5-55COM
|
5-55COM
|
Sénat de Belgique
|
Belgische Senaat
|
Session ordinaire 2010-2011
|
Gewone Zitting 2010-2011
|
Commission
des Affaires sociales
|
Commissie
voor de Sociale Aangelegenheden
|
Mardi 29 mars 2011
|
Dinsdag 29 maart 2011
|
Séance de l’après-midi
|
Namiddagvergadering
|
|
|
Annales
|
Handelingen
|
|
|
Sommaire
|
Inhoudsopgave
|
Demande
d’explications de M. André du Bus de Warnaffe à la
vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique et à la ministre des PME, des Indépendants,
de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur «les
cotisations à la Commission des psychologues» (nº 5-269)
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre du Climat et
de l’Énergie et au secrétaire d’État à l’Intégration
sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «le coût de
l’énergie, responsable de l’augmentation des disparités
entre riches et pauvres» (nº 5-271)
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «la demande du SHAPE de faire effectuer une analyse de la
menace à la suite de l’ouverture d’un nouveau centre pour
demandeurs d’asile» (nº 5-515)
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «l’enquête sociale dans le cadre de l’allocation de
chauffage» (nº 5-551)
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «le soutien aux CPAS dans leur politique de lutte contre
l’exclusion des démunis en matière d’énergie» (nº 5-644)
|
Vraag
om uitleg van de heer André du Bus de Warnaffe aan de
vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid en aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen,
Landbouw en Wetenschapsbeleid over «de bijdrage aan de
Psychologencommissie» (nr. 5-269)
Vraag
om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van
Klimaat en Energie en aan de staatssecretaris voor
Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de
energiekostprijs als verantwoordelijke voor een stijgende kloof
tussen rijk en arm» (nr. 5-271)
Vraag
om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de
staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding over «de vraag om een dreigingsanalyse
vanwege SHAPE naar aanleiding van de opening van een nieuw
asielcentrum» (nr. 5-515)
Vraag
om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris
voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «het
sociaal onderzoek in het kader van de verwarmingstoelage»
(nr. 5-551)
Vraag
om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris
voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de
ondersteuning van OCMW’s in hun beleid ter bestrijding van
energiearmoede» (nr. 5-644)
|
Présidence
de M. Rik Torfs
(La
séance est ouverte à 14 h 00.)
|
Voorzitter:
de heer Rik Torfs
(De
vergadering wordt geopend om 14.00 uur.)
|
Demande
d’explications de M. André du Bus de Warnaffe à la
vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique et à la ministre des PME, des Indépendants,
de l’Agriculture et de la Politique scientifique sur «les
cotisations à la Commission des psychologues» (nº 5-269)
|
Vraag
om uitleg van de heer André du Bus de Warnaffe aan de
vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid en aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen,
Landbouw en Wetenschapsbeleid over «de bijdrage aan de
Psychologencommissie» (nr. 5-269)
|
M. André
du Bus de Warnaffe (cdH). – En ce début d’année, les
psychologues de notre pays viennent de recevoir un courrier ou un
mail leur réclamant la cotisation qui conditionne leur
enregistrement comme psychologues pour 2011. La Commission des
psychologues les invite à renouveler leur enregistrement en
versant 50 euros, montant fixé par la ministre de tutelle.
Cependant,
ce montant est aussi censé financer trois objectifs de la
commission : le code déontologique, un examen pour les
psychologues étrangers et des procédures de simplification
administrative.
Il ne s’agit
donc plus de financer le droit de porter le titre de psychologue
ni d’une simple contribution aux frais d’administration,
comme le présente la commission dans son courrier. Les
motivations ne sont vraiment pas claires.
Pourtant,
selon la loi du 8 novembre 1993 protégeant le titre de
psychologue, la commission a pour mission de « tenir une
liste des personnes qui remplissent les conditions et qui
désirent porter le titre de psychologue ». C’est pour
remplir cette tâche qu’elle perçoit des cotisations.
La loi
précise d’ailleurs que « dans le courant du dernier
trimestre de l’année, la Commission des psychologues fixe le
montant de la cotisation pour l’année suivante. Le ministre
qui a les Classes moyennes dans ses attributions approuve le
montant fixé ».
Par exemple,
pour l’année 2010, le montant des frais administratifs et de
la contribution au coût de la mise à jour de la liste des
psychologues était fixé à 25 euros. « En cas de défaut
de paiement du montant dû dans un délai de quarante-cinq jours
à dater de l’invitation à payer, une majoration de 15 euros
sera perçue par la Commission », précise l’arrêté
ministériel du 29 octobre 2009 portant approbation du
montant des frais administratifs et de la contribution au coût
de la mise à jour de la liste des psychologues fixés par la
Commission des psychologues.
En 2009, ce
montant était de 20 euros. Il est passé à 50 euros en 2011.
Les 15 euros de frais « de retard » n’ont pas
évolué au cours de ces trois années.
Quel est le
but de cette cotisation ? La Commission des psychologues ne
devrait-elle pas être plus claire dans l’exposé de ses
motivations ?
Est-ce la
commission qui détermine ce montant ? Êtes-vous consultée
à ce sujet ? Comment ce montant est-il évalué ?
Avez-vous
approuvé ce montant de 50 euros par arrêté ? Dans la
négative, quand comptez-vous prendre cet arrêté
d’approbation ?
Quelles
raisons justifient le doublement de cette cotisation en une seule
année ? Un montant doit-il nécessairement être réclamé
pour permettre à la Commission des psychologues de remplir ses
missions ?
Une
cotisation de 50 euros doit-elle être réclamée annuellement et
pour tous les psychologues, même à ceux déjà enregistrés
depuis de nombreuses années ?
En principe,
ce tarif est unique pour tous les psychologues. Tient-on compte
de la situation financière de chacun, sachant que le simple fait
de ne pas payer peut entraîner la radiation de l’intéressé
de la liste des psychologues ? Dans la négative, ne
devrait-on pas prévoir des dispositions spécifiques pour les
psychologues en situation précaire ?
|
De heer André
du Bus de Warnaffe (cdH). – Begin dit jaar werden de
psychologen in ons land per brief of mail uitgenodigd om een
bijdrage van 50 euro te betalen voor hun registratie als
psycholoog in 2011, een bedrag dat door u als toezichthoudende
minister is vastgelegd.
