5‑62 Sénat de Belgique Session ordinaire 2011‑2012 Séances plénières Jeudi 7 juin 2012 Séance de l’après‑midi |
5‑62 Belgische Senaat Gewone Zitting 2011‑2012 Plenaire vergaderingen Donderdag 7 juni 2012 Namiddagvergadering |
|||
Annales |
Handelingen |
|||
Sommaire |
Inhoudsopgave |
|||
Prise en considération de propositions Question orale de Mme Inge Faes à la ministre de la Justice sur «l’alcolock» (no 5‑584) Bienvenue à une délégation étrangère Conseil supérieur de la Justice – Recevabilité des candidatures Proposition de renvoi au Bureau Propositions prises en considération Cour constitutionnelle – Arrêts Conseil supérieur de la Justice Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides SPF Justice – Service de la Politique Criminelle
|
Inoverwegingneming van voorstellen Verwelkoming van een buitenlandse delegatie Hoge Raad voor de Justitie – Ontvankelijkheid van de kandidaturen Voorstel tot terugzending naar het Bureau In overweging genomen voorstellen Commissariaat‑generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen FOD Justitie – Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid
|
|||
Présidence de Mme Sabine de Bethune (La séance est ouverte à 15 h.) |
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune (De vergadering wordt geopend om 15 uur.) |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van de heer Peter Van Rompuy aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over «de begroting voor 2013» (nr. 5‑590) |
||||
M. Peter Van Rompuy (CD&V). – Traditionnellement, le budget est présenté à la Chambre le deuxième mardi d’octobre. Cette année, le ministre veut reporter l’échéance après les élections communales étant donné que sur le plan politique, il n’est pas réaliste de déposer un budget avant ces élections. Est‑ce exact ? Pour moi, la démarche la plus appropriée serait d’examiner simultanément le plan de relance et le budget en juillet et donc de confectionner un budget pour 2013 et, de préférence, également pour 2014. L’Europe est en pleine négociation sur le « two‑pack », qui prévoit le dépôt d’un cadre budgétaire pour le 1er ou le 15 octobre. Mais même si le « two‑pack » est adopté plus tard, la réalité politique européenne obligera les États membres à déposer leur projet de budget à la date prévue. Quelles mesures le ministre prendra‑t‑il à cet effet, compte tenu de l’attitude attentiste que nous constatons partout ? Ainsi, la BCE refuse de faire le moindre effort parce qu’elle craint que les gouvernements nationaux ne respectent pas le rythme des réformes et des assainissements. J’aimerais savoir si le budget ne sera déposé qu’après les élections communales et comment le gouvernement réagira par rapport aux règles budgétaires européennes. |
De heer Peter Van Rompuy (CD&V). – Traditioneel wordt de begroting de tweede dinsdag van oktober voorgesteld in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De minister wil dat dit jaar uitstellen tot na de gemeenteraadsverkiezingen omdat het politiek niet realistisch is een begroting in te dienen voor die verkiezingen. Klopt dat? De beste aanpak lijkt me het relanceplan en de begroting tegelijk te behandelen in juli en dan ook een begroting op te maken voor 2013, en liefst ook voor 2014. Europa onderhandelt volop over de two‑pack waarbij het begrotingsplan moet worden ingediend tegen 1 of 15 oktober. Maar zelfs als de two‑pack later wordt goedgekeurd, zal de Europese politieke realiteit de lidstaten ertoe aanzetten hun ontwerp van begroting tegen de vooropgestelde datum in te dienen. Welke maatregelen gaat de minister in die zin nemen, rekening houdend met de afwachtende houding die we algemeen zien? Zo weigert de ECB enige inspanning te doen omdat ze vreest dat de nationale regeringen het hervormings- en saneringstempo niet zullen volhouden. Ik heb twee vragen: Zal de begroting pas na de gemeenteraadsverkiezingen worden ingediend? Hoe zal de regering reageren op de Europese begrotingsregels? |
|||
M. Olivier Chastel, ministre du Budget et de la Simplification administrative. – Primo, nous n’avons pas dévié de l’objectif budgétaire de 2012, à savoir un déficit de 2,8%. Une version provisoire du budget économique 2013 sera publiée ce mois‑ci. Dans le cadre du contrôle budgétaire de juillet 2012, le comité de monitoring a été chargé de publier un rapport sur la situation des finances publiques belges pour l’année 2012, basé sur les paramètres de cette version provisoire. Ce rapport s’inscrit dans une perspective pluriannuelle, comme il a été convenu dans le programme de stabilité. Secundo, le gouvernement est parfaitement conscient de l’importance du budget 2013. Sa préparation a été entamée le 11 mai 2012, avec l’approbation, par le Conseil des ministres, de la circulaire relative au budget 2013. Voici le calendrier prévu pour la confection du budget. Les propositions budgétaires des services publics fédéraux sont attendues pour le 31 mai 2012. L’inspecteur des Finances rendra son avis aujourd’hui au plus tard. Les réunions bilatérales techniques sur la préfiguration du budget 2013 auront lieu en juin et en juillet. Afin de définir les efforts qui devront être réalisés en 2013, un rapport est demandé au comité de monitoring, qui se basera à cet effet notamment sur les résultats des réunions bilatérales techniques et sur les paramètres macro‑économiques les plus récents. Le conclave budgétaire 2013 est prévu en octobre. Par conséquent, tout a été bien préparé et planifié de sorte que le parlement puisse adopter le budget 2013 avant fin décembre 2012. Tertio, en juin, le Parlement européen se prononcera en première lecture sur le « two‑pack ». Avant la seconde lecture, une concertation aura lieu entre le Parlement européen, la Commission européenne et le Conseil européen. Compte tenu de la procédure, il est probable que le « two‑pack » ne s’appliquera pas avant l’exercice budgétaire 2013. Quarto, la Conférence interministérielle s’est penchée le 27 mars 2012 sur la transposition du « six‑pack » et sur les nouvelles obligations européennes. On y a décidé de constituer un groupe de travail administratif comprenant des représentants des communautés, des régions et, pour l’État fédéral, du SPF Finances et du SPF Budget et Contrôle de la gestion. Le 22 mai, il a été convenu au sein du groupe de travail que chaque entité devait transmettre, pour le 15 juin, une comparaison entre sa réglementation actuelle, d’une part, et les obligations des institutions européennes, d’autre part. Le service macrobudgétaire réalisera ensuite une synthèse pour la fin juin, se conformant ainsi à la demande de la Conférence interministérielle qui voulait un premier rapport en juin. Par conséquent, le gouvernement progresse, tant sur le plan du budget 2013 que de l’étude de ses nouvelles obligations européennes. |
De heer Olivier Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging. – Ten eerste kan ik melden dat we nog steeds op het juiste spoor zitten wat de begrotingsdoelstelling voor 2012 betreft, namelijk een tekort van 2,8%. Deze maand wordt een voorlopige versie van de economische begroting 2013 gepubliceerd. In het kader van de begrotingscontrole van juli 2012 wordt het monitoringcomité gevraagd, op basis van de parameters in die voorlopige versie, een rapport te publiceren over de situatie van de Belgische openbare financiën voor het jaar 2012. Dat rapport kadert in het meerjarenperspectief zoals overeengekomen is in het stabiliteitsprogramma. Ten tweede is de regering zich ten volle bewust van het belang van de begroting 2013. De voorbereiding daarvan is al begonnen op 11 mei 2012 met de goedkeuring door de Ministerraad van de omzendbrief inzake de begroting 2013. Het tijdschema voor de opmaak van de begroting is als volgt. De begrotingsvoorstellen van de federale overheidsdiensten worden verwacht tegen 31 mei 2012. Het advies van de inspecteur van Financiën wordt uiterlijk vandaag uitgebracht. De technische bilaterale vergaderingen over de voorafbeelding van de begroting 2013 vinden plaats in juni en juli. Om te bepalen welke inspanningen nodig zijn voor 2013 wordt een rapport gevraagd aan het monitoringcomité, dat zich daarvoor onder meer zal baseren op de resultaten van de technische bilaterale vergaderingen en op de meest recente macro‑economische parameters. Het conclaaf over de begroting 2013 is gepland voor oktober. Alles werd bijgevolg al goed voorbereid en geagendeerd, zodat het parlement de begroting 2013 voor eind december 2012 kan goedkeuren. Ten derde zal het Europees Parlement in juni over de two‑pack in eerste lezing stemmen. Vóór de tweede lezing zal een overleg plaatsvinden tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad. Als we rekening houden met de procedure, zal de two‑pack waarschijnlijk niet van toepassing zijn vóór het begrotingsjaar 2013. Ten vierde heeft de interministeriële conferentie zich op 27 maart 2012 gebogen over de omzetting van de six‑pack en de nieuwe Europese verplichtingen. Er is besloten een ambtelijke werkgroep op te richten met vertegenwoordigers van de gemeenschappen, de gewesten en de federale overheid. Daarin zijn voor de federale overheid zowel de FOD Financiën als de FOD Budget en Beheerscontrole vertegenwoordigd. Binnen de werkgroep is op 22 mei afgesproken dat elke entiteit tegen 15 juni een vergelijking zou bezorgen tussen haar bestaande regelgeving, enerzijds, en de verplichtingen van de Europese instellingen, anderzijds. Vervolgens zal de macrobudgettaire dienst tegen einde juni een synthese opmaken. Dat maakt het mogelijk tegemoet te komen aan het verzoek van de interministeriële conferentie om in juni een eerste verslag te krijgen. De regering boekt dus vooruitgang, zowel op het vlak van de begroting 2013 als op dat van het onderzoek naar haar nieuwe Europese verplichtingen. |
|||
M. Peter Van Rompuy (CD&V). – Je regrette que le ministre n’ait pas répondu à la question de savoir s’il présenterait le budget 2013 le 9 octobre, comme le veut la tradition. J’en déduis qu’il ne le fera qu’après les élections communales, ce que je trouverais particulièrement regrettable. La confection du budget ne sera certainement pas plus facile après ces élections. De plus, la réalité politique européenne contraindra la Belgique, comme les autres États membres du reste, à présenter dans les délais au moins les grandes lignes d’un budget. Même si le gouvernement est sur la bonne voie, relâcher la pression sur le plan budgétaire serait une erreur. |
De heer Peter Van Rompuy (CD&V). – Het spijt me dat de minister niet is ingegaan op mijn vraag of hij de begroting 2013 op 9 oktober zal voorstellen, zoals de traditie het wil. Ik leid daaruit af dat hij dat pas zal doen na de gemeenteraadsverkiezingen, wat ik bijzonder jammer zou vinden. Na die verkiezingen zal de begrotingsopmaak zeker niet gemakkelijker zijn dan in juli. Bovendien zal de Europese politieke realiteit België ertoe nopen minstens de krachtlijnen van een begroting tijdig klaar te hebben; dat geldt overigens ook voor de andere lidstaten. De regering is op het goede spoor, maar mag op begrotingsvlak het gaspedaal niet loslaten. Dat zou een vergissing zijn. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Piet De Bruyn aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over «een coherent ontwikkelingsbeleid» (nr. 5‑594) |
||||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Début mai, le ministre a organisé les États généraux de la coopération au développement, réunion annuelle où l’on dresse un état des lieux de la coopération au développement – objectifs poursuivis et obstacles en présence. Le ministre a profité de cette occasion pour présenter ses priorités, notamment la cohérence politique, qui figure d’ailleurs également dans la note de politique générale du ministre. Cette cohérence politique n’est pas seulement nécessaire sur le plan de notre politique extérieure mais également dans de nombreux domaines proches. Nous sommes d’accord sur cette priorité. Nous nous étonnons et nous regrettons que lors de la préparation des États généraux, le ministre ne se soit pas logiquement tourné vers les entités fédérées qui ont pourtant également d’importantes compétences en matière de coopération au développement. Le ministre entend‑il encore tenir compte, dans l’élaboration de sa politique, des entités fédérées et intervenir en concertation avec celles‑ci ? De quelle manière cela se passera‑t‑il ? Des nouvelles initiatives seront‑elles prises ou abordera‑t‑on la question lors de la prochaine conférence interministérielle de Politique étrangère ? |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Begin mei organiseerde de minister een Staten‑Generaal van de ontwikkelingssamenwerking, een jaarlijkse bijeenkomst waar een stand van zaken wordt gemaakt van de ontwikkelingssamenwerking: de doelstellingen die we nastreven en de hindernissen die daarbij opduiken. De minister maakt van deze gelegenheid gebruik om zijn prioriteiten voorop te stellen. Een van de prioriteiten, die trouwens ook in de beleidsnota van de minister aan bod kwam, is de beleidscoherentie. Die is niet alleen noodzakelijk op het vlak van ons buitenlands beleid, maar in talloze aanleunende domeinen. Met deze prioriteit zijn wij het eens. Het verrast en ontstemt ons echter dat de minister tijdens de voorbereiding van de Staten‑Generaal niet de logische stap heeft gedaan naar de deelstaten, die toch ook belangrijke bevoegdheden hebben inzake ontwikkelingssamenwerking. Is de minister alsnog van plan bij het uittekenen van zijn beleid rekening te houden met de deelstaten en in overleg met de deelstaten op te treden? Hoe zal dat gebeuren? Komen er nieuwe initiatieven of komt dat aan bod in de interministeriële conferentie Buitenlands Beleid? |
|||
M. Paul Magnette, ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes. – La direction générale Coopération au développement du SPF Affaires étrangères a organisé, le 8 mai dernier, les Assises annuelles de la Coopération au développement, sous le thème « La cohérence des politiques pour le développement ». De nombreux échanges de vues ont eu lieu avec les représentants de la société civile et avec des mandataires publics. J’ai lancé quelques idées en m’inspirant des mécanismes visant à évaluer l’effet de la politique belge en matière de développement durable. Je travaille actuellement à une proposition concrète de mécanisme qui doit garantir une évaluation ex ante de l’impact de la politique belge de développement. À cet effet, je me base sur les recommandations du CAD, Comité d’aide au développement de l’OCDE, et sur des exemples européens, notamment de pays scandinaves qui ont déjà instauré un tel mécanisme voici quelques années. La cohérence des politiques pour le développement concerne de nombreux départements fédéraux, mais également les autorités communautaires et régionales. Le comité de concertation y sera associé en temps utile. À travers la Conférence interministérielle pour la cohérence des politiques, je souhaite associer pleinement les communautés et régions à ce débat. J’espère que cette conférence représentera la clé de voûte du mécanisme que je compte élaborer. Il y aura également une commission interdépartementale au niveau de l’administration fédérale ainsi qu’un organe consultatif et un secrétariat au sein de la direction générale Coopération au développement. |
De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. – De directie‑generaal Ontwikkelingssamenwerking van de FOD Buitenlandse Zaken organiseerde op 8 mei jongstleden de jaarlijkse Staten‑Generaal van de ontwikkelingssamenwerking met als thema: beleidscoherentie voor ontwikkeling. Er was een ruime uitwisseling van opinies met de talrijke vertegenwoordigers van de civiele maatschappij en met overheidsmandatarissen. Ik lanceerde er enkele ideeën en liet mij daarbij inspireren door de mechanismen om de impact van het Belgisch beleid inzake duurzaamheid te beoordelen. Ik werk nu aan een concreet voorstel voor een mechanisme dat een ex‑ante‑evaluatie van de impact van het Belgisch ontwikkelingsbeleid moet waarborgen. Ik baseer mij daarbij op de aanbevelingen van het DAC, het comité voor ontwikkelingssamenwerking van de OESO en op voorbeelden in Europa, onder meer van Scandinavische landen die al enkele jaren geleden zo’n mechanisme hebben ingevoerd. Beleidscoherentie voor ontwikkeling betreft heel wat federale departementen, maar ook de overheden van de gemeenschappen en gewesten. Het overlegcomité zal er te gepasten tijde bij worden betrokken. Met de Interministeriële Conferentie voor beleidscoherentie wil ik de gemeenschappen en gewesten ten volle bij dit debat betrekken. Ik hoop dat die conferentie het overkoepelend element zal zijn van het mechanisme dat ik wil uitwerken. Daarnaast komt er een interdepartementale commissie op het niveau van de federale administratie en een adviesorgaan en een secretariaat binnen de directie‑generaal Ontwikkelingssamenwerking. |
|||
M. Piet De Bruyn (N‑VA). – Je regrette qu’il ait fallu que des plaintes soient formulées pour que l’on en vienne à rechercher un mécanisme associant les communautés et les régions. Nous continuerons à suivre ce dossier, tant à la Chambre et au Sénat qu’au Parlement flamand. |
De heer Piet De Bruyn (N‑VA). – Ik betreur dat er pas gezocht wordt naar een mechanisme om de gemeenschappen en de gewesten te betrekken nadat er enig ongenoegen werd geventileerd. Wij zullen dit dossier blijven volgen, zowel in Kamer en Senaat, als in het Vlaams Parlement. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Memorandum van Overeenstemming inzake de samenwerking op het terrein van de beheersing van crisissen met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg, gedaan te Luxemburg op 1 juni 2006 (Stuk 5‑1530) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme Olga Zrihen (PS), rapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit. |
Mevrouw Olga Zrihen (PS), rapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1530/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1530/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de Internationale Overeenkomst van 2006 inzake tropisch hout, gedaan te Genève op 27 januari 2006 (Stuk 5‑1531) |
||||
Algemene bespreking |
||||
M. Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Je me réfère volontiers à mon rapport écrit. Tout le monde a reconnu qu’après six ans, il était temps d’adopter cet accord. |
De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Ik verwijs graag naar mijn schriftelijk verslag. Iedereen was het erover eens dat het na zes jaar tijd werd om dit verdrag goed te keuren. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1531/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1531/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de (Herziene) Europese Overeenkomst inzake de adoptie van kinderen, gedaan te Straatsburg op 27 november 2008 (Stuk 5‑1542) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – Mme Marleen Temmerman et Mme Dominique Tilmans se réfèrent à leur rapport écrit. |
De voorzitster. – Mevrouw Marleen Temmerman en mevrouw Dominique Tilmans verwijzen naar hun schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1542/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1542/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van de Bijlagen II en III bij het Verdrag van Parijs van 22 september 1992 inzake de bescherming van het marien milieu van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan, aangenomen te Oostende op 29 juni 2007 (Stuk 5‑1573) |
||||
Algemene bespreking |
||||
M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit. Une question a cependant été posée en commission à laquelle le gouvernement n’a toujours pas répondu. Nous la poserons à nouveau plus tard. |
De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Ik verwijs naar het schriftelijk verslag. In de commissie werd evenwel een vraag gesteld waarop de regering tot op heden nog geen antwoord heeft gegeven. We zullen die vraag later opnieuw stellen. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1573/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1573/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Parijs op 17 november 2008 (Stuk 5‑1577) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme Olga Zrihen (PS), corapporteuse. – Le gouvernement soumet à notre assentiment cet accord entre la Belgique et la France qui a trait à la coopération en matière de sécurité sociale. Pour une fois, les délais nous semblent tout à fait respectables puisque cet accord a été passé à Paris, le 17 novembre 2008 et a été soumis à notre approbation en mai 2012. Cette avancée mérite d’être soulignée. Nos deux pays appliquent aujourd’hui le règlement 1408/71 de l’Union européenne en matière de coopération administrative dans le champ de la sécurité sociale mais il n’est pas suffisant pour réaliser une coopération réellement forte, concrète et directe. Cet accord qui a été déclaré mixte devra donc faire l’objet d’un assentiment par les entités fédérées. Il a été soutenu à l’unanimité lors du vote en commission des Relations extérieures, le 22 mai dernier. En effet, celui‑ci s’inscrit totalement dans la logique de l’accord de gouvernement et de la note de politique générale du secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale. Comme le souligne la note de politique générale, la fraude sape la base de la solidarité, comme la crédibilité et le financement des autorités et de la sécurité sociale. Il importe donc que notre pays se dote de tous les outils susceptibles d’étendre et de moderniser la coopération internationale, en particulier pour renforcer la lutte contre les fraudes, les erreurs et les abus, dans le champ de la sécurité sociale. Notre système de sécurité sociale ainsi que la protection sociale qui en résulte atténuent les conséquences de la crise économique et financière. Afin de s’assurer que ce système reste abordable financièrement, tous les acteurs se doivent d’être solidaires, également en ce qui concerne les prestations sociales et les revenus de remplacement, y compris de l’autre côté de nos frontières. Les articles centraux du présent accord sont l’article 3, qui indique le champ d’application matériel de l’accord, et l’article 5, qui pose les principes généraux de coopération et d’obligation d’assistance et de délais. L’article 6 prévoit la transmission de fichiers de données, ceci dans le cadre de l’article 7, auquel nous sommes toujours très attentifs, sur la protection des données à caractère personnel. Pour atteindre l’objectif du combat contre la fraude, le dispositif prévoit certaines possibilités de contrôle de la résidence, des ressources et des éventuels cumuls de prestations, ainsi que la saisine d’un organisme de sécurité sociale de l’autre État, afin de vérifier que l’intéressé remplit bien les conditions posées. Si l’organisme saisi d’une demande de vérification constate que des prestations sociales ont été abusivement versées, il en informe l’organisme qui l’a contacté, y compris en cas de suspicion de fraude ou d’erreur. À terme, l’accord permet donc de récupérer les montants de prestations sociales indûment versées et les cotisations dues qui n’ont pas été versées. Chers collègues, en cette période particulièrement difficile pour nos finances publiques, cet accord s’inscrit définitivement dans la perspective d’assainissement que nous souhaitons tous. C’est pourquoi le groupe socialiste soutiendra ce projet de loi. |
Mevrouw Olga Zrihen (PS), corapporteur. – De regering legt ons ter goedkeuring het akkoord voor tussen België en Frankrijk betreffende de samenwerking op het gebied van sociale zekerheid. Voor één keer lijken de termijnen behoorlijk, want het akkoord werd op 17 november 2008 gesloten te Parijs en in mei 2012 werd het ons ter goedkeuring voorgelegd. Deze voortgang mag onderstreept worden. Voor de administratieve samenwerking inzake sociale zekerheid passen beide landen momenteel het reglement 1408/71 van de Europese Unie toe, maar dit is ontoereikend voor een echte, sterke, concrete en rechtstreekse samenwerking. Dit gemengd akkoord zal door de deelstaten moeten worden goedgekeurd. Het werd op 22 mei jongstleden unaniem gesteund in de commissie voor de Buitenlandse Zaken. Het past volledig in de logica van het regeerakkoord en de algemene beleidsnota van de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. Zoals benadrukt in de algemene beleidsnota, ondermijnt de fraude de basis van de solidariteit, evenals de geloofwaardigheid en de financiering van de overheden en van de sociale zekerheid. Het is dus belangrijk dat ons land alle mogelijke instrumenten inzet om de internationale samenwerking uit te breiden en te moderniseren, in het bijzonder om de strijd tegen fraude, vergissingen en misbruiken in de sociale zekerheid op te voeren. Ons socialezekerheidssysteem en de sociale bescherming die daaruit voortvloeit, verzacht de gevolgen van de economische en financiële crisis. Om het systeem betaalbaar te houden, moeten alle actoren solidair zijn, ook op het vlak van de sociale uitkeringen en vervangingsinkomens, aan de andere kant van onze grenzen inbegrepen. De centrale artikelen van het akkoord zijn artikel 3, dat het materiële toepassingsgebied van het akkoord vastlegt en artikel 5 dat de algemene principes bepaalt voor samenwerking en verplichte bijstand, en de termijnen. Artikel 6 voorziet in de overdracht van gegevensbestanden, dit in het kader van artikel 7, dat verwijst naar de voornaamste bepalingen inzake bescherming van de persoonsgegevens, waar we nauwlettend zullen op toezien. Om de doelstelling, de strijd tegen de fraude, te bereiken voorziet de regeling in de mogelijkheid tot controle van de verblijfplaats, de inkomsten en de eventuele cumulatie van prestaties. Tevens kan, een socialezekerheidsinstelling van de andere staat worden gevraagd of de betrokkene wel degelijk aan de vereiste voorwaarden voldoet. Als de aangezochte instelling vaststelt dat socialezekerheidsprestaties verkeerdelijk uitbetaald werden, brengt zij de instelling die haar gecontacteerd heeft op de hoogte, ook wanneer ze fraude of fouten vermoedt. Het akkoord geeft de mogelijkheid onrechtmatig uitbetaalde socialezekerheidsprestaties en verschuldigde, maar nog niet betaalde bijdragen terug te vorderen. Het is een uiterst moeilijke periode voor onze overheidsfinanciën. Dit akkoord kan die toestand helpen verbeteren. Om die reden zal de socialistische fractie dit wetsontwerp steunen. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense est identique au texte du projet de loi. Voir document 5‑1577/1.) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5‑1577/1.) |
|||
– Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation. – Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen. – De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de procedure bij landelijke of interlandelijke adoptie vanaf een tweede kind te vereenvoudigen (van de heer Philippe Mahoux en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 5‑1238) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. Bousetta se réfère à son rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer Bousetta verwijst naar zijn schriftelijk verslag. |
|||
– La discussion générale est close. |
– De algemene bespreking is gesloten. |
|||
Artikelsgewijze bespreking |
||||
(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet amendé par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53‑2185/5) |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers geamendeerde ontwerp. Zie stuk Kamer 53‑2175/5.) |
|||
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi. |
– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats. |
|||
Inoverwegingneming van voorstellen |
||||
Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée. Y a‑t‑il des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. |
De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
|||
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van de heer Peter Van Rompuy aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude over «de corruptie‑index» (nr. 5‑591) |
||||
M. Peter Van Rompuy (CD&V). – J’ai pris connaissance hier de l’indice annuel de corruption établi par Transparency International. Avec un score de 7,1 sur 10, la Belgique passe de la 21e à la 22e place. Dans le classement des pays de la « vieille Europe », 15 pays de l’UE, la Belgique occupe la 10e position. Selon l’étude, la Belgique dispose d’un système assez robuste pour veiller à l’intégrité nationale. Néanmoins, elle fait trop peu d’efforts pour réduire la corruption. Cela s’expliquerait surtout par un manque de volonté d’améliorer l’éthique et la lutte contre la corruption. Plusieurs points peuvent être améliorés. Il faut d’urgence mettre en place un système de protection des personnes qui dénoncent des irrégularités. Seule la Flandre dispose d’un tel système. La Belgique est aussi en butte à un problème de conflits d’intérêt. Il faut en outre réinstaurer les enquêtes administratives du Comité supérieur. L’accord de gouvernement prévoit que la Belgique poursuivra ses efforts pour lutter contre la corruption. Quelles mesures le secrétaire d’État prendra‑t‑il dans ce domaine ? |
De heer Peter Van Rompuy (CD&V). – Ik heb gisteren kennis genomen van de jaarlijkse corruptie‑index van Transparency International. België zakt, met een score van 7,1 op 10, van de 21e naar de 22e plaats. In vergelijking met de rest van het ‘oude Europa’, de 15 EU‑landen, staat België op de 10e plaats. Volgens die studie heeft België een vrij robuust systeem om de nationale integriteit te bewaken. Toch levert België te weinig inspanningen om de corruptie terug te dringen. Dat zou voornamelijk te wijten zijn aan de beperkte wil om de ethiek en de strijd tegen corruptie te verbeteren. Diverse punten zijn voor verbetering vatbaar. Er is dringend nood aan een beschermingssysteem voor klokkenluiders. Enkel Vlaanderen heeft een dergelijk beschermingssysteem. België heeft eveneens een probleem van belangenconflicten. Er is ook nog de vraag om de administratieve onderzoeken van het hoog comité opnieuw in te voeren. In het regeerakkoord staat dat België zijn inspanningen voor de strijd tegen corruptie zal voortzetten. Welke maatregelen zal de staatssecretaris nemen om daar werk van te maken? |
|||
M. John Crombez, secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale. – Transparency International a présenté son indice de corruption voici quelques jours. Nous remarquons depuis quelque temps que la dénonciation des scandales de corruption et les poursuites judiciaires contre ces faits présentent toujours des lacunes, tant dans le secteur privé que dans le secteur public. Les personnes qui, de par leur profession, sont confrontées à de la corruption, la dénoncent rarement. Il est possible d’améliorer les choses tout en assurant la protection de la personne qui dénonce les faits. Le parlement en a d’ailleurs déjà discuté. Aujourd’hui, une étude d’Ernst & Young sur la corruption dans les entreprises privées a également retenu l’attention. Je n’en connais pas le résultat mais la Belgique obtient un pourcentage très élevé. Concernant l’administration, je vous livre mon opinion personnelle sur les différentes possibilités souvent citées. La Flandre dispose d’un système de protection des personnes qui dénoncent des irrégularités mais la manière dont il fonctionne ne permet pas encore de faire changer les choses et ne garantit pas suffisamment la protection des personnes qui signalent les faits. Le nombre de dénonciations est assez faible et, dans les dossiers qui se sont présentés, la protection des dénonciateurs a été plutôt relative. Un guichet administratif central peut être une solution permettant de mieux protéger celui qui dénonce des actes ou transactions suspects ou une confusion d’intérêts. L’information y sera traitée par une personne qui respectera un code de déontologie. À l’occasion de la parution du rapport de Transparency International, j’ai déjà déclaré que de tels processus d’audit sont ce qu’il y a de plus crédible pour les pouvoirs publics qui veulent améliorer la lutte contre la corruption. C’est également vrai pour le secteur privé. En 2006‑2007, plusieurs arrêtés royaux ont été promulgués pour renforcer non seulement le code de déontologie mais aussi les processus d’audit interne au sein de l’administration et pour faire ainsi de la prévention de la corruption une priorité. Les administrations qui s’engagent résolument sur cette voie doivent avoir une plus grande liberté d’action. Les arrêtés royaux existent mais leur mise en pratique est trop lente. C’est une des priorités que les pouvoirs publics doivent se fixer pour pouvoir lutter contre la corruption. |
De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude. – Enkele dagen geleden werd de corruptie‑index van Transparency International voorgesteld. Wat de melding en het vervolgen van omkoopschandalen betreft, merken we al een tijd, zowel in de privésector als in de overheidssector, nog heel wat tekortkomingen. Mensen die beroepshalve in aanraking kunnen komen met corruptie, melden dat zelden. Dat kan beter, maar altijd binnen een beschermingssysteem voor degene die moet melden. Daarover is trouwens al in het parlement gediscussieerd. Vandaag was er nog ruime aandacht voor een onderzoek van Ernst & Young naar corruptie in privébedrijven. Ik ken de uitslag van het onderzoek niet, maar België scoort op dit punt procentueel zeer hoog. Wat de overheid betreft, geef ik u mijn persoonlijke mening over de verschillende mogelijkheden die vaak worden genoemd. Vlaanderen heeft een beschermingssysteem voor klokkenluiders. De manier waarop dit momenteel werkt, zorgt blijkbaar niet voor een kentering en biedt geen ruim draagvlak voor de bescherming van de klokkenluider. Het aantal meldingen is tamelijk pover en de bescherming van de klokkenluiders in de zaken die zich hebben voorgedaan is eerder relatief. Een administratief meldpunt kan een mogelijk alternatief zijn, waarbij degene die melding maakt, niet noodzakelijk van corruptie, maar van verdachte handelingen, transacties of belangenvermenging, beter beschermd kan worden. Op die manier kan een klokkenluider op een centraal meldpunt terecht bij iemand die met de informatie omgaat op basis van een deontologische code en is het veel veiliger om een verdachte transactie te melden. Naar aanleiding van het rapport van Transparency International heb ik al gezegd dat, als de overheid werk wil maken van een betere strijd tegen corruptie, degelijke auditprocessen het meest geloofwaardig zijn. Dit geldt ook voor de privésector. In 2006‑2007 werden een aantal koninklijke besluiten uitgevaardigd om niet alleen de deontologische code, maar ook de interne auditprocessen binnen de overheid te verscherpen en er op die manier voor te zorgen dat het vermijden van corruptie vooropstaat. Administraties die daar doorgedreven werk van maken, moeten in hun procedurele behandeling meer vrijheid krijgen om zelf die zaken aan te pakken. De koninklijke besluiten bestaan, maar de uitvoering ervan gaat te traag. De basis om dat middel in te zetten is er. Dat moet één van de prioriteiten zijn voor de overheid om corruptie te bestrijden. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de orgaandonatie» (nr. 5‑580) |
