

Vote no 3

Stemming 3

Présents : 61
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

  La proposition de loi est adoptée à l’unanimité.

  Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

  Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.

  Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Proposition de résolution visant à intensifier l’action de la Belgique en vue de l’abolition universelle de la peine de mort (de Mme Vanessa Matz et M. Bert Anciaux ; Doc. 5‑456)

Voorstel van resolutie betreffende een krachtdadiger optreden van België met het oog op de universele afschaffing van de doodstraf (van mevrouw Vanessa Matz en de heer Bert Anciaux; Stuk 5‑456)

Vote no 4

Stemming 4

Présents : 61
Pour : 56
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 61
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

  La résolution est adoptée. Elle sera transmise au premier ministre et au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes.

  De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken.

Proposition de résolution pour le soutien aux cinéastes iraniens Jafar Panahi et Mohammad Rasoulof (de M. Richard Miller ; Doc. 5‑1038)

Voorstel van resolutie ter ondersteuning van de Iraanse cineasten Jafar Panahi en Mohammad Rasoulof (van de heer Richard Miller; Stuk 5‑1038)

Vote no 5

Stemming 5

Présents : 64
Pour : 64
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

  La résolution est adoptée à l’unanimité. Elle sera transmise au premier ministre et au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes.

  De resolutie is eenparig aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken.

(La séance, suspendue à 17 h 10, est reprise à 17 h 15.)

(De vergadering wordt geschorst om 17.10 uur. Ze wordt hervat om 17.15 uur.)

Questions orales

Mondelinge vragen

Question orale de Mme Caroline Désir à la ministre de la Justice sur «les récentes déclarations du procureur du Roi d’Anvers» (no 5‑787)

Mondelinge vraag van mevrouw Caroline Désir aan de minister van Justitie over «de recente verklaringen van de Antwerpse procureur des Konings» (nr. 5‑787)

Question orale de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur «les déclarations publiques d’un procureur» (no 5‑789)

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de publieke uitspraken van een procureur» (nr. 5‑789)

Mme la présidente. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

De voorzitster. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

Mme Caroline Désir (PS). – Les propos du procureur du Roi d’Anvers Herman Dams repris dans De Standaard ce week‑end ont suscité la polémique. Le point de départ de celle‑ci a été l’opération Patsers, qui a pour objectif de contrôler davantage les jeunes gens, sans emploi ou revenus, roulant au volant de voitures coûteuses et de rechercher comment celles‑ci ont été financées. Si au cours de l’enquête, le jeune en question ne peut prouver qu’il a bien payé sa voiture légalement, le véhicule peut être saisi par le parquet aussi longtemps que dure l’enquête. Ce type de contrôle vise principalement certains quartiers comme Borgerhout, où vit une importante communauté d’origine étrangère.

Pour ce faire, le procureur du Roi encourage par ailleurs les citoyens à signaler ce genre de cas à la police. D’une manière plus générale, le procureur estime que les citoyens doivent aider la police dans la lutte contre certaines formes de criminalité. Il plaide pour un retour à plus de contrôle social et cite l’exemple du citoyen qui verrait une camionnette avec une plaque étrangère et devrait appeler la police pour le signaler.

Enfin il estime que la Justice doit investir davantage dans la lutte contre la petite criminalité, qui désunit la société. Selon ses propos, « lorsqu’on interroge la population sur ce qui la dérange le plus, personne ne place en tête de liste la criminalité en col blanc ou le trafic international de drogue ».

Madame la ministre, cette interview a suscité plusieurs réactions indignées. Vous avez pour votre part affirmé que l’approche du parquet d’Anvers était en accord complet avec le plan national de sécurité.

Pourtant, madame la ministre, la lutte contre le trafic de drogue ainsi que la lutte contre la fraude sociale et fiscale font bien partie des dix priorités du plan national de sécurité. N’y voyez‑vous pas une contradiction avec les déclarations du procureur d’Anvers ? Ne voyez‑vous pas dans ces appels à la délation un risque de dérive inquiétant ? Ne risque‑t‑on pas de stigmatiser de manière disproportionnée certains jeunes sur la base de leur origine sociale ou culturelle ?

Mevrouw Caroline Désir (PS). – De uitlatingen van de Antwerpse procureur des Konings Herman Dams in De Standaard van afgelopen weekend hebben een polemiek veroorzaakt. Het uitgangspunt was de Operatie Patsers, die als doel heeft meer jongeren te controleren die geen werk of inkomen hebben, maar wel in dure wagens rondrijden, en om na te gaan hoe die auto’s werden gefinancierd. Als bij dit onderzoek de jongere in kwestie niet kan bewijzen dat zijn wagen op een wettelijke wijze is betaald kan het parket zolang het onderzoek duurt beslag leggen op de wagen. Dit soort controles zal voornamelijk plaatsvinden in bepaalde wijken, zoals Borgerhout, waar veel mensen van vreemde origine gemeenschap wonen.

De procureur des Konings moedigt de burgers aan dit soort gevallen aan de politie te melden. Meer in het algemeen meent de procureur dat burgers de politie moeten helpen in de strijd tegen bepaalde vormen van criminaliteit. Hij pleit voor een terugkeer naar meer sociale controle en geeft als voorbeeld dat een burger die een bestelwagen ziet met een buitenlandse nummerplaat de politie moet verwittigen.

Hij vindt dat Justitie meer moet investeren in kleine criminaliteit, die de samenleving ontwricht. Nog volgens de procureur zijn witteboordencriminaliteit of internationale drugstrafiek voor de burgers minder belangrijk.

Mevrouw de minister, dit interview lokte heel wat boze reacties uit. U bevestigde dat de benadering van het Antwerpse parket volledig in overeenstemming is met het nationaal veiligheidsplan.

Nochtans maken de strijd tegen de drugstrafiek en de strijd tegen de sociale en fiscale fraude ook deel uit van de tien prioriteiten van het nationaal veiligheidsplan. Ziet u hier geen tegenspraak met de verklaringen van de Antwerpse procureur? Ziet u in deze oproep tot verklikken geen onrustwekkende ontsporing? Zullen bepaalde jongeren niet overmatig worden gestigmatiseerd op basis van hun sociale of culturele herkomst?

M. Bert Anciaux (sp.a). – Le week‑end dernier, un procureur anversois a fait, dans un quotidien de référence, des déclarations fracassantes sur la politique de poursuites. Distinguons « petite » et « grande » criminalités et donnons la priorité à la lutte contre la « petite » criminalité. Associons la criminalité aux étrangers, ou au moins aux autos immatriculées à l’étranger. Appelons à la vigilance civique et suscitons la peur d’un printemps chaud, islamiste ou chinois. C’est ainsi que l’on peut résumer son discours.

Un procureur est un haut magistrat, une figure majeure, qui inspire en principe le respect général. Au sein du pouvoir judiciaire, il représente les intérêts et les préoccupations de la communauté, du peuple. Il est censé le faire dans le respect inébranlable des lois, objectivement, avec réserve et avec tact, et avec égards pour les sensibilités des groupes sociaux et culturels. Les récentes déclarations ne témoignent pourtant d’aucune de ces nécessaires qualités. Le procureur a nettement outrepassé ses compétences, son rôle public et sa mission de magistrat.

La ministre convient‑elle que, le week‑end passé, le procureur en question a tenu des propos illégitimes, inexacts, grossiers ainsi que contre‑productifs, en faisant une distinction inadmissible entre les prétendues « petite » et « grande » criminalités, en liant de façon tout à fait fictive la criminalité aux étrangers – sous le couvert de voitures munies de plaques étrangères –, en appelant de manière irresponsable à une forme indésirable, dangereuse et inefficace de vigilance civique, en évoquant explicitement la menace d’un printemps islamiste chaud, ce qui dénote une méconnaissance et un irrespect flagrants de la réalité interculturelle et des sensibilités qui y sont liées ?

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Het voorbije weekend deed een Antwerpse procureur in een belangrijke krant toch wel straffe uitspraken over het vervolgingsbeleid. Maak een verschil tussen “grote” en “kleine” criminaliteit en maak van de strijd tegen de “kleine” criminaliteit een prioriteit. Leg een verband tussen criminaliteit en vreemdelingen of althans tussen criminaliteit en auto’s met een vreemde nummerplaat. Roep op tot een vorm van burgervigilantie en creëer angst voor een warme islamitische of Chinese lente. Dat is ongeveer de samenvatting van zijn betoog.

Een procureur is een leidende, uiterst belangrijke magistraat voor wie we in principe allemaal veel respect hebben. Hij vertegenwoordigt bij de rechterlijke macht de belangen en bekommernissen van onze gemeenschap en van het volk. Hij wordt geacht dit te doen met onwrikbaar respect voor de wetten, op een objectieve wijze, met terughoudendheid en fijngevoeligheid en zeker met consideratie voor de gevoeligheden van culturele en sociale groepen. De recente uitspraken vertonen echter geen van deze gewenste en noodzakelijke eigenschappen. De procureur ging zijn bevoegdheden, zijn publieke rol en zijn mandaat als magistraat ver te buiten.

Gaat de minister ermee akkoord dat de betrokken Antwerpse procureur zich het voorbije weekend schuldig maakte aan ongeoorloofde, onware, onbeleefde en zeker ook ondoelmatige publieke uitspraken, waarin hij op onaanvaardbare wijze een onderscheid maakte tussen zogenaamde “kleine” en “grote” criminaliteit, een totaal fictief verband legde tussen criminaliteit en vreemdelingen, uitgedrukt in auto’s met vreemde nummerplaten, onverantwoord opriep tot een ongewenste, gevaarlijke en inefficiënte vorm van burgervigilantie, expliciet verwees naar de mogelijke dreiging van een islamitische warme lente en hierdoor getuigde van een groot gebrek aan kennis van en respect voor de interculturele werkelijkheid en de bijbehorende gevoeligheden?

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Depuis des années, les citoyens comme les politiques demandent à la Justice une communication plus ouverte. En tant que ministre de la Justice, je me réjouis chaque fois qu’un magistrat communique sur la politique qu’il suit et les options qu’il prend, même s’il ne donne pas raison à la ministre. Je l’admets. À mes yeux, que les magistrats défendent eux‑mêmes leurs priorités est une évolution positive de ces derniers mois.

Les déclarations du procureur correspondent parfaitement aux priorités du plan national de sécurité, des plans zonaux de sécurité et de la note‑cadre sécurité intégrale en préparation. Voici un extrait du plan national de sécurité, approuvé en mars dernier par l’ensemble du gouvernement.

« Principalement sur la base des options stratégiques des deux ministres, de l’IPNS 2011 et compte tenu des priorités du cycle de politique européen, les phénomènes de criminalité suivants seront traités en priorité durant la période 2012‑2015 : les vols à main armée ; la violence dans l’espace public, en particulier dans les transports en commun et en ce qui concerne les bandes urbaines ; les drogues, en particulier l’importation et l’exportation de cocaïne, la production et le trafic de drogues synthétiques et de cannabis et la vente de stupéfiants ; le trafic illégal des armes à feu ; le terrorisme ; la violence intrafamiliale, et notamment la violence faite aux femmes ; la traite des êtres humains ; la criminalité informatique ; la fraude, sociale, fiscale et dans la gestion des déchets ; les effractions dans les habitations et autres bâtiments. (…)

Dans la mesure où ils y sont confrontés, l’ensemble des membres de la police sera particulièrement attentif à ces phénomènes de criminalité prioritaires.

(…) Cela n’exclut pas davantage que les autorités compétentes au niveau local et/ou de l’arrondissement fixent des priorités propres additionnelles, sur la base de la même image de sécurité. »

Tout le monde sait que ces priorités ne sont pas exclusives, et qu’on s’attaque à la petite comme à la grande criminalité.