Met
dit bedrag wil men ook drie doelstellingen van de Commissie
financieren: de gedragscode, een examen voor buitenlandse
psychologen en procedures van administratieve vereenvoudiging.
Het
gaat dus niet enkel meer om de financiering van de bescherming
van de beroepstitel van psycholoog, noch over een bijdrage in de
administratiekosten, zoals de commissie het in haar
briefwisseling laat uitschijnen. De motivering is echt niet
duidelijk.
Nochtans
bepaalt de wet van 8 november 1993 tot bescherming van
de titel van psycholoog dat de Commissie ‘een lijst bijhoudt
van de personen die voldoen aan de voorwaarden en die de titel
van psycholoog wensen te dragen’. Om die taak te vervullen int
de Commissie bijdragen.
De
wet bepaalt trouwens dat de Commissie in de loop van het laatste
trimester van het jaar het bedrag vaststelt van de bijdrage voor
het volgende jaar. De minister van Middenstand keurt het
vastgelegde bedrag goed.
Zo
werd voor het jaar 2010 het bedrag van de administratiekosten en
van de bijdrage in de kosten voor het bijhouden van de lijst van
psychologen vastgesteld op 25 euro. ‘Bij niet-betaling van het
verschuldigde bedrag binnen een termijn van vijfenveertig dagen
vanaf het verzoek tot betaling, vordert de Commissie een
vermeerdering van 15 euro’, staat te lezen in het ministerieel
besluit van 29 oktober 2009 houdende goedkeuring van de
door de Psychologencommissie vastgestelde bedrag van de
administratiekosten en van de bijdrage in de kosten voor het
bijhouden van de lijst van psychologen.
In
2009 was het bedrag vastgesteld op 20 euro. In 2011 is het
gestegen tot 50 euro. De vermeerdering met 15 euro wegens te late
betaling is in de loop van de voorbije drie jaar niet veranderd.
Waarvoor
dient deze bijdrage? Moet de Psychologencommissie daarover geen
duidelijker motivering opgeven?
Is
het de Commissie die het bedrag bepaalt? Wordt daarover met u
overlegd? Hoe wordt dat bedrag geëvalueerd?
Hebt
u het bedrag van 50 euro bij ministerieel besluit goedgekeurd? Zo
neen, wanneer denkt u dat te doen?
Waarom
werd de bijdrage in een enkel jaar verdubbeld? Moet er wel een
bijdrage gevraagd worden om de Commissie in de mogelijkheid te
stellen haar taken uit te voeren?
Moet
jaarlijks een bijdrage van 50 euro gevorderd worden van alle
psychologen, ook die welke al vele jaren geregistreerd zijn?
In
principe gaat het om eenzelfde bedrag voor alle psychologen.
Houdt men rekening met de financiële situatie van iedereen, als
men weet dat niet-betaling kan leiden tot schrapping van de
betrokkene van de lijst van psychologen? Zo neen, moeten er dan
geen bijzondere maatregelen genomen worden voor psychologen met
financiële moeilijkheden?
|
Mme Sabine
Laruelle, ministre des PME, des Indépendants, de
l’Agriculture et de la Politique scientifique. – La
cotisation a pour objectif de supporter les frais de
fonctionnement de la Commission des psychologues dont, en outre,
le titre est ainsi protégé, à leur propre demande. Si cette
protection disparaissait, la cotisation disparaîtrait également.
La
Commission des psychologues propose le montant de la cotisation.
Elle soumet également une proposition de budget. Il ne
m’appartient pas de juger de la façon dont elle doit
communiquer la demande de paiement à ses membres.
Cela dit, la
commission m’a informée qu’elle inclurait une motivation
plus détaillée dans son site web.
Le montant
de la cotisation est fixé par la Commission des psychologues,
conformément à l’arrêté royal du 3 avril 1997
fixant les règles relatives aux frais de fonctionnement de
ladite commission. La commission m’a soumis pour approbation
une proposition de montant accompagnée d’un projet de budget.
J’ai ratifié l’approbation du montant par arrêté
ministériel du 15 décembre 2010, publié au Moniteur
belge du 20 décembre 2010.
L’une des
raisons de cette augmentation de la cotisation est de répondre à
la législation européenne, en particulier à la loi du
12 février 2008 visant à transposer la directive
européenne relative à la reconnaissance des qualifications
professionnelles. Cette loi prévoit que l’autorité belge
compétente peut, dans certains cas, pour un étranger qui
souhaite offrir ses services en Belgique, exiger des mesures
compensatoires, notamment une épreuve d’aptitude ou un stage
d’adaptation. Cela nécessite beaucoup de travaux d’aménagement
et entraîne des coûts supplémentaires pour la commission.
La
cotisation est également destinée à payer les frais de
fonctionnement tels que le loyer, le personnel et les indemnités
de fonction. Le Comité des psychologues a indiqué que la
cotisation de 25 euros ne suffisait plus pour couvrir tous ces
coûts.
La
cotisation de 50 euros est due par tous les psychologues inscrits
sur la liste et donc également ceux qui y figurent depuis de
nombreuses années. C’est le cas pour toutes les professions
protégées, qu’il s’agisse de la protection du titre et de
l’exercice ou seulement du titre.
Le cadre
juridique n’autorise aucune exception. À titre personnel, je
juge que 50 euros par an n’est pas un montant excessif pour
assurer à un psychologue la protection de son titre. Si certains
psychologues ne peuvent débourser cette somme, il convient sans
doute de se poser d’autres questions.
Ce montant
de 50 euros de cotisation est également celui qui a été fixé
par arrêté royal pour les professions dont le titre est protégé
sur la base de la loi-cadre du 24 septembre 2006. Pour
certaines professions intellectuelles qui, outre la protection du
titre, bénéficient aussi d’une protection de l’exercice de
la profession, le montant des cotisations peut être bien plus
élevé.
|
Mevrouw Sabine
Laruelle, minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en
Wetenschapsbeleid. – De bijdrage heeft tot doel de
werkingskosten van de Psychologencommissie te dekken. Daarmee is
de titel van de psychologen die daarom verzocht hebben,
beschermd. Als de bescherming zou wegvallen zou ook de bijdrage
verdwijnen.
De
Psychologencommissie stelt het bedrag van de bijdrage voor. Ze
legt ook een voorstel van begroting voor. Het komt mij niet toe
te oordelen over de manier waarop de Commissie haar leden
uitnodigt om de bijdrage te betalen.