||||
M. Philippe Mahoux (PS). – Un projet de loi relatif au don d’organes a été adopté récemment à la Chambre des représentants. Je crois savoir qu’il est évoqué par le Sénat et que nous aurons bientôt à en connaître. Inspiré par une directive européenne, ce texte est porteur de mesures très positives pour la qualité et la sécurité du prélèvement d’organes. La loi précisera également la manière dont le libre consentement des donneurs doit être recueilli et vérifié. Deux académies de médecine belges ont cependant mis en évidence qu’il convenait, pour encourager réellement le don vivant d’organes, de veiller également à ne plus pénaliser financièrement le donneur vivant d’organes. En effet, d’une part, la partie des frais médicaux non pris en charge par l’organisme assureur demeure bien à charge du donneur et on sait que pour vérifier la qualité et la compatibilité de l’organe mais aussi pour s’assurer que le prélèvement ne mette pas la santé du donneur en danger, de multiples examens médicaux et vérifications sont effectués. D’autre part, on note également que la perte de revenus engendrée par les conséquences du don de son vivant n’est pas compensée de manière identique pour tous les donneurs potentiels. La période consacrée « au don » qui englobe les examens préalables, le temps d’hospitalisation ou de revalidation, est considérée comme un congé de maladie. La compensation est donc partielle et varie selon le statut social du donneur (employé, ouvrier ou indépendant). Selon mes informations, la loi permettrait au donneur vivant de bénéficier d’une compensation financière mais, selon certains, cette disposition ne serait pas effective étant donné que les modalités d’application n’auraient pas encore précisées. Disposez‑vous d’informations précises à ce sujet ? Je rappelle qu’il existe une demande criante d’organes, que l’évolution scientifique permet d’augmenter le nombre de donneurs vivants et qu’il faut donc favoriser au maximum ce don sans pénaliser ceux qui acceptent une telle démarche oblative. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – Onlangs werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsontwerp over orgaandonatie aangenomen. Als ik het goed heb, werd het door de Senaat geëvoceerd en wordt het hier binnenkort behandeld. De tekst is geïnspireerd op een Europese richtlijn en bevat positieve maatregelen voor meer kwaliteit en veiligheid bij het wegnemen van organen. De wet bepaalt ook hoe de vrije toestemming van donoren moet worden verkregen en nagegaan. Twee Belgische academiën voor geneeskunde hebben erop gewezen dat, om levende donatie van organen aan te moedigen, ervoor gezorgd moet worden dat de levende donor van organen geen financieel nadeel lijdt. Enerzijds is het gedeelte van de medische kosten dat niet gedekt is door de sociale zekerheid ten laste van de donor. Iedereen weet dat om de kwaliteit en de compatibiliteit van het orgaan te controleren, maar ook om na te gaan of de wegneming de gezondheid van de donor niet in gevaar kan brengen, een uitgebreide medische opvolging wordt uitgevoerd. Anderzijds is het zo dat het inkomstenverlies dat het gevolg is van de levende donatie niet voor alle potentiële donoren op dezelfde wijze wordt vergoed. De periode van arbeidsongeschiktheid die te wijten is aan de donatie en die de voorafgaande onderzoeken, de ziekenhuisopname en de revalidatieperiode omvat, wordt als ziekteverlof beschouwd. Het betreft dus een partiële compensatie die verschilt naargelang van het statuut van de donor (bediende, arbeider of zelfstandige). De wet zou aan de levende donor een financiële compensatie toekennen, maar naar verluidt heeft deze bepaling geen enkel effect omdat de wijze van uitvoering nog niet vaststaat. Heeft u hierover precieze informatie? Er is een grote nood aan organen en dankzij de wetenschappelijke vooruitgang zijn er steeds meer levende donoren. We moeten er dus voor zorgen dat levende donatie maximaal wordt bevorderd zonder nadeel voor degene die belangeloos een orgaan wil afstaan. |
|||
Mme Laurette Onkelinx, vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Aujourd’hui, un donneur vivant d’organes doit avancer les frais d’examens préalables au prélèvement. Si la transplantation n’a pas lieu, les frais restent à charge du donneur potentiel. Par contre, en cas de prélèvement et de transplantation, les frais d’examens et de prélèvement sont à charge de la mutuelle du receveur. Le donneur est donc remboursé pour les frais d’examen uniquement si la transplantation a lieu. En 2011, sur 321 donneurs, 80 étaient des donneurs vivants, dont 37 donneurs du foie et 43 donneurs du rein. En 2010, le nombre était de 263, dont 77 donneurs vivants. On observe donc une augmentation du nombre de donneurs vivants. Le projet de loi qui a été voté à la Chambre et qui sera prochainement examiné par le Sénat confirme le principe de non‑commercialisation du don d’organe sur lequel tout le monde est évidemment d’accord. Cependant, ce projet prévoit en son article 4 que « le principe de non‑rémunération n’empêche pas les donneurs vivants de recevoir une compensation, pour autant qu’elle soit limitée à couvrir les dépenses et la perte de revenus liées au don. » Le Roi doit donc définir les conditions en vertu desquelles cette compensation peut être accordée. Dans cette optique, que je trouve juste, j’ai commandé en 2009 une étude dont les conclusions me sont parvenues. Cette étude, effectuée par la KUL dans son centre de transplantation, avait pour objectif de calculer les coûts réels occasionnés et actuellement à charge de l’assurance maladie, du centre de transplantation et du patient donneur vivant dans le cadre du prélèvement d’un rein. Les conclusions de cette évaluation ont été transmises pour avis à l’INAMI et au Conseil belge de transplantation. L’INAMI a constitué un groupe de travail « transplantation » afin de travailler, notamment au départ de cette étude, sur le dédommagement des donneurs vivants. L’INAMI analyse la faisabilité technique et opérationnelle du remboursement des frais engendrés chez le donneur vivant, selon une technique de forfaitarisation. Comme cette étude ne porte que sur un centre de transplantation et ne concerne que le rein, le Conseil belge de transplantation a estimé qu’il serait utile de l’élargir à d’autres centres et à d’autres organes afin d’avoir une vue générale et d’être en mesure de prendre un arrêté général. J’ai donc décidé de financer une extension de cette étude qui portera sur l’ensemble des centres de transplantation et sur d’autres organes, notamment le foie. Dès que je disposerai de l’analyse et que la loi sera votée, un arrêté royal sera pris afin que les donneurs vivants reçoivent enfin une juste indemnisation de leur acte de solidarité. Vu la demande pressante du terrain, j’espère que cet arrêté pourra intervenir à bref délai. |
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – Een levende donor moet momenteel de onderzoeken die een wegneming voorafgaan, voorschieten. Indien de transplantatie niet doorgaat blijven die kosten ten laste van de potentiële donor. Ingeval het orgaan wordt weggenomen en getransplanteerd zijn de kosten voor de onderzoeken en de wegneming ten laste van het ziekenfonds van de ontvanger. De donor krijgt de voorgeschoten kosten voor onderzoek dus enkel terug als de transplantatie doorgaat. In 2011 waren 80 van de 321 donoren, levende donoren waarvan 37 leverdonoren en 43 nierdonoren. In 2010 waren er 263 donaties, waarvan 77 levende. Het aantal levende donoren neemt dus toe. Het wetsontwerp dat in de Kamer werd goedgekeurd en binnenkort zal worden behandeld in de Senaat, bevestigt het beginsel van niet‑commercialisering van orgaandonatie. Daarover is iedereen het eens. Artikel 4 van het ontwerp bepaalt dat: ‘Het beginsel van onbetaalde donatie niet belet dat levende donoren een vergoeding ontvangen, mits deze beperkt blijft tot het dekken van de kosten en de inkomstenderving die met de donatie verband houden’. De Koning moet dus bepalen onder welke voorwaarden die compensatie kan worden toegekend. Ik vind dit een correct uitgangspunt en ik heb in 2009 een studie aangevraagd waarvan ik nu de besluiten heb ontvangen. Ze werd uitgevoerd door het transplantatiecentrum van de KUL en had tot doel te berekenen wat de reële kosten zijn voor een niertransplantatie en welk deel er momenteel ten laste is van de ziekteverzekering, van het transplantatiecentrum en van de levende donor. De conclusies werden voor advies overgemaakt aan het RIZIV en aan de Belgische transplantatieraad. Het RIZIV heeft een werkgroep ‘transplantatie’ opgericht om op basis van deze studie te onderzoeken hoe levende donoren kunnen vergoed worden. Het RIZIV onderzoekt de technische en operationele haalbaarheid van de terugbetaling van de kosten van de levende donor volgens een forfaitair terugbetalingsschema. Aangezien deze studie enkel betrekking heeft op één transplantatiecentrum en alleen voor niertransplantaties, heeft de Belgische Transplantatieraad geoordeeld dat het nuttig zou zijn deze studie uit te breiden naar andere centra en organen om zo een algemeen beeld te krijgen en een algemeen besluit te kunnen nemen. Ik zal een uitbreiding van die studie financieren voor alle transplantatiecentra en voor andere organen, met name de lever. Zodra ik over die analyse beschik en de wet is goedgekeurd, zal een koninklijk besluit worden uitgevaardigd om levende donoren op billijke wijze te vergoeden voor hun belangeloze donatie. Daar het om een dringende vraag vanuit de praktijk gaat, hoop ik dat het besluit spoedig kan worden genomen. |
|||
M. Philippe Mahoux (PS). – Au Sénat, nous ferons diligence pour que cette loi devienne une réalité le plus rapidement possible et que son article 4 puisse être appliqué. L’urgence est grande pour les receveurs potentiels. Dans leur situation, la notion du temps est particulièrement importante. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – We zullen in de Senaat ons best doen om deze wet zo vlug mogelijk goed te keuren, zodat artikel 4 kan worden toegepast. Het gaat om een dringende noodzaak voor de mogelijke ontvangers van organen. In hun situatie is de tijdsdimensie heel belangrijk. |
|||
Mme la présidente. – Je propose de suspendre nos travaux pendant quelques instants. |
De voorzitster. – Ik stel voor onze werkzaamheden even te onderbreken. |
|||
(La séance, suspendue à 15 h 40, est reprise à 15 h 45.) |
(De vergadering wordt geschorst om 15.40 uur. Ze wordt hervat om 15.45 uur.) |
|||
Mondelinge vraag van de heer Gérard Deprez aan de eerste minister over «de oproep tot verklikking van het Vlaams Belang» (nr. 5‑593) |
||||
Mme la présidente. – M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions, répondra. |
De voorzitster. – De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt. |
|||
M. Gérard Deprez (MR). – Depuis l’entrée en vigueur de la loi du 23 juillet 2011, les femmes portant le niqab ou la burqa sur la voie publique sont passibles d’amendes pouvant aller jusqu’à 137,50 euros et de peines de prison jusqu’à sept jours. Alors que le débat vient d’être relancé la semaine dernière par l’interpellation houleuse à Molenbeek d’une femme portant le voile intégral, une formation politique représentée dans notre assemblée, le Vlaams Belang, a proposé ce mardi d’octroyer une prime de 250 euros à quiconque dans notre pays signalerait à la police une personne portant la burqa ou le niqab. Hier, le président du Réseau européen contre le racisme, qui représente plus de 700 ONG en Europe, a appelé le gouvernement belge à condamner cette proposition. Il s’est exprimé en ces termes : « Nous appelons le gouvernement belge à prendre toutes les mesures nécessaires afin de condamner cet appel à la délation (…) », qui « est en violation flagrante des lois belge et européenne interdisant l’incitation à la haine et les discriminations. (…) Cette dernière action soutenue par le (…) Vlaams Belang (…) réaffirme le caractère raciste et xénophobe de ce parti. » Monsieur le vice‑premier ministre, que répond le gouvernement belge à la demande formulée par les ONG de condamner officiellement cette proposition d’appel à la délation formulée par le Vlaams Belang ? Le gouvernement estime‑t‑il que les dispositions légales et réglementaires en vigueur dans notre pays sont suffisantes pour empêcher et pour réprimer ce genre de pratique ? |
De heer Gérard Deprez (MR). – Sedert de inwerkingtreding op 23 juli 2011 van de wet van 1 juni 2011 zijn vrouwen, die een gezichtssluier of een boerka dragen op de openbare weg, strafbaar met een boete tot 137,50 euro of een gevangenisstraf tot 7 dagen. Nu het debat daarover weer is opgelaaid, nadat een gesluierde vrouw werd gearresteerd in Molenbeek, stelde een Belgische politieke formatie die vertegenwoordigd is in deze Senaat, namelijk het Vlaams Belang, dinsdag voor om een premie van 250 euro uit te loven voor wie in ons land iemand met een gezichtssluier of een boerka ziet en die gaat aangeven aan de politie. De voorzitter van het Europees netwerk tegen racisme (ENAR), die meer dan 700 ngo’s in Europa vertegenwoordigt, heeft gisteren de Belgische regering opgeroepen dit voorstel te veroordelen: ‘We call on the Belgian government to take all necessary measures to condemn this call to denunciation (…) [, which] is clearly in violation of EU and Belgian laws prohibiting incitement to hatred and discrimination. (…) This latest action supported by Vlaams Belang (…) further confirms the racist and xenophobic nature of this party.’ Wat is het antwoord van de Belgische regering op de vraag van de ngo’s om de voorgestelde oproep tot verklikking vanwege het Vlaams Belang officieel te veroordelen? Vindt de regering dat de wettelijke en reglementaire bepalingen die in ons land van kracht zijn, volstaan om dit soort praktijken te voorkomen en te bestraffen? |
|||
M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions. – L’appel à signaler à la police le port d’une burqa en rue est l’une des nombreuses propositions condamnables pour lesquelles le Vlaams Belang est bien connu. Je conseille dès lors de passer sous silence ce type d’initiative plutôt que de lui accorder une grande attention. D’un point de vue général, il existe suffisamment de mesures pour sanctionner l’incitation à la haine. Je pense notamment à la loi tendant à lutter contre certaines formes de discrimination et à la loi contre le racisme. Il appartient toutefois à la justice de décider si l’appel du Vlaams Belang constitue une incitation à la haine à l’égard des femmes portant un niqab. |
De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen. – De oproep om personen die een gezichtssluier of een boerka dragen aan te geven bij de politie is één van de vele verwerpelijke voorstellen waarvoor het Vlaams Belang bekend is. Daarom vind ik het raadzaam aan dergelijke initiatieven helemaal geen aandacht te besteden. In het algemeen zijn er voldoende manieren om aanzetten tot haat te bestraffen. Ik denk aan de wet tot bestrijding van sommige vormen van discriminatie en aan de antiracismewet. Justitie moet beslissen of de oproep van het Vlaams Belang aanzet tot haat tegenover gesluierde vrouwen. |
|||
M. Gérard Deprez (MR). – Monsieur le vice‑premier ministre, je ne veux pas interpréter librement vos propos, mais il m’a semblé qu’ils constituaient une condamnation relativement modeste. J’aurais préféré que vous adoptiez un langage plus net et que vous évitiez de suggérer qu’en posant cette question je pouvais faire de la publicité pour une formation politique qui ne le mérite pas. J’aurais préféré de votre part un langage plus clair et je suis donc relativement déçu de votre réponse. |
De heer Gérard Deprez (MR). – Ik wil de woorden van de vice‑eerste minister niet vrij interpreteren, maar naar mijn mening valt daar maar een matige veroordeling uit af te leiden. Ik had liever gehoord dat u dit in duidelijke bewoordingen zou hebben gedaan en niet had gesuggereerd dat ik met mijn vraag veeleer reclame maak voor een politieke formatie die dat niet verdient. Ik had klare taal verwacht. Uw antwoord ontgoochelt mij dus enigszins. |
|||
(M. Danny Pieters, premier vice‑président, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitter: de heer Danny Pieters, eerste ondervoorzitter.) |
|||
Mondelinge vraag van de heer Ludo Sannen aan de eerste minister over «de economische aanbevelingen van de Europese Commissie» (nr. 5‑583) |
||||
M. Ludo Sannen (sp.a). – Dans le cadre du Semestre européen, la Commission européenne formule chaque année, fin mai ou début juin, des recommandations sur la base des programmes nationaux de réforme et de stabilité où figurent les règles devant permettre d’atteindre les objectifs d’Europe 2020 et les objectifs budgétaires européens. Je sais que des questions ont été posées au ministre à la Chambre la semaine dernière à ce sujet, mais, depuis lors, la situation a évolué. J’ai appris par les médias que l’on discute encore au sein du gouvernement des sept recommandations de la Commission européenne faites à notre pays et des 18 positions qu’il a adoptées. Certaines de ces recommandations ne me semblent pas compatibles avec la politique définie par le gouvernement belge tandis que d’autres ne vont pas aussi loin que les initiatives belges. Ainsi, la Commission nous recommande de renforcer le capital des banques les plus faibles alors que l’accord de gouvernement va beaucoup plus loin dans ce domaine. Il parle en effet aussi de protection des épargnants et d’une distinction entre les banques à risques et les banques d’épargne ordinaires. La Commission plaide aussi pour un déplacement de l’impôt sur le travail vers un impôt environnemental et une réduction plus rapide des émissions de CO2. La Commission suggère aussi de couper dans les dépenses liées à l’âge, entre autres pour les pensions et les soins de santé. Pour les pensions, nous devrions encore relever l’âge légal alors que le gouvernement a déjà pris des mesures radicales pour relever l’âge réel du départ à la pension. Ce résultat est quand même plus important que le relèvement juridique de la limite d’âge. En matière de soins de santé, l’accord de gouvernement prévoit de ramener la norme de croissance de 4,5 à 2%. Il faut aussi préserver la compétitivité. Sur ce point, la Commission nous demande de réformer nos systèmes de négociation salariale et d’indexation des salaires. Cependant, ils assurent une forte demande intérieure en ces temps de crise parce qu’ils ont protégé le pouvoir d’achat et la confiance des consommateurs. Je signale d’ailleurs que, dans notre pays, l’évolution des salaires suit assez bien celle de la productivité. Dans ce domaine également, nous avons de meilleurs résultats qu’en Allemagne par exemple. Quelle est la position du premier ministre à l’égard des recommandations de la Commission européenne et, plus particulièrement, à l’égard des propositions relatives aux soins de santé ? Le premier ministre trouve‑t‑il suffisantes les recommandations relatives aux pays excédentaires ? Quelle position les représentants belges au Conseil européen adopteront‑ils concernant ces recommandations ? Tenteront‑ils d’amender ces recommandations ? Dans l’affirmative, dans quel sens ? |
De heer Ludo Sannen (sp.a). – In het kader van het Europees semester formuleert de Europese Commissie elk jaar eind mei‑begin juni aanbevelingen op basis van de nationale hervormingsprogramma’s en de stabiliteitsprogramma’s, waarin de maatregelen zijn opgenomen om de Europa 2020‑doelstellingen en de Europese begrotingsdoelstellingen te halen. Ik weet dat de minister hierover vorige week ook vragen heeft gekregen in de Kamer, maar sindsdien is alweer een en ander gebeurd. Via de media heb ik vernomen dat er in de regering nogal wat discussie is over de zeven aanbevelingen van de Europese Commissie voor ons land en over de achttien standpunten die ze heeft ingenomen. Sommige van de aanbevelingen van de Commissie lijken mij niet compatibel met het beleid dat de Belgische regering uittekent. Andere gaan dan weer minder ver dan de Belgische initiatieven. Zo beveelt de Commissie aan dat wij het kapitaal van de zwakste banken zouden versterken, terwijl het regeerakkoord voor deze materie veel verder gaat. Dat spreekt namelijk ook over bescherming van de spaarders en een opsplitsing van de banken in risicobanken en gewone spaarbanken. De Commissie pleit ook voor een verschuiving van de belasting op arbeid naar een milieubelasting en een snellere reductie van de CO2‑ uitstoot. De Commissie suggereert tevens om te snijden in leeftijdsgerelateerde uitgaven onder meer voor pensioenen en gezondheidszorg. Voor de pensioenen zouden we de wettelijke leeftijd zelfs nog moeten optrekken, terwijl de regering al ingrijpende maatregelen heeft genomen om de feitelijke pensioenleeftijd op te trekken. Dat resultaat is toch belangrijker dan het juridisch optrekken van een leeftijdsgrens. Nog belangrijker is de suggestie van de Commissie om te snoeien in de leeftijdsgerelateerde uitgaven voor gezondheidszorg. In het regeerakkoord zijn wij al overeengekomen de groeinorm van 4,5 naar 2 procent terug te dringen. Ook het concurrentievermogen moet gevrijwaard worden. De commissie vraagt daarop de hervorming van onze systemen van loononderhandeling en loonindexering. Nochtans zorgen zij voor een sterke binnenlandse vraag in tijden van crisis, omdat ze de Belgische koopkracht en het consumentenvertrouwen hebben beschermd. Overigens wijs ik erop dat de evolutie van de lonen in ons land vrij goed gelijke tred houdt met die van de productiviteit. Op dat vlak scoren we beter dan bijvoorbeeld Duitsland. Hoe staat de eerste minister tegenover de aanbevelingen van de Europese commissie en, meer specifiek ten opzichte van de voorstellen met betrekking tot de gezondheidszorg? Vindt de eerste minister dat de aanbevelingen met betrekking tot de surpluslanden volstaan? Welk standpunt zullen de Belgische vertegenwoordigers op de Europese Raad innemen wat deze aanbevelingen betreft? Zullen ze die trachten aanbevelingen te amenderen? Zo ja, in welke zin? |
|||
M. Elio Di Rupo, premier ministre. – Il y a une différence entre les recommandations européennes et les directives européennes. Les recommandations indiquent comment le gouvernement peut atteindre les objectifs de la stratégie UE 2020 et du pacte de stabilité et de croissance. Ces recommandations et objectifs doivent être pris au sérieux, ce que le gouvernement fait. L’accord de gouvernement prévoit diverses façons de relever ces défis. La Commission européenne propose des pistes, mais le choix final appartient aux États membres. Ces derniers sont responsables de leur choix et de leurs options politiques. Comme dans les années antérieures, nous avons analysé en cabinet restreint les propositions de recommandations afin de définir une première position belge pour nos représentants dans les différents groupes de travail. Nous sommes bien entendu persuadés que nous devons améliorer la compétitivité de notre économie, garantir le pouvoir d’achat de nos citoyens et soutenir la demande intérieure. Nous avons aussi encore beaucoup de travail en matière de régulation du secteur financier. La compétitivité de nos entreprises est renforcée par un accroissement des investissements, entre autres dans les domaines de la recherche, de l’innovation et de la formation. Telles sont les lignes directrices que notre pays doit suivre dans le cadre des discussions en cours dans les différents réseaux du Conseil européen. Il revient en dernier lieu au Conseil européen d’adopter les recommandations. |
De heer Elio Di Rupo, eerste minister. – Er is een verschil tussen Europese aanbevelingen en Europese richtlijnen. De aanbevelingen geven een indicatie hoe de regering de doelstellingen van de EU 2020‑strategie en het stabiliteits- en groeipact kan bereiken. Die aanbevelingen en doelstellingen moeten ernstig worden genomen, wat de regering ook doet. Het regeerakkoord bevat verschillende manieren om die uitdagingen aan te gaan. De Europese Commissie stelt richtlijnen voor, maar de uiteindelijke keuze komt de lidstaten toe. Zij zijn verantwoordelijk voor hun keuze en hun beleidsopties. Net als de voorgaande jaren hebben we in het kernkabinet de voorstellen van aanbevelingen geanalyseerd, om een eerste Belgisch standpunt te bepalen voor onze vertegenwoordigers in de verschillende werkgroepen. We zijn er uiteraard van overtuigd dat we de concurrentiekracht van onze economie moeten verbeteren, de koopkracht van onze burgers garanderen en de binnenlandse vraag steunen. We hebben ook nog veel werk op het vlak van de regulering van de financiële sector. De concurrentiekracht van onze ondernemingen wordt versterkt door meer te investeren, onder meer op het gebied van onderzoek, innovatie en opleiding. Dat zijn de algemene richtlijnen die ons land moet volgen in het kader van de lopende besprekingen in de verschillende netwerken van de Europese Raad. Uiteindelijk is het de Europese Raad die de aanbevelingen moet aanvaarden. |
|||
M. Ludo Sannen (sp.a). – Les recommandations du Conseil européen sont contraignantes. C’est pourquoi il importe que nous déposions des amendements dès à présent. Je me réjouis que le ministre prenne l’accord de gouvernement comme base. Mais je n’ai pas entendu grand‑chose sur le contenu concret de ces recommandations et amendements. Pourtant le gouvernement s’est déjà beaucoup concerté à ce sujet. Il importe que le parlement puisse formuler des réflexions et des recommandations avant la réunion du Conseil. Il est question ici d’un déficit démocratique. Enfin, indépendamment de nos recommandations, je me réjouis que M. Olli Rehn ait recommandé à l’Allemagne d’harmoniser davantage les salaires et la croissance de la productivité. Notre gouvernement doit veiller, au sein du Conseil, au respect de cette recommandation. Ainsi l’Allemagne pourra corriger le déséquilibre actuel dans ce domaine en Europe. |
De heer Ludo Sannen (sp.a). – De aanbevelingen van de Europese Raad zijn verplichtend. Daarom is het belangrijk dat we nu amenderen. Ik ben blij te horen dat de minister hiervoor het regeerakkoord als basis neemt. Over de concrete inhoud van die aanbevelingen en amenderingen heb ik echter weinig gehoord. Nochtans heeft de regering hierover al veel overlegd. Vóór de Raad samenkomt, is het belangrijk dat het Parlement bedenkingen en aanbevelingen kan formuleren. Hier is sprake van een democratisch deficit. Tot slot, en los van onze aanbevelingen, ben ik blij dat de heer Olli Rehn Duitsland heeft aanbevolen de lonen en de productiviteitsgroei meer op elkaar af te stemmen. Onze regering moet in die Raad op de naleving van die aanbeveling toezien. Zo kan Duitsland de huidige scheeftrekking op dat vlak in Europa bijsturen. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Helga Stevens aan de minister van Justitie over «de organisatie van het vervoer van gevangenen» (nr. 5‑588) |
||||
M. le président. – M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions, répondra. |
De voorzitter. – De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt. |
|||
Mme Helga Stevens (N‑VA). – Daniël Termont, bourgmestre de Gand, a indiqué, dans sa réponse à une question que je lui ai posée sur le transport des détenus, que 190 transfèrements avaient eu lieu à Gand entre le 1er janvier et le 16 mai 2012. Il s’agit exclusivement de transfèrements en dehors de l’arrondissement judiciaire de Gand, les transports quotidiens de détenus entre la prison et le palais de justice n’étant pas compris. Au cours de cette période, ces transferts ont représenté au total 2288 prestations, accomplies à concurrence de 60% par la police locale. Les agents de la police locale ne sont ainsi pas disponibles pour prendre en charge les tâches policières normales et assurer la sécurité des Gantois. Selon le bourgmestre de Gand, le pouvoir fédéral peut prendre des mesures pour éviter que l’on doive faire appel aussi souvent au personnel policier. Je les cite. On peut accroître les transfèrements nationaux. Par le passé, un détenu était transféré dans une prison proche du tribunal quelques jours avant sa comparution. Le jour de la comparution, il pouvait alors être conduit à l’audience dans un fourgon cellulaire plutôt que dans un taxi beaucoup plus coûteux. On peut élargir le parc automobile de l’administration pénitentiaire. Le Corps de sécurité, qui relève de la Justice et est censé décharger la police des transfèrements, peut être étoffé. On peut permettre la consultation électronique du dossier pénal pour éviter le déplacement du dossier ou du détenu. La chambre du conseil ou la chambre des mises en accusation peuvent se réunir plus souvent au sein de la prison. Ces mesures permettraient à Gand d’économiser près de 550 prestations, soit 25% ! On peut remplacer la comparution du détenu en personne par la vidéoconférence, surtout pour les affaires traitées par la chambre du conseil ou la chambre des mises en accusation. On peut regrouper les affaires dans lesquelles les détenus doivent comparaître en personne et les traiter en priorité. On peut abandonner le principe selon lequel la priorité est accordée à l’audience à l’avocat le plus ancien quel que soit le profil de risque du détenu. Que pense la ministre de ces propositions ? Existe‑t‑il des projets en ce sens et quels sont les délais fixés ? |
Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Daniël Termont, de Gentse burgemeester, antwoordde onlangs op mijn vraag over het vervoer van gevangenen dat er in Gent 190 transfers plaatsvonden tussen 1 januari en 16 mei 2012. Die transfers betreffen uitsluitend de overbrenging van gevangenen buiten het gerechtelijk arrondissement Gent. De dagelijkse gevangenistransporten van de rijksgevangenis naar het justitiepaleis van Gent en omgekeerd zijn hierin niet begrepen. In die periode werden in totaal 2288 prestaties verricht die verband hielden met de transfers. De lokale politie voerde 60 procent van die prestaties uit. Op die manier zijn lokale politiemensen niet beschikbaar om reguliere politietaken uit te voeren en zich in te zetten voor de veiligheid van de Gentenaars. Volgens de Gentse burgemeester kan het federaal niveau maatregelen nemen om te voorkomen dat politiepersoneel op dergelijke schaal wordt ingezet. Ik som ze op. De nationale transfers kunnen worden verhoogd. Voorheen werd een gedetineerde een paar dagen vóór zijn verschijning voor een rechtbank of hof overgebracht naar een gevangenis in de onmiddellijke nabijheid van het gerechtshof. De dag van de verschijning kan een gedetineerde dan met een gevangeniswagen worden vervoerd in plaats van met een veel duurdere taxi. Het voertuigenpark van het bestuur der Strafinrichtingen kan worden uitgebreid. Het Veiligheidskorps, dat onder de FOD justitie valt en dat opgericht is om de politie van de transfers te ontlasten, kan aanzienlijk worden uitgebreid. Men kan een strafdossier elektronisch laten inzien, zodat het dossier of de gevangene niet meer moeten worden overgebracht. De raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling kan vaker in de gevangenis zitting houden. Zo bespaart Gent circa 550 prestaties of 25 procent! De verschijning in persoon voor de rechtbank of het hof kan worden vervangen door videoconferenties, vooral voor zaken die voor de raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling komen. Rechtszaken waarbij de gedetineerden in persoon dienen te verschijnen, kunnen worden gegroepeerd en bij voorrang behandeld worden. Men kan afstappen van het principe dat de oudste advocaat op de zitting voorrang krijgt, ongeacht het risicoprofiel van de gevangene. Wat denkt de minister van die voorstellen? Zijn er plannen om die te realiseren en op welke termijn? |
|||