Quoique je m’associe au contenu des déclarations du procureur, je ne puis me prononcer sur la forme. Le Conseil supérieur de la Justice a été créé pour exercer un contrôle externe, indépendant du pouvoir exécutif, sur le fonctionnement du pouvoir judiciaire, en réalisant des audits, en menant des enquêtes particulières, en traitant des plaintes, etc. J’attends donc les conclusions du Conseil supérieur de la Justice.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Dat Justitie transparanter communiceert, wordt al jaren gevraagd, zowel door de burger als door vele politici. Als minister van Justitie ben ik dan ook bijzonder tevreden met elke magistraat die communiceert over zijn beleid en de beslissingen die hij neemt, ook al geeft hij de minister van Justitie niet altijd gelijk. Dat neem ik er dan graag bij. Dat magistraten zelf hun beleid verdedigen vind ik een zeer goede evolutie van de voorbije maanden.

Wat de procureur heeft gezegd, sluit perfect aan bij de prioriteiten die zijn opgenomen in het nationaal veiligheidsplan, in de zonale veiligheidsplannen en in de kadernota integrale veiligheid die momenteel in opmaak is. Ik citeer uit het nationaal veiligheidsplan, dat in maart van vorig jaar door de voltallige regering werd goedgekeurd.

“Op basis van het nationaal politioneel veiligheidsbeleid 2011, de prioriteiten van de Europese beleidscyclus en de beleidsopties van de beide ministers worden de volgende criminaliteitsfenomenen als prioritair beschouwd voor het veiligheidsplan 2012‑2015: diefstal gewapenderhand; geweld in de publieke ruimte, in het bijzonder in het openbaar vervoer en door stadsbendes; drugs, in het bijzonder de import en export van cocaïne, productie en smokkel van synthetische drugs en de verkoop van drugs; illegale vuurwapenzwendel; terrorisme; intrafamiliaal geweld en geweld tegen vrouwen; mensenhandel en mensensmokkel; informaticacriminaliteit; fraude, fiscale, sociale en afvalfraude; inbraak in woningen en andere gebouwen. (…)

Alle geledingen van de politie zullen deze prioritaire criminaliteitsfenomenen, in de mate dat ze ermee geconfronteerd worden, ter harte nemen.

(…) Dit sluit evenmin uit dat de bevoegde overheden op het arrondissementele en/of lokale niveau, op basis van datzelfde veiligheidsbeeld, eigen aanvullende prioriteiten kunnen vooropstellen.”

Zoals iedereen weet, zijn deze prioriteiten geen exclusiviteiten. Het is duidelijk dat zowel de zogenaamde kleine criminaliteit, als de grote criminaliteit prioritair worden aangepakt.

Hoewel ik mij aansluit bij de inhoud van de communicatie van de procureur, kan ik mij niet uitspreken over de vorm. De Hoge Raad voor Justitie werd opgericht om, onafhankelijk van de uitvoerende macht, externe controle uit te oefenen op de werking van de rechterlijke orde via audits, bijzondere onderzoeken, de behandeling van klachten over de werking enzovoort. Ik wacht dus de uitspraak van de Hoge Raad voor Justitie af.

Mieux associer les citoyens à la politique policière était l’un des objectifs fondamentaux de la réforme des polices. Les partenariats locaux de prévention (PLP) tirent leur origine de cet objectif et ont ancré dans la loi l’échange d’informations entre les citoyens et les services de police.

Ce principe est encore en vigueur aujourd’hui.

Selon la note‑cadre de sécurité intégrale en cours de préparation, l’autorité fédérale ainsi que les Communautés et les Régions estiment qu’une société plus sûre et plus vivable se réalise par une politique de sécurité intégrale, qui s’étend à toute la chaîne de la sécurité, de l’approche préventive au maintien de l’ordre réactif et au suivi. Une telle politique nécessite les efforts de tous les acteurs sociaux concernés.

Concernant les questions relatives au Collège des procureurs généraux, voilà ce que je peux vous communiquer : il n’existe aucune circulaire du Collège des procureurs généraux.

Le Code d’instruction criminelle contient le cadre légal de l’information et de l’instruction. Selon le Code judiciaire et le Code d’instruction criminelle, la politique criminelle consiste en un système hiérarchisé : le ministre de la Justice qui définit les directives, en concertation ou non avec le Collège des procureurs généraux ; le Collège des procureurs généraux qui les appliquent au niveau national ; les procureurs généraux, dans leur ressort ; le procureur du Roi dans son arrondissement judiciaire, conformément à l’article 28ter du Code d’instruction criminelle.

L’initiative du procureur du Roi d’Anvers se situe à ce dernier niveau, à savoir l’arrondissement judiciaire.

Burgers nauwer betrekken bij het politiebeleid was een van de fundamentele doelstellingen van de politiehervorming. De buurtinformatienetwerken (BIN) zijn hierop gebaseerd en hebben de uitwisseling van informatie tussen burgers en politiediensten. in de wet verankerd.

Dit principe is vandaag nog altijd van toepassing.

In de kadernota Integrale Veiligheid, die momenteel wordt voorbereid, gaan de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten ervan uit dat een veiliger en leefbaarder samenleving gebaseerd is op een integraal veiligheidsbeleid dat zich uitstrekt over de hele veiligheidsketen, van een preventieve en reactieve aanpak tot de follow‑up. Een dergelijk beleid vereist inspanningen van alle betrokken sociale actoren.

Wat de vragen over het College van procureurs‑generaal betreft, kan ik u het volgende meedelen: er bestaat geen omzendbrief van het College van procureurs‑generaal.

Het Wetboek van Strafvordering omvat het wettelijk kader voor opsporing en onderzoek. Volgens het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering is het strafrechtelijk beleid hiërarchisch opgebouwd: de minister van Justitie, die de richtlijnen bepaalt in overleg met het College van procureurs‑generaal, die ze toepassen op nationaal niveau; de procureurs‑generaal in hun ambtsgebied; de procureur des Konings in zijn gerechtelijk arrondissement, conform artikel 28ter van het Wetboek van Strafvordering.

Het initiatief van de Antwerpse procureur des Konings bevindt zich op het niveau van het gerechtelijk arrondissement.

Je souligne ma satisfaction d’entendre les procureurs défendre leurs options stratégiques. Les actuelles initiatives anversoises émanent des plans national et zonal de sécurité. Voici quelque mois, le procureur du Roi avait présenté ses projets et sa vision lors d’une conférence, en présence des bourgmestres de son arrondissement et de la gouverneure Berx. Personne n’avait réagi à l’époque.

Ik benadruk nog eens dat ik ontzettend blij ben wanneer procureurs hun beleid verdedigen. De initiatieven die vandaag in Antwerpen worden uitgevoerd, zijn tot stand gekomen op basis van het nationale en zonale veiligheidsplan. De procureur des Konings heeft enkele maanden geleden op een conferentie, samen met de burgemeesters van de gemeenten van zijn gerechtelijk arrondissement en met de gouverneur Berx, zijn plannen en visie voorgesteld. Daar kwam toen geen commentaar op.

Mme Caroline Désir (PS). – Votre réponse, madame la ministre, me surprend quelque peu. Je comprends que la définition de priorités dans le plan zonal de sécurité n’exclut pas que les autorités locales proposent des accents complémentaires. Mais si on lit bien l’interview dans De Standaard, le procureur du Roi déplore que, durant des années, la Justice ait dû trop s’occuper de la « topcriminaliteit » au détriment des petites incivilités. Ici, l’ordre des priorités est réellement inversé !

Vous disiez que la note‑cadre en préparation évoque également des échanges d’informations entre les citoyens et les services de police. La responsabilisation des citoyens en tant qu’acteurs de la sécurité est certes nécessaire ; mais il y a une différence entre cela et les appels à la délation, comme on a pu l’entendre dans cette interview. Les risques de dérives me semblent très inquiétants.

Mevrouw Caroline Désir (PS). – Uw antwoord verbaast me enigszins, mevrouw de minister. Ik begrijp dat de lokale overheden bijkomende accenten kunnen toevoegen aan het zonaal veiligheidsplan. Maar als we het interview van de procureur des Konings in De Standaard goed lezen, betreurt hij dat Justitie zich jarenlang te veel heeft beziggehouden met “topcriminaliteit”, ten koste van kleine vergrijpen. Hier wordt de prioriteitenorde werkelijk omgedraaid!

U zei dat de kadernota in voorbereiding ook uitwisseling van informatie tussen burgers en politiediensten omvat. De responsabilisering van de burgers inzake veiligheid is zeker nodig, maar er is een verschil tussen dit en de oproep tot verklikken, zoals in het interview naar voren kwam. Het risico op ontsporing lijkt me hier toch bijzonder verontrustend.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je suis déçu. Il est exact que le plan national de sécurité énumère une série de priorités dont la lutte contre la drogue. Dans l’interview, le procureur du Roi dit littéralement que si l’on demande à la population ce qui la dérange le plus, personne n’indique en priorité la criminalité en col blanc ou le trafic international de drogue. Le fait qu’un navire accoste avec, à son bord, 800 kg de cocaïne dans une cargaison de bananes n’intéresse personne, sinon la police. Selon le procureur, le citoyen se préoccupe du tapage que font les jeunes en rue, des poivrots agressifs, de la drogue vendue devant sa porte, des détritus abandonnés et des déjections canines. Ce type de déclarations qui banalisent le commerce international de drogue, me paraissent tout à fait inadmissibles.

Je suis d’accord sur le fait que les procureurs doivent assurer une communication correcte et ouverte mais je n’accepte pas qu’ils en appellent à la méfiance et à la délation.

Le procureur du Roi se demande encore ce que l’on a fait de cette société générée par la Révolution française, le « printemps » de l’époque. Un hiver amer. Il ajoute que nous devons prendre nous‑mêmes nos responsabilités, sinon, un autre printemps viendra et il nous faudra alors choisir entre un printemps islamiste et un printemps chinois. Mon parti et moi‑même considérons ces propos indignes et n’admettons pas que la ministre de la Justice les approuve.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik ben ontgoocheld. Het klopt dat in het nationaal veiligheidsplan een hele reeks prioriteiten worden opgesomd, waaronder de strijd tegen drugs. In het interview zegt de procureur des Konings letterlijk: “Als je de bevolking bevraagt over wat hen het meest stoort, schrijft niemand bovenaan de lijst de witteboordencriminaliteit of de internationale drugstrafiek. Niemand laat zijn slaap omdat er een boot is aangekomen met 800 kilo cocaïne tussen de bananen. Who cares, behalve de politie. De burger ligt wakker van het roepen en tieren van jongeren op straat, van agressieve zatlappen, van het dealen voor zijn huis, van zwerfvuil en hondenpoep.” Met die uitlatingen wordt de internationale drugshandel echter gebanaliseerd. Ik vind dat echt ontoelaatbaar.

Ik ben het ermee eens dat de procureurs goed en open moeten communiceren, maar ik aanvaard niet dat ze oproepen tot georganiseerd wantrouwen en verklikking.

De procureur des Konings zegt verder: “Wat hebben we gemaakt van de samenleving die we na de Franse Revolutie, die mooie lente van toen, hebben gekregen? Een bittere winter. Nu moeten we zelf verantwoordelijkheid opnemen, anders zal er ons een nieuwe lente overkomen. En dan mag je kiezen. Wil je een islamitische of een Chinese lente? Want zoiets zal het worden.” Die uitspraken vinden ik en heel mijn partij verwerpelijk. Wij aanvaarden niet dat de minister van Justitie dit goedkeurt.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Je voudrais ajouter deux précisions.

La première citation du procureur du Roi traduit les conclusions du baromètre de sécurité subjectif. Il est exact que le citoyen est surtout touché personnellement par une effraction dans son habitation ou chez son voisin, par exemple. Le procureur n’a cependant pas dit que lui, la police ou le parquet ne considéraient pas d’autres problèmes comme une priorité. Le plan national de sécurité qualifie de priorités tant la violence dans les lieux publics que les grands dossiers de fraude. La saisie récente de cocaïne au port d’Anvers montre que la police et le parquet s’occupent de toutes ces priorités.