Toch
heeft de Commissie mij laten weten dat ze dit punt uitgebreider
zal toelichten op haar website.
Het
bedrag van de bijdrage wordt vastgelegd door de
Psychologencommissie, conform het koninklijk besluit van
3 april 1997 tot vaststelling van de regels inzake de
werkingskosten van de Psychologencommissie. Die commissie legde
mij het bedrag van de bijdrage voor samen met een voorstel van
begroting. De goedkeuring van het bedrag heb ik gegeven bij
ministerieel besluit van 15 december 2010, dat werd
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2010.
Een
van de redenen voor de verhoging van de bijdrage ligt in de
Europese reglementering, meer bepaald, de wet van
12 februari 2008 tot omzetting van de Europese
richtlijn voor de erkenning van beroepskwalificaties. Deze wet
bepaalt dat de bevoegde Belgische autoriteit in sommige gevallen
compenserende maatregelen kan treffen voor buitenlanders die hun
diensten in België willen aanbieden, zoals een proeve van
bekwaamheid of een aanpassingsstage. Dat brengt voor de Commissie
bijkomende kosten met zich mee.
De
bijdrage dient ook om werkingskosten als huur, personeelskosten
en functievergoedingen te betalen. Het psychologencomité gaf aan
dat de bijdrage van 25 euro niet meer volstond om alle kosten te
dekken.
De
bijdrage van 50 euro is verschuldigd door alle psychologen die op
de lijst staan en dus ook door hen die er al jarenlang op staan.
Dat geldt voor alle beschermde beroepen, ongeacht of het gaat om
de bescherming van de titel en van de beroepsuitoefening of enkel
van de titel.
In
dit wettelijk kader zijn geen uitzonderingen mogelijk.
Persoonlijk vind ik dat een bedrag van 50 euro per jaar niet
overdreven is om een psycholoog te verzekeren van de bescherming
van zijn titel. Indien sommige psychologen moeite hebben om dit
bedrag te betalen, dan moeten ze zichzelf wellicht andere vragen
stellen.
Ook
voor de beroepen voor welke de titel beschermd is door de
kaderwet van 24 september 2006 is de bijdrage op 50
euro vastgelegd. Voor sommige intellectuele beroepen waarvoor er,
naast de bescherming van de titel ook een bescherming van de
uitoefening bestaat, kan de bijdrage veel hoger zijn.
|
M. André
du Bus de Warnaffe (cdH). – Je remercie la ministre pour sa
réponse qui explique la motivation du montant. Je partage en
partie l’appréciation qu’elle fait de cette réalité. Une
clarification était cependant nécessaire. Je constate que la
commission en prend bonne note puisqu’elle fait valoir sur son
site web des motivations plus claires.
|
De heer André
du Bus de Warnaffe (cdH). – Ik dank de minister voor haar
antwoord, waaruit duidelijk blijkt waarvoor de bijdrage dient. Ik
ben het gedeeltelijk eens met haar zienswijze. Toch was enige
toelichting hier wel nodig. Ik stel vast dat de Commissie zich
daarvan bewust is, aangezien ze een duidelijkere motivering op
haar website zal plaatsen.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre du Climat et
de l’Énergie et au secrétaire d’État à l’Intégration
sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «le coût de
l’énergie, responsable de l’augmentation des disparités
entre riches et pauvres» (nº 5-271)
|
Vraag
om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van
Klimaat en Energie en aan de staatssecretaris voor
Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de
energiekostprijs als verantwoordelijke voor een stijgende kloof
tussen rijk en arm» (nr. 5-271)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). – Aujourd’hui, en Belgique, deux cent
mille ménages se débattent dans de graves difficultés
financières. Plus de huit cent mille ménages ont reçu une
lettre d’avertissement parce qu’ils n’ont pu payer leur
facture énergétique. Cent mille ménages ont en conséquence
conclu un plan d’apurement avec leur fournisseur ;
cinquante mille ménages n’ont pu respecter ce plan. On a
arrêté de fournir des biens essentiels à trois mille ménages.
Ils survivent maintenant sans électricité ou sans chauffage.
L’écart entre les riches et les pauvres ne cesse de croître.
Les
personnes dont les revenus sont faibles affectent aux coûts
énergétiques une plus grande part de leur revenus. Entre 2007
et 2008, la part du coût de l’énergie dans le budget des 25
pour cent des personnes dont les revenus sont les plus bas est
passé de 6,1 à 8,2 pour cent. Dans les ménages avec les plus
hauts revenus, proportionnellement, l’augmentation a été très
limitée. Le prix de l’énergie grimpe à grande vitesse. Une
hausse du prix de l’énergie de 5 euros pour quelqu’un qui
n’a qu’un revenu d’intégration a des conséquences plus
importantes que pour ceux qui ont un revenu moyen ou élevé. La
facture énergétique occupe en conséquence une bien plus grande
part du budget des pauvres ou des personnes vivant dans la
précarité. En outre, les personnes à bas revenus vivent
souvent dans des logements peu économes en énergie, elles
l’entretiennent par nécessité avec des appareils bon marché
ou vieillis et donc eux aussi énergivores. Elles cumulent ainsi
les sources d’augmentation des coûts de l’énergie.
Au
niveau fédéral, le régulateur du secteur de l’énergie, la
CREG, peut parfaitement imposer des contrôles de prix, entre
autres en fixant des prix maximaux. Les personnes âgées et
invalides sont protégées par le tarif social, mais de nombreux
groupes de personnes qui ont des difficultés de paiement sont
laissées pour compte. L’instauration d’un prix maximum peut
également protéger ces personnes. Lorsque la montagne de dettes
a comme conséquence qu’aucun fournisseur ne veuille plus
fournir de l’électricité, l’installation d’un compteur
limité peut être utile. Mais précisément pour ces personnes
qui ne sont pas des personnes protégées, une pareille mesure
entraîne des coûts de l’énergie majorés lorsqu’ils sont
clients d’un fournisseur normal. Bref, les personnes qui sont
embourbées dans les dettes, ne bénéficient souvent pas des
tarifs les plus avantageux.
Cela
rend urgente et éminemment nécessaire l’instauration d’une
régulation des prix juste et bien étudiée.