M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions. – Je vous lis la réponse de la ministre Turtelboom. Nous cherchons en permanence à limiter le recours à la police. Les propositions formulées par le bourgmestre de Gand sont ainsi prises en considération. Premièrement, je souligne que les transfèrements nationaux existent déjà. D’habitude, les détenus devant comparaître dans un autre arrondissement judiciaire sont transférés au préalable dans la prison de cet arrondissement mais un tel transfèrement est apprécié au cas par cas. Pour de multiples raisons, comme la surpopulation, un tel transfèrement n’est pas toujours possible. Deuxièmement, nous ne disposons cette année d’aucun moyen supplémentaire pour étoffer le Corps de sécurité. Nous procédons certes à une estimation dans la perspective de l’élaboration du budget de 2013 à l’automne. Troisièmement, il existe effectivement des projets très concrets visant à permettre la consultation électronique du dossier pénal. Cela suppose la poursuite de l’implémentation de JustScan actuellement en cours. Un projet pilote est d’ailleurs mené à Gand concernant la consultation d’un dossier pénal au sein de la prison. Quatrièmement, il sera possible, dans les nouvelles prisons, de faire siéger la chambre du conseil et la chambre des mises en accusation au sein de l’établissement plutôt qu’au palais de justice. On pourra faire usage de cette possibilité pour les détenus réputé très dangereux. Cinquièmement, dans le cadre de la loi portant des dispositions diverses en matière de justice, le recours aux vidéoconférences pour la comparution devant la chambre du conseil et la chambre des mises en accusation fait actuellement l’objet de discussions politiques. L’objectif est d’adapter la loi sur la détention préventive de manière à pouvoir lancer un projet pilote dans ce domaine. Sixièmement, il n’y a aucun problème à regrouper les affaires dans lesquelles les détenus sont tenus de comparaître en personne et de les traiter en priorité. Il est également possible d’abandonner la priorité donnée à l’audience à l’avocat le plus ancien quel que soit le profil de risque du détenu. Le président de la chambre du conseil peut s’en occuper, au besoin avec l’aide du président du tribunal. Dans un tribunal moderne, cette approche doit être la règle. Il convient donc de conclure des accords avec le barreau et le ministère public. |
De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen. – Ik lees het antwoord van minister Turtelboom. Er wordt permanent gestreefd naar een beperking van de politie‑inzet. De voorstellen die werden opgesomd door de Gentse burgemeester, worden daarbij in acht genomen. Ten eerste wijs ik erop dat de nationale transfers al bestaan. Het is de gewoonte dat gedetineerden die in een ander rechtsgebied moeten verschijnen, vooraf worden overgebracht naar de gevangenis van dat rechtsgebied. Het gebruik van een dergelijke transfer moet echter geval per geval worden beoordeeld. Om allerlei redenen, bijvoorbeeld overbevolking, is zo’n transfer soms niet mogelijk, maar dat is een keuze die telkens moet worden gemaakt. Ten tweede zijn er dit jaar geen aanvullende middelen voor de uitbreiding van het Veiligheidskorps. Er wordt wel een raming gemaakt met het oog op de opmaak van de begroting 2013 in het najaar. Ten derde zijn er inderdaad zeer concrete plannen om de inzage van het strafdossier op elektronische wijze mogelijk te maken. Dat veronderstelt de verdere uitrol van JustScan, die volop bezig is. Momenteel loopt er trouwens in Gent een proefproject aangaande de inzage van een strafdossier in de gevangenis. Ten vierde zal het in de nieuwe gevangenissen mogelijk zijn om de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling te laten zetelen in de gevangenis, in plaats van in het gerechtsgebouw. Die mogelijkheid zal kunnen worden gebruikt voor gevangenen met een hoog risicoprofiel. Ten vijfde zijn er, in het kader van de wet houdende diverse bepalingen inzake justitie, politieke besprekingen aan de gang over het gebruik van videoconferenties bij de verschijning voor de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Het is de bedoeling om de wet op de voorlopige hechtenis aan te passen zodat er gestart kan worden met een proefproject ter zake. Ten zesde rijst er geen probleem om rechtszaken waarbij de gedetineerden in persoon dienen te verschijnen, te groeperen en er voorrang aan te geven. Ook is het haalbaar om af te stappen van het principe dat de oudste advocaat op de zitting voorrang krijgt op zijn confrater, ongeacht het risicoprofiel van de gevangene. De voorzitter van de raadkamer kan dat managen en zo nodig kan de rechtbankvoorzitter daartoe een duwtje geven. In een moderne rechtbank kan die aanpak niet anders dan de regel zijn. Het verdient aanbeveling hierover afspraken te maken met de balie en met het openbaar ministerie. |
|||
Mme Helga Stevens (N‑VA). – Je remercie la ministre pour sa réponse très précise. Je me réjouis que des initiatives soient prises pour faire évoluer la situation dans le sens indiqué par le bourgmestre de Gand. Je continuerai à suivre ce dossier et j’évaluerai les mesures prises. Je pense en tout cas que la justice peut fonctionner plus efficacement de manière à décharger la police. On ne peut accepter que l’autorité fédérale se décharge de ses missions sur les autorités locales. |
Mevrouw Helga Stevens (N‑VA). – Ik dank de minister voor het zeer duidelijke antwoord. Ik ben blij te horen dat er stappen worden gedaan om te evolueren in de richting die de Gentse burgemeester op het oog heeft. Ik zal dit dossier blijven volgen en nadien ook de genomen maatregelen evalueren. Ik denk dat justitie in elk geval efficiënter kan werken, zodat de lokale politie kan worden ontlast. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de federale overheid haar taken afwentelt op de lokale overheden. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de minister van Justitie over «de staking van de plaatsvervangende rechters» (nr. 5‑592) |
||||
M. le président. – M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions, répondra. |
De voorzitter. – De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt. |
|||
Mme Christine Defraigne (MR). – J’ai déjà posé plusieurs questions à Mme Turtelboom sur l’évolution du dossier de l’aide juridique. Aujourd’hui, la situation est plus compliquée encore puisque l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (OBFG) a considéré que les promesses faites par la ministre étaient tardives et insuffisantes. Cette dernière avait en effet annoncé que le point serait ramené à 26,91 euros et que cette revendication serait présentée lors du prochain conclave budgétaire. L’OBFG demande une révision en profondeur du système de l’enveloppe fermée pour l’aide juridique et avance notamment la piste du ticket modérateur. Les avocats souhaitent une solution structurelle mais poursuivent la grève. Ils ont modifié la teneur de leur mouvement puisque ce sont maintenant les avocats officiant en tant que juges suppléants qui refusent de siéger, ce qui met à mal le fonctionnement de la justice et entraîne des dysfonctionnements dans les rôles d’audience et des retards dans le traitement des affaires. On dénombre en effet 2 000 juges suppléants en Belgique et 600 à 700 d’entre eux exercent régulièrement leur mission pour pallier le manque de magistrats. La ministre pense‑t‑elle obtenir les suppléments budgétaires qu’elle estime apparemment nécessaires pour l’aide juridique ? Je rappelle que ce sont les plus démunis qui ne sont plus défendus actuellement. Par ailleurs, comment gérera‑t‑elle les dysfonctionnements et les problèmes qui apparaîtront inévitablement dans l’exercice de la mission de service public de la justice ? En effet, les audiences risquent d’être blanches, les affaires remises et les prononcés de jugements retardés vu l’absence des juges suppléants. |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Ik heb mevrouw Turtelboom al verschillende vragen gesteld over de evolutie van het dossier van de juridische bijstand. Vandaag is de situatie nog moeilijker aangezien de Ordre des barreaux francophones et germanophone (OBFG) van oordeel is dat de beloftes van de minister te laat komen en onvoldoende zijn. De minister had immers aangekondigd dat het punt op 26,91 euro zou worden teruggebracht en dat die eis zou worden voorgelegd op het volgende begrotingsconclaaf. De OBFG vraagt dat het geslotenenveloppesysteem voor de juridische hulp grondig wordt herzien en stelt een oplossing via het remgeld voor. De advocaten verlangen een structurele oplossing, maar zetten de staking voort. Ze hebben de strekking van hun actie veranderd, want nu zijn het de advocaten die als vervangende rechters optreden, die weigeren te zetelen. Dat tast de werking van de Justitie aan, verstoort de werking van de zittingsrollen en veroorzaakt achterstand in de behandeling van zaken. Er zijn immers 2000 plaatsvervangende rechters in België en 600 tot 700 onder hen oefenen regelmatig hun opdracht uit om het gebrek aan magistraten op te vangen. Denkt de minister de bijkomende kredieten, die ze blijkbaar nodig acht voor de juridische bijstand, te bekomen? Het zijn de minstbedeelden die vandaag niet meer worden verdedigd. Overigens, hoe zal ze de stoornissen en de problemen die onvermijdelijk zullen optreden in de uitoefening van de opdracht van de openbare dienst van de Justitie aanpakken? Het gevaar bestaat dat er geen rechters zullen verschijnen op de zittingen, dat de rechtszaken zullen worden verdaagd en het vellen van vonnissen zal worden uitgesteld wegens de afwezigheid van de plaatsvervangende rechters. |
|||
M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions. – Je vous lis la réponse de Mme Turtelboom. Ce 5 juin, l’OBFG a adressé à la ministre un courrier l’informant que les avocats n’entendent arrêter leur mouvement que lorsque le gouvernement aura mis à la disposition du département de la ministre les moyens permettant de maintenir la valeur du point à 26,91 euros. C’est ainsi que certains avocats ont décidé de durcir l’action menée. Certains d’entre eux, qui sont juges suppléants, refusent désormais de siéger comme magistrats. Toutefois, la ministre voudrait souligner que son engagement et le projet global qu’elle défend a été compris par certains. En effet, les avocats de l’OVB n’ont pas arrêté les permanences Salduz ni l’intervention dans le cadre de l’aide juridique. Seuls les avocats francophones et germanophones ont pris cette décision qui ne permet pas pour le moment de garantir un accès de la justice pour tous. La ministre est bien consciente que l’aide juridique est essentielle et permet de garantir l’accès à la justice. Elle rappelle que le budget actuel de 69 450 000 euros permet de garantir la valeur du point à 24,03 euros. Le rattrapage du point à 26,91 euros exigera un budget complémentaire de 8 474 000 euros. La ministre répète qu’elle s’est engagée à défendre auprès de ses collègues du gouvernement, lors du prochain contrôle budgétaire, le maintien de la valeur du point à 26,91 euros, soit la valeur accordée voici deux ans. L’OBFG, ses membres, les bâtonniers et l’ensemble des avocats francophones et germanophones doivent prendre conscience que, nonobstant la situation particulièrement difficile dans laquelle nous nous trouvons, l’engagement de la ministre rencontre bien leurs attentes légitimes. La ministre de la Justice collabore activement avec les avocats. Hier matin encore, son cabinet rencontrait le président de l’OBFG pour poursuivre le dialogue en vue de trouver des solutions à la situation actuelle. |
De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen. – Ik lees het antwoord van mevrouw Turtelboom. Op 5 juni laatstleden heeft de OBFG me een brief gestuurd met de mededeling dat de advocaten hun actie pas zouden stopzetten als de regering aan mijn departement de middelen ter beschikking stelt om de waarde van het punt op 26,91 euro te behouden. Sommige advocaten hebben ook beslist hardere acties te voeren. Sommige van hen, die plaatsvervangend rechter zijn, weigeren sindsdien als magistraat te zetelen. Mijn belofte en het globale project dat ik verdedig werd door sommigen begrepen. Immers, de advocaten van de OVB zijn niet gestopt met de Salduzwachtdiensten noch met de tussenkomsten inzake juridische bijstand. Alleen de Franstalige en Duitstalige advocaten hebben daartoe beslist, zodat de toegang tot justitie op dit ogenblik niet voor iedereen is gegarandeerd. Ik besef wel degelijk dat de juridische bijstand essentieel is en de toegang tot justitie kan garanderen. Met het huidige budget van 69 450 000 euro kan de waarde van het punt op 24,03 euro worden gewaarborgd. De aanpassing van het punt op 26,91 euro vereist een bijkomend budget van 8 474 000 euro. Ik herhaal mijn belofte om er in de regering bij de volgende begrotingscontrole voor te pleiten om de waarde van het punt op 26,91 euro, namelijk de waarde die twee jaar geleden werd toegekend, te behouden. De OBFG, haar leden, de stafhouders en alle Franstalige en Duitstalige advocaten moeten beseffen dat niettegenstaande de uitzonderlijk moeilijke situatie waarin we ons bevinden, mijn engagement aan hun rechtmatige verwachtingen tegemoetkomt. Ik werk actief samen met de advocaten. Gisterenochtend nog heeft mijn kabinet de voorzitter van de OBFG ontmoet om de dialoog over een oplossing voor de huidige situatie voort te zetten. |
|||
Mme Christine Defraigne (MR). – Je remercie M. le ministre d’avoir remplacé Mme Turtelboom. Je note l’engagement d’en revenir à 26,91 euros, qui était le préalable demandé par les avocats. Je regrette que, dans la réponse, on en fasse une sorte de summa divisio communautaire en évoquant le fait que l’OVB ne ferait pas grève. Si les avocats de l’OVB ne font pas grève, c’est probablement parce que les problèmes des plus démunis et des gens qui doivent faire face à des difficultés sociales se posent de façon plus cruciale dans le sud du pays. Malheureusement, la seconde partie de ma question sur la gestion des audiences au quotidien n’a pas reçu de réponse. |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Ik onthoud de belofte om terug op 26,91 euro te komen, de voorwaarde die de advocaten hadden gesteld. Ik betreur dat de minister in haar antwoord een soort communautaire opdeling maakt door aan te stippen dat de OVB niet staakt. De advocaten van de OVB staken wellicht niet omdat er in het zuiden meer mensen zijn die met ernstige sociale moeilijkheden te kampen hebben. Jammer genoeg heb ik geen antwoord gekregen op het tweede deel van mijn vraag, dat betrekking had op de aanpak van de dagelijkse zittingen. |
|||
Question orale de Mme Inge Faes à la ministre de la Justice sur «l’alcolock» (no 5‑584) |
Mondelinge vraag van mevrouw Inge Faes aan de minister van Justitie over «het alcoholslot» (nr. 5‑584) |
|||
M. le président. – M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions, répondra. |
De voorzitter. – De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt. |
|||
Mme Inge Faes (N‑VA). – Trois ans après le vote de la loi, le SPF Mobilité a trouvé un candidat‑installateur pour l’alcolock. Du fait de ce retard, seuls trois juges ont jusqu’ici imposé cet alcolock. Le fait que le gouvernement ait fini par trouver un candidat‑installateur est une bonne nouvelle. Reste à savoir si à l’avenir, les juges de police imposeront davantage l’alcolock. Ils y opposent en effet de nombreux arguments, à commencer par son coût, qui varie entre 1500 et 2500 euros, à charge du contrevenant. Le juge de police de Gand trouve que ce montant est phénoménal et ne se justifie que dans de très rares exceptions. Qui plus est, il serait impossible de déterminer correctement qui a soufflé dans l’alcolock. Les contrevenants peuvent en effet faire souffler quelqu’un d’autre à leur place. Enfin, plusieurs juges de police estiment que la loi actuelle sur l’alcolock comporte des lacunes. Par ailleurs, une critique plus fondamentale a surgi à propos de l’alcolock. Selon l’article 42 de la loi relative à la police de la circulation routière, le juge peut déclarer une personne psychiquement et physiquement inapte à la conduite. Une personne souffrant d’une dépendance est psychiquement inapte. L’alcolock est l’ultime preuve que cette personne, livrée à elle‑même, n’est pas en mesure de conduire un véhicule. Dans cette optique, l’alcolock est même en infraction avec la loi. Quelle est la position de la ministre par rapport à cette critique du pouvoir judiciaire ? Entend‑elle examiner et évaluer l’utilisation et le coût de l’alcolock ? Déposera‑t‑elle une loi réparatrice afin de remédier aux lacunes de la loi ? |
Mevrouw Inge Faes (N‑VA). – De FOD Mobiliteit heeft drie jaar na de goedkeuring van de wet een kandidaat‑installateur gevonden voor het alcoholslot. Doordat die installateur is uitgebleven, hebben tot nu toe nog maar drie rechters in België dat alcoholslot opgelegd. Dat de regering uiteindelijk een kandidaat‑installateur gevonden heeft, is op zich goed nieuws. Toch is het de vraag of de politierechters in de toekomst vaker een alcoholslot zullen opleggen; zij hebben immers vele argumenten tegen zo’n slot. De hoge kostprijs vormt hun belangrijkste tegenargument. Die varieert tussen 1500 en 2500 euro en komt terecht op de schouders van de overtreder. Volgens de Gentse politierechter is deze kostprijs fenomenaal hoog en slechts heel uitzonderlijk te verantwoorden. Bovendien zou het onmogelijk zijn om zuiver te bewijzen wie in het alcoholslot heeft geblazen. Overtreders kunnen immers het alcoholslot eenvoudig omzeilen door iemand anders te laten blazen. Ten slotte zijn verschillende politierechters van mening dat de huidige wet op het alcoholslot lacunes bevat Ook is er tegen het alcoholslot een meer fundamentele kritiek gerezen. Volgens artikel 42 van de verkeerswet kan de rechter een automobilist psychisch en lichamelijk ongeschikt verklaren. Iemand met een verslaving ís psychisch ongeschikt. Het alcoholslot is het ultieme bewijs dat die persoon in eigen beheer geen voertuig kan besturen. In dat opzicht gaat het alcoholslot zelfs tegen de wet in. Hoe staat de minister tegenover de toch scherpe kritiek van de rechterlijke macht? Zal ze het gebruik en de kosten van het alcoholslot in het oog houden en evalueren? Zal ze een reparatiewet indienen om de lacunes in de wet te verhelpen? |
|||
M. Vincent Van Quickenborne, vice‑premier ministre et ministre des Pensions. – Je vous lis la réponse de la ministre Turtelboom. Le conducteur condamné paie l’installation et l’utilisation de l’alcolock, ainsi que les coûts du programme d’encadrement. Ces coûts sont en effet élevés mais le juge peut réduire l’amende. Il peut déduire partiellement ou totalement les coûts liés à l’installation, à l’utilisation de l’alcolock dans un véhicule et au programme d’encadrement. Quoi qu’il en soit, l’amende ne peut être inférieure à un euro, à multiplier par les centimes additionnels. Ce dispositif résiste très bien à la fraude. Pour éviter qu’il ne soit contourné par le conducteur, celui‑ci doit effectuer de nouveaux tests de manière aléatoire au cours du trajet. Il est possible qu’un tiers ait soufflé à sa place pour faire démarrer le véhicule et si le conducteur effectue au cours du trajet de nouveaux tests qui se révèlent positifs, le moteur ne va évidemment pas s’arrêter. Chaque test d’haleine positif est cependant enregistré dans la mémoire de l’alcolock. Si un conducteur démarre après avoir effectué un test négatif, qui est suivi d’un test positif au cours du trajet, cela incitera l’institution en charge de l’encadrement à inviter la personne à un entretien. La mémoire de l’alcolock stocke non seulement les résultats des tests d’haleine mais également toutes les manipulations de la batterie ou les connexions au dispositif. Dans ces cas aussi, l’institution en charge de l’encadrement peut demander des explications à l’intéressé. De plus, elle fait savoir au ministère public que les conditions n’ont pas été respectées. Celui‑ci décide si le condamné doit à nouveau comparaître devant le tribunal compétent, ce qui pourra se faire s’il existe des indices suffisants pour lui infliger une nouvelle sanction conformément à l’article 37/1, alinéa deux, de la loi relative à la police de la circulation routière. Il est exact que des difficultés juridiques et pratiques ont surgi lors de l’application de la loi. Le Collège des procureurs généraux prépare une circulaire à cet effet en collaboration avec le service de la Politique criminelle, le SPF Mobilité et Transports, le SPF Finances et l’Institut belge pour la sécurité routière. Cette circulaire présente des solutions aux difficultés pratiques et des directives destinées à harmoniser l’application de la législation. Le Collège des procureurs généraux assurera ensuite le suivi et l’évaluation des difficultés liées à l’application de la circulaire. Si une initiative législative se révélait nécessaire, je m’en chargerai personnellement. |
De heer Vincent Van Quickenborne, vice‑eersteminister en minister van Pensioenen. – Ik lees het antwoord van minister Turtelboom. De veroordeelde bestuurder betaalt de installatie en het gebruik van het alcoholslot, alsook de kosten van het omkaderingsprogramma. De kosten zijn inderdaad hoog, maar de rechter kan de geldboete verminderen. Hij kan de kosten voor de installatie geheel of gedeeltelijk in mindering brengen en hetzelfde doen met die voor het gebruik van het slot in één voertuig; ook de kosten voor het omkaderingsprogramma kan hij van de boete aftrekken. Hoe dan ook mag de boete niet minder bedragen dan één euro, te vermenigvuldigen met de opdeciemen. Het alcoholslot is sterk frauderesistent. Om omzeiling tegen te gaan, moet de bestuurder tijdens het rijden at random nieuwe testen afleggen. Het is mogelijk dat hij zijn voertuig heeft kunnen starten nadat een nuchtere voorbijganger de eerste blaasprestatie heeft uitgevoerd. Als de bestuurder vervolgens tijdens het rijden nieuwe testen aflegt die positief zijn, zal de motor weliswaar niet worden stilgelegd. Wel wordt elke positieve ademtest geregistreerd in het computergeheugen van het alcoholslot. Wanneer een startende bestuurder een negatieve test heeft afgelegd die wordt gevolgd door een positieve test bij het rijden, vormt dat voor de omkaderende instelling een signaal om hem uit te nodigen voor een gesprek. In het geheugen van het slot worden echter niet alleen de ademtestresultaten opgeslagen, maar ook alle manipulaties van de accu of de aansluitingen van het toestel. Ook in die gevallen kan de omkaderende instelling de betrokkene ter verantwoording roepen. Bovendien meldt ze dan aan het openbaar ministerie dat hij de voorwaarden niet heeft nageleefd. Vervolgens maakt het openbaar ministerie uit of het de veroordeelde opnieuw voor de bevoegde rechtbank zal brengen. Dat kan als er voldoende aanwijzingen zijn om hem nogmaals te bestraffen, conform artikel 37/1, tweede lid van de verkeerswet. Het klopt dat er bij de toepassing van de wet juridische en praktische moeilijkheden zijn gerezen. Het college van procureurs‑generaal bereidt samen met de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, de FOD Mobiliteit en Vervoer, de FOD Financiën en het Belgisch Instituut voor verkeersveiligheid een omzendbrief voor. Die omzendbrief heeft tot doel oplossingen aan te reiken voor de praktische moeilijkheden. Hij bevat ook richtlijnen om te komen tot een eenvormige toepassing van de regelgeving. Vervolgens zal het college van procureurs‑generaal de moeilijkheden bij de naleving van de omzendbrief opvolgen en evalueren. Mocht er een wetgevend initiatief nodig zijn, dan zal ikzelf daartoe het nodige ondernemen. |
|||
Mme Inge Faes (N‑VA). – Je n’ai saisi que 30% de ce que le ministre a marmonné mais je crois avoir compris que les amendes peuvent être adaptées pour compenser les coûts, que les tests sont suffisamment fiables, mais qu’on ne peut jamais savoir qui a soufflé si plusieurs personnes se trouvent dans la voiture. Je regrette que la ministre de la Justice ne soit pas présente au Sénat. Je viens de la voir à la Chambre où elle a d’ailleurs donné une interview. Cela fait plusieurs fois qu’elle néglige de venir répondre aux questions orales posées dans notre assemblée. Je note qu’une circulaire est en préparation mais je suppose que le ministre ignore quand elle sera envoyée. |
Mevrouw Inge Faes (N‑VA). – Ik heb maar zo’n 30% verstaan van wat de minister gemompeld heeft. Daaruit meen ik begrepen te hebben dat de boetes kunnen worden aangepast om de kosten te compenseren en dat de tests voldoende betrouwbaar zijn, maar dat men nooit kan weten wie er geblazen heeft als er meerdere personen in de wagen zitten. Ik betreur het dat de minister van Justitie niet aanwezig is in de Senaat. Ik heb ze daarnet gezien in de Kamer, waar ze bovendien een interview heeft gegeven. Ze heeft onze assemblee nu al enkele keren links laten liggen bij het beantwoorden van mondelinge vragen. Ik noteer dat een omzendbrief in voorbereiding is, maar ik vermoed dat de minister niet weet wanneer die zal worden rondgestuurd. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de plannen ten aanzien van extremistische verenigingen» (nr. 5‑579) |
||||
Mondelinge vraag van de heer Filip Dewinter aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de maatregelen om gewelddadige organisaties zoals Sharia4Belgium te verbieden» (nr. 5‑585) |
||||
M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment) |
De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming) |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles, répondra. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming, antwoordt. |
|||
M. Jurgen Ceder (Indépendant). – À l’occasion des troubles de la semaine dernière dans « l’État libre » de Molenbeek‑Saint‑Jean, auxquels, parmi d’autres, de nombreux partisans de l’association Sharia4Belgium ont participé, la ministre a déclaré qu’elle voulait mettre hors‑la‑loi les associations comme celle‑là. Elle élaborerait un cadre légal permettant d’interdire les organisations radicales et de bloquer les sites web extrémistes. La ministre reçut immédiatement l’appui de l’Open Vld et du PS, ce dernier pensant surtout à une extension de la loi sur le racisme ou de la loi sur les milices privées. Ces derniers jours, d’autres membres du gouvernement, dont la ministre Turtelboom et même le premier ministre, ont rejoint le chœur de ceux qui veulent de nouvelles lois sévères. C’est comme si on venait de découvrir l’existence de Sharia4Belgium alors que cette association est active depuis des années à Anvers et ailleurs. Cette association ne dit rien de neuf mais rappelle, sur YouTube et dans ses communiqués de presse, ce qu’elle dit depuis des années. |
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). – Naar aanleiding van de rellen van vorige week in ‘de vrijstaat’ Sint‑Jans‑Molenbeek, waaraan onder andere heel wat aanhangers van de vereniging Sharia4Belgium hebben deelgenomen, verklaarde de minister dat zij verenigingen als deze buiten de wet wil stellen. Ze zou aan een wettelijk kader werken om radicale organisaties te verbieden en extremistische websites te blokkeren. De minister kreeg onmiddellijk steun van Open Vld en PS, waarbij die laatste vooral denkt aan een uitbreiding van de wet op het racisme of van de wet op de privémilities. De voorbije dagen hebben ook andere leden van de regering, waaronder minister Turtelboom en zelfs de eerste minister, het koor vervoegd van degenen die naar nieuwe, strenge wetten roepen. Het lijkt alsof Sharia4Belgium vandaag pas wordt ontdekt, terwijl die vereniging nochtans reeds jaren actief is in het Antwerpse en daarbuiten. Ze verklaart niets nieuws, maar herhaalt via YouTube en haar persmededeling wat ze al jaren zegt. |
|||
M. Bert Anciaux (sp.a). – Ils disent des absurdités depuis des années. |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ze zeggen al jaren onzin. |
|||
M. Jurgen Ceder (Indépendant). – Je ne peux qu’être d’accord, mais ces absurdités sont dangereuses. Nous avons en effet affaire à des personnes dangereuses, ce qui suscite l’indignation et l’annonce de diverses initiatives, dont le repêchage d’une proposition du sp.a Vanvelthoven. L’information sur une prochaine initiative législative est‑elle exacte ? Sait‑on déjà clairement quelle en sera la nature ? Une nouvelle loi sera‑t‑elle rédigée ou y aura‑t‑il une adaptation de la loi sur le racisme ou de la loi sur les milices privées ? Quand ces projets de loi seront‑ils déposés au parlement ? |
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). – Daar ben ik het volkomen mee eens, maar die onzin is wel gevaarlijk. We hebben immers te maken met gevaarlijke mensen, vandaar de verontwaardiging en de aankondiging van allerlei initiatieven, waaronder zelfs het opvissen van een voorstel van de sp.a’er Vanvelthoven. Klopt de informatie over een ophanden zijnd wetgevend initiatief? Bestaat al duidelijkheid over de aard daarvan? Zal een nieuwe wet worden uitgewerkt of zullen de wet op het racisme of de wet op de privémilities worden aangepast? Wanneer zullen die wetsontwerpen aan het parlement worden voorgelegd? |
|||
M. Filip Dewinter (VB). – Ce matin, on a arrêté Abu Imran à Boom. J’ai le sentiment que cette arrestation doit essentiellement servir à calmer l’opinion publique après les troubles de ce week‑end. Et maintenant que les yeux de la Belgique francophone se sont finalement ouverts et que les francophones savent où veut aller Sharia4Belgium, cela peut aller vite. En Flandre, nous sommes agacés depuis de nombreuses années par cet homme et son organisation. Je m’étonne du reste que le gouvernement ait attendu si longtemps avant de prendre des initiatives d’interdiction, d’expulsion, de retrait de sa nationalité, etc. En résumé : Cet homme a été condamné en 2009 à huit mois de prison pour racisme et violence ; en 2011 à six mois pour rébellion ; toujours en 2011 à deux ans pour incitation à la haine et harcèlement ; en 2010 à deux ans pour vol avec violence ; en 2008 au Maroc, il a été condamné à six ans pour trafic de drogue, son extradition a été demandée par le Maroc mais le gouvernement n’a pas donné suite ; et cætera. L’homme a été arrêté, mais peut‑être dans quelques jours sera‑t‑il à nouveau en liberté et reprendra‑t‑il ses habitudes. Les nouvelles initiatives permettront‑elles de prendre de vraies mesures et de ne pas se cantonner à des actions symboliques comme c’est le cas actuellement ? Le retrait de la nationalité sur la base de l’article 23, paragraphe 1 du Code de la nationalité belge est une possibilité. L’extradition vers le Maroc en est une autre. Cette extradition est demandée depuis 2008 mais l’État belge n’y a pas donné suite parce que l’intéressé possède également la nationalité belge et que l’on n’extrade pas ses ressortissants. Je viens tout juste d’apprendre par une dépêche de Belga que la ministre Turtelboom faisait préparer un dossier de retrait de la nationalité de cet homme sur la base, entre autres, de sa dernière arrestation. Fera‑t‑elle usage à cet effet de son droit d’injonction positive ? Le secrétaire d’État nous donnera sans doute une réponse à toutes ces questions concrètes. |
De heer Filip Dewinter (VB). – Deze ochtend werd Abu Imran in Boom gearresteerd. Ik heb de indruk dat die arrestatie vooral moet dienen om de publieke opinie te paaien na de rellen van dit weekend. Nu ook Franstalig België eindelijk is wakker geschud en weet waar Sharia4Belgium voor staat, kan het snel gaan. In Vlaanderen worden we al vele jaren door die man en zijn organisatie getergd. Het verwondert me dan ook dat de regering zo lang gewacht heeft met het nemen van initiatieven met betrekking tot een verbod, een uitwijzing, het ontnemen van de Belgische nationaliteit, en dergelijke. Kort samengevat: hij werd in 2009 veroordeeld tot 8 maanden wegens racisme en geweldpleging; in 2011 tot 6 maanden wegens weerspannigheid; nog in 2011 tot 2 jaar voor het aanzetten tot haat en belaging; in 2010 tot 2 jaar wegens diefstal met geweld; in 2008 werd hij in Marokko tot 6 jaar veroordeeld wegens drugshandel, waarvoor zijn uitlevering werd gevraagd, maar daar is de regering nooit op ingegaan, enzovoort. De man werd gearresteerd, maar misschien loopt hij over een paar dagen opnieuw vrij rond en doet hij gewoon voort. Wanneer komen er echte initiatieven, wordt er echt ingegrepen in de plaats van zich te beperken tot symbolische handelingen zoals nu? Het afnemen van de nationaliteit op basis van artikel 23 paragraaf 1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit is een mogelijkheid. De uitlevering aan Marokko is een andere. Al sinds 2008 wordt om de uitlevering gevraagd, maar de Belgische staat is nooit op die vraag ingegaan omdat de betrokkene ook de Belgische nationaliteit heeft en onderdanen niet worden uitgeleverd. Ik verneem zopas via Belga dat minister Turtelboom een dossier laat opstellen op basis van onder meer de jongste arrestatie om de man inderdaad de Belgische nationaliteit te ontnemen. Zal ze daarvoor haar positief injunctierecht gebruiken of niet? De staatssecretaris zal ongetwijfeld een antwoord willen geven op al die concrete vragen. |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles. – Je voudrais avant tout excuser Mme Milquet. Elle ne peut pas être parmi nous aujourd’hui parce qu’elle assiste au Conseil des ministres de la Justice et de l’Intérieur (JAI) à Luxembourg. C’est pourquoi elle m’a demandé de répondre ce qui suit. La ministre de l’Intérieur a réagi immédiatement aux événements de Molenbeek. Il y a eu une bonne collaboration entre les polices locale et fédérale. La ministre a sévèrement condamné les faits et annoncé qu’elle préparerait un plan pour renforcer la lutte contre la radicalisation. Enfin elle a également souligné qu’on ne pouvait faire aucun amalgame entre les islamistes radicaux et les citoyens musulmans. On peut rendre public aujourd’hui plus de détails sur ce plan et sur le calendrier. L’OCAM coordonnera la mise en œuvre du plan « radicalisme » ou « plan R ». Le plan a pour but de mesurer l’influence des individus et des groupes radicaux, en vue de la surveiller et de la limiter. Le plan R doit être maintenu et même renforcé, plus spécialement en discutant de ses thèmes au niveau politique sur une base plus régulière. Le plan R comportera plusieurs mesures qui seront évidemment décidées en concertation avec différents membres du gouvernement, comme la ministre de la Justice. Il s’agit des dispositions suivantes : Des mesures pour la « déradicalisation » comme il en existe aussi dans les pays de l’Europe du Nord. Elles visent à retirer des milieux radicaux des personnes déjà radicalisées. Des mesures concernant le séjour sur le territoire belge et l’accès à ce territoire, y compris la question du visa pour les prédicateurs radicaux et l’effet d’une condamnation pénale sur la nationalité. Des mesures concernant le radicalisme sur l’internet, la criminalisation des comportements inacceptables qui conduisent directement au terrorisme, en particulier l’incitation publique au terrorisme et le recrutement et l’entraînement aux actes terroristes. En outre nous devons réfléchir également aux méthodes d’enquêtes disponibles. S’y ajoute la possibilité d’interdire certains groupes dangereux. Des mesures de police administrative en rendant plus claire la base légale de la collecte de données sur le radicalisme. Enfin, des mesures qui doivent être prises au niveau international en continuant à jouer un rôle d’encouragement aux actions de police de proximité, community policing, dans les projets COPPRA de l’Union européenne, mais aussi dans la prise en compte des aspects internet qui exigent une attention européenne ou internationale. Notre intention est que tout cela soit discuté au Conseil des ministres du 22 juin prochain. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – Ik wil allereerst mevrouw Milquet verontschuldigen. Ze kan hier niet aanwezig zijn, omdat ze de JAI‑Raad in Luxemburg bijwoont. Daarom heeft ze me gevraagd het volgende te antwoorden. De minister van Binnenlandse Zaken heeft onmiddellijk gereageerd op de gebeurtenissen in Molenbeek. Er was een goede samenwerking tussen de lokale en de federale politie. De minister heeft de feiten meteen scherp veroordeeld en aangekondigd dat ze een plan zou opstellen om de strijd tegen de radicalisering te versterken. Tot slot heeft ze er ook op gewezen dat er geen amalgaam mag worden gemaakt van radicale islamisten en moslimburgers. Vandaag kunnen er meer details van het plan en een timing worden bekend gemaakt. Het OCAD zal de implementatie van het ‘plan radicalisme’ of ‘plan R’ coördineren. Het plan heeft als doel de weerslag van radicale individuen en groeperingen op te sporen, in het oog te houden en te beperken. Het plan R moet behouden blijven en zelfs worden versterkt, meer bepaald door de thema’s op een meer regelmatige basis op beleidsniveau ter sprake te brengen. Het plan R zal verschillende maatregelen bevatten die uiteraard in overleg met de verschillende regeringsleden, vooral de minister van Justitie, zullen worden genomen. Het gaat om de volgende maatregelen: Maatregelen voor deradicalisering, zoals die ook in Noord‑Europa bestaan. Ze beogen reeds geradicaliseerde mensen uit het radicalisme halen. Maatregelen betreffende het verblijf op Belgische bodem en de toegang tot ons grondgebied, met inbegrip van de kwestie van de visa voor radicale predikers en de weerslag van een strafrechtelijke veroordeling op de nationaliteit. Maatregelen betreffende radicalisme op het internet, de criminalisering van onaanvaardbare gedragingen die rechtstreeks tot terrorisme leiden, in het bijzonder het publiekelijk opjutten tot terrorisme en het werven en trainen voor terroristische daden. Bovendien moeten we ons ook buigen over de beschikbare onderzoeksmaatregelen. Daarnaast is er een mogelijkheid om bepaalde gevaarlijke groeperingen te verbieden. Maatregelen van bestuurlijke politie, met name de duidelijkere wettelijke basis voor het verzamelen van gegevens over het radicalisme. Tot slot, maatregelen die moeten worden genomen op internationaal niveau, met name blijvend een aansporende rol spelen op het vlak van community policing, de COPPRA‑projecten in het kader van de Europese Unie, maar ook heel het internetaspect dat een Europese of een internationale benadering vergt. Het is de bedoeling dit alles te bespreken in de Ministerraad van 22 juni aanstaande. |
