5‑69 Sénat de Belgique Session ordinaire 2011‑2012 Séances plénières Jeudi 28 juin 2012 Séance de l’après‑midi |
5‑69 Belgische Senaat Gewone Zitting 2011‑2012 Plenaire vergaderingen Donderdag 28 juni 2012 Namiddagvergadering |
|||
Annales |
Handelingen |
|||
Sommaire |
Inhoudsopgave |
|||
Suite de la discussion générale Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice Prise en considération de propositions Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice Propositions prises en considération Envoi d’une proposition de loi à une autre commission Commission spéciale du suivi des missions à l’étranger Retrait de propositions de loi Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles Cour constitutionnelle – Recours Conseil supérieur de la Justice Autorité des services et marchés financiers (FSMA) SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement
|
Overlijden van een oud‑senator Voortzetting van de algemene bespreking Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie Inoverwegingneming van voorstellen Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie Resultaat van de geheime stemming Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie In overweging genomen voorstellen Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies Intrekking van wetsvoorstellen Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA) Centrale Raad voor het Bedrijfsleven FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
|
|||
Présidence de Mme Sabine de Bethune (La séance est ouverte à 15 h.) |
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune (De vergadering wordt geopend om 15 uur.) |
|||
Overlijden van een oud‑senator |
||||
Mme la présidente. – Le Sénat a appris avec un vif regret le décès de M. Jean‑Pierre de Clippele, sénateur honoraire. Votre présidente a adressé les condoléances de l’Assemblée à la famille de notre regretté ancien collègue. |
De voorzitster. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Jean‑Pierre de Clippele, eresenator. Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid betuigd. |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over «de budgettaire impact van het relanceplan 2012» (nr. 5‑623) |
||||
M. Peter Van Rompuy (CD&V). – Le gouvernement travaille actuellement à un plan de relance de l’économie belge. Ma question au ministre du Budget est simple. Peut‑il garantir que le plan sera neutre du point de vue budgétaire ? Plus précisément en ce qui concerne le déficit, nous ne pouvons pas à nouveau faire l’erreur de dilapider immédiatement les petites aubaines comme l’actuelle baisse des taux d’intérêts. Par ailleurs, nous ne pouvons pas prendre des mesures qui augmentent le taux d’endettement, comme lancer un emprunt populaire. Donc deux questions. Le ministre peut‑il assurer que le plan de relance annoncé pour le 21 juillet sera budgétairement neutre, tant vis‑à‑vis du déficit que du taux d’endettement ? Nous ne pouvons en effet en aucun cas laisser l’ardoise aux prochaines générations. |
De heer Peter Van Rompuy (CD&V). – De regering werkt momenteel aan een relanceplan voor de Belgische economie. Mijn vraag aan de minister van Begroting is eenvoudig. Kan hij garanderen dat het plan budgettair neutraal zal zijn? Meer bepaald wat het tekort betreft, mogen we niet andermaal de fout maken lichte meevallers, zoals de huidige lage rente, onmiddellijk op te souperen. Anderzijds mogen we geen maatregelen nemen die de schuldgraad verhogen, zoals een volkslening. Dus twee vragen. Kan de minister garanderen dat het voor 21 juli aangekondigde relanceplan zowel voor het tekort als voor de schuldgraad in alle mogelijke betekenissen budgettair neutraal zal zijn? We mogen namelijk in geen geval de rekening naar volgende generaties doorschuiven. |
|||
Olivier Chastel, ministre du Budget et de la Simplification administrative. – Le gouvernement a décidé d’élaborer une stratégie qui doit rendre possible une relance durable de notre économie et un renforcement de la position concurrentielle de nos entreprises. Il entend ainsi stimuler l’activité économique et la création d’emplois durables et préserver le pouvoir d’achat des citoyens. Le Conseil des ministres restreint a décidé hier que ce plan sera neutre du point de vue budgétaire. En outre la trajectoire fixée par le programme de stabilité belge sera prise en compte, à savoir la diminution du déficit à 2,8 pour cent du PIB en 2012, à 2,15 pour cent en 2013 et le retour à un équilibre nominal en 2015. Le gouvernement veut appliquer cette stratégie dans le respect des compétences de chaque niveau de pouvoir et du modèle belge de concertation sociale. Il entamera à ce sujet une concertation avec les communautés, les régions et les partenaires sociaux. Les premières réunions se tiendront la semaine prochaine. Le gouvernement s’est donné comme objectif d’arriver à un accord sur la stratégie de relance pour le 20 juillet. Pour le contrôle budgétaire de juillet, le Conseil des ministres a demandé au Comité de monitoring de publier, le 6 juillet, un rapport sur la situation des finances publiques belges pour l’année 2012 sur la base des paramètres de la version provisoire du budget économique 2013, à la lumière de la perspective pluriannuelle telle qu’elle a été convenue dans le programme de stabilité. |
De heer Olivier Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging. – De regering heeft beslist een strategie uit te werken die een duurzame relance van onze economie en een versterking van de concurrentiekracht van onze bedrijven mogelijk moet maken. Op die manier wil ze de economische activiteit en de creatie van duurzame werkgelegenheid bevorderen en de koopkracht van de burgers vrijwaren. De kern besliste gisteren dat het budgettair neutraal zal gebeuren. Daarbij wordt het vastgelegde traject van het Belgische stabiliteitsprogramma in aanmerking wordt genomen, namelijk de vermindering van het deficit tot 2,8% van het bbp in 2012, tot 2,15% in 2013 en tot een nominaal evenwicht in 2015. De regering wil die strategie uitvoeren met respect voor de bevoegdheden van elk gezagsniveau en voor het Belgische model van sociaal overleg. Ze zal daartoe overleg plegen met de gemeenschappen en gewesten en de sociale partners. De eerste bijeenkomsten vinden volgende week plaats. De regering heeft zichzelf tot doel gesteld om tegen 20 juli een akkoord te bereiken over de relancestrategie. Voor de begrotingscontrole van juli heeft de Ministerraad aan het Monitoringcomité gevraagd om op basis van de parameters van de voorlopige versie van de economische begroting 2013 op 6 juli een rapport te publiceren over de situatie van de Belgische openbare financiën voor het jaar 2012 en dat in het licht van het meerjarenperspectief zoals in het stabiliteitsprogramma overeengekomen. |
|||
M. Peter Van Rompuy (CD&V). – Je suis satisfait de la réponse du ministre et je me réjouis de ce qu’il veillera à ce que le plan de relance n’augmente pas le déficit. Je l’ai, semble‑t‑il, quelque peu surpris avec ma question sur le taux d’endettement, mais il sait désormais qu’au parlement nous suivons également l’évolution de ce taux sous toutes ses formes possibles, y compris celle des emprunts populaires et d’autres mesures similaires. |
De heer Peter Van Rompuy (CD&V). – Ik ben blij met het antwoord van de minister en verheugd dat hij erop wil toezien dat het relanceplan het begrotingstekort niet zal doen toenemen. Ik heb hem blijkbaar enigszins verrast met mijn vraag over de schuldgraad, maar daarmee weet hij dat we vanuit het Parlement ook de evolutie van de schuldgraad in al zijn mogelijke vormen volgen, met inbegrip van volksleningen en dergelijke meer. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Bart Tommelein aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude over «de aanpak van de uitkeringsfraude» (nr. 5‑613) |
||||
Bart Tommelein (Open Vld). – Il ressort d’une étude du ministère néerlandais des Affaires sociales et de l’Emploi que les citoyens néerlandais sont largement favorables à un traitement plus dur de la fraude sociale. Il ressort d’une lettre de votre homologue néerlandais qu’il y a régulièrement des fraudes aux allocations répétées. L’Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), à lui seul, a affaire chaque année à des personnes qui fraudent à nouveau dans les deux ans. Aujourd’hui, la Deuxième Chambre des Pays‑Bas examine un projet de loi du gouvernement néerlandais qui fixe, entre autres, que les allocataires qui frauderont pour la première fois à partir du 1er janvier 2013 devront rembourser les allocations indûment payées et en outre se verront imposer une amende du même montant. S’ils fraudent à nouveau, l’amende sera augmentée. Le montant de ces amendes atteindra à partir du 1er janvier 2013 au maximum dix fois la valeur de l’amende actuelle. L’amende sera déduite des versements d’allocation de sorte que les fraudeurs auront temporairement moins d’allocation ou plus du tout d’allocation. La proposition de loi dispose en outre que les amendes pour les entreprises qui fraudent seront sérieusement augmentées et que l’activité de la société pourra être arrêtée à la troisième infraction. Approuvez‑vous l’idée que les allocataires qui fraudent doivent rembourser les allocations reçues indûment, se voient imposer une amende du même montant et que cette amende soit retenue sur les allocations ? Traduirez‑vous cela en initiative législative ? Disposez‑vous de données concrètes sur la récidive de fraude sociale et êtes‑vous partisan d’une approche plus dure des fraudeurs impénitents qui consisterait à décupler les amendes ? Si non, quelles autres peines envisagez‑vous ? |
De heer Bart Tommelein (Open Vld). – Uit onderzoek van het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat er onder de Nederlandse burgers een zeer groot draagvlak is om sociale fraude harder aan te pakken. Uit een schrijven van uw Nederlandse collega blijkt herhaalde fraude met uitkeringen regelmatig voor te komen. Het UWV alleen al heeft jaarlijks 2 500 keer te maken met personen die binnen twee jaar opnieuw frauderen. Vandaag behandelt de Nederlandse Tweede Kamer een wetsontwerp van de Nederlandse regering dat onder andere regelt dat uitkeringsontvangers die voor de eerste keer frauderen vanaf 1 januari 2013 de ten onrechte verkregen uitkering terug moeten betalen en daarnaast hetzelfde bedrag aan boete opgelegd krijgen. Als zij opnieuw frauderen, krijgen zij een hogere boete. Die boetes worden vanaf 1 januari 2013 maximaal tien keer hoger dan nu het geval is. De boete wordt verrekend met de uitkering, waardoor de fraudeurs tijdelijk minder of geen uitkering ontvangen. Het wetsvoorstel regelt verder dat de boetes voor frauderende bedrijven flink omhoog gaan en activiteiten van bedrijven bij een derde overtreding kunnen worden stilgelegd. Bent u het ermee eens dat frauderende uitkeringsontvangers de ten onrechte verkregen uitkering moeten terugbetalen en daarnaast hetzelfde bedrag aan boete opgelegd krijgen en dat die boete in de uitkering wordt verrekend? Zal u dat in wetgevende initiatieven vertalen? Beschikt u over concrete cijfers over herhaalde fraude bij uitkeringen en bent u voorstander van een hardere aanpak van de hardleerse fraudeurs – niet van de toevallige fraudeurs – door het vertienvoudigen van de boetes? Zo neen, welke andere straffen heeft u voor ogen? |
|||
John Crombez, secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale. – Je vais tout d’abord exposer la situation actuelle. Celui qui pose un acte frauduleux peut être exclu du droit à l’allocation. Les sanctions dites de niveau 4 – qui s’appliquent entre autre aux faux en écriture en vue d’obtenir une allocation – comprennent des peines de prisons de six mois à trois ans, ou des amendes pénales de 3 600 à 36 000 euros. Les amendes administratives se situent entre 1 800 et 18 000 euros. Les amendes maximales s’élèvent donc à dix fois l’amende minimale. Cette semaine, à Gand, une condamnation a été prononcée dans une affaire de fraude grave. J’ai déjà discuté de la récidive au Parlement. J’avais dit alors que j’étais partisan de tenir compte de la récidive dans la fixation de la sanction. Je ne suis toutefois pas convaincu qu’une adaptation légale des dispositions pénales actuelles soit nécessaire. Nous avons en effet une marge dans le montant des amendes qui vont de 3 600 à 36 000 euros ou de 1 800 à 18 000 euros. La récidive doit cependant être un facteur important dans la fixation de la peine. Cette semaine, j’ai annoncé, avec ma collègue De Block, que nous allions commencer une approche préventive. Souvent la récupération des allocations indues est effectivement très difficile parce que les fraudeurs sont, par exemple, insolvables. La récupération des allocations indues exige beaucoup de temps et d’énergie. Une approche préventive comporte une analyse des profils de risque, qui permet à celui qui traite le dossier du demandeur de voir plus rapidement si la demande est justifiée. On peut ainsi éviter des paiements indus. On a constaté qu’environ 5 pour cent des allocations sociales et de l’aide sociale sont obtenus frauduleusement. Cette semaine, le commissaire européen chargé de la lutte contre la fraude a annoncé qu’il voulait combattre la fraude transfrontalière en imposant des sanctions minimales. Il parle surtout de fraude fiscale mais j’estime que ce serait mieux s’il s’agissait des deux formes de fraude. Il a insisté en outre sur l’échange de données plus intensif entre les États membres. Dans les dossiers d’allocation ou d’assistance, on effectue un contrôle du patrimoine et à cet effet nous devons souvent demander des données à d’autres États. En Europe, cela devrait pouvoir se faire facilement. |
De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. – Ik zal eerst de huidige situatie uiteenzetten. Wie frauduleuze handelingen stelt, kan uitgesloten worden van het recht op een uitkering. De zogenaamde sancties niveau 4 – voor onder andere valsheid in geschrifte om uitkeringen te krijgen – houden gevangenisstraffen van zes maanden tot drie jaar in, of strafrechtelijke boetes van 3600 tot 36 000 euro. De administratieve boetes bedragen 1800 tot 18 000 euro. De maximumboete bedraagt dus het tienvoud van de minimumboete. Deze week was er in Gent nog een veroordeling in een zaak van zware fraude. Ik heb de discussie over de recidive al eens in het parlement gevoerd. Ik heb toen gezegd dat ik er voorstander van ben om voor de strafbepaling rekening te houden met recidive. Ik ben er echter niet van overtuigd dat er wettelijke aanpassingen moeten gebeuren aan de huidige strafbepalingen. We hebben al een marge in de boetes, gaande van 3600 euro tot 36 000 euro, respectievelijk 1800 tot 18 000 euro. Recidive moet wel een belangrijke factor zijn bij de strafbepaling. Deze week heb ik samen met collega De Block aangekondigd dat we willen inzetten op een preventieve aanpak. Vaak is de terugvordering van onterechte uitkeringen immers zeer moeilijk omdat de fraudeurs bijvoorbeeld insolvabel zijn. De recuperatie van onterechte uitkeringen vergt veel tijd en energie. Een preventieve aanpak houdt een analyse van risicoprofielen in, waarmee degene die het dossier van de aanvrager behandelt, veel sneller kan zien of de aanvraag terecht is. Zo kunnen onterechte uitbetalingen vermeden worden. Vastgesteld wordt dat ongeveer 5% van de sociale uitkeringen en van de bijstand frauduleus zijn. Deze week kondigde de Eurocommissaris bevoegd voor fraudebestrijding aan dat hij de grensoverschrijdende fraude wil bestrijden door minimumsancties op te leggen. Hij spreekt vooral over fiscale fraude, maar ik vind dat het best over beide vormen van fraude zou gaan. Verder drong hij ook aan op het intensiever uitwisselen van gegevens tussen de lidstaten. In uitkerings- of bijstandsdossier wordt een vermogenscontrole uitgevoerd en daarvoor moeten vaak gegevens bij andere staten worden opgevraagd. In Europa zou dat vlot moeten kunnen. |
|||
Bart Tommelein (Open Vld). – Monsieur le secrétaire d’État, je me réjouis de ce que durant ces derniers mois la lutte contre la fraude fiscale et sociale a été quasiment aussi active dans les deux cas. Dès votre prestation de serment, j’avais exprimé ma crainte que seule la fraude fiscale ne soit combattue. Non que nous nous opposions à la lutte contre la fraude fiscale, toute fraude est condamnable et porte préjudice en fin de compte au contribuable honnête. La fraude sociale est toutefois tout aussi importante et je comprends que vous vouliez, avec votre collègue Mme De Block, agir préventivement. Il faut intervenir contre les récidivistes impénitents. Vous vous référez à la jurisprudence, mais nous n’avons que peu de prise sur les tribunaux. Le législateur doit proposer des critères clairs et le monde politique doit donner le signal que les récidivistes, tant les personnes physiques que les entreprises, doivent payer des amendes lourdes. |
De heer Bart Tommelein (Open Vld). – Mijnheer de staatssecretaris, het verheugt me dat de voorbije maanden de fiscale en de sociale fraude nagenoeg even actief zijn bestreden. Onmiddellijk na uw eedaflegging heb ik uiting gegeven aan mijn vrees dat alleen de fiscale fraude zou worden aangepakt. Niet dat we ons tegen de bestrijding van fiscale fraude verzetten; elke fraude is verwerpelijk en benadeelt uiteindelijk de eerlijke belastingbetaler. Sociale fraude is echter even belangrijk en ik begrijp dat u samen met collega De Block wil inzetten op preventie. Tegen hardleerse recidivisten moet worden opgetreden. U verwijst naar de rechtspraak, maar daarop hebben we weinig vat. De wetgever moet wel duidelijke criteria aanreiken en de politieke wereld moet het signaal geven dat zowel recidiverende privépersonen als bedrijven zwaar moeten worden beboet. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over «de vastlegging van heldere criteria voor de werklastmeting binnen de rechtbanken en de parketten van Brussel‑Halle‑Vilvoorde» (nr. 5‑616) |
||||
M. Bert Anciaux (sp.a). – Avec un peu de chance, le Sénat pourra bientôt passer à la réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles‑Hal‑Vilvorde (BHV). Cette réforme importante doit pouvoir renforcer l’organisation de la justice. À cet effet, les huit partis de la majorité institutionnelle ont décidé de faire exécuter, durant la législature actuelle, une sérieuse mesure de la charge de travail de manière à ce que suffisamment de magistrats du parquet et de magistrats du siège des deux langues puissent entrer ou rester en service. Dans son avis du 30 mai 2012, le Conseil supérieur de la Justice fait plusieurs recommandations intéressantes pour mesurer, au moyen des chiffres actuels, la charge de travail dans les délais prévus de manière à ce que tout cela ne traîne pas pendant des années. Certains parlent en effet de 2017. Deux choses sont alors nécessaires à cette fin : des critères clairs et une direction ferme assurée par la ministre. J’aurais aimé que la ministre m’indique si tout sera mis en œuvre pour mesurer aussi vite que possible la charge de travail ? Quand fixera‑t‑elle la méthode de travail et les critères à cet effet ? |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Met een beetje geluk kan de Senaat weldra overgaan tot de hervorming van het gerechtelijk arrondissement BHV. Die belangrijke hervorming moet de rechtsbedeling kunnen versterken. Daartoe hebben de acht partijen van de institutionele meerderheid beslist om nog tijdens de huidige regeerperiode een ernstige werklastmeting te laten uitvoeren, zodat er voldoende parketmagistraten en zetelende magistraten in de twee talen aan de slag kunnen of kunnen blijven. In zijn advies van 30 mei 2012 doet de Hoge Raad voor Justitie een aantal interessante aanbevelingen om met behulp van de huidige cijfers de werklast binnen de vooropgestelde tijdsschema te meten, zodat een en ander geen jaren, volgens sommigen tot 2017, moet aanslepen. Daarvoor zijn twee zaken nodig: duidelijke criteria en een strakke leiding door de minister. Van de minister had ik graag vernomen of alles in het werk zal worden gesteld om de werklast zo snel mogelijk meten? Wanneer zal de minister de werkmethode en de criteria daarvoor vastleggen? |
|||
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Le projet de loi relatif à la réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles‑Hal‑Vilvorde a déjà été adopté à la Chambre des représentants et est actuellement examiné en commission des Affaires institutionnelles du Sénat. Lors de la réforme, il sera bien entendu tenu compte des conséquences pour le personnel de la Justice. La mesure de la charge de travail est à cet égard une donnée très importante. Nous avons déjà commencé cette mesure et procédé à tous les préparatifs pour accélérer la mesure de la charge de travail à Bruxelles et pour en appliquer les résultats dans cet arrondissement judiciaire. Je défendrai ardemment cette mesure et je veillerai à ce qu’elle soit effectuée correctement. Les débats à ce sujet ont déjà commencé au sein des structures de concertation appropriées. Si cette concertation ne donne aucun bon résultat, nous veillerons d’une autre manière à ce que la mesure de la charge de travail soit effectuée. L’avis du Conseil supérieur de la Justice contient des suggestions qui sont actuellement examinées. Si le résultat de cet examen est utile, il sera utilisé lors de la mesure de la charge de travail. En tant que ministre de la Justice, je ferai le nécessaire pour mener à bien la mesure, de manière à ce qu’elle puisse être utilisée utilement lors de la réforme de l’arrondissement judiciaire. |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Het wetsontwerp betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel‑Halle‑Vilvoorde is al goedgekeurd in de Kamer van volksvertegenwoordigers en wordt momenteel besproken in de senaatscommissie voor de Institutionele Aangelegenheden. Bij de hervorming zal uiteraard rekening worden gehouden met de gevolgen voor het gerechtspersoneel. De werklastmeting is daarbij een zeer belangrijk gegeven. We zijn al gestart met die werklastmeting, the never‑ending soap voor alles wat justitie aanbelangt. We hebben alle voorbereidingen getroffen om een extra injectie te geven aan de werklastmeting in Brussel en om de resultaten ervan toe te passen in dat gerechtelijk arrondissement. Ik zal die meting ten zeerste verdedigen en ervoor zorgen dat ze correct wordt uitgevoerd. De beraadslagingen hierover zijn al aangevat binnen de geëigende overlegstructuren. Als dat overleg geen goed resultaat oplevert, zullen we er op een andere manier voor zorgen dat de werklastmeting wordt uitgevoerd. Het advies van de Hoge Raad voor de Justitie bevat suggesties die nu worden onderzocht. Als het resultaat van dit onderzoek nuttig is, zal het worden gebruikt bij de werklastmeting. Ik zal als minister van Justitie het nodige doen om de werklastmeting tot een goed einde te brengen, zodat ze nuttig kan worden gebruikt bij de hervorming van het gerechtelijk arrondissement. |
|||
M. Bert Anciaux (sp.a). – Je remercie la ministre pour sa réponse volontariste dont l’engagement du gouvernement ressort clairement. Cela rassure. Je suis très heureux de cette réponse. |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik dank de minister voor haar voluntaristische antwoord, waaruit duidelijk blijkt dat de regering zich engageert. Dat geeft zekerheid voor onze discussie. Ik ben zeer blij met dit antwoord. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Justitie over «het verslag van het Europees Comité voor de preventie van foltering over de problemen in de gevangenis van Tilburg» (nr. 5‑619) |
||||
Mme Olga Zrihen (PS). – À la suite d’une visite en 2011 à la prison de Tilburg, le Comité de prévention de la torture (CPT), instance du Conseil de l’Europe, a mentionné dans l’un de ses rapports, publié ce mardi 26 juin, que des problèmes de violence ainsi que des problèmes linguistiques y avaient été constatés. Si la prison de Tilburg se situe en territoire néerlandais, elle ne nous est pour autant pas étrangère puisqu’en vertu d’une convention belgo‑néerlandaise, des ressortissants belges y sont incarcérés. Si aucun mauvais traitement à l’encontre des détenus n’a été déploré, le CPT constate cependant que l’établissement pénitentiaire de Tilburg connaît de réelles violences entre détenus. Cette violence est, semble‑t‑il, liée au taux élevé d’occupation dans les anciens dortoirs militaires ainsi qu’au mélange de catégories de condamnés dans les cellules. En conséquence, le CPT a recommandé qu’une priorité soit accordée à la diminution graduelle du nombre de lits dans les dortoirs. Par ailleurs, des problèmes de nature linguistique ont également été épinglés, notamment pour les détenus francophones et arabophones. Ainsi, la brochure remise aux détenus n’est disponible qu’en néerlandais et certaines mesures disciplinaires telles que l’isolement, ne sont signifiées qu’en néerlandais aux personnes emprisonnées. Madame la ministre, quelle est votre position sur les conclusions de ce rapport ? Quelles mesures pouvez‑vous adopter pour en corriger les aspects négatifs ? |
Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Naar aanleiding van een bezoek aan de gevangenis van Tilburg in 2011 heeft het Comité voor de preventie van foltering van de Raad van Europa (CPT) in een van haar rapporten, gepubliceerd op dinsdag 26 juni, gemeld dat er geweldproblemen en taalproblemen werden vastgesteld. De gevangenis van Tilburg bevindt zich op Nederlands grondgebied, maar ze is ons niet onbekend aangezien er Belgische onderdanen worden opgesloten in uitvoering van een verdrag tussen België en Nederland. Er werd niet geklaagd over een slechte behandeling van gedetineerden, maar het CPT stelt wel vast dat er zich in de penitentiaire instelling van Tilburg echte gewelddaden tussen de gedetineerden voordoen. Dat geweld lijkt verband te houden met de hoge bezettingsgraad in de oude militaire slaapzalen en met de mix van categorieën van veroordeelden in de cellen. Bijgevolg beveelt het CPT aan dat er prioriteit wordt verleend aan de geleidelijke vermindering van het aantal bedden op de slaapzalen. Verder werden er taalproblemen aangestipt, in het bijzonder voor de Franstalige en Arabischtalige gevangenen. Zo is de brochure die aan de gedetineerden wordt overhandigd enkel in het Nederlands beschikbaar en sommige disciplinaire maatregelen, zoals de afzondering, worden enkel in het Nederlands aan de gevangenen medegedeeld. Wat is het standpunt van de minister over de conclusies van dat rapport? Welke maatregelen kan ze nemen om de negatieve aspecten te verbeteren? |
|||
Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Le rapport est positif, bien qu’il contienne des remarques, ces dernières n’étant pas réellement négatives. Le rapport est en réalité très nuancé sur la question de la violence. Il convient de parler de tensions plutôt que de réelles violences physiques. Celles‑ci sont très rares. Le personnel est très professionnel et garde la situation sous contrôle. À l’heure actuelle, diminuer la population de Tilburg n’est pas une option étant donné la surpopulation. Des détenus d’origine étrangère se trouvent aussi dans les prisons flamandes. Les membres du personnel connaissent souvent une autre langue et tout le monde peut se faire comprendre. C’est également le cas à Tilburg. De plus, nous y disposons d’un psychologue francophone et d’un psychologue bilingue. En ce sens, il n’y a aucun problème linguistique. Tous les dossiers peuvent être traités. Nous répondrons aux remarques du CPT selon la procédure habituelle. Certains points pourront certainement être résolus. Pour d’autres, nous lui communiquerons notre position. La comparaison doit être faite avec la situation des personnes détenues dans les prisons situées sur notre territoire. |
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – Het rapport is positief. Het bevat weliswaar opmerkingen, maar die zijn niet echt negatief. Het rapport is in feite zeer genuanceerd over het geweldprobleem. Het gaat eerder om spanningen dan om echte fysieke gewelddaden. Die laatste zijn zeer zeldzaam. Het personeel is zeer professioneel en houdt de situatie onder controle. Op dit ogenblik is een vermindering van de populatie van Tilburg geen mogelijkheid wegens de overbevolking. Gedetineerden van vreemde origine bevinden zich ook in de Vlaamse gevangenissen. De personeelsleden kennen vaak een andere taal en iedereen kan zich verstaanbaar maken. Dat is eveneens het geval in Tilburg. Bovendien beschikken we er over een Franstalige en een tweetalige psycholoog. In die zin is er geen enkel taalprobleem. Alle dossiers kunnen worden behandeld. We zullen de opmerkingen van het CPT beantwoorden volgens de normale procedure. Sommige punten kunnen zeker worden opgelost. Voor andere zullen we Comité ons standpunt meedelen. Er moet worden vergeleken met de situatie van gedetineerden in de gevangenissen op ons grondgebied. |
|||