Le
ministre partage-t-il cette analyse ? Peut-il nous dire quel
a été en 2009 l’évolution de la part de l’énergie dans le
budget des personnes les plus vulnérables ? Qu’a-t-il
déjà fait pour combattre la fracture entre les riches et les
pauvres, qui dans ce domaine est très large ? Envisage-t-il
d’imposer des prix maximaux ? Qu’est-ce qui empêche le
gouvernement d’avoir davantage de succès dans la lutte contre
la pauvreté par une bonne politique des prix des produits
énergétiques ?
Ne
semble-t-il pas souhaitable d’envisager une nationalisation du
secteur de l’énergie précisément pour bloquer les effets
structurels et socialement néfastes de son évolution ? Ne
trouve-t-il pas qu’il soit absolument nécessaire d’avoir une
gestion plus ferme et plus socialement inspirée entre autres des
coûts de l’énergie pour intervenir dans les mécanismes de
base qui sans cesse contribuent à fabriquer de la pauvreté et à
élargir la fracture entre riches et pauvres ?
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Vandaag worstelen in België 200 000
gezinnen met ernstige financiële problemen. Meer dan 800 000
gezinnen ontvingen een waarschuwingsbrief omdat ze hun
energiefacturen niet kunnen betalen. Daarvan sloten er 100 000
een afbetalingsplan af met hun leverancier; 50 000 families
kunnen dat plan niet afbetalen. Bij 3000 gezinnen werden bepaalde
nutsvoorzieningen afgesloten. Zij overleven nu zonder
elektriciteit of verwarming. De kloof tussen rijk en arm wordt
daardoor alsmaar groter.
Mensen met
een laag inkomen besteden in verhouding meer geld aan energie.
Tussen 2007 en 2008 steeg het aandeel van de energiekosten bij de
25% laagste inkomens van 6,1% naar 8,2%. Bij de hoogste inkomens
bleef deze stijging zeer beperkt. De kostprijs van energie stijgt
aan een hoog ritme. Een verhoging van de energiekosten met 5 euro
heeft voor iemand met een leefloon een veel ingrijpender gevolg
dan voor iemand met een gewoon of een hoog loon. De
energiefactuur neemt daardoor een steeds belangrijker hap uit het
budget van mensen in armoede of bestaansonzekerheid. Bovendien
wonen mensen met lage inkomens vaak in energieonzuinige woningen,
ze werken noodgedwongen met goedkopere of verouderde, maar
daardoor minder energiezuinige huishoudtoestellen. Zo ontstaat
een cumul van stijgende energiekosten.
Op federaal
niveau kan energieregulator CREG perfect prijscontroles opleggen,
onder meer het invoeren van maximumprijzen. Bejaarden en
invaliden worden beschermd door een sociaal tarief, maar vele
andere groepen met betalingsmoeilijkheden vallen uit de boot. Het
instellen van een maximumprijs kan ook deze mensen beschermen.
Als een schuldenberg ervoor zorgt dat geen enkele leverancier nog
elektriciteit wil leveren, kan een budgetmeter helpen. Maar
precies voor deze mensen, die geen beschermde klant zijn, leidt
een dergelijke ingreep tot hogere energiekosten dan voordien,
toen ze klant waren bij een gewone leverancier. Kortom, mensen
die al in schulden zitten, krijgen vaak niet het laagste tarief.
Mag ik deze
situatie even in plaatsen tegenover de gigantische winsten die
Electrabel verwerft, onder meer door het verder openhouden van de
reeds afgeschreven kerncentrales?
Dit alles
maakt een billijke en goed beredeneerde prijsregulering dringend
en hoogst noodzakelijk.
Deelt de
minister deze analyse? Kan u mij voor 2009 de evolutie geven van
het aandeel van de energiekosten in het budget van de meest
kwetsbare mensen? Wat heeft u reeds gedaan om de stijgende kloof
tussen rijk en arm, die hierdoor sterk wordt bepaald, tegen te
werken? Overweegt u het opleggen van maximumprijzen? Waarom is
dit nog niet gebeurd? Wat verhindert de regering om via een goede
prijspolitiek voor energieproducten de armoede meer succesvol te
bestrijden?
Lijkt het u
niet wenselijk een nationalisering van de energiesector te
overwegen om precies het structurele, nefaste maatschappelijke
effect van deze evoluties een halt toe te roepen? Vindt u niet
dat een meer strakke en sociaal geïnspireerde overheidsregie van
onder meer de energiekosten, absoluut noodzakelijk is om
eindelijk in te grijpen in de basismechanismen die steeds opnieuw
zorgen voor armoede en de kloof tussen arm en rijk doet toenemen?
|
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et
à la Lutte contre la pauvreté. – Je vous lis la réponse de
M. Magnette.
La
part du coût de l’énergie dans les dépenses des ménages
s’est en effet accrue.
Là
où elle s’élevait à 5,8 pour cent en 2008, elle a atteint
6,79 en 2009. Pour le premier quartile de la distribution des
revenus, elle est plus élevée : 7,82 en 2008 et 10,41 en
2009. Ce dernier chiffre est le double de la part consacrée à
ce coût dans les budget des ménages du quartile des ménages
aux revenus les plus élevés qui en 2009 se montait à 5 pour
cent.
Le
ministre Magnette donne en matière d’énergie la priorité à
l’amélioration du contrôle et de la régulation du secteur
dans l’intérêt du consommateur et surtout des défavorisés.
C’est
pourquoi il a renforcé le rôle du régulateur et a récemment
proposé une plus grande limitation du prix grâce au filet de
sécurité. Ce système rendra plus transparents les prix de
l’énergie sur le marché belge et en diminuera la volatilité.
Comment
fonctionnera-t-il ?
La
méthode de calcul de tous les contrats variables de chaque
fournisseur sera reprise par le régulateur dans une banque de
données.
Le
régulateur contrôlera les calculs du fournisseur. Sur la base
de cette banque de données, le régulateur examinera également
quatre fois par an s’il faut indexer les prix, ce qui de facto
implique une plus grande stabilité des prix pour les clients
résidentiels et les PME.
Pour
une augmentation de prix qui n’est pas liée à une indexation,
le fournisseur devra en justifier le bien-fondé. Le régulateur
effectuera également des comparaisons avec les prix dans les
pays voisins. Si la hausse du prix n’est pas suffisamment
justifiée, après négociation avec les parties – le
fournisseur, d’une part et la CREG et la Banque nationale de
l’autre – la totalité ou une partie de la hausse envisagée
peut être rejetée.