Le plan national de sécurité 2012‑2015 a été approuvé en mars 2012 par l’ensemble du gouvernement. La politique aujourd’hui menée par le procureur du Roi est basée sur les plans de sécurité zonaux établis avant les élections locales. Je ne crains pas de rappeler qui que ce soit à l’ordre mais je ne le ferai qu’au cas où des faits ne concorderaient pas avec le plan national de sécurité. Tel n’est pas le cas dans l’interview en question.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Ik wil hier nog twee zaken aan toevoegen.

Het eerste citaat van de procureur des Konings verwoordt de conclusies van de subjectieve veiligheidsbarometer. Het klopt dat de burger persoonlijk vooral wordt geraakt door bijvoorbeeld een inbraak in zijn woning of bij zijn buurman. De procureur heeft evenwel niet gezegd dat hij, de politie of het parket andere zaken niet als een prioriteit beschouwen. Het nationaal veiligheidsplan bestempelt zowel het geweld in publieke ruimtes als de grote fraudezaken als prioriteiten. De recente cocaïnevangst in de Antwerpse haven bewijst dat politie en parket zich met al de prioriteiten bezighoudt.

Het nationaal veiligheidsplan 2012‑2015 is in maart 2012 door de voltallige regering goedgekeurd. Het beleid dat de procureur des Konings vandaag voert, is gebaseerd op de zonale veiligheidsplannen van vóór de lokale verkiezingen. Ik ben niet bang om iemand terug te fluiten, maar alleen als er feiten zijn die niet met het nationaal veiligheidsplan in overeenstemming zijn. Dat is in het bewuste interview niet het geval.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Si la politique menée est en adéquation avec le plan national et zonal de sécurité, je m’en réjouis. Mais la communication du procureur du Roi n’était pas correcte. Elle ne parlait pas de l’importance que revêt une saisie de drogue de 800 kilos mais, au contraire, du fait que cela n’intéresse personne. Cela ressemble plutôt à un blanc‑seing pour l’importation de drogues. Par contre, les consommateurs de cocaïne seront probablement traqués.

La référence au danger d’un printemps islamiste ou chinois est également inadmissible de la part d’un procureur du Roi.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Als het gevoerde beleid met het nationale en het zonale veiligheidsplan in overeenstemming is, vind ik dat vanzelfsprekend goed. Maar de communicatie van de procureur des Konings was niet correct. Ik las nergens in het interview dat een drugsvangst van achthonderd kilo belangrijk is, maar wel – integendeel – dat niemand daarvan wakker ligt. Dat klinkt bijna als een vrijgeleide voor het invoeren van drugs. De cocaïnegebruikers daarentegen zullen vermoedelijk hard worden aangepakt.

Ook de verwijzing naar het gevaar van een islamitische of Chinese lente is ontoelaatbaar voor een procureur des Konings.

Mme Caroline Désir (PS). – Vous dites, madame la ministre, que l’ordre de priorités est un sentiment subjectif de la population. Mais le procureur affirmait « Justitie is de laatste jaren gedwongen geweest in de topcriminaliteit te investeren », ce qui n’est pas un sentiment subjectif. La Justice a été obligée d’investir dans un domaine qui ne lui semble pas prioritaire. On est en opposition avec l’ordre des priorités – sans compter d’autres propos que mon parti condamne aussi fermement que M. Anciaux.

Mevrouw Caroline Désir (PS). – Mevrouw de minister, u zegt dat de bevolking de prioriteitenorde subjectief interpreteert. Maar de procureur verklaart: “Justitie is de laatste jaren gedwongen geweest in de topcriminaliteit te investeren”. Dat is niet subjectief. Justitie werd verplicht zich te concentreren op een domein dat haar niet prioritair lijkt. Er is dus duidelijk een tegenstelling op het vlak van de prioriteiten, zonder te spreken van andere uitspraken, die mijn partij even sterk veroordeelt als de heer Anciaux.

Question orale de M. Louis Ide à la ministre de la Justice sur «les demandes d’euthanasie de la part d’internés» (no 5‑791)

Mondelinge vraag van de heer Louis Ide aan de minister van Justitie over «de euthanasieaanvragen van geïnterneerden» (nr. 5‑791)

M. Louis Ide (N‑VA). – Voici quelques mois, à la suite d’un article du quotidien Het Nieuwsblad, j’ai posé à la ministre une question sur un interné qui aurait demandé l’euthanasie. J’ai dit à cette occasion qu’il ne serait pas inimaginable que des internés aient tendance à demander l’euthanasie en raison d’un accueil inadapté dans nos prisons et de leur situation sans issue. L’histoire de l’interné décédé cette semaine en cellule d’isolement suite à une hypothermie confirme ce que j’ai dénoncé.

Je me demande si d’autres internés ont introduit une demande d’euthanasie. Je crains que oui et j’attends la réponse de la ministre.

Les Pays‑Bas abordent la problématique de l’internement d’une tout autre manière. Dans le Pieter Baan Centrum, une clinique d’observation psychiatrique qui se trouve à Utrecht et dépend du ministère de la Justice, les internés sont répartis selon des catégories et reçoivent des soins adéquats. Il existe aussi des long‑term care facilities où les internés dont la situation est sans issue peuvent être traités. Les internés sont, il est vrai, privés de leur liberté, mais ils bénéficient au moins d’un traitement.

N’est‑il pas possible que les Pays‑Bas accueillent les internés belges dont la situation est sans issue ? En fin de compte, il existe déjà un accord avec la prison de Tilburg où des détenus belges purgent leur peine.

Il est inadmissible que la législation sur l’euthanasie soit abusivement utilisée parce que la « souffrance contextuelle » est considérée comme « souffrance psychique insupportable ». Lorsqu’une demande d’euthanasie repose sur ce contexte, il reste à savoir s’il n’y a pas de pression externe. Des questions se posent également sur la capacité du demandeur d’exprimer sa volonté.

J’aimerais obtenir un état de la question. Combien d’internés ont‑ils demandé l’euthanasie ? Combien de ces demandes ont‑elles déjà été exécutées ? Qu’advient‑il des demandes ? Des négociations sont‑elles en cours avec les Pays‑Bas pour le transfert d’internés qui demandent l’euthanasie vers un centre spécialisé dans ce pays ?

De heer Louis Ide (N‑VA). – Enkele maanden geleden stelde ik de minister naar aanleiding van een artikel in Het Nieuwsblad een vraag over een geïnterneerde die euthanasie zou hebben aangevraagd. Ik zei bij die gelegenheid dat het niet ondenkbeeldig zou zijn dat geïnterneerden door een onaangepaste opvang in onze gevangenissen en de uitzichtloosheid van hun situatie, wel eens geneigd zouden zijn om euthanasie aan te vragen. Het verhaal van de geïnterneerde die deze week door onderkoeling in een isoleercel is overleden, bevestigt wat ik doen heb aangeklaagd.

Ik vraag me af of er nog andere geïnterneerden een aanvraag tot euthanasie hebben ingediend. Ik vermoed van wel en kijk uit naar het antwoord van de minister.

In Nederland pakt men de interneringsproblematiek helemaal anders aan. Zo is er in Nederland het Pieter Baan Centrum in Utrecht. Dat is een psychiatrische observatiekliniek van het ministerie van Justitie waar geïnterneerden in zorgcategorieën worden ingedeeld en navenant worden verzorgd. Er zijn daar ook long‑term care facilities waarbij geïnterneerden die in een uitzichtloze situatie worden opgevangen, behandeld kunnen worden. De geïnterneerden worden weliswaar van hun vrijheid beroofd, maar ze krijgen tenminste een behandelingstraject.

Is het niet mogelijk Belgische geïnterneerden die in een uitzichtloze situatie verkeren, in Nederland op te vangen? Per slot van rekening is er al een overeenkomst met de gevangenis van Tilburg, waar Belgische gedetineerden hun straf uitzitten.

Het kan toch niet dat de euthanasiewetgeving wordt misbruikt omdat “contextueel lijden” gezien wordt als “psychisch ondraaglijk lijden”. Als een euthanasie aanvraag op die context berust, rijst de vraag of er geen externe druk is. Er rijzen ook vragen in verband met de wilsbekwaamheid van de aanvrager.

Graag kreeg ik een stand van zaken. Hoeveel geïnterneerden vroegen al om euthanasie? Hoeveel van die aanvragen zijn er al uitgevoerd? Wat gebeurt er met de aanvragen? Zijn er onderhandelingen met Nederland voor de overplaatsing van geïnterneerden die om euthanasie vragen, naar een gespecialiseerd centrum in dat land?

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Il n’existe ni réponse ni position simplistes à ce problème très complexe et délicat.

Selon les informations dont je dispose, il y a actuellement cinq demandes d’euthanasie introduites par des internés et des détenus. Aucune décision n’a été prise dans aucun dossier, et a fortiori aucune euthanasie n’a été pratiquée. Les demandes sont traitées en fonction des dispositions légales. Je ne peux évidemment donner aucune information sur des dossiers individuels.

Actuellement, il n’y a pas de négociations structurelles en cours avec les Pays‑Bas. La décision de placement dans une institution relève de la Commission de défense sociale.

La situation des internés dans notre pays s’améliorera rapidement grâce à l’ouverture des centres de psychiatrie légale à Gand en 2014 et à Anvers en 2015.

Nous devrons quand même tôt ou tard examiner l’ensemble de la situation avec les communautés. Il y a aujourd’hui dans les prisons de très nombreuses personnes pour lesquelles d’autres solutions sont possibles. Nous travaillons déjà avec des hôpitaux psychiatriques, mais cette collaboration doit être améliorée. Je suis la première à reconnaître que la question des internés dans notre pays pose problème et que nous devons en faire une priorité politique.

Enfin, nous connaissons les institutions néerlandaises, nous restons en contact avec elles mais nous ne négocions pas systématiquement avec elles.

Je signale aussi que les intéressés doivent également dire eux‑mêmes s’ils veulent ou non être transférés.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Het gaat om een heel ingewikkelde en gevoelige problematiek, waarbij geen simplistische antwoorden of standpunten horen.

Volgens de informatie waarover ik beschik, zijn er momenteel vijf aanvragen voor euthanasie door geïnterneerden en gedetineerden ingediend. In geen enkel dossier is er een beslissing genomen, laat staan dat er euthanasie uitgevoerd zou zijn. De aanvragen worden volgens de wettelijke bepalingen behandeld. Ik kan natuurlijk geen informatie geven over individuele dossiers.

Momenteel zijn er geen gestructureerde onderhandelingen met Nederland. De beslissing tot plaatsing in een instelling is een beslissing van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij.

De situatie van de geïnterneerden in ons land zal met de opening van de forensische psychiatrische centra in Gent in 2014 en in Antwerpen in 2015 snel verbeteren.

Toch zullen we vroeg of laat de hele situatie ook eens samen met de gemeenschappen moeten bekijken. Er zijn vandaag in de gevangenissen heel wat mensen voor wie andere oplossingen mogelijk zijn. We werken al samen met psychiatrische ziekenhuizen, maar dat moet beter. Ik ben de eerste om te erkennen dat de kwestie van de geïnterneerden in ons land een probleem is en dat we dat hoog op de politieke agenda moeten houden.

Ten slotte kan ik over de Nederlandse instellingen nog zeggen dat we ze wel kennen en er contact mee onderhouden, maar er niet systematisch mee onderhandelen.

Ik wijs er ook nog op dat een individu zelf ook moet zeggen of hij of zij wil worden overgeplaatst.

M. Louis Ide (N‑VA). – Si un interné opte pour un transfert, cette possibilité doit exister, et des moyens doivent être disponibles à cet effet car les Pays‑Bas ne le font pas gratuitement. La ministre dispose‑t‑elle de la marge budgétaire nécessaire ?