Mme Olga Zrihen (PS). – Je peux comprendre que vous voyiez le verre à moitié plein plutôt qu’à moitié vide. Je voudrais simplement rappeler que, lorsque nous nous sommes engagés à envoyer certains détenus à Tilburg, nous avons obtenu du ministre de l’époque des assurances totales quant à la qualité du travail qui y était réalisé. Loin de moi l’idée de parler de la compétence professionnelle des équipes d’encadrement. Je me permets cependant d’indiquer que le rapport du CPT souligne ces points‑là et qu’il serait dommageable de ne pas les prendre en considération. Reste la question linguistique. Ce n’est pas parce que les opérateurs sont bilingues que les droits des détenus sont automatiquement et totalement respectés. Il serait dès lors extrêmement important de prévoir un autre type de communication, notamment pour les mesures disciplinaires. Enfin, comparaison n’est pas raison. Ce n’est pas parce que certains lieux ne sont pas corrects chez nous qu’il faudrait automatiquement en faire une norme pour les autres. |
Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Ik begrijp dat de minister het glas halfvol in plaats van halfleeg ziet. Ik wil er gewoon aan herinneren dat, toen we ermee hebben ingestemd om sommige gedetineerden naar Tilburg te sturen, we van de toenmalige minister een absolute garantie hebben gekregen met betrekking tot de kwaliteit van het werk dat er werd gerealiseerd. Ik wil helemaal niet de professionele competentie van het leidinggevende team ter sprake brengen maar ik wil toch aanstippen dat het rapport van het CPT die punten onderstreept en dat het nadelig zou zijn er geen aandacht aan te besteden. Dan is er nog de taalkwestie. Het is niet omdat de operatoren tweetalig zijn dat de rechten van de gedetineerden automatisch en volledig worden gerespecteerd. Het is dus zeer belangrijk in een ander soort communicatie te voorzien, vooral voor tuchtmaatregelen. Het houdt geen steek om te vergelijken. Het is niet omdat sommige plaatsen bij ons niet in orde zijn dat ze als norm moeten worden gehanteerd voor de andere plaatsen. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 176 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de veiligheid en gezondheid in mijnen, aangenomen te Genève op 22 juni 1995 (Stuk 5‑1589) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. Daems se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer Daems verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1589/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1589/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend Akkoord tussen het Koninkrijk België en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart ‘Eurocontrol’ van 13 december 1960, inzake de voorrechten en immuniteiten van de Organisatie, en zijn Gemeenschappelijke Verklaring, gedaan te Brussel op 17 juli 2006 (Stuk 5‑1590) |
||||
Algemene bespreking |
||||
M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1590/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1590/1.) |
|||
– Les articles 1er à 3 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi. |
– De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord over het wegvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, ondertekend te Skopje op 10 september 1998 (Stuk 5‑1606) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. Daems se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer Daems verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Notre groupe ne votera pas en faveur du présent projet ni des autres projets figurant à l’ordre du jour et concernant des accords en matière de transport routier. Nous ne le ferons pas parce qu’ils contiennent des dispositions sur le « service occasionnel », qui offrent des garanties insuffisantes contre l’immigration illégale. L’Europe applique la libre circulation des personnes, ce qui est positif, mais étant donné l’insuffisance des contrôles, des illégaux pénètrent dans l’UE. Nous n’approuverons aucun accord susceptible d’encourager l’immigration illégale, surtout si le principe de libre circulation est étendu à des pays hors UE. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Onze fractie zal het voorliggende ontwerp niet goedkeuren, en evenmin de andere ontwerpen op de agenda die akkoorden betreffen over het wegvervoer. We zullen dat niet doen omdat ze bepalingen bevatten over het ‘ongeregeld vervoer’, die onvoldoende garanties bieden tegen illegale immigratie. In Europa geldt een vrij verkeer van personen, wat wel goed is, maar het wordt onvoldoende opgevolgd en zorgt voor illegalen in de EU. Wij zullen dan ook geen akkoorden goedkeuren die illegale immigratie kunnen aanmoedigen, vooral als het principe van vrij verkeer wordt uitgebreid tot landen buiten de EU. |
|||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – En commission, nous nous sommes déjà référés aux remarques du Conseil d’État en ce qui concerne les projets portant assentiment à des accords sur le transport routier. Pour certains projets, le Conseil n’arrive pas à déterminer clairement si la compétence des entités fédérées a été respectée, ce qui est pourtant une de ses exigences. Une autre remarque du Conseil portait sur un aspect certes technique mais non négligeable. Ainsi, deux accords ont été signés par un collaborateur de cabinet. En principe, le ministre peut déléguer sa signature, par exemple à un ambassadeur, mais la question est de savoir si un collaborateur de cabinet peut être habilité à remplir cette tâche. Le cabinet nous a promis d’apporter une réponse circonstanciée à ces deux remarques du Conseil d’État. Nous ne l’avons pas encore reçue. C’est pourquoi nous nous abstiendrons lors du vote, comme nous l’avons fait en commission. Nous n’avons toutefois aucune objection sur le fond de ces accords qui ont d’ailleurs déjà été signés depuis un certain nombre d’années. |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – In commissie hebben we al gewezen op de opmerkingen van de Raad van State over de ontwerpen houdende instemming met akkoorden over het wegvervoer. Voor sommige ontwerpen is het volgens de Raad van State helemaal niet duidelijk of de deelstatenbevoegdheid werd gerespecteerd, wat volgens de raad vereist is. Een andere opmerking van de raad ging over een weliswaar technisch maar toch niet onbelangrijk aspect. Zo werden twee akkoorden ondertekend door een kabinetsmedewerker. In principe kan de minister de bevoegdheid om te ondertekenen delegeren, bijvoorbeeld naar een ambassadeur, maar de vraag is of een kabinetsmedewerker daartoe gemachtigd kan worden. Het kabinet beloofde ons een omstandig antwoord voor die twee opmerkingen van de Raad van State. We hebben dat nog altijd niet ontvangen. Daarom zullen we ons bij de stemming onthouden, precies zoals in de commissie. Inhoudelijk hebben we echter geen probleem met de akkoorden, die overigens al een aantal jaren geleden zijn ondertekend. |
|||
M. Bert Anciaux (sp.a). – Il me paraît curieux que d’aucuns se positionnent contre des projets en discussion à cause d’un titre. Les accords ne portent pas sur l’immigration, légale ou non. Ces accords entre notre pays et la Macédoine, la Géorgie, le Kazakhstan, l’Albanie et la Fédération de Russie concernent le transport international de personnes et de marchandises et les conditions de sécurité indispensables en la matière. L’obsession aveugle d’un parti pour l’immigration illégale qui pourrait se développer du fait de ces accords n’a dès lors aucun sens. Celui qui est opposé aux traités, est simplement opposé à la sécurité routière. |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik vind het best grappig dat sommigen zich wegens een titel tegen voorliggende ontwerpen keren. Het gaat in de akkoorden niet over immigratie, al dan niet legaal. Voorliggende akkoorden tussen ons land en Macedonië, Georgië, Kazachstan, Albanië en de Russische Federatie gaan over internationaal wegvervoer van mensen en goederen en de daarvoor noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden. De blinde obsessie van een partij voor illegale immigratie die door de akkoorden zou kunnen ontstaan, is dan ook onzin. Wie gekant is tegen de verdragen, is gewoon tegen verkeersveiligheid. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – M. Anciaux se réfère à un parti. Il s’agit naturellement du Vlaams Belang. Je parlais des dispositions relatives au « service occasionnel ». Qu’en est‑il des personnes qui pénètrent de manière illégale dans l’Union européenne, où prévaut la libre circulation des personnes ? Les accords qui nous sont soumis n’offrent aucune garantie sur ce que l’on transporte exactement, personnes ou marchandises. Le transport doit en effet être strictement réglementé. Nous souhaiterions même qu’il y ait davantage de garanties dans ces accords. C’est justement parce qu’ils ne donnent pas satisfaction sur ce plan que nous votons contre. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – De heer Anciaux verwijst naar een partij. Dat slaat natuurlijk op het Vlaams Belang. Ik had het over de bepalingen over ‘ongeregeld vervoer’. Wat met de mensen die op illegale wijze de Europese Unie binnenkomen, waar vrij verkeer van personen geldt? De voorliggende akkoorden geven geen garantie over wat en wie precies wordt vervoerd. Daarover gaat het voor ons. Het vervoer moet inderdaad strikt worden geregeld. Wij zijn zelfs voorstander van meer garanties in de akkoorden. Precies omdat de akkoorden op dat stuk niet volstaan, stemmen we tegen. |
|||
M. Bert Anciaux (sp.a). – À l’ordre du jour figurait un projet de loi sur la sécurité de la navigation aérienne. Il est évidemment possible qu’un illégal voyage un jour en avion. Est‑ce une raison pour voter contre le projet concernant Eurocontrol, une organisation qui garantit la coopération internationale en matière de sécurité du service de contrôle aérien ? L’obsession du Vlaams Belang est tout simplement incompréhensible. |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Daarnet was het ontwerp over de veiligheid van de luchtvaart aan de orde. Het is natuurlijk best mogelijk dat ooit een illegaal met een vliegtuig reist. Is dat een reden om tegen het ontwerp te stemmen dat over Eurocontrol gaat, een organisatie die instaat voor de internationale samenwerking op het vlak van de veiligheid van de luchtverkeersleiding? De obsessie van Vlaams Belang is gewoon onbevattelijk. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB) (Fait personnel). – Nous approuvons le projet relatif à Eurocontrol. Il ne concerne pas les passagers des avions, mais entre autres les privilèges et l’immunité accordés à Eurocontrol. Nous n’avons aucune objection à cette réglementation. Les dispositions figurant dans les accords relatifs au transport routier ne sont pas assez strictes et offrent des garanties insuffisantes. C’est pourquoi nous nous opposons à ces accords. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB) (Persoonlijk feit). – Het ontwerp met betrekking tot Eurocontrol keuren we goed. Het gaat niet over de passagiers van de vliegtuigen. Het gaat onder meer over voorrechten en immuniteit die aan Eurocontrol worden gegeven. Met die regeling hebben we geen enkel probleem. De bepalingen in de akkoorden over het wegvervoer zijn niet strikt genoeg en bieden onvoldoende garanties. Daarom zijn we tegen die akkoorden gekant. |
|||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Chacun a le droit de de défendre n’importe quel point de vue et d’utiliser n’importe quel argument. Si certains arguments que l’on a défendus ici avaient été évoqués et éventuellement, réfutés en commission, cela aurait été tout bénéfice pour le niveau de la discussion en séance plénière. Il me paraît choquant que d’aucuns avancent en séance plénière des arguments qui n’ont rien à voir avec le fond du projet et qui de plus doivent expliquer un vote. Pour le reste, chacun décide de ce qu’il veut défendre et à quel endroit. |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Iedereen heeft het recht om het even welk standpunt in te nemen en dat met om het even welke argumenten te verdedigen. Het zou het niveau van de discussie in plenaire vergadering evenwel ten goede komen als bepaalde argumenten die hier werden aangehaald, in de commissie aan bod zouden komen en daar eventueel weerlegd. Ik vind het stuitend dat in de plenaire vergadering argumenten worden aangevoerd, die niets met de grond van de zaak te maken hebben en die bovendien een stemgedrag moeten verklaren. Voor de rest maakt iedereen voor zichzelf uit waar en wat hij wil verdedigen. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1606/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1606/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van mevrouw Marie Arena aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over «de aankondiging van de sluiting van de thermische centrales» (nr. 5‑626) |
||||
Mme Marie Arena (PS). – Nous sommes aujourd’hui au cœur du débat sur l’approvisionnement énergétique de la Belgique, puisque la position du gouvernement quant à l’avenir du nucléaire devrait être annoncée incessamment. À l’occasion de ce débat, une controverse est née entre autres dans les médias après l’annonce par Electrabel de la fermeture de centrales thermiques « classiques ». Ce choix aurait une influence sur la sécurité d’approvisionnement global de la Belgique et entraînerait, selon certains, la nécessité de maintenir encore en service les centrales nucléaires. Electrabel répondrait que ces fermetures, planifiées depuis pas mal de temps déjà, concernent des unités qui sont à l’arrêt depuis longtemps. Il est dommage que ce débat ne se déroule que dans les médias et non dans les chambres parlementaires. Pouvez‑vous apporter des précisions sur la situation des centrales dont la fermeture est annoncée et plus particulièrement sur le fait qu’elles seraient complètement ou sporadiquement arrêtées ? |
Mevrouw Marie Arena (PS). – Vandaag zitten we midden in het debat over de energievoorziening van België, aangezien de regering binnenkort haar standpunt over de toekomst van de kernenergie moet meedelen. Naar aanleiding van dat debat is, onder andere in de media, een controverse ontstaan nadat Electrabel de sluiting had aangekondigd van de ‘klassieke’ thermische centrales. Die keuze zou een weerslag hebben op de zekerheid van de bevoorrading van België en heeft volgens sommigen als gevolg dat de kerncentrales nog in dienst moeten worden gehouden. Electrabel zou verklaard hebben dat die sluitingen al lang gepland zijn en eenheden betreffen die al lang stilliggen. Het is jammer dat dit debat enkel in de media wordt gevoerd en niet in het parlement. Kan de staatssecretaris meer details geven over de situatie van de centrales waarvan de sluiting is aangekondigd, in het bijzonder of ze volledig, dan wel sporadisch zouden worden stilgelegd? |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles. – Je vous remercie pour cette question. En effet, nous avons parfois l’impression qu’il est difficile d’avoir des débats sereins sur ce thème. On entre très vite dans la caricature. Il est vrai qu’un certain nombre de centrales peuvent être arrêtées. Les raisons de ces arrêts peuvent être très différentes : la fin d’un permis, un problème environnemental ou un problème de rentabilité. Dans le troisième paquet des directives sur l’énergie, que nous avons voté au début de cette année 2012 après un travail parlementaire important en 2011, il est prévu que chaque producteur avertisse l’autorité quinze mois avant une fermeture définitive ou temporaire. Conformément à la procédure et à la date prévue pour une fermeture en septembre 2013, Electrabel a donc annoncé la fermeture d’un certain nombre de ses centrales. Dans le cadre de la consultation sur la sécurité de l’approvisionnement faite par mon administration et dans laquelle nous interrogions les producteurs sur leurs perspectives, ces centrales avaient été signalées par Electrabel comme destinées à être fermées au 1er septembre 2013. Nous avons en Belgique un problème de rentabilité des centrales électriques fonctionnant au gaz. Ceci en est l’exemple. Il y en a d’autres chez d’autres producteurs. En effet, beaucoup de centrales au gaz ne tournent pas ou ne tournent pas suffisamment pour couvrir leurs coûts. J’ai lu dans la presse des éléments allant dans différents sens et je me suis abstenu de faire des commentaires pour ne pas alimenter la polémique. Le sujet mérite mieux qu’une polémique. Je propose un mécanisme d’amélioration du système d’encadrement des mises à l’arrêt pour être certain que les mises à l’arrêt pour des questions environnementales, de rentabilité, de fin de permis, etc., ne mettent pas en péril la sécurité d’approvisionnement. J’espère que ce mécanisme recueillera un accord du gouvernement. On peut comprendre que les centrales s’ouvrent et se ferment selon les règles du marché. Mais lorsque le marché ne parvient pas à garantir la sécurité d’approvisionnement, nous devons trouver des mécanismes qui, en altérant le moins possible les règles des marchés, assurent néanmoins la sécurité d’approvisionnement. Pour un État, cette sécurité reste en effet la première des garanties que nous devons offrir à nos citoyens. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – Ik dank de senator voor haar vraag. We hebben inderdaad soms de indruk dat het moeilijk is serene debatten te voeren over dit onderwerp. Het is inderdaad mogelijk dat een aantal centrales worden gesloten. De reden van de sluiting kan divers zijn: het einde van een vergunning, een milieuprobleem of een rentabiliteitsprobleem. In het derde pakket maatregelen inzake energie, die we begin 2012 hebben goedgekeurd na uitvoerig parlementair werk in 2011, is bepaald dat elke producent vijftien maanden voor de definitieve of tijdelijke sluiting, de overheid op de hoogte brengt. In overeenstemming met de procedure en op de datum die is bepaald voor een sluiting in september 2013, heeft Electrabel de sluiting van een aantal van haar centrales aangekondigd. Naar aanleiding van de consultatie inzake bevoorradingszekerheid die mijn administratie heeft gehouden en de producenten gevraagd werd wat hun perspectieven waren, heeft Electrabel meegedeeld van plan te zijn die centrales op 1 september 2013 te sluiten. In België is er een rentabiliteitsprobleem voor de elektriciteitscentrales die op gas werken. Dit is er een voorbeeld van. Er zijn er andere bij andere producenten. Immers, veel centrales op gas draaien niet of draaien onvoldoende om de kosten te dekken. Ik heb in de pers uiteenlopende berichten gelezen, maar ik heb me onthouden van commentaar om de polemiek niet op te voeren. Het onderwerp verdient beter dan een polemiek. Ik opteer voor een beter begeleidingssysteem van de stopzettingen om er zeker van te zijn dat de stopzettingen wegens redenen die te maken hebben met milieu, rentabiliteit, einde van een vergunning, enzovoort, de bevoorradingszekerheid niet in het gedrang brengen. Ik hoop dat de regering daarmee instemt. Het is begrijpelijk dat de centrales openen en sluiten volgens de spelregels van de markt. Als de markt er echter niet in slaagt bevoorradingszekerheid te garanderen, moeten we mechanismen vinden die dat wel kunnen garanderen en tegelijkertijd de spelregels van de markt zo weinig mogelijk beïnvloeden. Het is belangrijk voor een staat dat ze haar burgers die zekerheid kan bieden. |
|||
Mme Marie Arena (PS). – Comme vous, monsieur le secrétaire d’État, j’estime que le sujet mérite mieux que la polémique dont nous avons été victimes ces derniers jours. Nous devons bien sûr garder à l’esprit la sécurité de l’approvisionnement énergétique. En ce qui concerne le type de centrale, vous avez parlé d’un mécanisme d’accompagnement lors de l’annonce de la fermeture d’une centrale ; s’agit‑il d’un mécanisme de consultation, la fermeture pouvant être revue en fonction de la dépendance énergétique qu’elle créerait, ou d’une information unilatérale du producteur ? |
Mevrouw Marie Arena (PS). – Ik ben net zoals de staatssecretaris van mening dat dit onderwerp beter verdient dan de polemiek die we de afgelopen dagen hebben moeten ondergaan. We moeten er hoe dan ook voor zorgen dat we de energie bevoorrading kunnen garanderen. De staatssecretaris had het over een begeleidingsmechanisme bij de aankondiging van de sluiting van een centrale. Gaat het om een mechanisme waarbij de sluiting kan herbekeken worden als ze energieafhankelijkheid zou veroorzaken, of gaat het om een eenzijdige informatieverstrekking door de producent? |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité et aux Réformes institutionnelles. – Ce que je vais proposer ira plus loin que la simple information, pour autant que se pose le problème de la sécurité de l’approvisionnement. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – Mijn voorstel gaat verder dan louter informeren, in het bijzonder ingeval er een probleem rijst in verband met de zekerheid van de bevoorrading. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord over het wegvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Georgië, ondertekend te Brussel op 19 maart 2002 (Stuk 5‑1607) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. De Bruyn se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer De Bruyn verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1607/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1607/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kazachstan over het internationaal wegvervoer, ondertekend te Brussel op 5 december 2006 (Stuk 5‑1608) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – Mme Dominique Tilmans se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – Mevrouw Dominique Tilmans verwijst naar haar schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1608/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1608/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië betreffende het internationaal wegvervoer, ondertekend te Tirana op 25 april 2006 (Stuk 5‑1609) |
||||
Algemene bespreking |
||||
M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit et je précise que le projet, comme tous les projets portant assentiment à des accords, a été approuvé à l’unanimité. |
De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag en wijs erop dat het ontwerp, net zoals alle andere ontwerpen houdende instemming met akkoorden, unaniem werd goedgekeurd. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1609/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1609/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007 (Stuk 5‑1614) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – Mme Dominique Tilmans se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – Mevrouw Dominique Tilmans verwijst naar haar schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1614/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1614/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Facultatief protocol bij het Verdrag inzake de veiligheid van VN‑personeel en geassocieerd personeel, gedaan te New York op 8 december 2005 (Stuk 5‑1630) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. De Bruyn se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer De Bruyn verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1630/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1630/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van mevrouw Mieke Vogels aan de minister van Werk over «het voorstel om de band tussen anciënniteit en verloning door te knippen» (nr. 5‑621) |
||||
Mme Mieke Vogels (Groen). – Le 25 juin, la ministre a présenté le rapport annuel 2012 du Conseil supérieur de l’emploi. Selon ce rapport, le taux d’emploi des personnes âgées de 55 à 64 ans en Belgique est toujours bien moins élevé que celui du reste de l’Europe, avec 38,7% contre 47,7%. Cela a inspiré d’emblée une idée à la ministre. Selon elle, le dernier salaire ne doit pas nécessairement être le plus élevé, le niveau salarial étant une des principales explications du licenciement des travailleurs les plus âgés lors d’une restructuration. Un employé de 60 ans gagne en effet en moyenne 4 500 euros bruts. Je me demande si cette affirmation est fondée sur des statistiques ou des études. La ministre ne s’est‑elle pas plutôt laissé influencer par le patronat ? L’écart entre les salaires les moins et les plus élevés est bien moins important chez les ouvriers. Mais, dans cette catégorie aussi, les plus âgés sont les premiers à devoir partir en cas de restructuration. La ministre préfère‑t‑elle que les jeunes travailleurs soient les premiers mis de côté ? Plus généralement, les perspectives que la ministre peut encore offrir au travailleur âgé m’inquiète et m’irrite. Il doit travailler plus longtemps sans que les pouvoirs publics se soucient de ses capacités physiques ou autres. Lors de l’examen de l’accord de gouvernement, je me suis enquise de la manière dont notre pays réglerait les fins de carrière, donnant des exemples étrangers. En France, chaque entreprise est ainsi tenue de présenter un plan de carrière qui tienne compte de la conciliation de la vie professionnelle et familiale et qui propose des emplois adaptés aux travailleurs âgés. Jusqu’à présent, on observe peu d’initiatives semblables en Belgique. Qu’advient‑il des mesures de fin de carrière annoncées par la ministre ? Si un travailleur perd son emploi, la ministre souhaite qu’il retrouve plus rapidement du travail et réduit donc plus rapidement ses allocations de chômage. Dès le 1er novembre 2012, des dizaines de chefs de ménage et isolés se retrouveront ainsi sous le seuil de pauvreté européen ; au bout d’un certain temps, les pourcentages atteindront respectivement à 31% et 12%. La ministre fait donc preuve d’une grande sévérité envers les chômeurs mais leur offre peu de perspectives d’emploi. Elle poursuit dans le même travers : combattre le chômeur et non le chômage. Cerise sur le gâteau, le travailleur âgé doit travailler plus longtemps en gagnant moins. Je tiens tout d’abord à rappeler que ce sont les partenaires sociaux et non le gouvernement qui sont habilités à négocier les salaires. Une fois de plus, la ministre a fait fi de la concertation sociale en tentant d’établir une liste de secteurs où la norme salariale de 0,3% est dépassée. Il ne faut pas se méprendre sur les critiques des syndicats. Selon la SETCa, la ministre lance une idée après l’autre, mais ses propositions seraient parfaitement à leur place dans le cahier de revendications d’une organisation patronale. Un ministre de l’Emploi doit veiller au bien‑être des travailleurs de son pays. Son rôle n’est pas d’exécuter le programme du patronat. J’espère que, malgré tout, la ministre n’a pas perdu de vue le bien‑être des travailleurs. Le gouvernement partage‑t‑il le point de vue de la ministre sur la rupture du lien entre l’ancienneté et la rémunération ? Comment développera‑t‑elle cette proposition ? Quand des mesures concrètes seront‑elles proposées pour garantir le bien‑être des travailleurs âgés ? Où en sont les arrêtés d’exécution sur le crédit‑temps et les aménagements de carrière pour les plus de 50 ans ? |
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). – Op maandag 25 juni presenteerde de minister het jaarverslag 2012 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Volgens dat verslag ligt de werkgelegenheidsgraad van 55‑ tot 64‑jarigen in België nog steeds veel lager dan in de rest van de Europese Unie, namelijk 38,7% tegenover 47,7%. De minister had meteen een ideetje klaar. Volgens haar hoefde het laatste loon niet noodzakelijk het hoogste te zijn. ‘De hoge lonen zijn een van de voornaamste verklaringen waarom oudere werknemers bij herstructureringen sneller afgedankt worden’, voegde ze eraan toe. Een zestigjarige bediende verdient inderdaad gemiddeld 4500 euro bruto. Ik vraag me af of die bewering wel gebaseerd is op cijfers of studies. Heeft de minister zich niet veeleer laten leiden door uitlatingen van werkgevers? Bij de arbeiders zijn de verschillen tussen lagere en hogere lonen veel minder groot. Maar ook in die categorie zijn het eerst de oudere werknemers die vertrekken bij herstructureringen. Uiteraard moeten er bij elke herstructurering mensen vertrekken. Ziet de minister dan liever dat eerst de jongere werknemers aan de kant worden geschoven? Meer in het algemeen ben ik bezorgd en ook boos over het perspectief dat de minister nog aan de oudere werknemer te bieden heeft. Hij of zij moet immers langer werken zonder dat de overheid kijkt naar zijn of haar draagkracht. Tijdens de bespreking van het regeerakkoord heb ik gevraagd hoe ons land de eindeloopbaan zou regelen. Ik wees toen op voorbeelden uit het buitenland. Zo moet in Frankrijk elk bedrijf een loopbaanplan voorleggen dat rekening houdt met de combinatie van werk en gezin en dat aangepaste jobs bevat voor oudere werknemers. Tot op heden is daar in België weinig van te merken. Waar blijven de eindeloopbaanmaatregelen die de minister heeft aangekondigd? Als een werknemer werkloos wordt, wil de minister hem sneller aan het werk door zijn werkloosheidsuitkeringen sneller af te bouwen. Dat komt erop neer dat vanaf 1 november 2012 duizenden gezinshoofden en alleenstaanden onder de Europese armoedegrens zullen terechtkomen; de percentages zullen na verloop van tijd respectievelijk uitkomen op 31% en 12%. Voor de werklozen heeft de minister dus zeer veel strengheid over, maar weinig perspectief op werk. Ze volhardt in de boosheid: de werkloze te bestrijden en niet de werkloosheid. Haar bericht dat de oudere werknemer langer dezelfde job moet doen voor minder geld, is de klap op de vuurpijl. Eerst en vooral zijn de sociale partners bevoegd om te onderhandelen over de loonvorming, niet de regering. Overigens heeft de minister nu opnieuw het sociaal overleg genegeerd. Eerder heeft ze immers geprobeerd een lijst op te stellen van bedrijfssectoren waarin de loonnorm van 0,3% wordt overschreden. De kritiek van de vakbond is niet mis te verstaan. Ik citeer de persmededeling van de BBTK gisteren: ‘De minister lanceert het ene idee na het andere, maar die voorstellen zouden niet misstaan in de eisenbundel van een werkgeversorganisatie’. Een minister van Werk moet waken over het welzijn van de werknemers in ons land. Die minister is er niet om de agenda van de werkgevers uit te voeren. Ik hoop dat ondanks alles de minister het welzijn van de werknemer niet uit het oog heeft verloren. Deelt de regering het standpunt van de minister over het doorknippen van de band tussen anciënniteit en verloning? Hoe zal ze dat voorstel verder uitwerken? Wanneer mogen oudere werknemers eindelijk concrete voorstellen verwachten om hun welzijn te garanderen? Waar blijven de uitvoeringsbesluiten over tijdskrediet en landingsbanen? |