|||
M. Jurgen Ceder (Indépendant). – Le plan R a l’air formidable et je suis curieux d’en connaître la teneur. J’ai toutefois une réserve : il ne sert à rien de créer de nouveaux plans et de promulguer de nouvelles lois si les lois actuelles et les sanctions qu’elles prévoient ne sont pas complètement appliquées. J’étais présent à l’audience où M. Belkacem a été condamné à deux ans de prison, dont un an ferme. À la sortie, il s’est moqué de nous. Il n’a pas été arrêté à l’audience et savait qu’il n’effectuerait pas le moindre jour de sa peine d’emprisonnement. Sur quelqu’un comme Belkacem, pareille peine n’a aucun effet. Ses camarades l’accompagnaient en riant et ont descendu les escaliers en scandant des slogans. Une voiture l’attendait sur le trottoir. Tout le monde a pu le voir démarrer en trombe, en faisant crisser les pneus, le tout sous l’œil des caméras. La police est restée à le regarder. C’était comme s’il nous faisait un doigt d’honneur à nous et à nos lois. Le sentiment d’impunité a été du reste renforcé lorsque deux agents de police ont été agressés dans « l’État libre » de Molenbeek‑Saint‑Jean, qu’il s’ensuivit deux nuits de troubles et que l’on n’est quasiment pas intervenu contre les émeutiers. Voici mon message : poursuivez où c’est possible et veillez à ce que la peine soit effectuée après la condamnation. Dans le cas Belkacem cela signifie : retirez‑lui sa nationalité et extradez‑le au Maroc. |
De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). – Het plan R klinkt geweldig en ik ben benieuwd wat het zal inhouden. Ik heb echter een bedenking: het helpt niet nieuwe plannen te maken en nieuwe wetten uit te vaardigen als de bestaande wetten en de daaraan gekoppelde sancties niet volledig worden toegepast. Ik was aanwezig op de rechtszitting waar de heer Belkacem tot twee jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, waarvan één jaar effectief. Bij het buitengaan lachte hij ons uit, en zei: ‘volgende keer beter’. Hij werd niet onmiddellijk aangehouden en wist dat hij nooit één dag van die gevangenisstraf zou uitzitten. Op iemand als Belkacem maakt zo een straf geen indruk. Zijn kameraden liepen lachend en scanderend de trappen af. Er stond een wagen op hem te wachten op de stoep. Iedereen kon hem, onder het oog van de camera, met gierende banden zien wegscheuren. De politie stond ernaar te kijken. Het was alsof hij een middenvinger wou uitsteken naar ons en naar onze wetten. Het gevoel van straffeloosheid wordt trouwens in de hand gewerkt wanneer twee politieagenten in ‘de vrijstaat’ Sint‑Jans‑Molenbeek worden aangevallen, er vervolgens twee nachten rellen zijn en er nauwelijks tegen de herrieschoppers wordt opgetreden. Mijn boodschap is: vervolg waar het kan en zorg dat de straf na een veroordeling wordt uitgezeten. In het geval Belkacem betekent dat: neem hem zijn nationaliteit af en lever hem uit aan Marokko. |
|||
M. Filip Dewinter (VB). – Á la différence d’autres pays, le nôtre a peu l’expérience des organisations radicales, fondamentalistes, salafistes. Sharia4Belgium prend exemple sur l’organisation Islam4UK de Choudary. Choudary en est à sa quatrième organisation, Islam4UK ayant été interdite il y a quelques années au Royaume‑Uni. Entre‑temps a été fondée l’organisation Muslims Against Crusades dont Choudary est le porte‑parole. J’espère que le plan R ne contient aucun agenda caché, à savoir qu’il ne doit pas servir contre les organisations musulmanes radicales mais viser surtout d’autres organisations et partis. L’avenir nous le dira. Nous avons quelque expérience dans ce domaine. Plutôt que de confectionner toutes sortes de nouvelles lois, on ferait mieux d’appliquer les lois en vigueur comme le retrait de la nationalité belge et l’extradition vers le Maroc demandée depuis longtemps. Nous n’avons pas besoin d’un plan R mais d’un plan « I », un plan « Islam », pour s’occuper de l’islam et repousser l’islamisation. Nous devons repousser l’islam radical, qui se meut comme un poisson dans l’eau dans ce pays. Tant que l’islam ne sera pas bridé, tant que la reconnaissance et la subsidiation ne lui sont pas retirées, l’islam radical trouvera toujours davantage de partisans. |
De heer Filip Dewinter (VB). – Ons land heeft weinig ervaring met radicale, fundamentalistische, salafistische organisaties, in tegenstelling tot andere landen. Sharia4Belgium heeft een voorbeeld aan de organisatie Islam4UK van Choudary. Choudary is aan zijn vierde organisatie toe, want ook Islam4UK werd enkele jaren geleden in het Verenigd Koninkrijk verboden. Intussen werd de organisatie Muslims Against Crusades opgericht, waarvan Choudary de woordvoerder is. Ik hoop dat het plan R geen verborgen agenda inhoudt, namelijk, dat het niet moet dienen tegen radicale moslimorganisaties, maar vooral andere organisaties en partijen viseert. Dat zal de toekomst uitwijzen. We hebben enige ervaring op dat vlak. Veel beter nog dan allerlei nieuwe wetten te maken is inderdaad de bestaande wetten toepassen, zoals het afnemen van de Belgische nationaliteit en de al lang gevraagde uitwijzing naar Marokko. We hebben geen plan R nodig, maar een ‘plan I’. Een ‘plan islam’, om de islam aan te pakken en de islamisering terug te dringen. We moeten de radicale islam, die zich als een vis in het water van de islam in dit land beweegt, terugdringen. Zolang de islam niet aan banden wordt gelegd, de erkenning en de subsidiëring van de islam niet wordt ingetrokken, zal de radicale islam steeds meer aanhangers vinden. |
|||
Mondelinge vraag van de heer Willy Demeyer aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie» (nr. 5‑581) |
||||
M. le président. – M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles, répondra. |
De voorzitter. – De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming, antwoordt. |
|||
M. Willy Demeyer (PS). – Le dernier projet de loi‑programme, pour lequel le gouvernement a demandé l’urgence, envisage de permettre la rétribution de missions de police administrative par la police fédérale. Concrètement, le particulier acquerrait la possibilité d’acheter du temps de travail policier ou, en d’autres termes, d’acheter des tâches de police administrative fédérale. Or la police fédérale exécute déjà des tâches administratives qui la détournent de ses missions d’intérêt général. Ce qu’elle obtiendrait en l’occurrence, c’est la possibilité de faire payer ces missions par les particuliers. Sans agiter le spectre de la grande marchandisation du service public de la police, on doit à mon sens se demander comment l’introduction d’un troisième terme, à savoir l’argent, risque d’affecter le rapport déjà complexe qu’on cherche à nouer entre police et démocratie. Dans une société démocratique, le pouvoir de requérir les services de la police devrait être, je crois, équitablement partagé. Dans ce cadre, je souhaiterais savoir comment la ministre conçoit la réglementation du marché de la police fédérale. Quelles sont, d’une part, les missions de police administrative dont il est envisagé de permettre la rétribution et quels sont, d’autre part, les garde‑fous prévus afin d’éviter une appropriation privée de la force publique ? |
De heer Willy Demeyer (PS). – Het jongste ontwerp van programmawet, waarvoor de regering de hoogdringendheid heeft gevraagd, strekt ertoe de een retributie mogelijk te maken voor de opdrachten van bestuurlijke politie door de federale politie. Concreet zal de particulier de mogelijkheid verwerven politiewerktijd aan te schaffen, of met andere woorden, federale bestuurlijkepolitietaken te kopen. De federale politie voert nu al bestuurstaken uit die haar beletten haar opdrachten van algemeen belang uit te voeren. Nu krijgt ze de mogelijkheid om die taken te laten betalen door de particulieren. Ik wil niet met het spookbeeld van de uitverkoop van de openbare dienstverlening van de politie dreigen, maar we moeten ons afvragen of de introductie van een derde factor, namelijk geld, geen aantasting vormt van de al ingewikkelde verhouding tussen politie en democratie. In een democratische samenleving moet de macht om politiediensten te vorderen, billijk verdeeld zijn. Hoe ziet de minister de reglementering van de markt van de federale politie? Voor welke opdrachten van bestuurlijke politie wordt gedacht aan een vergoeding en in welke beschermingsmechanismen wordt voorzien om te vermijden dat de openbare macht privébezit wordt? |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles. – Je vous lis la réponse de la ministre. Il n’existe pas, à l’heure actuelle, de liste des missions de police administrative pour lesquelles une rétribution peut‑être perçue par la police fédérale. Un arrêté royal est en voie d’être finalisé. Il est élaboré dans la même philosophie prudente suivie pour l’arrêté pris en exécution de l’article 90 de la loi sur la police intégrée, qui concerne la police locale et qui vient d’être finalisé. Cet arrêté avait fait l’objet de plusieurs consultations. Je ne manquerai pas de venir expliquer en détail au parlement l’adoption de ce texte. Il n’est pas question de rendre payantes les missions de base de la police, il est question de limiter cette liste à des cas précis pour des missions bien définies. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – Ik lees het antwoord van mevrouw Milquet. Op dit ogenblik bestaat er nog geen lijst van opdrachten van bestuurlijke politie waarvoor de federale politie een vergoeding kan ontvangen. Een koninklijk besluit is bijna klaar. Het wordt uitgewerkt vanuit dezelfde voorzichtige opvatting als voor het besluit in verband met de lokale politie, in uitvoering van artikel 90 van de wet op de geïntegreerde politie, dat pas klaar is. Voor dat besluit werd uitgebreid advies ingewonnen. Ik zal de goedkeuring van die tekst in detail komen toelichten aan het parlement. Het is uitgesloten dat basisopdrachten van de politie betalend worden. De lijst van de diensten waarvoor zal worden betaald, wordt beperkt tot precieze gevallen voor welomschreven opdrachten. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Fatiha Saïdi aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over «de onderhoudswerken van baan 25R van Brussels International Airport» (nr. 5‑582) |
||||
Mme Fatiha Saïdi (PS). – Des travaux importants seront entrepris durant les deux ou trois premières semaines du mois d’août sur la principale piste de décollage 25 droite de Bruxelles‑National, entraînant sa fermeture. Toutefois, à ce jour, aucune communication officielle n’a été diffusée sur la fermeture de la piste préférentielle 25 droite. Les informations sur l’alternative envisagée ne sont pas rassurantes : au décollage la piste 07 droite et à l’atterrissage la piste 02 vont concentrer en permanence, de jour comme de nuit, tous les mouvements. Cette concentration est en contravention avec les instructions de l’Organisation de l’Aviation Civile Internationale en matière d’observations météorologiques. En effet, pour garantir la sécurité des passagers, c’est principalement le vent qui détermine réellement quel schéma de piste est applicable. Par ailleurs, l’arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 17 mars 2005, confirmé le 14 septembre 2006 par la Cour de cassation, interdit toute utilisation illicite et abusive de la piste d’atterrissage 02, sous peine d’astreintes de 25 000 euros par atterrissage illicite. Pourriez‑vous, monsieur le secrétaire d’État, nous confirmer le planning des travaux et nous informer des alternatives prévues pour assurer une bonne répartition des nuisances et répondre au mieux à l’arrêt de la Cour d’appel de Bruxelles du 17 mars 2005 ? |
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – Gedurende de eerste twee of drie eerste weken van augustus zullen er grote werken gebeuren aan de startbaan 25 rechts van de luchthaven Brussel‑Nationaal. Hiervoor moet de baan gesloten worden. Tot hier toe werd nog geen enkele officiële mededeling verspreid over de sluiting van voorkeursbaan 25 rechts. De inlichtingen over een mogelijk alternatief zijn niet geruststellend: alle bewegingen zullen permanent, dag en nacht geconcentreerd worden, de starts op baan 07 rechts en de landingen op baan 02. Deze concentratie druist in tegen de richtlijnen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Om de veiligheid van de passagiers te garanderen is het immers hoofdzakelijk de windrichting die bepaalt welk baanschema van toepassing is. Het arrest van het hof van beroep van Brussel van 17 maart 2005, op 14 september 2006 bevestigd door het Hof van Cassatie, verbiedt elk ongeoorloofd gebruik van landingsbaan 02, met een dwangsom van 25 000 euro per verboden landing. Mijnheer de staatssecretaris, kunt u ons de planning van de werken bevestigen en ons meedelen in welke alternatieven werd voorzien om een goede verdeling van de overlast te garanderen, dat het best aansluit bij het arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 17 maart 2005? |
|||
M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité et aux Réformes institutionnelles. – Je salue, madame la sénatrice, la vigilance avec laquelle vous suivez la problématique. Lors du Forum de concertation pour l’aéroport, nous avons appris que d’importants travaux seraient réalisés en août 2012 autour de la principale piste de décollage 25 droite de Bruxelles‑National. Aucune confirmation officielle ne m’est toutefois encore parvenue. La piste 25 droite serait fermée pendant deux semaines, entraînant une absence de tout survol au‑dessus des zones 1 (Diegem‑Noordrand) et 5 (Steenokkerzeel‑Kampenhout). Je peux vous communiquer le détail des pistes concernées. J’ai adressé un courrier en date du 23 mai à Brussels Airport et à Belgocontrol leur demandant, dans le respect de l’arrêt de la Cour d’appel du 17 mars 2005, d’éviter la concentration totale des vols sur une seule zone pour l’atterrissage et une seule autre pour le décollage ; il entrait visiblement dans les intentions des acteurs concernés de mettre exclusivement le schéma atterrissages 02 et décollages 07 droite en service pendant les quinze jours. Une première réunion de préparation s’est tenue à l’aéroport le 25 mai dernier, la seconde aura lieu ce 8 juin. Neuf schémas alternatifs d’utilisation des pistes ont pu être retenus afin d’éviter que les zones 3 (Woluwe‑Wezembeek) et 4 (Kortenberg‑Heverlee) ne soient survolées en permanence. Des schémas alternatifs d’utilisation des pistes, équilibrés et assurant une répartition équitable avec survol des zones 2 (Zaventem Village) et 6 (Wambeek‑Perk) pourraient être mis en service durant les travaux à la piste 25 droite, pour autant que la sécurité, la capacité aéroportuaire et les conditions climatiques le permettent. Une analyse de Belgocontrol sera présentée demain à mon cabinet, en ciblant les périodes plus calmes pendant lesquelles, à condition que le vent soit faible et stable, tous les schémas alternatifs pourraient être utilisés. En ce qui concerne l’information au public, je regrette également qu’aucune information officielle n’ait été adressée aux bourgmestres des communes riveraines et aux associations de riverains. Pourtant, dès le 23 janvier 2012 j’avais adressé un courrier à Brussels Airport et à. Belgocontrol leur demandant de développer une communication proactive lors des fermetures de pistes. Le Service de Médiation donne régulièrement des informations sur les fermetures de pistes mais ne dispose pas toujours de données objectives suffisantes de la part des exploitants aéroportuaires ; ce système devrait être amélioré. Soyez assurée de ma volonté de trouver une solution équilibrée dans l’organisation des vols en août 2012 lors de la fermeture totale de la principale piste de décollage 25 droite. Je mettrai tout en œuvre pour assurer une bonne répartition des survols tout en respectant l’arrêt de la Cour d’appel du 17 mars 2005 relatif aux conditions d’utilisation de la piste d’atterrissage 02. |
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. – Ik waardeer de waakzaamheid waarmee u de problematiek volgt. Op het Overlegforum voor de luchthaven hebben we vernomen dat er in augustus 2012 belangrijke werken zullen gebeuren rondom de hoofdstartbaan 25 rechts van Brussel‑Nationaal. Ik heb tot hiertoe evenwel nog geen enkele officiële bevestiging. Baan 25 rechts zal gedurende twee weken gesloten zijn, met als gevolg dat geen enkele vlucht kan plaatsvinden boven de zones 1 (Diegem‑Noordrand) en 5 (Steenokkerzeel‑Kampenhout). Ik kan u de details van de betrokken banen doorgeven. Op 23 mei heb ik Brussels Airport en Belgocontrol een brief gestuurd met de vraag om, in naleving van het arrest van het hof van beroep van 17 maart 2005, een totale concentratie van vluchten over één enkele zone voor de landing en één enkele andere zone voor de start te vermijden. De betrokken actoren zijn duidelijk van plan gedurende de vijftien dagen uitsluitend het baanschema landing 02 en vertrek 07 rechts aan te houden. Op 25 mei jongstleden was er op de luchthaven een eerste voorbereidende vergadering, op 8 juni volgt er een tweede. Er konden negen alternatieve schema’s voor een gebruik van de banen in aanmerking worden genomen om te vermijden dat de zones 3 (Woluwe‑Wezembeek) en 4 (Kortenberg‑Heverlee) voortdurend worden overvlogen. Er zijn alternatieve baanschema’s mogelijk, die evenwichtig zijn en een rechtvaardige verdeling van de vluchten garanderen over de zones 2 (Zaventem Dorp) en 6 (Wambeek‑Perk) tijdens de werken aan baan 25 rechts, voor zover de veiligheid, de luchthavencapaciteit en de klimaatvoorwaarden het toelaten. Belgocontrol zal morgen op mijn kabinet een analyse voorstellen en de kalmere periodes bepalen waarin, op voorwaarde dat er weinig en stabiele wind is, alle alternatieve schema’s kunnen worden benut. Wat de informatie aan de bevolking betreft, betreur ik dat er geen enkele officiële informatie werd gericht aan de burgemeesters van de omliggende gemeenten en aan de verenigingen van omwonenden. Ik heb nochtans al op 23 januari 2012 een brief gestuurd aan Brussels Airport en aan Belgocontrol met de vraag aan proactieve communicatie te doen bij de sluiting van banen. De Ombudsdienst geeft regelmatig inlichtingen over de sluiting van banen, maar beschikt nog altijd niet over voldoende objectieve gegevens van de luchthavenuitbaters; het systeem moet worden verbeterd. Ik ben vast van plan om naar een evenwichtige oplossing te zoeken voor de organisatie van de vluchten in augustus 2012 bij de totale sluiting van de belangrijkste startbaan 25 rechts. Ik zal alles in het werk stellen om een goede verdeling van de vluchten te garanderen, met naleving van het arrest van het hof van beroep van 17 maart 2005 aangaande de gebruiksvoorwaarden van landingsbaan 02. |
|||
(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.) |
(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.) |
|||
Mme Fatiha Saïdi (PS). – Si le secrétaire d’État n’a pas été informé, c’est encore plus grave ! Cela dit, sans contester ni remettre en question la nécessité des travaux, je signale que ce n’est pas la première fois que nous sommes victimes d’un manque de communication. Des solutions structurelles doivent être envisagées pour informer le bourgmestre et les riverains concernés. Je compte sur votre vigilance à ce sujet. |
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – Als de staatssecretaris niet geïnformeerd werd, dan is het nog erger! Ik wil de noodzaak van de werken niet betwisten, maar het is niet de eerste keer dat we het slachtoffer zijn van een gebrek aan communicatie. Er moeten structurele maatregelen komen om de betrokken burgemeesters en de omwonenden te informeren. Ik reken op uw waakzaamheid in dat verband. |
|||
Verwelkoming van een buitenlandse delegatie |
||||
Mme la présidente. – Je voudrais saluer la présence parmi nous du président du Bundesrat, M. Horst Seehofer, qui nous fait l’honneur de sa visite en compagnie d’une délégation. Je lui souhaite un séjour fructueux parmi nous. (Applaudissements sur tous les bancs) |
De voorzitster. – Ik begroet de heer Horst Seehofer, voorzitter van de Duitse Bondsraad, die vandaag de Senaat bezoekt met een delegatie. Ik wens haar een vruchtbaar verblijf in ons midden toe. (Algemeen applaus) |
|||
Mondelinge vragen |
||||
Mondelinge vraag van de heer Jacky Morael aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak en de bedreiging voor de privacy» (nr. 5‑586) |
||||
M. Jacky Morael (Ecolo). – Dans l’espoir d’une réponse valide du gouvernement sur un projet qui suscite la polémique, je fais appel au ministre des Affaires étrangères car je sais qu’il est adepte des réseaux sociaux Facebook et Twitter. Les commissions concernées du parlement européen examinent en ce moment l’opportunité de ratifier l’accord commercial anti contrefaçon mieux connu sous le nom d’Acta. Ce projet suscite la polémique tant dans la société civile que parmi les spécialistes. Comme les parlements des autres États membres, les parlements belges seront amenés à se prononcer après le parlement européen. Cet accord signé entre quelques grandes puissances organise les droits de propriété intellectuelle au niveau mondial concernant les œuvres culturelles, les médicaments, les semences, etc. Certaines mesures impliquent la fin de l’internet libre et ouvert, aux seules fins, prétendument, du respect des droits d’auteur. Cette convention transforme en effet les fournisseurs d’accès à internet en véritables policiers de la toile et les charge d’organiser une surveillance généralisée des activités des internautes, même si elles sont parfaitement légales. Concrètement, Acta permet que le fournisseur d’accès communique l’adresse IP. Or celle‑ci identifie l’ordinateur d’un citoyen, d’une famille ou d’une communauté, et est a priori strictement privée. Acta vise ainsi des millions d’internautes respectueux des lois. Ce projet d’accord est largement dénoncé tant par la société civile que par certains groupes du parlement européen, dont les Verts, certains commissaires européens qui ont affiché ostensiblement et publiquement leur scepticisme voire leur hostilité, certains États membres ainsi que le contrôleur européen de la protection des données, car cet accord bafoue les droits fondamentaux des citoyens en matière de respect de la vie privée. À ce stade, les élus européens membres des commissions des Libertés civiles, de l’Industrie et des Affaires juridiques ont purement et simplement rejeté l’accord à une large majorité. Un test crucial aura lieu le 21 juin quand la commission du Commerce international traitera la question. Comme on le sait, des lobbies se sont mis en marche, un peu comme dans le dossier relatif à l’échange de données privées en matière de sécurité entre les États‑Unis et l’Union européenne. Jusqu’à présent, le gouvernement belge s’est illustré par son grand silence. Quelle garantie le ministre peut‑il donner quant au respect de la vie privée des internautes face à un tel projet d’accord ? Partage‑t‑il l’avis de certains commissaires européens et des commissions européennes sur le sujet ? Vous savez qu’une manifestation anti‑Acta aura lieu le 9 juin prochain à Bruxelles. Je ne sais pas si votre agenda vous permettra d’y assister mais, pour ma part, j’y participerai. J’espère obtenir une réponse qui validera officiellement la position du gouvernement. |
De heer Jacky Morael (Ecolo). – In de hoop op een geldig antwoord van de regering over een polemisch ontwerp, doe ik een beroep op de minister van Buitenlandse Zaken, aangezien ik weet dat hij een aanhanger is van sociale netwerken als Facebook en Twitter. De betrokken commissies van het Europees parlement onderzoeken op dit ogenblik de opportuniteit van de ratificatie van ACTA, de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak. Dat ontwerp veroorzaakt een polemiek, zowel in de samenleving als onder specialisten. Net zoals de parlementen van de andere lidstaten, zullen de Belgische parlementen zich na het Europese parlement uitspreken. De handelsovereenkomst die enkele grootmachten hebben gesloten, regelt de rechten van de intellectuele eigendom van culturele werken, medicijnen, zaden, enzovoort, op mondiaal niveau. Sommige maatregelen, die zogenaamd als enige doel het respect voor de auteursrechten hebben, betekenen het einde van het vrije en open internet. Die overeenkomst transformeert de internetproviders immers tot een echte politie van het web en belast hen met de organisatie van een algemeen toezicht op de activiteiten van de internetgebruikers, zelfs al zijn die activiteiten volkomen legaal. Concreet staat ACTA toe dat de provider het IP‑adres meedeelt. Dat adres identificeert de pc van een persoon, een gezin of een gemeenschap en is a priori strikt privé. ACTA heeft het op miljoenen internetgebruikers gemunt die de wetten naleven. Dit ontwerp stuit op grote tegenkanting van zowel de civiele samenleving als van bepaalde groepen van het Europees parlement – waaronder de Groenen –, van sommige Europese commissarissen die hun scepticisme en zelfs hun vijandigheid openlijk en publiek hebben tentoongespreid, van sommige lidstaten evenals van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, aangezien die overeenkomst de fundamentele rechten van de burgers op het vlak van de bescherming voor het privéleven met de voeten treedt. Op dit ogenblik hebben de Europese verkozenen van de commissies van de Burgerlijke vrijheden, van de Industrie en van Juridische zaken het akkoord met een ruime meerderheid verworpen. Op 21 juni, als de commissie Internationale handel de kwestie behandelt, vindt een cruciale test plaats. De lobby’s zijn in gang geschoten, een beetje zoals in het dossier over de uitwisseling van privégegevens inzake de veiligheid tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Tot op heden heeft de Belgische regering zich in stilzwijgen gehuld. Welke garantie kan de minister verlenen met betrekking tot het respect voor de privacy van internetgebruikers in het licht van een dergelijk ontwerpakkoord? Deelt hij de mening van sommige Europese commissarissen en commissies over dit onderwerp? Op 9 juni wordt in Brussel een betoging tegen ACTA gehouden. Ik weet niet of de minister zich kan vrijmaken, maar ik neem er in ieder geval aan deel. Ik hoop een antwoord te krijgen dat als officieel standpunt van de regering geldt. |
|||
M. Didier Reynders, vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. – Je vous remercie de me donner à nouveau l’opportunité d’exprimer la position du gouvernement sur un dossier en cours depuis un certain temps et qui ne risque pas de se conclure avant quelques mois, voire quelques années. Cet accord provoque effectivement une certaine agitation et, comme vous l’avez indiqué, le texte est actuellement entre les mains du parlement européen. La procédure suit son cours ; je ne reprendrai pas les remarques émises par les différentes commissions qui examinent ce texte. Vous avez mis l’accent sur le respect des droits fondamentaux des internautes. La Commission européenne a décidé de consulter la Cour de justice de l’Union européenne sur la compatibilité de l’accord avec le Traité de l’Union en matière de droits fondamentaux. J’ai d’ailleurs eu l’occasion de soutenir sur ce point le commissaire européen Karel De Gucht en charge de cette matière. La procédure a été lancée formellement ce 11 mai et pourrait durer douze à vingt‑quatre mois. Il apparaît dès lors logique d’attendre l’avis de la Cour de justice de l’Union européenne avant de se prononcer plus avant sur la question du respect des droits fondamentaux. C’est la position adoptée par la Belgique et les autres États membres de l’Union européenne lors du Conseil Affaires étrangères Commerce de mars dernier. Nous nous en tenons donc à cette position. Des avis ont été émis dans des sens très divers. Le gouvernement comprend les préoccupations évoquées, mais la procédure choisie me paraît être la bonne, à savoir demander à la Cour de justice si cet accord est compatible ou non avec les droits fondamentaux reconnus aux citoyens de l’Union. |
De heer Didier Reynders, vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. – Ik dank de senator dat hij mij de gelegenheid geeft om het standpunt van de regering over dit dossier nogmaals uiteen te zetten. Dit dossier is al een tijd hangende en dreigt nog enkele maanden, zelfs nog enkele jaren, aan te slepen. Deze overeenkomst brengt inderdaad een zekere opschudding teweeg. De tekst is momenteel in handen van het Europees parlement. De procedure verloopt normaal. Ik zal de opmerkingen van de verschillende commissies die de tekst onderzoeken niet herhalen. De senator onderstreepte de eerbied voor de grondrechten van de internetgebruikers. De Europese commissie heeft besloten het Hof van Justitie van de Europese Unie te raadplegen over de overeenstemming van de overeenkomst met het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Ik heb Europees commissaris Karel De Gucht, die met deze materie is belast, overigens gesteund op dat punt. De procedure is op 11 mei officieel van start gegaan en kan twaalf tot vierentwintig maanden duren. Het is dus logisch om het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie af te wachten alvorens ons ten volle uit te spreken over het respect voor de grondrechten. Die houding hebben België en de andere lidstaten van de Europese Unie ingenomen op de Raad Buitenlandse Zaken‑Handel in maart jongstleden. We houden ons dus aan dat standpunt. Er werden zeer verschillende adviezen gegeven. De regering begrijpt de opgeworpen bekommernissen, maar de gekozen procedure lijkt me juist, namelijk aan het Hof van Justitie vragen of die overeenkomst al dan niet verenigbaar is met de grondrechten die aan de burgers van de Unie zijn toegekend. |
|||
M. Jacky Morael (Ecolo). – Je remercie le vice‑premier ministre de sa réponse qui me déçoit cependant quelque peu. Si le calendrier prévu au parlement européen est maintenu, à savoir un vote au mois de juin, le fait d’attendre l’avis de la Cour de justice de l’Union européenne me paraît problématique. J’aurais souhaité une attitude plus valeureuse du gouvernement, un peu comme celle relative à la licence globale face au projet HADOPI défendu, en son temps, par votre groupe parlementaire et retiré depuis lors. Je ne manquerai pas de vous interroger à nouveau sur le point de savoir si le gouvernement considère que le respect des droits fondamentaux, de la liberté individuelle et de la confidentialité des communications prime sur toute autre considération, a fortiori commerciale. |