De heer Louis Ide (N‑VA). – Als een geïnterneerde ervoor kiest om te worden overgeplaatst, moet dat ook mogelijk zijn en moet er dus ook geld voor zijn, want Nederland doet dat niet gratis. Heeft de minister daarvoor de nodige budgettaire ruimte?

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – En cas de demande concrète, nous en discuterons avec nos personnes de contact néerlandaises. Ce n’est pas seulement une question de marge budgétaire, il reste à savoir si les Pays‑Bas veulent aussi organiser l’accueil d’un interné belge. Le ministre de la Justice des Pays‑Bas autorise‑t‑il cet accueil ?

Je viens de dire que c’est une histoire complexe qui commence avec un cas individuel mais où toutes sortes de difficultés peuvent surgir. Nous voulons contribuer à les résoudre, mais quels obstacles vont‑ils apparaître, nous ne le saurons que lorsque nous aurons réalisé un transfert.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Als er een concrete vraag komt, zullen we daar met onze Nederlandse contactpersonen over spreken. Het is niet alleen een kwestie van budgettaire ruimte, de vraag is ook of Nederland wel de opvang van een Belgische geïnterneerde wil organiseren. Geeft de minister van Justitie van Nederland daarvoor wel de toestemming?

Ik zei daarnet al dat het een complex verhaal is, dat begint bij het individu maar waarbij nog allerlei obstakels kunnen opduiken. We willen die helpen wegwerken, maar welke obstakels er allemaal verschijnen, dat komen we maar te weten als we een concrete overplaatsing uitvoeren.

M. Louis Ide (N‑VA). – Les Pays‑Bas ne représentent qu’une solution intermédiaire. La ministre a elle‑même fait référence aux nouveaux centre de psychiatrie légale de Gand et d’Anvers. J’insiste pour qu’elle travaille à l’exploitation de ces centres. Il est quand même inadmissible que la ministre fasse construire un bâtiment sans penser à son exploitation ni à son exploitant. Les futurs exploitants ont sûrement une idée de la manière de dispenser des soins aux internés. Cela doit correspondre à l’architecture du bâtiment. J’espère que, dans le cas du centre de Gand, il n’est pas trop tard pour concilier l’aménagement du bâtiment et la vision des exploitants concernant les soins.

De heer Louis Ide (N‑VA). – Nederland is maar een tussenoplossing. De minister verwees zelf ook naar de nieuwe forensische psychiatrische centra in Gent en Antwerpen. Ik dring erop aan dat ze dan ook werk maakt van de uitbating van die centra. Het kan toch niet dat de minister een gebouw optrekt zonder dat ze tegelijk nadenkt hoe en door wie het zal worden uitgebaat. De toekomstige uitbaters hebben zonder twijfel een visie op de manier waarop ze de zorg aan de geïnterneerden verlenen. Die moet stroken met de architectuur van het gebouw. Ik hoop dat het voor het centrum van Gent nog niet te laat is om de inrichting van het gebouw af te stemmen op de visie van de uitbaters op de zorgverlening.

Question orale de M. Danny Pieters à la ministre de la Justice sur «le travail dans les prisons» (no 5‑792)

Mondelinge vraag van de heer Danny Pieters aan de minister van Justitie over «de arbeid in de gevangenissen» (nr. 5‑792)

M. Danny Pieters (N‑VA). – Voici un an, j’ai posé une question orale sur le statut d’un détenu qui exerce un travail en prison. Le Code pénal avait été modifié – les travaux forcés ont été abolis – mais on ne savait pas clairement si un détenu travaillait sous un contrat de travail.

Il y a six mois, j’ai posé une deuxième question sur les allocations de chômage technique dû à une grève des gardiens de prison. Les quelques prisonniers qui ont le privilège de travailler en prison bénéficient de ces allocations. La ministre a répondu à l’époque, en s’écartant un peu du sujet, que ses services avaient élaboré un statut pour le travail pénitentiaire. Six mois plus tard, je n’ai encore rien entendu concernant ce statut.

Que comporte le statut régissant le travail pénitentiaire ? Où peut‑on trouver ce statut ?

La ministre maintient‑elle les allocations de chômage pour les personnes qui ne peuvent pas travailler dans la prison à la suite d’une grève des gardiens ?

De heer Danny Pieters (N‑VA). – Een jaar geleden stelde ik een mondelinge vraag betreffende de rechtspositie van een gevangene die in de gevangenis arbeid verricht. Het Strafwetboek was gewijzigd – dwangarbeid was afgeschaft – maar het was onduidelijk of een gevangene al dan niet krachtens een arbeidsovereenkomst werkte.

Een half jaar geleden stelde ik een tweede vraag over de vergoedingen voor de technische werkloosheid ten gevolge van staking van de cipiers. Voor de weinige gevangenen die het voorrecht hebben te werken in de gevangenis bestaat een dergelijke vergoeding. De minister antwoordde toen, ietwat naast de kwestie, dat haar diensten een statuut voor gevangenisarbeid hadden uitgewerkt. Een half jaar later heb ik nog niets vernomen over een statuut voor gevangenisarbeid.

Wat houdt het statuut van de gevangenisarbeid in? Waar is dat statuut te vinden?

Houdt de minister vast aan de werkloosheidsuitkering voor mensen die in de gevangenis niet kunnen werken omdat de cipiers staken?

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – La loi de principes sera effectivement adaptée afin de préciser que le travail pénitentiaire se situe en dehors de tout contrat de travail. L’adaptation de la loi s’inspire de la réglementation pénitentiaire française. Le texte est examiné par des groupes de travail au sein du gouvernement.

L’adaptation consiste à définir le statut du détenu qui travaille, au moyen de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l’administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, dans laquelle figurent des dispositions en matière de durée de temps de travail, d’indemnités d’accidents du travail, et au moyen d’autres lois comme celle en matière de bien‑être au travail.

L’adaptation n’a pas encore été déposée parce que la loi de principes doit encore être adaptée en matière de discipline et de fouille des détenus. Je compte élaborer un projet de loi dans lequel tous les aspects de la législation de base entreront en ligne de compte.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – De basiswet zal inderdaad worden aangepast zodat duidelijk wordt dat gevangenisarbeid niet onder een arbeidsovereenkomst valt. De wettelijke aanpassing is geïnspireerd op de Franse penitentiaire regelgeving. De tekst is in werkgroepen binnen de regering besproken.

De aanpassing houdt in dat het statuut van de werkende gedetineerde wordt bepaald door de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, die bepalingen bevat inzake arbeidsduur, arbeidsongevallenvergoedingen, en door andere wetten, zoals de wetgeving inzake welzijn op het werk.

De aanpassing is nog niet ingediend omdat de basiswet ook nog op andere vlakken moet worden aangepast, namelijk op het vlak van tucht en fouillering van gedetineerden. Ik heb ervoor gekozen om een wetsontwerp uit te werken waarin alle aspecten van de basiswetgeving aan bod komen.

M. Danny Pieters (N‑VA). – La ministre compte‑t‑elle supprimer dans la législation les allocations pour les détenus qui ne peuvent pas travailler à la suite d’une grève des gardiens de prison ? Cette disposition est en effet difficile à défendre auprès de la population.

De heer Danny Pieters (N‑VA). – Zal de minister in de wetgeving ook de vergoedingen afschaffen voor gedetineerden die niet kunnen werken als gevolg van een staking van de cipiers? Die regeling is immers moeilijk te verdedigen bij de bevolking.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Nous pourrons poursuivre cette discussion lorsque le texte sera soumis au parlement.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Wanneer de tekst in het parlement wordt ingediend, zullen we die discussie kunnen voortzetten.

Question orale de M. Alain Courtois à la ministre de la Justice sur «le palais de justice de Bruxelles» (no 5‑795)

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de minister van Justitie over «het justitiepaleis te Brussel» (nr. 5‑795)

M. Alain Courtois (MR). – Voici environ un an, la commission de la Justice était allée visiter le palais de justice après une série d’incidents, notamment l’incendie survenu au greffe de la Cour d’appel de Bruxelles.

Vous vous étiez engagée à prendre diverses mesures en ce qui concerne la sécurité, les accès et le nombre de portes de sécurité, ce qui a été fait depuis lors.

La semaine dernière, la commission de la Justice a entendu les responsables de la Fondation Poelaert au sujet du Masterplan. Il ressort de cette discussion que l’état du bâtiment du palais de justice est encore plus déplorable que l’an dernier. La sécurité des utilisateurs du palais, mais aussi des Bruxellois et des personnes qui passent à proximité du bâtiment, est de plus en plus menacée.

Un rapport d’inspection des services incendie daté du 27 avril 2012 précise ce qui suit :

De heer Alain Courtois (MR). – Ongeveer een jaar geleden bezocht de commissie voor de Justitie het justitiepaleis na een reeks incidenten, waaronder de brand bij de griffie van het hof van beroep te Brussel.

U had zich ertoe verbonden verschillende maatregelen te treffen inzake veiligheid, toegang en het aantal beveiligde deuren, die inmiddels zijn uitgevoerd.

Vorige week hoorde de commissie voor de Justitie de verantwoordelijken van de Stichting Poelaert over het Masterplan. Toen bleek dat de toestand van het gebouw er nog op achteruit is gegaan in vergelijking met vorig jaar. De veiligheid van de gebruikers van het paleis, maar ook van de Brusselaars die zich in de nabijheid van het paleis begeven komt steeds meer in gevaar.

In een inspectieverslag van de brandweerdiensten van 27 april 2012 staat te lezen:

Durant cette visite, j’ai constaté un certain nombre d’infractions graves, surtout en matière de sécurité incendie. Vous trouverez en annexe un aperçu de ces infractions.

“Tijdens dit bezoek stelde ik een aantal ernstige overtredingen vast, vooral op het gebied van brandveiligheid. Als bijlage vindt u een overzicht van deze overtredingen.”

Il semblerait que rien n’ait été fait depuis lors alors que le rapport pointait notamment du doigt l’absence d’indication en ce qui concerne les sorties de secours et des manquements en termes de sécurité du travail. Les personnes qui condamnent ceux qui ne respectent pas les règles de sécurité et d’hygiène sont donc elles‑mêmes en infraction.

Ce qui m’inquiète au plus haut point, c’est la présence, dans le palais de justice, d’explosifs qui, selon le rapport, peuvent exploser à tout moment, ainsi que de drogues et de munitions.

Mes questions s’adressent tant à la ministre qu’au secrétaire d’État à la Régie des bâtiments.

Faudra‑t‑il qu’il y ait une victime pour que l’on prenne enfin les mesures qui s’imposent ?

Comment expliquez‑vous qu’aucune initiative concrète n’ait encore été prise alors que les responsables du palais et de la Régie des bâtiments dénoncent de graves problèmes de sécurité ?

Votre département dispose‑t‑il d’un budget et compte‑t‑il faire quelque chose de concret pour améliorer la sécurité du palais de justice de Bruxelles ?

Madame la ministre, deux bâtiments emblématiques posent problème à Bruxelles – le stade national et le palais de justice – et personne n’ose dire ce qu’ils vont advenir. Seront‑ils rénovés ou démolis ? Quelqu’un osera‑t‑il enfin prendre ses responsabilités ? Je n’accuse personne parce que toutes les tendances politiques sont ou ont été concernées par ces problèmes, mais je souhaiterais enfin savoir ce que l’on va faire de ce palais de justice.

Blijkbaar is er sedert die datum nog niets veranderd, terwijl er in dat verslag toch op gewezen werd dat de nooduitgangen niet waren aangeduid en dat er mankementen waren inzake de veiligheid op het werk. Zij die anderen veroordelen omdat ze de regels van veiligheid en hygiëne niet naleven, nemen er dus zelf een loopje mee.

Wat mij vooral verontrust is de aanwezigheid in het paleis van justitie van explosieven die volgens het verslag op elk moment kunnen ontploffen, en dat er ook drugs en munitie aanwezig zijn.