|||
Mme Monica De Coninck, ministre de l’Emploi. – Le rapport annuel du Conseil supérieur de l’emploi a été présenté lundi dernier, bien entendu en ma présence. Chaque année, il s’agit d’un document volumineux, basé sur des données scientifiques et objectives. Il informe sur le marché du travail, ses évolutions récentes et ses perspectives. Le Conseil supérieur de l’emploi traite chaque année d’un thème spécifique. Cette année, il s’agissait du vieillissement actif, thème qui fait l’objet d’une année européenne et qui figure dans l’accord de gouvernement, avec des mesures censées relever le taux d’emploi des plus de 55 ans. Aujourd’hui, ce taux d’emploi est de 38,7%, soit 10% en dessous de la moyenne européenne et bien en deçà de l’objectif de 50% que la Belgique s’est fixé à l’horizon 2020. Le rapport analyse la situation des plus de 55 ans sur le marché du travail belge. Il pointe aussi quelques atouts et obstacles pour l’emploi des plus de 55 ans. Nous pouvons dégager quelques éléments des données scientifiques, lesquelles peuvent être utiles aux pouvoirs publics appelés à prendre les mesures correctes, et aux partenaires sociaux dans la concertation sociale. Un des constats du rapport est le lien entre l’âge et le salaire. Ce n’est pas la première fois que ce lien est établi dans une étude. Nous ne pouvons nier l’évidence. Pour être tout à fait précise, je souligne que l’âge est autre chose que l’ancienneté. Mais le niveau trop élevé des salaires n’est pas le seul obstacle au maintien en activité des plus de 55 ans. Concernant les salaires, il existe en Belgique une grande différence entre les employés et les ouvriers. Le lien entre l’âge et le salaire est quasi inexistant chez les ouvriers. Or, le taux d’emploi dans cette tranche d’âge chez les ouvriers n’est pas plus élevé que chez les employés. Les raisons sont sans doute de nature physique et psychique. Un travail manuel pénible a des répercussions sur le travailleur qui prend de l’âge. Mme Vogels signale à juste titre que ce sont les partenaires sociaux qui sont habilités à négocier les salaires. Il n’empêche qu’en tant qu’autorité publique, gouvernement, responsables politiques, nous ne souhaitons pas rester passifs. Nous voulons que le travail soit un facteur d’épanouissement. Depuis le Pacte de solidarité entre les générations, il existe une réduction des charges salariales pour les plus de 55 ans, réduction dont le montant augmente avec l’âge du travailleur. Nous examinons les possibilités de renforcer cette mesure et de la rendre plus efficace et invitons les partenaires sociaux à être attentifs, lors de la concertation sociale, à l’augmentation du taux d’emploi des plus de 50 ans, voire des plus de 45 ans. Certaines mesures du Pacte de solidarité n’ont pas encore été exécutées, par exemple la conversion de la prime de fin d’année des plus de 50 ans en congés supplémentaires ou les expériences salariales devant aboutir à des barèmes de rémunération lissés. De telles mesures existent aussi dans l’enseignement où l’on obtient des majorations salariales pendant 25 ans puis passe dans un système de carrière plane. Le rapport du Conseil supérieur de l’emploi met ces aspects en évidence et propose d’analyser certaines des propositions du Pacte de solidarité entre les générations. D’où mon appel aux travailleurs et employeurs à discuter ensemble d’autres possibilités. Certains travailleurs âgés de 40 à 45 ans travaillent parfois très dur mais gagnent moins que des travailleurs plus âgés ayant moins de responsabilités. Ce problème préoccupe donc les plus jeunes. J’ai clairement dit que je ne voulais pas raboter les salaires sur l’ensemble de la carrière mais peut‑être les jeunes travailleurs ont‑ils besoin d’un salaire plus élevé que les personnes en fin de carrière. Chez ces dernières, la maison est souvent payée et les enfants ont généralement terminé leurs études. Nous devons oser analyser la situation avec un esprit ouvert. Concernant les arrêtés d’exécution sur le crédit‑temps et les aménagements de fin carrière, nous avons posé une question au Conseil national du travail. Cette concertation sociale prend bien sûr du temps. Le CNT demande que l’entrée en vigueur des mesures relatives au crédit‑temps coïncide avec la nouvelle CCT sur le crédit‑temps qui a été conclue hier au sein du CNT et sera applicable dès le 1er septembre 2012. Le projet qui relève l’âge donnant droit aux aménagements de fin de carrière dans le secteur public de 50 à 55 ans et les dérogations ont été examinés le mardi 26 juin au Comité A. Le projet est maintenant transmis pour avis urgent au Conseil d’État et entrera aussi en vigueur en 2012. Nous ne tergiversons donc pas mais le respect des différentes phases prévues dans la procédure prend du temps. |
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. – Vorige maandag werd het jaarlijks verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid voorgesteld. Uiteraard was ik daarbij aanwezig. Dat verslag is elk jaar opnieuw een uitgebreid document, gebaseerd op wetenschappelijke en objectieve gegevens. Het geeft inzicht in de arbeidsmarkt en in de recente evoluties en vooruitzichten. Elk jaar behandelt de Hoge Raad een specifiek thema. Dit jaar was het thema: actief ouder worden. We zijn immers in het Europees Jaar van Active Ageing. Dat thema staat ook in het regeerakkoord, waarin een reeks maatregelen zijn opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de werkzaamheidsgraad van 55‑plussers toeneemt. Die werkzaamheidsgraad bedraagt 38,7%, bijna 10% lager dan het Europese gemiddelde en ver onder de 50% die België zich tegen 2020 tot doel heeft gesteld. Het verslag bespreekt de situatie van de 55‑plussers op de Belgische arbeidsmarkt. Het bevat ook enkele troeven en belemmeringen voor de werkgelegenheid van 55‑plussers. Uit die wetenschappelijke gegevens kunnen we een aantal discussiepunten halen. Die gegevens zijn niet alleen nuttig voor de overheid, die de juiste maatregelen moet nemen, maar ook voor de sociale partners in het sociaal overleg, waarvan mevrouw Vogels, zoals ze zelf zegde, een groot voorstander is. Ook zij kunnen initiatieven nemen om de werkzaamheidsgraad van 55‑plussers te verhogen. Een van de constateringen in het verslag is het verband tussen leeftijd en loon. Het is niet de eerste keer dat onderzoek dat verband aantoont. Op de vraag of er een verband is tussen leeftijd en loon, kan ik dus alleen bevestigend antwoorden. We kunnen het zonlicht niet ontkennen. Voor alle duidelijkheid: leeftijd is iets anders dan anciënniteit. Maar het te hoge loon is niet de enige belemmering om 55‑plussers aan het werk te houden. In België is er op het vlak van het loon een groot verschil tussen arbeiders en bedienden. Bij arbeiders is er nauwelijks een verband tussen loon en leeftijd. Toch is voor die groep werknemers de werkzaamheidsgraad niet hoger dan voor bedienden. De redenen daarvoor zijn waarschijnlijk van fysieke en psychische aard. Zware handenarbeid heeft op latere leeftijd gevolgen. Mevrouw Vogels merkt terecht op dat de sociale partners bevoegd zijn voor het loonoverleg. Ook al is het niet onze exclusieve bevoegdheid, toch willen we als overheid, als regering, als politici niet stilzitten. We willen ook een agogische rol opnemen en discussiepunten aanreiken. Dat zou Groen toch ook doen! Sinds het Generatiepact bestaat er een loonkostenverlaging voor 50‑plussers, waarvan het bedrag toeneemt met de leeftijd. We kijken na of we die maatregel kunnen versterken en efficiënter maken. De regering kan dat niet alleen. We vragen aan de sociale partners in het sociaal overleg aandacht te hebben voor de verhoging van de werkzaamheidsgraad van de 50‑plussers – of misschien zelfs van de 45‑plussers. Het Generatiepact bevat maatregelen die niet zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld het voorstel om de eindejaarspremie van 50‑plussers om te zetten in bijkomend verlof. Een andere maatregel bevat een kader voor loonexperimenten die moeten leiden tot nieuwe afgevlakte loonbarema’s. Zulke maatregelen bestaan ook in het onderwijs, waar men gedurende 25 jaar loonopslag krijgt en daarna in een vlakke loopbaan belandt. Het rapport van de Hoge Raad wijst daarop en stelt voor een aantal voorstellen uit het Generatiepact te onderzoeken. Vandaar mijn boodschap voor werknemers en werkgevers om samen te discussiëren over andere mogelijkheden. Ik kom soms jongere werknemers tegen, van 40‑45 jaar, die zeggen dat ze heel hard werken, maar minder verdienen dan sommige oudere werknemers die minder verantwoordelijkheid dragen. Dit thema leeft dus bij jongeren. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat ik niet wil knagen aan de lonen op de totale loopbaan, maar misschien hebben jongeren, meer dan mensen op het einde van hun carrière, nood aan een hoger loon. Bij oudere werknemers is het huis immers dikwijls al afbetaald en zijn de kinderen meestal al afgestudeerd. Dat moeten we met een open blik durven bekijken. Over de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot tijdskrediet en landingsbanen hebben we een vraag gesteld aan de Nationale Arbeidsraad. Dat sociaal overleg vraagt natuurlijk tijd. De NAR vraagt om de ingangsdatum van de maatregelen inzake het tijdskrediet te laten samenvallen met de nieuwe cao over het tijdskrediet die gisteren in de NAR werd gesloten en die ingaat op 1 september 2012. Het ontwerp dat de leeftijdsgrens voor de landingsbanen in de publieke sector optrekt van 50 naar 55 jaar en de afwijkingen daarop werden op dinsdag 26 juni besproken in comité A. Het ontwerp gaat nu voor dringend advies naar de Raad van State en zal eveneens ingaan in 2012. We talmen dus niet, maar het respecteren van de voorziene fases en procedures vraagt tijd. |
|||
Mme Mieke Vogels (Groen). – Nul besoin d’une étude scientifique pour savoir qu’il existe un lien entre l’âge et la rémunération. L’ancienneté est valorisée dans notre pays. Il est inopportun de remettre en question un principe si fondamental dans une conférence de presse. Mieux vaut en discuter sereinement avec les partenaires sociaux. En outre, je ne me risquerais pas à affirmer que les quadragénaires estiment que leurs aînés sont mieux payés mais travaillent moins dur. C’est monter une génération contre l’autre, ce que nous devons éviter à tout prix. La ministre dit que d’autres propositions sont également examinées, par exemple, l’octroi d’un plus grand nombre de jours de congé aux travailleurs âgés. Je pense que de nombreux travailleurs âgés sont prêts à travailler plus longtemps à condition d’obtenir un rythme de travail adapté, plus de congés, un travail moins stressant ou un travail à mi‑temps. La ministre lance sans cesse des idées qui choquent les travailleurs et leurs organisations. Je trouve cela regrettable. Elle ferait mieux de faire des propositions qui offrent aux travailleurs âgés des perspectives de bonnes conditions de travail et de jours de congé supplémentaires. De telles initiatives sont bien plus efficaces pour augmenter le taux d’emploi des travailleurs âgés dans notre pays. |
Mevrouw Mieke Vogels (Groen). – Er is geen wetenschappelijk onderzoek nodig om te weten dat er een relatie is tussen leeftijd en loon. Anciënniteit leidt in ons land tot een hogere verloning. Het is ongepast om zo’n belangrijk basisprincipe ter discussie te stellen in een persconferentie. Het idee kan beter in alle rust met de sociale partners worden besproken. Daarnaast zou ik voorzichtig omspringen met de motivering dat veertigers vinden dat oudere werknemers meer loon krijgen, maar minder hard werken. Zo zetten we de generaties tegen elkaar op en dat moeten we absoluut vermijden. De minister haalt aan dat er ook andere voorstellen worden besproken, bijvoorbeeld oudere werknemers meer vakantie aanbieden. Dat is precies mijn punt. Volgens mij willen heel wat oudere werknemers langer werken, op voorwaarde dat ze een aangepast werkritme krijgen, met meer vakantie, minder druk of halftijds werk. De minister lanceert steeds voorstellen die de werknemers en hun organisaties schofferen. Dat vind ik spijtig. Ze zou beter voorstellen lanceren die de oudere werknemers uitzicht bieden op ‘werkbaar werk’, op meer vakantiedagen. Zulke initiatieven zijn veel doeltreffender om de werkgelegenheidsgraad van ouderen in ons land te verhogen. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Piet De Bruyn aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «het Indicatief Samenwerkingsprogramma met Burundi» (nr. 5‑620) |
||||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Le Burundi fête ses cinquante ans d’indépendance. J’espère que c’est une raison pour regarder non seulement en arrière mais également en avant, vers un avenir plus rose, positif, démocratique et transparent. Pour un certain nombre de Burundais, il n’y a pas tant que cela à fêter. Depuis la préparation des élections de 2010, on a assisté à une succession d’exécutions illégales, de grands scandales de corruption et d’intimidations croissantes envers l’opposition. Dans cette optique, il était surprenant que le ministre alloue quand même la tranche conditionnelle d’aide au développement qui avait été convenue dans le PIC entre la Belgique et le Burundi. D’après nos informations, cela s’est passé en marge du sommet de Rio+20. Nous apprenons également que le ministre n’a pas tenu compte, dans sa décision, des analyses de la société civile qui estimait prématuré de décider que toutes les conditions imposées étaient remplies. Le ministre s’est‑il concerté avec la société civile ou a‑t‑il tenu compte, d’une façon ou d’une autre, des remarques qu’elle a émises ? S’est‑il servi de l’octroi de l’enveloppe conditionnelle pour conclure des accords avec l’autorité burundaise sur la manière dont elle devait utiliser le complément de 50 millions d’euros ? |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Burundi viert feest voor vijftig jaar onafhankelijkheid. Hopelijk is dat een reden om niet alleen achteruit, maar ook vooruit te kijken, naar een toekomst die rooskleuriger, positiever, democratischer en transparanter is. Voor een aantal Burundezen valt er immers niet zoveel te vieren. De periode tussen de voorbereiding van de verkiezingen van 2010 en nu was een aaneenschakeling van buitenrechtelijk politiek geïnspireerde executies, grote corruptieschandalen en toenemende intimidatie van de oppositie. In dat opzicht was het verrassend dat de minister toch de voorwaardelijke schijf ontwikkelingshulp die in het ISP tussen België en Burundi was afgesproken, toekende. Naar wij hebben vernomen is dat gebeurd in de marge van de top Rio+20. We vernemen ook dat de minister bij zijn beslissing maar weinig rekening heeft gehouden met de analyses van de civiele maatschappij, die het op zijn minst voorbarig vond om te besluiten dat aan al de opgesomde voorwaarden was voldaan. Heeft de minister overleg gepleegd met de civiele maatschappij of op een andere manier rekening gehouden met hun opmerkingen? Heeft hij van de toekenning van de voorwaardelijke enveloppe gebruikt gemaakt om met de Burundese overheid afspraken te maken over de manier waarop, en aan welke programma’s ze die bijkomende schijf van 50 miljoen moet besteden? |
|||
M. Paul Magnette, ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes. – Nous avons bien tenu compte des analyses de la société civile. Des concertations sont régulièrement menées tant avec les organisations au Burundi proprement dit que par le biais de contacts avec des organisations partenaires belges non gouvernementales. Les conditions d’octroi sont un index CPIA (Country and Policy Institutional assessment) supérieur ou égal à 2.5 ; des rapports positifs successifs du FMI pour le FRPC, (Facilité de réduction de la pauvreté et pour la croissance) une évaluation positive du processus et de la validité des élections 2010 et un début d’exécution de la stratégie de bonne gestion. Dans le cadre de l’évaluation, il fallait se baser sur ces quatre conditions. Pour la transparence et la crédibilité, on ne pouvait pas ajouter d’autres conditions. Cela n’empêche pas d’aborder ces aspects dans le dialogue politique. Le Comité des partenaires du 31 mai a déjà donné une série d’indications pour l’utilisation de la « tranche incitative », à savoir un renforcement dans les secteurs prioritaires existants – agriculture, santé, enseignement et bonne gestion. Le paiement effectif ne pourra en effet se faire qu’après l’approbation de propositions de projets spécifiques. Le comité des partenaires est également convenu d’instituer un mécanisme de suivi. En effet, tant la Belgique que le Burundi sont conscients que la mise en œuvre de la stratégie de bonne gestion nécessite une consolidation ainsi qu’une évaluation et un suivi. |
De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. – Er is wel degelijk rekening gehouden met de analyses van de civiele maatschappij. Er is regelmatig overleg, zowel met de organisaties in Burundi zelf, als via contacten met Belgische niet‑gouvernementele partnerorganisaties. De voorwaarden voor het toekennen van de TI zijn een CPIA‑index die gelijk moet zijn aan, of hoger dan 2.5; opeenvolgende positieve IMF‑rapporten voor de PRGF, een positieve beoordeling van het verkiezingsproces 2010 en de validatie en het begin van uitvoering van de strategie van goed bestuur. Bij de beoordeling diende uitgegaan te worden van deze vier voorwaarden. Omwille van de transparantie en de credibiliteit kunnen niet zomaar andere voorwaarden toegevoegd worden. Dat neemt niet weg dat deze aspecten in de beleidsdialoog aan bod komen. Het partnercomité van 31 mei heeft reeds een aantal indicaties gegeven voor het gebruik van de ‘Incitatieve tranche’, namelijk een versterking in de bestaande prioritaire sectoren en thema’s van landbouw, gezondheid, onderwijs en goed bestuur. De effectieve uitbetaling volgt uiteraard slechts na de goedkeuring van specifieke projectvoorstellen. Het partnercomité is ook overeengekomen een opvolgingsmechanisme in te stellen. Immers, zowel België als Burundi is er zich van bewust dat de uitvoering van de strategie van goed bestuur een consolidatie vereist en systematisch verder moet worden opgevolgd en geëvalueerd. |
|||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Je continue à m’étonner du volontarisme émanant de la réponse du ministre. Il dit que l’on a tenu compte de l’évaluation de la société civile mais j’ai pour ma part d’autres échos. |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Ik blijf me verbazen over het voluntarisme in het antwoord van de minister. Hij zegt dat er rekening is gehouden met de evaluatie van de civiele maatschappij, maar ik hoor daar toch een ander geluid. |
|||
(M. Danny Pieters, premier vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitter: de heer Danny Pieters, eerste ondervoorzitter.) |
|||
Ensuite, il donne un aperçu technique des quatre conditions imposées, où des progrès sont réalisés. Mais j’entends de vagues formulations telles que « on a commencé à réaliser… ». On peut difficilement faire plus vague. Nous devons voir les choses en face et évoquer le fait, dans les discussions avec les autorités burundaises, que dans ce pays, des pratiques inacceptables ont toujours cours : intimidations, exécutions, exclusion de l’opposition et de plusieurs organisations civiles… En tant que grand donateur de ce pays, notre devoir est de continuer à attirer l’attention sur ce point afin d’éviter que le Burundi ne continue à suivre le chemin qu’il a emprunté ces dernières années. Quant à l’utilisation de la tranche conditionnelle de 50 millions d’euros, je souhaiterais en discuter avec le ministre en commission des Affaires étrangères et de la Défense. |
Vervolgens geeft hij een technisch overzicht van vier voorwaarden waar vorderingen zijn gemaakt. Maar ik hoor vage formuleringen als ‘een begin van uitvoering wordt gemaakt …’. Vager kan bijna niet. We moeten scherp onder ogen zien en in gesprekken met Burundese autoriteiten ter sprake brengen dat er in dat land ook nu nog onaanvaardbare praktijken zijn: intimidatie, executie, buiten spel zetten van de oppositie en van meerdere civiele organisaties … Als grootste donor van dat land hebben wij een bijzonder grote plicht daarop te blijven wijzen, om te voorkomen dat Burundi het pad blijft volgen dat het de laatste jaren heeft ingeslagen. Over het gebruik van de voorwaardelijke tranche van 50 miljoen wil ik graag met de minister in discussie gaan in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de toename van aangiftes van partnergeweld» (nr. 5‑615) |
||||
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – La police fédérale vient de publier les statistiques de criminalité pour 2011. L’élément le plus frappant le doublement du nombre de plaintes pour violences intrarelationnelles en dix ans. En 2000, on en avait enregistré quelque 23 000, pour 44 922 l’an dernier. Les violences physiques entre partenaires constituent surtout un phénomène urbain, comme l’indiquent notamment les chiffres pour Anvers. On observe par ailleurs une augmentation de la violence dans les groupes minoritaires. Ce sont surtout les plaintes pour violences physiques qui ont explosé cette dernière décennie : leur nombre a triplé. Il ne s’agit que du sommet de l’iceberg, car les victimes sont peu enclines à porter plainte. Depuis 2001, plusieurs plans d’action nationale contre la violence faite aux femmes ont pourtant été lancés. Le plan d’action 2004‑2007 mettait l’accent sur la violence entre partenaires. Le 23 novembre 2010 a été approuvé le « Plan d’action national de lutte contre la violence entre partenaires et d’autres formes de violences intrafamiliales 2010‑2014 ». À raison, le champ d’action de ce quatrième plan a été élargi à d’autres formes de violences comme les mariages forcés, les violences dites liées à l’honneur et les mutilations génitales féminines. Comme les plans d’action de ces dix dernières années ont mis l’accent sur la prévention de la violence entre partenaires, le doublement des plaintes est frappant, même si diverses directives du collège des procureurs généraux ont considéré le problème comme prioritaire et si les plaintes, qu’on classait souvent sans suite, sont désormais enregistrées. Les campagnes de sensibilisation et les enregistrements effectifs encouragent certes les gens à déposer plainte. Mais même en tenant compte de cet élément, les chiffres semblent montrer que la violence entre partenaires ne diminue pas, au contraire. Comment interprétez‑vous le doublement des plaintes pour violences entre partenaires et le triplement de celles pour violences physiques ? Peut‑on parler d’une réelle augmentation de la violence entre partenaires, ou croyez‑vous qu’il ne s’agit que d’une croissance des déclarations et de leur enregistrement ? Si vous pensez que la violence entre partenaires croît ou reste constante, comment les plans d’actions actuels peuvent‑ils être modifiés pour que cette formule de violence recule durant les années à venir ? |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Zopas publiceerde de federale politie de criminaliteitsstatistieken van 2011. Het meest in het oog springend was het aantal aangiftes over geweld binnen een relatie. Dat is in ons land zowat verdubbeld op tien jaar tijd. In 2000 werden er ongeveer 23 000 aangiftes geregistreerd, maar vorig jaar waren dat er 44 922. Fysiek geweld binnen een relatie is vooral een grootstedelijk fenomeen. Dat blijkt onder andere uit de cijfers voor Antwerpen. Daarnaast blijkt er een toename van het geweld bij minderheidsgroepen. Vooral de klachten over fysiek geweld zijn het voorbije decennium spectaculair toegenomen. Het gaat om een verdriedubbeling. Dat is slechts het topje van de ijsberg omdat de slachtoffers niet geneigd zijn dergelijke klachten aan te geven. Sinds 2001 werden nochtans verschillende nationale actieplannen tegen geweld op vrouwen opgesteld. In het actieplan voor de periode 2004‑2007 lag de focus daarenboven op partnergeweld. Op 23 november 2010 werd het nieuw nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010‑2014 goedgekeurd. Het actiedomein van dit vierde actieplan werd terecht uitgebreid naar andere vormen van geweld zoals gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminkingen. Gezien het feit dat er in de afgelopen tien jaar wel degelijk actieplannen waren die daarenboven sterk focusten op de preventie van partnergeweld is het des te opvallender dat de aangiftes van het partnergeweld zowat verdubbelden in diezelfde periode, zelfs al heeft het college van procureurs‑generaal in verschillende richtlijnen prioriteit aan partnergeweld gegeven en worden klachten niet meer zomaar geseponeerd, en worden ze ook geregistreerd. De sensibiliseringscampagnes en de daadwerkelijke registraties zullen allicht meer mensen aansporen om een aangifte te doen. Maar zelfs indien we die zaken in rekening brengen, lijken de hoge cijfers toch allerminst te impliceren dat het partnergeweld afneemt, wel integendeel. Hoe interpreteert u de verdubbeling van het aantal aangiftes van partnergeweld en de verdriedubbeling van fysiek geweld? Is er sprake van toenemend partnergeweld of bent u van mening dat het louter gaat om een toename in de aangiftes en registraties van partnergeweld? Indien u van mening bent dat het partnergeweld wel degelijk toeneemt of gelijk blijft, hoe kunnen de bestaande actieplannen dan bijgestuurd worden zodat we het partnergeweld in de komende jaren wel aanzienlijk kunnen terugdringen? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Les chiffres de 2000, qui se rapportent à la période antérieure à la réforme des polices, sont vraisemblablement incomplets. En outre, le Collège des procureurs généraux a diffusé en 2006 de nouvelles directives sur l’enregistrement des violences intrafamiliales. C’est donc avec les chiffres de 2006 qu’il convient de comparer les données actuelles. On observe une hausse légère à partir de 2007, suivie d’un statu quo depuis 2009. Nous avons inventorié les lacunes du Plan d’action national de lutte contre la violence entre partenaires et sommes occupés à rectifier le tir. Dans ce cadre ont déjà eu lieu plusieurs réunions de groupe de travail intercabinets, associant les ministres régionaux compétents. Notre volonté est de compléter le Plan d’action national et d’y adjoindre la lutte contre certaines formes de violence, en fonction des conclusions de ces groupes de travail |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – De cijfers van 2000 betreffen de periode vóór de politiehervorming en zijn vermoedelijk onvolledig. Bovendien heeft het College van procureurs‑generaal in 2006 inderdaad nieuwe richtlijnen verspreid in verband met de registratie van het intrafamiliaal geweld. De huidige cijfers moeten dus worden vergeleken met die van 2006. Uit die vergelijking kunnen we besluiten dat er een lichte stijging is vanaf 2007 en zo goed als een status‑quo vanaf 2009. Na een inventaris van de lacunes van het nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld, wordt nu een en ander bijgestuurd. In dat kader hebben reeds verschillende interkabinettenwerkgroepen (IKW) met de bevoegde ministers van de gewesten plaatsgevonden. Het is de bedoeling om op basis van de bevindingen van die IKW het nationaal actieplan te vervolledigen en te concretiseren voor sommige soorten van geweld. |
|||
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Je vous remercie, mais reste quelque peu sur ma faim. L’augmentation des chiffres est quand même indéniable. Les données anversoises récentes indiquent aussi une forte croissance des violences entre partenaires chez certains groupes minoritaires. Les violences entre partenaires restent une priorité du plan d’action zonal. Puisque vous revoyez le plan d’action national, j’espère que vous allez vraiment prendre le problème à bras‑le‑corps, comme vous l’annonciez en 2010. |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Ik dank u voor uw antwoord, al blijf ik wel wat op mijn honger. Het valt toch niet te ontkennen dat de cijfers sterk stijgen. Ook uit de recente cijfers in Antwerpen blijkt dat partnergeweld bij bepaalde minderheidsgroepen sterk toeneemt. Partnergeweld blijft dan ook een prioriteit van het zonaal actieplan. Nu u het nationaal actieplan bijstelt, hoop ik dat u er echt werk van zal maken, zoals u al in 2010 heeft aangekondigd. |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Je l’ai déjà fait. Le nouveau plan d’action a vu le jour en 2010, à la faveur d’un accord de coopération. Nous préparons encore des mesures complémentaires. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Dat is al gebeurd. Het nieuwe actieplan kwam tot stand in 2010 krachtens een samenwerkingsakkoord dat werd afgesloten. Momenteel worden nog aanvullende maatregelen voorbereid. |