De heer Jacky Morael (Ecolo). – Ik dank de minister voor zijn antwoord, dat me toch enigszins ontgoochelt. Als de timing van het Europees parlement, namelijk, een stemming eind juni, wordt gehandhaafd, dan vormt het wachten op het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie een probleem. Ik had graag gehad dat de regering zich moediger opstelde, een beetje zoals ze dat heeft gedaan bij de globale licentie in verband met het HADOPI‑ontwerp, dat destijds werd verdedigd door de parlementaire fractie van de minister en sindsdien is ingetrokken. Ik zal de minister later opnieuw vragen of voor de regering het respect voor de grondrechten, de individuele vrijheden en de vertrouwelijkheid van communicatie voorrang hebben op andere, a fortiori commerciële, overwegingen. |
|||
Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Rwandese steun aan rebellie in Oost‑Congo en de schizofrene houding van België» (nr. 5‑589) |
||||
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – L’Est du Congo est à nouveau la proie de terribles violences, avec pour conséquence de nombreux morts et des milliers de réfugiés. Le CNDP, un groupe de rebelles soutenu par le Rwanda, a repris les armes. Un rapport confidentiel de la mission de paix des Nations‑Unies MONUSCO a été divulgué par la BBC ; il constate que des civils, dont beaucoup de jeunes, sont recrutés au Rwanda, équipés par l’armée rwandaise et escortés par des militaires rwandais jusqu’au Congo, où ils sont contraints de se battre. Ceux qui refusent sont abattus. Onze rebelles qui ont déserté le confirment. Human Rights Watch a également publié un rapport recoupant et précisant ces constatations. La Belgique coopère étroitement avec le Rwanda comme avec le Congo, deux États partenaires de notre coopération au développement. Des militaires belges sont déployés dans la ville de Kindu et forment des instructeurs à l’académie militaire de Kananga. Depuis octobre 2009, la Belgique entraîne aussi le 321e bataillon. Notre pays appuie donc les militaires congolais qui luttent contre les rebelles mais simultanément nous apportons un large support financier au Rwanda, lequel soutient les rebelles et les engage au Congo. Cette situation schizophrène est intenable. Nous somme quasiment en guerre par puissances interposées. Comment le ministre réagit‑il aux rapports de l’ONU et de HRW, qui confirment que le Rwanda forme et appuie des rebelles combattant les militaires congolais que nous formons, avec pour résultat de nombreux réfugiés et victimes dans cette région déjà durement éprouvée ? Notre pays peut‑il encore coopérer sans condition avec le Rwanda ? Le ministre peut‑il préciser comment il fera concrètement en sorte que nos deux principaux partenaires africains cessent leurs hostilités ? Quel doit être le rôle précis de la MONUSCO ? |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Oost‑Congo wordt opnieuw geteisterd door zwaar geweld, met veel dodelijke slachtoffers en duizenden vluchtelingen tot gevolg. Een door Rwanda gesteunde rebellengroep, het CNDP, heeft de wapens weer opgenomen. Een vertrouwelijk rapport van de VN‑vredesmissie MONUSCO, dat wereldkundig werd gemaakt door de BBC, stelt vast dat burgers, onder wie veel jongeren, in Rwanda worden gerekruteerd, door het Rwandese leger bewapend en door Rwandese militairen naar Congo begeleid, waar ze tegen hun zin moeten vechten. Wie weigert, wordt afgemaakt. Elf gedeserteerde rebellen bevestigden dit. Ook Human Rights Watch publiceerde een rapport dat deze vaststellingen bevestigt en preciseert. België werkt nauw samen met zowel Rwanda als Congo, aangezien beide partnerlanden zijn in het kader van onze ontwikkelingssamenwerking. Belgische militairen zijn actief in de stad Kindu en leiden trainers op aan de militaire academie van Kananga. Sinds oktober 2009 traint België ook het 321e bataljon. Ons land steunt dus de Congolese militairen in hun strijd tegen de rebellen en tegelijkertijd steunen wij met veel geld Rwanda, dat rebellen ondersteunt en inzet in Congo. Deze schizofrene situatie is onhoudbaar. Wij zijn bijna betrokken bij een war by proxy. Hoe reageert de minister op de rapporten van de VN en van Human Rights Watch, die bevestigen dat Rwanda rebellen traint en ondersteunt om te vechten tegen Congolese militairen die wij op onze beurt trainen met als gevolg dat er vele vluchtelingen en slachtoffers zijn in een nu al zwaar getroffen regio? Kan ons land nog langer onvoorwaardelijk samenwerken met Rwanda? Kan de minister gedetailleerd aangeven hoe hij concreet gaat bewerkstelligen dat onze twee belangrijkste Afrikaanse partnerlanden stoppen met elkaar te blijven belagen? Wat moet de rol van MONUSCO precies zijn? |
|||
M. Didier Reynders, vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. – Je suis très préoccupé par la situation dans l’Est du Congo, surtout depuis que j’ai pris connaissance de ces rapports. Il y est question de violations de l’embargo du Conseil de sécurité des Nations Unies sur les livraisons d’armes à la RDC et de transgression de l’interdiction faite à Bosco Ntaganda de voyager hors du Congo. Au demeurant, le soutien que le Rwanda est accusé de fournir à cet ancien seigneur de guerre recherché par la Cour pénale internationale, s’il était confirmé, ne ferait qu’encourager l’impunité dans cette région. Je note cependant que le Rwanda nie catégoriquement apporter un quelconque soutien à M. Ntaganda et aux mutins du M23. Les informations diffusées initialement par la BBC et le rapport de Human Rights Watch sont basés sur un certain nombre de témoignages. Même s’ils sont convergents, il n’y a pour l’instant aucune preuve tangible de soutien matériel du Rwanda aux rebelles. Les Nations Unies enquêtent sur la question mais elles n’ont toujours pas publié de rapport confirmant ou infirmant ces accusations. Il faut en effet distinguer présence de Rwandais et véritable soutien des autorités rwandaises. Ces dernières mettent cependant à mal la coopération entre la RDC et le Rwanda, qui a permis la relative stabilisation de la région depuis fin 2008. Nos ambassadeurs à Kinshasa et à Kigali ont entrepris cette semaine des démarches bilatérales pour exhorter les deux pays à poursuivre le dialogue et collaborer dans la transparence aux enquêtes en cours. Le dialogue n’est pas rompu entre les deux pays. Selon mes informations, des contacts réguliers ont lieu, à l’échelon des ministres comme à celui des services de renseignements. Ce dialogue est vital, et nous devons l’encourager. Je me suis entretenu par téléphone avec le premier ministre du Congo et m’y rendrai cet été. À nos yeux, il est essentiel d’inciter les deux pays à un vrai dialogue sur la situation dans l’Est du Congo. Des messages en ce sens ont été émis ces derniers jours par plusieurs puissances occidentales. Nous préparons aussi une déclaration de l’Union européenne, qui devrait être diffusée dans quelques heures. J’espère que Mme Ashton suivra cette voie. Je m’en suis fait l’avocat devant les Nations Unies et nous avons reçu quelques indications de la MONUSCO. Un dialogue entre Kigali et Kinshasa est donc la meilleure manière de résoudre le conflit au Congo oriental. |
De heer Didier Reynders, vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. – Ik ben zeer bezorgd over de situatie in Oost‑Congo, vooral sinds ik kennis heb genomen van die rapporten. Ze spreken van een schending van het wapenembargo van de VN‑Veiligheidsraad voor de DRC en van een overtreding van het verbod voor Bosco Ntaganda om buiten het grondgebied van de DRC te reizen. Aan de andere kant wordt Rwanda beschuldigd van het verlenen van steun aan deze voormalige krijgsheer, die door het Internationaal Strafhof wordt gezocht. Indien dit bericht juist is, zal dit alleen maar de straffeloosheid in de regio aanmoedigen. Ik merk echter op dat Rwanda elke vorm van steun aan de heer Ntaganda en aan de muiters van de M23 categorisch ontkent. De informatie die aanvankelijk door de BBC werd verspreid, en het rapport van Human Rights Watch zijn gebaseerd op verschillende getuigenissen. Zelfs als die overeenstemmen, levert dit nog altijd geen tastbaar bewijs dat Rwandese autoriteiten de rebellen in Oost‑Congo van materiële steun voorzien. De VN onderzoeken de kwestie maar hebben nog altijd geen rapport uitgebracht dat de beschuldigingen bevestigt of weerlegt. Er is nu eenmaal een verschil tussen de aanwezigheid van Rwandezen en echte steun van de Rwandese overheid. Dit laatste ondermijnt de samenwerking tussen de DRC en Rwanda, die de basis vormt van de relatieve stabilisering van de regio sinds einde 2008. Onze ambassadeurs in Kinshasa en Kigali hebben deze week bilaterale stappen ondernomen om de twee landen aan te moedigen de dialoog voort te zetten en transparant mee te werken aan de lopende onderzoeken. De dialoog tussen de twee landen is niet verbroken. Ik begrijp dat er regelmatig contacten plaatsvinden op ministerieel niveau en op het niveau van de inlichtingendiensten. Dat is een zeer belangrijke dialoog, die we zeker moeten aanmoedigen. Ik heb telefonisch contact gehad met de eerste minister van Congo en ik zal in de zomer ook nog naar Congo gaan. Het is voor ons zeer belangrijk de twee landen te vragen een echte dialoog tot stand te brengen over de situatie in Oost‑Congo. Een aantal westerse landen hebben de afgelopen dagen dezelfde berichten gestuurd. We werken ook aan een verklaring van de Europese Unie, die normaal gezien de komende uren zal worden uitgebracht. Ik hoop dat mevrouw Ashton ook die richting zal volgen. Ik heb dit ook bij de Verenigde Naties bepleit en we hebben tevens enkele indicaties gekregen van de MONUSCO. De beste oplossing is dus een dialoog tussen Kigali en Kinshasa om de situatie in Oost- Congo op te lossen. |
|||
Mme Nele Lijnen (Open Vld). – Je remercie le ministre de sa réponse. Il prône le dialogue diplomatique. Personnellement, j’estime que la Belgique devrait donner un signal plus fort. Un journaliste belge s’est demandé combien de temps encore nous nous confinerons dans un rôle de spectateur et allouerons annuellement 180 millions d’euros à des pays qui s’entre‑déchirent. Je trouve que nous devons aller plus loin que le pur cadre de la diplomatie. |
Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik stel vast dat de weg van de hoogste diplomatie wordt gevolgd. Toch vind ik persoonlijk dat België een krachtiger signaal zou kunnen geven. Een Belgisch journalist heeft zich afgevraagd hoelang we nog kunnen toekijken en 180 miljoen euro per jaar uitgeven aan landen die elkaar naar de strot vliegen. Ik vind dat we verder moeten gaan dan alleen maar diplomatiek te onderhandelen. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), ondertekend te Brussel op 2 februari 2012 (Stuk 5‑1598) |
||||
Algemene bespreking |
||||
Mme la présidente. – M. De Groote et Mme Matz se réfèrent à leur rapport écrit. |
De voorzitster. – De heer De Groote en Mevrouw Matz verwijzen naar hun schriftelijk verslag. |
|||
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Madame la présidente, chers collègues, nous voilà enfin amenés à nous prononcer sur le fameux traité instituant le Mécanisme européen de stabilité. Mon groupe est un groupe fédéraliste européen convaincu depuis toujours. Nous sommes persuadés que c’est en nous montrant solidaires que nous dépasserons la tourmente. La question est bien le coût de cette solidarité pour ceux qui en bénéficieront. Nous avions déjà marqué notre inquiétude à cet égard lors de la modification de l’article 136 du Traité européen. Je dois dire que nous ne sommes toujours pas rassurés puisqu’il apparaît que le remède pourrait être pire que le mal qu’il entend combattre. Bien que rien n’apparaisse aussi clairement dans le texte et ses articles, l’exposé des motifs est très clair. Le ministre a confirmé en commission que l’octroi d’une assistance financière dans le cadre du MES sera conditionnée à la ratification de ce que l’on appelle communément la « règle d’or ». Or en période de conjoncture difficile, des déficits consécutifs à des investissements porteurs d’avenir devraient être autorisés à titre transitoire pour laisser des marges de manœuvre suffisantes aux États membres. L’objectif devrait être de mener dès à présent des politiques sociales, économiques et environnementales adéquates. Les Verts défendent depuis le début l’idée que l’austérité ne peut être le seul horizon européen et qu’il faut intégrer le développement durable comme réponse à la crise. Le débat politique évolue puisque diverses voix s’élèvent enfin en faveur de ce changement de cap. C’est un pas mais alors, il faut s’entendre sur ce qu’est la relance. S’il s’agit de refaire ce qui a été fait précédemment, avec les résultats que nous connaissons, il n’en est évidemment pas question. Nous plaidons pour que l’Europe et ses États membres mettent en place, à côté de la nécessaire régulation du système bancaire, des politiques de redéploiement économique et durable dans des filières porteuses d’activités, d’emplois et de bien‑être, par exemple. Comment envisager de telles politiques sans marges de manœuvre budgétaire ? Si le MES s’accompagne en fait de mesures d’austérité, il s’agit d’un jeu de dupes auquel Ecolo ne participera pas. Nous n’accordons toujours pas de blanc‑seing à cette majorité. Par conséquent, nous nous abstiendrons à nouveau. |
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). – Vandaag wordt ons gevraagd in te stemmen met het veelbesproken Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme. Onze fractie is altijd al een voorstander geweest van het Europees federalisme. We zijn ervan overtuigd dat we noodsituaties kunnen overwinnen door ons solidair op te stellen. Een prangende vraag is evenwel wat de prijs zal zijn van die solidariteit voor degene die er een beroep op doen. Onze ongerustheid hierover hebben we al kenbaar gemaakt naar aanleiding van de wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. We zijn nog niet gerustgesteld omdat de remedie erger zou kunnen zijn dan de kwaal. Ofschoon dat niet expliciet vermeld wordt in de tekst, is de toelichting wel zeer duidelijk. De minister heeft in de commissie bevestigd dat de voorwaarde voor toekenning van financiële steun in het kader van het ESM de naleving is van de ‘gouden regel’ van het begrotingsevenwicht. In tijden van laagconjunctuur echter, zouden de lidstaten enige manoeuvreerruimte moeten krijgen om tijdelijk toekomstgerichte investeringen te doen, ook al kunnen die leiden tot een begrotingstekort. Het zou hen toelaten alvast een aangepast sociaal, economisch en milieubeleid te voeren. De groenen verdedigen al van meet af aan de idee dat besparen niet het enige Europese motto mag zijn en dat duurzame ontwikkeling moet worden gehanteerd als antwoord op de crisis. Er is wel een evolutie in het politieke debat. Her en der gaan stemmen op voor deze koerswijziging. Dat is positief, maar de vraag is dan wel wat men onder relance verstaat. Het kan niet de bedoeling zijn op dezelfde weg verder te gaan. Wat wij voorstaan is dat Europa en de lidstaten, naast de noodzakelijke regulering van de banksector, ook werk maakt van een duurzame economische herstructurering in toekomstgerichte sectoren die banen en welzijn kunnen opleveren. Hoe kan zoiets overwogen worden zonder enige budgettaire manoeuvreerruimte? Als het ESM alleen dient om besparingsmaatregelen door te drukken, dan lopen we daar niet in en zal Ecolo daar niet aan meewerken. We geven deze meerderheid niet zomaar een blanco cheque. We zullen ons dus opnieuw onthouden. |
|||
M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Nous avons déjà eu un débat intéressant avec le ministre en commission et nous pouvons encore discuter ici de quelques points importants. La capacité de prêt maximale initiale du Mécanisme européen de stabilité (MES) est fixée à 500 milliards d’euros. Ce capital social du MES est réparti en parts libérées et parts appelables. Après l’entrée en vigueur, probablement le 1er juillet 2012, les États membres de l’UE verseront dans les caisses du MES, sur une période de deux ans, un montant de 80 milliards d’euros. Ce montant est donc immédiatement disponible pour le MES. Mais le MES emprunte la plus grande partie des fonds sur le marché des capitaux. Les États membres donneront à cet effet des garanties de crédit à concurrence de quelque 420 milliards d’euros. En d’autres termes, les États membres tiennent à disposition 420 milliards d’euros en tant que garantie de crédit pour les obligations du MES. Ainsi, les dix‑sept pays participants de la zone euro, et donc les citoyens de ces pays, sont garants des prêts qu’octroiera le MES. Si l’argent ne peut pas être remboursé par un pays emprunteur, le MES fera appliquer les garanties dans lesquelles, selon la clé de répartition, la Belgique détient une part de 3,4%. La Belgique participe pour plus de 24 milliards d’euros au système de caution pour le MES et apporte immédiatement 2,78 milliards d’euros. Comme il s’agit de montants très importants, nous souhaitons obtenir des précisions sur une série d’éléments. Le ministre peut‑il expliquer le fonctionnement des garanties ? Le MES va emprunter sur le marché des capitaux et les États membres en sont garants selon un poids déterminé. Ce poids changera‑t‑il si un pays actuellement garant est lui‑même mis sous perfusion ? Je pense à l’Espagne. Chaque plan de soutien financier conçu jusqu’à présent a par la suite été augmenté. Le MES a maintenant un capital substantiel à sa disposition, mais si une économie importante éprouvait des difficultés, ces 500 milliards pourraient être rapidement engloutis. Dans ce cas, qu’adviendrait‑il de notre part de 3,4% dans les garanties et de notre apport de capital ? N’arrivera‑t‑on pas à une grande bad bank européenne, où les garanties données par un nombre de plus en plus réduit de pays pourront donner lieu à une spirale négative ? Quel sera le scénario si un pays important du MES, comme l’Espagne, a réellement besoin de soutien ? Quelles seront les étapes successives ? Nous avons pris des engagements de divers côtés. Outre le MES, il y a aussi les prêts bilatéraux antérieurs et les interventions dans le secteur financier. Des risques croissants y sont liés. Comment fera‑t‑on pour recevoir un rapport régulier sur l’évolution de ces engagements ? Le deuxième point que je souhaite aborder est le caractère du traité. S’agit‑il ou non d’un traité mixte ? Selon nous, les choses ne sont pas claires. Dans son avis, le Conseil d’État exprime des doutes quant au caractère du traité. Il souligne que la responsabilité budgétaire relève de l’État fédéral, qui prend à son compte la contribution belge. Il n’y a donc aucune répercussion budgétaire directe sur le budget des entités fédérées. En outre, seul l’État fédéral est compétent pour la politique monétaire, tant interne qu’externe. La section de législation du Conseil d’État épingle quelques dispositions du traité instituant le MES qui pourraient susciter des doutes. Dans quelle mesure, par exemple, l’article 36 du traité portant sur l’exonération fiscale peut‑il avoir une répercussion sur la compétence fiscale des régions ? Le Conseil d’État indique dans son avis qu’en raison des doutes ainsi exprimés, l’exposé des motifs doit pour le moins être complété, de manière à préciser si le traité instituant le MES soumis à notre vote est ou non de nature mixte. Notre groupe se rallie sans réserve à l’avis de la section de législation du Conseil d’État et estime que la sécurité juridique existerait si l’avis du groupe de travail « Traités mixtes » avait été sollicité. Le ministre peut‑il indiquer avec précision s’il s’agit ou non d’un traité mixte ? A‑t‑on quand même demandé l’avis du groupe de travail « Traités mixtes » ? Dans l’affirmative, comment est‑il libellé ? Les explications du ministre seront importantes pour déterminer notre vote. |
De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – We hebben met de minister al een interessant debat gehad in de commissie en enkele belangrijke punten kunnen we hier nog verder bespreken. Het aanvankelijk maximaal leningvolume van het Europees Stabiliteitsmechanisme, ESM, is vastgesteld op 500 miljard euro. Dat maatschappelijk kapitaal van het ESM is verdeeld in volgestorte en niet‑volgestorte aandelen. Na de inwerkingtreding, vermoedelijk op 1 juli 2012, zullen de EU‑lidstaten in een periode van twee jaar een bedrag van 80 miljard euro storten in de kas van het ESM. Dat bedrag is dus onmiddellijk beschikbaar voor het ESM. Maar het grootste deel van het geld leent het ESM op de kapitaalmarkt. Daarvoor zullen de lidstaten kredietgaranties geven ter waarde van ongeveer 420 miljard euro. Met andere woorden, de lidstaten houden 420 miljard euro gereed als kredietgarantie voor de ESM‑obligaties. Zo staan de zeventien deelnemende eurolanden, en dus ook de burgers van die eurolanden, garant voor de leningen die het ESM zal verstrekken. Als het geld niet kan worden terugbetaald door een land dat de lening ontvangt, roept het ESM de garanties in en volgens de verdeelsleutel heeft België hierin een aandeel van 3,4%. België doet voor ruim 24 miljard euro mee aan de borgstelling voor het ESM en legt nu meteen 2,78 miljard euro in. Het gaat om enorme bedragen en daarom willen we vooreerst meer duidelijkheid over een aantal zaken. Kan de minister toelichting geven over de werking van de garanties? Het ESM wil lenen op de kapitaalmarkt en de lidstaten staan daarvoor garant volgens een bepaald gewicht. Zal dat gewicht wijzigen wanneer een land dat momenteel mee garant staat, zelf aan het infuus moet? Ik denk nu aan Spanje. Elk plan voor financiële steun dat tot vandaag is ontworpen, is nadien ook nog opgetrokken. Het ESM heeft nu een substantieel kapitaal ter beschikking, maar wanneer een grote economie in de problemen zou komen, zou die 500 miljard snel kunnen opgesoupeerd raken. Wat gebeurt er in dat geval met ons aandeel van 3,4% in de garanties en wat met onze kapitaalinbreng? Resulteert dit niet in een grote Europese bad bank, waarin de garanties verstrekt door een krimpend aantal landen mogelijk een negatieve spiraal kunnen uitlokken? Wat is het scenario wanneer een belangrijk ESM‑land, zoals Spanje, werkelijk steun nodig heeft? Welke stappen doen zich dan achtereenvolgens voor? We hebben langs verschillende kanten verbintenissen aangegaan. Naast het ESM zijn er ook de eerdere bilaterale leningen en de tussenkomsten in de financiële sector. Daar is in toenemende mate risico aan verbonden. Hoe zal men te werk gaan om een regelmatige rapportering te krijgen over de evolutie van deze verbintenissen? Het tweede punt dat ik wil aankaarten is het karakter van het verdrag. Gaat het al dan niet om een gemengd verdrag? Volgens ons heerst hierover nog veel onduidelijkheid. In het advies van de Raad van State worden twijfels geuit over het karakter van het verdrag. De raad wijst erop dat de budgettaire verantwoordelijkheid bij de federale staat berust, die de Belgische bijdragen voor zijn rekening neemt. Er is dus geen rechtstreekse budgettaire weerslag op de begroting van de deelgebieden. Bovendien is alleen de federale staat bevoegd voor het muntbeleid, zowel intern als extern. De afdeling Wetgeving van de Raad van State wijst wel op enige bepalingen van het ESM‑verdrag die niettemin twijfel kunnen doen rijzen. In hoever kan bijvoorbeeld artikel 36 van het verdrag, over de vrijstelling van belasting, een weerslag hebben op de fiscale bevoegdheid van de gewesten? De Raad van State stelt in zijn advies dat, gelet op de aldus geuite twijfels, de memorie van toelichting op zijn minst moet worden aangevuld, zodat het duidelijk is of het ESM‑Verdrag dat ter instemming wordt voorgelegd, al dan niet gemengd van aard is. Onze fractie sluit zich volmondig aan bij het oordeel van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en meent dat rechtszekerheid moet bestaan als de werkgroep Gemengde Verdragen om advies zou zijn verzocht. Kan de minister duidelijk maken op welke wijze dit verdrag wordt behandeld: als een gemengd of als een niet gemengd verdrag? Is inmiddels toch nog het advies gevraagd van de werkgroep Gemengde Verdragen? Zo ja, hoe luidt dat advies? De verduidelijkingen van de minister zullen belangrijk zijn om ons stemgedrag te bepalen. |
|||
Mme Vanessa Matz (cdH). – Le traité proposé aujourd’hui à la ratification du Sénat vise à établir une discipline budgétaire stricte en contrepartie de l’assistance financière fournie par le nouveau Mécanisme européen de stabilité aux États membres de la zone euro qui n’ont plus accès au refinancement de leur dette par les marchés financiers à des conditions d’intérêt soutenables. Il s’agit donc de pallier l’absence d’un budget fédéral qui, en pure logique, devrait, dans une union monétaire, venir en appui de la monnaie fédérale par le biais d’un dispositif associant discipline budgétaire des États et assistance financière entre eux. Ce compromis répond au principe – cher à mon parti – de l’équilibre nécessaire entre responsabilité et solidarité. Cet instrument est un outil de circonstance puisque sa véritable justification vise à rencontrer les objections politiques et juridiques soulevées en Allemagne, dont l’implication plus forte dans le renforcement du dispositif de gouvernance et de solidarité de l’Eurozone est indispensable. Par ailleurs, il permet de contourner la menace du veto britannique, agité par Londres, en vue d’obtenir un traitement préférentiel pour la City en matière de régulation et de supervision financière, option inacceptable pour ses partenaires. La voie intergouvernementale est dès lors apparue la seule possible. Elle consacre bien entendu du même coup l’évolution vers une Union européenne à deux vitesses, ce dont il n’y a pas lieu de trop s’inquiéter. D’une part, l’Eurozone peut ainsi progresser et, d’autre part, il est toujours loisible à la Grande‑Bretagne et à la Tchéquie, autres États non signataires, de rejoindre le noyau de l’Eurozone lorsqu’ils rempliront les conditions d’adoption de l’euro ou qu’ils y seront disposés. On peut avec raison s’interroger sur les dispositions de fond du traité, sur la portée véritable et la pertinence de la règle d’or, sur la clarification de cette règle dans la pratique. Fera‑t‑elle exception pour les investissements immatériels de croissance que constitue la recherche, par exemple ? –, sur la tutelle que la Commission va exercer sur les projets de budget nationaux et sur le tour bureaucratique et intrusif que cette tutelle pourrait prendre, ce qui n’irait pas sans soulever de délicates questions sur la légitimité démocratique du processus. On peut même s’interroger sur la faisabilité d’un plafonnement du déficit structurel à 0,5% en cas de récession prolongée. On doit surtout s’assurer que le désendettement et la réduction des déficits n’exerceront pas un effet déflationniste procyclique qui, en provoquant la décroissance, aggraverait le ratio d’endettement au moment même où l’on entend le réduire. La politique économique par les règles, telle que l’affectionnent les Allemands, a ses mérites, mais les circonstances peuvent imposer l’exercice d’un certain pouvoir discrétionnaire pour que le mieux ne soit pas l’ennemi du bien. La mise en œuvre du traité doit être soumise à une marge d’appréciation politique. Je voudrais, pour ma part, signaler qu’en dépit des réserves et des questions que soulève ce traité, je suis reconnaissante au Conseil européen de l’avoir proposé à la ratification des parlements nationaux. Le Conseil présidé par Herman Van Rompuy a en effet réussi, jusqu’ici, à assurer l’intégrité et le fonctionnement de la zone euro, malgré la pression des marchés financiers sur les pays exposés par l’ampleur et la vulnérabilité de leur dette souveraine. La démarche empirique, souvent qualifiée de navigation à vue, le gradualisme de la démarche – critiqué en raison de petits pas trop rares et trop tardifs – et l’approche intergouvernementale, jugée hérétique aux yeux des tenants de la méthode communautaire, tout cela comporte bien entendu une part de vérité mais ne doit pas dissimuler l’essentiel : ce traité est tout simplement incontournable. En même temps, il est bien insuffisant pour sortir l’Eurozone d’affaire et amorcer la reprise de la croissance en Europe. La croissance a bonne presse aujourd’hui en Europe, mais ne nous leurrons pas à ce propos : elle dépend de la qualité de l’offre, soit l’innovation et la productivité, et du volume de la demande, à commencer par la consommation, son vecteur le plus important. Or, si les « project bonds », le renforcement du capital de la BEI et l’utilisation des fonds structurels peuvent exercer à moyen terme un impact utile pour la croissance, par l’offre, ils ne suffiront pas à assurer une relance et encore moins un reflux du chômage qui atteint aujourd’hui la cote d’alerte de 11% dans la zone euro. La relance ne viendra que d’une reprise de la demande, dont les termes sont, à l’échelon de l’Eurozone, l’allégement du service de la dette via sa mutualisation, un assainissement du secteur bancaire pour contrer la contraction en cours du crédit aux PME, une politique budgétaire expansionniste dans les pays à dette publique soutenable, un relèvement des salaires dans les pays en surplus extérieur, un abaissement du coût du travail par transfert de la charge fiscale sur les salaires vers d’autres revenus ou d’autres ressources comme l’énergie et la consommation, au‑delà des biens de nécessité, et une dépréciation raisonnable de l’euro pour stimuler nos exportations. Toutes ces politiques sont nécessaires et passent par un consensus au sein de l’Eurozone. Nous devons donc aller au‑delà du traité qui doit être considéré comme une étape préliminaire. Trois étapes ultérieures devront être engagées au plus tôt, pour fournir à l’eurozone une base de gouvernance plus robuste et plus équilibrée. Tout d’abord, la relance véritable n’interviendra que lorsque la zone euro répondra à l’axiome : « À monnaie unique, dette unique ». L’eurozone doit donc régler d’abord la question centrale de la mutualisation de la dette, assortie bien évidemment d’une discipline stricte en matière de déficit et d’émission de titres européens : les euro‑obligations. Ainsi se constituerait, dans l’eurozone, un marché obligataire profond et liquide qui attirerait les investisseurs du monde entier et ferait baisser les taux d’intérêts de manière drastique pour les pays périphériques, et cela sans qu’il en coûte au contribuable. L’eurozone doit aussi, comme le recommande le gouverneur de la BCE, Mario Draghi, organiser une union bancaire qui centraliserait régulation, supervision et résolution des crises des banques systémiques. L’eurozone doit enfin oser l’harmonisation fiscale des facteurs mobiles que sont l’entreprise et l’épargne financière et en finir avec la concurrence fiscale tellement dommageable pour nos États en mal de ressources. On m’objectera sans doute que l’Allemagne n’en voudra jamais. C’est faux. Certes, ce pays a longtemps plaidé le self‑interest auprès de sa population pour justifier la solidarité. On ne prospère pas seul dans une eurozone asphyxiée par l’austérité. Mais l’Allemagne évolue ; elle pense que la monnaie unique doit créer une communauté profonde de destin entre pays de l’eurozone et qu’il faut désormais assumer cette nouvelle donne dans une perspective constructive. C’est au nom d’un projet européen qu’il faut désormais agir. L’Europe est, par construction, faite de diversité ; son ciment se trouve dans la solidarité, avec toujours, pour contrepartie, la responsabilité. L’eurozone dotée d’une monnaie fédérale a besoin de solidarité et de responsabilité dans trois domaines : budgétaire, fiscal et financier. Je vous propose que la Belgique, longtemps trop discrète à l’eurogroupe, prenne l’initiative d’ouvrir une réflexion sur ces points, avec pour perspective politique une Constitution pour la zone euro, fondée sur le même principe d’auto‑exclusion des pays qui la rejetteraient. Le chantier de l’eurozone doit être mené à son terme logique : une unité complète, à l’abri des marchés, qui puisse agir sur la scène internationale et peser sur le noyau du G‑20. |