Il
est également important d’indiquer que, durant la présidence
belge de l’UE, il est apparu dans une comparaison des mesures
sociales autour de l’énergie que la Belgique avait conçu un
arsenal très étendu de mesures pour protéger les ménages les
plus pauvres.
|
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding. – Ik antwoord mede namens minister
Magnette.
Het aandeel
van de energiekosten in de uitgaven van de gezinnen is inderdaad
gestegen.
Waar het in
2008 nog 5,54% bedroeg, is het in 2009 opgelopen tot 6,79%. Voor
het laagste kwartiel is dit hoger: 7,82% in 2008 en 10,41% in
2009. Dat laatste cijfer is het dubbele van het hoogste kwartiel
dat in 2009 5% bedroeg.
Inzake
energie geeft minister Magnette prioriteit aan een betere
controle en regulering van de sector in het belang van de
consument en vooral van de kansarmen.
Daarom heeft
hij de rol van de regulator versterkt en heeft hij onlangs een
grotere prijsbeperking voorgesteld via het vangnet. Dit systeem
zal de transparantie van de energieprijzen op de Belgische markt
aanzienlijk verhogen en de volatiliteit verminderen.
Hoe zal dat
concreet werken?
De
methodologie voor de berekening van alle variabele contracten van
elke leverancier zal worden ingediend bij de regulator in een
speciale databank.
De regulator
zal de berekeningen van de leverancier controleren. Op basis van
deze databank zal de regulator ook nagaan of de prijswijzigingen
maximaal vier keer per jaar worden geïndexeerd, wat de facto een
grotere prijsstabiliteit impliceert voor de residentiële klanten
en het midden- en kleinbedrijf.
Bij een
prijsverhoging die niet door een indexering wordt veroorzaakt,
zal de leverancier de gegrondheid van de aanpassing moeten
rechtvaardigen. Er zal ook worden vergeleken met de prijzen in de
buurlanden. Als de prijsverhoging niet voldoende gerechtvaardigd
is, kan na onderhandeling met de partijen – de leverancier
enerzijds en de CREG en de NBB anderzijds – het geheel of een
deel van de geplande prijsverhoging worden verworpen.
Het is ook
belangrijk aan te geven dat tijdens het Belgische voorzitterschap
uit een vergelijking van de sociale maatregelen inzake energie is
gebleken dat België een vrij uitgebreid arsenaal aan maatregelen
ter bescherming van de meest kansarme huishoudens heeft
opgebouwd.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). – Je suis convaincu que le ministre
Magnette et vous-même vous préoccupez de cette question. Je
crains toutefois que, si nous ne prenons pas de mesures pour
renforcer fortement le pouvoir de l’autorité publique sur le
secteur énergétique, nous n’ayons toujours un problème.
Je
reconnais que des efforts ont été faits en vue d’une plus
grande régulation qui permet d’intervenir contre les prix
élevés de l’énergie. Je crains seulement que, au vu des
chiffres d’accroissement de la pauvreté, nous ne puissions pas
sous-estimer le rôle qu’y joue les prix de l’énergie. Nous
devons chercher à intervenir davantage et pourquoi pas à
fournir gratuitement de l’énergie aux gens qui en ont le plus
besoin. Nous ne pouvons accepter que des enfants doivent grandir
dans la pauvreté et être en outre victimes de producteurs
d’énergie indélicats comme il y en a dans notre pays.
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Ik ben ervan overtuigd dat u en minister
Magnette bezorgd bent. Ik vrees echter dat, als we geen
maatregelen nemen om de macht van de overheid over de
energiesector drastisch te verhogen, we met een probleem zullen
blijven zitten.
Ik erken dat
er inspanningen worden gedaan voor meer regulering waardoor kan
worden ingegrepen in de hoge energieprijzen. Ik vrees alleen dat,
als we de cijfers zien van de toenemende armoede, we de rol van
de energiekosten daarin niet mogen onderschatten. We moeten
zoeken naar grotere ingrepen zoals gratis energie voor de mensen
die dat het meest nodig hebben. We kunnen niet aanvaarden dat
kinderen in armoede moeten opgroeien en bovendien het slachtoffer
moeten zijn van malafide energieproducenten die in dit land
aanwezig zijn.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «la demande du SHAPE de faire effectuer une analyse de la
menace à la suite de l’ouverture d’un nouveau centre pour
demandeurs d’asile» (nº 5-515)
|
Vraag
om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de
staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding over «de vraag om een dreigingsanalyse
vanwege SHAPE naar aanleiding van de opening van een nieuw
asielcentrum» (nr. 5-515)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). – Je ne tombe jamais souvent de ma chaise
d’étonnement mais, dans ce dossier, c’est pourtant bien le
cas.
Un
centre pour demandeurs d’asile sera bientôt ouvert à Mons.
C’est une bonne chose car on a plus que jamais besoin de places
d’accueil. Le SHAPE, le tout proche quartier général de
l’OTAN, estime qu’une analyse de la menace doit être
effectuée. Manifestement, le SHAPE pense que la présence de ce
centre pourrait représenter une menace.
Je
penserais plutôt que l’analyse de la menace doit porter sur le
SHAPE. Ce quartier général me semble constituer une menace bien
plus grande pour les demandeurs d’asile que l’inverse. Les
uns sont armés légalement, les autres sont des gens pacifiques
à la recherche d’une vie meilleure.
Donne-t-on
suite à cette demande ? Qui paie cette analyse de la
menace ? Qui peut demander une telle analyse ? Sur la
base de quels motifs ? La demande est surprenante mais il
est aussi vexant pour les demandeurs d’asile que l’OTAN
estime devoir exiger que soit analysée la menace émanant des
demandeurs d’asile.
J’estime
qu’on ne doit pas satisfaire à la demande ou que le coût de
cette analyse doit tout au moins être largement porté au crédit
de l’OTAN.
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Het gebeurt niet vaak meer dat ik nog van
mijn stoel val van verbazing, maar in dit dossier is dat toch wel
het geval.