Mijn vragen zijn zowel gericht aan de minister van Justitie als aan de staatssecretaris voor de Regie der gebouwen.

Moet er eerst een slachtoffer vallen voor hier eindelijk iets aan gedaan wordt?

Hoe verklaart de minister dat er nog geen concrete initiatieven zijn genomen terwijl, zowel vanuit het justitiepaleis als vanwege de Regie der gebouwen, gewezen wordt op ernstige veiligheidsproblemen?

Beschikt haar departement over enig budget en is het van plan om de veiligheid in het justitiepaleis van Brussel concreet aan te pakken?

In Brussel zijn er problemen met twee grote gebouwen, het justitiepaleis en het Koning Boudewijnstadion. Niemand durft te voorspellen wat ermee zal gebeuren. Worden ze gerenoveerd of worden ze afgebroken? Zal iemand daarvoor ooit de verantwoordelijkheid durven nemen? Ik beschuldig niemand want alle politieke families hebben er al mee te maken gehad, maar ik wil wel weten wat er met het justitiepaleis zal gebeuren.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – La plupart des mesures de sécurité nécessitent des modifications d’infrastructure. À cet égard, je vous renvoie au secrétaire d’État à la Régie des bâtiments. Toutefois, dans le cadre de leurs compétences et en étroite collaboration avec la Régie des bâtiments, mes services ont pris diverses mesures afin d’améliorer la sécurité du palais de justice.

En matière de sécurité incendie, le système de haut‑parleurs est à présent au point et fait l’objet d’un test mensuel. Les téléphones de secours ont été contrôlés et adaptés. Ils sont désormais raccordés au poste de commande, qui est opérationnel vingt‑quatre heures sur vingt‑quatre. Le système de haut‑parleurs peut également être dirigé à partir de ce poste. L’éclairage de secours a été contrôlé. Il est en ordre. L’adduction d’eau est garantie à chaque étage. Enfin, les dévidoirs d’incendie ont été contrôlés en collaboration avec le SIAMU, le Service d’incendie et d’aide médicale urgente de la Région Bruxelles‑Capitale.

En novembre 2012, un bureau d’études a défini les chemins d’évacuation. Son travail a été validé par le SPF Justice et la Régie des bâtiments. Un avis de principe a été demandé au Service d’incendie et d’aide médicale urgente.

Ce bureau d’études se penche à présent sur un système d’alerte incendie et d’évacuation. Les travaux d’infrastructure nécessaires – libérer les couloirs, adapter les portes et les ascenseurs, etc… – seront effectués sur la base de la définition des chemins d’évacuation.

L’élaboration d’un plan de secours et d’évacuation a été confiée au Collège de gestion P1, qui s’inspirera du modèle utilisé au palais de justice d’Anvers.

Le projet de plan d’évacuation a été discuté plusieurs fois avec le Service d’incendie et d’aide médicale urgente. Une version définitive a été envoyée le 21 novembre 2012.

L’année dernière, le SIAMU a effectué plusieurs visites au palais de justice, entre autres pour la définition des chemins de secours, l’emplacement des dévidoirs et la route optimale en cas d’intervention des véhicules‑échelles.

En ce qui concerne l’entreposage de produits dangereux, le groupe de travail composé de représentants du SPF Justice et des services judiciaires est assisté par un bureau d’expertise. Il avancera des propositions concrètes pour les procédures légales, les méthodes de travail et l’entreposage des produits dangereux.

Quelques actions de sensibilisation ont déjà été menées au palais de justice de Bruxelles et il a été demandé aux services judiciaires concernés d’évacuer les pièces à conviction qui ne sont pas nécessaires dans les procédures judiciaires.

Les mesures relatives aux infrastructures sont prévues dans le budget de la Régie des bâtiments.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – De meeste veiligheidsmaatregelen vereisen infrastructuurwerken. Daarvoor verwijs ik u naar de staatssecretaris voor de Regie der gebouwen. In het kader van hun bevoegdheden en in nauwe samenwerking met de Regie der gebouwen hebben mijn diensten verschillende maatregelen getroffen om de veiligheid in het justitiepaleis te verbeteren.

Inzake brandveiligheid is het luidsprekersysteem nu in orde en het wordt maandelijks getest. De noodtelefoons werden gecontroleerd en aangepast. Ze zijn voortaan verbonden met de commandopost die de klok rond operationeel is. Het luidsprekersysteem kan van daaruit ook bediend worden. De noodverlichting werd gecontroleerd en is in orde. De toevoer van water is op elke verdieping verzekerd. Ook de brandslanghaspels werden, in samenwerking met de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DBDMH) gecontroleerd.

In november 2012 werden de evacuatieroutes door een studiebureau vastgelegd. Ze werden door de FOD Justitie en de Regie der gebouwen gevalideerd. Een principieel advies werd gevraagd aan de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.

Het studiebureau buigt zich momenteel over een systeem van brandalarm en evacuatie. De nodige infrastructuurwerken zoals het vrijmaken van gangen, het aanpassen van deuren en liften enzovoort, zullen uitgevoerd worden in overeenstemming met de vastgelegde evacuatieroutes.

Het beheerscollege P1 kreeg opdracht om een plan voor hulpverlening en evacuatie op te maken dat gebaseerd is op het model dat gebruikt wordt in het justitiepaleis van Antwerpen.

Het voorstel van evacuatieplan werd meermaals besproken met de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. Een definitieve versie werd verstuurd op 21 november 2012.

Vorig jaar is de DBDMH meerdere keren ter plaatse geweest, onder andere voor het vastleggen van de evacuatieroutes, de plaatsbepaling van de brandslanghaspels en de keuze van de optimale route voor interventies met ladderwagens.

Wat de opslag van gevaarlijke producten betreft, wordt de werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie en van de gerechtelijke diensten bijgestaan door een bureau van experts. Ze zullen concrete voorstellen doen voor de wettelijke procedures, de werkmethodes en de opslag van die gevaarlijke producten.

Er was een initiatief voor sensibilisering in het justitiepaleis van Brussel en aan de betrokken gerechtelijke diensten werd gevraagd de bewijsstukken die niet nodig zijn voor gerechtelijke procedures te verwijderen.

De infrastructuurwerken zijn opgenomen in de begroting van de Regie der gebouwen.

M. Alain Courtois (MR). – Madame la présidente, je répète qu’il s’agit d’une priorité absolue. Un jour, un accident se produira, dont nous serons tous responsables puisque nous savions. Je n’en dirai pas davantage, sachant que nous aurons l’occasion d’entendre la ministre et le secrétaire d’État en commission de la Justice, soit le 20 février, soit le 27 février.

De heer Alain Courtois (MR). – Ik herhaal dat het om een absolute prioriteit gaat. Mocht er zich op een dag een ongeluk voordoen, dan zijn we daar allen voor verantwoordelijk omdat we de situatie kenden. In de commissie voor de Justitie zullen we op 20 of op 27 februari de gelegenheid hebben de minister en de staatssecretaris daarover verder te ondervragen.

Question orale de M. Yoeri Vastersavendts à la ministre de la Justice sur «la loi relative à l’anonymat des témoins» (no 5‑796)

Mondelinge vraag van de heer Yoeri Vastersavendts aan de minister van Justitie over «de wet betreffende de anonimiteit van de getuigen» (nr. 5‑796)

M. Yoeri Vastersavendts (Open Vld). – Hier, mon attention a été attirée par un article de presse concernant une fusillade qui a eu lieu le 12 octobre 2012 ; la CGSU (Commissariat Général Special Units – Direction des unités spéciales) était impliquée dans l’incident au cours duquel une personne a trouvé la mort. La CGSU comprend les unités spéciales de la police fédérale, anciennement Escadron Spécial d’Intervention (ESI) ; elle compte environ quatre cents effectifs.

L’enquête sur l’affaire est terminée, mais la famille de la victime, un criminel notoire, s’est constituée partie civile auprès du juge d’instruction contre les membres de la CGSU.

La loi du 8 avril 2002 relative à l’anonymat des témoins protège le fonctionnaire de police dans le cadre de l’enquête. Il est évident que cette protection s’applique également aux membres de la CGSU, mais la loi ne contient aucune disposition spécifique sur la protection de l’anonymat d’un fonctionnaire de police contre lequel une plainte est déposée auprès du procureur du Roi ou du juge d’instruction. Dans le cadre de l’instruction, les membres de la police sont généralement désignés par un code ou un nom d’emprunt ; leur véritable identité n’est d’ordinaire jamais dévoilée.

Je soupçonne les membres de la famille de la victime de s’être uniquement constitués partie civile afin de pouvoir découvrir l’identité du membre de la CGSU concerné.

Le juge d’instruction peut‑il, en cas de plainte avec constitution de partie civile, conformément à l’esprit de la loi du 8 avril 2002, refuser l’accès au dossier si le défendeur est un fonctionnaire de police bénéficiant de la protection de cette loi ? Existe‑t‑il une base légale pour ce faire ? Le juge d’instruction peut‑il dans certains cas refuser d’autorité l’accès au dossier jusqu’à un certain moment de la procédure, par exemple jusqu’au renvoi vers le tribunal correctionnel par la chambre du conseil ou éventuellement, jusqu’à une condamnation effective ?

La ministre juge‑t‑elle la loi du 8 avril 2002 suffisamment claire ? Accordera‑t‑elle son soutien à une loi interprétative si celle‑ci s’avérait nécessaire ? Pour ma part, je suis tout à fait disposé à offrir mon entière collaboration en la matière.

De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld). – Gisteren werd mijn aandacht getrokken door een krantenartikel over een schietpartij op 12 oktober 2012; bij het incident was het Commissariaat‑generaal Special Units (CGSU) betrokken en viel er één dodelijk slachtoffer. Het CGSU omvat de speciale eenheden van de federale politie, het vroegere Speciaal Interventie Eskadron (SIE); het telt zowat vierhonderd manschappen.

Het onderzoek over de zaak is afgelopen, maar de familie van het slachtoffer, een bekend crimineel, heeft zich bij de onderzoeksrechter tegen de leden van het CGSU burgerlijke partij gesteld.

De wet van 8 april 2002 betreffende de anonimiteit van de getuigen beschermt de politieambtenaar in het raam van het onderzoek. Die bescherming geldt uiteraard ook voor leden van het CGSU, maar de wet bevat geen specifieke bepaling over de bescherming van de anonimiteit van een politieambtenaar tegen wie klacht wordt ingediend bij de procureur des Konings of bij de onderzoeksrechter. In het raam van een onderzoek worden de leden van de politie doorgaans aangeduid met een code of met een schuilnaam; hun echte identiteit wordt normalerwijze nooit vrijgegeven.

Ik verdenk de familieleden van het slachtoffer ervan dat ze zich uitsluitend burgerlijke partij hebben gesteld om de identiteit van de schutter van het CGSU te kunnen achterhalen.

Kan de onderzoeksrechter, in geval van klacht met burgerlijke partijstelling, conform de geest van de wet van 8 april 2002 inzage in het dossier weigeren indien de verweerder een politieambtenaar is die onder de bescherming van deze wet valt? Bestaat hiervoor een rechtsgrond? Kan de onderzoeksrechter in bepaalde gevallen eigenmachtig de inzage in het dossier weigeren tot in een bepaalde fase van de procedure, bijvoorbeeld tot aan de doorverwijzing naar de correctionele rechtbank door de raadkamer of eventueel zelfs tot aan een daadwerkelijke veroordeling?