|||
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Pour quand pouvons‑nous les attendre ? |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Tegen wanneer mogen we die dan verwachten? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Après l’été. Disons octobre ou novembre. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Na de zomer. Ik veronderstel tegen oktober of november. |
|||
Mme Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Des chiffres aussi élevés de violences entre partenaires sont indignes d’un pays civilisé comme la Belgique, d’autant plus que nous prônons l’émancipation féminine. |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). – Dergelijke hoge cijfers voor partnergeweld zijn een beschaafde staat als België onwaardig, temeer daar vrouwenemancipatie hoog in ons vaandel staat. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Guido De Padt aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «het intrekken van de Salduzdotatie» (nr. 5‑624) |
||||
M. Guido De Padt (Open Vld). – Selon les déclarations du gouvernement, la réforme Salduz est exécutée et évaluée. Dans la note de politique générale de la police fédérale et du fonctionnement intégré pour l’année budgétaire 2012, nous pouvons lire que l’instauration de la procédure Salduz a un grand impact sur le fonctionnement, la formation, l’emploi du temps, les procédures et les dépenses de la police. Les surcoûts devraient être calculés avec précision de manière à ce que, si nécessaire, la provision interdépartementale puisse être entamée en temps opportun. Dans les deux documents, nous pouvons également lire qu’on recherchera des synergies, une optimalisation, une efficacité et des économies d’échelle. Un cadre légal pour des fusions volontaires de zones de police serait aussi créé. Le projet dans les zones de police de la province du Brabant flamand peut constituer un exemple intéressant. Il promeut la gestion commune du personnel, les achats communs et l’utilisation commune des infrastructures sécurisées dans le cadre de la loi Salduz, comme c’est le cas dans l’arrondissement de Mons. Lors du contrôle budgétaire, des moyens ont également été dégagés pour les besoins liés à Salduz et destinés à la police en ce qui concerne les heures‑hommes et les infrastructures. Il s’agit de répartir deux millions d’euros entre les 195 zones de police en fonction du nombre de cas Salduz et d’octroyer un million à la police fédérale. J’ai appris que vous aviez l’intention de supprimer la dotation Salduz prévue pour la police. La suppression fait partie de l’économie de 17 millions d’euros faite dans la police intégrée. C’est dommage pour de nombreuses zones de police qui ont fait des efforts pour Salduz. Je pense à la création d’un local destiné à l’enregistrement vidéo des auditions et d’espaces destinés aux concertations entre les avocats et les personnes arrêtées. C’est surtout la police locale qui comptait sur cette dotation. Confirmez‑vous les intentions du gouvernement de continuer à implémenter la réforme Salduz, à l’évaluer mais aussi à la financer ? Confirmez‑vous également la suppression de la dotation prévue ? Quelles en sont les raisons ? Où en est la recherche de synergies, d’optimalisation, d’efficacité et d’économies d’échelle ? Où en est la création du cadre légal pour des fusions volontaires de zones de police ? Quelle est l’estimation des gains d’efficacité ? |
De heer Guido De Padt (Open Vld). – Volgens de regeringsverklaring zal de Salduz‑hervorming worden uitgevoerd en geëvalueerd. In de Algemene Beleidsnota van de federale politie en de geïntegreerde werking voor het begrotingsjaar 2012 lezen we dat de invoering van de Salduz‑procedure een grote impact heeft op de werking, de vorming, de tijdsbesteding, de procedures en de uitgaven van de politie. De meerkosten zouden precies moeten worden berekend, zodat, indien nodig, ten gepaste tijde de interdepartementale provisie kan worden aangesproken. In beide documenten lezen we ook dat zal worden gezocht naar synergieën, optimalisatie, efficiëntie en schaalvergroting. Er zou ook een wettelijk kader voor vrijwillige fusies van politiezones worden gecreëerd. Het project bij de politiezones van de provincie Vlaams‑Brabant kan een interessant voorbeeld zijn. Het bevordert het gemeenschappelijk personeelsbeheer, gemeenschappelijke aankopen en het gemeenschappelijk gebruik van beveiligde infrastructuren in het kader van de Salduz wet, zoals in het arrondissement Bergen. Bij de begrotingscontrole werden eveneens middelen vrijgemaakt voor de aan Salduz gelinkte noden van de politie inzake manuren en infrastructuur. Het gaat om 2 miljoen euro te verdelen over alle 195 politiezones naargelang van het aantal Salduz‑gevallen en 1 miljoen voor de federale politie. Ik vernam dat u van plan is de geplande Salduz‑toelage voor de politie te schrappen. De schrapping maakt deel uit van de 17 miljoen euro besparingen op de geïntegreerde politie. Dat is jammer voor heel wat politiezones die inspanningen hebben gedaan voor Salduz, zoals de inrichting van een videoverhoorlokaal en ruimtes voor overleg tussen advocaten en gearresteerden. Vooral de lokale politie rekende op die toelage. Bevestigt u de plannen van de regering om de Salduz‑hervorming verder te implementeren, te evalueren en ook te financieren? Bevestigt u tevens de schrapping van de voorziene toelagen? Wat is daarvoor de reden? Wat is de stand van zaken in de zoektocht naar synergieën, optimalisatie, efficiëntie en schaalvergroting? Hoe ver staat het met de creatie van het wettelijk kader voor vrijwillige fusies van politiezones? Op hoeveel worden de efficiëntiewinsten geraamd? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Je n’ai absolument pas l’intention de laisser tomber le montant de trois millions d’euros. Étant donné la pénurie de personnel au sein de la police intégrée, je me demande toutefois si ce montant ne pourrait pas être mieux utilisé pour l’engagement d’aspirants. C’est pourquoi j’ai soumis cette question aux différentes autorités concernées. Nous disposons donc d’un montant structurel de trois millions d’euros pour 2012 et pour 2013. Il peut être utilisé en guise de compensation pour l’application de la loi Salduz mais il peut aussi servir aux engagements supplémentaires dans les zones de police. La fusion volontaire des zones de police a été rendue possible. L’article 48 de la loi du 29 mars 2012 a supprimé le terme initialement prévu du 1er janvier 2011. On réfléchit aussi à des associations de zones de police, associations permettant le maintien des différentes zones. On opte également pour des services de backoffice, une spécialisation et une collaboration opérationnelle ponctuelle. Ce sont les autorités locales qui prennent les décisions finales à ce sujet. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Ik ben helemaal niet van plan het bedrag van 3 miljoen euro te laten vallen. Gelet op het personeelstekort bij de geïntegreerde politie, vraag ik mij evenwel af of dit bedrag niet beter kan worden gebruikt voor de indienstneming van aspiranten. Daarom heb ik die vraag aan de verschillende betrokken autoriteiten voorgelegd. We beschikken dus over een structureel bedrag van 3 miljoen euro voor 2012 en voor 2013. Dat bedrag kan worden aangewend als compensatie voor de toepassing van de Salduzwet, maar het kan ook dienen voor bijkomende indienstnemingen in de politiezones. De vrijwillige fusie van politiezones werd ondertussen mogelijk gemaakt. Bij artikel 48 van de wet van 29 maart 2012 wordt de oorspronkelijk geplande eindtermijn van 1 januari 2011 geschrapt. Er wordt ook nagedacht over associaties van politiezones, waarbij de eigenlijke politiezone behouden blijft. Er wordt eveneens geopteerd voor backoffice‑diensten, specialisatie en punctuele operationele samenwerking. Het zijn de lokale overheden die daarover uiteindelijk beslissen. |
|||
M. Guido De Padt (Open Vld). – Madame la ministre, je pense que ma préoccupation est fondée. Dans les documents que nous avons reçus jusqu’à présent, on peut lire que vous voulez partiellement compenser les conséquences de la loi Salduz. Vous dites toutefois maintenant que vous voulez utiliser ces moyens pour engager des aspirants. Ces aspirants sont en effet nécessaires pour remédier à la pénurie de personnel dans la police en général mais la police locale elle n’appréciera pas de ne pas recevoir de compensations spécifiques pour les conséquences des procédures Salduz. J’aurais aussi souhaité savoir où en sont les synergies et gains d’efficacité que vous visez au moyen d’un réajustement des procédures et tâches. Vous avez également parlé de la fusion de zones mais celle‑ci est désormais déjà possible. J’aurais aimé obtenir une réponse concrète à ma question relative aux mesures spécifiques visant à décharger la police de certaines tâches afin qu’elle puisse s’atteler à d’autres. |
De heer Guido De Padt (Open Vld). – Mevrouw de minister, ik denk dat mijn bezorgdheid terecht is. In de documenten die we tot nu toe gekregen hebben, staat dat u de gevolgen van de Salduzwet gedeeltelijk wil compenseren. Nu zegt u echter dat u die middelen wil gebruiken om aspiranten in dienst te nemen. Die zijn wel noodzakelijk om het personeelstekort bij de politie in het algemeen te verhelpen, maar de lokale politie zal het niet appreciëren dat zij geen compensaties krijgen specifiek voor de gevolgen van de Salduz‑procedures. Ik had ook graag vernomen hoe ver het staat met de synergiën en de efficiëntiewinsten die u nastreeft via een herschikking van procedures en taken. U had het ook over de samensmelting van zones, maar dat is nu ook al mogelijk. Ik had graag een concreter antwoord gekregen op mijn vraag naar de specifieke maatregelen om de politie te ontlasten van bepaalde taken om ze te kunnen inzetten voor andere taken. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en aan de minister van Justitie over «het verbod op Hizb‑ut‑Tahrir» (nr. 5‑625) |
||||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – En 2003, le gouvernement allemand a interdit l’organisation islamique extrémiste Hizb‑ut‑Tahrir (HUT), qui, dans plusieurs de ses publications, avait appelé à la destruction de l’État d’Israël et au meurtre de juifs. Tous les biens de HUT ont été saisis. Dix‑sept membres de HUT se sont pourvus devant la Cour européenne des droits de l’homme, mais ont été déboutés sur toute la ligne : la Cour a jugé que les mesures prises par l’Allemagne contre HUT étaient entièrement justifiées. Par ailleurs, HUT, qui est également actif en Grande‑Bretagne, aux Pays‑Bas et en Belgique, a organisé une réunion internationale en mars dernier à Hasselt. Ce jugement ouvre la voie à l’interdiction de Sharia4Belgium, décision que nous applaudirions. Je suis donc étonnée que le projet de loi à ce sujet de la ministre Milquet n’ait pas été discuté à la commission de l’Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique de la Chambre. Certains affirment même que le projet a été retiré. Je souhaiterais des précisions. Nous sommes aussi inquiets du tour politique qu’a pris le débat sur l’interdiction des organisations extrémistes dans notre pays. Si on vise des organisations qui sont liées à des groupements terroristes, font de la propagande ou du recrutement en leur faveur, ou glorifient des actes terroristes, nous sommes tout à fait d’accord. Nous craignons cependant que les mesures manquent leur objectif ou qu’on en fasse mauvais usage à l’encontre d’organisations ou de groupements sans le moindre lien terroriste ou violent, mais qui se contentent de défendre, dans le cadre légitime de la liberté d’expression et de l’État démocratique de droit, des positions que leurs antagonistes considèrent à tort comme extrémistes. Un exemple typique de cet amalgame malsain est l’annonce par le Mouvement contre le racisme, l’antisémitisme et la xénophobie (MRAX) qu’il portera plainte aussi bien contre Sharia4Belgium que contre le Vlaams Belang. Le projet de loi annoncé, qui permet l’interdiction de Sharia4Belgium, sera‑t‑il déposé ? Dans l’affirmative, comment la législation garantira‑t‑elle que seules seront interdites les organisations qui ont de réels liens terroristes, glorifient le terrorisme ou appellent à la violence ? |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – In 2003 verbood de Duitse regering de extremistische moslimorganisatie Hizb‑ut‑Tahrir (HUT) die in meerdere publicaties had opgeroepen tot de vernietiging van de staat Israël en het vermoorden van joden. Alle bezittingen van HUT werden in beslag genomen. Zeventien leden van HUT trokken naar het Europees Hof voor de rechten van de mens om dat vonnis aan te vechten, maar hebben over de hele lijn bot gevangen. Het Hof oordeelde dat de Duitse maatregelen tegen HUT volkomen terecht waren. HUT is overigens ook actief in Groot‑Brittannië, Nederland en België. In maart dit jaar organiseerde HUT nog een internationale bijeenkomst in Hasselt. Dit vonnis effent het pad voor een verbod op Sharia4Belgium, een maatregel die wij toejuichen. Daarom verbaast het mij dat het wetsontwerp van minister Milquet daarover, niet eens ter sprake kwam tijdens de hoorzittingen in de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en Openbaar Ambt. Sommigen beweren zelfs dat het inmiddels is afgevoerd. Hierover kreeg ik graag enige toelichting. Wij maken ons ook zorgen over de politieke wending die de discussie over een verbod op extremistische organisaties in ons land heeft genomen. Als men met extremistische groepen organisaties bedoelt die banden hebben met terroristische organisaties, die daar voor propaganda maken, ervoor rekruteren of terreuraanslagen verheerlijken, hebben wij daar geen probleem mee. Wij vrezen evenwel dat de maatregelen hun doel voorbij zullen schieten of worden misbruikt tegen organisaties en groepen, die helemaal geen terroristische of gewelddadige connecties hebben, maar alleen binnen het legitieme kader van de vrije meningsuiting en van de democratische rechtsstaat opvattingen verdedigen die door hun tegenstanders ten onrechte als extremistisch worden bestempeld. Tekenend voor dit ongezonde amalgaam is bijvoorbeeld de aankondiging van de Mouvement contre le racisme, l’antisémitisme et la xénophobie, MRAX, dat zowel tegen Sharia4Belgium als tegen het Vlaams Belang een klacht zal indienen. Zal het beloofde wetsontwerp dat een verbod op Sharia4Belgium mogelijk moet maken, worden ingediend? Zo ja, welke garanties worden in de wetgeving ingebouwd om ervoor te zorgen dat alleen organisaties worden verboden die effectief terroristische connecties hebben, terrorisme verheerlijken of oproepen tot geweld? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Dans le cadre de la stratégie globale de lutte contre la radicalisation, je m’étais engagée à rédiger avant le 22 juin un texte relatif à l’interdiction de groupements radicaux dangereux. J’ai tenu parole. Le débat au parlement a commencé par des auditions. Des garanties seront incorporées au texte, lequel sera clarifié. J’espère que le parlement, avec le soutien des partis de la majorité et de partis de l’opposition, adoptera avant le 21 juillet un texte équilibré. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – In het kader van de algemene strategie tegen radicalisering had ik me ertoe verbonden om vóór 22 juni een tekst op te stellen over een verbod op gevaarlijke radicale groeperingen. Dat heb ik dan ook gedaan. Het debat in het Parlement is aangevat met hoorzittingen. Daarna zullen waarborgen in de tekst worden ingebouwd en zal de tekst verder worden verduidelijkt. Ik hoop dat het Parlement, met steun van de meerderheidspartijen en partijen uit de oppositie, vóór 21 juli een evenwichtige tekst goedkeurt. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Si j’ai bien compris, le projet a été débattu hier en commission de la Chambre. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Als ik het goed begrepen heb, werd het ontwerp van de minister gisteren in Kamercommissie besproken. |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – La commission a discuté d’une proposition de loi antérieure et d’un amendement du gouvernement ainsi que d’amendements de l’opposition. Des auditions ont maintenant lieu. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – In die commissie werd een eerder ingediend wetsvoorstel en een regeringsamendement daarop besproken, evenals amendementen van de oppositie. Nu worden er hoorzittingen gehouden. |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Des auditions ont eu lieu mardi dernier et se dérouleront peut‑être encore demain. Nous examinerons les résultats de ces auditions, adapterons éventuellement les textes et tenterons d’obtenir un consensus sur un texte. La méthode la plus rapide est le dépôt d’amendements. Le projet sera soumis au vote de la Chambre avant le 21 juillet. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Vorige dinsdag waren er hoorzittingen en dat zal wellicht ook morgen gebeuren. Daarna zullen we de resultaten van de hoorzittingen bekijken, de teksten eventueel aanpassen en een consensus proberen te bereiken over een tekst. Dat zal het snelst gaan via amendementen. Vóór 21 juli zal de Kamer het wetsontwerp stemmen. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Le gouvernement ne déposera donc pas de projet de loi, comme vous l’aviez annoncé ? |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Er komt dus geen wetsontwerp van de regering, zoals u had aangekondigd? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Non. Nous avons préparé une proposition pour la majorité. Ce texte doit bien sûr encore être examiné et faire l’objet d’auditions. Après les auditions, nous pourrons finaliser le texte et l’adopter. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Neen. We hebben een voorstel van tekst voorbereid voor de meerderheid. Over die tekst moeten we natuurlijk nog discussiëren en hoorzittingen houden. Na de hoorzittingen kunnen we de tekst verder afwerken en stemmen. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – S’agit‑il du texte déjà déposé ? |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Gaat het over die reeds ingediende tekst? |
|||
Mme Joëlle Milquet, vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – Nous verrons. Cela dépend des résultats des auditions et des débats. Ce texte devait servir à lancer le débat. |
Mevrouw Joëlle Milquet, vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – We zullen zien. Dat hangt af van de resultaten van de hoorzitting en van de discussies over de tekst. Die tekst was bedoeld om het debat op gang te brengen. |
|||
Mondelinge vraag van de heer François Bellot aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over «de fraude bij internetbankieren» (nr. 5‑614) |
||||
M. François Bellot (MR). – Les cas de fraude dans le domaine de l’e‑banking avaient quasiment disparu en 2010 et sont depuis l’année dernière en forte augmentation. En août 2011, une première vague a touché les clients de l’ex Dexia et d’ING. En décembre 2011, les clients de BNP Paribas ont été la cible des pirates informatiques. Le phénomène du hacking bancaire ne fait que s’accentuer cette année. Une des cinq grandes banques belges a annoncé que 7 500 de ses clients ont été victimes de tels faits pendant les cinq premiers mois de 2012, avec des transactions frauduleuses pour un montant de 1,8 million d’euros. Une autre dénonce 4 900 intrusions pour un total de 1,496 million d’euros ! Les banques s’inquiètent. Les enquêtes judiciaires sont difficiles. Ces réseaux ont en effet des ramifications et des intermédiaires dans le monde entier. Pourquoi l’ensemble des utilisateurs de l’e‑banking n’ont‑ils pas fait l’objet immédiatement, dès la première vague de piratage en août 2011, d’une mise en garde en bonne et due forme par les autorités concernées pour éviter la propagation du phénomène ? Quelles autres mesures complémentaires pourriez‑vous prendre en tant que ministre de l’Économie ? Une concertation est‑elle en cours ou envisagée avec vos collègues européens pour combattre ce genre de fraude ? |
De heer François Bellot (MR). – De fraude bij e‑banking was in 2010 bijna verdwenen, maar neemt sinds vorig jaar weer sterk toe. In augustus 2011 trof een eerste golf de klanten van het vroegere Dexia en van ING. In december 2011 waren de klanten van BNP Paribas het doelwit van de informaticapiraten. Het fenomeen van bank hacking neemt dit jaar alleen maar toe. Een van de vijf grote Belgische banken heeft aangekondigd dat 7500 van haar klanten het slachtoffer waren van dergelijke feiten gedurende de vijf eerste maanden van 2012, wat goed was voor 1,8 miljoen euro aan frauduleuze transacties. Een andere geeft 4900 intrusies aan voor een totaalbedrag van 1,496 miljoen euro. De banken zijn ongerust. De gerechtelijke onderzoeken verlopen moeizaam. Die netwerken hebben wereldwijd vertakkingen en tussenpersonen. Waarom hebben niet alle gebruikers van e‑banking van bij de eerste hackinggolf in augustus 2011 een officiële waarschuwing ontvangen van de autoriteiten die moeten beletten dat het fenomeen zich uitbreidt? Welke andere aanvullende maatregelen kunt u nemen als minister van Economie? Vindt er overleg plaats of is dat gepland met uw Europese collega’s om die vorm van fraude te bestrijden? |
|||
M. Johan Vande Lanotte, vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord. – À la demande de l’Autorité de contrôle prudentiel, Febelfin a créé en 2007 un groupe de travail spécialisé réunissant des représentants des banques, de l’autorité de contrôle prudentiel et de la Federal Computer Crime Unit. Ce groupe de travail est chargé d’analyser et de suivre les attaques dirigées contre des systèmes belges d’e‑banking et d’élaborer et de proposer les contremesures éventuellement nécessaires. Un de ces contremesures est l’information du public. À cet égard, on vise un équilibre entre la menace inhérente à une attaque et le dommage réellement subi, la difficulté d’expliquer de manière claire et compréhensible au public les attaques de natures diverses et parfois complexes, l’effectivité d’une communication adressée à un public visant à contrer ou à déjouer effectivement les attaques, le caractère raisonnable des attentes à l’égard du public et l’envoi fréquent de messages d’alerte qui angoissent parfois inutilement ou exagérément le public ou qui habituent celui‑ci aux messages d’alerte. Diverses banques informent également leurs clients lorsqu’elles constatent ou présument que l’ordinateur de leur client est contaminé par un logiciel malveillant utilisé pour commettre de la fraude dans le domaine de l’e‑banking. Elles avertissent alors personnellement le client. L’Autorité de contrôle prudentiel et les institutions financières belges fournissent depuis de longues années déjà des efforts importants pour maintenir la sécurité de l’e‑banking à un niveau très élevé. Les chiffres montrent l’efficacité de cette approche puisqu’en Belgique, le niveau de la fraude dans le domaine de l’e‑banking est le plus faible au monde. Nous sommes beaucoup mieux équipés et nos résultats sont bien meilleurs que dans les autres pays. Quant aux cartes de crédit, le nombre de cartes captées révèle un niveau de fraude beaucoup moins élevé que dans d’autres pays. La Banque nationale veille principalement à l’efficacité des mesures de sécurisation, de même que le CERT et le Federal Computer Crime Unit. Au sein du groupe de travail de Febelfin et dans les discussions que j’ai avec cette fédération, l’accent a été mis sur les mesures de sécurité. Le coût de l’e‑banking doit être acceptable, et doit aussi couvrir des investissements en sécurité performants. En 2011, on relevait huit millions d’abonnements à e‑banking pour 460 millions d’euros de transactions. Durant les cinq premiers mois de 2012, 261 cas de fraude ont été constatés pour 220 millions de transactions, soit 0,00002%, et un préjudice de 700 000 euros. Aux Pays‑Bas, par exemple, 7 500 cas de fraude ont été établis pour un total de 35 millions d’euros. J’ai accepté, en concertation avec Febelfin, qu’une nouvelle campagne d’information sur la sécurité soit organisée. Le ministre des Finances et moi‑même soutiendrons activement cette campagne afin d’inciter le public à la prudence. En outre, les consommateurs peuvent trouver sur le site www.safeinternetbanking.be des informations relatives à la manière de se servir de l’e‑banking. Les banques sont donc bien au courant de la situation mais privilégient les contacts individuels pour ne pas provoquer une peur généralisée. J’ai moi‑même été contacté par téléphone par ma banque parce que celle‑ci avait l’impression qu’un problème était survenu avec une de mes cartes. Les banques contactent donc leurs clients individuellement. Des campagnes d’information sont organisées, mais il est inutile d’inquiéter tout le monde au sujet d’une situation qui est sous contrôle. |
De heer Johan Vande Lanotte, vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. – Op verzoek van de prudentiële toezichthouder heeft Febelfin in 2007 een gespecialiseerde werkgroep opgericht waarin de banken, de prudentiële toezichthouder zelf en de Federal computer crime unit samenwerken. Die werkgroep heeft de opdracht om de aanvallen op de Belgische e‑bankingsystemen te analyseren en te volgen, en eventueel de vereiste tegenmaatregelen uit te werken en voor te stellen. Een van die tegenmaatregelen is de voorlichting van het publiek. In dat verband wordt een evenwicht nagestreefd tussen de dreiging inherent aan een aanval en de werkelijk geleden schade, de moeilijkheid om aanvallen van diverse en vaak complexe aard klaar en duidelijk uit te leggen aan het publiek, de doeltreffendheid van een mededeling aan het publiek op het daadwerkelijk afblokken of verijdelen van de aanvallen, het redelijke karakter van de verwachtingen ten aanzien van het publiek en het frequent verzenden van waarschuwingen die het publiek soms nutteloos of overdreven bang maken of die zelfs tot gewenning leiden. Verschillende banken verwittigen hun klanten persoonlijk als ze vaststellen of veronderstellen dat de computer van hun klant besmet is door malware die gebruikt wordt om de e‑bankingsoftware te kraken. De prudentiële toezichthouder en de Belgische financiële instellingen doen al jarenlang grote inspanningen om de veiligheid van e‑banking op een zeer hoog niveau te handhaven. Hun inspanningen hebben resultaat, want in België is het fraudeniveau inzake e‑banking wereldwijd het laagst. We zijn veel beter uitgerust en we boeken veel betere resultaten dan andere landen. Ook het aantal kredietkaarten dat wordt geskimd, toont aan dat het fraudeniveau minder hoog is dan in andere landen. De Nationale Bank ziet evenals de CERT en de Federal computer crime unit, hoofdzakelijk toe op de doeltreffendheid van de beveiligingsmaatregelen. In de Febelfinwerkgroep en in de discussies die ik met Febelfin voer, ligt de klemtoon op de veiligheidsmaatregelen zelf. De kosten voor e‑banking moeten immers aanvaardbaar zijn en moeten ook doeltreffende veiligheidsinvesteringen dekken. In 2011 werden acht miljoen e‑bankingabonnementen geteld voor 460 miljoen aan transacties. Gedurende de vijf eerste maanden van 2012 werden 261 gevallen van fraude vastgesteld op 220 miljoen transacties, wat neerkomt op minder dan 0,00002% en een schade van 700 000 euro. In Nederland werden bijvoorbeeld 7500 fraudegevallen vastgesteld voor een totaalbedrag van 35 miljoen euro. Ik heb aanvaard dat in overleg met Febelfin een nieuwe voorlichtingscampagne wordt georganiseerd. De minister van Financiën en ikzelf zullen die campagne die het publiek tot voorzichtigheid moet aanzetten, actief steunen. Overigens kunnen de consumenten op de site www.safeinternetbanking.be informatie vinden over het gebruik van e‑banking. De banken zijn wel degelijk op de hoogte van de situatie, maar geven de voorkeur aan individuele contacten om geen veralgemeende paniekreactie uit te lokken. Zelf werd ik telefonisch gecontacteerd door mijn bank, die de indruk had dat er iets mis was met een van mijn kaarten. De banken contacteren hun klanten dus individueel. Er worden voorlichtingscampagnes georganiseerd, maar het is nutteloos om iedereen ongerust te maken over een situatie die onder controle is. |
|||
(Mme Sabine de Bethune, présidente, reprend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.) |
|||
M. François Bellot (MR). – Je remercie le ministre pour ces informations. Les chiffres parus dans la presse étaient donc surfaits. Il n’empêche, l’information est intéressante pour autant qu’elle soit donnée au moment opportun sans créer la panique. |
De heer François Bellot (MR). – Ik dank de minister voor die informatie. De cijfers in de media waren dus overtrokken. Dat neemt niet weg dat voorlichting interessant is, voor zover ze op het gepaste ogenblik wordt verstrekt en zonder paniek uit te lokken. |