Binnenkort
wordt in Bergen een asielcentrum geopend. Dat is een goede zaak
want er is meer dan ooit nood aan opvangplaatsen. Het
nabijgelegen hoofdkwartier van de NAVO, SHAPE, meent dat een
dreigingsanalyse moet worden uitgevoerd. Blijkbaar is SHAPE van
oordeel dat de aanwezigheid van dat asielcentrum een dreiging zou
kunnen betekenen.
Ik zou
eerder denken dat de dreigingsanalyse betrekking moet hebben op
SHAPE. Dat hoofkwartier lijkt me een veel grotere bedreiging te
zijn voor de asielzoekers dan omgekeerd. De enen zijn legitiem
bewapend, de anderen zijn vredelievende gelukszoekers.
Wordt gevolg
gegeven aan die vraag? Wie betaalt die dreigingsanalyse? Wie kan
een dergelijke analyse vragen? Op basis van welke gronden? De
vraag is niet alleen bevreemdend. Het is ook voor asielzoekers
beledigend dat de NAVO meent te moeten eisen dat een analyse
wordt gemaakt van de dreiging die van asielzoekers uitgaat.
Ik ga ervan
uit dat niet op het verzoek wordt ingegaan of dat minstens de
kosten van die analyse dubbel en dik aan de NAVO worden
doorgerekend.
|
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et
à la Lutte contre la pauvreté. – Une analyse de la menace a
en effet été effectuée au sujet de l’ouverture d’un centre
pour demandeurs d’asile à l’hôtel Maisières. Le rapport
sera examiné le 8 avril par le conseil des ministres.
Conformément à un accord avec l’OTAN, le gouvernement est
obligé d’effectuer cette analyse. Elle a été payée avec les
moyens propres du gouvernement.
La
Belgique n’avait donc pas le choix. L’analyse est terminée.
Le prochain gouvernement doit trancher.
|
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding. – Er is inderdaad een dreigingsanalyse
gemaakt over de opening van een asielcentrum in het hotel
Maisières. Het rapport zal op 8 april door de Ministerraad
worden besproken. De regering is verplicht die dreigingsanalyse
te maken op basis van een overeenkomst met de NAVO. De analyse
werd met eigen middelen betaald.
België had
dus geen keuze. De analyse is rond. De volgende regering moet de
knoop doorhakken.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). – Si l’analyse de la menace découle en
effet d’une obligation conventionnelle, le gouvernement belge
ne peut s’y soustraire tant que le traité existe. Cela reste
toutefois une demande étonnante.
J’espère
seulement que le gouvernement aura le courage de ne pas céder à
un tel chantage. C’est vraiment un bel exemple de nimby.
|
De heer Bert
Anciaux (sp.a). – Als de dreigingsanalyse inderdaad
voortvloeit uit een verdragsverplichting, kan de Belgische
regering er niet onderuit zolang het verdrag bestaat. Het blijft
echter een verbazingwekkend verzoek.
Ik hoop
alleen dat de regering de moed zal hebben om niet toe te geven
aan een dergelijke chantage. Dit is echt een ongezien staaltje
nimby.
|
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «l’enquête sociale dans le cadre de l’allocation de
chauffage» (nº 5-551)
|
Vraag
om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris
voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «het
sociaal onderzoek in het kader van de verwarmingstoelage»
(nr. 5-551)
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). – L’article 250 de la
loi-programme du 22 décembre 2008 prévoit que tout
consommateur à faibles revenus qui utilise un combustible
éligible comme le gasoil de chauffage, le pétrole lampant et le
gaz propane en vrac, peut bénéficier d’une allocation de
chauffage dans certaines conditions. Le CPAS doit, sur la base
d’une enquête sociale, vérifier si le bénéficiaire
satisfait aux conditions. Pour les personnes qui n’entrent pas
automatiquement en ligne de compte parce qu’elles bénéficient
d’une médiation de dettes ou d’un règlement collectif de
dettes, la situation financière est contrôlée pour vérifier
si elles sont sous le plafond légal de revenus pour obtenir
l’allocation de chauffage.
Les
conseillers des CPAS sont régulièrement confrontés à des
personnes qui demandent une allocation de chauffage, auxquelles
ils doivent l’octroyer sur la base de la réglementation
actuelle mais dont tout le monde sait qu’elles sont très
fortunées. Cette situation engendre du ressentiment auprès de
nombreux conseillers des CPAS, ce qu’en tant qu’ancienne
présidente de CPAS, je peux comprendre.
Le
problème se pose avec les possibilités de contrôle dont le
CPAS dispose pour vérifier la situation financière du
consommateur. Cette dernière est en effet en général mesurée
au moyen de la déclaration fiscale pour l’impôt des personnes
physiques. Sur cette base, le CPAS ne dispose toutefois que d’un
bilan fragmentaire de la situation financière du demandeur.
J’aimerais
dès lors que le ministre nous indique les possibilités dont les
CPAS peuvent disposer, outre la déclaration fiscale, pour
contrôler la situation financière lors d’une enquête
sociale.
Comment
les CPAS peuvent-ils contrôler si le demandeur dispose d’une
épargne ? Le CPAS peut-il mener une enquête bancaire si le
demandeur a donné son accord préalable à cet effet ?
Le
deuxième paragraphe de l’article 251 de la loi-programme
précitée prévoit que, pour le calcul des revenus bruts
imposables, on peut également prendre en compte le patrimoine
immobilier du consommateur et de son ménage, à l’exception du
logement familial. Comment le CPAS peut-il contrôler
efficacement le patrimoine immobilier d’un demandeur ? De
quelle manière les possibilités de contrôle peuvent-elles être
améliorées pour les CPAS ?
|
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). – Artikel 250 van de programmawet
van 22 december 2008 bepaalt dat elke verbruiker met
een laag inkomen die een in aanmerking komende brandstof zoals
huisbrandolie, verwarmingspetroleum of bulkpropaangas gebruikt,
in bepaalde voorwaarden van een verwarmingstoelage kan genieten.
Het OCMW moet op basis van een sociaal onderzoek nagaan of de
aanvrager aan de voorwaarden voldoet. Voor mensen die niet
automatisch in aanmerking komen omdat ze een schuldbemiddeling of
collectieve schuldenregeling genieten, wordt de vermogenstoestand
gecontroleerd om te zien of zij binnen de wettelijk bepaalde
inkomensgrenzen in aanmerking komen voor de verwarmingstoelage.