Acht de minister de huidige wet van 8 april 2002 voldoende duidelijk? Zal de minister in voorkomend geval haar steun verlenen aan een interpretatieve wet, mocht die noodzakelijk blijken? Zelf ben ik graag bereid daaraan mijn volledige medewerking te verlenen.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – La loi de 2002 relative à la protection de l’anonymat du témoin offre un anonymat partiel ou total à l’enquêteur durant une enquête. De plus, le Code d’instruction criminelle prévoit que dans le cadre des méthodes particulières de recherche, les rapports concernant l’observation et l’infiltration soient couverts par le secret professionnel et que la sécurité et l’anonymat des enquêteurs ne puissent être menacés. L’anonymat des enquêteurs est dès lors protégé dans le cadre de la loi du 8 avril 2002, précisément afin d’éviter les représailles qui pourraient être exercées si l’identité et l’adresse de l’enquêteur étaient mentionnées dans le dossier pénal. Je me réfère à cet égard à l’article 75ter du Code d’instruction criminelle.

Il est exceptionnel, mais possible, qu’une plainte avec constitution de partie civile soit déposée contre des policiers auprès du procureur du roi ou du juge d’instruction. Les enquêteurs pouvant également commettre des délits dans le cadre d’une enquête, ils ne jouissent d’aucune immunité. Si dans le cadre de l’information, une plainte est déposée contre un enquêteur en vue d’avoir accès aux données personnelles de l’intéressé et d’exercer contre lui des représailles, le procureur du Roi peut refuser au plaignant l’accès au dossier même après classement sans suite.

Si la communication du dossier du prévenu représente un danger pour des personnes ou une violation grave de leur vie privée, le juge d’instruction peut la refuser en toute légalité, conformément à l’article 61ter du Code d’instruction criminelle. Si toutefois le procureur transmet son réquisitoire final au juge d’instruction à la fin de l’instruction judiciaire, le plaignant a accès au dossier. L’identité de l’enquêteur ne peut être masquée, à moins qu’il n’ait le statut de plaignant.

On peut toutefois limiter les risques, par exemple en ne mentionnant que l’adresse du bureau de l’enquêteur dans les procès‑verbaux et dans le réquisitoire final du parquet. J’ai demandé récemment à mon administration d’étudier elle aussi cette question dans le cadre du suivi des recommandations du groupe de travail « Violence à l’égard des policiers ».

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – De wet van 2002 inzake de bescherming van de anonimiteit van de getuige biedt gedeeltelijke of volledige anonimiteit aan de speurder tijdens een onderzoek. Bovendien bepaalt het Wetboek van Strafvordering dat in het kader van de bijzondere opsporingsmethoden, de verslagen inzake observatie en infiltratie gedekt zijn door het beroepsgeheim, en dat de veiligheid en de anonimiteit van de speurders niet in gevaar mag worden gebracht. De anonimiteit van de speurders wordt dus beschermd in het raam van de wet van 8 april 2002, specifiek met het oog op represailles die men zou kunnen nemen als de identiteit en het adres van de speurder in het strafdossier vermeld worden. Ik verwijs in dit verband naar artikel 75ter van het Wetboek van Strafvordering.

Het indienen van een klacht met burgerlijke partijstelling tegen politiemensen bij de procureur des Konings of bij de onderzoeksrechter is uitzonderlijk, maar het is mogelijk. Ook speurders kunnen immers misdrijven plegen in het raam van een onderzoek en genieten bijgevolg geen immuniteit. Indien in het kader van het opsporingsonderzoek een klacht tegen een speurder wordt ingediend om kennis te krijgen van de persoonsgegevens van de betrokkene met het oog op represailles, kan de procureur des Konings de klager de toegang tot het dossier weigeren ook na het seponeren van het dossier.

Indien de mededeling van het dossier aan de verdachte een gevaar oplevert voor personen of een ernstige schending inhoudt van hun privéleven, kan de onderzoeksrechter dat wettelijk weigeren overeenkomstig artikel 61ter van het Wetboek van Strafvordering. Als echter de procureur op het einde van het gerechtelijk onderzoek zijn eindvordering aan de onderzoeksrechter bezorgt, krijgt de klager toegang tot het dossier. De identiteit van de onderzoeker kan niet worden afgeschermd, vermits hij het statuut heeft van beklaagde.

De risico’s kunnen echter worden ingeperkt, bijvoorbeeld door enkel het kantooradres van de speurder in de processen‑verbaal en in de eindvordering van het parket te vermelden. Onlangs heb ik bij de follow‑up van de aanbevelingen van de werkgroep “Geweld tegen politieambtenaren” aan mijn administratie gevraagd die problematiek mee te onderzoeken.

M. Yoeri Vastersavendts (Open Vld). – Je remercie la ministre de sa réponse.

L’objectif était de garantir en permanence l’anonymat complet aux 400 membres des équipes spéciales d’intervention, qui entrent en contact avec la criminalité grave, avec des grandes organisations criminelles.

Nous devrons pouvoir aller plus loin que l’application de l’article 61ter, puisqu’à un moment donné l’identité ne peut être protégée.

En l’espèce, je suis convaincu que l’organisation criminelle n’a déposé plainte que pour connaître l’identité des membres du CGSU. Il nous faut être très prudent.

De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld). – Ik dank de minister voor haar antwoord.

Het was de bedoeling om de 400 personen van de speciale interventieteams van de politie steeds volledige anonimiteit te waarborgen. Zij komen in contact met zeer ernstige criminele feiten, met grote criminele organisaties.

We zullen toch nog iets verder moeten kunnen gaan dan de toepassing van artikel 61ter, aangezien de identiteit op een gegeven ogenblik niet kan worden afgeschermd.

In deze zaak ben ik er vast van overtuigd dat de criminele organisatie enkel en alleen met het oog op de identiteitsgegevens van de leden van het CGSU de klacht heeft ingediend. We moeten hier zeer voorzichtig mee omgaan.

Ordre des travaux

Regeling van de werkzaamheden

Mme la présidente. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine :

De voorzitster. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Jeudi 24 janvier 2013 à 15 heures

Débat d’actualité et questions orales

Projet de loi portant assentiment aux Accords au titre de l’Article XXI de l’AGCS avec l’Argentine, l’Australie, le Brésil, le Canada, la Chine, le territoire douanier distinct de Taïwan, Penghu, Kinmen et Matsu (Taipei chinois), la Colombie, Cuba, l’Équateur, Hong Kong (Chine), l’Inde, le Japon, la République de Corée, la Nouvelle‑Zélande, les Philippines, la Suisse et les États‑Unis d’Amérique concernant les ajustements compensatoires nécessaires à la suite de l’adhésion de la République tchèque, de la République d’Estonie, de la République de Chypre, de la République de Lettonie, de la République de Lituanie, de la République de Hongrie, de la République de Malte, de la République d’Autriche, de la République de Pologne, de la République de Slovénie, de la République slovaque, de la République de Finlande et du Royaume de Suède à l’Union européenne ; Doc. 5‑1872/1 et 2.

Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre le Royaume de Belgique et la République d’Albanie sur le transfèrement des personnes condamnées, signé à Bruxelles le 29 juillet 2010 ; Doc. 5‑1845/1 et 2.

Projet de loi portant assentiment à la Convention internationale de 2004 pour le contrôle et la gestion des eaux de ballast et sédiments des navires, faite à Londres le 13 février 2004 ; Doc. 5‑1839/1 et 2.

Projet de loi portant assentiment au Traité relatif à l’établissement du bloc d’espace aérien fonctionnel « Europe Central » entre la République fédérale d’Allemagne, le Royaume de Belgique, la République française, le Grand‑Duché de Luxembourg, le Royaume des Pays‑Bas et la Confédération Suisse, fait à Bruxelles le 2 décembre 2010 ; Doc. 5‑1913/1 et 2.

Proposition de résolution visant à reconnaître la responsabilité des autorités belges dans la persécution des Juifs en Belgique (de M. Philippe Mahoux et consorts) ; Doc. 5‑1370/1 à 4. (Pour mémoire)

Proposition de résolution visant au respect de la liberté de la presse en Turquie (de M. Jacky Morael et consorts) ; Doc. 5‑1492/1 à 4. (Pour mémoire)

Prise en considération de propositions.

Donderdag 24 januari 2013 om 15 uur

Actualiteitendebat en mondelinge vragen

Wetsontwerp houdende instemming met de Akkoorden in het kader van Artikel XXI van de GATS met Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, het afzonderlijk douanegebied van Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu (Chinees Taipei), Colombia, Cuba, Ecuador, Hongkong (China), India, Japan, de Republiek Korea, Nieuw‑Zeeland, de Filipijnen, Zwitserland en de Verenigde Staten van Amerika over de compenserende aanpassingen die noodzakelijk zijn als gevolg van de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie; Stuk 5‑1872/1 en 2.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Albanië inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Brussel op 29 juli 2010; Stuk 5‑1845/1 en 2.

Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2004 voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004; Stuk 5‑1839/1 en 2.

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag betreffende de oprichting van het Functioneel Luchtruimblok “Europe Central” tussen de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat, gedaan te Brussel op 2 december 2010; Stuk 5‑1913/1 en 2.

Voorstel van resolutie strekkende om de verantwoordelijkheid van de Belgische overheid te erkennen voor de Jodenvervolging in België (van de heer Philippe Mahoux c.s.); Stuk 5‑1370/1 tot 4. (Pro memorie)

Voorstel van resolutie tot naleving van de persvrijheid in Turkije (van de heer Jacky Morael c.s.); Stuk 5‑1492/1 tot 4. (Pro memorie)

Inoverwegingneming van voorstellen.

À partir de 17 heures : Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée.

Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.

  Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux.

  De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le jeudi 24 janvier à 15 h.

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 24 januari om 15 uur.

(La séance est levée à 18 h 05.)

(De vergadering wordt gesloten om 18.05 uur.)

Excusés

Berichten van verhindering

Mme Piryns, pour raison de santé, Mme Khattabi et M. Morael, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Piryns, om gezondheidsredenen, mevrouw Khattabi en de heer Morael, wegens andere plichten.

  Pris pour information.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Annexe

Bijlage

 

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

Vote no 1

Stemming 1

 

Présents : 58
Pour : 58
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

 

Pour

Voor

 

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Lies Jans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

 

Vote no 2

Stemming 2

 

Présents : 60
Pour : 60
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 60
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

 

Pour

Voor

 

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Lies Jans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

 

Vote no 3

Stemming 3

 

Présents : 61
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

 

Pour

Voor

 

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Lies Jans, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

 

Vote no 4

Stemming 4

 

Présents : 61
Pour : 56
Contre : 0
Abstentions : 5

Aanwezig: 61
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 5

 

Pour

Voor

 

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Lies Jans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

 

Abstentions

Onthoudingen

 

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

 

Vote no 5

Stemming 5

 

Présents : 64
Pour : 64
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 64
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

 

Pour

Voor

 

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Propositions prises en considération

In overweging genomen voorstellen

Propositions de loi

Wetsvoorstellen

Article 81 de la Constitution

Artikel 81 van de Grondwet

Proposition de loi modifiant le Code pénal en vue d’informer la victime quant à l’exécution d’une peine de travail (de Mme Martine Taelman ; Doc. 5‑1928/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek teneinde het slachtoffer te informeren over de tenuitvoerlegging van een werkstraf (van mevrouw Martine Taelman; Stuk 5‑1928/1).

  Commission de la Justice

  Commissie voor de Justitie

Proposition de loi modifiant l’article 57 de la loi organique des centres publics d’action sociale du 8 juillet 1976 en vue de garantir le libre choix par le patient de son prestataire de soins (de M. André du Bus de Warnaffe ; Doc. 5‑1929/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, om de patiënt de vrije keuze van zijn zorgverstrekker te waarborgen (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5‑1929/1).

  Commission des Affaires sociales

  Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Propositions de résolution

Voorstellen van resolutie

Proposition de résolution relative au conflit dans l’Est du Congo et à l’implication du Rwanda et de l’Ouganda (de Mme Nele Lijnen et consorts ; Doc. 5‑1931/1).

Voorstel van resolutie inzake het conflict in Oost‑Congo en de betrokkenheid van Rwanda en Uganda (van mevrouw Nele Lijnen c.s.; Stuk 5‑1931/1).