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). – Het verdrag dat vandaag aan de Senaat ter ratificatie wordt voorgelegd, beoogt de invoering van een strikte begrotingsdiscipline als compensatie voor de financiële steun die het nieuw Europees stabiliteitsmechanisme geeft aan de lidstaten van de eurozone die er niet meer in slagen hun schuld tegen een aanvaardbare rente te herfinancieren op de financiële markten. Zo wil men het ontbreken van een federale begroting, die in een monetaire unie logischerwijze de federale munt zou moeten steunen, compenseren met een systeem dat de begrotingsdiscipline van de Staten koppelt aan een onderlinge financiële steun. Dit compromis komt tegemoet aan het principe van het noodzakelijk evenwicht tussen verantwoordelijkheid en solidariteit, waaraan onze partij gehecht is. Het is een omstandigheidsinstrument, want het moet tegemoetkomen aan de politieke en juridische bezwaren die werden opgeworpen in Duitsland, waarvan een grotere betrokkenheid bij de versterking van het governance- en solidariteitskader van de eurozone onontbeerlijk is. Het kan ook het Britse veto afwenden waarmee Londen dreigt voor de City een voorkeursbehandeling te krijgen inzake financiële regulatie en supervisie, wat voor zijn partners een onaanvaardbare optie is. De intergouvernementele weg blijkt dan ook de enige oplossing te zijn. Hij toont aan dat de evolutie naar een Europese Unie met twee snelheden de enige weg is en dat we ons daarover niet al te ongerust moeten maken. Enerzijds kan de eurozone vooruitgaan en, anderzijds, kunnen Groot‑Brittannië en Tsjechië, die niet toetreden, zich later bij de kern van de eurozone voegen wanneer ze de euro invoeren of daartoe bereid zijn. Men kan zich terecht vragen stellen over de materiële bepalingen van het verdrag, de werkelijke draagwijdte en de gegrondheid van de gouden regel en de toepassing van deze regel in de praktijk. Zal bijvoorbeeld een uitzondering worden gemaakt voor immateriële investeringen zoals onderzoek? Over het toezicht dat de Commissie zal uitoefenen op de nationale begrotingsontwerpen en de bureaucratische invasieve wending die dat toezicht zou kunnen aannemen, wat aanleiding zou kunnen geven tot delicate vragen over de legitimiteit van het proces. Men kan ook vragen stellen bij de haalbaarheid van een beperking van het structurele tekort tot 0,5% in geval van een langdurige recessie. We moeten er vooral voor zorgen dat de schuldvermindering en de vermindering van de tekorten geen procyclisch deflatoir effect hebben, waardoor de groeivertraging de schuldratio nog zou doen toenemen op het ogenblik dat men ze wil verminderen. Het economisch beleid via regels, dat Duitsland voorstaat, heeft zijn verdiensten, maar de omstandigheden kunnen de uitoefening van een discretionaire macht vergen opdat het betere niet de vijand van het goede zou worden. De invoering van een verdrag moet een politieke beoordelingsmarge laten. Ondanks het voorbehoud en de vragen die het verdrag oproept, ben ik de Europese Raad dankbaar omdat hij het ter ratificatie aan de nationale parlementen heeft voorgelegd. De Raad, voorgezeten door Herman Van Rompuy, is er immers in geslaagd de integriteit en de werking van de eurozone te garanderen, ondanks de druk van de financiële markten op de landen die onder vuur liggen door de omvang en de kwetsbaarheid van hun soevereine schuld. De empirische demarche, vaak omschreven als navigatie op zicht, de geleidelijke demarche – die bekritiseerd wordt wegens te zeldzame en te late stapjes – en de intergouvernementele aanpak, die als niet‑orthodox beschouwd wordt door de aanhangers van de communautaire methode, heeft wel een grond van waarheid, maar mag niet verhelen dat het verdrag noodzakelijk is. Het verdrag volstaat ook niet om de eurozone uit de problemen te helpen en de aanzet te geven voor groei in Europa. In Europa is er nu wel groei, maar we mogen ons geen illusies maken: ze hangt af van de kwaliteit van het aanbod, namelijk vernieuwing en productiviteit, en van het volume van de vraag, met de consumptie als belangrijkste vector. De project bonds, de versterking van het kapitaal van de EIB en het gebruik van structuurfondsen kunnen op middellange termijn wel effect hebben op de groei, via het aanbod, maar zullen niet volstaan om een heropleving te garanderen en nog minder om de werkloosheid terug te dringen, die thans 11% bedraagt in de eurozone. De economie zal maar heropleven als de vraag aanwakkert. Uiteindelijk moet dit binnen de eurozone leiden tot schuldverlichting door de verdeling ervan, een sanering van de banksector om de inkrimping van kredieten aan de KMO’s tegen te gaan, een expansionistisch begrotingsbeleid in de landen met een aanvaardbare overheidsschuld, het optrekken van de lonen in de landen met een surplus op het buitenland, een daling van de lasten op arbeid door de belastingdruk te verschuiven van de lonen naar andere inkomsten of middelen, zoals energie en consumptie van niet‑levensnoodzakelijke goederen en een redelijke depreciatie van de euro om onze uitvoer te bevorderen. Over die noodzakelijke middelen moet binnen de eurozone een consensus worden gevonden. We moeten dus verder gaan dan het verdrag, dat eigenlijk een eerste stap is. Er moeten zo spoedig mogelijk drie stappen volgen om de eurozone een sterkere en meer evenwichtige governance te geven. De economie zal pas echt heropleven wanneer de eurozone een antwoord biedt op het axioma: één munt, één schuld. De eurozone moet dus het centrale probleem van de schuldverdeling regelen, uiteraard gekoppeld aan een strikte discipline inzake tekorten en de uitgifte van euro‑obligaties. Op die wijze zou binnen de eurozone een liquide, volledig geïntegreerde aandelenmarkt tot stand moeten komen die investeerders van over heel de wereld aantrekt, waardoor de rentevoeten voor de perifere landen drastisch zouden dalen, zonder kosten voor de belastingbetaler. De gouverneur van de ECB, Mario Draghi, raadt de eurozone aan een bankunie op te richten die instaat voor de regulering van, het toezicht op en het oplossen van de systemische bankencrisissen. De eurozone moet durven over te gaan tot een harmonisatie van de bedrijven en het fiscaal sparen en een einde maken aan de nadelige fiscale concurrentie die zo schadelijk is voor onze Staten, die niet over voldoende middelen beschikken. Men zal mij wel zeggen dat Duitsland dit nooit zal willen, maar dat is niet waar. Duitsland heeft bij zijn bevolking lange tijd het principe van self‑interest bepleit om de solidariteit te verantwoorden, maar één land op zich kan nooit bloeien in een eurozone die verstikt wordt door bezuinigingen. Duitsland evolueert echter en vindt dat de eenheidsmunt een lotsbestemming tot stand moet brengen tussen de eurolanden en dat dit nieuwe gegeven constructief moet worden benaderd. We moeten ons nu inzetten voor het Europese project. Europa is opgebouwd uit diversiteit, met solidariteit als bindmiddel, gekoppeld aan verantwoordelijkheid. De eurozone, die een federale munt hanteert, heeft nood aan solidariteit en verantwoordelijkheid op budgettair, fiscaal en financieel gebied. Ik stel voor dat België, dat te lang discreet gebleven is binnen de eurogroep, het initiatief neemt over deze punten een reflectie aan te gaan die moet leiden tot een Grondwet voor de eurozone, gestoeld op hetzelfde uitsluitingsprincipe dat gehanteerd wordt door de landen die deze zone zouden afwijzen. De eurozone moet logischerwijze uitmonden in een eenheid die niet ten prooi valt aan de markten, die zich internationaal kan doen gelden en kan wegen op de kern van de G‑20. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Le débat relatif au Traité instituant le MES en commission du Sénat n’a pas été très consistant et il m’est revenu qu’il avait été expédié en vingt minutes en commission de la Chambre. Cela pourrait laisser supposer qu’il s’agit là d’un fait divers mais ce n’est pas du tout le cas. En séance plénière, le traité fait l’objet d’un peu plus d’attention qu’en commission. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – De bespreking van het ESM‑verdrag in de Senaatscommissie had niet veel om het lijf en naar ik heb vernomen, werd het verdrag er in de Kamercommissie op twintig minuten doorgejaagd. Dat zou kunnen laten vermoeden dat het om een fait divers gaat, maar dat is het volstrekt niet. In plenaire vergadering krijgt het verdrag wel wat meer aandacht dan in de commissie. |
|||
M. Steven Vanackere, vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique. – Madame, nous avons eu un débat politique approfondi de deux heures et demie en commission et vous avez vous‑même parlé vingt minutes. |
De heer Steven Vanackere, vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. – Mevrouw, in de commissie hebben we over dit verdrag gedurende twee en een half uur een intens politiek debat gevoerd en uzelf hebt een twintigtal minuten gesproken. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – J’ai dit que la commission de la Chambre s’était contentée d’une vingtaine de minutes de débat. En commission du Sénat, j’ai en effet longuement pris la parole et je le ferai encore maintenant. Je souhaite faire usage de l’article 39 et de mon temps de parole de trente minutes afin d’exprimer fermement mon opposition à ce traité. Il est scandaleux que notre pays adopte ce traité. Le terme de mécanisme de stabilité est un euphémisme. Le mot stabilité est un exemple typique de nouvelle terminologie à la Orwell. Les technocrates de l’euro et l’UE parlent constamment de stabilité. Je me bornerai à citer quelques exemples : les eurobonds sont appelés obligations de stabilité, les impôts européens deviennent des taxes sur les transactions financières. Ce vocabulaire à la Orwell est destiné à cacher que l’on vide un peu plus la souveraineté des États, de la Belgique et donc aussi des futurs États comme la Flandre, de sa substance. Le traité MES devrait porter un autre nom, je propose « Mécanisme de vol de souveraineté » parce que la traité fait de l’Europe une union de transfert basée sur le modèle belge, qui de façon antidémocratique transfère des milliards d’impôts du Nord vers le Sud. Cette dénomination correspondrait mieux au contenu que recouvre le MES. On appelle parfois aussi le MES « fonds de secours permanent ». Pour sauver l’euro, on passe donc d’un fonds de secours temporaire à un fonds de secours permanent. Pour moi, c’est typique de l’échec de la dictature postmoderne qui a pour nom Union européenne. Pourquoi a‑t‑il fallu mettre en place ce mécanisme radical ? En général, en réponse à cette question, on parle de la crise ou de la crise de l’euro. La vraie question porte sur la cause de cette crise de l’euro. La réponse des médias qui donnent le ton ou des responsables politiques europhiles n’est pas du tout exacte. Ils sèment l’angoisse au sein des populations européennes par leurs discours populistes et mensongers selon lesquels la crise de l’euro menace tout le monde. Moi je pense que l’euro est lui‑même à la source de la crise économique et que l’euro constitue donc une menace plus importante que la crise. Ces europhiles sont cependant trop fiers et trop lâches pour avouer que la mise en place d’une union politique exigeant une monnaie unique et l’introduction de l’euro lui‑même ont été de terribles erreurs. Ils tremblent devant la voix du peuple qui sanctionnera durement cette erreur comme ce sera probablement le cas en septembre aux Pays‑Bas. J’entends souvent le sacro‑saint dogme selon lequel la situation aurait été encore bien plus catastrophique sans la monnaie unique. C’est ainsi que l’on fait planer le spectre grotesque de scénarios apocalyptiques sur la population. Les Van Rompuy et les Verhofstadt de ce monde donnent le ton. Je veux être claire, je ne suis pas non plus favorable au franc belge et j’y reviendrai tout à l’heure. Sans l’euro et l’UE, nous aurions connu une crise similaire à celle des années trente, nous dit‑on. N’est‑ce pas faire fi du fait que certains pays européens comme la Suisse et la Norvège, qui n’ont pas adopté l’euro et ne font pas non plus partie de l’Union, se portent économiquement bien mieux et souffrent bien moins de la crise. Toujours suivant le même dogme, sans l’euro et l’Union, la paix en Europe serait même en péril. Jamais autant qu’aujourd’hui, nous n’avons connu une telle inflation de termes tels que « chaos » ou « guerre ». C’est à croire qu’ici en Europe, avant le traité de Maastricht de 1993, nous étions tous habillés de peaux d’ours et nous habitions dans des grottes. Tout est présenté de manière simpliste : le monde est grand et tous les pays européens sont petits, nous ne pouvons survivre dans ce monde globalisé que si nous sommes unis. Sans cette union, nous connaîtrons le déclin et nous nous appauvrirons. Mais avant l’introduction de l’euro, l’Europe n’était tout de même pas du tout pauvre ? C’était une région florissante. Plusieurs études, dont une réalisée aux Pays‑Bas, ont montré que c’est précisément l’euro qui nous a coûté beaucoup d’argent. La population le sait, depuis l’introduction de l’euro tout est devenu plus cher. Les élites européennes sont aveuglées par leurs illusions et sèment la peur. Tout le monde doit bien comprendre que la démocratie des États‑nations est mise en péril pour sauver le navire européen du naufrage. L’Union européenne qui, à mes yeux, n’est pas démocratique mais bien antidémocratique ne constitue donc pas la solution. Ce n’est pas le nationalisme qui est dangereux mais bien l’euronationalisme. Pour moi, le mécanisme est très clair : on essaie de faire avaler la monnaie unique et l’Union européenne politique aux peuples européens de manière non démocratique. Et si cette solution inefficace s’avère en effet ensuite ne pas fonctionner, on martèlera que la seule solution réside dans plus d’Europe. On nous raconte qu’on ne peut résoudre la crise qu’au moyen de plus de solidarité organisée entre les États membres. En commission, le ministre n’a cessé de parler de solidarité. Celle‑ci est en effet nécessaire entre les peuples européens, mais elle ne doit pas être imposée comme c’est le cas chez nous dans notre économie de transferts. Selon moi, renforcer l’Europe pour sauver la monnaie unique n’est pas la solution. Je ne suis pas davantage favorable aux euro‑obligations et au traité MES qui nous est aujourd’hui soumis. La crise n’est pas seulement économique, mais aussi politique. Pour une fédération politique européenne, une nation et un espace politique sont nécessaires. Il n’y en a tout simplement pas en Europe. L’Union européenne est une bureaucratie terriblement coûteuse à la recherche d’une nation. C’est pourquoi les eurocrates jouent le jeu de la nation. Ils ont créé un drapeau, un hymne, un président et un parlement. Ce cinéma politique vise à camoufler le fait que la langue européenne, la culture européenne ou la notion de peuple européen n’existent pas. Pour ces raisons, une Union européenne politique ne sera jamais une union démocratique. Voici un exemple. Actuellement, un certain Olli Rehn fait l’objet d’une très grande attention. Dans la question orale qu’il a posée aujourd’hui, M. Sannen s’est encore référé à lui. Qui est cet Olli Rehn ? C’est un Finlandais. Comment se fait‑il qu’il ait autant de pouvoir ? Parce que c’est un commissaire européen. Pourquoi attendons‑nous avec inquiétude des signaux de sa part ? Parce qu’il prend des décisions financières et qu’il peut également infliger de lourdes amendes. Mais l’un d’entre nous a‑t‑il jamais voté pour Olli Rehn ? Personne n’a jamais pu voter démocratiquement pour lui. Olli Rehn a beaucoup de pouvoir sur nous et pourtant, nous ne pouvons pas voter pour lui. Nous ne pouvons pas davantage le sanctionner par notre vote. C’est l’exemple typique de l’eurocrate qui a siégé au Parlement européen et ensuite à la Commission européenne. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Ik zei dat de Kamercommissie maar twintig minuten nodig had voor het debat. In de Senaatscommissie heb ik inderdaad lange tijd het woord genomen, en dat zal ik nu ook doen. Ik maak daarvoor graag gebruik van artikel 39 en van mijn spreektijd van dertig minuten om me ten stelligste te verzetten tegen het verdrag. Het is een schande dat onze staat het goedkeurt. De term stabiliteitsmechanisme is een eufemisme. Het woord stabiliteit is een schoolvoorbeeld van orwelliaanse newspeak. De euro- en EU‑technocraten in Brussel spreken voortdurend over stabiliteit. Ik geef slechts enkele voorbeelden: eurobonds noemt men nu stabiliteitsobligaties, Europese belastingen heten nu financiële transactiebelastingen. Die orwelliaanse taal moet verhullen dat het gaat om een verdere uitholling van de soevereiniteit van de Europese natiestaten, van de Belgische staat en ook van toekomstige staten zoals Vlaanderen. Het ESM‑verdrag zou een andere naam moeten dragen. Ik stel Europees Soevereiniteitsdiefstalmechanisme voor omdat het verdrag van Europa een transfertunie maakt naar Belgisch model, die miljarden belastinggeld op antidemocratische wijze van Noord naar Zuid versluist. Die naam dekt alleszins beter de lading dan ESM. Het ESM wordt soms ook wel kortweg ‘het permanent noodfonds’ genoemd. Om de euro overeind te houden gaat men dus over van een tijdelijk noodfonds naar een permanent noodfonds. Voor mij is dat typerend voor de mislukking van de postmoderne dictatuur die Europese Unie heet. Maar waarom moest dat ingrijpende mechanisme eigenlijk in het leven worden geroepen? Het antwoord op die vraag luidt gewoonlijk: de crisis, of de eurocrisis. De hamvraag is dan waarom die eurocrisis er gekomen is. Het antwoord dat de toonaangevende media of de eurofiele politici geven, is helemaal niet correct. Ze jagen de Europese volkeren angst aan door ze op populistische en leugenachtige wijze voor te houden dat de eurocrisis iedereen bedreigt. Ik denk dat de euro zelf aan de basis ligt van de economische crisis en dat dus de euro een grotere bedreiging vormt dan de crisis. Die eurofielen zijn echter te trots en te laf om toe te geven dat de totstandkoming van de politieke unie waarvoor een eenheidsmunt is vereist, en ook de invoering van de euro zelf, schromelijke vergissingen zijn geweest. Ze zijn ook als de dood voor de stem van het volk, die de vergissing keihard zal afstraffen, zoals wellicht in september in Nederland zal gebeuren. Dikwijls hoor ik ook de mantra dat het zonder die eenheidsmunt allemaal nog veel erger zou zijn geweest. Zo worden echter groteske spookbeelden en doemscenario’s losgelaten op de bevolking. De Van Rompuys en de Verhofstadts van deze wereld zetten daarbij de toon. Voor alle duidelijkheid, ik ben ook geen voorstander van de Belgische frank, en zal daar straks verder op ingaan. Zonder de euro en de EU zouden we een crisis zoals in de jaren dertig hebben gekend, zo wordt gezegd. Daarbij veegt men onder de mat dat verschillende Europese landen, zoals bijvoorbeeld Zwitserland en Noorwegen, die noch de euro hebben, noch deel uitmaken van de Unie, het vandaag economisch veel beter doen en veel minder last hebben van de crisis. Zonder de euro en de EU, nog altijd volgens hetzelfde dogma, zou zelfs de vrede in Europa op de helling komen te staan. Woorden als ‘chaos’ en ‘oorlog’ waren nooit zo aan inflatie onderhevig als vandaag. Men doet net alsof we in het Europa van voor het verdrag van Maastricht uit 1993 allemaal in berenvellen rondliepen en in grotten woonden. Alles wordt heel simplistisch voorgesteld: de wereld is groot en alle Europese landen zijn klein, in die globalisering kunnen we alleen overleven als we één worden. Zonder die eenmaking gaan we ten onder en zullen we verarmen. Maar voor de invoering van de euro was Europa toch helemaal niet arm? Integendeel, Europa was een welvarende regio. Meerdere onderzoeken, onder meer in Nederland, hebben precies aangetoond dat de euro ons juist veel geld heeft gekost. Nooit ging het Europa meer voor de wind dan in de jaren voor de invoering van de euro. De bevolking weet dat alles sinds die invoering veel duurder is geworden. De euro‑elites zijn verblind door zelfbedrog en doen daarom aan bangmakerij. Iedereen moet beseffen dat de democratie van de natiestaten in het gedrang komt omdat het zinkende EU‑schip moet worden gered. De EU, die in mijn ogen niet democratisch is maar eerder antidemocratisch, is dus niet de oplossing. Niet het nationalisme is een gevaar, maar wel het euronationalisme. Het mechanisme is me heel duidelijk: de eenheidsmunt en de politieke Europese Unie worden de Europese volkeren op ondemocratische wijze door de strot geduwd. En als die constructie die onwerkbaar is, vervolgens ook effectief niet werkt, dan wordt erop gehamerd dat de enig mogelijke oplossing bestaat in méér EU. Er wordt ons verteld dat we de crisis enkel kunnen oplossen door georganiseerde solidariteit tussen de lidstaten. In de commissie hamerde de minister op de solidariteit. Er moet inderdaad solidariteit zijn tussen de Europese volkeren, maar niet met het mes op de keel, zoals het in de transferteconomie in ons land ook gebeurt. Meer Europa om de eenheidsmunt te redden, is volgens mij niet de oplossing. De euro‑obligaties en het ESM‑verdrag, dat vandaag voorligt, zijn dat evenmin. De crisis is niet enkel economisch, maar ook politiek. Voor een Europese politieke federatie is een volk en een politieke ruimte nodig. Die zijn er eenvoudigweg niet in Europa. De Europese Unie is een peperdure bureaucratie die op zoek is naar een natie. Daarom spelen de eurocraten voor natie. Zij hebben een vlag, een volkslied, een president en een parlement in het leven geroepen. Het gaat om politiek theater dat wil verhullen dat dé Europese taal, dé Europese cultuur of hét Europese volkskarakter niet bestaan. Om die redenen zal een Europese politieke unie nooit een democratische unie zijn. Ik geef een voorbeeld. Tegenwoordig staat ene Olli Rehn heel erg in de belangstelling. In zijn mondelinge vraag vandaag heeft de heer Sannen ook nog naar hem verwezen. Wie is die Olli Rehn? Hij is een Fin. Hoe komt het dat hij zoveel macht heeft? Dat komt omdat hij Eurocommissaris is. Waarom wachten we allemaal in spanning op signalen van Olli? Omdat hij beslist over geld en hij ook grote boetes kan uitdelen. Maar heeft iemand van ons ooit op Olli gestemd? Nooit heeft er iemand op hem een democratische stem kunnen uitbrengen. Olli heeft wel macht over ons en toch kunnen wij niet op hem stemmen. We kunnen hem ook niet wegstemmen. Hij is een typisch voorbeeld van een eurocraat die achtereenvolgens in de Raad van Europa, het Europees Parlement en dan in de Europese Commissie heeft gezeten. |
|||
M. Wouter Beke (CD&V). – Madame Van dermeersch, êtes‑vous favorable à une circonscription électorale européenne ? Avec une telle circonscription électorale, ce serait différent. |
De heer Wouter Beke (CD&V). – Mevrouw Van dermeersch, bent u voor een Europese kieskring? Met die kieskring zou dat wel kunnen. |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Non, je n’y suis pas favorable. Je veux surtout attirer l’attention sur le fait que l’Union européenne est gérée de manière tout à fait antidémocratique. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Neen, ik ben niet voor een Europese kieskring. Het gaat er mij vooral om dat de Europese Unie op een heel ondemocratische wijze wordt bestuurd. |
|||
M. Wouter Beke (CD&V). – Connaissez‑vous le produit national brut de l’Europe ? |
De heer Wouter Beke (CD&V). – Weet u wat het bruto nationaal product van Europa is? |
|||
Mme Anke Van dermeersch (VB). – Je suis tout à fait disposée à répondre à des questions politiques mais pas à prendre part à un quiz. Trop c’est trop. De plus, j’estime que l’introduction de l’euro était une erreur. Il n’est pas nécessaire d’être extralucide pour prédire que l’euro ne connaîtra pas une longue existence : une simple analyse de marché suffit. Une monnaie commune en Europe est selon moi une monnaie de crise. Car l’Europe a besoin d’une nouvelle union monétaire. Le nouvel ensemble de mesures MES ne suffira absolument pas. Je préconise plutôt une union monétaire comme celle qui existait antérieurement pour les pays scandinaves et qui reposait sur l’union des taux de change. Je pense qu’il y a un avenir pour cette sorte d’union ou pour des accords tels qu’il en a existé dans les années septante en ce qui concerne l’écu. Nous devons plutôt aller dans cette direction pour trouver une solution à la crise actuelle. Sans une monnaie stable dont chaque pays est responsable individuellement, nous ne pouvons pas aller plus loin. Si nous ne portons pas nous‑mêmes cette responsabilité, nous ne devons pas davantage nous attendre à une croissance économique. Seul un mécanisme européen monétaire, nouveau et revu, analogue à celui de la période pré‑euro, pourra sauvegarder l’avenir de l’Europe. Pour le reste, les identités culturelles ne peuvent être balayées de la sorte par des décrets officiels pris par Bruxelles. Mon parti rejette le système de l’Union européenne antidémocratique. Une Europe où nous avons tellement peu à dire constitue une atteinte inacceptable à notre souveraineté. C’est ce qui ressort aussi du traité qui nous est aujourd’hui soumis. L’Europe bureaucratique qui existe aujourd’hui ne représente certainement pas un bon système. L’Europe doit être unie mais comme une Europe des peuples. C’est également ce que j’ai dit au ministre en commission. Quand un pays transfère une partie de sa souveraineté financière, la population devrait pouvoir se prononcer par référendum. Malheureusement, le référendum n’existe pas dans notre pays. Un référendum permettrait à la population de se prononcer sur le traité MES, de dire si elle veut céder la souveraineté, y compris financière, à l’Europe pour résoudre la crise européenne. Je pense que la majorité de la population ne souhaite pas une Union politique européenne de transferts à l’exemple du modèle belge. La plupart des Flamands sont d’ailleurs déjà hostiles au modèle belge. La population ne souhaite pas de transfert de souveraineté à la bureaucratie antidémocratique et toute‑puissante de l’UE. La population n’avait pas encore connaissance du traité MES lorsqu’elle s’est rendue aux urnes. De ce fait, il n’y a pas l’équilibre démocratique qui nous permettrait de nous prononcer sur le traité. D’ailleurs, nous ne savons actuellement pas si et quand l’euro tombera. Le traité qui nous est soumis n’empêchera pas que cela se produise. Nous ne pouvons pas approuver le traité parce que nous ne nous retrouvons pas dans l’actuelle Union européenne et que nous sommes partisans d’une Europe solidaire des peuples. |
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Ik wil wel antwoorden op politieke vragen, maar niet deelnemen aan een quiz. Dat is er mij te veel aan. Verder ben ik van mening dat de invoering van de euro een vergissing was. Het is niet nodig helderziende te zijn om te voorspellen dat de euro geen lang leven meer is beschoren. Daartoe volstaat een simpele marktanalyse. Een gemeenschappelijke munt in Europa is volgens mij een crisismunt. Want Europa heeft een nieuwe monetaire unie nodig. Het huidige pakket van ESM‑maatregelen zal absoluut niet voldoen. Ik verwacht meer heil van een muntunie zoals die vroeger bestond voor de Scandinavische landen; de Noorse muntunie steunde inderdaad op wisselkoersunies. Ik denk dat voor dat soort unie een toekomst is weggelegd of voor afspraken zoals in de jaren zeventig rond de ecu. We moeten eerder die richting uit om een oplossing te vinden voor de huidige crisis. Zonder stabiele munt waarvoor elk land individueel verantwoordelijk is, kunnen wij absoluut niet verder. Als we zelf geen verantwoordelijkheid dragen, moeten we ook geen economische groei verwachten. Alleen een nieuw en verbeterd monetair Europees stelsel dat analoog is aan het pre‑eurotijdperk, kan de toekomst van Europa vrijwaren. Voor het overige kunnen culturele identiteiten niet zomaar worden weggevaagd door ambtelijke decreten vanuit Brussel. Mijn partij verwerpt het systeem van de ondemocratische Europese Unie. Een Europa waar we zelf heel weinig over te zeggen hebben, maakt een onaanvaardbare inbreuk op onze soevereiniteit. Dat blijkt ook uit het verdrag dat vandaag voorligt. Het bureaucratische Europa dat vandaag bestaat, vormt zeker geen goed systeem. Europa moet verenigd zijn, maar als een Europa van de volkeren. Dat heb ik ook in de commissie aan de minister gezegd. Wanneer een land een deel van zijn financiële soevereiniteit overdraagt, zou de bevolking zich daarover in een referendum moeten kunnen uitspreken. Spijtig genoeg bestaat het referendum hier niet. Met een referendum zou de bevolking zich kunnen uitspreken over het ESM‑ verdrag. Met een referendum zou het volk kunnen zeggen of het soevereiniteit en ook financiële soevereiniteit wil afstaan aan Europa om de Europese crisis op te lossen. Ik denk dat de meerderheid van de mensen geen politieke Europese transfertunie wil naar Belgisch model. De meeste Vlamingen zijn het Belgische model trouwens al helemaal niet genegen. De bevolking wil geen overdracht van soevereiniteit aan de ondemocratische en oppermachtige bureaucratie van de EU. De bevolking was nog niet op de hoogte van het ESM‑verdrag toen ze naar de stembus ging. Daardoor ontbreekt het democratische evenwicht om ons over het verdrag uit te spreken. Overigens weten we op het ogenblik niet of en wanneer de euro zal vallen. Voorliggend verdrag zal dat ook niet voorkomen. We kunnen het verdrag niet goedkeuren omdat we ons niet kunnen vinden in de huidige Europese Unie en omdat we voor een solidair Europa van de volkeren zijn. |
|||
Mme Olga Zrihen (PS). – Le projet de loi qui porte assentiment au traité instituant le mécanisme européen de stabilité, lequel a été signé le 2 février 2012, montre que l’Union européenne a approuvé un mécanisme de stabilité dont l’objectif est de mobiliser des ressources financières en vue d’apporter un soutien à des États de la zone euro en cas de nécessité. Ce mécanisme qui va de l’assistance aux États exclus des marchés obligataires à la prévention de la contagion des crises grâce à la possibilité d’acquérir des titres de tout État de la zone euro et de participer à la recapitalisation des établissements financiers, est loin d’être un nouveau jouet au niveau européen. Chaque mécanisme d’intervention est bien sûr assorti de conditions politiques qui visent à consolider la politique en vue de rendre à terme l’aide superflue. En quoi cela peut‑il être négatif ? Je ne crois pas que l’existence d’un mécanisme permanent de financement qui dispose de ressources financières suffisantes, qui permettra d’instaurer un climat de confiance et qui doit éloigner le spectre des crises financières analogues à celle que nous connaissons aujourd’hui, soit négatif, bien au contraire ! Un mécanisme de stabilité doit être perçu comme un instrument au service de la solidarité entre États membres et je peux comprendre que certains n’apprécient guère le mot « solidarité ». Quoi qu’il en soit, il s’agit bien d’un instrument au service de la solidarité entre États membres qui participera à la gestion des crises financières. Il s’agit seulement d’un élément dans l’éventail des mesures que l’Europe a prises afin de résoudre la crise de l’euro. Le mécanisme européen de stabilité est aussi un instrument, comme la stratégie « Europe 2020 » qui date de 2010, que la Belgique a été la première à demander pour pouvoir être un acteur privilégié de ce travail. En effet, je rappelle que la stratégie « Europe 2020 » a aussi pour objectif de lutter contre la précarité. Mais peut‑être cet objectif n’a‑t‑il guère d’importance pour certains ! Il importe donc que toute mesure d’austérité ne soit pas envisagée sans la mise en œuvre d’un véritable processus de croissance. N’en déplaise à certains, la croissance nous intéresse parce qu’elle amène normalement à la fois un nouveau dispositif économique, un nouveau redéploiement mais surtout une politique volontariste avec un engagement européen clair. Il importe que le mécanisme européen de stabilité soit soumis à des procédures de contrôle et soit appliqué dans la plus grande transparence avec les parlements. Il importe aussi que l’Europe se dote enfin d’un projet européen ambitieux qui redonne aux citoyens ainsi qu’aux États un réel espoir. Ce projet européen ne peut se satisfaire des seules politiques de rigueur. Il s’agit bien plus de réorienter le projet européen : la relance suppose bel et bien une ambition de croissance et doit s’accompagner d’un modèle social irréprochable et équitable. Je peux comprendre encore une fois que certains ne l’aiment pas ! L’élément central inhérent à l’institution du mécanisme européen de stabilité est de savoir si l’Europe va, dans les deux ans, établir un budget européen qui vise à favoriser la croissance en recourant notamment aux investissements, à un nouveau modèle de banque centrale européenne, au financement de la dette par les eurobonds. Monsieur le ministre, nous sommes lucides, nous savons que le mécanisme européen de stabilité ne réglera pas tous les problèmes d’une Europe trop peu solidaire, ni de pays où la fraude fiscale est le sport des riches. Mais nous sommes convaincus que ce mécanisme européen de stabilité devrait apporter beaucoup plus de sérénité sur le marché et surtout, pour nous qui sommes des Européens convaincus, que c’est un premier pas vers une Europe encore plus fédérale, avec son propre Trésor public et un budget important. Nous soutiendrons donc ce projet portant assentiment au traité instituant le mécanisme européen de stabilité. |
Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Het wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dat op 2 februari 2012 werd ondertekend, toont aan dat de Europese Unie een stabiliteitsmechanisme heeft goedgekeurd om middelen vrij te maken voor steun aan eurolanden die problemen ondervinden. Dit mechanisme, dat steun biedt aan de Staten die door de aandelenmarkten worden uitgesloten en belet dat andere landen door de crisis besmet worden door de mogelijkheid aandelen van elk euroland te kopen en bij te dragen tot de herkapitalisering van de financiële instellingen, is lang geen nieuw Europees instrument. Aan elk interventiemechanisme zijn uiteraard voorwaarden verbonden om het beleid te versterken en op termijn steun overbodig te maken. Hoe kan dit negatief zijn? Ik kan niet geloven dat het bestaan van een permanent financieringsmechanisme dat over voldoende financiële middelen beschikt, dat een klimaat van vertrouwen kan creëren en dat het spookbeeld van de crisissen zoals we ze nu kennen, moet afwenden negatief kan zijn. Integendeel! Een stabiliteitsmechanisme moet worden beschouwd als een instrument voor solidariteit tussen de lidstaten, al kan ik begrijpen dat sommigen het woord ‘solidariteit’ helemaal niet appreciëren. Toch is het een instrument dat de solidariteit tussen de lidstaten bevordert en zal bijdragen tot de oplossing van de financiële crisissen. Het is één van de vele maatregelen die Europa genomen heeft om de eurocrisis op te lossen. Het Europees stabiliteitsmechanisme is een instrument zoals de strategie ‘Europa 2020’, uit 2010, waarvan België als eerste vragende partij was om, als bevoorrecht partner, mee te werken aan de verwezenlijking ervan. De strategie ‘Europa 2020’ bestrijdt ook de bestaansonzekerheid, maar misschien is die doelstelling voor sommigen helemaal niet belangrijk! Daarom mogen geen bezuinigingsmaatregelen worden genomen zonder een reëel groeiproces uit te werken. Wij vinden groei belangrijk omdat ze normaal gezien leidt tot een nieuw economisch kader, een herstructurering en een voluntaristisch beleid met een duidelijk Europees engagement. Het Europees stabiliteitsmechanisme moet transparant zijn en onderworpen worden aan de controle van de parlementen. Europa moet een ambitieus plan aannemen dat de burgers en de Staten echt hoop geeft. Dat plan mag niet beperkt zijn tot strikte regels. Herstelbeleid impliceert het streven naar groei en moet gepaard gaan met een onberispelijk en billijk sociaal model. Ik begrijp dat sommigen daar geen voorstander van zijn. Het centrale element bij de invoering van het Europees stabiliteitsmechanisme is de vraag of Europa, binnen de twee jaar, een Europese begroting zal opstellen die de groei wil stimuleren door een beroep te doen op investeringen, op een nieuw model van Europese centrale bank en financiering van de schuld door de eurobonds. Mijnheer de minister, wij weten ook wel dat het Europees stabiliteitsmechanisme niet alle problemen zal oplossen van een Europa dat niet voldoende solidair is of van de landen waar vooral de rijken fiscale fraude plegen. We zijn er evenwel van overtuigd dat het Europees solidariteitsmechanisme zal zorgen voor meer sereniteit op de markt en dat het voor ons, als overtuigde Europeanen, een eerste stap is naar een meer federaal Europa, met een eigen thesaurie en een belangrijke begroting. Wij zullen dit wetsontwerp, houdende instemming met het verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dan ook goedkeuren. |