OCMW-raadsleden
worden geregeld geconfronteerd met mensen die een
verwarmingstoelage aanvragen, en aan wie ze die op basis van de
huidige regelgeving wel moeten toekennen, maar van wie algemeen
bekend is dat ze enorm vermogend zijn. Die situatie leidt tot
wrevel bij veel OCMW-raadsleden, wat ik als gewezen
OCMW-voorzitter kan begrijpen.
Het probleem
rijst bij de controlemogelijkheden waarover het OCMW beschikt om
de vermogenstoestand van de verbruiker na te gaan. De
vermogenstoestand wordt immers in de regel beoordeeld aan de hand
van het aanslagbiljet in de personenbelasting. Op basis van het
aanslagbiljet beschikt het OCMW echter slechts over een
fragmentair beeld van de vermogenstoestand van de aanvrager.
Graag had ik
daarom van de minister vernomen over welke mogelijkheden, naast
het aanslagbiljet van de personenbelasting, de OCMW’s kunnen
beschikken om de vermogenstoestand van een aanvrager te
controleren bij een sociaal onderzoek.
Hoe kunnen
de OCMW’s controleren of de aanvrager over spaartegoeden
beschikt? Kan het OCMW een bankonderzoek doen mits de aanvrager
daarmee vooraf instemt?
Paragraaf 2
van artikel 251 van vermelde programmawet bepaalt dat bij de
berekening van het bruto belastbaar inkomen ook rekening kan
worden gehouden met het onroerend vermogen van de verbruiker en
zijn gezin, met uitzondering van de gezinswoning. Hoe kan het
OCMW het onroerend vermogen van een aanvrager op een efficiënte
wijze controleren? Op welke wijze kunnen de controlemogelijkheden
voor de OCMW’s worden verbeterd?
|
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et
à la Lutte contre la pauvreté. – Trois catégories entrent en
ligne de compte pour une allocation du Fonds mazout : les
personnes qui reçoivent une intervention majorée de
l’assurance, les familles à faible revenu et les personnes qui
bénéficient d’une médiation de dettes ou d’un règlement
collectif de dettes.
Pour
la deuxième catégorie, la loi prévoit que le montant annuel
des revenus bruts imposables du ménage ne peut dépasser le
montant indexé de 15 364,99 euros.
Les
CPAS disposent d’un canal d’information électronique avec le
SPF Finances. Le montant annuel des revenus bruts imposables du
ménage peut ainsi être déterminé. Les données relatives au
revenus cadastraux sont également disponibles.
Le
formulaire de demande, disponible sur le site internet du SPP
Intégration sociale, mentionne clairement que le CPAS a accès
aux données fiscales. En outre, l’intéressé déclare sur
l’honneur que sa déclaration est sincère et complète.
|
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding. – Drie categorieën komen in aanmerking
voor een toelage van het stookoliefonds: mensen die een verhoogde
verzekeringstegemoetkoming ontvangen, gezinnen met een laag
inkomen en mensen die een schuldbemiddeling of een collectieve
schuldenregeling genieten.
Voor de
tweede categorie bepaalt de wet dat het jaarlijks bruto
belastbaar gezinsinkomen het bedrag van 15 364,99 euro
geïndexeerd niet mag overschrijden.
De OCMW’s
beschikken over een elektronisch informatiekanaal met de FOD
Financiën. Via die informatie kan het bruto belastbaar
gezinsinkomen worden vastgesteld. Gegevens over de kadastrale
inkomsten zijn eveneens beschikbaar.
In het
aanvraagformulier, dat beschikbaar is op de website van de POD
Maatschappelijke Integratie, staat duidelijk vermeld dat het OCMW
toegang heeft tot de fiscale gegevens. Bovendien verklaart
betrokkene op erewoord dat zijn verklaring oprecht en volledig
is.
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). – Le secrétaire d’État a donné
une vue d’ensemble des possibilités existantes. Malgré les
données fiscales dont peuvent disposer les CPAS, des citoyens
aisés et inventifs réussissent quand même à percevoir
injustement l’allocation de chauffage. C’est pourquoi je
plaide pour une plus grande collaboration avec le secrétaire
d’État chargé de la lutte contre la fraude de manière à ce
que davantage de moyens puissent aller aux personnes qui vivent
dans une pauvreté extrême.
|
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). – De staatssecretaris gaf een
overzicht van de bestaande mogelijkheden. Ondanks de fiscale
gegevens waarover de OCMW’s kunnen beschikken, slagen
inventieve welgestelde burgers er toch in onterecht een
verwarmingstoelage te ontvangen. Daarom pleit ik voor meer
samenwerking met de staatssecretaris belast met fraudebestrijding
zodat er meer middelen kunnen gaan naar de mensen die in extreme
armoede leven.
|
Demande
d’explications de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État
à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté
sur «le soutien aux CPAS dans leur politique de lutte contre
l’exclusion des démunis en matière d’énergie» (nº 5-644)
|
Vraag
om uitleg van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris
voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de
ondersteuning van OCMW’s in hun beleid ter bestrijding van
energiearmoede» (nr. 5-644)
|
Mme Cindy
Franssen (CD&V). – Une partie de la réponse à cette
question a déjà été donnée à la question de mon collègue
Bert Anciaux sur le coût de l’énergie en général. Ce
dernier prend des proportions de plus en plus importantes. De
plus en plus de gens éprouvent des difficultés à chauffer leur
logement. Les chiffres relatifs à 2010 ont été publiés le
week-end dernier. Rien qu’en Flandre, près de 10 000
personnes ont été lâchées l’année dernière par leur
fournisseur d’énergie. Au total, plus de 100 000 ménages
doivent actuellement faire appel aux services du gestionnaire de
réseau pour la fourniture de gaz naturel ou d’électricité.
La
politique sociale énergétique est en grande partie une
compétence des régions et des communautés ainsi que des
pouvoirs locaux, mais le secrétaire d’État a pris, dans le
cadre du plan fédéral de lutte contre la pauvreté, l’important
engagement de soutenir, dans les limites des budgets disponibles,
la politique énergétique des CPAS. Ces derniers ont
l’importante tâche de faire de la prévention, d’aider les
personnes qui sont confrontées à la précarité énergétique
et de rechercher ensemble, là où c’est possible, des
solutions structurelles. À cause de l’important afflux de
dossiers, il est de plus en plus difficile d’accomplir toutes
ces tâches.