  Commission des Relations extérieures et de la Défense

  Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Composition de commission

Samenstelling van commissie

En application de l’article 21‑4 du Règlement, la modification suivante a été apportée à la composition de la commission ci‑après :

Met toepassing van artikel 21‑4 van het Reglement werd de volgende wijziging in de samenstelling van de volgende commissie aangebracht:

Commission spéciale du suivi des missions à l’étranger

Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies

  M. Jean‑Jacques De Gucht remplace M. Rik Daems comme membre.

  De heer Jean‑Jacques De Gucht vervangt de heer Rik Daems als lid.

Demandes d’explications

Vragen om uitleg

Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes :

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

  de M. Karl Vanlouwe au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles, et à la Régie des bâtiments sur « le Palais de justice de Bruxelles et le déménagement de tribunaux » (no 5‑2921)

  van de heer Karl Vanlouwe aan de staatssecretaris voor Staatshervorming, en voor de Regie der gebouwen over “het Justitiepaleis van Brussel en de verhuizing van rechtbanken” (nr. 5‑2921)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

  de M. Karl Vanlouwe à la ministre de la Justice sur « le fonctionnement de la Computer Emergency Response Team » (no 5‑2922)

  van de heer Karl Vanlouwe aan de minister van Justitie over “de werking van het Computer Emergency Response Team” (nr. 5‑2922)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

de Mme Sabine Vermeulen au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « le plan d’action Phoque » (no 5‑2923)

van mevrouw Sabine Vermeulen aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “het actieplan Zeehond” (nr. 5‑2923)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Martine Taelman à la ministre de l’Emploi sur « les conditions d’embauche de nouveaux personnels dans le secteur des titres service » (no 5‑2924)

  van mevrouw Martine Taelman aan de minister van Werk over “de aanwervingsvoorwaarden van nieuwe personeelsleden in de dienstenchequesector” (nr. 5‑2924)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Cécile Thibaut au secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles sur « le schéma stratégique belgo‑luxembourgeois de mobilité transfrontalière » (no 5‑2925)

  van mevrouw Cécile Thibaut aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over “het Belgisch‑Luxemburgs strategisch schema voor grensoverschrijdende mobiliteit” (nr. 5‑2925)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de M. Bert Anciaux au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord et à la ministre de la Justice sur « les pratiques illicites des huissiers de justice lors du recouvrement de dettes » (no 5‑2926)

  van de heer Bert Anciaux aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee en aan de minister van Justitie over “de ongeoorloofde praktijken bij het invorderen van schulden door gerechtsdeurwaarders” (nr. 5‑2926)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

  de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les dangers potentiels des médicaments contenant de la domperidone » (no 5‑2927)

  van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de potentiële gevaren van geneesmiddelen met domperidone” (nr. 5‑2927)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Sabine Vermeulen au secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles sur « les munitions déversées sur le “Paardenmarkt” au large de Knokke‑Heist » (no 5‑2928)

  van mevrouw Sabine Vermeulen aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over “de munitiestortplaats ‘de Paardenmarkt’ voor de kust van Knokke‑Heist” (nr. 5‑2928)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Fatma Pehlivan au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « la nouvelle note stratégique Éducation et Formation » (no 5‑2929)

  van mevrouw Fatma Pehlivan aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de nieuwe strategienota Onderwijs en Vorming” (nr. 5‑2929)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de M. Bert Anciaux à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la publicité pour les jeux de hasard » (no 5‑2930)

  van de heer Bert Anciaux aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de reclame voor kansspelen” (nr. 5‑2930)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Gérard Deprez à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la police et les réseaux sociaux » (no 5‑2931)

  van de heer Gérard Deprez aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de politie en sociale media” (nr. 5‑2931)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

  de M. Gérard Deprez à la ministre de la Justice sur « les éventuelles modifications apportées à la procédure de réhabilitation pénale » (no 5‑2932)

  van de heer Gérard Deprez aan de minister van Justitie over “de mogelijke wijzigingen van de strafrechtelijke eerherstelprocedure” (nr. 5‑2932)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

  de M. Richard Miller à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la menace terroriste en Belgique à la suite de l’intervention militaire au Mali » (no 5‑2934)

  van de heer Richard Miller aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de terroristische dreiging in België als gevolg van de militaire interventie in Mali” (nr. 5‑2934)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

  de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les PET‑scanners » (no 5‑2935)

  van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de PET‑scanners” (nr. 5‑2935)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Marie Arena au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « le point de contact national belge pour la responsabilité sociale des entreprises » (no 5‑2936)

  van mevrouw Marie Arena aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “het Belgisch nationaal contactpunt voor maatschappelijk verantwoord ondernemen” (nr. 5‑2936)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de M. Hassan Bousetta à la ministre de l’Emploi sur « la stimulation de la création d’emplois » (no 5‑2937)

  van de heer Hassan Bousetta aan de minister van Werk over “het aanzetten tot het scheppen van werkgelegenheid” (nr. 5‑2937)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Fabienne Winckel au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « les nouveaux critères de calcul des primes d’assurance décès » (no 5‑2938)

  van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de nieuwe criteria voor het berekenen van de premies van overlijdensverzekeringen” (nr. 5‑2938)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Fabienne Winckel à la ministre de l’Emploi sur « le détachement de travailleurs » (no 5‑2939)

  van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Werk over “het detacheren van werknemers” (nr. 5‑2939)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Fabienne Winckel au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « la méconnaissance du service de mobilité bancaire par le grand public » (no 5‑2940)

  van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de geringe bekendheid van de bankoverstapdienst bij de bevolking” (nr. 5‑2940)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Fabienne Winckel au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « les surprimes demandées aux pensionnés par les compagnies d’assurances en hospitalisation collective » (no 5‑2941)

  van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de meerpremies die verzekeringsmaatschappijen aan gepensioneerden vragen voor collectieve hospitalisatieverzekeringen” (nr. 5‑2941)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le moratoire sur le nombre de pharmacies » (no 5‑2942)

  van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het moratorium op het aantal apotheken” (nr. 5‑2942)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les montants de référence dans les hôpitaux » (no 5‑2943)

  van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de referentiebedragen in de ziekenhuizen” (nr. 5‑2943)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Bert Anciaux à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « l’incendie criminel dans un centre culturel kurde à Genk » (no 5‑2944)

  van de heer Bert Anciaux aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de brandstichting in een Koerdisch cultureel centrum in Genk” (nr. 5‑2944)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

  de M. Yves Buysse à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « le projet @migo‑boras » (no 5‑2945)

  van de heer Yves Buysse aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “het project @migo‑boras” (nr. 5‑2945)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

  de M. Bert Anciaux au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « le caractère opérationnel du Fyra » (no 5‑2946)

  van de heer Bert Anciaux aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de operationaliteit van de Fyra” (nr. 5‑2946)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Inge Faes à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « le recrutement de nouveaux inspecteurs de police » (no 5‑2947)

  van mevrouw Inge Faes aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de aanwerving van nieuwe politie‑inspecteurs” (nr. 5‑2947)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

  de Mme Elke Sleurs à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’épidémie d’oreillons » (no 5‑2948)

  van mevrouw Elke Sleurs aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de bof‑epidemie” (nr. 5‑2948)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de Mme Elke Sleurs à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’Observatoire des maladies chroniques » (no 5‑2949)

  van mevrouw Elke Sleurs aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het Observatorium voor chronische ziekten” (nr. 5‑2949)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur « la cartographie du commerce illicite d’armes » (no 5‑2950)

  van de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over “het in kaart brengen van de illegale wapenhandel” (nr. 5‑2950)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de Mme Sabine Vermeulen au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « la Commission de droit maritime » (no 5‑2951)

  van mevrouw Sabine Vermeulen aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de Commissie maritiem recht” (nr. 5‑2951)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de Mme Helga Stevens à la ministre de la Justice sur « le suivi des internés dans les établissements de défense sociale » (no 5‑2952)

  van mevrouw Helga Stevens aan de minister van Justitie over “de opvolging van geïnterneerden in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij” (nr. 5‑2952)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

  de M. Bert Anciaux à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « les restrictions en matière d’économie sociale et de projets socio‑culturels dans les CPAS » (no 5‑2953)

  van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over “de besparingen inzake sociale economie en sociaal‑culturele projecten voor OCMW’s” (nr. 5‑2953)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Bart Laeremans au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « le mauvais service de bpost en Brabant flamand » (no 5‑2954)

  van de heer Bart Laeremans aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de gebrekkige dienstverlening van bpost in Vlaams‑Brabant” (nr. 5‑2954)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

  de M. Patrick De Groote au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « l’introduction d’un mécanisme de contrôle du commerce des munitions dans le Traité sur le commerce des armes » (no 5‑2955)

  van de heer Patrick De Groote aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de invoering van controlemechanismen inzake munitiehandel in het Arms Trade Treaty” (nr. 5‑2955)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de M. Karl Vanlouwe au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « le virus “Red October” » (no 5‑2956)

  van de heer Karl Vanlouwe aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “het Red October‑virus” (nr. 5‑2956)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de Mme Anke Van dermeersch au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « les initiatives en matière de commerce extérieur » (no 5‑2957)

  van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de initiatieven inzake buitenlandse handel” (nr. 5‑2957)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

  de M. Bart Laeremans à la ministre de l’Emploi sur « le cv anonyme » (no 5‑2958)

  van de heer Bart Laeremans aan de minister van Werk over “het anoniem solliciteren” (nr. 5‑2958)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

  de M. Bart Laeremans au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « le retard dans la rénovation de la gare de Vilvorde » (no 5‑2959)

  van de heer Bart Laeremans aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de vertraagde renovatie van het treinstation van Vilvoorde” (nr. 5‑2959)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Non‑évocation

Niet‑evocatie

Par message du 15 janvier 2013, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, le projet de loi non évoqué qui suit :

Bij boodschap van 15 januari 2013 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet‑geëvoceerde wetsontwerp:

Projet de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques et la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale (Doc. 5‑1889/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij (Stuk 5‑1889/1).

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Messages de la Chambre

Boodschappen van de Kamer

Par messages du 10 janvier 2013, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

Bij boodschappen van 10 januari 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

Projet de loi réglant des matières visées à l’article 77 de la Constitution en matière de sûretés réelles mobilières (Doc. 5‑1923/1).

Wetsontwerp tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen (Stuk 5‑1923/1).

  Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice.

  Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Projet de loi modifiant la loi du 22 avril 1999 relative aux professions comptables et fiscales (II) (Doc. 5‑1927/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (II) (Stuk 5‑1927/1).

  Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

  Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Article 78 de la Constitution

Artikel 78 van de Grondwet

Projet de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne les sûretés réelles mobilières et abrogeant diverses dispositions en cette matière (Doc. 5‑1922/1).

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (Stuk 5‑1922/1).

  Le projet de loi a été reçu le 11 janvier 2013 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 28 janvier 2013.

  Het wetsontwerp werd ontvangen op 11 januari 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 28 januari 2013.

  La Chambre a adopté le projet le 10 janvier 2013.

  De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 10 januari 2013.

Projet de loi modifiant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne les nullités (Doc. 5‑1924/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wat betreft de nietigheden (Stuk 5‑1924/1).

  Le projet a été reçu le 11 janvier 2013 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 28 janvier 2013.

  Het ontwerp werd ontvangen op 11 januari 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 28 januari 2013.

  La Chambre a adopté le projet le 10 janvier 2013.

  De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 10 januari 2013.

Projet de loi organisant la profession d’agent immobilier (Doc. 5‑1925/1).

Wetsontwerp houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar (Stuk 5‑1925/1).

  Le projet de loi a été reçu le 11 janvier 2013 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 28 janvier 2013.

  Het wetsontwerp werd ontvangen op 11 januari 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 28 januari 2013.

  La Chambre a adopté le projet le 10 janvier 2013.