|||
M. Richard Miller (MR). – En s’exprimant à cette tribune, Mme Van dermeersch a omis un « détail », à savoir que l’Europe des cultures nationalistes a provoqué deux conflits mondiaux dont le dernier a fait cinquante‑deux millions de morts ! Pour ma part, je suis très heureux qu’il y ait une construction européenne qui avance, même si elle connaît quelques difficultés. Je me réjouis, à la fois pour notre génération et pour les générations futures, de l’existence de l’Union européenne. Il y a un mois, nous nous sommes prononcés en séance sur une décision majeure : la modification de l’article 136 du Traité de l’Union européenne qui permet la création du mécanisme européen de stabilité. S’appuyant sur une base juridique ainsi adaptée, ce mécanisme va succéder le 1er juillet prochain au Fonds européen de stabilité financière pour secourir les pays membres les plus durement touchés par la crise. En tant que membres d’une assemblée parlementaire nationale – il importe de le souligner eu égard aux critiques faites à propos de l’absence de démocratie du processus – nous sommes donc appelés à poursuivre le processus de contrôle parlementaire qui permet d’autoriser la ratification du traité instituant la création proprement dite de ce mécanisme, signé le 2 février à Bruxelles. Il s’agit, par ce biais, d’institutionnaliser le principe de solidarité au cœur de la construction européenne et ce, avec une préoccupation de responsabilité dans le chef des États membres. Le mécanisme européen de stabilité présente de nombreuses garanties supplémentaires par rapport au Fonds européen de stabilité financière : structure pérenne, organisation financière internationale et capacité maximale de prêt de cinq cents milliards. Les instruments d’intervention du mécanisme européen de stabilité seront puissants et diversifiés : prêts directs, lignes de crédit à titre de précaution, recapitalisation d’institutions financières via des prêts aux États, y compris ceux qui ne seraient pas sous programme d’assistance. Le futur mécanisme a donc la possibilité d’intervenir en prêt et sur le marché primaire, mais aussi en ligne de crédit préventive, en prêt pour financer la recapitalisation des banques et en rachat sur le marché secondaire. En outre, les États ont convenu de baisser les taux des prêts pour alléger le poids de la dette des États bénéficiant de l’aide. Je voudrais rappeler à cet égard que lors de la réunion des chefs d’État ou de gouvernement, dont il a aussi été fait rapport à notre assemblée, il a été décidé de rendre exceptionnelle la contribution des créanciers privés et d’introduire une procédure de décision en urgence à une majorité qualifiée de 85%. Enfin, il a été décidé d’anticiper d’un an l’entrée en vigueur du mécanisme européen de stabilité et de la fixer à juillet 2012. En conclusion, la structuration de la zone euro permet à l’Union européenne de franchir une étape majeure vers plus d’intégration fédérale et ce, sur le modèle des cercles concentriques. Cette structuration était une étape absolument nécessaire. Les étapes suivantes devront être économique et sociale. |
De heer Richard Miller (MR). – Mevrouw Van dermeersch is wel vergeten dat het Europa van de nationalistische culturen twee wereldwijde conflicten heeft veroorzaakt, waarvan het laatste 52 miljoen doden heeft geëist! Ikzelf ben zeer verheugd dat er een Europese constructie tot stand is gekomen is die vooruitgaat, ook al kent ze enkele moeilijkheden. Ik vind de Europese Unie een goede zaak voor onze generatie en voor de komende generaties. Een maand geleden hebben we ons uitgesproken over de wijziging van artikel 136 van het Verdrag van de Europese Unie, die de invoering van een Europees stabiliteitsmechanisme mogelijk maakt. Via deze juridische aanpassing zal dit mechanisme op 1 juli in de plaats treden van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit om landen te steunen die zwaar getroffen worden door de crisis. Als leden van een nationale parlementaire assemblee moeten we de parlementaire controleprocedure voortzetten die de ratificatie van het verdrag tot instelling van dit mechanisme, dat op 2 februari in Brussel werd ondertekend, mogelijk moet maken. De kritiek in verband met het gebrek aan democratische controle is dus ongegrond. Via deze weg wordt het principe van de solidariteit geïnstitutionaliseerd in de Europese constructie en worden alle lidstaten op hun verantwoordelijkheid gewezen. Het Europees stabiliteitsmechanisme biedt veel meer garanties dan de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit: een duurzame structuur, een internationale financiële organisatie en een maximale leencapaciteit van ongeveer vijfhonderd miljard. De instrumenten van het Europees stabiliteitsmechanisme zullen krachtig en gediversifieerd zijn: directe leningen, preventieve kredietlijnen, herkapitalisatie van financiële instellingen via leningen aan de staten, met inbegrip van de staten die niet aangesloten zijn bij het steunprogramma. Het toekomstige mechanisme kan dus tussenbeide komen voor leningen en op de primaire markt, maar ook voor preventieve kredietlijnen, voor leningen om de herkapitalisatie van banken te financieren en bij terugkoopoperaties op de secundaire markt. De staten hebben ook afgesproken de rente op leningen te doen dalen om de schuldenlast te verminderen van de staten die steun krijgen Op de vergadering van de staatshoofden en regeringsleiders, waarvan in onze assemblee verslag werd uitgebracht, werd beslist de bijdrage van de particuliere schuldeisers uitzonderlijk te maken en een dringende beslissingsprocedure in te voeren met een gekwalificeerde meerderheid van 85%. Er werd ook beslist het Europees stabiliteitsmechanisme in juli 2012 in werking te laten treden, dus één jaar vroeger dan gepland. Door de structurering van de eurozone kan de Europese Unie een belangrijke stap zetten naar meer federale integratie, volgens het model van de concentrische cirkels. Die structurering was een absoluut noodzakelijke stap. De volgende stappen moeten gesitueerd zijn op economisch en sociaal gebied. |
|||
M. Bert Anciaux (sp.a). – Nous avons eu en commission un débat critique sur ce traité, et les critiques ne venaient pas uniquement de l’opposition. Des collègues de la majorité et moi‑même avons posé de nombreuses questions sur la teneur démocratique du traité, le contrôle démocratique, la transparence et la nécessité impérative, au‑delà de la construction financière, d’un renforcement politique de l’Europe, précisément dans un souci d’équilibre. Les réponses du ministre étaient de qualité, fortes et volontaristes. Notre pays, qui a toujours été au centre de l’Europe, ne peut rester de côté ; nous devons cependant veiller à renforcer le contrôle démocratique au niveau européen. Nous sommes d’ailleurs les pionniers en la matière. Nous avons besoin de ce traité pour aider les pays en difficultés. Il est exact que de nombreuses questions se posent à l’égard d’une vision axée uniquement sur les économies. En Europe, et certainement dans notre pays, on commence à penser qu’au‑delà des économies et du contrôle des dépenses, une relance forte est aussi nécessaire. Le ministre a mené un débat nourri en commission à ce sujet avec un collègue du PS. Par le passé, on a effectivement accordé trop peu d’attention à la relance, et il conviendrait de la favoriser. En raison de la crise financière, l’Europe doit enregistrer de réelles avancées dans certains domaines. Nous devons faire de l’Europe une puissance forte où l’on se respecte, où des règles sont en vigueur, mais où la population soutient les décisions. Le Mécanisme européen de stabilité ne fera pas soudainement de l’Europe un paradis démocratique, il ne contribuera pas à ce que la population s’implique dès à présent, mais nous devons oser nous demander comment cela se passerait sans ce pacte. À quoi l’Europe ressemblerait‑elle si nous ne nous opposions pas avec fermeté à la spéculation financière internationale ? Nous nous prononcerons donc en faveur de ce traité, sans en être grands partisans, sans être convaincus que c’est la bonne voie, mais bien parce qu’il le faut et à la condition d’oser franchir des étapes politiques et démocratiques. Le ministre nous a donné raison en commission sur ce point, et nous n’avons donc aucun argument pour nous opposer à ce projet de loi, au contraire. |
De heer Bert Anciaux (sp.a). – In de commissie hebben we een kritisch debat gehouden over dit verdrag en de kritiek kwam niet louter en alleen van de oppositie. Ook collega’s van de meerderheid en ikzelf hebben heel wat kritische vragen gesteld over het democratische gehalte van het verdrag, de democratische controle, de transparantie en over het feit dat er naast de financiële constructie ook absoluut nood is aan een politieke versterking van Europa, net om voor evenwicht te zorgen. De antwoorden van de minister waren degelijk, sterk en voluntaristisch. We kunnen met ons land, dat altijd in het hart, de kern, het centrum van Europa heeft gezeten, inderdaad niet aan de kant blijven staan, maar we moeten wel zorgen voor een sterkere democratische controle op Europees vlak. Daar zijn we trouwens ook de voortrekkers van. Dit verdrag hebben we nodig om ervoor te zorgen dat de landen in Europa die het moeilijk hebben, worden meegetrokken. Ja, het klopt dat er heel wat vragen te stellen zijn bij een visie die alleen gericht is op besparen. In Europa en zeker in ons land begint er een consensus te groeien dat er naast besparingen en controle op de uitgaven ook een sterke relance nodig is. De minister heeft daarover in de commissie met een PS‑collega een stevig debat gevoerd. In het verleden is daarvoor inderdaad te weinig aandacht geweest. Dat er nooit aandacht voor was, is niet juist, maar men mag best een tandje bijsteken. Door de financiële crisis moeten we er in Europa op bepaalde vlakken echt voor gaan. We moeten van Europa een sterk huis maken waar men respect heeft voor elkaar, waar er regels gelden, maar waar de politieke besluitvorming ook door de bevolking wordt gedragen. Daar moeten we nog aan werken. Het Europees Stabiliteitsmechanisme zal er niet voor zorgen dat Europa opeens het democratisch paradijs wordt en dat de bevolking onmiddellijk betrokken is, maar we moeten ons wel durven afvragen hoe het zonder dit pact zou zijn. Hoe ziet Europa eruit indien we geen stevige vuist maken tegen de internationale financiële speculatie? Dus keuren we dit goed, niet omdat we de grote believers zijn, niet omdat we ervan overtuigd zijn dat dit de weg, de waarheid en het leven is, maar wel omdat het moet en op voorwaarde dat we daarnaast ook politiek en democratisch stappen vooruit durven te doen. De minister heeft ons daarin gelijk gegeven en we hebben geen argumenten om tegen het wetsontwerp te zijn, wel integendeel. |
|||
M. Steven Vanackere, vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique. – Je voudrais réagir brièvement à certaines considérations et surtout répondre à la question de M. Vanlouwe sur le problème des traités mixtes. Il souhaitait connaître ma position car elle pourrait influencer l’attitude du groupe N‑VA lors du vote. Je la lui livre bien volontiers. Après avoir entendu le discours enthousiaste de M. Anciaux, je tiens à dire que nous avons aujourd’hui l’occasion d’afficher notre volonté d’être des Européens critiques, vigilants et attentifs. Des Européens qui croient à un projet fédéral. Pas de manière inconditionnelle, mais avec les accents qui ont toujours été ceux de la Belgique depuis la fondation, à savoir le souci d’une responsabilisation suffisante et d’un caractère démocratique suffisant. En tout cas, nous ne participons pas à un détricotage de la solidarité mais nous montrons que nous sommes capables de proposer des solutions sur le continent qui, depuis la Seconde Guerre Mondiale, n’a pas ménagé ses efforts pour traduire efficacement la solidarité entre les peuples et leur destinée commune. C’est aussi pour cela que je tiens à rappeler à cette tribune les propos que j’ai tenus en commission. Lors de l’éclatement de la crise de l’euro, nous avons développé une série de solutions, dont les prêts bilatéraux. Nous avons veillé à ce que de nous nouveaux instruments soient créés, comme le FESF, mais tout le monde considère qu’un mécanisme permanent est nécessaire. On vous demande aujourd’hui de permettre l’élaboration de la base du traité permettant ce mécanisme. Le poids des différents participants, monsieur Vanlouwe, ne change pas. En effet, nous parlons ici d’un apport de capital et non du système de garantie du FESF. Aurons‑nous une grande bad bank européenne ? Je ne connais pas à vrai dire beaucoup de bad banks disposant d’un triple A. Ce n’est pas une bad bank ; nous créons un instrument de solidarité réelle entre États membres. Des États membres qui doivent naturellement aussi pouvoir résoudre leurs propres problèmes, car sans réformes structurelles indispensables, je suis le premier à dire qu’un MES est inutile. Ce n’est qu’une pierre d’un grand ensemble. Quel scénario suivra‑t‑on quand une aide devra être apportée ? La règle reste l’unanimité ; c’est uniquement dans les cas d’urgence que l’on recourra à la fameuse formule de 85% des voix. Nous devrons réagir à la situation comme elle se présentera, mais sans le MES on ne peut absolument pas savoir comment les États membres de la zone euro formuleront leur solidarité. Ici, on crée un instrument pour intervenir sur la base d’une politique volontariste. Je me suis engagé à ce que les rapports sur les différents engagements que prend la Belgique sous la forme de prêts bilatéraux, de garanties, de participations au MES soient plus clairs, plus transparents et plus efficaces, y compris dans le budget belge. Je me tiendrai à cet engagement. En ce qui concerne le caractère mixte, la Belgique doit maintenant montrer qu’elle peut rapidement procéder à la mise en œuvre du traité. Sur la base d’une analyse, que je ferai à nouveau avec vous, une réponse sera apportée aux questions du Conseil d’État. Nous ne disposons pas d’informations suffisantes pour dire avec certitude si la problématique des immunités n’aura pas pour conséquence que le traité soit déclaré mixte. J’ai expliqué en commission que les immunités mentionnées aux articles 32 et 35 concernent la protection contre les poursuites judiciaires et qu’il s’agit de matières fédérales. Étant donné que le MES sera établi au Luxembourg, la question de l’accord de siège n’a aucun impact. L’État fédéral considère que les dispositions de ce traité n’ont aucune influence sur son caractère mixte. Les clauses d’action portent uniquement sur les obligations émises par les autorités nationales et non sur les titres de la dette des entités subnationales. Nous démontrons point par point qu’il n’est pas question ici de caractère mixte. La semaine prochaine, cette question sera certainement abordée par le groupe de travail traités mixtes. Je l’introduirai moi‑même, de manière à ce qu’une réponse soit apportée aux questions qui se posent. Je ne dispose pas aujourd’hui de l’avis de ce groupe de travail, mais je suis convaincu que le Sénat n’a aucune raison de ne pas adopter ce traité. Je demande au groupe N‑VA, qui affirme lui‑même qu’il est partisan de l’Europe, s’il irait jusqu’à ne pas voter en faveur de ce traité en arguant du fait qu’il pourrait s’agir d’un traité mixte. Même si c’était le cas, vous auriez la responsabilité d’émettre un vote positif si le Sénat adopte ce traité tout à l’heure. J’espère donc que le groupe N‑VA n’invoquera pas l’imprécision au sujet du caractère mixte du traité pour s’abstenir. Nous ne pouvons interpréter une abstention que comme un désaccord avec le contenu de ce traité. Je ne pourrai qu’en tirer mes conclusions politiques. |
De heer Steven Vanackere, vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. – Ik zal het kort houden, maar op bepaalde overwegingen die we zopas hebben gehoord, wil ik toch antwoorden, en ik wil vooral ingaan op de dringende vraag van de heer Vanlouwe over de problematiek van de gemengde verdragen. Daar wilde hij mijn mening over kennen, omdat ze het stemgedrag van de N‑VA‑fractie kan beïnvloeden. Ik wil die inspanning graag doen. Aansluitend op de begeesterende toespraak van de heer Anciaux van daarnet wil ook ik zeggen: dit is een ogenblik waarop we kunnen tonen dat we op een kritische, alerte, attente manier Europeanen willen zijn. Europeanen die geloven in een federaal project. Niet kritiekloos, niet onvoorwaardelijk, maar met de accenten die sinds de stichting die van België zijn geweest, namelijk zorgen voor voldoende responsabilisering en een voldoende democratisch gehalte. In elk geval doen we niet mee aan een afbrokkeling van de solidariteit, maar tonen we dat we, op het continent dat zich sinds de Tweede Wereldoorlog enorm heeft ingespannen om uiting te geven aan de lotsverbondenheid tussen de volkeren, op een efficiënte manier in staat zijn oplossingen te bieden. Daarom ook kom ik naar dit spreekgestoelte om even te herinneren aan wat ik ook in de commissie heb gezegd. Op het ogenblik van het uitbarsten van de eurocrisis hebben we een aantal oplossingen, waaronder de bilaterale leningen, uitgewerkt. We hebben ervoor gezorgd dat er nieuwe instrumenten, zoals het EFSF, ontstonden, maar iedereen voelt aan dat er een permanent mechanisme nodig is. Vandaag wordt u gevraagd de verdragsbasis hiervoor mogelijk te maken. Het gewicht van de verschillende participanten, mijnheer Vanlouwe, verandert niet. We spreken hier immers over een kapitaalsinbreng en niet over de waarborgsystemen in het EFSF. Wordt het een grote Europese bad bank? Welnu, ik ken niet veel bad banks met een triple A‑rating. Het is geen bad bank, we creëren een instrument van echte solidariteit tussen lidstaten. Lidstaten die uiteraard ook hun eigen problemen moeten oplossen, want zonder noodzakelijke structurele hervormingen, ben ik de eerste om te zeggen dat een ESM zinloos is. Het is maar één bouwsteen van een groter geheel. Op de vraag welk scenario er wordt gevolgd wanneer er moet worden geholpen, antwoord ik: de regel blijft de unanimiteit, alleen in noodgevallen komt men tot de fameuze formule van 85% van de stemaandelen. Men zal moeten inspelen op de situatie zoals ze zich aandient, maar zonder het instrument kan er überhaupt niet nagedacht worden over de manier waarop de lidstaten van de eurozone hun solidariteit zullen formuleren. Hier wordt een instrument gecreëerd om op basis van voluntaristische politiek tussen te komen. Ik heb beloofd dat de rapportering over de verschillende engagementen die België neemt onder de vorm van bilaterale leningen, van waarborgen, van participaties in ESM, ook in de Belgische begroting duidelijker, transparanter en efficiënter moeten zijn. Ik zal me aan dit engagement houden. Wat het gemengde karakter betreft, moet België nu tonen dat het snel tot uitvoering kan overgaan. Op basis van een analyse, die ik opnieuw met u wil maken, werd een antwoord verstrekt op de vragen van de Raad van State. We hebben niet voldoende informatie om met zekerheid te zeggen of de problematiek van de immuniteiten geen aanleiding zou kunnen geven tot het gemengd verklaren van het verdrag. Ik heb in de commissie uitgelegd dat de in artikelen 32 en 35 bedoelde immuniteiten, betrekking hebben op de bescherming tegen rechtsvervolging en dat ze federale materie zijn. De kwestie van het zetelakkoord heeft, aangezien het ESM in Luxemburg zal gevestigd worden, geen impact. De federale staat is van oordeel dat de beschikkingen van dat verdrag geen invloed hebben op het gemengde karakter ervan. De actieclausules gaan alleen over obligaties, uitgegeven door de nationale overheden, niet over schuldpapier van de sub‑nationale overheden. Punt voor punt tonen wij aan dat er hier geen sprake is van een gemengd karakter. Volgende week zal deze kwestie ongetwijfeld aan bod komen in de werkgroep gemengde verdragen. Ik zal ze er zelf indienen, zodat er wel een antwoord op de vragen moet komen. Vandaag heb ik geen advies van de werkgroep gemengde verdragen, maar ik heb wel de volle overtuiging dat de Senaat geen enkele reden heeft om dit verdrag niet goed te keuren. De kwestie van het al dan niet gemengde karakter van het verdrag mag wat mij betreft volgende week opnieuw in de werkgroep worden besproken. Intussen vraag ik de N‑VA‑fractie, die toch van zichzelf zegt dat ze Europees gezind is, of ze zover zou gaan om niet voor dit verdrag te stemmen vanuit het argument dat het om een gemengd verdrag zou kunnen gaan. Zelfs als dat het geval zou zijn, zou u nog de verantwoordelijkheid hebben om een ja‑stem uit te brengen als de Senaat straks dit verdrag goedkeurt. Ik hoop dus dat de N‑VA‑fractie de onduidelijkheid over het gemengde karakter van het verdrag niet zal inroepen om zich te onthouden. Een onthouding kunnen wij alleen maar begrijpen als een onenigheid met de inhoud van dit verdrag. Ik zal dan niet anders kunnen dan daar mijn politieke conclusies uit te trekken. |
|||
(Applaudissements) |
(Applaus) |
|||
M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Le ministre a répondu avec précision à quelques‑unes de mes questions, mais pas à celle portant sur le caractère mixte du traité. Le ministre avance une série de points qui, à son sens, sont des compétences purement fédérales. Je peux dire qu’il y a aussi des points qui touchent aux compétences des régions. Le Conseil d’État relève des imprécisions au sujet du caractère du traité et demande au groupe de travail « traités mixtes » de se réunir. Je regrette, dès lors, que nous devions voter aujourd’hui, alors que le groupe de travail ne se réunira que la semaine prochaine et que cette discussion y sera menée. Lors du vote d’un traité important comme celui instituant le MES, les règles doivent être correctement respectées. Ce n’est pas le cas en l’occurrence et c’est pourquoi le groupe N‑VA s’abstiendra lors du vote. Le ministre sait très bien que la N‑VA est un parti pro‑européen. Mais s’il nous demande d’éluder quelque peu les règles pour pouvoir agir rapidement, nous ne sommes pas d’accord. Les règles s’appliquent à tout le monde, en ce compris le ministre, le gouvernement fédéral et les gouvernements régionaux. Le ministre aurait pu au moins demander à temps l’avis du groupe de travail « traités mixtes ». |
De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – De minister heeft verschillende van mijn vragen duidelijk beantwoord, maar niet die over het gemengde karakter van het verdrag. De minister haalt een aantal punten aan die volgens hem een zuiver federale bevoegdheid zijn. Ik kan zeggen dat er ook raakvlakken zijn met de bevoegdheden van de gewesten. De Raad van State oordeelt dat er onduidelijkheid bestaat over het karakter van het verdrag en vraagt dat de werkgroep Gemende Verdragen wordt bijeengeroepen. Ik betreur dan ook dat we vandaag moeten stemmen, terwijl die werkgroep pas volgende week bijeenkomt en die discussie daar zal worden gevoerd. Bij een stemming over een belangrijk verdrag als dat over het ESM, moeten de regels correct worden nageleefd. Dat gebeurt hier niet en daarom zal de fractie van de N‑VA zich bij de stemming onthouden. De minister weet zeer goed dat de N‑VA een pro‑Europese partij is. Maar als hij van ons vraagt om de regels even opzij te zetten om snel te kunnen handelen, dan gaan wij daarmee niet akkoord. De regels zijn er voor iedereen, ook voor de minister, ook voor de federale regering en ook voor de gewestregeringen. De minister had ten minste op tijd het advies van de werkgroep Gemengde Verdragen kunnen vragen. |
|||
M. Steven Vanackere, vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique. – En vertu de ces règles, le Sénat doit se prononcer sur ce traité, qu’il soit mixte ou pas. C’est à travers leur vote que les sénateurs exprimeront le mieux leur opinion sur ce traité. |
De heer Steven Vanackere, vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. – Die regels houden in elk geval in dat de Senaat een stem moet uitbrengen over dit verdrag, ongeacht of het gemengd is of niet gemengd. Wat de senatoren van dit verdrag vinden, komt het beste tot uiting door de keuze om ja of neen te stemmen, of zich te onthouden. |
|||
M. Louis Ide (N‑VA). – Je suppose que le ministre est légaliste, ce qui le contraint à suivre les procédures et les règles. C’est aussi simple que cela. |
De heer Louis Ide (N‑VA). – Ik vermoed dat de minister een legalist is en als legalist moet hij de procedures en de regels volgen. Zo eenvoudig is dat. |
|||
Conseil supérieur de la Justice – Recevabilité des candidatures |
Hoge Raad voor de Justitie – Ontvankelijkheid van de kandidaturen |
|||
Voorstel tot terugzending naar het Bureau |
||||
Mme la présidente. – Quelques groupes ont demandé le renvoi de ce point au Bureau. |
De voorzitster. – Enkele fracties hebben gevraagd dit punt niet te behandelen en het terug te zenden naar het Bureau. |
|||
M. Philippe Mahoux (PS). – Madame la présidente, je suis particulièrement troublé par la lecture d’une série de textes qui ont une certaine ancienneté. En les lisant attentivement, je suis étonné de l’interprétation qui nous est faite sur la recevabilité et je demande donc une analyse approfondie. C’est la raison pour laquelle je propose que ce point soit renvoyé au bureau du Sénat. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – Mevrouw de voorzitster, ik ben bijzonder verontrust na het lezen van een aantal teksten die al redelijk oud zijn. Na ze aandachtig gelezen te hebben, ben ik verbaasd over de interpretatie die ons wordt gegeven over de ontvankelijkheid en vraag ik een grondige analyse. Daarom stel ik voor dat dit punt teruggezonden wordt naar het Bureau van de Senaat. |
|||
M. Danny Pieters (N‑VA). – Quels nouveaux faits se sont‑ils produits depuis que nous avons pris une décision au Bureau cette après‑midi ? Tous les groupes y étaient pourtant présents. |
De heer Danny Pieters (N‑VA). – Welke nieuwe feiten hebben zich voorgedaan sinds we vanmiddag in het Bureau een beslissing hebben genomen? Waarom veranderen we nu van mening? Alle fracties waren toch aanwezig in het Bureau. |
|||
Mme Christine Defraigne (MR). – Madame la présidente, je souscris à la demande de report de ce point et je partage le trouble de M. Mahoux. |
Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Mevrouw de voorzitster, ik sluit mij aan bij de vraag tot terugzending van dit punt, en ik deel de ongerustheid van de heer Mahoux. |
|||
M. Danny Pieters (N‑VA). – Y a‑t‑il du neuf ? Pouvez‑vous me mettre au courant ? |
De heer Danny Pieters (N‑VA). – Is er dan iets nieuws gebeurd? Kunt u mij daarover informeren. |
|||
Mme la présidente. – Deux groupes ont demandé le renvoi de ce point au Bureau. Je soumets donc cette proposition à l’assemblée. |
De voorzitster. – Twee fracties hebben mij gevraagd het punt terug te zenden naar het Bureau. Ik leg dit dus voor aan de vergadering. |
|||
M. Philippe Mahoux (PS). – Je pars d’une lecture très éclairante du texte par rapport aux interprétations qui nous ont été données. Il est très important de ne pas mettre en péril la composition et le fonctionnement même du Conseil supérieur de la justice à cause d’un problème de recevabilité. Il me semble dès lors que cette question doit être analysée de manière plus approfondie. Je propose donc le renvoi au bureau. |
De heer Philippe Mahoux (PS). – Ik ga uit van een zeer verhelderende lezing van de tekst met betrekking tot de interpretaties die ons werden gegeven. Het is zeer belangrijk dat de samenstelling en de werking van de Hoge Raad voor de Justitie niet in gevaar worden gebracht door een probleem inzake ontvankelijkheid. Volgens mij moet dit probleem grondiger worden geanalyseerd. Ik stel dan ook de terugzending naar het Bureau voor. |
|||
Mme la présidente. – Nous devons décider si nous traitons le point sur le fond ou si nous le reportons. Nous pouvons voter par assis et levé et nous verrons si la majorité souhaite que le point soit examiné. |
De voorzitster. – We moeten beslissen of we dit punt ten gronde behandelen of uitstellen. We kunnen stemmen bij zitten en opstaan en dan zullen we zien of de meerderheid wenst dat dit punt wordt besproken. |
|||
M. Danny Pieters (N‑VA). – Ce renvoi ne nous permettra de nous prononcer sur la recevabilité que lors de la prochaine réunion du Bureau. Je m’oppose à ce qu’on préjuge de la décision. Nous venons d’en parler. Je ne veux pas créer de problème mais on refuse de nous expliquer pourquoi on a changé d’avis depuis ce midi. La majorité peut imposer son nombre mais si on ne se donne pas la moindre peine de justifier ce procédé, qu’on ne s’étonne pas de notre réprobation ! |
De heer Danny Pieters (N‑VA). – Het gevolg hiervan is dat we pas bij de volgende vergadering van het Bureau kunnen oordelen over de ontvankelijkheid. Ik verzet mij ertegen dat nu al wordt vooruitgelopen op die beslissing. We hebben het er daarnet over gehad. Ik wil geen problemen creëren, maar men weigert ons een verklaring te geven voor het feit dat men sinds vanmiddag van standpunt verandert. De meerderheid kan ons wegstemmen, maar als geen inspanning wordt gedaan om enige reden voor deze manier van handelen te geven, mag men niet verwonderd zijn dat wij dit vervelend vinden! |
|||
Mme la présidente. – Je propose que le Bureau se réunisse au début de la semaine prochaine, par exemple mardi midi, pour faire la clarté sur les différents arguments en fonction desquels nous pourrons prendre une décision. Le greffier et moi allons faire le nécessaire pour que chacun reçoive dès demain une invitation. Nous permettrons aux groupes qui ont demandé le report d’exposer leurs motifs, et pourrons régler la question. |
De voorzitster. – Ik stel voor dat het Bureau begin volgende week samenkomt, bijvoorbeeld dinsdagmiddag, zodat we klaarheid krijgen over alle argumenten. Op basis daarvan kunnen we een beslissing nemen. Ik zal straks met de griffier de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat iedereen morgen een uitnodiging krijgt. Dan kunnen we dit probleem op korte termijn uitpraten en kunnen de fracties die ons dit verzoek tot ons hebben gericht, hun argumenten toelichten. |
|||
(Assentiment) |
(Instemming) |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), ondertekend te Brussel op 2 februari 2012 (Stuk 5‑1598) |
||||
M. Steven Vanackere, vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique. – À titre de précision, je signale que ce n’est pas la semaine prochaine que le groupe de travail Traités mixtes se réunira mais le 19 juin. Le traité doit entrer en vigueur le 1er juillet. C’est l’une des raisons pour lesquelles nous procédons ainsi et pour lesquelles j’espère vraiment que le Sénat le ratifiera. |
De heer Steven Vanackere, vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. – Voor alle duidelijkheid wil ik erop wijzen dat de werkgroep Gemengde Verdragen niet volgende week samenkomt, maar op 19 juni. Het verdrag moet in werking treden op 1 juli. Dat is één van de redenen waarom we op deze manier te werk gaan en waarom ik echt hoop dat de Senaat instemt met het verdrag. |
|||
Stemmingen |
||||
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Memorandum van Overeenstemming inzake de samenwerking op het terrein van de beheersing van crisissen met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg, gedaan te Luxemburg op 1 juni 2006 (Stuk 5‑1530) |
||||
Vote no 1 |
Stemming 1 |
|||
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de Internationale Overeenkomst van 2006 inzake tropisch hout, gedaan te Genève op 27 januari 2006 (Stuk 5‑1531) |
||||
Vote no 2 |
Stemming 2 |
|||
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de (Herziene) Europese Overeenkomst inzake de adoptie van kinderen, gedaan te Straatsburg op 27 november 2008 (Stuk 5‑1542) |
||||
Vote no 3 |
Stemming 3 |
|||
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met de Wijzigingen van de Bijlagen II en III bij het Verdrag van Parijs van 22 september 1992 inzake de bescherming van het marien milieu van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan, aangenomen te Oostende op 29 juni 2007 (Stuk 5‑1573) |
||||
Vote no 4 |
Stemming 4 |
|||
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Parijs op 17 november 2008 (Stuk 5‑1577) |
||||
Vote no 5 |
Stemming 5 |
|||
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
|||
– Le projet de loi est adopté à l’unanimité. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is eenparig aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), ondertekend te Brussel op 2 februari 2012 (Stuk 5‑1598) |
||||
Vote no 6 |
Stemming 6 |
|||
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
|||