Quelles
initiatives avez-vous prises pour soutenir la politique
énergétique des CPAS ? Quels résultats ces initiatives
ont-elles donné jusqu’à présent ? Des budgets ont-ils
été dégagés pour soutenir les CPAS dans l’exercice de leurs
tâches dans le cadre de la politique énergétique locale ?
À combien s’élèvent-ils ? À quels objectifs
spécifiques sont-ils destinés ? De quelle manière le
secrétaire d’État suit-il pour l’instant, avec les autres
ministres compétents du gouvernement fédéral, l’impact de
l’augmentation des prix de l’énergie ?
|
Mevrouw Cindy
Franssen (CD&V). – Een deel van het antwoord op deze
vraag is al gegeven op de vraag van collega Anciaux over de
energiekost in het algemeen. Die neemt steeds grotere proporties
aan. Steeds meer mensen hebben het moeilijk om hun woning te
verwarmen. Afgelopen weekend werden de cijfers voor 2010
bekendgemaakt. In Vlaanderen alleen al werden het afgelopen jaar
bijna 10 000 mensen door hun energieleverancier gedumpt. In
totaal zijn momenteel meer dan 100 000 gezinnen aangewezen
op de netbeheerder voor de levering van aardgas of elektriciteit.
Het sociale
energiebeleid is in grote mate een bevoegdheid van de Gewesten en
Gemeenschappen en van de lokale besturen, maar de
staatssecretaris heeft in het kader van het Federaal Plan
Armoedebestrijding het belangrijke engagement aangegaan om binnen
de beschikbare budgetten het energiebeleid van de OCMW’s te
ondersteunen. De OCMW’s hebben de belangrijke taak aan
preventie te doen en om mensen die met energiearmoede worden
geconfronteerd te helpen en waar mogelijk samen naar structurele
oplossingen te zoeken. Door de grote toevloed van dossiers wordt
het steeds moeilijker om al deze taken uit te voeren.
Welke
initiatieven hebt u genomen om het energiebeleid van de OCMW’s
te ondersteunen? Welke resultaten hebben deze initiatieven tot op
heden opgeleverd? Werden er budgetten vrijgemaakt om de OCMW’s
te ondersteunen bij het uitoefenen van hun taken in het kader van
het lokale energiebeleid? Hoeveel bedroegen die en voor welke
specifieke doeleinden dienden ze? Op welke manier volgt hij
momenteel, samen met de andere bevoegde ministers in de federale
regering, de impact van de stijgende energieprijzen op?
|
M. Philippe
Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et
à la Lutte contre la pauvreté. – L’énergie est un besoin
vital. Les CPAS sont dès lors depuis longtemps actifs dans la
lutte contre la précarité énergétique. Malheureusement, le
nombre de personnes connaissant des problèmes augmente d’année
en année. Les situations de surendettement deviennent aussi de
plus en plus complexes.
Des
initiatives complémentaires ont été prises. Les CPAS
accompagnent depuis 2002 les personnes qui rencontrent des
difficultés de paiement, surtout de la facture de gaz et
d’électricité. Chaque CPAS reçoit les moyens financiers pour
financer, au niveau de son personnel, au minimum un mi-temps et
au maximum dix temps plein. En outre, un CPAS peut aussi octroyer
un soutien financier pour l’acquittement des factures.
Enfin,
des mesures peuvent aussi être prises dans le cadre d’une
politique énergétique sociale préventive. Un montant annuel
total d’environ 55 millions d’euros se trouve dans le Fonds
gaz-électricité.
En
outre, depuis 2004, existe également le Fonds social mazout.
Trois catégories entrent ici en ligne de compte : les
personnes recevant une intervention majorée de l’assurance
maladie-invalidité, les ménages à faible revenu et les
personnes surendettées. L’intervention va jusqu’à 300 euros
pour une quantité maximale de 1 500 litres. L’allocation
peut être demandée pendant toute une année. En 2010, environ
20 millions d’euros ont été payés.
Je
travaille bien entendu en étroite collaboration avec mes
collègues. Je pense à l’automatisation. Grâce au croisement
des données relatives aux ayants droit potentiels et de celles
des fournisseurs d’énergie, les personnes bénéficient
automatiquement du tarif social, sans formalité complémentaire.
Des mesures ont aussi récemment été prises pour mieux
contrôler les prix.
|
De heer Philippe
Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en
Armoedebestrijding. – Energie is een vitale behoefte. OCMW’s
zijn dan ook al langer actief in de bestrijding van
energiearmoede. Helaas stijgt het aantal personen met problemen
jaar na jaar. De situaties van overmatige schuldenlast worden ook
steeds complexer.
Er werden
bijkomende initiatieven genomen. OCMW’s begeleiden sinds 2002
mensen die betalingsmoeilijkheden ondervinden, vooral met hun
gas- en elektriciteitsfactuur. Ieder OCMW ontvangt de financiële
middelen voor de financiering van minimaal één halftijdse en
maximaal tien voltijdse personeelsleden. Daarenboven kan een OCMW
ook financiële steun toekennen voor de aanzuivering van
facturen.
Ten slotte
kan het ook maatregelen nemen in het kader van een preventief
sociaal energiebeleid. In totaal zit in het Gas- en
Elektriciteitsfonds ongeveer 55 miljoen euro per jaar.
Daarnaast
bestaat er sinds 2004 ook het Sociaal Stookoliefonds. Drie
categorieën komen daarvoor in aanmerking: personen met een
verhoogde tegemoetkoming van de ziekte- en
invaliditeitsverzekering, huishoudens met een laag inkomen en
personen met schuldoverlast. De tussenkomst loopt op tot 300 euro
voor een maximale hoeveelheid van 1 500 liter. De toelage
kan tijdens het hele jaar worden aangevraagd. In 2010 werd
ongeveer 20 miljoen euro uitbetaald.
Uiteraard
werk ik nauw samen met mijn collega’s. Zo is er de
automatisering. Via de kruising van databanken van potentiële
rechthebbenden en gegevens van energieleveranciers krijgen mensen
automatisch, zonder bijkomende formaliteiten, recht op het
sociaal tarief. Onlangs zijn ook maatregelen genomen om de
prijzen beter te controleren.
|
(La
séance est levée à 14 h 45.)
|
(De
vergadering wordt gesloten om 14.45 uur.)
|