|||
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677) (Evocatieprocedure) |
||||
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten (van de heer Peter Van Rompuy; Stuk 5‑1135) |
||||
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5‑507) |
||||
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5‑530) |
||||
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 5‑1678) |
||||
Mme la présidente. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment) |
De voorzitster. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming) |
|||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – La parole est à Mme Maes pour un rapport oral. |
De voorzitster. – Het woord is aan mevrouw Maes voor een mondeling verslag. |
|||
Mme Lieve Maes (N‑VA), rapporteuse. – Les présents projets de loi ont été déposés le 5 avril 2012 à la Chambre qui les a adoptés le 21 juin 2012. Les deux projets ont été transmis le 22 juin au Sénat qui a évoqué le jour même le projet relevant de la procédure facultativement bicamérale. Conformément au Règlement du Sénat, la commission a entamé l’examen des projets avant le vote final à la Chambre. Elle les a examinés les 19 et 26 juin. Le problème de la protection des consommateurs et de la téléphonie mobile au sens large a également fait l’objet de plusieurs propositions de loi, lesquelles avaient déjà été traitées en commission des Finances et des Affaires économiques. L’examen de ces propositions a été l’occasion, le 18 mai 2011, d’une audition de représentants du secteur. Celle‑ci a été suivie d’un échange de vues avec le ministre pour l’Entreprise et la Simplification, Vincent Van Quickenborne, le 6 juillet 2011. Le fil rouge de cette réunion était l’approbation par le Conseil des ministres du 1er juillet 2011 du « paquet télécom », objet de la loi transposant les directives européennes 2009/136 et 2009/140. C’est ce qui constitue la base des présents projets. Vu leur parenté avec les projets, les propositions de loi suivantes ont été examinées simultanément. Il s’agit tout d’abord de la proposition de loi modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques en vue de limiter le montant de l’indemnité de résiliation dans les contrats relatifs aux services de téléphonie vocale mobile, de M. Van Rompuy, document no 5‑1135. Il s’agit ensuite de la proposition de loi modifiant l’article 11 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, visant à instaurer une fiche d’information standardisée relative à la publicité sur les tarifs de téléphonie mobile, de Mme Matz, document no 5‑507. Il s’agit enfin de la proposition de loi modifiant l’article 79 de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur, visant à instaurer une obligation de confirmation de l’abonné lors de toute reconduction à distance d’un contrat de téléphonie, de Mme Matz, document no 5‑530. Le vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord, M. Johan Vande Lanotte, a présenté un exposé introductif. Il a expliqué que la révision de la législation relative aux télécommunications était imposée par l’Union européenne. Une consultation publique approfondie, réalisée par les organes de l’Union européenne, et l’étude des propositions de réforme du cadre réglementaire européen pour les réseaux et services de communications électroniques, menée à bien par le Parlement et le Conseil européens, ont donné lieu à deux directives : la directive 2009/139/CE sur les « droits civils » et la directive 2009/140/CE dite « mieux légiférer » qui modifient plusieurs directives existantes. Les deux directives européennes devaient en principe être transposées en droit belge pour le 25 mai 2011. Un délai fut ensuite accordé jusqu’au 25 avril 2012. Entre‑temps, la Commission européenne a été informée du fait que les débats ont été entamés et que les directives devraient être transposées en droit belge avant juillet 2012. Le gouvernement précédent a approuvé les projets de loi en deuxième lecture lors de son dernier conseil des ministres le 21 décembre 2011. L’avis officiel de la Commission pour la protection de la vie privée ne fut cependant pas demandé par le gouvernement précédent. Étant donné qu’un certain nombre de dispositions du projet de loi ont trait à la vie privée et que la directive 2002/58 sur la vie privée a été modifiée par la directive 2009/136, l’avis de la commission pour la protection de la vie privée a été demandé. Il est disponible depuis le 21 mars 2012. Comme demandé par le comité de concertation de novembre 2011, les projets de loi lui furent à nouveau soumis après la deuxième lecture. Ils furent approuvés après discussion lors du comité de concertation du 29 février 2012. Les projets de loi visent principalement à adapter les lois suivantes aux nouvelles directives : la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges, la loi du 11 mars 2003 sur certains aspects juridiques de la société de l’information, la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques et la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur. Le vice‑premier ministre fit aussi référence à l’accord de gouvernement et à la note de politique générale Économie : « Face à un marché libéralisé et en pleine effervescence et aux activités de plus en plus variées, le Gouvernement, en liaison avec le régulateur dont les instruments et l’indépendance seront renforcés, entend encadrer strictement le secteur des télécoms. Le régulateur veillera à une régulation équitable de tous les acteurs concernés. » Aujourd’hui, le gouvernement peut suspendre toutes les mesures de l’IBPT, sauf les décisions reprises dans un arrêté royal. Cet arrêté royal ne fut toutefois jamais promulgué. Désormais, l’IBPT, en tant que régulateur, pourra décider en toute indépendance pour ces compétences, comme prévu dans les directives européennes. Cela concerne toutes les décisions en matière de différends entre les opérateurs et le régulateur du marché ex ante. Le ministre compétent pourra aussi communiquer ses priorités en matière de télécommunications à l’IBPT. On peut également lire dans l’accord de gouvernement qu’il est prévu de « renforcer le rôle de l’IBPT ainsi que son contrôle par le parlement ». Le projet de loi qui nous est soumis prévoit dès lors que le parlement pourra demander un avis directement à l’IBPT. On fait référence, à propos des modifications à la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, à la disposition suivante de l’accord de gouvernement : « Améliorer la protection des consommateurs de services de télécommunications, augmenter la concurrence et la transparence dans le secteur des télécommunications ». Quatre axes du cadre réglementaire existant sont considérablement modifiés : Le premier a trait au renforcement des mesures de protection du consommateur. Dix modifications importantes sont prévues. Premièrement, le consommateur pourra quitter un opérateur sans frais lors de chaque augmentation tarifaire. Deuxièmement, les consommateurs pourront mettre fin à leur contrat sans frais après six mois. L’opérateur ne peut réclamer d’indemnité de dédit que lors des six premiers mois et cette dernière ne peut excéder le montant de l’abonnement pour la période de ces six mois restant à courir. Troisièmement, si le consommateur a reçu un appareil de l’opérateur en début de contrat, par exemple un GSM ou un iPad, l’opérateur doit joindre au contrat un tableau d’amortissement d’une durée maximale de deux ans. Si le consommateur résilie son contrat avant l’expiration de l’amortissement, il ne devra payer que la valeur résiduelle de l’appareil. Quatrièmement, les contrats à durée déterminée ne pourront plus durer plus de 24 mois et le consommateur pourra toujours demander que le contrat soit limité à 12 mois. Cinquièmement, lors de la conclusion de son contrat, le consommateur devra recevoir des informations plus nombreuses et plus claires sur les services concernés. Ainsi, pour tous ses plans tarifaires, l’opérateur sera tenu d’établir une fiche d’information. L’IBPT déterminera le contenu de ces fiches. Sixièmement, un contrat ne pourra plus être conclu ou prolongé par téléphone mais seulement après confirmation écrite du consommateur. Septièmement, un avertissement gratuit sera donné lorsque le consommateur dépasse un plafond financier déterminé et un plafond pour le téléchargement de données exprimées en volume. Un plafond financier standard sera défini par l’IBPT. Le consommateur pourra déterminer lui‑même ses plafonds sur la base d’une liste établie par l’IBPT. Huitièmement, étant donné la multiplication des ventes conjointes de différents « paquets télécom », il importe que la loi du 15 mai 2007 en ce qui concerne les services de radiotransmission et de radiodistribution soit modifiée de la même manière que la « loi télécom ». Sinon, les consommateurs ayant conclu un contrat relatif à un paquet de télécommunications seraient soumis à des règles différentes, par exemple en matière de conditions de résiliation. Cette loi a été adaptée en conséquence afin d’y insérer des mesures identiques en matière de protection des consommateurs. Neuvièmement, le fonctionnement de la Commission d’éthique pour les télécommunications sera amélioré. Il est en effet essentiel qu’elle puisse intervenir efficacement contre les infractions relatives aux numéros de téléphone et aux SMS surtaxés, dont les jeunes sont les plus grands utilisateurs. Dixièmement, à sa demande, la Commission pour la protection de la vie privée a été associée à l’élaboration de toutes les dispositions relatives à la loi sur les télécommunications, qui pourraient impliquer un échange de données personnelles de l’utilisateur, par exemple entre l’opérateur et l’IBPT. Le deuxième axe concerne l’harmonisation des mesures en matière de régulation économique. Le nouveau cadre vise également à améliorer le fonctionnement général du marché des communications électroniques sur le plan européen, tout en y encourageant l’innovation et les investissements. Des mécanismes de coopération renforcée avec les instances européennes, notamment l’ORECE, Organe des régulateurs européens des communications électroniques, permettront une meilleure approche des situations de dominance économique dans le secteur. Le troisième axe porte sur la simplification et l’extension du régime de service universel. À terme et sous certaines conditions, la loi vise à permettre un allégement de certaines obligations en matière de service universel, soit parce que celles‑ci n’ont plus de raison d’être comme les cabines téléphoniques, soit parce qu’elles sont assurées par d’autres voies, par exemple les annuaires téléphoniques et les services de renseignements. Le système des prestations effectuées au titre de composante sociale du service universel est fondamentalement modernisé. Les arrêts de la Cour de Justice des Communautés européennes du 6 octobre 2010 – arrêts C‑389/08 et C‑222/08 – et l’arrêt de la Cour constitutionnelle du 27 janvier 2011 – arrêt no 7/2011 – ont entraîné l’annulation du mécanisme de financement des tarifs téléphoniques sociaux figurant dans la loi. Le projet de loi met la législation en conformité avec ces arrêts. Le tarif téléphonique social, pour lequel les ayants droit peuvent choisir entre téléphonie fixe et GSM, est étendu à l’internet. Le quatrième axe porte sur un accroissement de l’efficacité dans la gestion des ressources rares. En matière de gestion du spectre radioélectrique, les principes de neutralité sont applicables. Sauf exception, toutes les technologies et tous les services peuvent être utilisés dans toutes les bandes de fréquences. Il arrive régulièrement que des vendeurs contactent des consommateurs à leur domicile, souvent le soir ou le week‑end. Ceux‑ci ne veulent plus être dérangés par ces appels qu’ils considèrent incommodants ou envahissants. C’est pourquoi la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur instaure des dispositions concernant la création d’un registre des utilisateurs désireux de ne plus être importuné. Quiconque ne souhaite plus être contacté par téléphone pour des offres commerciales peut s’y inscrire. Le projet de loi 5‑1678 relevant de la procédure bicamérale obligatoire « modifiant la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges » contient quatre articles adaptant la loi du 17 janvier 2003 en ce qui concerne les recours et le traitement des litiges sur le plan du statut du régulateur, IBPT, notamment afin de traiter les litiges transfrontaliers. Après l’exposé introductif du vice‑premier ministre, M. Van Rompuy et Mme Matz ont pu commenter leurs propositions. Lors de la discussion générale, Mmes Matz et Piryns, M. Laaouej et moi‑même avons successivement pris la parole. Mme Matz s’est référée aux propositions de loi qu’elle avait déjà déposées et s’est réjouie du fait que nombre des dispositions qu’elle avait proposées aient été insérées dans le projet de loi. Elle est revenue sur la durée des contrats, l’accès à certains numéros pour l’envoi de SMS et un code de conduite pour les opérateurs. Mme Piryns a regretté que l’on n’ait pas pu s’occuper des prix du secteur de l’internet et des télécommunications. Elle a également plaidé pour que l’on inverse le système relatif à l’utilisation des listes d’adresses pour des opérations de marketing. Actuellement, le client doit demander à être rayé de telles listes. Mme Piryns propose que les consommateurs puissent plutôt s’inscrire sur une liste. M. Laaouej ne considère le projet de loi que comme une première étape. Il plaide pour une démocratisation plus poussée et un accès aux télécommunications pour tous. Selon lui, il faut également veiller à ce que les dettes des consommateurs en matière de télécommunications n’explosent pas. Pour ma part, craignant que le projet de loi ne garantisse pas suffisamment l’indépendance de l’IBPT, j’avais demandé au vice‑premier ministre ce qu’il comptait faire par rapport à des acteurs tels que Facebook, Google et Skype qui jusqu’à présent, ne s’investissent pas dans les infrastructures. Le vice‑premier ministre a répondu à toutes les remarques. Après les répliques des intervenants, les amendements des sénatrices Maes, Stevens et Piryns ont été examinés. Lors de l’examen des articles, le ministre a émis un avis négatif sur tous les amendements déposés. Concernant l’amendement de Mmes Stevens et Maes insérant un nouvel article en vue de garantir un accès équivalent des personnes sourdes et malentendantes et des patients présentant des problèmes d’élocution aux services de télécommunications grâce à la création d’un service de relais, le ministre a promis de demander à l’Institut d’organiser dans les prochains mois une concertation avec les associations représentatives des personnes handicapées. Après examen de l’avis du service d’Évaluation de la législation, il a été décidé, en concertation avec la Chambre, de retenir trois des corrections proposées. Le second projet de loi n’a pas été évoqué plus avant en commission des Finances et des Affaires économiques. Les amendements nos 1 à 10 au projet de loi portant des dispositions diverses en matière de communications électroniques ont été rejetés par neuf voix contre une. L’amendement no 11 a été transformé en correction de texte. Les amendements nos 12 et 13 ont eux aussi été rejetés par neuf voix contre une. L’amendement no 14 a été rejeté à l’unanimité des dix membres présents. Le projet de loi dans son ensemble a été adopté par neuf voix contre une. Ce vote rend les propositions de loi no 5‑507, 5‑530 et 5‑1135 sans objet. Au terme de l’examen du projet de loi modifiant la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges, les articles 1er à 4 et le projet dans son ensemble ont été adoptés à l’unanimité des dix membres présents. |
Mevrouw Lieve Maes (N‑VA), rapporteur. – De voorliggende wetsontwerpen zijn in de Kamer ingediend op 5 april 2012 en aangenomen op 21 juni 2012. Beide ontwerpen werden op 22 juni overgezonden naar de Senaat en op dezelfde dag werd het optioneel bicamerale wetsontwerp geëvoceerd. In overeenstemming met het Reglement van de Senaat heeft de commissie de behandeling van de ontwerpen aangevat vóór de eindstemming in de Kamer. Ze heeft de ontwerpen besproken op 19 en 26 juni. De problematiek van de consumentenbescherming en van de mobiele telefonie in de brede zin van het woord, maakte eveneens het voorwerp uit van verschillende wetsvoorstellen die in de commissie voor Financiën en voor de Economische Aangelegenheden al werden behandeld. In het kader van de bespreking van die voorstellen werd op 18 mei 2011 een hoorzitting gehouden met een aantal vertegenwoordigers uit de sector. Na die hoorzitting vond op 6 juli 2011 een gedachtewisseling plaats met de toenmalige minister voor Ondernemen en Vereenvoudiging, de heer Vincent Van Quickenborne. Rode draad van die vergadering was het feit dat de Ministerraad op 1 juli 2011 het zogenaamde telecompakket, met andere woorden het voorwerp van de wet voor de omzetting van de Europese richtlijnen 2009/136 en 2009/140, had goedgekeurd. Dat vormt de basistekst voor de voorliggende ontwerpen. Gezien de nauwe samenhang werden de volgende voorstellen mee in behandeling genomen. Er was ten eerste het wetsvoorstel van de heer Van Rompuy tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten, stuk 1135. Ook is rekening gehouden met het wetsvoorstel van mevrouw Matz tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren, stuk 507. Ten derde is tevens het wetsvoorstel van mevrouw Matz behandeld tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende de marktprijzen en de consumentenbescherming teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie, stuk 530. De vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, de heer Johan Vande Lanotte, heeft een inleidende uiteenzetting gehouden. Hij lichtte toe dat de herziening van de telecomwetgeving opgelegd is door de Europese Unie. Een grondige openbare raadpleging vanwege de organen van de Europese Unie en het onderzoek van hervormingsvoorstellen van het EU‑regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en diensten door het Europees Parlement en door de Raad hebben tot twee richtlijnen geleid: de richtlijn 2009/139/EG ‘burgerrechten’ en de richtlijn 2009/140/EG ‘beter regelgeven’ die beide een aantal bestaande richtlijnen wijzigen. Deze twee Europese richtlijnen moesten normaliter tegen 25 mei 2011 in Belgisch recht worden omgezet. Uitstel werd vervolgens verleend tot 25 april 2012. De Europese Commissie is ondertussen op de hoogte dat de bespreking werd aangevat en dat de richtlijnen wellicht vóór juli 2012 in de Belgische wetgeving zullen opgenomen zijn. De vorige regering keurde de wetsontwerpen in tweede lezing goed op haar laatste ministerraad van 21 december 2011. Het formeel advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd door de vorige regering echter niet gevraagd. Gezien nogal wat bepalingen van het wetsontwerp specifiek handelen over privacy gerelateerde bepalingen en de ‘privacyrichtlijn’ 2002/58 werd gewijzigd door richtlijn 2009/136, werd alsnog het advies van de privacycommissie gevraagd. Dat is beschikbaar sinds 21 maart 2012. De wetsontwerpen werden, zoals gevraagd door het overlegcomité van november 2011, na de tweede lezing opnieuw voorgelegd aan het overlegcomité. Ze werden besproken en goedgekeurd tijdens de vergadering van het overlegcomité van 29 februari 2012. De wetsontwerpen strekken er voornamelijk toe volgende wetten aan te passen aan de vernieuwde richtlijnen: de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, de wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie en de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. De vicepremier verwees ook naar het regeerakkoord en naar de beleidsnota Economie waarin staat: ‘Tegenover een geliberaliseerde markt in volle expansie en met meer en meer gevarieerde activiteiten wil de regering, samen met de regulator, waarvan de instrumenten, autonomie en onafhankelijkheid zullen worden versterkt, de telecomsector strikt omkaderen. De regulator zal voor een evenwichtige regulering van alle betrokken spelers zorgen.’ Vandaag kan de Ministerraad alle beslissingen van het BIPT schorsen, behalve de beslissingen betreffende de bevoegdheden die in een koninklijk besluit worden opgenomen. Dat koninklijk besluit werd echter nooit uitgevaardigd. Voortaan zal het BIPT als regulator duidelijk in volledige onafhankelijkheid kunnen beslissen over deze bevoegdheden, zoals bepaald in de Europese richtlijnen. Het betreft alle beslissingen inzake geschillen tussen operatoren en marktregulering ex ante. De bevoegde minister zal ook zijn prioriteiten inzake telecommunicatie aan het BIPT kunnen meegeven. In het regeerakkoord staat eveneens dat ‘de rol van het BIPT evenals de controle erop door het parlement zal worden verstrekt.’ Onderhavig wetsontwerp bepaalt dan ook dat het parlement rechtstreeks advies zal kunnen vragen aan het BIPT. In verband met de wijzigingen aan de wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie wordt herinnerd aan volgende bepaling van het regeerakkoord: ‘De consumentenbescherming inzake telecommunicatiediensten verbeteren, de mededinging en transparantie in de telecommunicatiesector verhogen.’ Vier krijtlijnen van het bestaande regelgevingskader worden aanzienlijk gewijzigd. De eerste krijtlijn heeft betrekking op de versterking van de maatregelen met betrekking tot consumentenbescherming. Daaronder vallen tien belangrijke wijzigingen. Ten eerste zal de consument zonder kosten kunnen opstappen bij elke tariefverhoging van zijn operator. Ten tweede zullen de consumenten na zes maanden kosteloos hun contract kunnen opzeggen. Enkel tijdens de eerste zes maanden van het contract kan de operator een verbrekingsvergoeding vragen, die maximaal gelijk kan zijn aan het abonnementsgeld voor de periode van die zes maanden die nog overblijft. Ten derde, indien de consument bij aanvang van het contract een eindapparatuur van zijn operator heeft gekregen, bijvoorbeeld een gsm of iPad, dient de operator een afschrijvingstabel met een maximale duur van twee jaar bij het contract te voegen. Als de consument zijn contract voor het verlopen van de afschrijving opzegt, dient hij enkel de restwaarde van de eindapparatuur te vergoeden. Ten vierde, contracten van bepaalde duur zullen niet langer dan 24 maanden mogen duren én de consument kan altijd vragen om het contract te beperken tot 12 maanden. Ten vijfde, de consument zal bij het sluiten van zijn contract veel meer en duidelijke informatie moeten krijgen over de betrokken diensten. Zo zal de operator voor al zijn tariefplannen een informatiefiche dienen te maken. Het BIPT bepaalt de inhoud van de informatiefiches. Ten zesde, een contract zal niet meer telefonisch kunnen worden gesloten of verlengd, doch enkel na een schriftelijke bevestiging van de consument; Ten zevende, de consument krijgt een kosteloze waarschuwing wanneer hij een bepaald financieel plafond en een plafond voor data uitgedrukt in hoeveelheid overschrijdt. Standaard zal een financieel plafond worden ingesteld. Dat zal worden bepaald door het BIPT. De consument kan zelf zijn plafonds instellen op basis van een door het BIPT opgestelde lijst. Ten achtste, gezien er steeds meer gezamenlijke verkopen worden georganiseerd van verschillende pakketten aan telecomdiensten, is het belangrijk dat ook de wet van 15 mei 2007 betreffende de bescherming van de consument inzake tv‑diensten op een gelijkaardige manier wordt gewijzigd als de telecomwet. Anders zouden consumenten die een telecompakket‑contract bezitten, aan verschillende regels onderworpen zijn inzake bijvoorbeeld opzegvoorwaarden. Deze wet werd dienovereenkomstig aangepast om dezelfde consumentenbeschermende maatregelen in te voeren. Ten negende, de werking van de Ethische Commissie inzake telecommunicatie wordt versterkt. Het is immers heel belangrijk om effectief te kunnen optreden tegen de overtredingen inzake dure telefoonnummers en dure sms‑nummers, waar vooral vele jongeren gebruik van maken. Ten tiende, op haar vraag wordt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betrokken bij alle op te stellen bepalingen in de telecomwet waarbij mogelijkerwijze persoonlijke gegevens van de gebruiker dienen te worden uitgewisseld, bijvoorbeeld tussen operator en het BIPT. Een tweede krijtlijn gaat over de harmonisatie van de maatregelen met betrekking tot economische regulering. Met het nieuwe kader wordt ook een verbetering van de algemene werking van de elektronische communicatiemarkt op Europees vlak beoogd. Innovatie en investeringen zullen worden aangemoedigd. Nauwere samenwerkingsmechanismen met de Europese instanties, waaronder een nieuwe Europese organisatie, namelijk het BEREC, het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, zullen zorgen voor een betere aanpak van situaties van economische machtsposities in de sector. Een derde krijtlijn gaat over de vereenvoudiging en de uitbreiding van het stelsel van universele dienstverlening. Op termijn en onder sommige voorwaarden strekt de wet ertoe bepaalde universele verplichtingen inzake dienstverlening lichter te maken, omdat ze geen bestaansreden meer hebben, zoals de telefooncellen, of omdat ze via andere middelen worden uitgevoerd, denk aan de telefoongidsen en de inlichtingendienst. Het systeem van prestaties die als sociaal element van de universele dienstverlening worden verleend, wordt grondig gemoderniseerd. De arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 2010, ik verwijs naar de arresten C‑389/08 en C‑222/08, en het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 januari 2011, ik verwijs naar het arrest nr. 7/2011, hebben tot gevolg gehad dat het mechanisme voor de financiering van de sociale telefoontarieven dat in de wet is vermeld, is vernietigd. Het wetsontwerp brengt de wetgeving in overeenstemming met die arresten. Het sociaal telefoontarief, waarbij de gerechtigden vandaag kunnen kiezen tussen vaste telefonie en GSM, wordt dan weer uitgebreid tot het internet. De vierde krachtlijn gaat over grotere efficiëntie in het beheer van de schaarse hulpbronnen. Op het gebied van het beheer van het radiospectrum gelden de neutraliteitsprincipes. Behoudens uitzondering, zullen alle technologieën en alle diensten kunnen worden gebruikt in alle frequentiebanden. Heel wat mensen worden geregeld thuis gebeld door verkopers, vaak ’s avonds of tijdens het weekend, en wensen niet meer gestoord te worden door die oproepen die ze als hinderlijk of opdringerig beschouwen. Daarom worden in de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming dan ook bepalingen voor het opstellen van een bel‑me‑niet register ingevoerd. Wie niet telefonisch wil benaderd worden voor commerciële aanbiedingen, kan zich daarop melden. Het verplicht bicamerale wetsontwerp nr. 5‑1678 ‘tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector’, bevat vier artikelen tot aanpassingen aan de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling met betrekking tot het statuut van de regulator BIPT, onder andere om grensoverschrijdende geschillen te behandelen. Na de inleiding van de vice‑eersteminister, kregen collega’s Van Rompuy en Matz de gelegenheid om hun voorstellen toe te lichten. Tijdens de algemene bespreking kwamen achtereenvolgens mevrouw Matz, mevrouw Piryns, mijnheer Laaouej en ikzelf aan het woord. Mevrouw Matz verwees naar haar serie reeds ingediende wetsvoorstellen en stelde tevreden vast dat vele van de door haar voorgestelde bepalingen in het wetsontwerp zijn opgenomen. Ze kwam wel nog terug op de looptijd van de contracten, de toegang tot bepaalde sms‑nummers en een gedragscode voor de operatoren. Mevrouw Piryns betreurde dat de gelegenheid niet werd aangewend om ook iets te doen aan de prijzen van de telecom- en internetsector. Ze pleitte eveneens voor een omgekeerd gebruik van het systeem van de marketinglijst. Nu moet de klant vragen om te worden geschrapt. Mevrouw Piryns verkiest dat klanten zich op een lijst kunnen inschrijven. De heer Laaouej zag het wetsontwerp slechts als een eerste stap. Hij vindt dat werk moet worden gemaakt van een verdere democratisering en toegang tot telecommunicatie voor iedereen. Ook moet er volgens hem over gewaakt worden dat de telecomschulden van de mensen niet uit de pan swingen. Zelf had ik de vrees dat het wetsontwerp de onafhankelijkheid van het BIPT onvoldoende garandeert en vroeg naar de houding van de vice‑eersteminister tegenover spelers als Facebook, Google en Skype die tot nu niet investeren in de infrastructuur. De vice‑eersteminister ging in op alle opmerkingen. Na de replieken van de sprekers kwamen de amendementen aan bod van de senatoren Maes, Stevens en Piryns. Bij de artikelsgewijze bespreking gaf de minister een negatief advies voor al de ingediende amendementen. Bij het amendement van de collega’s Stevens en Maes, over de invoeging van een nieuw artikel dat de gelijkwaardige toegang tot de telecommunicatiediensten beoogt voor doven, slechthorenden en patiënten met spraakproblemen via de oprichting van een relay service, beloofde de minister wel het instituut te vragen in de komende maanden een overleg te organiseren met de representatieve gehandicaptenverenigingen. Bij de bespreking van het advies van de Dienst Wetsevaluatie bleven, na overleg met de Kamer, drie van de voorgestelde correcties overeind. Het tweede wetsontwerp gaf geen aanleiding tot verdere discussie in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. De amendementen 1 tot en met 10, bij het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie, werden verworpen met negens stemmen tegen een. Amendement 11 werd omgezet in een tekstcorrectie. De amendementen 12 en 13 werden eveneens verworpen met negen stemmen tegen een. Amendement 14 werd eenparig verworpen door de tien aanwezige leden. Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met negen stemmen tegen een. Ten gevolge van deze stemming vervallen de voorstellen nr. 5‑507, 5‑530 en 5‑1135. Bij de bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, werden de artikelen 1 tot en met 4, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden. |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het dagelijks bestuur van het Fonds voor medische ongevallen» (nr. 5‑618) |