Mme Freya Piryns (Groen). – Comme écologistes, nous sommes particulièrement réticents face à l’approche unilatérale de l’ensemble des exigences imposées aux pays européens. Le traité instituant le MES oblige les pays à des économies aveugles. Nous ne contestons pas la nécessité d’une gestion saine et prudente des finances publiques, mais se donner comme règle la golden rule, comme le ministre l’a reconnu en commission, mine la possibilité pour les pays de l’UE en difficulté de mener une politique sociale et économique. Groen et Ecolo croient que des mesures de relance sont indispensables dans toute l’Europe, au lieu des seules mesures d’économies aveugles. Nous demandons au ministre de mettre ce point à l’ordre du jour des négociations. Nous ne pouvons signer un chèque en blanc, mais d’un autre côté il est incontestable que le mécanisme sur lequel nous allons voter a pour objectif de mobiliser des moyens financiers indispensables pour les États de l’UE. D’où notre abstention. |
Mevrouw Freya Piryns (Groen). – Als ecologisten hebben wij het bijzonder moeilijk met de eenzijdige benadering van de eisenbundel die aan Europese landen wordt opgelegd. Het ESM‑Verdrag verplicht landen tot blinde besparingen. Wij betwisten de noodzaak van een gezond en voorzichtig beheer van de overheidsfinanciën niet, maar door het eenzijdig opnemen van de golden rule, zoals de minister in de commissie heeft toegegeven, ondergraaft men de mogelijkheid van EU‑landen in moeilijkheden om een sociaal of ecologisch beleid uit te werken. Groen en Ecolo geloven dat relancemaatregelen in heel Europa noodzakelijk zijn, in plaats van alleen maar blinde besparingen. We vragen de minister dat in de onderhandelingen ook aan bod te laten komen. We kunnen geen blanco cheque geven, maar anderzijds staat het buiten kijf dat het mechanisme waarover we nu stemmen tot doel heeft onontbeerlijke financiële middelen te mobiliseren voor de EU‑landen. Vandaar onze onthouding. |
|||
– Le projet de loi est adopté. – Il sera transmis à la Chambre des représentants. |
– Het wetsontwerp is aangenomen. – Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden. |
|||
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de procedure bij landelijke of interlandelijke adoptie vanaf een tweede kind te vereenvoudigen (van de heer Philippe Mahoux en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 5‑1238) (Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet) |
||||
Vote no 7 |
Stemming 7 |
|||
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
|||
– Le Sénat a adopté le projet de loi sans modification et s’est rallié dès lors au texte tel qu’il a été amendé par la Chambre des représentants. Le projet sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale. |
– De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen en derhalve ingestemd met de tekst zoals die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd geamendeerd. Het ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning. |
|||
Regeling van de werkzaamheden |
||||
Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le jeudi 14 juin à 15 h. |
De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 14 juni om 15 uur. |
|||
(La séance est levée à 18 h 10.) |
(De vergadering wordt gesloten om 18.10 uur.) |
|||
Berichten van verhindering |
||||
Mmes Homans, Sleurs et Vogels, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
Afwezig met bericht van verhindering: de dames Homans, Sleurs en Vogels, wegens andere plichten. |
|||
– Pris pour information. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Bijlage |
|
|||
|
Naamstemmingen |
|||
|
Vote no 1 |
Stemming 1 |
||
|
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 2 |
Stemming 2 |
||
|
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 3 |
Stemming 3 |
||
|
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Zakia Khattabi, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Yves Buysse, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Vote no 4 |
Stemming 4 |
||
|
Présents : 65 |
Aanwezig: 65 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Yves Buysse, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Jacky Morael, Claudia Niessen, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Vote no 5 |
Stemming 5 |
||
|
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Zakia Khattabi, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Vote no 6 |
Stemming 6 |
||
|
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
|
Contre |
Tegen |
||
|
Yves Buysse, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch. |
|||
|
Abstentions |
Onthoudingen |
||
|
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Inge Faes, Louis Ide, Zakia Khattabi, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe. |
|||
|
Vote no 7 |
Stemming 7 |
||
|
Présents : 64 |
Aanwezig: 64 |
||
|
Pour |
Voor |
||
|
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Louis Ide, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen. |
|||
In overweging genomen voorstellen |
||||
Propositions de loi |
Wetsvoorstellen |
|||
Article 81 de la Constitution |
Artikel 81 van de Grondwet |
|||
Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992, le Code de taxe sur la valeur ajoutée et l’arrêté royal du 27 août 1993 d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992, afin d’encourager le mécénat (de Mme Olga Zrihen et M. Ahmed Laaouej ; Doc. 5‑1639/1). |
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde het mecenaat aan te moedigen (van mevrouw Olga Zrihen en de heer Ahmed Laaouej; Stuk 5‑1639/1). |
|||
– Commission des Finances et des Affaires économiques |
– Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
Proposition de loi relative aux valeurs limites d’exposition contraignantes et spécifiques pour le perchloroéthylène sur les lieux de travail (de M. Philippe Mahoux ; Doc. 5‑1648/1). |
Wetsvoorstel betreffende specifieke en bindende grenswaarden voor blootstelling aan perchloorethyleen op de arbeidsplaats (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 5‑1648/1). |
|||
– Commission des Affaires sociales |
– Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
Propositions de loi spéciale |
Voorstellen van bijzondere wet |
|||
Article 77 de la Constitution |
Artikel 77 van de Grondwet |
|||
Proposition de loi spéciale modifiant la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises (de Mmes Zakia Khattabi et Freya Piryns ; Doc. 5‑1640/1). |
Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (van de dames Zakia Khattabi en Freya Piryns; Stuk 5‑1640/1). |
|||
– Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
– Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
Propositions de résolution |
Voorstellen van resolutie |
|||
Proposition de résolution visant à renforcer la culture de service entre l’administration fédérale et les citoyens (de Mme Caroline Désir et consorts ; Doc. 5‑1638/1). |
Voorstel van resolutie tot versterking van de dienstencultuur van de federale overheid tegenover de burgers (van mevrouw Caroline Désir c.s.; Stuk 5‑1638/1). |
|||
– Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
– Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
Proposition de résolution visant à maintenir le rôle essentiel du pharmacien comme professionnel de la santé, à souligner l’importance du pharmacien en tant que tenancier d’officine et à lutter contre la vente libre de médicaments (de M. Louis Ide ; Doc. 5‑1642/1). |
Voorstel van resolutie betreffende de instandhouding van de rol van de apotheker als belangrijk gezondheidswerker, het benadrukken van het belang van de apotheker als officinahouder en het tegengaan van de vrije verkoop van medicijnen (van de heer Louis Ide; Stuk 5‑1642/1). |
|||
– Commission des Affaires sociales |
– Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
Proposition de résolution visant à préserver l’indépendance des pharmaciens (de M. Louis Ide ; Doc. 5‑1643/1). |
Voorstel van resolutie ter vrijwaring van de onafhankelijkheid van apothekers (van de heer Louis Ide; Stuk 5‑1643/1). |
|||
– Commission des Affaires sociales |
– Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
Vragen om uitleg |
||||
Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : |
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen: |
|||
– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « la longue attente de la décision d’autorisation du port du bracelet électronique » (no 5‑2362) |
– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “het lange wachten op de beslissing van het in aanmerking komen voor het dragen van een enkelband” (nr. 5‑2362) |
|||
Commission de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
|||
– de Mme Fabienne Winckel au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement sur « le délai de communication des statistiques relatives aux accidents du travail des entreprises publiques au Fonds des accidents du travail » (no 5‑2363) |
– van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking over “de termijn voor het meedelen van statistieken inzake arbeidsongevallen bij overheidsbedrijven aan het Fonds voor arbeidsongevallen” (nr. 5‑2363) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de Mme Fabienne Winckel au vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur « le délai de communication des statistiques relatives aux accidents du travail des administrations publiques au Fonds des accidents du travail » (no 5‑2364) |
– van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling over “de termijn voor het meedelen van statistieken inzake arbeidsongevallen bij openbare besturen aan het Fonds voor arbeidsongevallen” (nr. 5‑2364) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de Mme Fabienne Winckel au vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « l’exigence d’une preuve écrite lors de la reconduction d’un contrat de télécommunication conclue par téléphone » (no 5‑2365) |
– van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “het eisen van een schriftelijk bewijs bij de telefonische verlenging van een telecommunicatiecontract” (nr. 5‑2365) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. Dirk Claes à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « un groupe de travail interministériel sur le métier d’ambulancier et le transport non urgent de patients » (no 5‑2366) |
– van de heer Dirk Claes aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “een interministeriële werkgroep inzake het beroep van ambulancier en het niet‑dringende patiëntenvervoer” (nr. 5‑2366) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Dirk Claes à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « les redevances payées annuellement par les sociétés privées de gardiennage » (no 5‑2367) |
– van de heer Dirk Claes aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de retributies die de private bewakingsfirma’s jaarlijks betalen” (nr. 5‑2367) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de Mme Cécile Thibaut à la ministre de la Justice sur « la compétence d’annulation du Conseil d’État d’une décision d’une autorité administrative dans le cas d’un remembrement » (no 5‑2368) |
– van mevrouw Cécile Thibaut aan de minister van Justitie over “de bevoegdheid van de Raad van State om, in een geval van herverkaveling, een beslissing van een bestuursorgaan nietig te verklaren” (nr. 5‑2368) |
|||
Commission de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les avantages sociaux dont bénéficient les médecins et dentistes fonctionnaires » (no 5‑2369) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de sociale voordelen toegekend aan geneesheren- en tandartsen‑ambtenaren” (nr. 5‑2369) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les activités rémunérées et les cabinets médicaux des médecins‑fonctionnaires » (no 5‑2370) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de bezoldigde activiteiten en de medische praktijk van geneesheren‑ambtenaren” (nr. 5‑2370) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’incapacité primaire de travail » (no 5‑2371) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de primaire arbeidsongeschiktheid” (nr. 5‑2371) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les montants de référence des hôpitaux et leur remboursement » (no 5‑2372) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de referentiebedragen van de ziekenhuizen en de terugbetalingen ervan” (nr. 5‑2372) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « l’indemnisation des organismes assureurs pour les tâches accomplies dans le cadre de l’assurance obligatoire soins de santé » (no 5‑2373) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de vergoeding van verzekeringsinstellingen voor taken uitgevoerd in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging” (nr. 5‑2373) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le statut OMNIO » (no 5‑2374) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het OMNIO‑statuut” (nr. 5‑2374) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la tuberculose en Belgique et son suivi » (no 5‑2375) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “tuberculose en de opvolging ervan in België” (nr. 5‑2375) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la collaboration temporaire des centres FIV de type A et B » (no 5‑2376) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de tijdelijke samenwerking tussen IVF‑centra van het type A en B” (nr. 5‑2376) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Frank Boogaerts au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur « la charte pour une administration à l’écoute des usagers » (no 5‑2377) |
– van de heer Frank Boogaerts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over “het charter voor een klantvriendelijke overheid” (nr. 5‑2377) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de M. Frank Boogaerts au secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics sur « la ligne d’information fédérale » (no 5‑2378) |
– van de heer Frank Boogaerts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten over “de federale infolijn” (nr. 5‑2378) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de M. Frank Boogaerts à la ministre de la Justice sur « l’adaptation du statut de l’huissier de justice » (no 5‑2379) |
– van de heer Frank Boogaerts aan de minister van Justitie over “de aanpassing van het statuut van gerechtsdeurwaarder” (nr. 5‑2379) |
|||
Commission de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
|||
– de M. Louis Ide à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le contrôle des centres non reconnus effectué par l’Agence Fédérale des médicaments et des produits de santé » (no 5‑2380) |
– van de heer Louis Ide aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de controle van niet erkende centra door het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten” (nr. 5‑2380) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Frank Boogaerts au vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur « l’audit du système ‘Paperless Douanes et Accises’ » (no 5‑2381) |
– van de heer Frank Boogaerts aan de vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling over “de audit van het ‘Paperless Douane en Accijnzen’‑systeem” (nr. 5‑2381) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. Peter Van Rompuy au vice‑premier ministre et ministre des Pensions sur « l’adaptation du système du bonus de pension » (no 5‑2382) |
– van de heer Peter Van Rompuy aan de vice‑eersteminister en minister van Pensioenen over “de aanpassing van het pensioenbonussysteem” (nr. 5‑2382) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
– de M. Huub Broers à la vice‑première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la connaissance de l’internet par les agents de police » (no 5‑2383) |
– van de heer Huub Broers aan de vice‑eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de webkennis van onze politieagenten” (nr. 5‑2383) |
|||
Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden |
|||
– de M. Karl Vanlouwe au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « le rôle du Rwanda dans la reprise des violences dans l’Est du Congo » (no 5‑2384) |
– van de heer Karl Vanlouwe aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de rol van Rwanda in de heropflakkering van het geweld in Oost‑Congo” (nr. 5‑2384) |
|||
Commission des Relations extérieures et de la Défense |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging |
|||
– de M. Piet De Bruyn au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « les déclarations récentes du président serbe Tomislav Nikolić » (no 5‑2385) |
– van de heer Piet De Bruyn aan de vice‑eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de recente uitspraken van de Servische president Tomislav Nikolić” (nr. 5‑2385) |
|||
Commission des Relations extérieures et de la Défense |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging |
|||
– de M. Peter Van Rompuy au secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale sur « les constructions d’usufruit » (no 5‑2386) |
– van de heer Peter Van Rompuy aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude over “de vruchtgebruikconstructies” (nr. 5‑2386) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. Bart Laeremans au vice‑premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur « la perception des frais de procédure auprès du Conseil d’État » (no 5‑2387) |
– van de heer Bart Laeremans aan de vice‑eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling over “de inning van de procedurekosten voor de Raad van State” (nr. 5‑2387) |
|||
Commission des Finances et des Affaires économiques |
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden |
|||
– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice‑première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le Plan National Nutrition Santé » (no 5‑2388) |
– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan” (nr. 5‑2388) |
|||
Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden |
|||
Evocatie |
||||
Par message du 1er juin 2012, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation du projet de loi qui suit : |
De Senaat heeft bij boodschap van 1 juni 2012 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp: |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 13 juin 1986 sur le prélèvement et la transplantation d’organes et la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (Doc. 5‑1641/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen en de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (Stuk 5‑1641/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé aux commissions réunies de la Justice et des Affaires sociales. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden. |
|||
Boodschappen van de Kamer |
||||
Par messages du 1er juin 2012, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour : |
Bij boodschappen van 1 juni 2012 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen: |
|||
Article 78 de la Constitution |
Artikel 78 van de Grondwet |
|||
Projet de loi modifiant la loi du 13 juin 1986 sur le prélèvement et la transplantation d’organes et la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (Doc. 5‑1641/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen en de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (Stuk 5‑1641/1). |
|||
– Le projet de loi a été reçu le 1 juin 2012 ; la date limite d’évocation est le lundi 18 juin 2012. |
– Het wetsontwerp werd ontvangen op 1 juni 2012; de uiterste datum voor evocatie is maandag 18 juni 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 31 mai 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 31 mei 2012. |
|||
– Le projet de loi a été envoyé aux commissions réunies de la Justice et des Affaires sociales. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden. |
|||
Article 81 de la Constitution |
Artikel 81 van de Grondwet |
|||
Projet de loi modifiant le Code civil afin de simplifier la procédure lors de l’adoption nationale ou internationale à partir d’un deuxième enfant (de M. Philippe Mahoux et Mme Christine Defraigne ; Doc. 5‑1238/1). |
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de procedure bij landelijke of interlandelijke adoptie vanaf een tweede kind te vereenvoudigen (van de heer Philippe Mahoux en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 5‑1238/1). |
|||
– Le projet a été reçu le 1 juin 2012 ; le délai d’examen, qui est de 15 jours conformément à l’article 79, al. 1er, de la Constitution expire le lundi 18 juin 2012. |
– Het ontwerp werd ontvangen op 1 juni 2012; de onderzoekstermijn, die overeenkomstig artikel 79, eerste lid, van de Grondwet 15 dagen bedraagt, verstrijkt op maandag 18 juni 2012. |
|||
– La Chambre a adopté le projet le 31 mai 2012. |
– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 31 mei 2012. |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Indiening van een wetsontwerp |
||||
Le Gouvernement a déposé le projet de loi ci‑après : |
De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend: |
|||
Projet de loi portant assentiment au Traité entre le Royaume de Belgique et le Royaume des Pays‑Bas pour le développement de la coopération et de l’entraide administrative en matière de sécurité sociale, fait à Bruxelles le 6 décembre 2010 (Gouvernement ; Doc. 5‑1654/1). |
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, gedaan te Brussel op 6 december 2010 (Regering; Stuk 5‑1654/1). |
|||
– Le projet de loi a été envoyé à la commission des Relations extérieures et de la Défense. |
– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. |
|||
Grondwettelijk Hof – Arresten |
||||
En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
|||
– l’arrêt no 68/2012, rendu le 31 mai 2012, en cause le recours en annulation de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 25 novembre 2010 réglant l’exploitation d’un service public de location automatisée de vélos, introduit par la sa « Clear Channel Belgium » (numéro du rôle 5150) ; |
– het arrest nr. 68/2012, uitgesproken op 31 mei 2012, inzake het beroep tot vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 november 2010 tot regeling van de uitbating van een openbaar geautomatiseerd fietsverhuursysteem, ingesteld door de nv “Clear Channel Belgium” (rolnummer 5150); |
|||
– l’arrêt no 69/2012, rendu le 31 mai 2012, en cause le recours en annulation du décret de la Région wallonne du 22 décembre 2010 relatif à la sécurité routière et portant des dispositions diverses en matière routière et de voies hydrauliques, introduit par l’« Union Professionnelle du Transport et de la Logistique » (numéro du rôle 5152) ; |
– het arrest nr. 69/2012, uitgesproken op 31 mei 2012, inzake het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 22 december 2010 betreffende de verkeersveiligheid en houdende diverse bepalingen inzake wegen en waterwegen, ingesteld door de “Unie van Professionele Transporteurs en Logistieke ondernemers” (rolnummer 5152); |
|||
– l’arrêt no 70/2012, rendu le 31 mai 2012, en cause la question préjudicielle concernant l’article 3bis, §§2 et 3, de l’arrêté royal no 22 du 24 octobre 1934 relatif à l’interdiction judiciaire faite à certains condamnés et aux faillis d’exercer certaines fonctions, professions ou activités, posée par le Tribunal de commerce de Liège (numéro du rôle 5156) ; |
– het arrest nr. 70/2012, uitgesproken op 31 mei 2012, inzake de prejudiciële vraag over artikel 3bis, §§2 en 3, van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, gesteld door de Rechtbank van Koophandel te Luik (rolnummer 5156); |
|||
– l’arrêt no 71/2012, rendu le 31 mai 2012, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 74, §3, de la loi du 29 mars 1962 organique de l’aménagement du territoire et de l’urbanisme, le point 12 de l’annexe 2 du décret de la Région flamande relatif à l’aménagement du territoire, coordonné le 22 octobre 1996, l’article 192 du décret de la Région flamande du 18 mai 1999 portant organisation de l’aménagement du territoire, les articles 7.5.4 et 7.5.6, alinéa 1er, première ligne, du Code flamand de l’aménagement du territoire, coordonné le 15 mai 2009, et l’article 58 du décret de la Région flamande du 16 juillet 2010 « portant adaptation du Code flamand de l’Aménagement du territoire du 15 mai 2009 et du décret du 10 mars 2006 portant adaptations décrétales en matière d’aménagement du territoire et du patrimoine immobilier suite à la politique administrative », posées par le Tribunal de première instance de Turnhout (numéro du rôle 5164). |
– het arrest nr. 71/2012, uitgesproken op 31 mei 2012, inzake de prejudiciële vragen over artikel 74, §3, van de wet van 29 maart 1962 “houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw”, punt 12 van bijlage 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, artikel 192 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, de artikelen 7.5.4 en 7.5.6, eerste lid, eerste zin, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gecoördineerd op 15 mei 2009, en artikel 58 van het Vlaamse decreet van 16 juli 2010 “houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid”, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout (rolnummer 5164). |
|||
– Pris pour notification. |
– Voor kennisgeving aangenomen. |
|||
Hof van Beroep |
||||
Par lettre du 4 juin 2012, le premier président de la Cour d’appel d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2011 de la Cour d’appel d’Anvers, approuvé lors de l’assemblée générale du 25 mai 2012. |
Bij brief van 4 juni 2012 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Hof van Beroep te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 25 mei 2012. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Auditoraten‑generaal |
||||
Par lettre du 29 mai 2012, le Procureur général de l’auditorat général près la Cour du travail de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2011 de l’Auditorat général près la Cour du travail de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mai 2012. |
Bij brief van 29 mei 2012 heeft de Procureur‑generaal van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 mei 2012. |
|||
Par lettre du 31 mai 2012, le Procureur général de l’auditorat général près la Cour du travail de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2011 de l’Auditorat général près la Cour du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mai 2012. |
Bij brief van 31 mei 2012 heeft de Procureur‑generaal van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Luik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 mei 2010. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Parketten‑generaal |
||||
Par lettre du 30 mai 2012, le procureur général de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2011 du Parquet général de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mai 2012. |
Bij brief van 30 mei 2012 heeft de Procureur‑generaal te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Parket‑generaal te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 mei 2012. |
|||
Par lettre du 1er juin 2012, le procureur général de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2011 du Parquet général de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mai 2012. |
Bij brief van 1 juni 2012 heeft de Procureur‑generaal te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2011 van het Parket‑generaal te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 mei 2012. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Hoge Raad voor de Justitie |
||||
Par lettre du 4 juin 2012, le président du Conseil supérieur de la Justice a transmis au Sénat, conformément aux articles 259bis‑12, §1, et 259bis‑18 du Code judiciaire : |
Bij brief van 4 juni 2012, heeft de voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig de artikelen 259bis‑12, §1, en 259bis‑18 van het Gerechtelijk Wetboek, aan de Senaat overgezonden: |
|||
– l’avis d’office concernant la scission de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles ; |
– het ambtshalve advies betreffende de splitsing van het gerechtelijk arrondissement te Brussel; |
|||
– la note relative à la problématique du recrutement au Ministère public ; |
– de nota betreffende de rekruteringsproblematiek Openbare Ministerie; |
|||
– les directives pour la formation des magistrats |
– de richtlijnen voor de opleiding van magistraten |
|||
approuvés par l’assemblée générale le 30 mai 2012. |
goedgekeurd door de algemene vergadering op 30 mei 2012. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
Commissariaat‑generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen |
||||
Par lettre du 5 juin 2012, la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la Pauvreté a transmis au Sénat, conformément à l’article 57/28 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, le rapport annuel du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides pour 2011. |
Bij brief van 5 juni 2012 heeft de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, overeenkomstig artikel 57/28 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag van de Commissaris‑generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen voor 2011. |
|||
– Envoi à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. |
– Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. |
|||
Zilverfonds |
||||
Par lettre du 31 mai 2012, le Président du conseil d’administration du Fonds de vieillissement a transmis au Sénat, conformément à l’article 41 de la loi du 5 septembre 2001 portant garantie d’une réduction continue de la dette publique et création d’un Fonds de vieillissement, le rapport annuel 2011 du Fonds de vieillissement. |
Bij brief van 31 mei 2012 heeft de Voorzitter van de raad van bestuur van het Zilverfonds, overeenkomstig artikel 41 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2011 van het Zilverfonds. |
|||
– Envoi à la commission des Affaires sociales et à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden en naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
FOD Justitie – Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid |
||||
Par lettre du 4 juin 2012, le SPF Justice a transmis au Sénat, conformément au point 39 de la circulaire commune du Ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux relative au parquet fédéral, le rapport annuel « Criminalité organisée en Belgique 2007‑2009 » pour 2010. |
Bij brief van 4 juni 2012 heeft de FOD Justitie overeenkomstig punt 39 van de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs‑generaal betreffende het federaal parket aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag “Georganiseerde criminaliteit in België 2007‑2009” voor 2010. |
|||
– Envoi à la commission de la Justice. |
– Verzonden naar de commissie voor de Justitie. |
|||
APETRA |
||||
Par lettre du 4 juin 2012, le Secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité a transmis au Sénat, le rapport de gestion, les comptes annuels et le rapport du Collège des commissaires pour 2011. |
Bij brief van 4 juni 2012 heeft de Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, aan de Senaat overgezonden, het beleidsverslag, de jaarrekening en het verslag van het College van commissarissen voor 2011. |
|||
– Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques. |
– Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. |
|||
Europees Parlement |
||||
Par lettre du 30 mai 2012, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci‑après : |
Bij brief van 30 mei 2012 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden: |
|||
– résolution législative du Parlement européen du 10 mai 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 1225/2009 du Conseil du 30 novembre 2009 relatif à la défense contre les importations qui font l’objet d’un dumping de la part de pays non membres de la Communauté européenne ; |
– wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap; |
|||
– résolution législative du Parlement européen du 10 mai 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil abrogeant le règlement (CE) no 1342/2007 du Conseil concernant la gestion de restrictions à l’importation de certains produits sidérurgiques en provenance de la Fédération de Russie ; |
– wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende intrekking van Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie; |
|||
– résolution législative du Parlement européen du 10 mai 2012 sur le projet de règlement du Conseil relatif à la publication électronique du Journal officiel de l’Union européenne ; |
– wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het ontwerp van verordening van de Raad betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie; |
|||
– résolution législative du Parlement européen du 10 mai 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant l’itinérance sur les réseaux publics de communications mobiles à l’intérieur de l’Union (refonte) ; |
– wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende roaming op openbare mobiele‑communicatienetwerken binnen de Unie (herschikking); |
|||
– résolution législative du Parlement européen du 10 mai 2012 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant les exportations et importations de produits chimiques dangereux (refonte) ; |
– wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (herschikking); |
|||
– résolution du Parlement européen du 10 mai 2012 sur le commerce pour le changement : stratégie de l’Union européenne en matière de commerce et d’investissements pour le sud de la Méditerranée après les révolutions du Printemps arabe ; |
– resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over “Trade for Change”: Het handels- en investeringsbeleid van de EU voor het zuidelijk Middellandse Zeegebied na de Arabische voorjaarsrevoluties; |
|||
– déclaration du Parlement européen du 10 mai 2012 sur le soutien à l’instauration d’une Journée européenne à la mémoire des Justes ; |
– verklaring van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over steun voor de invoering van een Europese herdenkingsdag voor de rechtvaardigen; |
|||
adoptées au cours de la période de session du 9 au 10 mai 2012. |
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 9 tot en met 10 mei 2012. |
|||
– Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense et au Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes. |
– Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden. |
|||