  De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 10 januari 2013.

Projet de loi modifiant la loi du 22 avril 1999 relative aux professions comptables et fiscales (I) (Doc. 5‑1926/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (I) (Stuk 5‑1926/1).

  Le projet de loi a été reçu le 11 janvier 2013 ; la date limite pour l’évocation est le lundi 28 janvier 2013.

  Het wetsontwerp werd ontvangen op 11 januari 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 28 januari 2013.

  La Chambre a adopté le projet le 10 janvier 2013.

  De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 10 januari 2013.

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

  la question préjudicielle relative à l’article 47, alinéa 1er, 3º, de la loi du 25 avril 2007 modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, combiné avec l’article 42septies de la loi du 15 décembre 1980, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 5532) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 47, eerste lid, 3º, van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in samenhang gelezen met artikel 42septies van de wet van 15 december 1980, gesteld door de Raad van State (rolnummer 5532);

  la question préjudicielle relative à l’article 21, alinéa 2, des lois sur le Conseil d’État, coordonnées le 12 janvier 1973, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 5533) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gesteld door de Raad van State (rolnummer 5533);

  les questions préjudicielles concernant l’article 12 de la loi du 26 avril 2007 relative à la mise à la disposition du tribunal de l’application des peines, posées par le Tribunal de l’application des peines de Bruxelles (numéro du rôle 5544).

  de prejudiciële vragen over artikel 12 van de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel (rolnummer 5544).

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Cour constitutionnelle – Recours

Grondwettelijk Hof – Beroepen

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

  le recours en annulation des articles 112, 113 et 115 de la loi‑programme du 22 juin 2012, introduit par la scrl « Provinciale brabançonne d’énergie » (numéro du rôle 5537).

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 112, 113 en 115 van de programmawet van 22 juni 2012, ingesteld door de cvba “Provinciale Brabantse Energiemaatschappij” (rolnummer 5537);

  les recours en annulation des articles 6, §1er, 4º, 7, alinéa 2, et 8, §§2 et 3, 2º, du décret de la Communauté flamande du 20 avril 2012 portant organisation de l’accueil de bébés et de bambins, introduits par le président du Parlement de la Communauté française et par la présidente de l’Assemblée de la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles‑Capitale (numéros du rôle 5538 et 5539, affaires jointes) ;

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 6, §1, 4º, 7, tweede lid, en 8, §§2 en 3, 2º, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters, gesteld door de voorzitter van het parlement van de Franse Gemeenschap en door de voorzitster van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (rolnummers 5538 en 5539, samengevoegde zaken);

  le recours en annulation de la loi du 2 juin 2012 relative à l’organisme fédéral d’enquête sur les accidents de navigation, introduit par l’epca « Havenbedrijf Gent » et autres (numéro du rôle 5540) ;

  het beroep tot vernietiging van de wet van 2 juni 2012 betreffende de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen, ingesteld door het agh “Havenbedrijf Gent” en anderen (rolnummer 5540);

  les recours en annulation des articles 49 à 59 de la loi‑programme du 22 juin 2012, introduits par la société de droit allemand « Deutsche Bank AG » et la société de droit français « Fortuneo SA » (numéros du rôle 5542 et 5543, affaires jointes).

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 49 tot 59 van de programmawet van 22 juni 2012, ingesteld door de vennootschap naar Duits recht “Deutsche bank AG” en de vennootschap naar Frans recht “Fortuneo SA” (rolnummers 5542 en 5543, samengevoegde zaken).

  Pris pour notification.

  Voor kennisgeving aangenomen.

Conférence internationale du Travail

Internationale Arbeidsconferentie

Par lettre du 11 janvier 2013, la ministre de l’Emploi a transmis au Sénat, conformément aux dispositions de l’article 19, §5 et 6, de la Constitution de l’Organisation internationale du Travail, amendée en 1946 et approuvée par le Parlement par la loi du 3 décembre 1947 (Moniteur belge du 3 juin 1948), les textes originaux des instruments internationaux concernant :

Bij brief van 11 januari 2013, heeft de minister van Werk, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, §5 en 6, van de Oprichtingsakte van de Internationale Arbeidsorganisatie, geamendeerd in 1946 en door het Parlement goedgekeurd bij de wet van 3 december 1947 (Belgisch Staatsblad van 3 juni 1948) aan de Senaat overgezonden, de originele teksten van de internationale documenten betreffende:

  la Convention no 189 concernant le travail décent pour les travailleuses et travailleurs domestiques ;

  de Conventie nr. 189 betreffende waardig werk voor het huispersoneel;

  la Recommandation no 201 concernant le travail décent pour les travailleuses et travailleurs domestiques,

  de Aanbeveling nr. 201 betreffende waardig werk voor het huispersoneel,

adoptés par la Conférence internationale du Travail lors de sa 100e session, tenue à Genève du 1er au 17 juin 2011.

aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens de 100e zitting te Genève van 1 tot 17 juni 2011.

  Dépôt au Greffe.

  Ter Griffie gedeponeerd.

Comité consultatif de Bioéthique de Belgique

Belgisch Raadgevend Comité voor Bio‑ethiek

Par lettre du 10 janvier 2013, le président du Comité consultatif de Bioéthique a transmis au Sénat :

Bij brief van 10 januari 2013 heeft de voorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio‑ethiek aan de Senaat overgezonden:

  l’avis no 54 du 10 décembre 2012 relatif au consentement au prélèvement post mortem de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique.

  het advies nr. 54 van 10 december 2012 betreffende de toestemming tot wegneming post mortem van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek.

  Envoi à la commission des Affaires sociales et à la commission de la Justice.

  Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden en naar de commissie voor de Justitie.

Commission des provisions nucléaires

Commissie voor nucleaire voorzieningen

Par lettre du 14 janvier 2013, le secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité a transmis au président du Sénat, conformément à l’article 8, §1 de la loi du 11 avril 2003 sur les provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans ces centrales, modifiée par la loi du 25 avril 2007 portant des dispositions diverses, le rapport annuel pour 2011 de la Commission des provisions nucléaires.

Bij brief van 14 januari 2013 heeft de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, overeenkomstig artikel 8, §1 van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze centrales, gewijzigd bij wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen, aan de voorzitter van de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2011 van de Commissie voor nucleaire voorzieningen.

  Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

  Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Parlement européen

Europees Parlement

Par lettre du 13 décembre 2012, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci‑après :

Bij brief van 13 december 2012 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de décision du Parlement européen et du Conseil accordant une assistance macrofinancière à la République kirghize ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Kirgizische Republiek;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant un programme de l’Union européenne en matière d’étiquetage relatif à l’efficacité énergétique des équipements de bureau et modifiant le règlement (CE) no 106/2008 concernant un programme communautaire d’étiquetage relatif à l’efficacité énergétique des équipements de bureau ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een EU‑programma voor energie‑efficiëntie‑etikettering van kantoorapparatuur en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 106/2008 betreffende een communautair energie‑efficiëntie‑etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur;

  résolution du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur l’achèvement du marché unique numérique ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 inzake het voltooien van de digitale interne markt;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 relative à la position du Conseil en première lecture en vue de l’adoption du règlement du Parlement européen et du Conseil établissant des dispositions transitoires pour les accords bilatéraux d’investissement conclus entre des États membres et des pays tiers ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 relative à la position du Conseil en première lecture en vue de l’adoption de la décision du Parlement européen et du Conseil accordant une assistance macrofinancière supplémentaire à la Géorgie ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement aan de Raad van 11 december 2012 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 relative à la position du Conseil en première lecture en vue de l’adoption du règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 1406/2002 instituant une Agence européenne pour la sécurité maritime ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil mettant en œuvre la coopération renforcée dans le domaine de la création d’une protection par brevet unitaire ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Conseil mettant en œuvre la coopération renforcée dans le domaine de la création d’une protection par brevet unitaire, en ce qui concerne les modalités applicables en matière de traduction ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen;

  résolution du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur le système juridictionnel pour les litiges en matière de brevets ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 inzake een rechtssysteem voor octrooigeschillen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil portant mise en œuvre de la clause de sauvegarde bilatérale et du mécanisme de stabilisation pour les bananes prévus par l’accord établissant une association entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et l’Amérique centrale, d’autre part ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden‑Amerika, anderzijds;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de décision du Conseil concernant la conclusion de l’accord établissant une association entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et l’Amérique centrale, d’autre part ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het ontwerp van besluit van de Raad tot sluiting van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden‑Amerika, anderzijds;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil portant mise en œuvre de la clause de sauvegarde bilatérale et du mécanisme de stabilisation pour les bananes prévus par l’accord commercial entre l’Union européenne, d’une part, et la Colombie et le Pérou, d’autre part ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Colombia en Peru;

  résolution législative du Parlement européen du 11 décembre 2012 sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion de l’accord commercial entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et la Colombie et le Pérou, d’autre part ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement aan de Raad van 11 december 2012 over het ontwerpbesluit van de Raad tot sluiting van de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds;

  résolution du Parlement européen du 12 décembre 2012 relative à la position du Conseil sur le projet de budget rectificatif no 6/2012 de l’Union européenne pour l’exercice 2012, section III – Commission ;

  resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2012 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling III – Commissie;

  résolution du Parlement européen du 12 décembre 2012 relative à la position du Conseil sur le nouveau projet de budget général de l’Union européenne pour l’exercice 2013 – toutes sections ;

  resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het standpunt van de Raad over het nieuwe ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 – alle afdelingen;

  résolution législative du Parlement européen du 12 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux statistiques européennes de la sécurité face à la criminalité ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit;

  résolution législative du Parlement européen du 12 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil fixant des règles communes en ce qui concerne l’attribution des créneaux horaires dans les aéroports de l’Union européenne ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op luchthavens in de Europese Unie;

  résolution législative du Parlement européen du 12 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif à l’établissement de règles et procédures concernant l’introduction de restrictions d’exploitation liées au bruit dans les aéroports de l’Union, dans le cadre d’une approche équilibrée, et abrogeant la directive 2002/30/CE du Parlement européen et du Conseil ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de vaststelling van regels en procedures voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op EU‑luchthavens in het kader van een evenwichtige aanpak, en tot intrekking van Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad;

  résolution législative du Parlement européen du 12 décembre 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif au programme statistique européen 2013‑2017 ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees statistisch programma 2013‑2017;

  résolution du Parlement européen du 12 décembre 2012 sur la situation des droits fondamentaux dans l’Union européenne (2010 – 2011) ;

  resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2012 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie (2010 – 2011);

  résolution législative du Parlement européen du 13 décembre 2012 sur le projet de décision du Conseil établissant un cadre pluriannuel pour l’Agence des droits fondamentaux de l’Union européenne pour la période 2013‑2017 ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over het ontwerp van besluit van de Raad tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2013‑2017 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten;

  résolution du Parlement européen du 13 décembre 2012 concernant le rapport annuel 2011 sur les droits de l’homme et la démocratie dans le monde et la politique de l’Union européenne en la matière ;

  resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2011 en het beleid van de Europese Unie ter zake;

  résolution du Parlement européen du 13 décembre 2012 concernant la stratégie de l’UE dans le domaine des droits de l’homme ;

  resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over de herziening van de mensenrechtenstrategie van de EU;

  résolution du Parlement européen du 13 décembre 2012 sur la décision du gouvernement israélien d’étendre les colonies en Cisjordanie ;

  resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit te breiden;

  résolution du Parlement européen sur l’industrie sidérurgique de l’Union ;

  resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over de Europese staalindustrie;

  résolution du Parlement européen du 13 décembre 2012 sur la discrimination fondée sur l’appartenance à une caste ;

  resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over kastendiscriminatie in India;

  adoptées au cours de la période de session du 10 au 13 décembre 2012.

  aangenomen tijdens de vergaderperiode van 10 tot en met 13 december 2012.

  Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense et au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes.

  Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.