||||
Mme Elke Sleurs (N‑VA). – Il ressort d’informations récentes que le Fonds des accidents médicaux (FAM), créé par la loi du 31 mars 2010 relative à l’indemnisation des dommages résultant de soins de santé, entrera finalement en vigueur le 1er septembre 2012. Je ne veux pas parler des avertissements et doutes déjà émis par l’Académie royale de médecine au sujet du fonctionnement. J’évoquerai par contre la gestion quotidienne. Durant la phase de lancement du Fonds, la direction quotidienne a été assurée par un coordinateur et un directeur général ad interim mais, selon certaines informations, elle l’est aujourd’hui par l’administrateur général de l’INAMI. La ministre peut‑elle indiquer pourquoi la gestion quotidienne du directeur général ad interim a été transmise à l’administrateur général de l’INAMI si peu de temps avant le début effectif des activités ? Quand la procédure de désignation d’un nouveau fonctionnaire dirigeant du FAM sera‑t‑elle lancée ? Cette fonction a‑t‑elle déjà été « pondérée » et, si oui, dans quelle tranche salariale a‑t‑elle été insérée ? |
Mevrouw Elke Sleurs (N‑VA). – Uit de recente berichtgeving blijkt dat het Fonds voor Medische Ongevallen (FMO), opgericht door de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, op 1 september 2012 eindelijk van start gaat. Over de waarschuwingen en twijfels die Koninklijke Academie voor Geneeskunde reeds heeft geuit over de werking, wil ik het niet hebben, wel over het dagelijks bestuur. Tijdens de opstartfase van het Fonds werd de dagelijkse leiding waargenomen door een coördinator en een directeur‑generaal ad interim, maar naar verluidt gebeurt dat nu door de administrateur‑generaal van het RIZIV. Kan de minister meedelen waarom het dagelijks bestuur van de directeur‑generaal ad interim zo kort voor de effectieve opstart van de activiteiten werd overgedragen aan de administrateur‑generaal van het RIZIV? Wanneer wordt de procedure voor een nieuw leidend ambtenaar voor het FMO opgestart? Werd deze functie reeds ‘gewogen’ en indien ja, in welke salarisband werd deze functie ingeschaald? |
|||
Mme Laurette Onkelinx, vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Le directeur général suppléant du Fonds des accidents médicaux a rendu sa démission le 14 mai 2012 et le conseil d’administration du Fonds l’a acceptée le 21 mai dernier. Afin de garantir la continuité de la direction du Fonds, le conseil d’administration a décidé de désigner comme remplaçants l’administrateur général et l’administrateur général adjoint de l’INAMI afin d’assurer temporairement la gestion quotidienne. Cette décision s’insère dans le cadre du lancement des activités du Fonds et de la prochaine intégration du FAM au sein de l’INAMI. Cette intégration deviendra, sous réserve d’approbation par le parlement, une réalité le 1er janvier 2013. Entre‑temps, l’INAMI se penche sur la procédure de sélection du fonctionnaire dirigeant. Le SPF P&O s’occupe actuellement de la pondération de la fonction. Tout comme l’INAMI, j’espère que cette procédure pourra être menée à bon terme dès que possible. Je souligne que cela n’a aucune une influence sur la date à laquelle les activités du Fonds débuteront effectivement et qui est toujours prévue pour le 1er septembre 2012. Je me réjouis que ce projet puisse enfin être bouclé car on en parle depuis plus de vingt ans déjà. |
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – De waarnemend directeur‑generaal van het Fonds voor Medische Ongevallen diende op 14 mei 2012 zijn ontslag in, en de raad van bestuur van het Fonds heeft dat ontslag op 21 mei jongstleden aanvaard. Om de continuïteit in de leiding van het Fonds te garanderen, besliste de raad van bestuur om de administrateur‑generaal en de adjunct‑administrateur- generaal van het RIZIV als vervanger te benoemen om het dagelijks beheer tijdelijk te verzekeren. Deze beslissing past in het kader van de start van de activiteiten van het Fonds en de nakende integratie van het Fonds voor Medische Ongevallen in het RIZIV, die onder voorbehoud van goedkeuring door het Parlement, op 1 januari 2013 een feit zal zijn. Ondertussen buigt het RIZIV zich over de selectieprocedure voor de leidend ambtenaar. De FOD P&O houdt zich momenteel met de functieweging bezig. Net als het RIZIV hoop ik dat deze procedure zo snel mogelijk tot een goed einde wordt gebracht. Ik beklemtoon dat dit geen invloed heeft op de datum waarop de activiteiten van het Fonds effectief van start zullen gaan, en die nog altijd op 1 september 2012 is gepland. Ik verheug mij erover dat dit project eindelijk kan worden afgerond, want men spreekt er nu al meer dan twintig jaar over. |
|||
Mme Elke Sleurs (N‑VA). – Je vous remercie pour votre réponse. Si j’ai bien compris, l’INAMI est donc une solution temporaire et le FAM déménagera vers le SPF Santé publique dès que la candidature aura à nouveau été pourvue. |
Mevrouw Elke Sleurs (N‑VA). – Ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed begrepen heb, is het RIZIV dus een tijdelijke oplossing en verhuist het FMO naar de FOD Volksgezondheid, zodra de kandidatuur opnieuw is ingevuld. |
|||
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677) (Evocatieprocedure) |
||||
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 5‑1678) |
||||
Voortzetting van de algemene bespreking |
||||
M. François Bellot (MR). – Les textes qui nous sont présentés transposent en droit belge le troisième paquet télécoms, qui était attendu depuis un certain temps. Deux facteurs principaux sont à l’origine de ces longs délais : la complexité de la matière et la longue période des affaires courantes. Nous pouvons nous réjouir que ces textes puissent enfin aboutir. Ces projets que nous nous apprêtons à voter reflètent le point d’équilibre d’un travail de longue haleine. Il a inévitablement fallu opérer des choix mais le résultat va dans le sens d’une meilleure protection des consommateurs et d’un renforcement de la concurrence dans le secteur des télécoms. Le groupe MR voudrait revenir sur quelques éléments qui emportent sa satisfaction. La suppression des frais de résiliation après six mois donnera beaucoup plus de liberté et de flexibilité aux consommateurs. Elle obligera également les opérateurs à être sans cesse compétitifs. Cette mesure pourra entraîner une nouvelle dynamique sur le marché des télécoms dès lors que les opérateurs devront fournir plus d’efforts pour conserver leurs clients. L’obligation pour les opérateurs de réaliser des fiches d’information standardisées permettra la comparaison objective des différentes formules tarifaires. Ces fiches apporteront la transparence qui faisait jusqu’à présent défaut. Les consommateurs pourront désormais véritablement comparer et disposer des éléments nécessaires pour déterminer la formule la mieux adaptée à leurs habitudes de consommation. Ils pourront donc poser leur choix en connaissance de cause. Toute modification ou prolongation de contrat devra dorénavant se faire par voie écrite. Un appel téléphonique ne suffira plus. Les consommateurs pourront donc être plus attentifs aux détails contractuels de l’offre qui, sous le couvert d’un avantage promotionnel alléchant, pourrait grever leur budget. De nombreux citoyens sont souvent dépassés par les montants de leurs factures. Ils pourront désormais gérer leur consommation de manière plus optimale en déterminant à l’avance et gratuitement un plafond, une limite qui ne pourra plus être dépassée. Cette mesure constitue un bon signal dans la lutte contre le surendettement. Les textes visent à renforcer l’indépendance et le rôle du régulateur. L’indépendance de l’IBPT est fondamentale et nécessaire à la réalisation de ses objectifs. L’octroi d’une plus grande indépendance constitue dès lors une avancée supplémentaire. Je pense que nous allons dans la bonne direction. Nous ouvrons le secteur des télécoms à plus de concurrence tout en assurant une meilleure protection des consommateurs en leur garantissant une meilleure information et plus de transparence. Pour ces raisons, le groupe MR soutiendra la réforme. Le secteur des télécoms est en crise de confiance auprès de nos concitoyens. Nous pouvons tous le constater sur le terrain en tant que parlementaires. Les différentes formules et offres existantes sur le marché sont très opaques et peu comparables. Les consommateurs se sentent régulièrement floués. Il est important que nous puissions restaurer la confiance. Un autre domaine préoccupant reste celui du prix. Nous espérons que la réforme pourra tirer les tarifs vers le bas, notamment via la mobilité accrue des consommateurs. Si nous comparons les prix pratiqués en Belgique avec ceux des autres pays européens, nous constatons qu’ils sont très élevés. Nous continuerons donc à suivre avec attention toutes les mesures envisagées par le gouvernement pour que les consommateurs belges bénéficient de tarifs similaires à ceux pratiqués dans les pays voisins. |
De heer François Bellot (MR). – De voorgestelde tekst zet het derde telecompakket om in Belgisch recht. Dat pakket werd al enige tijd verwacht. Dat het zo lang duurde, heeft vooral te maken met de complexiteit van de materie en de lange periode van lopende zaken. We zijn blij dat de teksten uiteindelijk klaar geraakt zijn. Na een werk van lange adem kunnen we weldra stemmen over evenwichtige ontwerpen. We konden niet vermijden keuzes te maken, maar het resultaat ervan is een betere bescherming van de consument en een sterkere concurrentie in de telecomsector. De MR‑fractie wil even terugkomen op enkele elementen die haar voldoening schenken. De afschaffing van de verbrekingskosten na zes maanden schept meer vrijheid en flexibiliteit voor de consument en verplicht de operatoren om voortdurend competitief te blijven. Die maatregel kan een nieuwe dynamiek creëren op de telecommarkt, aangezien de operatoren inspanningen zullen moeten doen om de klanten te behouden. Nu de operatoren verplicht zijn om standaard informatiefiches op te stellen, wordt het mogelijk de verschillende tariefplannen objectief te vergelijken. Die fiches verzekeren de transparantie die tot nu toe ontbrak. Voortaan kan de klant dus werkelijk een vergelijking maken en over alle vereiste elementen beschikken om te bepalen welk tariefplan het best bij zijn gebruikelijk consumptiegedrag aansluit. Elke wijziging of verlenging van het contract moet voortaan schriftelijk gebeuren. Even telefoneren volstaat niet meer. De consument kan zich dus beter informeren over de contractuele details van het aanbod, dat onder het mom van een aantrekkelijk promotioneel voordeel, zijn budget wel eens zou kunnen bezwaren. Talloze burgers laten zich verrassen door de hun gefactureerde bedragen. Voortaan kunnen ze hun verbruik optimaal beheren door op voorhand en gratis een plafond te bepalen, dat niet mag worden overschreden. Met die maatregel wordt een goede voorzet gegeven in de bestrijding van overmatige schulden. De teksten strekken ertoe de onafhankelijke rol van de regulator te versterken. Om zijn doelstellingen te bereiken, moet het BIPT absoluut onafhankelijk zijn. Het verlenen van een grotere onafhankelijkheid is bijgevolg opnieuw een stap vooruit. Ik denk dat we de goede richting uit gaan. We maken meer concurrentie mogelijk in de telecomsector en verzekeren tegelijkertijd een betere bescherming van de verbruiker die zich, dankzij een gewaarborgde transparantie, beter kan informeren. Om die redenen steunt de MR‑fractie de hervorming. Er is een vertrouwensbreuk tussen de telecomsector en de burger. Alle parlementsleden kunnen dat in de praktijk vaststellen. De verschillende formules en aanbiedingen op de markt zijn ondoorzichtig en moeilijk vergelijkbaar. De consument voelt zich vaak bedrogen. Het is belangrijk dat het vertrouwen wordt hersteld. De prijs blijft een andere bron van bezorgdheid. Hopelijk werkt de hervorming een tariefdaling in de hand, omdat de consument mobieler wordt. In vergelijking met de andere Europese landen zijn de tarieven in België zeer hoog. We blijven alle door de regering geplande maatregelen dus aandachtig volgen opdat de Belgische consument tarieven zou genieten die vergelijkbaar zijn met die in onze buurlanden. |
|||
Mme Vanessa Matz (cdH). – Je voudrais exprimer ma satisfaction de voir ce texte soumis à notre vote en séance plénière. En effet, notre commission des Finances s’était penchée à plusieurs reprises sur cet important dossier du droit des consommateurs à l’égard du secteur des télécommunications. Les textes que j’avais déposés ont été repris dans le projet de loi, ce dont je me réjouis. Je voudrais souligner quelques éléments. Tout d’abord, la fiche d’information standardisée est essentielle, car les consommateurs disposeront ainsi – sur le site internet des opérateurs – d’un outil qui leur permettra d’établir des comparaisons. Cette fiche d’information sera jointe au contrat. Elle sera facilement comparable pour les consommateurs, ce qui leur permettra une évaluation indépendante aisée. Autre élément important : la confirmation écrite – déjà évoquée par M. Bellot – obligatoire, de la part tant de l’opérateur que du consommateur, pour toute modification ou tout remplacement de son contrat. Par ailleurs, l’abonné peut, au moment de son choix, résilier son contrat par tout moyen écrit et sans devoir fournir de justification. L’opérateur ne peut demander d’indemnités pour rupture anticipée du contrat, pour autant que ce dernier ait été conclu depuis plus de six mois. Il s’agit certainement d’une des avancées les plus importantes de ce projet de loi. Nous devons encore mener quelques débats, notamment celui relatif au surendettement. Si le projet comprend des dispositions permettant de lutter contre le surendettement, certains opérateurs savent à l’avance que des consommateurs ne pourront honorer ce contrat. Il nous appartiendra donc de réfléchir à une éventuelle suspension du contrat, après plusieurs échéances non honorées. J’attends avec impatience l’avis du SPF Économie sur ce point. L’IBPT avait déjà remis un avis très positif. Par ailleurs, j’ai retiré ma proposition de résolution visant à instaurer un code de bonne conduite. Il a en effet été décidé de permettre au comité d’éthique récemment mis en place de travailler sereinement. J’espère que nous disposerons, en fin d’année, d’une évaluation relative aux questions dont ce comité aura été saisi. Je suis globalement satisfaite du texte, qui reprend donc plusieurs textes que j’avais déposés au Sénat. Je souhaite des dispositions fortes concernant le surendettement. Depuis que ce troisième paquet télécoms est commenté dans la presse, les services des CPAS – chargés de la médiation, notamment – se réjouissent de la mise en œuvre prochaine de toutes ces dispositions. Ils sont également satisfaits de disposer d’une arme concrète contre les opérateurs et de pouvoir contrer certaines pratiques abusives. Je me réjouis vraiment du vote de ce texte. Je resterai très attentive aux deux problématiques que j’ai soulevées et qu’il faudra tenter de résoudre. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). – Tot mijn voldoening wordt onderhavige tekst ter stemming aan de plenaire vergadering voorgelegd. De commissie voor de Financiën heeft zich meermaals over dat belangrijke dossier inzake het consumentenrecht in de telecomsector gebogen. De teksten die ik heb ingediend, zijn tot mijn voldoening in het wetsontwerp opgenomen. Ik zou enkele elementen willen beklemtonen. Allereerst is de gestandaardiseerde informatiefiche van essentieel belang, want zo beschikken de consumenten op de website van de operatoren over een instrument om tarieven te vergelijken. De informatiefiche wordt bij het contract gevoegd. De consument zal de tarieven gemakkelijk kunnen vergelijken en dus vlot en onafhankelijk kunnen evalueren. Een ander element waarnaar de heer Bellot al heeft verwezen, is de verplichte schriftelijke bevestiging, door zowel de operator als de consument, telkens als het contract gewijzigd of vervangen wordt. De abonnee kan overigens naar believen door alle schriftelijke middelen en zonder opgave van redenen het contract verbreken. De operator mag geen vergoeding vragen voor een vroegtijdige verbreking van het contract, voor zover het minstens zes maanden vooraf is gesloten. Dat is wellicht de grootste bijdrage van het wetsontwerp. We moeten wellicht nog enkele discussies voeren, meer bepaald over de overmatige schuldenlast. Hoewel het ontwerp enkele bepalingen bevat die nuttig kunnen zijn om de overmatige schuldenlast aan te pakken, weten sommige operatoren bij voorbaat dat een consument zijn contract niet kan naleven. We moeten ons dus bezinnen over een eventuele opschorting van een contract na meerdere achterstallige betalingen. Vol ongeduld wacht ik op het advies ter zake van de FOD Economie. Het BIPT heeft al een zeer positief advies uitgebracht. Ik heb overigens mijn resolutie, houdende invoering van een gedragscode, ingetrokken. Er werd inderdaad beslist om het onlangs opgericht ethisch comité in alle sereniteit te laten werken. Ik hoop dat we tegen het einde van het jaar over een evaluatie kunnen beschikken van de kwesties die bij het comité aanhangig zijn. Over het algemeen schenkt de tekst, waarin verschillende van de door mij ingediende voorstellen zijn opgenomen, me voldoening. Ik sta echter wel sterke bepalingen voor inzake de overmatige schuldenlast. Sinds het derde telecompakket in de pers is becommentarieerd, verheugen de bemiddelingsdiensten van de OCMW’s er zich al over dat al die bepalingen weldra in werking treden. Ze zijn ook tevreden dat ze nu beschikken over een concreet instrument tegen de operatoren en dat ze bepaalde misbruiken zullen kunnen tegengaan. De goedkeuring van de tekst verheugt me. Ik zal zeer aandachtig blijven wat de twee problemen betreft die ik heb aangekaart en waarvoor we een oplossing moeten trachten te vinden. |
|||
Mme Lieve Maes (N‑VA). – Bien que ce projet contienne de bonnes idées, nous avons quand même des réserves sur certains points, entre autres concernant la garantie de l’indépendance de l’IBPT. C’est pourquoi nous avions déposé une série d’amendements. Étant donné qu’aucun d’entre eux n’a été adopté, nous voterons contre ce projet de loi. |
Mevrouw Lieve Maes (N‑VA). – Niettegenstaande dit wetsontwerp goede ideeën bevat, hebben we toch bedenkingen bij sommige punten, onder andere met betrekking tot de garantie van de onafhankelijkheid van het BIPT. Wij hadden daarom een hele reeks amendementen ingediend. Aangezien geen enkel amendement is goedgekeurd, zullen we tegen dit wetsontwerp stemmen. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677) (Evocatieprocedure) |
||||
(Le texte adopté par la commission des Finances et des Affaires économiques est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2143/10.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2143/10.) |
|||
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Discussion des articles du projet de loi modifiant la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 5‑1678) |
Artikelsgewijze bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 5‑1678) |
|||
(Le texte adopté par la commission des Finances et des Affaires économiques est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2144/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2144/1.) |
|||
– Les articles 1er à 4 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 tot 4 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Voorstel van resolutie inzake de tussentijdse stand van zaken van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (van de dames Olga Zrihen en Marie Arena; Stuk 5‑927) |
||||
Bespreking |
||||
(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5‑927/5.) |
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5‑927/5.) |
|||
M. Philippe Mahoux (PS), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
De heer Philippe Mahoux (PS), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
|||
Mme la présidente. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Proposition de résolution relative à l’élaboration du 11e Fonds européen de développement. |
De voorzitster. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Voorstel van resolutie betreffende opmaak van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds. |
|||
Mme Olga Zrihen (PS). – La proposition de résolution relative au bilan à mi‑parcours du dixième Fonds européen de développement appelé FED a reçu un nouvel intitulé, à savoir « proposition de résolution relative à l’élaboration du onzième Fonds européen de développement », en raison du temps qu’il a fallu pour aborder ce point. En séance plénière du 28 juin 2012, le constat a été dressé selon lequel, face à la distribution déséquilibrée des richesses entre l’hémisphère nord et l’hémisphère sud, des politiques d’aide et de coopération au développement ont vu le jour un peu partout dans le monde. Cependant, la pauvreté reste et demeure un problème central dans les pays d’Afrique, des Caraïbes et du Pacifique. Les chiffres en la matière sont plus qu’éloquents : 1,4 milliard de personnes vivent dans l’extrême pauvreté. Un sixième de la population mondiale souffre de sous‑alimentation. C’est dans ce cadre que l’Union européenne s’est engagée à aider les pays ACP, afin d’éradiquer ou tout au moins de réduire le taux de pauvreté, pour atteindre des objectifs durables tels que le développement humain et l’intégration dans l’économie mondiale. Au même titre que les accords de partenariat économique votés par cette assemblée la semaine dernière, le Fonds européen de développement – FED – est un instrument déterminant pour l’octroi d’une aide européenne à la coopération au développement aux pays ACP, dans le cadre des Accords de Cotonou signés en 2000. Le FED est un instrument distinct du budget de l’Union européenne ; il est financé par les pays membres de l’Union européenne, suivant des clefs de répartition et de contribution spécifiques. Toutefois, l’inquiétude est en train de naître car les lignes directrices de stratégie au développement définies par le FED connaissent depuis peu une certaine variation et ces nouvelles orientations stratégiques éveillent encore plus de craintes, non seulement au sein des pays ACP mais également des membres de la société civile active dans le domaine de la coopération. Les enjeux de la coopération et du développement restent bel et bien d’actualité, encore plus aujourd’hui, face aux récentes menaces et aux nouveaux défis qui compliquent encore plus une situation tangente et difficile. Aux récentes crises économiques et financières, à l’augmentation des prix de la nourriture, à l’instabilité du prix du pétrole, il faut ajouter les nouvelles réalités telles que les changements climatiques, le manque de biodiversité, l’instabilité, le manque de résistance aux chocs et l’insécurité alimentaire. Ce texte vise bien plus que la simple pérennisation d’une dynamique, d’un instrument de coopération au développement. Il s’agit plus que jamais de tenter d’influencer le processus vers un mécanisme d’autonomisation au profit des pays ACP et des pays fragilisés. Force est de constater qu’à l’occasion du processus d’élaboration de ce onzième Fonds européen de développement, le débat international sur le développement et l’aide reflète actuellement un changement de paradigme qui passe d’une approche centrée sur la lutte contre la pauvreté à un modèle basé sur la croissance économique. Sur le plan européen, cela se traduit par un nouveau document politique publié en 2011 par la Commission européenne et intitulé « Programme pour le changement ». Il s’agit dès lors de rappeler que les priorités de la coopération internationale doivent porter sur un modèle de développement qui respecte et renforce les droits des individus à des services sociaux, à des services de santé et d’éducation efficaces, ainsi que la capacité d’accéder aux ressources, moyens et productions tout comme à exercer un travail décent. Sans amélioration significative dans le domaine de la cohérence des politiques de coopération, il y a peu d’espoir qu’un modèle de développement basé sur la croissance économique, les investissements et le libre‑échange ait le moindre effet sur la réduction de la pauvreté et des inégalités dans les pays en développement. Tout processus d’élaboration de ce Fonds reste source de préoccupations majeures au sein de la société civile et des gouvernements des pays ACP qui constatent aujourd’hui que la société civile est peu présente et peu écoutée dans ce processus de révision, comme dans son élaboration initiale, qu’il y a un net manque de transparence et d’appropriation démocratique, puisque le parlement européen, les parlements nationaux des pays ACP, les autorités locales et la société civile sont peu, voire nullement associés et que ce manque de transparence amène une uniformisation des priorités dans un seul sens. Enfin, on peut craindre la tendance à l’instrumentalisation de l’aide avec, notamment, en ajout, des politiques économiques, migratoires ou commerciales qui seraient totalement contraignantes en termes de nouvelles conditionnalités. La présente proposition de résolution tend à rappeler que les principes de partenariat, de transparence et d’appropriation s’imposent comme des critères à l’avenir essentiels dans le processus d’élaboration ou de révision du Fonds européen de développement. Il s’agit de garantir la sécurité alimentaire, la réalisation des objectifs du Millénaire pour le développement. Il faut que cette aide délivrée par le FED soit qualitativement poussée et délibérément orientée vers la problématique du genre, celle des droits humains et la promotion de ces droits, qu’ils soient économiques, sociaux ou culturels. Une position primordiale qui doit supplanter toute considération connexe aux intérêts économiques et sécuritaires européens. Permettez‑moi simplement, chers collègues, de vous informer que cette proposition a été sanctionnée par un vote positif de sept voix pour et deux abstentions à la suite du débat de ce 5 juin. J’appelle donc chaque membre de cette assemblée à soutenir cette initiative parlementaire qui vise à une bonne mise en œuvre d’une politique de coopération, avec un développement équitable et profitable aux pays ACP et fragilisés. |
Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Het voorstel van resolutie inzake de tussentijdse stand van zaken van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds, EOF, heeft een nieuw opschrift, namelijk ‘Voorstel van resolutie betreffende opmaak van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds’ wegens de tijd die nodig was om dat punt te behandelen. In de plenaire zitting van 28 juni 2012 werd opgemerkt dat tegenover de onevenwichtige verdeling van de rijkdommen tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond, zowat overal in de wereld een beleid inzake hulp en ontwikkelingssamenwerking is ontstaan. Toch blijft de armoede een kernprobleem in de landen van Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan. De cijfers spreken voor zich: 1,4 miljard mensen leven in extreme armoede. Een zesde van de wereldbevolking lijdt aan ondervoeding. In die context heeft de Europese Unie beloofd de ACP‑landen te helpen: om de armoede uit te roeien of op zijn minst te verminderen en om duurzame doelstellingen zoals de menselijke ontwikkeling en integratie in de wereldeconomie te bereiken. Op dezelfde wijze als de economische partnerschapsakkoorden die vorige week door deze assemblee zijn goedgekeurd, is het Europees Ontwikkelingsfonds – het EOF – een beslissend instrument voor de toekenning van Europese hulp voor de ontwikkelingssamenwerking met de ACP‑landen, in het kader van de Cotonou‑akkoorden van 2000. Het EOF is een instrument dat losstaat van de begroting van de Europese Unie. Het wordt gefinancierd door de leden van de Europese Unie, volgens verdeelsleutels en specifieke bijdragen. De bezorgdheid groeit echter, want de richtlijnen van het ontwikkelingsbeleid die door het EOF zijn gedefinieerd hebben sinds kort een zekere aanpassing ondergaan en die nieuwe strategische oriëntaties wekken nog meer vrees, niet alleen bij de ACP‑landen, maar ook bij de leden van het middenveld die actief zijn op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. De inzet van de samenwerking en de ontwikkeling blijft wel degelijk actueel, vandaag zelfs nog meer, in het licht van de recente bedreigingen en de nieuwe uitdagingen die een moeilijke situatie nog ingewikkelder maken. Naast de recente economische en financiële crisissen, de stijging van de voedselprijzen, de schommelende petroleumprijzen, zijn er nieuwe feiten zoals de klimaatwijziging, het gebrek aan biodiversiteit, de instabiliteit, onvoldoende weerstand tegen schokken en de voedselonveiligheid. Deze tekst beoogt heel wat meer dan het eenvoudigweg voortbestaan van een dynamiek, van een instrument van ontwikkelingssamenwerking. Het komt er meer dan ooit op aan te trachten het proces te sturen naar een mechanisme van verzelfstandiging in het belang van de ACP‑landen en de kwetsbare landen. We moeten vaststellen dat, ter gelegenheid van de uitwerking van dit elfde Europees Ontwikkelingsfonds, in het internationale debat over de ontwikkeling en de hulp vandaag een ander paradigma naar voren komt: de benadering die gericht was op de strijd tegen de armoede is geëvolueerd naar een model gebaseerd op de economische groei. Op Europees vlak wordt dit vertaald in een politiek document dat in 2011 door de Europese Commissie is gepubliceerd onder de titel ‘Agenda for Change’. Er moet dus aan worden herinnerd dat de prioriteiten van de ontwikkelingssamenwerking op een ontwikkelingsmodel moeten steunen, dat de rechten van de individuen op sociale diensten, gezondheidsdiensten en efficiënt onderwijs respecteert en versterkt, evenals de toegang tot grondstoffen, middelen en productie en de mogelijkheid een fatsoenlijk beroep uit te oefenen. Als er geen merkbare verbetering in de coherentie van het ontwikkelingsbeleid komt, is er weinig hoop dat een ontwikkelingsmodel dat gebaseerd is op de economische groei, de investeringen en de vrije handel enig effect heeft op de vermindering van de armoede en de ongelijkheid in de ontwikkelingslanden. Het proces van de uitwerking van dat Fonds blijft een bron van grote bezorgdheid bij het middenveld en bij de regeringen van de ACP‑landen. Ze stellen vandaag vast dat het middenveld weinig aanwezig is en weinig wordt gehoord in het herzieningsproces, zoals dat ook het geval was bij de oorspronkelijke uitwerking. Ze stellen ook vast dat er een duidelijk gebrek is aan transparantie en democratisch ownership, aangezien het Europees parlement, de nationale parlementen van de ACP‑landen, de lokale autoriteiten en het middenveld niet of nauwelijks worden betrokken. Ze stellen vast dat dit gebrek aan transparantie leidt tot een uniformisering van de prioriteiten in één richting. Tot slot kunnen we vrezen voor de neiging tot instrumentalisering van de hulp, met dwingende voorwaarden op het vlak van de economische, migratie- of handelspolitiek. Dit voorstel van resolutie wil eraan herinneren dat principes als partnerschap, transparantie en ownership in de toekomst als essentiële criteria beschouwd horen te worden bij het uitwerken of herzien van het Europees Ontwikkelingsfonds. Het komt erop aan voedselveiligheid, de realisatie van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te garanderen. De kwaliteit van de hulp die door het EOF wordt geleverd moet worden opgedreven en bewust gericht worden op de genderproblematiek, de problematiek van de mensenrechten en de bevordering van die rechten, of ze nu economisch, sociaal of cultureel zijn. Die fundamentele houding moet elke overweging die samenhangt met economische belangen, of belangen inzake de Europese veiligheid verdringen. Dit voorstel werd goedgekeurd met zeven stemmen voor en twee onthoudingen na het debat van 5 juni jongstleden. Ik roep dus alle leden van deze assemblee op dit parlementair initiatief te steunen. Het beoogt een goede werking van een ontwikkelingsbeleid, met een rechtvaardige ontwikkeling die nuttig is voor de ACP‑landen en de kwetsbare landen. |
|||
– La discussion est close. |
– De bespreking is gesloten. |
|||
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution. |
– De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats. |
|||
Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice |
Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie |
|||
Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice. Conformément aux articles 151, §2, deuxième alinéa, de la Constitution et 259bis‑2, §2, du Code judiciaire, le Sénat doit, à la majorité des deux tiers des suffrages émis, nommer les membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice. Le Conseil supérieur est composé de quarante‑quatre membres, répartis en un collège francophone et un collège néerlandophone. Chaque collège compte onze magistrats et onze non‑magistrats. Le groupe de non‑magistrats compte par collège au moins quatre membres de chaque sexe et est composé d’au moins : |
De voorzitster. – Aan de orde is de benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie. Overeenkomstig artikel 151, §2, tweede lid, van de Grondwet, en artikel 259bis‑2, §2, van het Gerechtelijk Wetboek moet de Senaat met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen de leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie benoemen. De Hoge Raad is samengesteld uit vierenveertig leden, ingedeeld in een Nederlandstalig en een Franstalig college. Elk college telt elf magistraten en elf niet‑magistraten. De groep van niet‑magistraten telt per college ten minste vier leden van elk geslacht en bestaat uit ten minste: |
|||
– quatre avocats possédant une expérience professionnelle d’au moins dix années au barreau ; – trois professeurs d’une université ou d’une école supérieure dans la Communauté française ou flamande possédant une expérience professionnelle utile pour la mission du Conseil supérieur d’au moins dix années ; – quatre membres, porteurs d’au moins un diplôme d’une école supérieure de la Communauté française ou flamande et possédant une expérience professionnelle utile pour la mission du Conseil supérieur d’au moins dix années dans le domaine juridique, économique, administratif, social ou scientifique. |
– vier advocaten met een beroepservaring van ten minste tien jaar balie; – drie hoogleraren aan een universiteit of een hogeschool in de Vlaamse of de Franse Gemeenschap met een voor de opdracht van de Hoge Raad relevante beroepservaring van ten minste tien jaar; – vier leden die houder zijn van ten minste een diploma van een hogeschool van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap met een voor de opdracht van de Hoge Raad relevante beroepservaring van ten minste tien jaar op juridisch, economisch, administratief, sociaal of wetenschappelijk vlak. |
|||
Au moins un membre du collège francophone doit justifier de la connaissance de l’allemand. Par collège, au moins cinq candidats sont nommés parmi les candidats présentés par un ordre des avocats ou une université ou école supérieure de la Communauté française ou de la Communauté flamande. Le Sénat a reçu au total 63 candidatures, dont une, celle de M. Paul Vanwelde, a été déposée en retard. Deux autres candidats, M. Pascal Vrebos et M. Jean‑Dominique Franchimont, ont retiré leur candidature. Le document portant le nom de tous les candidats aux mandats à pourvoir, a été distribué sous le no 5‑1649/1. Les 9, 15, 22 mai et les 5, 18 et le 20 juin 2012, la commission de la Justice a organisé des auditions avec les candidats dont la candidature avait été reçue dans les temps. Tous les sénateurs ont pu prendre connaissance du curriculum vitae des candidats et comparer leurs mérites. Je propose donc que nous passions à la nomination par scrutin secret des membres du Conseil supérieur de le Justice. Compte tenu de la multiplicité des critères que doit rencontrer la composition du Conseil supérieur, il a été convenu lors de la réunion du Bureau que le Sénat se prononcerait sur une liste modèle. Cette liste modèle comporte un nombre de candidats égal à celui des mandats à pourvoir. Vous avez dès lors reçu un bulletin de vote comportant deux volets : |
Ten minste één lid van het Franstalig college moet het bewijs leveren van de kennis van het Duits. Per college worden ten minste vijf leden benoemd uit de kandidaten voorgedragen door een orde van advocaten of door een universiteit of hogeschool van de Vlaamse of Franse Gemeenschap. De Senaat heeft in het totaal 63 kandidaturen ontvangen, waarvan één, die van de heer Paul Vanwelde, te laat werd ingediend. Twee andere kandidaten, de heer Pascal Vrebos en de heer Jean‑Dominique Franchimont, hebben hun kandidatuur ingetrokken. Het gedrukte stuk met de lijst van alle kandidaten voor de te begeven mandaten, werd rondgedeeld onder het nr. 5‑1649/1. Op 9, 15, 22 mei en op 5, 18 en 20 juni 2012 organiseerde de commissie voor de Justitie hoorzittingen met de kandidaten waarvan de kandidaatstelling tijdig werd ontvangen. Alle senatoren hebben kennis kunnen nemen van het curriculum vitae van de kandidaten en hebben hun verdiensten kunnen vergelijken. Ik stel voor dat we dus overgaan tot de benoeming van de leden van de Hoge Raad voor de Justitie bij geheime stemming. Gelet op de veelheid van de criteria waaraan de samenstelling van de Hoge Raad moet voldoen, is tijdens de vergadering van het Bureau afgesproken dat de Senaat zich zou uitspreken over een modellijst. Deze modellijst bevat een aantal kandidaten dat gelijk is aan het aantal openstaande mandaten. U hebt derhalve een stembrief ontvangen die twee luiken omvat: |
|||
– d’une part, une liste modèle mentionnant 11 candidats francophones et 11 candidats néerlandophones. Cette liste comporte uniquement une case de tête ; – d’autre part, une liste avec le nom de tous les candidats pour chaque collège. Chaque nom est suivi d’une case de vote. |
– enerzijds een modellijst die 11 Nederlandstalige en 11 Franstalige kandidaten bevat. Boven die lijst staat één enkel stemvakje; – anderzijds een lijst met de namen van alle kandidaten voor elk college. Naast elk van deze kandidaten staat een stemvakje. |
|||
Les membres qui se rallient à la liste modèle sont priés de noircir la case de tête de cette liste. Les membres qui n’approuvent pas la liste modèle peuvent émettre 22 voix de préférence, dont au maximum 11 pour des candidats francophones et 11 pour des candidats néerlandophones. Chaque sénateur est ainsi libre de voter pour les candidats de son choix. Un vote émis en même temps en faveur de la liste modèle et pour un ou plusieurs candidats individuels sera considéré comme nul. Si la liste modèle ne recueille pas la majorité requise, le Bureau délibérera sur la procédure à suivre. Le sort désigne M. Laeremans et M. Miller pour remplir les fonctions de scrutateur. Je prie chaque membre de déposer son bulletin de vote dans l’urne à l’appel de son nom. Le scrutin est ouvert. Il débute par le nom de Mme Khattabi. |
De leden die het eens zijn met de modellijst worden verzocht het stemvakje boven deze lijst zwart te maken. Zij die daarentegen de modellijst niet wensen goed te keuren, kunnen 22 voorkeurstemmen uitbrengen, waarvan niet meer dan 11 voor Nederlandstalige kandidaten en 11 voor Franstalige kandidaten. Het staat elke senator zodoende vrij te stemmen voor de kandidaten van zijn keuze. Een stem uitgebracht tegelijk op de modellijst en op één of meer afzonderlijke kandidaten zal als ongeldig worden beschouwd. Mocht de modellijst niet de vereiste meerderheid krijgen, dan zal het Bureau zich beraden over de te volgen procedure. Het lot wijst de heer Laeremans en de heer Miller aan om de functie van stemopnemer te vervullen. Ik verzoek elk lid bij het afroepen van zijn naam zijn stembrief in de stembus te komen deponeren. De stemming is geopend. Ze begint met de naam van mevrouw Khattabi. |
|||
(Il est procédé au scrutin.) |
(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.) |
|||
Mme la présidente. – Le scrutin est clos. Il conviendra sans doute au Sénat de poursuivre son ordre du jour pendant que les scrutateurs dépouillent les bulletins. |
De voorzitster. – De stemming is gesloten. Ik veronderstel dat de Senaat zijn agenda voortzet terwijl de stemopnemers de stembulletins nazien. |
|||
Inoverwegingneming van voorstellen |
||||
Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée. Est‑ce qu’il y a des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. |
De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
|||
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
|||
Stemmingen |
||||
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag nr. 176 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de veiligheid en gezondheid in mijnen, aangenomen te Genève op 22 juni 1995 (Stuk 5‑1589) |
||||
Vote no 1 |
Stemming 1 |
|||
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend Akkoord tussen het Koninkrijk België en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart ‘Eurocontrol’ van 13 december 1960, inzake de voorrechten en immuniteiten van de Organisatie, en zijn Gemeenschappelijke Verklaring, gedaan te Brussel op 17 juli 2006 (Stuk 5‑1590) |
||||
Vote no 2 |
Stemming 2 |
|||
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord over het wegvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, ondertekend te Skopje op 10 september 1998 (Stuk 5‑1606) |
||||
Vote no 3 |
Stemming 3 |
|||
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
|||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Nous nous abstiendrons lors du vote sur les projets de lois qui nous sont soumis parce que nous n’avons pas obtenu de réponse convaincante sur les remarques du Conseil d’État. Une première remarque concerne la signature des accords par des collaborateurs de cabinet sans qu’il soit clairement établi s’ils sont habilités à le faire. Généralement, c’est le ministre qui signe, ou ce dernier mandate un ambassadeur. Une deuxième remarque concernait le manque de précision sur la procédure relative à la compétence des entités fédérées. |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Bij de stemming over voorliggende wetsontwerpen zullen wij ons onthouden omdat we geen afdoend antwoord hebben gekregen op de opmerkingen van de Raad van State. Een eerste opmerking betreft de ondertekening van de akkoorden door kabinetsmedewerkers zonder dat het duidelijk is of ze daartoe wel gemachtigd zijn. Doorgaans ondertekent de minister, of geeft de minister daartoe volmacht aan een ambassadeur. Een tweede opmerking ging over de onduidelijkheid over de procedure met betrekking tot de bevoegdheid van de deelstaten. |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord over het wegvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Georgië, ondertekend te Brussel op 19 maart 2002 (Stuk 5‑1607) |
||||
Vote no 4 |
Stemming 4 |
|||
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kazachstan over het internationaal wegvervoer, ondertekend te Brussel op 5 december 2006 (Stuk 5‑1608) |
||||
Vote no 5 |
Stemming 5 |
|||
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
|||
Mme Dalila Douifi (sp.a). – Je voulais voter oui. |
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Ik wilde voorstemmen. |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Albanië betreffende het internationaal wegvervoer, ondertekend te Tirana op 25 april 2006 (Stuk 5‑1609) |
||||
Vote no 6 |
Stemming 6 |
|||
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie over het internationale wegvervoer, ondertekend te Moskou op 2 maart 2007 (Stuk 5‑1614) |
||||
Vote no 7 |
Stemming 7 |
|||
Présents : 53 |
Aanwezig: 53 |
|||
Mme Christie Morreale (PS). – Je voulais voter oui. |
Mevrouw Christie Morreale (PS). – Ik wilde voorstemmen. |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Facultatief protocol bij het Verdrag inzake de veiligheid van VN‑personeel en geassocieerd personeel, gedaan te New York op 8 december 2005 (Stuk 5‑1630) |
||||
Vote no 8 |
Stemming 8 |
|||
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677) (Evocatieprocedure) |
||||
Vote no 9 |
Stemming 9 |
|||
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
|||
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Mon groupe estime que la majorité a laissé passer l’opportunité d’enfin diminuer la facture de nos concitoyens. Sachant que la facture GSM et Internet des Belges reste bien au‑dessus de la moyenne européenne, il nous semblait important de saisir l’occasion d’en diminuer le montant. Si, dans le texte adopté, tout n’est pas à jeter, par exemple les dispositions relatives à l’information aux clients et à l’obligation d’offres adaptées et non prohibitives pour les personnes handicapées, points à propos desquels mon groupe avait d’ailleurs déposé un amendement, l’essentiel manque. Concrètement, ainsi que le demandaient les amendements déposés à cet effet, ce projet de loi aurait dû créer un mécanisme clair et simple de plafonnement des prix, en concertation avec l’Institut belge des services postaux et des télécommunications, notamment pour ce qui concerne l’offre triple play. Ce projet de loi aurait dû également mettre fin aux dérives du télémarketing direct et renforcer plutôt qu’affaiblir l’indépendance du régulateur. Mon groupe s’est abstenu en raison de ces insuffisances. |
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). – Onze fractie is van mening dat de meerderheid een kans heeft laten liggen om voor onze medeburgers eindelijk de factuur te verlichten. Aangezien we weten dat de gsm- en internetfactuur in België heel wat hoger ligt dan het Europese gemiddelde, hadden we de kans moeten grijpen om het bedrag ervan te drukken. Hoewel in de aangenomen tekst niet alles te verwerpen is, onder de bepalingen betreffende de informatie aan de klant en de verplichting om mindervalide klanten aangepaste en niet prohibitieve tarieven aan te bieden – punten waarvoor onze fractie trouwens een amendement heeft ingediend – ontbreekt de essentie. Zoals de daartoe strekkende amendementen vroegen, had het wetsontwerp in overleg met het BIPT een duidelijk en eenvoudig mechanisme van prijsplafonnering in het leven moeten roepen, meer bepaald voor het triple play‑aanbod. Het wetsontwerp had ook een einde moeten maken aan de wanpraktijken inzake telemarketing en de onafhankelijkheid van de regulator eerder moeten versterken dan verzwakken. Onze fractie heeft zich onthouden vanwege die gebreken. |
|||
Mme Elke Sleurs (N‑VA). – J’ai pairé avec Mme Cindy Franssen qui a récemment accouché d’un petit garçon. Nous lui adressons nos sincères félicitations. |
Mevrouw Elke Sleurs (N‑VA). – Ik heb een stemafspraak met mevrouw Cindy Franssen die onlangs bevallen is van een zoontje. We bieden haar onze oprechte gelukwensen aan. |
|||
Mme la présidente. – Au nom du Sénat, je me joins volontiers à ce message. Nous adressons nos plus vives félicitations à Mme Franssen et à sa famille. |
De voorzitster. – Namens de Senaat sluit ik me daarbij graag aan. We wensen senator Franssen en haar hele familie van harte geluk. |
|||
– Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui‑ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
|||
– À la suite de ce vote deviennent sans objet : |
– Ten gevolge van deze stemming vervallen: |
|||
– la proposition de loi modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques en vue de limiter le montant de l’indemnité de résiliation dans les contrats relatifs aux services de téléphonie vocale mobile (de M. Peter Van Rompuy ; Doc. 5‑1135) ; |
– het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten (van de heer Peter Van Rompuy; Stuk 5‑1135); |
|||
– la proposition de loi modifiant l’article 11 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, visant à instaurer une fiche d’information standardisée relative à la publicité sur les tarifs de téléphonie mobile (de Mme Vanessa Matz ; Doc. 5‑507) ; |
– het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 11 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde een gestandaardiseerde informatiefiche betreffende de bekendmaking van de tarieven voor mobiele telefonie in te voeren (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5‑507); |
|||
– la proposition de loi modifiant l’article 79 de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur, visant à instaurer une obligation de confirmation de l’abonné lors de toute reconduction à distance d’un contrat de téléphonie (de Mme Vanessa Matz ; Doc. 5‑530). |
– het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 79 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, teneinde een verplichte bevestiging vanwege de abonnee in te voeren bij elke verlenging op afstand van een overeenkomst inzake telefonie (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5‑530). |
|||
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 5‑1678) |
||||
Vote no 10 |
Stemming 10 |
|||
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera soumis à la sanction royale. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. |
|||
Voorstel van resolutie betreffende de opmaak van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds (van de dames Olga Zrihen en Marie Arena; Stuk 5‑927) |
||||
Vote no 11 |
Stemming 11 |
|||
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
|||
– La résolution est adoptée. Elle sera transmise au premier ministre, au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes et au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement. |
– De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken en aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking. |
|||
Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice |
Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie |
|||
Resultaat van de geheime stemming |
||||
Mme la présidente. – Voici le résultat du scrutin pour la nomination des 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice. |
De voorzitster. – Hier volgt de uitslag van de geheime stemming over de benoeming van de 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie. |
|||
Nombre de votants : 53. Bulletins blancs ou nuls : 2. Votes valables : 51. Majorité des deux tiers : 34. |
Aantal stemmenden: 53. Blanco of ongeldige stembriefjes: 2. Geldige stemmen: 51. Tweederdemeerderheid: 34. |
|||
La liste‑modèle obtient 47 suffrages. Dès lors sont proclamés élus membres effectifs du Conseil supérieur de la Justice : |
De modellijst behaalt 47 stemmen. Derhalve worden tot effectieve leden van de Hoge Raad voor de Justitie verkozen verklaard: |
|||
pour le collège néerlandophone : – M. Joris Lagrou – Mme Hilde Derde – M. Frank Fleerackers – M. Tony Van Parys – Mme Aube Wirtgen – M. Paul Van Orshoven – M. Philip Traest – Mme Joëlle Vandenbulck – Mme Karen Van den Driessche – M. Paul Ceuninck – M. Geert Van Haegenborgh pour le collège francophone : – Mme France Blanmailland – M. Geoffroy de Foestraets – Mme Sandrine Hublau – M. Didier Pire – Mme Catherine Delforge – M. Marc Van Overstraeten – Mme Pascale Vielle – M. Stéphane Davreux – Mme Françoise Foret – M. Axel Kittel – Mme Michèle Loquifer |
voor het Nederlandstalige college: – De heer Joris Lagrou – Mevrouw Hilde Derde – De heer Frank Fleerackers – De heer Tony Van Parys – Mevrouw Aube Wirtgen – De heer Paul Van Orshoven – De heer Philip Traest – Mevrouw Joëlle Vandenbulck – Mevrouw Karen Van den Driessche – De heer Paul Ceuninck – De heer Geert Van Haegenborgh voor het Franstalige college: – Mevrouw France Blanmailland – De heer Geoffroy de Foestraets – Mevrouw Sandrine Hublau – De heer Didier Pire – Mevrouw Catherine Delforge – De heer Marc Van Overstraeten – Mevrouw Pascale Vielle – De heer Stéphane Davreux – Mevrouw Françoise Foret – De heer Axel Kittel – Mevrouw Michèle Loquifer |
|||
Les candidats qui n’ont pas été élus comme membres effectifs sont proclamés élus membres successeurs : |
De kandidaten die niet als effectieve leden zijn verkozen, worden tot opvolgers verkozen verklaard: |
|||
pour le collège néerlandophone : |
voor het Nederlandstalige college: |
|||
– M. Joost Beke – M. Michel de Clippele – Mme Christiane Debeck – Mme Lieve Dehaese – M. Lieven Dhaenens – M. Frank Franceus – M. Horemans – M. Frank Judo – M. Hugo Lamon – M. Patrick Bernard Martens – Mme Véronique Matthys – M. Alain Meul – M. Jean‑Baptiste Petitat – M. Marc Quatacker – M. Joris Rycken – M. Marc Tabak – Mme Myriam Van Varenbergh – M. Herman Verbist – M. Piet Vermeeren – M. Laurent Waelkens – M. Frans Wouters |
– De heer Joost Beke – De heer Michel de Clippele – Mevrouw Christiane Debeck – Mevrouw Lieve Dehaese – De heer Lieven Dhaenens – De heer Frank Franceus – De heer Fritz Horemans – De heer Frank Judo – De heer Hugo Lamon – De heer Patrick Bernard Martens – Mevrouw Véronique Matthys – De heer Alain Meul – De heer Jean‑Baptiste Petitat – De heer Marc Quatacker – De heer Joris Rycken – De heer Marc Tabak – Mevrouw Myriam Van Varenbergh – De heer Herman Verbist – De heer Piet Vermeeren – De heer Laurent Waelkens – De heer Frans Wouters |
|||
pour le collège francophone : |
voor het Franstalige college: |
|||
– M. Bernard Baille – Mme Bénédicte Bayer – M. Philippe Damman – M. Louis Dermine – M. Pierre Fréteur – Mme Chantal Haegeman – Mme Gabrielle Lefèvre – M. Benoît Lespire – M. François Libert – M. Pierre Lietar – Mme Chantal Lourtie – M. Jean‑Benoît Massart – Mme Florence Noir – M. Michel Pasteel – M. Erik Silance – M. Miguel Torres Garcia – M. André‑Marie Verplaetse |
– De heer Bernard Baille – Mevrouw Bénédicte Bayer – De heer Philippe Damman – De heer Louis Dermine – De heer Pierre Fréteur – Mevrouw Chantal Haegeman – Mevrouw Gabrielle Lefèvre – De heer Benoît Lespire – De heer François Libert – De heer Pierre Lietar – Mevrouw Chantal Lourtie – De heer Jean‑Benoît Massart – Mevrouw Florence Noir – De heer Michel Pasteel – De heer Erik Silance – De heer Miguel Torres Garcia – De heer André‑Marie Verplaetse |
|||
Il en sera donné connaissance à la ministre de la Justice. Les résultats individuels des candidats seront repris aux Annexes des Annales de la présente séance. |
Hiervan zal kennis gegeven worden aan de minister van Justitie. De individuele uitslagen van de kandidaten zullen worden opgenomen in de Bijlagen bij de Handelingen van deze vergadering. |
|||
Regeling van de werkzaamheden |
||||
Mme la présidente. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine : |
De voorzitster. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor: |
|||
Jeudi 5 juillet 2012 à 15 heures Débat d’actualité et questions orales. Projet de loi portant assentiment à l’Accord de Partenariat économique entre la Communauté européenne et ses États membres, d’une part, et les États du Cariforum, d’autre part, et à l’Acte final, faits à Bridgetown, la Barbade, le 15 octobre 2008 ; Doc. 5‑1496/1 et 2. Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union économique belgo‑luxembourgeoise et le Gouvernement de l’État du Qatar concernant l’encouragement et la protection réciproques des investissements, fait à Doha le 6 novembre 2007 ; Doc. 5‑1529/1 et 2. Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union économique belgo‑luxembourgeoise, d’une part, et la République du Tadjikistan, d’autre part, concernant l’encouragement et la protection réciproques des investissements, fait à Bruxelles le 10 février 2009 ; Doc. 5‑1553/1 et 2. Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union économique belgo‑luxembourgeoise, d’une part, et la République Togolaise, d’autre part, concernant l’encouragement et la protection réciproques des investissements, fait à Lomé le 6 juin 2009 ; Doc. 5‑1615/1 et 2. Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union économique belgo‑luxembourgeoise, d’une part, et le Monténégro, d’autre part, concernant l’encouragement et la protection réciproques des investissements, fait à Podgorica le 16 février 2010 ; Doc. 5‑1616/1 et 2. Projet de loi portant assentiment à l’Accord entre l’Union économique belgo‑luxembourgeoise, d’une part, et le Gouvernement de la République du Kosovo, d’autre part, concernant l’encouragement et la protection réciproques des investissements, fait à Pristina le 9 mars 2010 ; Doc. 5‑1617/1 et 2. Prise en considération de propositions. |
Donderdag 5 juli 2012 om 15 uur Actualiteitendebat en mondelinge vragen. Wetsontwerp houdende instemming met de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Cariforum‑staten, anderzijds, en de Slotakte, gedaan te Bridgetown, Barbados, op 15 oktober 2008; Stuk 5‑1496/1 en 2. Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch‑Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Staat Qatar inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Dawhaw op 6 november 2007; Stuk 5‑1529/1 en 2. Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch‑Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 10 februari 2009; Stuk 5‑1553/1 en 2. Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch‑Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Togo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Lomé op 6 juni 2009; Stuk 5‑1615/1 en 2. Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch‑Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Montenegro, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Podgorica op 16 februari 2010; Stuk 5‑1616/1 en 2. Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch‑Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Kosovo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Pristina op 9 maart 2010; Stuk 5‑1617/1 en 2. Inoverwegingneming van voorstellen. |
|||
À partir de 17 heures : Votes nominatifs sur l’ensemble des projets de loi dont la discussion est terminée. |
Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde wetsontwerpen in hun geheel. |
|||
– Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux. |
– De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden. |
|||
Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le jeudi 5 juillet à 15 h. |
De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 5 juli om 15 uur. |
|||
(La séance est levée à 17 h 30.) |
(De vergadering wordt gesloten om 17.30 uur.) |
|||
Berichten van verhindering |
||||
M. Broers, pour raison de santé, Mme Pehlivan et M. Sannen, en mission à l’étranger, Mme Thibaut et M. Dewinter, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
Afwezig met bericht van verhindering: de heer Broers, om gezondheidsredenen, mevrouw Pehlivan, en de heer Sannen, met opdracht in het buitenland, mevrouw Thibaut en de heer Dewinter, wegens andere plichten. |
|||
– Pris pour information. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Bijlage |
|
|||
|
Naamstemmingen |
|||
|
Vote no 1 |
Stemming 1 |
||
|
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 2 |
Stemming 2 |
||
|
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 3 |
Stemming 3 |
||
|
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Vote no 4 |
Stemming 4 |
||
|
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Vote no 5 |
Stemming 5 |
||
|
Présents : 51 |
Aanwezig: 51 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Vote no 6 |
Stemming 6 |
||
|
Présents : 52 |
Aanwezig: 52 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Vote no 7 |
Stemming 7 |
||
|
Présents : 53 |
Aanwezig: 53 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Vote no 8 |
Stemming 8 |
||
|
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 9 |
Stemming 9 |
||
|
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Frank Boogaerts, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Zakia Khattabi, Elke Sleurs, Mieke Vogels. |
|||
|
Vote no 10 |
Stemming 10 |
||
|
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 11 |
Stemming 11 |
||
|
Présents : 54 |
Aanwezig: 54 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe. |
|||
Nomination de 22 membres non‑magistrats du Conseil supérieur de la Justice |
Benoeming van 22 leden niet‑magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie |
|||
Résultats individuels |
Individuele uitslag |
|||
Candidats néerlandophones : |
Nederlandstalige kandidaten: |
|||
– M. Joost Beke – M. Paul Ceuninck : 48 – M. Michel de Clippele – Mme Christiane Debeck – Mme Lieve Dehaese – Mme Hilde Derde : 48 – M. Lieven Dhaenens – M. Frank Fleerackers : 51 – M. Frank Franceus – M. Fritz Horemans – M. Frank Judo : 3 – M. Joris Lagrou : 48 – M. Hugo Lamon – M. Patrick Bernard Martens – Mme Véronique Matthys – M. Alain Meul – M. Jean‑Baptiste Petitat – M. Marc Quatacker – M. Joris Rycken – M. Marc Tabak – M. Philip Traest : 51 – Mme Karen Van den Driessche : 51 – M. Geert Van Haegenborgh : 48 – M. Paul Van Orshoven : 50 – M. Tony Van Parys : 51 – Mme Myriam Van Varenbergh – Mme Joëlle Vandenbulck : 48 – M. Herman Verbist – M. Piet Vermeeren – M. Laurent Waelkens – Mme Aube Wirtgen : 48 – M. Frans Wouters |
– De heer Joost Beke – De heer Paul Ceuninck: 48 – De heer Michel de Clippele – Mevrouw Christiane Debeck – Mevrouw Lieve Dehaese – Mevrouw Hilde Derde: 48 – De heer Lieven Dhaenens – De heer Frank Fleerackers: 51 – De heer Frank Franceus – De heer Fritz Horemans – De heer Frank Judo: 3 – De heer Joris Lagrou: 48 – De heer Hugo Lamon – De heer Patrick Bernard Martens – Mevrouw Véronique Matthys – De heer Alain Meul – De heer Jean‑Baptiste Petitat – De heer Marc Quatacker – De heer Joris Rycken – De heer Marc Tabak – De heer Philip Traest: 51 – Mevrouw Karen Van den Driessche: 51 – De heer Geert Van Haegenborgh: 48 – De heer Paul Van Orshoven: 50 – De heer Tony Van Parys: 51 – Mevrouw Myriam Van Varenbergh – Mevrouw Joëlle Vandenbulck: 48 – De heer Herman Verbist – De heer Piet Vermeeren – De heer Laurent Waelkens – Mevrouw Aube Wirtgen: 48 – De heer Frans Wouters |
|||
Candidats francophones : |
Franstalige kandidaten: |
|||
– M. Bernard Baille – Mme Bénédicte Bayer – Mme France Blanmailland : 48 – M. Philippe Damman – M. Stéphane Davreux : 48 – M. Geoffroy de Foestraets : 48 – Mme Catherine Delforge : 48 – M. Louis Dermine – Mme Françoise Foret : 48 – M. Pierre Fréteur – Mme Chantal Haegeman – Mme Sandrine Hublau : 48 – M. Axel Kittel : 48 – Mme Gabrielle Lefèvre – M. Benoît Lespire – M. François Libert – M. Pierre Lietar – Mme Michèle Loquifer : 48 – Mme Chantal Lourtie – M. Jean‑Benoît Massart – Mme Florence Noir – M. Michel Pasteel – M. Didier Pire : 48 – M. Erik Silance – M. Miguel Torres Garcia – M. Marc Van Overstraeten : 48 – M. André‑Marie Verplaetse – Mme Pascale Vielle : 48 |
– De heer Bernard Baille – Mevrouw Bénédicte Bayer – Mevrouw France Blanmailland: 48 – De heer Philippe Damman – De heer Stéphane Davreux: 48 – De heer Geoffroy de Foestraets: 48 – Mevrouw Catherine Delforge: 48 – De heer Louis Dermine – Mevrouw Françoise Foret: 48 – De heer Pierre Fréteur – Mevrouw Chantal Haegeman – Mevrouw Sandrine Hublau: 48 – De heer Axel Kittel: 48 – Mevrouw Gabrielle Lefèvre – De heer Benoît Lespire – De heer François Libert – De heer Pierre Lietar – Mevrouw Michèle Loquifer: 48 – Mevrouw Chantal Lourtie – De heer Jean‑Benoît Massart – Mevrouw Florence Noir – De heer Michel Pasteel – De heer Didier Pire: 48 – De heer Erik Silance – De heer Miguel Torres Garcia – De heer Marc Van Overstraeten: 48 – De heer André‑Marie Verplaetse – Mevrouw Pascale Vielle: 48 |
|||
In overweging genomen voorstellen |
||||
Proposition de résolution |
Voorstel van resolutie |
|||
Proposition de résolution relative au rôle de la Belgique dans la lutte internationale contre le VIH/Sida (de Mme Marleen Temmerman ; Doc. 5‑1681/1). |
Voorstel van resolutie betreffende de Belgische rol in de internationale strijd tegen hiv en aids (van mevrouw Marleen Temmerman; Stuk 5‑1681/1). |
|||
– Commission des Relations extérieures et de la Défense |
– Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging |
|||
Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie |
||||
Le Bureau propose d’envoyer à la commission des Affaires institutionnelles la proposition de loi suivante : |
Het Bureau stelt voor het volgende wetsvoorstel te verzenden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden: |
|||
– Proposition de loi visant à créer un arrondissement judiciaire de Hal‑Vilvorde et à instituer des tribunaux néerlandophones et francophones dans l’arrondissement de Bruxelles ainsi que la cour d’appel de Louvain (5‑755/1). |
– Wetsvoorstel tot oprichting van een gerechtelijk arrondissement Halle‑Vilvoorde, van Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in het arrondissement Brussel en van het hof van beroep te Leuven (5‑755/1). |
|||
Cette proposition de loi avait été envoyée précédemment à la commission de la Justice. (Assentiment) |
Dit wetsvoorstel werd eerder verzonden naar de commissie voor de Justitie. (Instemming) |
|||
Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies |
||||
À la commission spéciale du suivi des missions à l’étranger, la modification suivante a été apportée dans la composition : |
In de Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies werd volgende wijziging in de samenstelling aangebracht: |
|||
– M. Yves Buysse remplace Mme Anke Van dermeersch comme membre. |
– de heer Yves Buysse vervangt mevrouw Anke Van dermeersch als lid. |
|||
Vragen om uitleg |
||||
Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : |
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen: |
|||
– de Mme Fauzaya Talhaoui à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « une campagne de sensibilisation au droit de vote des non‑Belges aux élections communales » (no 5‑2424) |
– van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “een sensibilisatie‑campagne over het gemeentelijk stemrecht voor niet‑Belgen” (nr. 5‑2424) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de Mme Caroline Désir à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la gestion négociée de l’espace public » (no 5‑2425) |
– van mevrouw Caroline Désir aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “het genegotieerd beheer van de publieke ruimte” (nr. 5‑2425) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de Mme Olga Zrihen à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la réforme du secteur de la santé mentale » (no 5‑2426) |
– van mevrouw Olga Zrihen aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de hervorming van de geestelijke gezondheidssector” (nr. 5‑2426) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de Mme Olga Zrihen au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « le paiement de la dette tunisienne et égyptienne » (no 5‑2427) |
– van mevrouw Olga Zrihen aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de betaling van de Tunesische en Egyptische schuld” (nr. 5‑2427) |
|||
Commission des Relations extérieures et de la Défense |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging |
|||
– de M. Peter Van Rompuy au vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur « le financement de projets à l’aide du ‘crowdfunding’ » (no 5‑2428) |
– van de heer Peter Van Rompuy aan de vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling over “het financieren van projecten door middel van ‘crowdfunding’” (nr. 5‑2428) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la chirurgie de l’obésité » (no 5‑2429) |
– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de chirurgische behandeling van obesitas” (nr. 5‑2429) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les contrôles des prescriptions de facteurs de coagulation » (no 5‑2430) |
– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de controles op het voorschrijven van stollingsfactoren” (nr. 5‑2430) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Peter Van Rompuy à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture sur « la diminution des cotisations sociales lors d’embauches dans les PME » (no 5‑2431) |
– van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw over “de vermindering van de sociale bijdragen bij aanwervingen in KMO’s” (nr. 5‑2431) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. Peter Van Rompuy à la ministre de l’Emploi sur « le droit aux vacances » (no 5‑2432) |
– van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Werk over “het recht op vakantie” (nr. 5‑2432) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de Mme Cindy Franssen au vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur « le taux de TVA appliqué aux défibrillateurs automatiques » (no 5‑2433) |
– van mevrouw Cindy Franssen aan de vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling over “het btw‑tarief op automatische defibrillatoren” (nr. 5‑2433) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de Mme Marleen Temmerman à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la nécessité d’instructions et d’une communication claires en vue d’harmoniser la politique d’inspection en matière de screenings sérologiques » (no 5‑2434) |
– van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de nood aan duidelijke instructies en communicatie voor een geharmoniseerd beleid van de inspectie inzake serologische screenings” (nr. 5‑2434) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les résultats de la nouvelle méthodologie planKAD » (no 5‑2435) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de resultaten van de nieuwe planKAD‑methodiek” (nr. 5‑2435) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur « le jour de congé supplémentaire pour don de sang des fonctionnaires et ses conséquences sur la sécurité du sang » (no 5‑2436) |
– van de heer Louis Ide aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over “de extra dag verlet voor de bloeddonatie van ambtenaren en de gevolgen hiervan op de veiligheid van het bloed” (nr. 5‑2436) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de M. Ahmed Laaouej au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « le refus de compagnies d’assurance d’assurer contre l’incendie ou le dégât des eaux » (no 5‑2437) |
– van de heer Ahmed Laaouej aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de weigering van verzekeringsmaatschappijen om brand- en waterschadeverzekeringen af te sluiten” (nr. 5‑2437) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la révision de la Convention en matière de conduite et de publicité des boissons contenant de l’alcool » (no 5‑2438) |
– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de herziening van het Convenant inzake gedrag en reclame met betrekking tot alcoholhoudende dranken” (nr. 5‑2438) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de Mme Cécile Thibaut à la ministre de l’Emploi sur « le statut social des accueillant(e)s d’enfants » (no 5‑2439) |
– van mevrouw Cécile Thibaut aan de minister van Werk over “het sociaal statuut van de onthaalouders” (nr. 5‑2439) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur « la publicité de l’administration » (no 5‑2440) |
– van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over “de openbaarheid van bestuur” (nr. 5‑2440) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de Mme Elke Sleurs à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les certificats de spirométrie » (no 5‑2441) |
– van mevrouw Elke Sleurs aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de spirometrieattesten” (nr. 5‑2441) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « les rapports de la police et de la justice avec des délinquants de plus en plus jeunes » (no 5‑2442) |
– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “de omgang binnen politie en justitie met steeds jongere mensen die een misdrijf plegen” (nr. 5‑2442) |
|||
Commission de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
|||
– de Mme Elke Sleurs à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’intégration du Fonds des accidents médicaux au sein de l’Institut national d’assurance maladie‑invalidité » (no 5‑2443) |
– van mevrouw Elke Sleurs aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de integratie van het Fonds voor medische ongevallen bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering” (nr. 5‑2443) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Piet De Bruyn au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « l’évaluation des enveloppes conditionnelles » (no 5‑2444) |
– van de heer Piet De Bruyn aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de evaluatie van de voorwaardelijke enveloppes” (nr. 5‑2444) |
|||
Commission des Relations extérieures et de la Défense |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging |
|||
Intrekking van wetsvoorstellen |
||||
Mme Vanessa Matz a retiré sa proposition de résolution visant à instaurer un code de conduite pour les opérateurs de téléphonie mobile (5‑584). |
Mevrouw Vanessa Matz heeft haar voorstel van resolutie strekkende tot de invoering van een code of conduct voor de mobieletelefoonoperatoren (5‑584) ingetrokken. |
|||
Mme Vanessa Matz a retiré sa proposition de loi modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques visant à réglementer les contrats de téléphonie mobile en assurant le respect des droits du consommateur (5‑1069). |
Mevrouw Vanessa Matz heeft haar wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde de overeenkomsten inzake mobiele telefonie te reglementeren en de naleving van de consumentenrechten te waarborgen (5‑1069) ingetrokken. |
|||
– Pris pour notification. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Evocaties |
||||
Par messages du 22 juin 2012, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation des projets de loi qui suivent : |
De Senaat heeft bij boodschappen van 22 juni 2012 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van de volgende wetsontwerpen: |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police et la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux à la suite de la réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles (Doc. 5‑1675/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus ten gevolge van de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel (Stuk 5‑1675/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
|||
Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de communications électroniques (Doc. 5‑1677/1). |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
Niet‑evocaties |
||||
Par messages du 26 juin 2012, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, les projets de loi non évoqués qui suivent : |
Bij boodschap van 26 juni 2012 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen: |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 12 juillet 1973 sur la conservation de la nature (Doc. 5‑1660/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud (Stuk 5‑1660/1). |
|||
Projet de loi modifiant le Code pénal en vue d’instaurer une circonstance aggravante pour les infractions commises à l’encontre des arbitres de manifestations sportives (Doc. 5‑1661/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op de invoering van een verzwarende omstandigheid voor strafbare feiten jegens scheidsrechters van sportwedstrijden (Stuk 5‑1661/1). |
|||
– Pris pour notification. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Boodschappen van de Kamer |
||||
Par messages du 21 juin 2012, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour : |
Bij boodschappen van 21 juni 2012 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen: |
|||
Article 77 de la Constitution |
Artikel 77 van de Grondwet |
|||
Projet de loi portant modification du Code électoral, en ce qui concerne le vote des Belges à l’étranger (Doc. 5‑1672/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van het Kieswetboek, wat betreft het stemrecht van de Belgen in het buitenland (Stuk 5‑1672/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
|||
Projet d’insertion d’un article 157bis dans la Constitution (Doc. 5‑1673/1). |
Ontwerp tot invoeging van een artikel 157bis in de Grondwet (Stuk 5‑1673/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
|||
Projet de loi portant réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles (Doc. 5‑1674/1). |
Wetsontwerp betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel (Stuk 5‑1674/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et le traitement des litiges à l’occasion de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 5‑1678/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector (Stuk 5‑1678/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
Article 78 de la Constitution |
Artikel 78 van de Grondwet |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police et la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux à la suite de la réforme de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles (Doc. 5‑1675/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus ten gevolge van de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel (Stuk 5‑1675/1). |
|||
– Le projet a été reçu le 22 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 9 juillet 2012. |
– Het ontwerp werd ontvangen op 22 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 9 juli 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 21 juin 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 21 juni 2012. |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. |
|||
Proposition de loi modifiant le Code civil et le Code judiciaire en vue de simplifier les règles qui gouvernent le procès civil (Doc. 5‑1676/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op een vereenvoudiging van de regels van de burgerlijke rechtspleging (Stuk 5‑1676/1). |
|||
– Le projet a été reçu le 22 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 9 juillet 2012. |
– Het ontwerp werd ontvangen op 22 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 9 juli 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 21 juin 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 21 juni 2012. |
|||
Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de communications électroniques (Doc. 5‑1677/1). |
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (Stuk 5‑1677/1). |
|||
– Le projet de loi a été reçu le 22 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 9 juillet 2012. |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 22 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 9 juli 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 21 juin 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 21 juni 2012. |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière en ce qui concerne la restitution du permis de conduire en cas de déchéance du droit de conduire (Doc. 5‑1679/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer betreffende de inlevering van het rijbewijs bij het verval van het recht op sturen (Stuk 5‑1679/1). |
|||
– Le projet a été reçu le 22 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 9 juillet 2012. |
– Het ontwerp werd ontvangen op 22 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 9 juli 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 21 juin 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 21 juni 2012. |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière en ce qui concerne la conduite en dépit de la déchéance du droit de conduire (Doc. 5‑1680/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer wat betreft het rijden spijts het verval van het recht tot sturen (Stuk 5‑1680/1). |
|||
– Le projet a été reçu le 22 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 9 juillet 2012. |
– Het ontwerp werd ontvangen op 22 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 9 juli 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 21 juin 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 21 juni 2012. |
|||
Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen |
||||
En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van: |
|||
– la question préjudicielle concernant l’article 7, alinéa 8, de l’arrêté royal no 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, posée par la Cour du travail de Bruxelles (numéro du rôle 5410) ; |
– de prejudiciële vraag over artikel 7, achtste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gesteld door het Arbeidshof te Brussel (rolnummer 5410); |
|||
– les questions préjudicielles relatives aux articles 200 et 2011 du Code des droits et taxes divers et à la loi du 1er mai 1939 attribuant au Roi certains pouvoirs en vue de réaliser l’assainissement et l’équilibre des finances publiques, de créer des conditions plus favorables au développement de l’économie nationale et de pourvoir à d’autres nécessités urgentes, posées par le Tribunal correctionnel de Termonde (numéro du rôle 5413) ; |
– de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 200 en 2011 van het Wetboek diverse rechten en taksen en de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend voor het gezondmaken en in evenwicht brengen van de openbare financiën, het bekomen van gunstiger voorwaarden voor de ontwikkeling van ’s lands economie en het voorzien in andere dringende noodwendigheden, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Dendermonde (rolnummer 5413); |
|||
– la question préjudicielle relative à l’article 7bis, combiné avec l’article 12bis, §1er, 2º, du Code de la nationalité belge, posée par le Tribunal de première instance de Liège (numéro du rôle 5414) ; |
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 7bis, in samenhang gelezen met artikel 12bis, §1, 2º, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (rolnummer 5414); |
|||
– les questions préjudicielles relatives à l’article 144ter, §§1er et 5, du Code judiciaire, posées par le Tribunal correctionnel de Termonde (numéro du rôle 5415) ; |
– de prejudiciële vragen betreffende artikel 144ter, §§1 en 5, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Dendermonde (rolnummer 5415); |
|||
– la question préjudicielle concernant l’article 43 du Code des impôts sur les revenus 1964, tel qu’il a été modifié par l’article 11 de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979‑1980, posée par le Tribunal de première instance de Bruxelles (numéro du rôle 5417) ; |
– de prejudiciële vraag over artikel 43 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, zoals gewijzigd bij artikel 11 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979‑1980, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 5417); |
|||
– la question préjudicielle concernant l’article 5, 1º, de la loi du 27 décembre 1994 « portant assentiment de l’Accord relatif à la perception d’un droit d’usage pour l’utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signé à Bruxelles le 9 février 1994, entre les Gouvernements de la République fédérale d’Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand‑Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays‑Bas et instaurant une Eurovignette, conformément à la directive 93/89/CEE du Conseil des Communautés européennes du 25 octobre 1993 », posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 5419). |
– de prejudiciële vraag betreffende artikel 5, 1º, van de wet van 27 december 1994 “tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993”, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 5419). |
|||
– Pris pour notification. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Grondwettelijk Hof – Beroepen |
||||
En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
|||
– le recours en annulation et la demande de suspension de la loi du 2 décembre 2011 modifiant l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, introduits par Philippe Lambert (numéro du rôle 5402) ; |
– het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de wet van 2 december 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, ingesteld door Philippe Lambert (rolnummer 5402); |
|||
– le recours en annulation partielle de l’article 2 de la loi du 12 septembre 2011 « modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, en vue de l’octroi d’une autorisation de séjour temporaire au mineur étranger non accompagné », et de l’article 23 de la loi du 19 janvier 2012 « modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers », introduit par l’asbl « Défense des Enfants – International – Belgique – Branche francophone (D.E.I. Belgique) » (numéro du rôle 5411). |
– het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 2 van de wet van 12 september 2011 “tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op de toekenning van een tijdelijke machtiging tot verblijf aan de niet‑begeleide minderjarige vreemdeling”, en artikel 23 van de wet van 19 januari 2012 “tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen”, ingesteld door de vzw “Défense des Enfants – International – Belgique – Branche francophone (D.E.I. Belgique)” (rolnummer 5411). |
|||
– Pris pour notification. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Hoge Raad voor de Justitie |
||||
Par lettre du 27 juin 2012, le président du Conseil supérieur de la Justice a transmis au Sénat, conformément aux articles 259bis‑14 et 259bis‑18, du Code judiciaire, le rapport annuel 2011, approuvé au cours de l’assemblée générale du Conseil supérieur de la Justice du 30 mai 2012. |
Bij brief van 27 juni 2012, heeft de voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig artikelen 259bis‑14 en 259bis‑18, van het Gerechtelijk Wetboek, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2011, goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie van 30 mei 2012. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA) |
||||
Par lettre du 26 juin 2012, le Président de l’Autorité des services et marchés financiers a transmis au Sénat, conformément à l’article 65, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, le rapport annuel pour 2011. |
Bij brief van 26 juni 2012 heeft de Voorzitter van de Autoriteit voor financiële diensten en markten, overeenkomstig artikel 65, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2011. |
|||
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven |
||||
Par lettre du 20 juin 2012, le Conseil central de l’économie a transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie : |
Bij brief van 20 juni 2012 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden: |
|||
– l’avis sur le contrôle interne au Bureau fédéral du Plan (CCE 2012‑0613), |
– het advies over de interne controle op het Federaal Planbureau (CRB 2012‑0613), |
|||
approuvé lors de sa séance plénière du 20 juin 2012. |
goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 20 juni 2012. |
|||
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement |
FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|||
Par lettre du 25 juin 2012, le vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes a transmis au Sénat, conformément à l’article 2 de la loi du 2 décembre 1957, portant approbation du Traité CEE, le rapport annuel pour 2010. |
Bij brief van 25 juni 2012 heeft de vice‑eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken overeenkomstig artikel 2 van de wet van 2 december 1957 houdende de goedkeuring van het EEG‑Verdrag aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2010. |
|||
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
|||